Landbouw geeft om water
LTO visie op veranderend waterbeheer
LTO visie op veranderend waterbeheer Ve r a n t w o o r d p e r s p ect i e f
Ons land voert een ingrijpende discussie over het waterbeheer. De agrarische sector kan en wil daar niet aan voorbijgaan. Landbouw en water zijn immers al vele eeuwen lang onlosmakelijk met elkaar verbonden. De regionale organisaties ZLTO, LTO Noord en LLTB hebben zich intensief bezighouden met het bepalen van een visie op waterbeheer. Ook zijn alle vakgroepen in de gelegenheid gesteld een bijdrage te leveren. Dit heeft geleid tot een binnen de Nederlandse land- en tuinbouw breed gedragen document van LTO Nederland. Kern daarvan is, dat de agrarische sector haar verantwoordelijkheid wil nemen voor een toekomstbestendig waterbeheer en dat ook des te beter kan doen naarmate zij kan innoveren en groeien. Dat laatste heeft de agrarische ondernemer grotendeels zelf in de hand, maar hij moet daartoe ook in staat worden gesteld. Het kan daarom niet anders dan dat deze notitie ook ingaat op randvoorwaardelijke aspecten. Er moet een verantwoord perspectief zijn voor landbouw én water. Diverse waterplannen zijn al klaar of in voorbereiding, zoals het Nationaal Waterplan en de Stroomgebiedbeheerplannen. Daarnaast komen plannen tot stand waarin het thema water een nadrukkelijke rol speelt, zoals N2000 en streekplannen. Op Europees niveau is er de Kaderrichtlijn Water, die verdere uitwerking behoeft. De LTO-visie is ook bedoeld als een handreiking aan degenen die in de discussies de land- en tuinbouw vertegenwoordigen. Henk Veldhuizen Voorzitter LTO Water
Niet te n at e n n i e t t e d r o o g …
De komende jaren zal in Nederland een ingrijpende discussie worden gevoerd over het waterbeheer. Het bereiken van de grenzen van het fysieke (water-)systeem en veranderende maatschappelijke wensen hebben geleid tot het stellen van nieuwe prioriteiten. De klimaatverandering, die nergens zo sterk wordt gevoeld als in het waterbeheer, voegt hier een nieuwe dimensie aan toe. De Nederlandse land- en tuinbouw brengen hoogwaardige producten voort en leveren een belangrijke bijdrage aan de nationale economie. Daarnaast vervullen de land- en tuinbouw een belangrijke rol als stimulator van de leefbaarheid van het platteland en beheerder van het landelijke gebied. De bedrijven produceren in nauwe verwevenheid met de omgeving. Onder druk van de internationale concurrentie en dalende marges, evenals een krimpend landbouwareaal, wordt het grondgebruik intensiever. Het is onmiskenbaar, dat hierdoor spanning kan ontstaan met de omgevingsfactoren milieu, water, natuur en landschap. Land- en tuinbouw spelen daarop in door de ontwikkeling van een professionele precisielandbouw, die efficiënt produceert en optimale opbrengsten weet te behalen, met zo weinig mogelijk negatieve invloeden op de omgeving. Het waterbeheer is daarbij een wezenlijke randvoorwaarde. De moderne land- en tuinbouw stellen eisen aan de bewerkbaarheid van landbouwgronden, het opbrengende vermogen en de oogstzekerheid. Er is een toenemende behoefte om de productieomstandigheden en de externe invloeden beheersbaar te maken. De landerijen mogen niet te nat en niet te droog zijn en er moet een stabiel en geleidelijk peilverloop zijn. Bovendien is de beschikbaarheid van voldoende schoon water van belang. Het lijkt paradoxaal, dat een verantwoord waterbeheer en voldoende perspectief voor de land- en tuinbouw niet zonder elkaar kunnen. Groei leidt immers tot meer verbruik. Toch is juist hier de winst te halen. Maar het vergt wel een samenhangend beleid. Water heeft niet alleen met landbouw te maken, maar ook met ruimtelijke ordening, met prioriteiten in natuuren landschapsontwikkeling, met een krachtig zoetwaterbeleid en een duidelijke stellingname tegen verzilting van stroomgebieden, maar ook bijvoorbeeld met meer toegeeflijkheid jegens technische oplossingen.
