reader
keram i se he decoratietechnieken
ihleiding engobes onderglazuur majolica opglazuur glazuur
ABV4001.CK
Inleiding
Deze reader heeft als doel een kernachtige uitleg te geven van de meest gebruikte keramische decoratie technieken. Zodat je, na enig experimenteren, je eigen weg binnen deze materie kunt uitstippelen.
Vanwege de extreme giftigheid zijn er wel een paar stoffen die het best · vermeden kunnen worden. Deze stoffen hebben wij dan ook niet meer op voorraad. Deze stoffen zijn o.a. lood, cadmium, selenium, antimoon en arseen. Deze stoffen waren er, onder anderen, de oorzaak van dat, eeuwenlang de keramist een kortere levensverwachting had dan een mijnwerker.
1. Gezondheid en veiligheid 2. Vroeger en nu Veiligheidsmaatregelen zijn bij het werken met glazuren en andere keramische materialen iets waar wel degelijk rekening gehouden moet worden. De stoffen waar mee gewerkt wordt kunnen zeer giftig zijn. Nu is het begrip "giftig" relatief. Want het is namelijk niet de stof die giftig is, maar de dosering en hoe de stof in het lichaam komt. Zo kan zinkzalf een heel heilzame werking hebben, maar kan het inademen van grotere hoeveelheden zinkoxide leiden tot storingen in het maagdarmkanaaL Draag bij het werken met poedervormige stoffen altijd een fijnstofmasker. En werk met op-, onder-, en gewone glazuren, en majolica uitsluitend in een, aangepaste, glazuurruimte. Draag daar een werkjas of schort en laat die daar hangen als je even de ruimte verlaat. (Zodat de stoffen die aan de werkkleding zitten niet de glazuurruimte verlaten.) Maak je werkplek als je klaar bent nat schoon. Gebruik nooit een handveger of iets anders wat stof opwerpt. Informeer jezelf over de stoffen die je gebruikt. Weet wat de werkzaamheid van de stof is, en ken de eventuele gevaren van de stof. Er is geen enkele reden om angstig te zijn, maar neem wel de nodige voorzorgsmaatregelen.
De vroegere keramist heeft periodes gekend waarin zijn kennis en kunde, op het vakgebied dat later scheikunde is gaan heten, hem een hoge sociale positie verwierf. Zo was de in de Vroeg Renaissance te Florence levende Luca della Robia (1397- 1482) niet alleen gilde-oudste van het gilde van de beeldhouwers, maar ook van de apothekers en van de metselaars. Daarnaast had hij nog een belangrijke functie in het bestuur van de stad. De kennis van dergelijke oude meesters was vooral gestoeld op ervaring en overlevering. Tegenwoordig weten we, door de vooruitgang die de wetenschap heeft gemaakt, veel meer over de scheikundige processen die plaatsvinden tijdens het stoken van keramiek, en in het bijzonder, van glazuren. Toch blijft aan het werken met, en het samenstellen van, glazuren een "alchemistisch" geurtje hangen. Dat wil zeggen dat, ondanks het feit dat wij nu veel beter kunnen uitrekenen en voorspellen noe bijvoorbeeld een glazuurproefje uit de oven zal komen, toch "trial and error", ofwel proefondervindelijk werken, veel gehanteerd wordt.
