1 Kibera, een sloppenwijk in de hoofdstad van Kenia, Nairobi Met één vloeiende beweging streek Rebecca Jackson de punt van haar lippenstift over haar bovenlip. Rebecca Jackson, PhD, stond op haar visitekaartje. Die ‘PhD’ was de af korting van een wetenschappelijke titel in de scheikunde, die haar nog steeds met trots vervulde. De lippenstift die ze tussen haar vingers klemde, was niet zomaar een goedkoop verfstokje, maar een peperdure lipstick die alles bedekte. En dat was maar goed ook. Zeker op de plek waar ze nu stond. Ze was een wereld verwijderd van haar jachtige alles-of-niets-leven in de farmaceutische industrie, waar alles draaide om de competitie voor nieuwe wondermedicijnen. Het bedrijf van haar oom, Jackson Pharmaceuticals, speelde op hoog niveau mee. Haar locatie: Kibera, een grote en beruchte sloppenwijk midden in Nairobi, waar op een klein grondgebied zo’n tweehonderdduizend mensen zich een weg door het leven zwoegden. Straatarme mensen, die ondanks de zware last van hun problemen in f leurige kleding stralend de wereld tegemoet traden, en die zich niets leken aan te trekken van de hitte zoals die gebruikelijk is in landen rond de evenaar. Haar lippenstift: L’Absolu Rouge van Lancôme Paris. Zij gebruikte altijd de tint Daisy Rose, die haar lippen met factor 12 ook nog eens extra bescherming gaf tegen de zon. Het ging haar in de eerste plaats echter niet om de extra bescherming tegen de felle stralen van de zon. Ze gebruikte de lippenstift voor hetzelfde probleem waarvoor ze al tientallen andere merken had geprobeerd, namelijk om een cosmetische oneffenheid te maskeren. Een oneffenheid die het gevolg was van medisch falen. Twintig jaar geleden had de toen zeventienjarige Rebecca Jackson een onvrijwillige ontmoeting met een chirurg. Een ontmoeting waarvan ze zich slechts f larden kon herinneren, omdat ze op dat moment behoorlijk onder invloed was. In de kliniek van een stadje in de Amerikaanse 5
staat Virginia deed de chirurg zijn uiterste best om orde aan te brengen in de puinhoop van losse stukjes huid op de plek waar haar bovenlip haar gezicht sierde. Hij had het echter niet goed gedaan. O, wat was ze altijd blij geweest met haar volle lippen. Ze kon zich niet herinneren dat ze de voeten van de chirurg onder had gespuugd – dat vertelde haar moeder haar de ochtend na die afschuwelijke avond en nacht – maar ze had er geen spijt van. Er is een onvergeef lijke fout bij plastische chirurgie van lippen en die is dat er een hapering zit in de liprand, ofwel dat de grens van het lippenrood niet een ononderbroken lijn vormt met het wit van de huid, maar dat er een knik in zit. Lippenrood. Het was een woord dat ze op zeventienjarige leeftijd had geleerd en dat ze sindsdien dagelijks f luisterde als ze in de spiegel keek. Ze was er uiterst vaardig in geworden om de knik van een millimeter in haar liprand met make-up te maskeren. Ze wist immers maar al te goed dat zelfs een minimale afwijking in de liprand altijd de aandacht krijgt; dat de ogen van iedereen met wie ze contact had, zich op die imperfectie richtten. In de spiegel zag ze dat haar cameraman, Rich, de kamer binnen liep. Met zijn olijfgroene T-shirt en zijn spijkerbroek leek hij thuis te horen in de stoffige straatjes van deze stoffige sloppenwijk. ‘Dokter Jackson, schiet alstublieft een beetje op. Dit is al de vierde keer dat u lippenstift opsmeert. U hoeft zich over uw uiterlijk echt geen zorgen te maken, hoor.’ ‘Ik heb in geen twintig jaar een stap buiten de deur gezet zonder een dikke laag lippenstift’, mompelde ze. ‘Nou, dit is Afrika’, zei Rich. ‘Op de plek waar we filmen is het juist goed als u er zo natuurlijk mogelijk uitziet.’ ‘Ik heb het niet zo op mijn natuurlijke uiterlijk.’ Ze zweeg even, legde haar vinger op de opening van een parfumf lesje, draaide het om en bevochtigde met haar vinger de huid onder haar neus. ‘Wat een rioollucht hangt hier.’ ‘Kijk maar uit als u zo meteen de deur uit stapt’, waarschuwde hij. ‘Daar loopt een stroompje van iets vochtigs en ik denk dat daar die stank vandaan komt.’ 6
Zolang ze zich kon herinneren, gebruikte ze al opiumparfum, een parfum van Yves Saint Laurent. Ze stak het f lesje in de lucht, zodat Rich het etiket kon zien. ‘Het is toch belachelijk dat de douanebeambten van Kenia mij tegenhielden, omdat er Opium staat op dit f lesje?’ Ze lachte. ‘Alsof ik gewoon met een f lesje drugs naar Kenia zou vliegen.’ Ze stopte het f lesje terug in haar leren handtas van het peperdure merk Tano. ‘Ik moest zelfs een beetje parfum in de lucht spuiten om die zeurkous tevreden te stellen’, voegde ze eraan toe. ‘Zonde van de parfum.’ ‘Kom, schiet nou maar op’, drong hij aan. Ze draaide zich om in de ruimte met muren van modder en takken. Letterlijk en figuurlijk een modderschooltje in de sloppenwijk, dat de filmploeg had omgetoverd tot kleedkamer. ‘Ik loop vlak achter je.’ ‘En kijk uit voor dat stinkstroompje.’ Ze stapte het modderige, ongeplaveide straatje op. Langs beide zijden hadden verkopers hun waren uitgestald, variërend van tandpasta en haarproducten tot schoenen; alles in strakke rijen naast elkaar op de grond. De cameraploeg had een groepje kinderen in schooluniformen gecharterd die een spelletje zouden spelen op de achtergrond terwijl zij langzaam en al pratend over de straat in de richting van de camera zou lopen. De opdracht was eenvoudig: praat terloops over de fantastische projecten van Jackson Pharmaceuticals – JP – voor de strijd tegen aids. Maar na drie uur proberen was ze nog niet verder gekomen dan mechanisch gestuntel. Het zag er allemaal te gemaakt uit. Het doel van de serie filmpjes was juist om het tanende imago van JP een beetje op te poetsen en om de verkoop te stimuleren van haar nieuwe autobiografie, Dealer: Bekentenissen van een Amerikaanse farmaceut. Op het moment dat de cameraploeg wilde stoppen met filmen om de draad een dag later weer op te pakken, deed Rebecca Jackson iets waarvan ze dacht dat het niet gefilmd werd. Ze deed spontaan mee met een paar weesmeisjes die een handklapliedje zongen over Afrikaanse vrouwen die in een ritmische cadans kleren wasten. Glimlachend klapte Rebecca met een lief, jong Keniaans weesmeisje. Al stamelend probeerde ze het liedje mee te zingen. 7
Toen de weesmeisjes een tijdje later klaar waren met het spelletje, slenterde ze terug naar haar cameraploeg. Bij de opnameleider, een humeurige man die Lane Buckwalter heette, verscheen voor het eerst die dag een glimlach op z’n gezicht. ‘Dit is mooi. Als je het mij vraagt, kunnen we alles wat we vandaag hebben gefilmd over zogenaamd ontspannen praatjes weggooien, en dan gebruiken we alleen dit. We huren wel een professional die een gevoelig commentaar inspreekt over de nieuwste aidsmedicijnen van JP.’ Rebecca reageerde verbaasd. ‘Wat? Waren jullie aan het filmen?’ De cameraman glimlachte. ‘Van begin tot eind.’ De pr-man van Putnam, de uitgeverij van Rebecca’s boek, knikte instemmend. Putnam en JP hadden in hun overeenkomst voor de financiering van de campagne vastgelegd dat het filmpje met Rebecca in de hoofdrol zou eindigen met de coverfoto van haar boek, die enkele seconden in beeld zou blijven. Buckwalter veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek naar de lucht. ‘Mijn maag rammelt. Kom, we gaan snel terug naar het hotel voor een heerlijk dinertje.’ Rebecca knikte en keek naar Rich. ‘Wil jij even mijn tas pakken?’ ‘Tuurlijk.’ Ze bleef op straat rondhangen terwijl de ploeg de apparatuur in een gelige landrover laadde. ‘Dokter Jackson?’ Ze draaide zich om en keek in het gezicht van een opvallend donkere Afrikaan. Ze had net een paar dingen geleerd over karakteristieke verschillen in het uiterlijk van Keniaanse stammen. Deze man zag eruit als een typische Luo met zijn volle lippen, brede neus en tanden die extra wit afstaken tegen zijn donkere huid. ‘Mag ik een foto van u maken?’ vroeg hij. ‘O ja, natuurlijk’, zei ze met een glimlach. Blijkbaar had ze zelfs fans in het verre Afrika. ‘Wilt u dan even hier gaan staan?’ zei hij terwijl hij haar voorging naar de hoek van een steegje. ‘Ik wil u graag fotograferen als u voor onze kliniek staat.’ 8
Ze stapte het steegje in en glimlachte toen hij een zilverkleurige digitale camera tevoorschijn haalde. ‘Ja, goed zo. Even lachen’, zei de man. Ze lachte zo lief mogelijk tot ze voelde dat er vanachter haar twee armen om haar middel werden gelegd. Ze probeerde te gillen, maar een grote hand drukte krachtig op haar mond. Schoppend en trappelend werd ze verder het steegje in getrokken, buiten het zicht van haar cameraploeg. Het schoot door haar heen dat ze beroofd werd. Ze was bang dat ze ook verkracht zou worden. Wanhopig wilde ze roepen dat ze geld in haar handtas had. Maar haar dure Tanotasje lag in de geïmproviseerde kleedkamer. En ze kon natuurlijk niks roepen met die hand op haar mond. Binnen een paar seconden werd ze achter in een raamloos bestelbusje geduwd. Ze staarde in de loop van een revolver. ‘Maak geen enkel geluid!’ zei de man. Ze hoorde dat er tegen de zijkant van het busje werd getikt. De auto kwam gierend in beweging en bonkte door het hobbelige steegje. Het drong tot haar door wat er gebeurde. Dit was geen overval. Tenminste niet zo’n straatberoving waar ze in eerste instantie aan had gedacht. Ze werd ontvoerd. Ze was nu een ruilmiddel. En wat voor ruilmiddel! Ze was niet alleen een gespecialiseerde farmacoloog, maar ook het nichtje van de bestuursvoorzitter en meerderheidsaandeelhouder van een farmaceutisch miljoenenbedrijf. Het busje reed steeds sneller. Ze keek naar de achterdeur en vroeg zich af of ze het zou overleven als ze haar ontvoerder af leidde en dan door de achterklep naar buiten sprong. Bijna onmiddellijk besefte ze dat het zinloos was om te proberen te ontsnappen. Een andere gedachte schoot door haar brein: M’n lippenstift zit in m’n tas.
9