VOORBEREIDEND
LANDSCHAPSBEHEERPLAN Oudenberg Geraardsbergen
COLOFON Dit plan werd opgesteld door:
Tentoonstellingslaan 137 9000 Gent in opdracht van : Stad Geraardsbergen Markt 1 9500 Geraardsbergen
Projectleider:
Dirk Criel (Econnection)
Projectverantwoordelijke:
Wim Van Der Schueren (ingenieursbureau D’Hauwer- Van Der Schueren)
Auteur:
Dirk Criel
GIS:
Bram Herssens
Illustraties: Fotografie: Kaarten:
Econnection Econnection Econnection
Publicatiedatum: augustus 2004
I
nhoud
1. Identificatie en statuut
1
1.1. Bescherming als landschap 1.2. Eigendom, zakelijke en persoonlijke rechten 1.3. Kadastraal overzicht 1.4. Ligging 1.5. Statuut van de wegen en de verkeerssituatie 1.6. Bestemming
1 2 3 4 5 7
2. Landschapshistoriek
9
2.1. Betekenis van de Oudenbergsite 2.2. Landschapsevolutie 2.2.1. Het uitzicht van de Oudenberg op historische kaarten 2.2.2. Landschapsbeschrijvingen afkomstig van andere documenten
9 9 9 17
3. Landschapsbeschrijving
27
3.1. Landschapsbeeld 3.2. Reliëf 3.3. Hydrologie en hydrografie 3.4. Bodem en geologie 3.5. Beschrijving van het biotisch milieu 3.5.1. Graslanden 3.5.2. Bossen 3.5.3. Kleine landschapselementen 3.5.4. Vijver
27 28 30 31 33 35 38 38 39
4. Landschapsbeheer
41
4.1. Beheer van infrastructuurelementen 4.1.1. Keermuren 4.1.2. Paden,wegen en toegangen 4.1.3. Parkeerinfrastructuur 4.2. Beheer van de beplantingen 4.2.1. Hagen en houtkanten 4.2.2. Bomen en bomenrijen 4.2.3. Plantsoenen 4.3. Beheer van habitats 4.3.1. Bossen en houtkanten 4.3.2. Vijver 4.3.3. Graslanden 4.3.4. Randen 4.4. Verwerving van gronden 4.5. Overzicht van de geplande maatregelen
41 41 41 46 46 46 47 48 48 48 49 49 50 50 50
Literatuurverwijzingen
53
Bijlagen
55
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
1. I
dentificatie en statuut
1.1. Bescherming als landschap “De Oudenberg en zijn omgeving” werd bij besluit van 8/03/1940 (B.S. 11/04/1940) als landschap beschermd (objectnummer 517; dossiernummer 57) en behoort tot de oudste beschermde landschappen (kaart 1.1.). Het volledige gebied beslaat ongeveer 11,46 ha. Voor het landschapbeheer betekent dit dat rekening moet gehouden worden met de verbodsbepalingen en beperkingen die zijn opgenomen in het beschermingsbesluit (bijlage 1).
Kaart 1.1.: Afbakening van het beschermd landschap met aanduiding van het gedeelte van het plangebied.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
1
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
1.2. Eigendom, zakelijke en persoonlijke rechten De betrokken eigenaren zijn: •
•
•
Stad Geraardsbergen, Markt 1, 9500 Geraardsbergen Administratief Centrum, Weverijstraat 20, 9500 Geraardsbergen (telefoon: 054/43.44.45; fax : 054/43.44.91) contactpersoon: mevr. Fabienne Sper OCMW Geraardsbergen, Kattestraat 27, 9500 Geraardsbergen (telefoon: 054/43.20.01; fax : 054/43.30.31) contactpersoon: dhr. Wim Leerman (secretaris) Instituut van de Paters Jozefieten van België, Brusselse steenweg 459, 9090 Melle (telefoon: 09/252.33.23; fax : 09/252.65.99) contactpersoon: dhr. Paul Janssens
Er rusten geen zakelijke of persoonlijke rechten op de eigendommen.
1.3. Kadastraal overzicht De oppervlakte van het gedeelte dat onderwerp is van het huidig plan bedraagt 2 ha 54 a 40 ca (oppervlakte parking niet inbegrepen). Alle wegenis is eigendom van de stad Geraardsbergen. Het kadastraal plan (kaart 1.2.) en tabel 1.1. geven gezamenlijk een overzicht van alle kadastrale percelen die tot het plangebied behoren.
Tabel 1.1.: Kadastrale gegevens. Nummer 845 846c 847a 848 849 862
2
Gemeente Geraardsbergen Geraardsbergen Geraardsbergen Geraardsbergen Geraardsbergen Geraardsbergen
Afdeling Sectie 1 1 1 1 1 1
B B B B B B
Blad
opp. ha/a/ca 550 10330 350 600 11720 1890 Totaal: 25440
Terreintype tuin plein kapel poel hooiland bos
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Eigenaar Stad Geraardsbergen Stad Geraardsbergen Instituut Paters Jozefieten van België Stad Geraardsbergen OCMW OCMW
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Kaart 1.2.: Kadastraal plan van het plangebied.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
3
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Kaart 1.3.: Uitsnede uit de meest recente topografische kaart 30/7 van het Nationaal Geografisch Instituut met afbakening van het plangebied (schaal 1:5.000).
1.4. Ligging Provincie : Oost-Vlaanderen Gemeente : Geraardsbergen Topografische kaart : 30/7
Arrondissement: Aalst Deelgemeente : -
Plangebied : Het huidig plangebied omvat enkel het gedeelte van het beschermd landschap met de terreinen die eigendom zijn van de stad Geraardsbergen en het OCMW van Geraardsbergen. Ligging : De ligging van de site is aangeduid op een topografische kaart (kaart 1.3.) en een stratenplan (kaart 1.4.).
4
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Begrenzing : Het gebied wordt door de Oudebergstraat doorsneden (hoofdstuk 1.5.). In grote lijnen wordt het ten noorden begrensd door de Oude Steenweg, ten oosten door de Edingseweg en de Guilleminlaan, ten zuiden door de Kloefstraat en een stukje van de Halleweg en ten westen door de Pachtersstraat.
Kaart 1.4.: Situering van het plangebied in het ruimtelijk kader ( Mappy Data – TeleAtlas).
1.5. Statuut van de wegen en de verkeerssituatie Er lopen meerdere openbare wegen en paden door- en langsheen het gebied (kaart 1.5.). Deze maken allemaal deel uit van de Oudebergstraat die in een dubbele lus rond de site ligt en verschillend delen omvat. Enkel de binnenste lus maakt deel uit van het huidig plangebied. De volgende wegen worden in de Atlas der Buurtwegen van de stad Geraardsbergen vermeld. • •
•
weg nr. 21: holle weggedeelte van de Oudebergstraat (ten noorden van het OCMW-weiland) tussen de Oude Steenweg en Driepikkel. weg nr. 28: trap van de Oudebergstraat naar het Hemelrijk en het pad in het verlengde daarvan (ten westen van de kapel) tot aan het kasteel. In het kasteelpark stopt het in de atlas vermelde wegdeel. In de plaats daarvan is weg nr. 21 (tussen de weilanden ten noorden van het kasteel) doorgetrokken vanaf Driepikkel tot aan weg 30 die achter het kasteel op weg 28 aansluit en vervolgens doorloopt tot aan het kruispunt Kloefstraat/Halleweg. Deze verandering is nog niet in de atlas aangepast. weg nr. 36: gedeelte van de Oudebergstraat in het verlengde van de Driepikkel (ten westen van de kapel) tot aan de Muur.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
5
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Kaart 1.5.: Uittreksel uit de Atlas van de buurtwegen van de stad Geraardsbergen.
De hoofdtoegang bevindt zich ten noorden aan Driepikkel - een zijstraatje van de Oude Steenweg. De site is echter ook bereikbaar vanaf de Muur en via verschillende voetwegen die deel uitmaken van de Oudebergstraat (kaart 1.4.). Ter hoogte van het kruispunt met de Muur is de Oudebergstraat voor auto’s met paaltjes afgesloten, waardoor geen doorgaand verkeer mogelijk is. Het verkeer verloopt daardoor via Driepikkel en het geheel is voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk. De toegang moet verzekerd blijven voor de eigenaars van het kasteel en de herberg Hemelrijk evenals voor de pachter van het OCMW-grasland. De wegen worden ook gebruikt door de stedelijke diensten die de site onderhouden. In en rondom de site zijn verschillende parkeerplaatsen aanwezig, nl.: • een middelgrote parking langsheen de weg Driepikkel; • een kleine parking tussen de vijver en de herberg Hemelrijk; • een kleine, private – maar onvergunde – parking naast de herberg Hemelrijk; • een grote, private parking achter een horecazaak langsheen de Edingseweg.
6
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Enkel de twee eerste parkeerplaatsen vallen binnen het huidig plangebied. De site ligt op wandelafstand van het marktplein en is vanaf de Vesten bereikbaar langs de Hooiweg en de Muur. De Oudenberg wordt druk door fietsers gebruikt die de Muur oprijden en via de site hun weg verderzetten.
1.6. Bestemming Het gebied staat op het gewestplan ‘Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem’ (kaartblad 30/7) ingetekend als parkgebied (kaart 1.6.) en wordt vrijwel geheel omgeven door woongebied. Het parkgebied loopt in zuidelijke richting door naar het gehucht Korendries.