Potloodschets van de nederlandse land- en tuinbouw De Nederlandse delta is vruchtbaar, waterrijk en bevindt zich in een milde klimaatzone. Dit heeft een sterk en breed georiënteerde land- en tuinbouw voortgebracht, op korte afstand van belangrijke bevolkingscentra in eigen land en in het Europese achterland. Het agrarische productiegebied is in internationaal opzicht van hoogwaardige kwaliteit. Het vakmanschap van de Nederlandse ondernemers creëert veel toegevoegde waarde. De innovatieve kracht en structuren voor kennisvermeerdering staan op mondiaal topniveau. De komende jaren wordt de land- en tuinbouw ook een belangrijke leverancier van energie. De uitputting van fossiele brandstofvoorraden en de uitstoot van CO2 leiden tot de toenemende inzet van alternatieve energiebronnen. Landbouwgronden worden benut voor teelt van biomassa en de glastuinbouw ontwikkelt zich van energieconsument naar energieproducent. Een toenemend aantal bedrijven ontwikkelt tevens activiteiten in de zorg, recreatie en toerisme, het kleinschalig bewerken en verhandelen van agrarische producten en de energieopwekking. Toch zal het merendeel van de bedrijven inzetten op schaalvergroting en specialisatie. De Nederlandse agrosectorlevert een bijdrage van 10 % (42 miljard euro) aan de Nederlandse economie en voorziet ruim 660.000 Nederlanders van werk en inkomen. Bijna 20 % (51 miljard euro) van de totale exportwaarde komt voor rekening van het agrocomplex. De Nederlandse land- en tuinbouw is wereldwijd het tweede exportland en levert daarmee een wezenlijke bijdrage aan de welvaart en aan het welzijn in ons land: gezond en veilig voedsel van eigen bodem, siergewassen die wereldwijd bewondering oogsten, beheer van het platteland en 70 % van de open ruimtes. Ook dragen de land- en tuinbouw zorg voor de leefbaarheid van het platteland en ontstaat door de toepassing van agrarisch natuurbeheer en landschapsregelingen een aantrekkelijke omgeving, waar alle Nederlanders kunnen recreëren en verblijven.
Kw e t s b a a r , m a a r w e lva r e n d wat e r l a n d
Nederland is een rijk en welvarend land, doch op het vlak van het waterbeheer ook een kwetsbaar land. De klimaatverandering zal dit versterken. Het waterkwantiteitsbeheer heeft met het rapport Waterbeheer 21ste Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water een nieuwe impuls gekregen. Voor het waterkwaliteitsbeheer is de Europese Kaderrichtlijn Water van groot belang. In het beleid staan twee tritsen centraal: • w at e r k wa n t i t e i t : va s t h o u d e n, ber g en e n a f vo er e n • w at e r k wa l i t e i t : s c h o o n h o u de n, s c he i de n e n z u i vere n
De eerste reeks heeft vooral betrekking op hoog Nederland, in laag Nederland staat afvoeren voorop. Het waterkwantiteitsbeleid lijkt zich te verzetten tegen compacte technische oplossingen. Het leunt sterk op natuurlijke processen en ruimtelijke oplossingen. De tweede trits heeft geleid tot vergaande milieumaatregelen, ook in de land- en tuinbouw. Het generieke mineralenbeleid en gewasbeschermingsmiddelenbeleid hebben veel milieuwinst opgeleverd, maar tevens een zware last op de bedrijven gelegd. Er zijn grenzen aan de wensen voor een schoon milieu, die worden bepaald door wat haalbaar en betaalbaar is. De verwachte klimaatverandering geeft een extra dimensie aan het waterbeheer. Er ontstaan extremere weerpatronen, de behoefte aan bescherming tegen zowel hoog water als droogte neemt toe. Ook zullen nieuwe plant- en diersoorten hun weg naar Nederland vinden, die bedreigend kunnen zijn voor mensen, dieren en de inheemse flora. De stijgende zeespiegel en hogere rivierafvoeren vragen om een nieuwe kijk op waterveiligheid, vooral op langere termijn. De Deltacommissie heeft zich hierover gebogen en in haar advies besteedt zij ook aandacht aan de zoetwateraanvoer, waarmee droogteperioden overbrugd kunnen worden. Het vigerende waterbeleid is gestoeld op maatschappelijke wensen en een weging van belangen als resultante van de heersende welvaart. De klimaatverandering leidt tot een inperking van de keuzevrijheden. Wereldwijd ontstaan noden, die alles overheersend zullen inbreken op de omgeving en het omgevingsbeleid, ook in Nederland. De wereldbevolking groeit jaarlijks met 80 miljoen mensen, 600 miljoen mensen lijden nu al honger en het wereldwijde landbouwareaal krimpt door een tekort aan zoetwater. Opkomende economieën kunnen nauwelijks in de eigen