3. Het stookproces: Is enige kennis van het stookproces meer dan handig. Voordat klei voor de eerste keer gebakken wordt, de zo genaamde bisquitbrand of bisquitstook, moet het werk kurkdroog zijn. Omdat anders het water in de klei zal gaan koken en het werkstuk uit elkaar zal klappen. Het traject van de begintemperatuur tot 600°C is heel belangrijk. De oven moet tot 600°C heel rustig aan opgestookt worden. Hoe massiever het werk, hoe langzamer. Gedurende dit traject zullen niet al te vast gebonden waterstofatomen (H) en dito zuurstofatomen (0) zich losmaken van de elementen waaraan ze oorspronkelijk verbonden waren. Er vormt zich dan opnieuw water (H20) in de klei. Dit water moet de tijd gegund worden om zich te vormen en uit de klei te verdampen. Anders klap het werk alsnog. Langzaam opstoken heeft ook als ., voordeel dat even1ueel ingesloten kleine luchtbelletjes via de poriën in de klei kunnen ontsnappen. Tijdens het stoken krimpt het werkstuk en de eventueel ingesloten luchtbelletjes zetten uit. Dit gaat, vanzelfsprekend, niet goed samen. Luchtbellen in de scherf dienen daarom ten alle tijden vermeden te worden, maar ongelukjes gebeuren. Als de luchtbellen te groot zijn of niet voldoende tijd krijgen om te ontsnappen, zal het werkstuk ook klappen. Als de 600°C bereikt is, dan wordt deze temperatuur meestal even vastgehouden. Nu hebben we de kwartssprong gehad. Dat wil zeggen dat er nu geen water meer kan onstraan omdat alle niet al te vast gebonden waterstof- en zuurstofatomen zijn "losgeweekt". De klei heeft nu een chemische omzetting meegemaakt. Klei die 600°C of hoger is gestookt kan niet meer kneedbaar '·
gemaakt worden door water toe te voegen . Klei die die temperatuur niet bereikt heeft wel. Als de temperatuur eenmaal boven de 600°C is, dan kan de oven veel sneller opgestookt worden naar de maximaal gewenste temperatuur. De maximale temperatuur is afhankelijk van de soort gebruikte klei. Hoe hoger klei gestookt wordt, hoe dichter de kleideeltjes op elkaar komen te zitten, totdat ze samensmelten. Dàn ontstaat er glas in de scherf. Als de temperatuur verder opgevoerd wordt dan zal de vorm, steeds meer glas worden, zijn stevigheid verliezen en onder zijn eigen gewicht in elkaar zakken. Nog verder opvoeren van de temperatuur zal alle klei in glas veranderen . Dit proces noemen wij sinteren. Bij het bakken van aardewerk wordt sinteren, meestal, vermeden. Er zijn echter kleisoorten die net sinteren vereisen, bijvoorbeeld porselein om die lichtdoorlatende scherf te krijgen. En steengoed om, zonder toepassing van glazuur, toch een waterdichte scherf te krijgen. · Aardewerk is de meest gebruikte kleisoort en wordt bisquit gebakken van± 960°C tot± 1100°C. Porselein wordt meestal gestookt rond de 1200°C, evenals steengoed. Als de maximaal gewenste temperatuur wordt de temperatuur meestal nog even vastgehouden, waarna de oven afslaat en het werkstuk kan afkoelen. Is het werkstuk afgekoeld dan kunnen daarna eventuele verdere bewerkingen volgen; zoals Ónderglazuur aanbrengen, glazuren enz. enz. Doordat het werken met keramiek veel arbeidsgangen kent; het bouwen, drogen, bisquit stoken, aanbrengen van glazuur of andere decoratietechnieken toepassen, glazuurstook, enz., is het verstandig
om met meerdere werkstukken, in verschillende arbeidsgangen tegelijk aan het werk te zijn. Zo kan je een werkproces in gang houden. Als je namelijk een werkstuk helemaal afwerkt en dan pas je conclusies trekt en deze verwerkt in een tweede werkstuk, dan duurt het veel te lang voor er iets is wat een eindwerkstuk genoemd kan worden .
.
..
... .:
.:
.'
. . . .. .
.
.
4
. 5
·.· ··
3
ABV.2001 .CK
Engobe