Kaart 1.6.: Bestemming volgens het gewestplan.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
7
Hoofdstuk 1 – Identificatie en statuut
Het K.B. van 28.12.1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen bepaalt voor parkgebieden dat ze in hun staat bewaard moeten worden of bestemd zijn om zodanig ingericht te worden dat ze hun sociale functie kunnen vervullen. Slechts die werken en handelingen zijn toegelaten, die strikt noodzakelijk zijn voor de openstelling, het behoud, de verfraaiing en/of de aanleg van het park. Artikel 14 houdt zodoende geen absoluut bouwverbod in, maar beperkt wel de mogelijkheden aanzienlijk omwille van de specifieke bestemming van het gebied.
8
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
2. L
andschapshistoriek
2.1. Betekenis van de Oudenbergsite1 De Oudenberg heeft als plaats altijd een religieuze betekenis gehad. De verhevenheid in het landschap met het weidse uitzicht op de omgeving stelde de mens boven alles en bracht hem dichter bij de hemelse krachten. Met de inplanting van een Mariaheiligdom werd het als religieuze plaats ook door de katholieke kerk bevestigd en werd een mogelijk Keltische cultusplaats gekerstend2. De aanwezigheid van een bron ondersteunde de religieuze symboliek. De oudste vermelding van een kapel op de Oudenberg dateert uit 1294. De berg is al lang een uitgelezen plaats voor zowel profane als godsdienstige gebeurtenissen. Sedert 1393 - maar allicht ook eeuwen vroeger – werden er feesten gehouden die de vasten vooraf gingen. Er werden en worden nog steeds krakelingen geworpen, wijn gedronken en een tonnetje met pek aangestoken (“Krakelingenworp” en “Tonnekensbrand”). Dit waren echter niet de enige activiteiten die zich op de berg voltrokken: de jaarlijkse Ommegang van de Heilige Adriaan op de woensdag na Sinksen, die door de monniken van de abdij geleid werd, eindigde op de berg. Ook de processie naar aanleiding van het feest van de Heilige Drievuldigheid eindigt op de top en occasioneel hebben er nog andere vieringen plaats.
2.2. Landschapsevolutie 2.2.1. Het uitzicht van de Oudenberg op historische kaarten Dat de Oudenberg een historische plaats is, blijkt uit het feit dat de site op historische kaarten en plannen steeds als een eigen identiteit werd ingetekend. Aan de hand van talrijke kaarten is getracht de evolutie van het landschapsbeeld van de Oudenberg te beschrijven3. Dit is niet altijd eenvoudig omdat oude kaarten aanvankelijk dienden om markante landschapselementen en –structuren weer te geven en pas later meer ingingen op het grondgebruik en de landschappelijke vormgeving en details. Vanaf de Ferraris kwam hierin stilaan verandering. Hierna worden de verschillende kaartbeelden individueel besproken. Stadsplan Jacob van Deventer (ca. 1560) Kort voor de godsdienstoorlogen - omstreeks 1560 - tekende Jacob van Deventer in opdracht van Filips II ongeveer 260 plannen van de voornaamste steden in de Nederlanden. Daaronder ook één van de stad Geraardsbergen (kaart 2.1.). De kaarten dienden vooral de verdedigingselementen in beeld te brengen, vandaar dat op de kaart van Geraardsbergen ook de heuvel van de Oudenbergsite duidelijk te zien is. Opmerkelijk is de aanwezigheid van de vijver die tot op heden behouden is gebleven. 1
De bespreking is gebaseerd op gegevens en citaten uit Van Bockstaele G., Vanden Herrewegen A. & De Cock L. (1994). 2 Er bestaat geen zekerheid omtrent het historisch karkater van de Oudenberg. Historisch onderzoek geeft in deze materie geen uitsluitsel. Er zijn weliswaar sporen van een Keltische nederzetting aan de voet van de Oudenberg in Nederboelare (evenwel aan de overzijde van de Dender) gevonden, maar geen van de Keltische vondsten op de berg zelf wijzen op een cultusplaats. 3 Voor de kaartanalyse werd gebruik gemaakt van kaarten die ons door dhr. Geert Van Bockstaele ter beschikking zijn gesteld en die besproken worden in Van Bockstaele G. (2002) – hoofdstuk I.6.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
9
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Kaart 2.1.: Stadsplan van Geraardsbergen door Jacob van Deventer (omstreeks 1560) met detail van de Oudenbergsite.(reproductie facsimile Nationaal Geografisch Instituut Brussel)
Topografische kaart van Horenbault van het Land van Aalst (1596) Kort na de oorlogen (1596) maakte de Gentse cartograaf Jacques Horenbault een kaart van het historische Land van Aalst (kaart 2.2.). De kaart vertoont weinig verschillen met de kaart van van Deventer, maar een uitvergroting toont wel de aanwezigheid van een trappenstructuur vanaf de vesten naar de Oudenberg. Kaart 2.2.: Topografische kaart van Horenbault van het Land van Aalst (1596) (Bibliothèque Nationale, Parijs; uitgave Geschiedkundige Vereniging Het Land van Aalst, 1988) met een uitvergroting van de trap naar de Oudenberg.
10
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
De Oudenberg lag aan de voet van het Raspaillebos, dat zich toen over een aanzienlijk groter gebied uitstrekte. We vermoeden dat de berg zelf onbebost was maar wel rondom elementen van wastines bezat - graslanden en ruigten met vlekken struikgewas van wisselende grootte - die zich her en der rond Geraardsbergen uitstrekten (Tack et al., 1993). De kaartschaal is te groot om er de landschappelijke eigenschappen van de site af te kunnen leiden.
Flandria Illustrata van Sanderus (1646) Evenals op de kaart van Horenbault ligt de Oudenberg aan de voet van het Raspaillebos dat zich destijds tot Geraardsbergen uitstrekte (kaart 2.3.). Ook hier geldt dat de kaartschaal te groot is om landschappelijke eigenschappen van de site te herkennen. Een gravure van C. de Passe in Flandria Illustrata van A. Sanderus (1646) (afbeelding 2.1.) verschaft echter meer inzicht op de Oudenbergsite omdat het een beeld van de berg toont vanuit de stad. De holle weg die vanuit de wijk boven de stad naar de site leidt, is duidelijk zichtbaar. Behalve enkele bomen is de site onbegroeid en aan de voet liggen kleine bosjes die aansluiten op houtkanten en heggen die landbouwkavels omsluiten.
Kaart 2.3.: Topografische kaart van A. Sanderus van het Land van Aalst (1644) (uitgave Geschiedkundige Vereniging Het Land van Aalst, 1997).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
11
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Afbeelding 2.1.: Detail van een zicht op de Oudenbergsite vanuit de stad volgens een gravure van C. de Passe in Flandria Illustrata van A. Sanderus (1646). Men dient er rekening mee te houden dat de verhoudingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid.
Plan verbindingsweg Geraardsbergen – Edingen (1778) In 1778 maakte de landmeter P.J. van Damme in opdracht van de Geraardsbergse overheid een planontwerp voor een nieuwe verbindingsweg van Geraardsbergen naar Edingen (kaart 2.4.). De bedoeling was een weg aan te leggen die niet over de top van de Oudenberg liep maar langs de flank van de berg. Daarvoor werden de grote herkenningspunten van de stad - waaronder de Oudenberg - op detailkaarten weergegeven. Op zijn kaart is de landschappelijke basisstructuur duidelijk herkenbaar. Opvallend is het open zicht op de wijde omgeving en de enigszins open en lijnvormige boombegroeiingen op de oostelijke valleiflank in het overgangsgebied naar het stadscentrum. De bomenrijen en houtkanten omzomen enkele smallere wegen op de flank. De site zelf was vrij van houtige begroeiing. Voor zover een vergelijking mogelijk is, komt het landschapsbeeld grotendeels overeen met de beschrijving van Sanderus een eeuw eerder (afbeelding 2.1.).
12
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Kaart 2.4.: De detailkaart van de Oudenberg die landmeter P.J. van Damme maakte voor het Geraardsbergse stadsbestuur (1778) (Algemeen Rijksarchief Brussel – Kaarten en plannen in handschrift n° 245).
Kaart 2.5.: Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden van de Ferraris (1771-78), Geraardsbergen 50 (1).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
13
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Topografische kaart van de Ferraris (1771-1778) Op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden van graaf de Ferraris (kaart 2.5.) die rond dezelfde periode als voornoemd plan is gemaakt, is te zien hoe de bebouwing zich stilaan in de richting van de site uitbreidt. De heuvel blijkt met bomen te zijn omgeven, maar die vormen geen aaneengesloten bos. Meerdere weggetjes met opgaande bermbeplantingen leiden naar de site. In de rand liggen een tweetal hoogstamboomgaarden. Meerdere bomenrijen en houtkanten sluiten aan op de site en verspreid zijn individuele bomen en kleine boomgroepen aanwezig. Ook de vijver is nog steeds in zijn oorspronkelijke vorm te zien.
Topografische kaart van Vandermaelen (1851) Drie kwart eeuw later is de situatie nauwelijks gewijzigd. De kaart van Vandermaelen (kaart 2.6.) is een stuk onduidelijker maar bevestigt de aanwezigheid van een open heuvel die rondom door bomen omgeven is – hoewel dit laatste niet geheel duidelijk is.
Kaart 2.6.: Topografische kaart van Vandermaelen (1851) kaart 7/16 Grammont.
Topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1864 t/m 1937) De opeenvolgende kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (kaarten 2.7., 2.8., 2.9. en 2.10.) tonen hoe de site meer een meer door wegeninfrastructuur ontsloten wordt. De heuveltop behoudt als voorheen zijn open karakter, maar vanaf de kaart van 1884 is te zien hoe zich in de zuidelijke en oostelijke rand een bos ontwikkeld dat de contouren van het huidige bos bezit. Het grillige reliëf rondom de site geeft het ontstaan aan een kleinschalig landschap met een grote verscheidenheid aan houtige begroeiingen die aansluiten op het bos. In het begin van de 20ste eeuw wordt ten oosten van de kapel een kasteel opgetrokken dat daar tot op heden nog aanwezig is en deel uitmaakt van het beschermd landschap.
14
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Kaart 2.7.: Topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1864) kaart 30/7 Geraardsbergen.
Kaart 2.8.: Topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1884) kaart 30/7 Geraardsbergen.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
15
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Kaart 2.9.: Topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1910) kaart 30/7 Geraardsbergen.
Kaart 2.10.: Topografische kaart van het Militair Cartografisch Instituut (1937) kaart 30/7 Geraardsbergen.
16
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Topografische kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (1975) Op de eerste kaart van het Nationaal Geografisch Instituut (kaart 2.11.), dat de werkzaamheden van het Militair Cartografisch Instituut heeft overgenomen, tekent zich reeds de huidige landschapstructuur af. De kleinschalige landschapsstructuur bleef behouden maar begon toen al een tuinkarakter te krijgen. Voor het eerst verschijnt de kapelletjesroute langsheen de Muur en de goed uitgebouwde wegeninfrastructuur die naar de kapel van de Oudenberg leidt. Het landbouwgebruik op de huidige grond van het OCMW is nu duidelijk als grasland herkenbaar. Uit het kadaster kon worden afgeleid dat ze vooral als hooiland werd gebruikt.
Kaart 2.11.: Topografische kaart van het Nationaal Geografisch Instituut (1975) kaart 30/7-8 Geraardsbergen-Denderwindeke, schaal 1:25.000.
2.2.2. Landschapsbeschrijvingen afkomstig van andere documenten Om meer te weten te komen over de evolutie van het landschap op en rondom de Oudenberg werden behalve plannen en kaarten ook enkele oude landschapsfoto’s en affiches geraadpleegd. Deze illustreren vooral de nabije omgeving van de kapelberg. Uit enkele foto’s van prentkaarten (ongedateerd) kan worden afgeleid dat de site altijd een open, grazige plek is geweest. Het betrof een zandkop met een verarmde maar grotendeels natuurlijke heischrale vegetatie die een tijdlang is begraasd door schapen (foto’s 2.1. t/m 2.3.). De grasvelden rondom de kapel kenden de afgelopen decennia een intensief gazonbeheer. Daardoor zijn een aantal voor de site kenmerkende plantensoorten van graslanden verloren gegaan of in aantal sterk gereduceerd. Dit resulteerde in een eenvormig en soortenarm grasland. Van de heischrale vegetatie zijn slechts enkele indicatieve soorten overgebleven. Door het inzaaien van grassen werd de natuurlijke vegetatie van weleer verdrongen. Ook de bosontwikkelingen rondom de site hebben hun invloed op de vegetatieontwikkeling gehad. In de overgangszone naar het bos worden fragmenten van bosvegetaties gevonden die hier oorspronkelijk niet aanwezig waren.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
17
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Foto 2.1.: De top van de kapelberg met de kapel in het midden en het kasteel op de achtergrond. De foto toont de schrale grazige vegetatie.
Foto’s 2.2. en 2.3.: Schapenbegrazing op de Oudenberg.
18
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Lokaal werden boomgroepen aangeplant – vaak naaldbomen die op arme, zandige gronden beter gedijen – of vestigden zich op natuurlijke wijze berken, maar het geheel behield grotendeels zijn open karakter en het uitzicht op de vallei en de stadskern van Geraardsbergen. Opvallend is dat er steeds één grote loofboom nabij de kapel heeft gestaan (foto 2.4.). Een bron (Rosier, 1984) verwijst naar een gewone es of een Noorse esdoorn4 maar met grote waarschijnlijkheid betreft het van oudsher een robinia. Het silhouet van de boom op tekeningen en de verwijzing van de Portemont (1870) naar een “doornleer” wijzen hierop. Foto 2.4.: Zicht op de kapelberg vanuit het kasteel. Men ziet fragmenten van het omliggende bos links op de achtergrond, het kort gegraasde grasland rondom de kapel, de solitaire robinia aan de kapel en de kasteeltuin met de paardekastanje aan de ingang en de jonge rij leilinden op de voorgrond.
4
Rosier gooit de naamgeving van gewone es en Noorse esdoorn door elkaar en spreekt van een “Noorse es”. Zijn verwijzing naar de mythologisch benaming van de boom - “Ygdrasil” - en zijn beschrijving van de boom doet vermoeden dat hij de gewone es bedoelt.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
19
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Foto 2.5.: Het kasteel en de vijver op de Oudenberg. Men ziet de beplanting van leilinden langs de ene zijde van de vijver en een rij loofbomen aangevuld met enkele naaldbomen langs de andere zijde. De vijveroevers verkeren nog in hun oorspronkelijk staat.
Foto 2.6.: Zicht op de vijver en de heuveltop, waarop verscheidene beplantingen van naaldbomen te zien zijn waarvan het merendeel inmiddels is verdwenen. Ook is nog de vrij jonge lijnbeplantingen van leilinden te zien evenals de reeds deels versterkte oever van de vijver.
20
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
De aanwezigheid van een grotendeels aangeplant bos op de benedenhelling van de site, zoals dat op de militaire topografische kaarten is te zien, wordt bevestigd, maar een deel hiervan is later gekapt en heraangeplant voor de bouw van het kasteel en de aanleg van de kasteeltuin. Naderhand zijn om esthetische redenen bijkomende beplantingen uitgevoerd om de site in te kleden. Veel van deze beplantingen hebben een symbolische, door religie geïnspireerde betekenis. Op prentkaarten van rond de twintigste eeuwwisseling zijn de leilinden reeds te zien (foto’s 2.5., 2.6., 2.7. en 2.8.), waarvan de takken met elkaar vervlochten zijn als teken van trouw en bescherming. Een deel van de parkbeplantingen is inmiddels alweer verdwenen, maar in grote lijnen vertoont de huidige site nog steeds de structuur als bij het begin van de twintigste eeuw. De parkelementen wisselden naargelang de omstandigheden van het groeimilieu veranderden. Een mooi voorbeeld van een aftakelend parkelement is de ligusterhaag langs weerszijden van de trap naar het Hemelrijk, die op een prentkaart van 1906 (foto 2.10.) in uitstekende staat verkeerde doordat het omliggende bos nog niet was volgroeid en/of op regelmatige tijdstippen werd afgezet. Dit beeld wordt bevestigd door een affiche van de krakelingenworp en tonnekensbrand uit 1960 (afbeelding 2.2.), hoewel niet kan worden uitgesloten dat de artiest zich liet inspireren door een oude afbeelding en niet door de reële situatie in die tijd. Op dezelfde wijze kan ook de aftakeling van de leilindenrijen worden geïllustreerd. Van de oorspronkelijke bomenrijen zijn enkel nog fragmenten overgebleven die her en der door nieuwe inplantingen gedeeltelijk zijn hersteld.
Afbeelding 2.2.: Op een affiche van Th. Bruylandt uit 1960 ligt de trap naar de kapelberg in een open maar bosrijk terrein en is de weg langs weerszijden door een haag omzoomd. Ook de dubbele rij leilinden rondom de kapelberg is duidelijk te zien. Het is de vraag in hoeverre dit beeld natuurgetrouw is. Vermoedelijk omvat het wel belangrijke landschapselementen van de site maar zijn deze – zoals wel vaker op affiches gebeurt - niet in de juiste verhouding weergegeven.(overgenomen uit Van Bockstaele et al., 1994)
Andere beplantingen wisselden: een deel verdween terwijl individuele elementen bewaard bleven, zich spontaan vestigden of werden heraangelegd. Voorbeelden zijn de robinia’s aan de kapel en enkele dennen (foto 2.9.), liguster- en meidoornheggen en individuele bomen rond de vijver (treurwilg, berk, gewone es, zwarte els).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
21
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Foto’s 2.7. en 2.8.: De leilinden rond en ter hoogte van het Mariabeeld ‘Onze Lieve Vrouw van Smarten’ of ‘De Moeder van Smarten’.
Foto 2.9.: De site tijdens de Krakelingenworp in de winter van 1913 (fotograaf Th. L’Hair; overgenomen uit Van Bockstaele et al., 1994). Rond de site staan verschillende groepen naaldbomen.
22
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Foto’s 2.10. en 2.11.: De tweedelige trap met een ligusterhaag en een opgaand rij populieren langs weerszijden rond 1910 (links) en de restanten daarvan anno 2004 (rechts).
Naarmate de berg erodeerde werden aan de voet muurtjes opgetrokken die de afschuivende grond moesten tegenhouden (foto 2.12.). Deze verkeren momenteel niet langer in goede staat.