voedselbehoefte voorzien. De teelt van energiegewassen, ter vervanging van de eindige voorraden fossiele brandstoffen (doel is 20 % energie uit vernieuwbare bronnen in 2020), vraagt om extra ruimte. Het gevolg is tekorten aan producten uit de land- en tuinbouw, hogere prijzen en een toenemende druk op onze welvaart. De klimaatverandering mag dan leiden tot langere groeiseizoenen, wat gunstig is voor land- en tuinbouw, de toenemende druk op het beschikbare water kan dit voordeel weer teniet doen. In tegenstelling tot andere delen van de wereld heeft Nederland goede mogelijkheden om met de gevolgen van een klimaatverandering om te gaan. Dit is onder meer te danken aan de technologische kennis en onze rijkdom, waardoor we in staat zijn om te werken aan veiligheid en adaptatie. Door de waterrijkdom en de noordelijke ligging zijn ook de landen tuinbouw minder gevoelig voor de veranderingen. Daarom loont het om juist in Nederland te investeren in de land- en tuinbouw. De agenda van de toekomst wordt in toenemende mate gedomineerd door vraagstukken over de water- en voedselvoorziening en de beveiliging tegen overstromingen. Zolang onduidelijk is welk klimaatscenario dominant wordt, zijn risico’s uit den boze. Onomkeerbare ingrepen in het watersysteem, zoals het beperken van de zoetwatervoorziening of het verzilten van wateren en gebieden, moeten worden voorkomen. Het scheppen van ruimte voor de land- en tuinbouw en de versterking van de (waterhuishoudkundige) productieomstandigheden zijn van levensbelang.
Wat doet de agrarische sector zelf?
Verantwoord omgaan met water vereist een breed en diep besef van de noodzaak daartoe. Van professionele agrarische bedrijven mag een zorgvuldige omgang met water worden verwacht. Bedrijven gaan efficiënt om met schoon water, gaan verspilling tegen en passen waar mogelijk hergebruik toe. Tegelijkertijd is een gegarandeerde beschikbaarheid van water van groot belang. In de regio voert de sector regelmatig overleg met de waterbeheerders om te komen tot een verantwoorde inname en verdeling van water. Bij het boren van putten wordt voorkomen dat diepe grondwatervoorraden verontreinigd kunnen raken. De bedrijven onttrekken niet meer water aan de bodem dan voor de teelt van gewassen is vereist. De lozingen van verontreinigd water uit puntbronnen zijn de afgelopen jaren gesaneerd of geconditioneerd. Schadelijke puntlozingen komen niet meer voor. Ook de diffuse bronnen hebben al vele jaren de aandacht. Het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen is fors afgenomen. Het moment en de wijze van toepassing zijn optimaal afgestemd op de behoefte van de gewassen. Innovatieve technieken hebben gezorgd voor een sterke teruggang van de actuele emissies naar grond- en oppervlaktewater. Het generieke mestbeleid en het convenant gewasbescherming leiden tot een verdere afname van de emissies, maar leggen tevens een zware last op de bedrijven. Toch zullen land- en tuinbouw blijven zoeken naar mogelijkheden om ook de resterende problemen op te lossen. Omdat de laatste loodjes het zwaarst wegen, komt hierbij steeds meer accent te liggen op haalbaarheid en betaalbaarheid. Land- en tuinbouwbedrijven beheren cultuurgronden en zijn daarmee tevens beheerder van het haarvatenwatersysteem. De open cultuurgronden vangen jaarlijks vele kubieke meter hemelwater in. Door een actief en verfijnd peilbeheer en waterconservering voegen de bedrijven extra water toe aan de grondwatervoorraad. Hiervan profiteren de landbouwgewassen, maar ook de natuurgebieden zullen minder verdroging ondervinden. In een aantal gebieden vindt waterinlaat plaats, waardoor de peilen ook in droge perioden op niveau kunnen worden gehouden. De fijnregeling in het peilbeheer heeft van het boerenbedrijf een waterbeheerbeheerder gemaakt, die in nauwe samenspraak met het waterschap zorg draagt over het grondwatersysteem. Bij het beheer en onderhoud van waterlopen ontvangen de naastgelegen landbouwgronden doorgaans het maaisel en de specie. Hierdoor sparen de waterbeheerders jaarlijks vele miljoenen aan kosten uit. De sloten spelen een wezenlijke rol in het functioneren van het totale watersysteem. Het beheer en onderhoud van ruim 100.000 km detailsysteem gebeurt