Foto 2.12.: De muur aan de voet van de kapelberg was oorspronkelijk structuurrijker en bood daardoor meer ruimte voor muurbegroeiingen.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
23
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
Oorspronkelijk bood de Oudenberg een uitzicht op de gehele omliggende omgeving en in het bijzonder op de Geraardsbergse binnenstad (Wattez, 1914). Oude prenten, gravures en schilderijen bevestigen dit (afbeeldingen 2.1. en 2.3.). Met de bebossing van de hellingen verdwenen de oostelijke en zuidelijke zichtlijnen en met de opgaande begroeiing op de westelijke helling werd ook het zicht op de oude binnenstad grotendeels onderbroken. Aanvankelijk liepen slechts enkele zandpaden over de site. Met de aanleg van een parkstructuur zijn ze in de loop van de tijd verhard en verbreed waardoor uiteindelijk een vrij grote verharde oppervlakte rondom de bergtop aanwezig is. De vijver is van oudsher op deze plek aanwezig en ontstond vermoedelijk uit een kweldepressie die verder werd verdiept (figuur 3.1.). Hij werd een tijdlang gebruikt als visvijver. De vijver had oorspronkelijk een meer natuurlijke oeverstructuur (afbeelding 2.4. en foto’s 2.5. en 2.6.). Met de verharding van de weg rondom de vijver werd de oever opgehoogd en werd langsheen de westelijke oever een betonwand aangelegd. De bomen (o.a. twee treurwilgen, enkele berken en één enkele els en es) die langsheen de vijver groeien, zijn van recente oorsprong en hebben zich, met uitzondering van de treurwilgen, spontaan gevestigd.
Afbeelding 2.3.: Het schilderij “Gezicht op Geraardsbergen” van Joos de Momper de Jonge (ca. 1580-1585). Het beeld is geschilderd vanuit het zichtpunt op de westelijke flank van de Oudenberg. ( Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel; overgenomen uit Van Bockstaele et al., 1994)).
Vanuit historisch perspectief5 zijn de belangrijkste landschapselementen van de site de volgende: • •
• 5
verspreide dennen op en rondom de heuvel; een (gedeeltelijk) dubbele lijnbeplanting van leilinden langs weerszijden van het pad rondom de berg; o.m. langsheen het achterliggende pad en langsheen de vijver waar aan beide zijden van de weg leilinden groeien; één of meerdere robinia’s nabij de kapel;
Met “historisch perspectief” wordt bedoeld dat deze elementen meer dan één eeuw aanwezig zijn op de site.
24
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
• •
het bos rondom de site; een open en schraal grasland op de heuveltop (mogelijk geldt dit ook voor de huidige OCMWgraslanden).
Afbeelding 2.4.: Grafisch voorstelling van de Krakelingenworp van Amedée Ernest Lynen (Sint-Joostten-Node 1852 – Brussel 1935) in La Belgique van C. Lemonnier (1880).De vijver is dichtgevroren. ( Koninklijke Bibliotheek, Brussel; overgenomen uit Van Bockstaele et al., 1994).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
25
Hoofdstuk 2 - Landschapshistoriek
26
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
3. L
andschapsbeschrijving
3.1. Landschapsbeeld De Oudenberg raakte in de loop van de tijd ingesloten door bebouwing maar onderhoudt een smalle verbinding met het bosgebied rond de Buizemont enerzijds en het bosgebied Bovenhoek met de daarop aansluitende Dendervallei anderzijds. De heuveltop heeft een parkachtig karakter door de aanwezigheid van een vijver, leibomenrijen, hagen, gazons, parkbomen en plantsoenen. De omgeving ervan wordt grotendeels door loofbos ingenomen, meer bepaald door een grote boskern waarop brede langgerekte bosstroken aansluiten. Het bos ligt op de flanken en strekte zich oorspronkelijk verder in noordelijke richting uit. Een belangrijk deel werd gekapt voor de aanleg van een kasteelpark dat helemaal door begroeiing omsloten wordt, waardoor het geen visueel geheel vormt met de site. Ten noorden grenzen enkele middelgrote graslanden aan de site en het kasteelpark. Deze liggen op de overgang naar rijkelijk begroeide tuinen. Randbeplantingen schermen het gebied af van de omliggende bebouwing. Diverse - deels holle - wegen leiden doorheen het gebied en ze zijn vaak omzoomd met heggen of bomenrijen.
Foto 3.1a & b: Orthofoto van het plangebied in het geheel van het beschermd gebied (schaal 1:4.400) en ingezoomd op het gedeelte van het huidig plangebied (basisschaal 1:2.200) (OC-GIS Vlaanderen).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
27
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Doordat de Oudenberg omsloten wordt door gebouwen en wegeninfrastructuur, ligt het enigszins geïsoleerd in het landschap en vormt het eigen identiteit. Niettemin vertoont het nog veel gelijkenissen met de hellingbossen in de omgeving.
3.2. Reliëf De Oudenberg behoort tot de Vlaamse getuigenheuvels - een lijn van tertiaire heuvels die zich vanuit Noord-Frankrijk tot in het Hageland uitstrekt - en valt binnen de oostelijke uitloper van het ZuidOostvlaamse heuvelland. Het gebied bezit een uitgesproken grillig reliëf en de heuveltop vormt één van de hoogste punten in de streek. Op het hoogste punt van de site - 112 m - werd de kapel gebouwd. In de loop van de tijden is de top van de Oudenberg meermaals vergraven waardoor deze waarschijnlijk iets hoger ligt dan oorspronkelijk het geval was (zie Rosier, 1984 – figuur 3.1.). Door de afgravingen ontstond de vijver en de afgevlakte zone rondom de kapelberg. De heuveltop tekent zich duidelijk in het landschap af. De heuvelflanken hebben een steil verloop en hellen het sterkst langsheen de westelijke rand op de overgang naar de Dendervallei. Op de westelijke en noordelijke dalflank komen talrijke taluds, holle wegen en korte, diep ingesneden dalletjes voor. De reliëfverschillen vloeien voort uit sedimentaire afzettingen uit het Tertiair die verhardden na het verdwijnen van de Diestiaanzee. Tijdens de daarop volgende interglaciale fasen van het Kwartair werden de minder erosiebestendige gedeelten van deze limonietzanden en -zandstenen weggeschuurd en bleven de harde Diestiaanzandstenen als 'getuigenheuvels' in het landschap behouden (Gysels, 1993).
28
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Figuur 3.1.: Wijziging van het reliëf door vergraving van de heuveltop (tekening Rosier, 1984).
Kaart 3.1.: Reliëf.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
29
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
3.3. Hydrologie en hydrografie De Oudenberg ligt aan de rand van de Dendervallei. In het gebied zijn geen (bron)beken aanwezig, niettegenstaande hier en daar in kleine kwelzones water aan de oppervlakte komt. Opvallend is de aanwezigheid van een eeuwenoude natte depressie die inmiddels tot een vijver is omgevormd die in het noordelijk deel van het gebied ligt - tussen het kasteel en de kapel (foto 3.6.).
Kaart 3.2.: Ligging van de vijver en de nog aan te leggen poel.
Omdat de vijver nooit droog valt, vermoedt men de aanwezigheid van een bron of kwelplaats op deze plek. De vijver valt immers binnen het scheidingsniveau van het Paniseliaan zand en Paniseliaan klei waarvan de bronlijnen zich in de Vlaamse Ardennnen doorgaans tussen de 60 en 90 meter hoogtelijn bevinden. Over de bron doen de wildste verhalen de ronde (Van Bockstaele et al., 1994), terwijl het gewoon gaat om een ondoordringbare kleilaag die de doorsijpeling van grondwater belet. In 1842 werd volgens Auguste de Portemont (1870) de kleilaag doorboord door de pachter van de vijver. Deze had ten behoeve van de visvangst staken in de vijverbodem geslagen waarna het water langzaam wegtrok. Dit resulteerde in enkele grondverschuivingen op de heuvelflank (o.a. nabij de trap) die thans nog zichtbaar zijn (zie ook: Labyn, 1934 en Van Bossuyt, 1962). In de regel behoudt de vijver het gehele jaar door zijn water al treden schommelingen op in de waterstand. Enkel gedurende de droge zomer van 1947 stond de vijver een tijdlang droog nadat landbouwers uit de omgeving er teveel water hadden uit geput (Van Bockstaele et al., 1994). Hetzelfde gebeurde op 15 november 1979 wanneer het vijverwater door de brandweer werd gebruikt voor het blussen van een grote brand (zie Het Nieuwsblad van 10/12/1979).
30
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Kaart 3.3.: Bodemgesteldheid: drainageklassen.
3.4. Bodem en geologie De bodems op en rond de Oudenberg zijn in het verleden vaak verstoord en daardoor grotendeels van antropogene aard. Waar dit niet het geval is, bestaat de bodem uit vochtig of droog zandleem. Fragmentair, bijvoorbeeld ten oosten van het studiegebied, zijn kleine stukken klei aanwezig.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
31
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Kaart 3.4.: Bodemgesteldheid: bodemtypen.
De drainageklassen sluiten aan op de bodemtypen en zijn sterk onderhevig aan antropogene invloeden. Op de hoogst gelegen gronden liggen de matig natte bodems terwijl op de lager gelegen hellingen vaak droge bodems voorkomen. Volgens de tertiaire geologie ligt de Oudenberg op het raakvlak van drie formaties: centraal op het hoogst gelegen deel ligt de Formatie van Diest. Deze formatie bestaat uit ijzerzandsteenbanken die moeilijk weg eroderen waardoor zich de zogenaamde “getuigenheuvels” vormen. Daar rond strekt zich de Formatie van Tielt uit. Deze bestaat vooral uit fijn zand en silt dat soms klei bevat. Op de lager gelegen delen bevindt zich de Formatie van Kortrijk, die hoofdzakelijk uit mariene afzettingen is opgebouwd. Rond de Oudenberg vinden we het Lid van Aalbeke en het Lid van Moen terug. Beiden bestaan vooral uit kleilagen.
32
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Kaart 3.5.: Tertiaire geologische kaart.