door land- en tuinbouwbedrijven. Verder vindt 75% van alle waterprojecten plaats in het buitengebied en wordt daarvoor in meeste gevallen de medewerking gevraagd van land- en tuinbouwbedrijven. Onlosmakelijk verbonden met het waterbeheer is het bodembeheer. De laatste jaren gaat steeds meer aandacht uit naar de productiefactor bodem. Innovaties op het gebied van grondbewerkingen leiden tot een betere bodemstructuur, verbetering van de draagkracht, versterking van het bodemleven, behoud van de organische stof en daardoor een hoger voortbrengend vermogen. Vooral in hellende gebieden is het streven het landschap te ‘verruwen’ om de afvloeiing en afstroming van water te vertragen en de infiltratie te vergroten. Door functionele agrobiodiversiteit proberen agrarische ondernemers het leven op en in de bodem te optimaliseren en daarmee schadelijke organismen op een natuurlijke wijze te bestrijden. Al deze zaken hebben een gunstig effect op het watersysteem, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. Het geheel overziend is na vele jaren van ontwikkeling, technische innovatie en aanpassingen in de bedrijfsvoering een situatie ontstaan waarin een verantwoord waterbeheer een integraal onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering is geworden.
r a n d v o o r wa a r d e n v o o r e e n e ffectief wat e r b e h e e r
LTO Nederland wil beleidsmakers en bestuurders een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten meegeven voor een effectief en gedragen waterbeheer. De suggesties zijn voortgekomen uit intensieve interne discussies tussen ondernemers die vaak al vele generaties lang leven van land en water. M a a k h et l a n d b o uwa re a a l r o bu u s te r
Er bestaat begrip voor de ontwikkeling van andere functies in het landelijke gebied, er moet echter een halt worden toegeroepen aan te omvangrijke ruimteclaims op en marginalisatie van landen tuinbouwgebieden. Vanwege de klimaatverandering moet juist in Nederland weer worden geïnvesteerd in het optimaliseren van agrarische productiegebieden. In landbouwgebieden moeten de waterhuishouding en de beschikbaarheid van water worden afgestemd op een multifunctioneel landbouwkundig gebruik.
jaar is er voldoende water. Veel zoetwater stroomt ongebruikt naar de zee (Nieuwe Waterweg). De mogelijkheden van wateraanvoer worden onvoldoende benut (Noordervaart). De zoetwaterverdeling moet derhalve worden geoptimaliseerd. De wateraanvoer moet een basistaak worden van de waterschappen. Er bestaat behoefte aan een ‘Deltaplan Zoetwater’. Stop d e v erzilting
De verzilting bedreigt onze economie en daarmee onze welvaart. Het actief verzilten van de grote rivieren, kanalen en meren staat haaks op de toenemende behoefte aan zoetwater. Ook moet de passieve verzilting door zoutindringing bij lage rivierafvoeren of een toenemende kweldruk worden tegengegaan. Het beleid ten aanzien van de grootschalige zoetwaterbuffers moet worden herijkt. Wateren en gebieden die eenmaal verzilt raken, zijn voor vele generaties onbruikbaar. LTO Nederland sluit zich met dit standpunt aan bij de VEWIN en de waterschappen. M aak Ne derland grot er
Zet l a n d b o u wc o m pe n s at ie i n
De overheid moet aantasting van agrarische waarden compenseren. Tegenover gronden die worden geëxtensiveerd of onttrokken aan de land- en tuinbouw dient een kwaliteitsimpuls elders te worden gegeven (landbouwcompensatie). Een geslaagd gebiedsproject omvat ook de ontwikkeling van de land- en tuinbouw, zowel op bedrijfsniveau als op gebiedsniveau. Vo o r ko m ge le i d el i j k ‘af p el l e n ’ va n bedrijv e n
Bedrijven die geheel of gedeeltelijk moeten wijken voor maatschappelijke wensen, mogen in vermogen en in inkomen er niet op achteruitgaan. In ruil voor hun medewerking dienen zij juist extra perspectief te krijgen. Wat zeker niet mag gebeuren is het geleidelijk ‘afpellen’ van bedrijven, door een opeenstapeling van planologische, hydrologische of milieutechnische beperkingen. De overheid dient als één instantie op te treden. Ook mogen na uitvoering van projecten geen bedrijven op een (planologische) eiland achterblijven, omdat ze dan geen perspectief meer hebben. Het komt ook nogal eens voor, dat bedrijven op termijn planologisch worden belast als ‘dank’ voor hun eerdere medewerking aan waterprojecten.
Ruimte is een schaars goed, zeker op lange termijn. De bevolkingsdruk zal toenemen, ondanks een mogelijke afname van het aantal inwoners. Mede daardoor hebben ook de land- en tuinbouw extra productieruimte nodig, inclusief op de agrarische productie afgestemde omstandigheden. Het is daarom onverstandig te kiezen voor oplossingen die Nederland ‘kleiner maken’. Integendeel, waterveiligheid vraagt om een groter Nederland. We moeten de stijgende zeespiegel met zeewaartse oplossingen bedwingen en de hoge rivierafvoeren temperen met een zo beperkt mogelijk ruimtebeslag. Watervraagstukk en vrag en om nucht e rheid
De benadering van watervraagstukken vraagt om zakelijkheid en nuchterheid. In het waterbeleid komen we beeldende zinsneden tegen zoals ‘het herstel van de veerkracht’ en ‘het vergroten van de sponswerking van het landschap’. De voorkeur gaat meestal uit naar ruimtelijke en natuurlijke oplossingen. In natuurlijke systemen ontbreekt echter de sturing, waardoor problemen juist versterkt kunnen optreden. Bij hogere peilen neemt het bergingspotentieel af, waardoor eerder wateroverlast optreedt. De wens om natuur te ontwikkelen lijkt het primaat te hebben boven de noodzaak om het watersysteem op orde te brengen.
Hou landbouwgebieden vrij van planologische be pe r k i n gen
Kijk ook ee ns naar t echnisch e oplossing e n
W er k a a n ee n be t er e z oe twat erv e r d eling
L aat h et g ebi edsproc es zijn werk do en
De uitstraling van naastliggende functies op het landbouwgebied worden ingedamd. Er is ruimte voor de onttrekking van water en de aanleg van drainage. Er ontstaan geen gebruiksbeperkingen door de ontwikkeling van nieuwe functies aangrenzend aan landbouwgebieden. De oplossingen voor ruimtelijke spanningen door de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden of nieuwe gebieden moet worden gezocht in de reallocatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Wezenlijk onderdeel van de agrarische productie is de beschikbaarheid van voldoende zoetwater. Daarbij moet niet alleen worden uitgegaan van extremen. De meeste tijd van het
In een planologisch volledig bestemd en ingericht land zijn technische oplossingen onontkoombaar. Met een actief peilbeheer kan een technische veerkracht worden gerealiseerd, die in waterstaatkundig opzicht effectiever is dan een natuurlijke veerkracht. Een optimaal aan- en afvoersysteem kan voorzien in de waterbehoefte en tevens overlast voorkomen. Ook is er nog technisch perspectief voor dijkverzwaring in plaats van grootschalige ruimtelijke inrichting. Het gebiedsproces is een waardevol instrument voor het oplossen van regionale vraagstukken. Nieuwe ontwikkelingen hebben de meeste kans van slagen indien zij op een stimulerende en
motiverende basis zijn gestoeld. Overleg en consensus zijn daarin belangrijke elementen. Een vrijwillige aanpak komt misschien wat langzamer langzaam op gang, maar is wel solide. Oplossingen die aan de basis ontstaan, kunnen bogen op draagvlak en daadkracht in de uitvoering. Daarbij is ook aandacht voor ‘agrarische minderheden’ in het gebied. Om het resultaat te verankeren dienen plannen consistent te zijn en niet aan doorlopende wijzigingen te worden onderworpen. Los eer s t ne g at i ev e effe c te n va n i n g re p e n op
Negatieve gevolgen van ingrepen worden opgelost, voordat de schop de grond in gaat. Hierdoor blijven partijen vertrouwen in elkaar houden. Schaderegelingen achteraf verzanden vaak in discussies over oorzaak en gevolg. Bij grotere projecten moet een landbouweffectrapportage worden opgesteld. Ook moet inzichtelijk zijn hoe wordt omgegaan met onzekerheden in de hydrologische berekeningen en in toekomstscenario’s. Ga uit van de bestaande hydrologische situatie