3.5. Beschrijving van het biotisch milieu Het landschap wordt in hoofdzaak gevormd door graslanden en bossen en bezit - afgezien van de vele parkelementen - tal van kleine, houtige landschapselementen (kaart 3.6.). Hierna volgt een korte bespreking van de belangrijkste habitatkenmerken.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
33
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Kaart 3.6.: Belangrijke landschapselementen en infrastructuur.
34
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
3.5.1. Graslanden Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de gazons rondom de kapel (foto 3.2.) en het weiland van het OCMW (foto 3.4.). Graslanden rondom de kapel Van het oorspronkelijk (hei)schrale grasland op de zandkop is nog maar weinig terug te vinden. Toen het terrein in 1988 werd geïnventariseerd (schrift. med. Maurice Hoffmann) waren nog tal van indicatorsoorten van bloemrijke schraalgraslanden aanwezig, waaronder voor het Brabants district zeldzame plantensoorten als blauwe knoop, tormentil, knolboterbloem en tandjesgras (tabel 3.1.). De soorten groeien er op een uitgeloogde en eerder zure zandleembodem die lokaal voedselrijker is door humusaanrijking en wateropstuwing. Het voedselarme karakter valt ook uit oude foto’s op te maken waarvan foto 2.1. een goed voorbeeld is. De voedselarme toestand werd mee in de hand gewerkt en in stand gehouden door de schapenbegrazing die een tijdlang (foto’s 2.2. en 2.3.) op de site plaatsvond. De evolutie naar een ruderaler type is niet van recente datum. Oude foto’s uit de periode rond 1930 tonen reeds een ander graslandtype. Men dient er ook rekening te houden dat bodemverstoring (bv. door betreding) lokaal de vegetatie-evolutie kan beïnvloeden en dat eerder een deel van het gras is ingezaaid. Een geïntensifieerd maaibeheer onderdrukt wel de ontwikkeling van een soortenrijkere vegetatie.
Foto 3.2.: Voor- en achterzijde van het gazon rondom de Oudenbergkapel.
Ook de toenemende invloed van het omliggende bos is merkbaar. Hiervan getuigen enkele groeiplekken van bossoorten, zoals daslook en speenkruid, in het grasland (ter hoogte van punt 20 en in het gedeelte ten noorden daarvan) (foto 3.3.).
Landschapsbeheerplan Oudenberg
35
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Foto 3.3.: Uitgestrekte groeiplaats van daslook en speenkruid nabij het baantje dat naar de kapel leidt ter hoogte van de herberg Hemelrijk.
Tabel 3.1.: Overzicht van de belangrijkste soorten planten in het grasland rondom de kapel (opnamedata 1988 en 1989; gegevens Maurice Hoffman). Wetenschappelijke naam Agrostis capillaris Alium ursinum Anthoxanthum aristatum Anthoxanthum odoratum Calluna vulgaris Cerastium fontanum Festuca ovina subsp. filiformis Festuca rubra Hieracium pilosella Hieracium umbellatum Holcus lanatus Luzula campestris Pimpinella saxifraga Poa pratensis Potentilla erecta Ranunculus bulbosus Ranunculus ficaria Rumex acetosa Rumex acetosella Sieglingia decumbens Succisa pratensis
36
Nederlandse naam 31/5/1988 Gewoon struisgras Daslook X Slofhak Gewoon reukgras Struikhei Gewone en Glanzige hoornbloem X Fijn schapegras X Rood zwenkgras s.l. X Muizeoor Schermhavikskruid Gestreepte witbol X Gewone veldbies X Kleine bevernel Veldbeemdgras X Tormentil X Knolboterbloem X Speenkruid X Veldzuring X Schapezuring X Tandjesgras X Blauwe knoop X
Landschapsbeheerplan Oudenberg
17/5/1989 X X X X X X X X X X X X X
X X X
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Tabel 3.2.: Overzicht van de belangrijkste soorten mossen en korstmossen in het grasland en op de bomen rondom de kapel (opnamedata 1988 en 1989; gegevens Maurice Hoffman). Wetenschappelijke naam Atrichum undulatum Campylopus Campylopus fragilis s.s. Campylopus introflexus Cephalozia bicuspidata Cladonia fimbriata Dicranella heteromalla Dicranum scoparium Hypnum cupressiforme Hypnum jutlandicum Lophocolea bidentata Pellia epiphylla Pertusaria pertusa Pohlia nutans Polytrichum formosum Polytrichum juniperinum
Nederlandse naam Groot rimpelmos Kronkelsteeltje (G) Bossig kronkelsteeltje Grijs kronkelsteeltje Gewoon maanmos Kopjes-bekermos Gewoon pluisjesmos Gewoon gaffeltandmos Gewoon klauwtjesmos Heide-klauwtjesmos Gewoon kantmos Gewone pellia Speldenkussentje Gewoon peermos Fraai haarmos Zand-haarmos
31/5/1988 X
17/5/1989 X X
X X X X X X X
X X X X X X
X X X X
Ook voor mossen en korstmossen is het terrein rond de kapel interessant. Ook al komen er geen spectaculaire soorten voor, toch zijn de “schralere” soorten gewoon maanmos, gewoon gaffeltandmos en heide-klauwtjesmos verre algemeen in het Brabants district en typisch voor zandige tertiaire opduikingen (Hoffmann & Van Rompu, 1995). Lichenologisch is echter vooral de kapel interessant. Er werd een zeldzaam epifytisch lichen gevonden op de leilinden: het speldenkussentje.
Foto 3.4.: Zicht op de OCMW-graasweide en het achterliggende hakhoutbos.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
37
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
Graasweide Het weiland op de westelijke helling is voedselrijker door de begrazing. Hier werden geen soorten van schrale(re) en bloemrijke(re) graslanden teruggevonden.
3.5.2. Bossen Bossen nemen een belangrijk deel van het beschermde landschap in. Binnen het huidig plangebied is het aandeel evenwel beperkt tot een taludbosje dat kan worden aanzien als een uitloper van het groter bosgeheel. Gemengd loofbos Het geheel van de bossen werd aangeplant. Het taludbosje dat op de helling ten westen van de kapelberg werd aangelegd (foto 3.4.), is van recente(re) datum en was nog niet ingetekend op de topografische kaart van het Nationaal Geografisch Instituut van 1975 (zie hoofdstuk 2 § 2.2.1.). Het is opgegroeid uit een beplanting die het steile talud langsheen het Hemelrijk tegen grondverzakking moet behoeden. Het bestaat uit een gemengde beplanting van loofbomen waaronder vooral gewone es, robinia en gewone esdoorn. Daarnaast komen ook wilg, linde, witte abeel en taxus voor. In de struiklaag vindt men ook éénstijlige meidoorn, gewone vlier, wilde lijsterbes, wilde liguster, hulst en vooral veel gewone hazelaar. De kruidlaag is arm en bestaat uit enkele schaarse plekken met voorjaarssoorten.
3.5.3. Kleine landschapselementen Het gehele gebied is doorweven met kleinschalige landschapselementen waaronder vooral heggen, houtkanten, bomenrijen en holle wegen. Aansluitend op de tuinen zijn ook fruitbomen aanwezig. Heggen De in het gebied aanwezige heggen vallen allemaal buiten het huidig plangebied. Ze zijn doorgaans opgebouwd uit één dominante soort waartussen zich andere soorten hebben vermengd. De meeste voorkomende hegtypen bestaan uit éénstijlige meidoorn of wilde liguster soms met inmenging van haagbeuk. Sporadisch hebben zich spontaan ook andere soorten ingemengd zoals gewone vlier en gewone es. De heggen groeien hoog op en worden op regelmatige tijdstippen geschoren. Houtkanten Tegenover de heggen zijn houtkanten in het gebied eerder schaars. Eén van de belangrijkste omzoomt een deel van het OCMW-weiland en sluit aan op het bosje aan het Hemelrijk. De houtkant bestaat deels uit opgaande loofbomen waaronder zomereik, gewone hazelaar, iep, robinia, gewone vlier en gewone esdoorn, deels uit een goed ontwikkeld doornstruweel met veel braam maar ook roos en meidoorn. Een deel van de bomen is afgestorven. Bomen, boomgroepen en bomenrijen Verspreid komen ook solitaire bomen, boomgroepen of bomenrijen voor. Binnen het plangebied worden de volgende aangetroffen (kaart 3.6.): • een afwisselend enkele of dubbele rij linden die als leibomen worden beheerd (foto’s 3.3. en 3.5.); • een solitaire knotwilg in de rand van het OCMW-weiland nabij de parking aan Driepikkel; ook in de bosrand naar het Hemelrijk toe zijn enkele knotwilgen aanwezig;
38
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
• • •
twee robinia’s tussen de oriëntatietafel en de kapel; meerdere solitaire en verspreid staande bomen rondom of vlakbij de vijver waarvan enkele als stobbe (treurwilg, berk, gewone es, zwarte els); een kleine vlek met opslag van jong hakhout (tamme kastanje, eik en berk) achter de kapel.
Foto 3.5.: Leilinden van diverse leeftijdsklassen omzomen het pad aan de achterzijde van de site.
Holle wegen Ten noorden van het OCMW-grasland loopt een holle weg naar beneden in de richting van de Oude Steenweg. De weg splitst op de hoek van het weiland en loopt als pad in westelijke richting verder naar de Pachtersstraat. De bermvegetatie is in 2003 gekapt en bestaat uit een houtige begroeiing.