De bestaande hydrologische situatie is een verworven recht. De kreet ‘teelt volgt peil’ mag niet voorbij gaan aan de bestaande gebruikswaarde en potenties van de landbouwgronden. Het uitgangspunt moet zijn dat ‘wat nu kan, minimaal straks ook nog moet kunnen’. In gebieden waar een bodemdaling aan de orde is moet het peil aan de daling worden aangepast, zodat de landbouwkundige gebruikswaarde intact blijft. In bemalen gebieden moet de gemaalafvoer afgestemd blijven op een goed landbouwkundig gebruik van het gebied. Goede bemaling is bovendien uit oogpunt van volksgezondheid en diergezond van groot belang. Daarnaast moet in alle gevallen vooraf aan een ingreep in het hydrologische systeem de nulsituatie eenduidig worden vastgelegd, zodat achteraf ontraceerbare situaties worden voortkomen. Hou bescherming tegen overstroming in stand
In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat de waterschappen het watersysteem zullen beoordelen op de inundatiefrequentie, uitgaande van landelijke werknormen. De bestaande capaciteit moet minimaal worden gehandhaafd. Onder omstandigheden kan naar beneden worden afgeweken van de landelijke werknormen. Waterlopen die in de bestaande situatie boven de norm zitten moeten op dat niveau worden gehouden. Normopvulling gaat ten koste van grote arealen landbouwgrond omdat ze steeds verder kunnen vernatten zonder dat het waterschap verplicht is in te grijpen. Schep duidelijkheid over verantwoordelijkheid van part i je n
Er moet duidelijkheid bestaan over de verantwoordelijkheid van partijen. De verzekerbaarheid van schade mag voor de overheid geen aanleiding zijn om de zorgplicht af te bouwen.
Ook mag kwalitatief en kwantitatief geen afwenteling plaatsvinden van het stedelijk gebied naar het landelijke gebied. In financieel opzicht moet een eerlijke en heldere verdeling van de lasten plaatsvinden. Geef aandacht aan instrum e ntarium e n proc e sond erst e uning
Verbetering van het watersysteem kan niet zonder goed gevulde instrumentenkoffer. De groen-blauwe diensten moeten worden uitgewerkt, er is meer aandacht nodig voor kavelruil en ook het beginsel van landbouwcompensatie verdient aanbeveling. In alle gevallen geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Flankerende oplossingen moeten een duurzame oplossing bieden, zowel op het bedrijfsniveau als op het gebiedsniveau. De ondernemer heeft een doorslaggevende stem bij de keuze van de oplossing die goed is voor zijn bedrijf. Het uitkeren van een vergoeding moet als sluitpost worden gezien. Stra f notoir e ov e rtreders, maar coach go e dwill end e n
Er moet een goede balans worden gevonden tussen stimuleren en reguleren. De controle en handhaving moeten een coachend karakter hebben. Het doel is het bereiken van normconform gedrag. Notoire overtreders zullen worden beboet. Daarbij verdient de relatie met Europese toeslagrechten en de mogelijkheid van een dubbele sanctionering extra aandacht. Zet verplichtend instrumentarium in als vangnet
De inzet van het onteigeningsinstrument en de oplegging van een gedoogplicht zijn alleen acceptabel mits alle voor- en nadelen op rij gezet zijn, inclusief de aankoopstrategie, en het gebied ermee heeft ingestemd. De daadwerkelijke toepassing van de instrumenten gebeurt nadat 95 % van de betrokkenen op vrijwillige basis (privaatrechtelijk) de medewerking heeft toegezegd. De vrijwillige medewerking dient te worden beloond door ook deze aankopen te baseren op de grondslagen van onteigening. Hiervoor dient vanaf het begin van een project helderheid te bestaan over de inzet van het instrumentarium. Zo ek naar ni euwe k ennis
Om te kunnen omgaan met veranderende omstandigheden moeten nieuwe wegen worden gezocht, ideeën worden beproefd en de beschikbare kennis worden verspreid. Meer operationeel inzicht is nodig in de gevolgen van processen zoals verzilting, vernatting en verdroging, als ook zicht op (innovatieve) ideeën om daarmee om te gaan. Ook bestaat behoefte aan nieuwe ideeën en vernieuwend denken over waterbeheer. De Deltacommissie, die in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onderzoek doet naar de gevolgen van de zeespiegelstijging evenals naar de mogelijk maatregelen, kan hieraan een impuls geven.