3.5.4. Vijver Zie hoofdstuk 3.3. (Hydrologie en hydrografie).
Foto 3.6.: De vijver met het kasteel op de achtergrond.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
39
Hoofdstuk 3 - Landschapsbeschrijving
40
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
4. L
andschapsbeheer
Ter voorbereiding van het landschapsbeheerplan worden de geplande werkzaamheden voor de restauratie en herinrichting van de Oudenberg geëvalueerd in functie van hun impact op het landschap en de natuurlijke omgeving. Hiervoor wordt gesteund op de historische evolutie van de site evenals op de potenties voor het behoud van natuur- en landschapswaarden en de mogelijkheden voor toekomstige landschapsversterking. Gemakkelijkheidhalve zijn de ingrepen in groepen verdeeld. De cijfers verwijzen naar de aanduiding van de betrokken maatregel op de beheer- en inrichtingskaart (kaart 4.1.). De maatregelen die op het OCMW-grasland van toepassing zijn worden op een afzonderlijke kaart vermeld (kaart 4.2.).
4.1. Beheer van infrastructuurelementen 4.1.1. Keermuren Omdat de muren ondertussen aftakelden en geen historische referentiewaarde bezitten, voorzien de vernieuwingswerken in de afbraak van de muren, op enkele fragmenten na. Op één plaats is een nieuwe muur gepland maar deze is niet geschikt voor muurbegroeiingen. De restanten worden hersteld. Herstel bestaande keermuren rondom kapelberg (kaart 4.1. – maatregelen 8 en 10) Langsheen een deel van de twee paden naar de kapel (maatregel 10) alsook aan de voet van het westelijk en noordelijk deel van de kapelberg, worden de muren dusdanig heraangelegd dat een muurvegetatieontwikkeling mogelijk wordt. Daarvoor wordt: • •
• • •
de bestaande muur afgebroken en worden de kasseistenen vervangen door Diestiaanse (ijzer)zandsteen; de nieuwe muur niet gemetseld maar gestapeld (zie als voorbeeld foto 2.12); slechts in uitzonderingsgevallen kan gebruik worden gemaakt van een kalkrijke voegmortel evenwel niet zonder het behoud van een brede en diepe voeg. gebouwd met een platte muurkop; een onverharde strook langsheen de muurbasis behouden; voorzien in de mogelijkheid van (beperkte) waterinsijpeling of –doorsijpeling.
Lokaal worden muurplanten aangeplant. De soorten die hiervoor in aanmerking komen worden in bijlage vermeld (bijlage 2).
4.1.2. Paden, wegen en toegangen De huidige wegeninfrastructuur is niet langer functioneel. Bij de heraanleg wordt het aandeel verhardingen beperkt en worden de wegen versmald en aangepast aan de noden van het lokale wegverkeer. Kaart 4.3. geeft een overzicht van de geplande verhardingen. Een weldoordachte weginrichting maakt het mogelijk verkeersstromen beter te reguleren en op specifieke gebruikersgroepen af te stemmen. De nadruk komt te liggen op het voetverkeer terwijl gemotoriseerd verkeer wordt geweerd. Het toegangsverkeer wordt beperkt tot de omwonenden (en eventuele leveranciers) en de beheerders.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
41
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
Kaart 4.1.: Overzicht van de beheer- en inrichtingsmaatregelen met uitzondering van het OCMWgrasland..
42
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
Kaart 4.2.: Detail van de beheer- en inrichtingsmaatregelen op het OCMW-grasland..
Landschapsbeheerplan Oudenberg
43
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
Kaart 4.3.: Overzicht van de geplande verhardingstypen.
44
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
Enkel de onderdelen van de wegeninfrastructuur die op de bermvegetatie van invloed zijn, worden hierna besproken. Verhardingen paden (kaart 4.3. en kaart 4.1. – maatregelen 6, 7 en 16) Naargelang de locatie worden de huidige verhardingen vervangen door natuursteenkeien, mozaïekkeien of betonstraatstenen. Om bepaalde vegetatieontwikkelingen in de rand van de wegen niet te hypothekeren, worden geen randverhardingen uitgevoerd. De volgende wegen krijgen een nieuwe verharding: •
toegangsweg naar de site Vanaf de aansluiting met de Oude Steenweg tot voorbij de bestaande parking (links van de rijweg) zal de rijweg aangelegd worden in rechthoekige reeds gebruikte natuursteenkeien. De rijweg wordt hiermee voorzien over een breedte van 5 m en wordt aan beide zijden afgeboord met een kantstrook (b=25cm) in natuursteenkeien en een trottoirband in blauwe hardsteen. Deze toegangszone loopt over een afstand van ongeveer 100 m. T.h.v. de voetweg wordt een wegversmalling voorzien en zal de rijwegbreedte nog slechts 2,75 m bedragen en dit tot de aansluiting met de eigenlijke Oudenbergsite. De rijwegverharding bestaat uit mozaïekkeien. De rijweg wordt eveneens aan beide zijden afgeboord met een kantstrook zodanig dat de totale rijwegbreedte ongeveer 3,25 m bedraagt. Ter hoogte van de site zelf worden de rijwegverhardingen eveneens aangelegd in mozaïekkeien.
•
het pad langsheen de bosrand (maatregel 6) De verharding met natuursteenkeien van de voetweg langsheen de bosrand wordt met brede voegen aangelegd om begroeiing tussen de stenen toe te laten en een minder scherpe begrenzing tussen bos en site te creëren. Wanneer spontane begroeiing van de voegen achterwege blijft kan het inzaaien met gebiedseigen grassen overwogen worden. Boordstenen worden achterwege gelaten om het pad een grilligere vorm te geven.
•
het pad vanaf het Hemelrijk naar de kapel (maatregel 7). Initieel is het de bedoeling om de bestaande rijwegverharding in natuursteenkeien te behouden.In de eerste fase van de werken (werken langs Muur en Oudenbergstraat) werd de bestaande trottoirband voor het opsluiten van de rijwegverharding reeds vernieuwd (trottoirband in blauwe hardsteen) en werd het aanliggende voetpad in KWS gesupprimeerd. Bij plaatsbezoeken echter is gebleken dat de natuursteenkeien van de Kapelberg sterk zijn verzakt. Eventueel kan overwogen worden om de verharding lokaal te herstellen. De herstelling gebeurt in dit geval sowieso d.m.v. reeds gebruikte natuursteenkeien.
•
het pad tussen de vijver en de heuvel (maatregel 16) De huidige verharding wordt uitgebroken en vervangen door mozaïekkeien. Het pad wordt ook versmald om de toegang aan autoverkeer te ontzeggen.
Trap aan Hemelrijk (kaart 4.1. – maatregel 12) Het gebruik van de historische trap ((her)aangelegd in 1825) van de Oudenbergstraat naar de site is bij winter- en regenweer gevaarlijk glad. Daarom wordt centraal en over de gehele lengte van de trap een eenvoudige maar sierlijke trapleuning geplaatst. Toegang OCMW-weiland (kaarten 4.1. en 4.2. – maatregel 30) De toegang tot het weiland krijgt een eenvoudige en landschappelijk ingepaste poort.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
45
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
4.1.3. Parkeerinfrastructuur Het is de bedoeling om na de restauratiewerken de Oudenbergsite verkeersvrij te maken. Momenteel is binnen de site een parkeerzone voorzien (naast de vijver). Bovenop de Oudenberg zijn eveneens een aantal parkeerplaatsen voorzien voor mindervaliden. Indien echter de site ontoegankelijk wordt gemaakt voor voertuigen (hulpdiensten en levering van goederen uitgezonderd) lijkt het aangewezen om de huidige parking aan de voet van de Oudenbergsite (cfr. kaart 4.3) uit te breiden. De bestaande parkeerzone zal daarom heraangelegd worden in natuursteenkeien of betonstraatstenen. Deze parkeerzone zal plaats bieden aan 36 auto’s en 2 autocars. De mogelijkheid wordt open gehouden voor een uitbreiding van de huidige parking t.h.v. het kadastraal perceel 808z² - dit is het perceel gelegen achter de huidige parking. Dit voorstel voorziet een parkeerzone met 36 à 37 supplementaire plaatsen voor auto’s en met een gescheiden in- en uitgang. Om de bijkomende parkeerzone te integreren in het landschap kan het talud tussen de lager gelegen (bestaande) parking en de hoger gelegen uitbreiding worden beplant met een hoge haag van inheemse heesters. Bovendien kan de uitbreiding licht verzonken worden aangelegd t.o.v. het huidige maaiveld. Als verharding komen grasbetontegels in aanmerking. In voorkomend geval worden ook verspreid over de parking en/of in de rand solitaire bomen aangeplant (overeenkomstig maatregel 4.1.). Om deze uitbreiding mogelijk te maken, moet genoemd perceel 808z² eerst verworven worden door het stadsbestuur van Geraardsbergen. De vraag werd reeds gesteld aan het stadsbestuur van Geraardsbergen en binnen dezelfde context is aan het stadsbestuur eveneens gevraagd om een planning op te maken betreffende de op termijn te verwerven gronden binnen het beheerplan.
4.2. Beheer van de beplantingen 4.2.1. Hagen en houtkanten Nieuwe hagen rond parking en langsheen toegangsweg (kaarten 4.1. en 4.2. – maatregelen 2, 3, 4, en 26) Aanplanting van een gemengde haag van éénstijlige meidoorn en sleedoorn met sporadische inmenging van wilde liguster en haagbeuk in een verhouding 75%-10%-15%. De haag wordt regelmatig geschoren om een dicht structuur te verkrijgen en te behouden. Volgende plaatsen zijn geschikt: •
•
•
•
talud bovenaan parking toegangsweg (maatregel 2) de haag wordt er niet getopt, maar enkel langszij opgeschoren; dat maakt dat de bovenste takken gaan overhangen. rand privaat weiland onderaan parking (maatregel 3) in de haag worden lokaal enkele bomen ingeplant of opgaande stuiken uitgespaard; in tegenstelling tot het voorstel wordt geen gebruik gemaakt van leibomen maar wel van individuele bomen/struiken die ook elders op de site terug te vinden zijn. in de rand van het OCMW-weiland krijgt de haag een grillig verloop, d.w.z. dat ze afwisselend hoger dan wel lager getopt wordt (ongestructureerd golvend verloop) (maatregel 4). behoud en de uitbreiding van de jonge sleedoornhaag langsheen de holle weg (maatregel 26) in aansluiting op de nieuw aan te leggen meidoornhaag (maatregel 27 - zie § 4.2.2).
Waar begrazing plaatsvindt, wordt de haag breed uitgerasterd om vraatschade te voorkomen. Voor de rasters wordt gebruik gemaakt van onbehandelde houten palen en prikkeldraad.
46
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
Herstel haag aan trap (kaart 4.1. – maatregel 12) De bestaande ligusterhaag langsheen de weg naar het Hemelrijk wordt vervolledigd. De haag langs weerszijden van de trap is door de schaduwwerking van het bos in de verdrukking geraakt en takelt zienderogen af. De restanten worden daarom verwijderd. De haag wordt niet door een andere haag vervangen, om het langs liggende bos beter tot zijn recht te laten komen. Nieuwe haag langsheen de toegangsweg (kaart 4.1. – maatregel 5) Aanplanting van gemengde haag van éénstijlige meidoorn en sleedoorn met inmenging van wilde liguster en haagbeuk. De haag wordt regelmatig geschoren om een dichte structuur te verkrijgen en te behouden. Omwille van het uitzicht wordt de haag laag gehouden. Om een geleidelijke overgang te creëren naar de haag die in verbinding staat met de trap aan het Hemelrijk, verhoogt het aandeel liguster in de overgangszone naar de haag.
4.2.2. Bomen en bomenrijen Individuele bomen op parking (kaart 4.1. – maatregel 1) Verspreid over de rand van de parking kunnen enkele individuele schaduwbomen worden aangeplant, bv. zoete kers. Herstel leibomen rondom de kapelberg (kaart 4.1. – maatregel 9) Waar gaten in de bestaande leiboombeplantingen rondom de kapelberg zijn gevallen worden deze vervolledigd met soortgelijke bomen van gelijkaardige omvang. Dit gebeurt deels door het kappen van de kwijnende bomen en deels door het verplanten van individuele bomen. De bedoeling van deze werkwijze is om meer eenvormige leiboombeplantingen te creëren door bomen van gelijke stamdikte en –hoogte bij elkaar te zetten. De vormsnoei van de nieuwe bomen moet op de reeds aanwezige leibomen worden afgestemd. Langsheen de zuidkant van de vijver wordt een nieuwe rij leilinden aangeplant om de voormalige situatie te herstellen. Het is de bedoeling dat de linden - zoals nu het geval is - niet langer door de taludmuur worden ingekapseld maar geheel vrij komen te staan. Daarvoor moet de voet van het talud naar achter worden gebracht (zie ook maatregel 8 – herstel muur rondom de kapelberg). Aanleg bomenrijen en boomgroepen in en rond het OCMW-grasland (kaart 4.2. – maatregelen 21, 22, 25, 27 en 28) De nieuw aan te leggen meidoornhaag (maatregel 4 – zie § 4.2.1.) wordt in de noordelijke rand doorgetrokken en afgewisseld met knotwilgen die aansluiten op de enige nog resterende oude knotwilg (maatregel 27). De resterende wilg wordt verder als knotboom beheerd (maatregel 28). Behoud van enkele opgaande bomen die in de rand van het perceel aanwezig zijn (meer bepaald een eik in de houtkant en een oude knotwilg nabij de parking) (maatregelen 25 en 28). Aanplanting van solitaire bomen en kleine boomgroepen verspreid over het grasland. Het betreft respectievelijk een aantal knotwilgen die aansluiten bij de nog resterende knotwilg (maatregel 21) en nabij de toegang tot het grasland evenals minimaal twee kleine groepen streekeigen (zeldzame) fruitbomen1 (maatregel 22). Aan het uiteinde van de westelijke houtkant kan bijkomend een eik in de haag worden aangeplant of een andere opgroeiende boom als toekomstboom worden aangeduid (maatregel 25).
1
Voor de keuze van fruitboomsoorten wordt verwezen naar de Nationale Boomgaardenstichting, Leopold-IIIstraat 8, 3724 Vliermaal-Kortessem; tel. 012-391 188; fax 012-747 438; e-mail:
[email protected], url: www.boomgaardenstichting.be
Landschapsbeheerplan Oudenberg
47
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
4.2.3. Plantsoenen Plantsoenen (kaart 4.1. – maatregel 15) Voor de (her)beplanting van de plantsoenen kan gebruik worden gemaakt van diverse stinsenplanten (o.a. aronskelk, anemoon, narcis, sneeuwklokje, speenkruid – zie bijlage 2) waarvan ook kleine groepen en/of individuele exemplaren verspreid buiten de perken worden aangeplant. Er wordt gezorgd voor een afwisseling in soorten en variëteiten. Bij wijze van voorbeeld wordt voor de aanleg van het “oogplantsoen” voorgesteld gebruik te maken van diverse variëteiten van Oosters nieskruid (Helleborus orientalis) (foto 4.1.). Meer informatie over soorten, hybriden en variëteiten is terug te vinden op de website www.helleborus.be . Bij de keuze van de soorten moet met de bodemomstandigheden rekening worden gehouden. Enkel in de plantsoenen kan de ingebrachte teelaarde aan de bodemvereisten van de plant worden aangepast. Zo vereist helleborus een kalkrijke bodem.
Foto 4.1.: Door het gebruik van diverse hybriden en/of variëteiten van een soort – in dit geval helleborus – kunnen gevarieerde plantsoenen worden aangelegd, waarvan de effecten over het gehele gebied uitstralen (foto Horticus.be).
4.3. Beheer van habitats 4.3.1. Bossen en houtkanten Middelhoutbos (kaarten 4.1. en 4.2. – maatregel 18) Een opgaand hellingbos ontrekt het voormalig zicht op de oude stadskern. Om het panorama te herstellen, wordt een cyclisch middelhoutbeheer (omlooptijd maximaal 12 jaar) ingevoerd. Het kappen moet gefaseerd en omzichtig gebeuren om erosieproblemen te voorkomen. De houtkant die op het bosje aansluit wordt eveneens in het kapbeheer opgenomen (zie verder). Op erosiegevoelige stukken worden bijkomend gebiedseigen boomsoorten ingeplant, bij voorkeur zomereik en gewone es. Deze worden eveneens aan een kapregime onderworpen. Individuele bomen van diverse soorten (o.a. witte abeel, gewone es, zomereik, gewone esdoorn en robinia) kunnen in een ruim verband en verspreid over het bosbestand als overstaanders behouden blijven (= middelhoutbeheer). De bomen die tot nog toe als knotboom worden als voorheen als knotboom beheerd en worden zonodig vrijgesteld. Beheer houtkant ten westen van OCMW-grasland (kaart 4.2. – maatregel 29) De houtkant langsheen het OCMW-grasland wordt in het beheer van het middelhoutbos betrokken (zie hiervoor). Dit moet echter met de grootste omzichtigheid gebeuren omdat een deel van de bomen is
48
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
afgestorven en de houtkant gedeeltelijk door doornstruweel overwoekerd wordt. Lokaal is een kleinschalige kapping van de afgestorven bomen nodig om de houtkant te herstellen. Eventueel kunnen de open plekken worden heringeplant met hakhoutsoorten zoals wilg, gewone es, hazelaar, veldiep en tamme kastanje. Bij het kappen blijven de volgroeide eik evenals een tweetal andere opgroeiende toekomstbomen als bakens behouden. Ook moeten eerder zeldzame struweelsoorten zoals roos en meidoorn worden ontzien. Ter versterking van het doornstruweel wordt sleedoorn ingeplant. De houtkant wordt langsheen het weiland aangesloten op een nieuw te ontwikkelen haag (maatregel 26 – zie § 4.2.1.). De aanzet hiertoe wordt reeds door een strook jonge sleedoorn gegeven. Het is de bedoeling dat delen van de houtkant (= kijkgaten) in de toekomst laag worden gehouden door een wisselend kapbeheer waarbij steeds een beperkte strook wordt gekapt. Het kapbeheer moet worden opgevolgd om te voorkomen dat struweelsoorten de gekapte stobben overwoekeren vooraleer zich nieuwe scheuten hebben kunnen ontwikkelen.
4.3.2. Vijver Aanleg oevervegetatie (kaart 4.1. – maatregel 17) Voorgesteld wordt om de aanwezige bomen langsheen de oever in hakhout om te zetten. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de beide treurwilgen. De vijveroever wordt vlekgewijs beplant met oeverplanten zoals gele lis en grote egelskop. Er wordt geen gebruik gemaakt van sterk wortelende soorten als lisdodde en riet. Om een oevervegetatie mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de oever lichtjes wordt afgeschuind en verbreed. Aanleg poel in OCMW-grasland (kaart 4.2. – maatregel 19) Aanleg van een kleine poel op het natte plateau in de zuidelijke hoek van het grasland. Een deel van de poel wordt aansluitend op de bosrand uitgerasterd (maatregel 23 – zie § 4.3.4.) om vertrappeling door vee te verhinderen.