LTO N ederland kiest voor v e r s t e r k i n g va n d e co nc u r r e n t i e k r ac h t De concurrentiekracht wordt bepaald door de kostprijs bij productie, de productkwaliteit en de kosten van afzet (logistiek). In de internationale concurrentie zijn concessies aan de productkwaliteit uit den boze. Er is geen markt voor klasse twee producten. De kostprijs en productkwaliteit zijn afhankelijk van het ondernemerschap en vakmanschap, maar ook van de productieomstandigheden. Een optimale waterhuishouding en de beschikbaarheid van voldoende schoon en zoet water zijn van groot belang. Daarnaast bepalen ook de bestuurlijke en financiële aspecten van het waterhuishoudkundige beleid hoe groot de ruimte om te ondernemen is. De volgende factoren zijn daarin van belang: E en eer l i j ke c o n c u r r en t ie v r a ag t o m ee n g e l i j k s peelv e l d
De Nederlandse land- en tuinbouw investeren al 25 jaar in de milieu- en waterkwaliteit. Ook betalen de Nederlandse land- en tuinbouw mee aan de waterstaatswerken via de waterschapsheffing op cultuurgrond, iets wat in andere landen ongekend is. Verder leveren de land- en tuinbouw een bijdrage in natura aan het waterbeheer. De afzet van maaisel en baggerspecie op boerenland leidt jaarlijks tot een besparing van vele miljoenen. Ongeveer 75 % van de waterprojecten vindt plaats in het buitengebied en vraagt om de medewerking van de land- en tuinbouw. Het is van belang om in de (internationale) weging van belangen deze elementen mee te nemen. Wat e r s c h a p p en m oe ten z i c h be p er k e n tot hun k e r n ta a k
De kosten van het integrale waterbeheer zijn mede door de ‘brede kijk’ aanmerkelijk gestegen. Natuurontwikkeling is geen kerntaak van het waterschap en mag niet uit de waterlasten worden betaald. Bed r i j ve n be pa le n h u n ke u ze s o p ba sis van e c o n o m i s c he p r i n c i pe s
Nederlanders zien het landelijke gebied doorgaans als publiek domein, terwijl het privaat bezit is en tevens het werkgebied van boeren en tuinders. Aan ondernemers wordt gevraagd
medewerking te verlenen aan de realisering van maatschappelijke doelen. Daarbij mogen we de economische wetten, waaraan bedrijven in de land- en tuinbouw hun levensvatbaarheid ontlenen, niet uit het oog verliezen. De primaire taak van de landen tuinbouw is de productie van voedsel en siergewassen. Kost en van maatschapp elijk e we nse n eerlijk v erde le n
De kostentoerekening van maatschappelijke wensen verdient meer aandacht. Het streven naar maatschappelijk verantwoord ondernemen mag geen excuus zijn om maatschappelijke wensen een op een bij het bedrijfsleven onder te brengen. Het belonen van maatschappelijke diensten of het vrijstellen van heffingen en belastingen komt onvoldoende van de grond. Dit maakt medewerking aan de uitvoering van waterprojecten niet vanzelfsprekend. Inzetten op versterking van bestaande waarden
Nederland staat de komende jaren voor een geweldige wateropgave. De financiële en maatschappelijke haalbaarheid zijn cruciaal. Beleidsambities moeten in evenwicht zijn en gericht op de versterking van bestaande waarden. Een extra uitbreiding van natuurgebieden of ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden leidt tot nieuwe spanningen en komt de duurzaamheid niet ten goede. Ook moet worden voorkomen dat bedrijven op termijn toch planologisch worden belast, ondanks hun eerdere medewerking aan waterprojecten.
Colofon
September 2008 Tekst: John Tobben, LLTB, Roermond Ontwerp en vormgeving: Studio Naskin, Haarlem Fotografie: Stefan Koopmans (coverfoto), Rob Wanten, Douwe Korting en LTO Noord Drukwerk: Lulof, Almelo i n f o r m at i e
ZLTO Informatielijn: 0900 - 235 95 86, e-mail:
[email protected] LLTB Infolijn: 0900 - 46365582, e-mail:
[email protected] LTO Noord Informatiecentrum Deventer, Drachten en Haarlem: 088 - 888 66 44, e-mail:
[email protected]