4.3.3. Graslanden Aangepast en gevarieerd graslandbeheer op kapelberg (kaart 4.1. – maatregel 13) Om de eentonigheid van het grasland te doorbreken wordt geopteerd voor het extensiveren en diversifiëren van het maaibeheer en het aanpassen van de maaiperiode. Omdat soorten van schralere graslanden laat zaad vormen wordt de maaidatum verlaat en rond half september gelegd. Om tegemoet te komen aan de kritiek op een extensief en laattijdig maaibeheer wordt een wisselend maaibeheer in tijd en ruimte gevoerd, waarbij vaak bezochte plekken - bijvoorbeeld aan de voorzijde van de kapel vaker en vroeger worden gemaaid en andere - bijvoorbeeld aan de achterzijde van de kapel - een extensievere aanpak krijgen. Ook in de meer intensieve zones kan d.m.v. een mozaïekvormig maaipatroon meer structuur in het grasland worden aangebracht. Dat betekent dat tussen de intensief gemaaide stroken ongemaaide (t.t.z. extensiever gemaaide) vlekken behouden blijven. De vlekken kunnen een patroon volgen dat een esthetisch kader rondom de kapel creëert. Beheer van het OCMW-grasland (kaarten 4.1. en 4.2. – maatregel 20) Verschraling grasland door toepassing bemestingsnorm volgens criterium “kwetsbare natuur”, d.w.z. 0-bemesting en begrazing door maximaal 2 grootvee-eenheden/ha. Beheer als hooiland met nabegrazing ofwel extensieve begrazing (gebruik als weide voor tijdelijk plaatsen van dieren). Jong hakhout (kaart 4.1. – maatregel 11) Het jonge hakhout achter de kapel wordt verwijderd door het uittrekken van de stronken. Nieuwe opslag wordt afgemaaid.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
49
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
4.3.4. Randen Weiderand OCMW-grasland (kaart 4.2. – maatregelen 23 en 24) Uitrasteren van een smalle zoom langsheen de randen van het grasland, meer bepaald van een strook langsheen het zuidwestelijk gelegen middelhoutbosje en langsheen de nieuw aan te leggen haag (maatregel 23). Bijkomend worden enkele bredere stroken uitgerasterd in de noordelijke hoek en rond de depressie vlakbij de bocht van de holle weg (maatregel 24). De bestaande braamruigte rondom de houtstapel blijft behouden en wordt geïntegreerd. Het ruigtebeheer omhelst het extensief maaien van de vegetatie met ruime en wisselende tussenpozen die worden gespreid over perioden van 1 tot 3 jaar. Bosrandbeheer (kaart 4.1. – maatregel 14) In de rand met het kasteelbos komen restanten van voorjaarsflora voor (14), zoals een uitgebreide vlek van daslook en speenkruid in het grasland ter hoogte van het Hemelrijk (14a) en in het gedeelte ten noorden daarvan (14b). Dit deel moet aan een vroeg en extensief maaibeheer onttrokken worden samen met een uitbreidingszone die hierop aansluit (14c). Enkel verruigingsvegetaties die op de bosvegetatie aansluiten, worden in een overgangsfase jaarlijks eenmaal (in de zomer) en zonodig een tweede maal (in het late najaar) gemaaid. De overgang tussen bos en site kan worden versterkt door een op voorjaarsvegetaties gericht beheer in het overgangsgebied bv. door een sterk geëxtensiveerd en op de bestrijding van ruigtevorming gericht maaibeheer maar ook door de aanplanting van stinzenplanten.
4.4. Verwerving van gronden Om een duurzaam en coherent beheer te kunnen voeren is het zinvol dat de stad de particuliere graslanden die bij de site horen verwerft (maatregel 31). Dit biedt de mogelijkheid een ander en meer landschapsgericht beheer te voeren en tot een herinrichting van de parkeerinfrastructuur over te gaan. Voor het laatste speelt het perceel met kadastraal nummer 808z² een belangrijke rol.
4.5. Overzicht van de geplande maatregelen In tabel 4.1. wordt een overzicht van alle voorgestelde maatregelen gegeven, op basis waarvan de beheerplanning verder moet worden uitgewerkt.
Tabel 4.1.: Overzicht van de voorgestelde beheermaatregelen met verwijzing naar de kaart(en) en de tekstparagrafen die de betreffende maatregel situeren en toelichten. nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
50
maatregel Aanplanting solitaire bomen in rand parking. Aanplanting haag op talud langs grasland. Aanplanting haag langs grasland. Aanplanting haag langs grasland. Aanplanting haag langs weg. Verharding bospad Verharding toegangsweg Hemelrijk Vervanging muur rond kapelberg Herstel leibomen rond kapelberg. Herstel bestaande keermuren kapelberg. Verwijderen jong hakhout in grasland.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
kaart 4.1. 4.1. 4.1. 4.1./4.2. 4.1. 4.1. 4.1. 4.1. 4.1. 4.1. 4.1.
par. 4.2.2. 4.2.1. 4.2.1. 4.2.1. 4.2.1. 4.1.2. 4.1.2. 4.1.1. 4.2.2. 4.1.1. 4.3.3.
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Plaatsen centrale trapleuning en herstel haag langsheen trap.
4.1.2. 4.2.1. Gevarieerd maaibeheer grasland kapelberg. 4.1. 4.3.3. Bosrandbeheer t.b.v. bosvegetatieontwikkeling. 4.1. 4.3.4. Beplanting plantsoenen met stinsenplanten. 4.1. 4.2.3. Versmallen rijstrook eventueel met randstrook grind (zie 7). 4.1. 4.1.2. Lokale aanplanting oeverplanten en kapbeheer oeverbomen. 4.1. 4.3.2. Middelhoutbeheer hellingbos. 4.1./4.2. 4.3.1. Aanleg poel in grasland. 4.1/4.2. 4.3.2. Verschraling grasland. 4.1./4.2. 4.3.3. Aanplanting van knotwilgen. 4.2. 4.2.2. Aanplanting van solitaire fruitbomen en kleine fruitboomgroepen. 4.2. 4.2.2. Uitrasteren boszoom langs grasland. 4.2. 4.3.4. Uitrasteren kruidenrand langs grasland. 4.2. 4.3.4. Behoud van een solitaire eik en aanplanting/verzorging van een tweede 4.2. 4.2.2. solitaire boom. Behoud en uitbreiding van een jonge sleedoornhaag 4.2. 4.2.1. Aanplanting meidoornhaag in combinatie met knotbomenrij. 4.2. 4.2.2. Behoud van een solitaire wilg en beheer als knotboom. 4.1./4.2. 4.2.2. Hakhoutbeheer houtkant. 4.2. 4.3.1. Plaatsen aangepaste toegangspoort tot grasland. 4.1./4.2. 4.1.2. Verwerving private graslanden 4.1. 4.4.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
4.1.
51
Hoofdstuk 4 - Landschapsbeheer
52
Landschapsbeheerplan Oudenberg
Literatuurverwijzingen
L
iteratuurverwijzingen
de Portemont, A. (1870) : Recherches historiques sur la ville de Grammont en Flandre. Gent. 2 delen. Gysels, H. (1993): De landschappen van Vlaanderen landschapsecologische studie. Garant/Leuven-Apeldoorn.
en
Zuidelijk
Nederland.
Een
Hoffmann, M. & Van Rompu, W. (1995): Mossen en lichenen in Geraardsbergen (OostVlaanderen) en hun relatie tot de er voorkomende biotopen. Muscillanea 14. p.6-30. Labyn, P. R.-R. (1934): Onze-Lieve-Vrouw van den Oudenberg te Geeraardsbergen. De Vlaamsche Drukkerij, Leuven. p.38-39. Rosier, K. (1984): Randschriften rond den Oudenberg. Handschrift - uitgave in eigen beheer, Geraardsbergen. Tack, G., Van den Bremt P. & Hermy M. (1993): De bossen van Vlaanderen, een historische ecologie. Davidsfonds. Van Bockstaele G. (2002): Het cultureel erfgoed van de Sint-Adriaansabdij van Geraardsbergen 1096-2002. Stadsbestuur van Geraardsbergen. Van Bockstaele G., Vanden Herrewegen A. & De Cock L. (1994): Krakelingen en tonnekensbrand in Geraardsbergen – een eeuwenoud verhaal. Stadsbestuur van Geraardsbergen. Van Bossuyt V. (1962): Het feest van Krakelingenwerp - Tonnekensbrand te Geraardsbergen. Zijn ware Betekenis. In: Het Land van Aalst 14. p.49-57. Wattez, O. (1914): De Vlaamsche Ardennen. Wandelingen en uitstapjes in het Land van Oudenaarde en Ronse. p.163-165.
Landschapsbeheerplan Oudenberg
53
Literatuurverwijzingen
54
Landschapsbeheerplan Oudenberg
B
ijlagen
Bijlage 1: Beschermingsbesluit “de Oudenberg en zijn omgeving”. Bijlage 2: Lijst van muurplanten en stinsenplanten.
Bijlage 1: Beschermingsbesluit “de Oudenberg en zijn omgeving”.
Bijlage 2: Lijst van muurplanten en stinsenplanten.
Soorten stinsenplanten Overzicht van de in Nederland en Vlaanderen min of meer courante stinsenplanten. Er worden drie categorieën onderscheiden: begeleidende soorten (begel), Nederlandse of Vlaamse stinsenplanten (echt) en lokale stinsenplanten (lok). (overgenomen uit Hermy, M. & De Blust, G. (red.) 1997 – Punten en lijnen in het landschap).