1. Samenstelling van engobes: Een engobe is een gekleurde laag klei, aangebracht op een keramisch werkstuk om de kleur te veranderen, of om een decoratief effect te verkrijgen . Er zijn vele manieren om engobes te kleuren, aan te brengen, en om een glazuur aan te brengen over de engobes. Engobes moeten dekkend zijn, blijven hechten aan de ondergrond tijdens het krimpen van de vorm gedurende het drogen en bakken, en niet versmelten met de afdekkende glazuurlaag. Heel bruikbare engobes kunnen gemaakt worden van de klei waarmee de vorm zelf is gemaakt. Deze engobes zullen goed hechten, vooropgesteld dat de engobe aangebracht wordt op de vorm als deze nog nat is, zodat de engobe en de vorm samen kunnen drogen en dus krimpen. Een voordeel is dat tijdens het maken van de vorm al meteen, op een vrij eenvoudige wijze, met kleur gewerkt kan worden. Een nadeel is dat alleen met tinten gewerkt kan worden die donkerder zijn dan de kleur van de vorm. Om dit probleem te ondervangen kunnen er engobes gemaakt worden die in essentie wit en dekkend zijn. Deze engobes kunnen ook gekleurd worden met o.a. oxides. Het is ook mogelijk om engobes te maken die weinig of zelfs nauwelijks krimpen, en dus aangebracht kunnen worden op droog, of zelfs op bisquit gebakken werk. Engobes zijn samengesteld uit: klei, vloeiers, vullers, binders, dekkend makers en kleurmakers. De kleisoorten worden gekozen om hun witheid en hun krimpend vermogen. Meestal wordt een menging
van kaolin en ball-clay gebruikt. Hoe meer kaolin hoe witter. Hoe meer ballclay hoe meer krimp. De totale hoeveelheid klei in een engobe ligt, gebruikelijk, tussen 40 en 70 procent. Welke vloeier er gebruikt wordt hangt af van de temperatuur waarop het werk gestookt gaat worden. Voor hogere temperaturen wordt een veldspaat gebruikt. En voor lagere temperaturen een loodvrije fritte. _ Als vuiler wordt kwarts (kwarts is zeër zuiver zand ofwel Si02) gebruikt. Meestal in genereuze hoeveelheden, want kwarts verkleint het percentage krimp. VI/el 15 tot 30 procent. Als binder wordt vaak een beelje borax gebruikt. Dit maakt de engobe wat beter bestand tegen beschadigingen tijdens verplaatsen voor het bakken. Organische binders zoals gom of suiker kunnen ook gebruikt worden. Maar deze kunnen verouderen. Als dekkendmaker kan zircoonoxide gebruikt worden. Voor donkere engobes is dat niet altijd nodig. Tinoxide kan ook als dekkendmaker gebruikt worden, maar is aanmerkelijk duurder. Vergeleken bij de samenstelling van glazuren, heeft de samenstelling van engobes grotere toleranties.
2. Kleurende oxides in engobes: Engobes kunnen gekleurd worden met elk oxide dat ook als kleurend oxide gebruikt wordt in glazuren. Ook kunnen hittebestendige pigmenten gebruikt worden (die meestal samengesteld zijn uit kleurende oxides). Er is wel een hoger percentage oxides of pigmenten nodig om in engobes een vergelijkbare toon te krijgen . De kleur zal pas zijn volledige verzadiging krijgen als de engobe is afgedekt met een transparant glazuur. Omdat engobe voornamelijk klei is zijn aardkleuren, zoals bruinen, zwart,
grijzen en grijsblauwen de meest geijkte tinten. Felle groenen, gelen of blauwen kunnen beter met glazuren gemaakt worden. De volgende lijst geeft de hoeveelheid kleurende oxide en de kleur die dit waarschijnlijk oplevert: Licht bruin Bruin Donker bruin Licht grijs Midden grijs Midden blauw Grijsblauw Midden groen Geel Paarsbruin Crème Zwart
-2% ijzeroxide. -4% ijzeroxide. -6% ijzeroxide. -1% ijzerchromaat -2% ijzerchromaat -1% cobaltoxide. -1% cabaltoxide + -2% ijzeroxide. -3% koperoxide. -10% vanadium. -6% mangaanox. -6% rutile. -3% ijzeroxide + -2% cabaltoxide + -2% mangaanox.
Na het aanbrengen van de engobe en het drogen van het werkstuk wordt het werkstuk eerst een keer gestookt. Daarna kan het werkstuk eventueel nog geglazuurd worden. Het glazuur dat gebruikt wordt heeft een grote invloed op de hoedanigheid van de kleur ervan. Zo geven transparante alkalische glazuren een briljant effect, terwijlloodhoudende transparante glazuren een effect geven alsof de engobe nat is gemaakt. Half dekkende glazuren kunnen een erg interessant sluierachtig effect hebben . Als een engobe gebruikt wordt waar veel ijzeroxide, magaanoxide of een ander donkerkleurend oxide inzit, dan zal dit door een half dekkend glazuur heen "bloeden", wat een matterende rijke textuur oplevert. (In het bijzonder als de dikte van de glazuurlaag gevarieerd wordt.)
3. Sinter-engobes: Dit is een engobe met een heel lage krimp, omdat er een laag percentage plastische klei (ball-clay) inzit. Sinter-engobes kunnen aangebracht worden op droog en, meestal, zelfs op bisquit gebakken werk, omdat ze zo weinig krimpen. Als bisquit gebakken werk met sinterengobe wordt gedecoreerd, dan kan_ een glazuur direct over de sinterengobe aangebracht worden, zonder dat de engobe eerst moet gebakken worden. De techniek van aanbrengen van glazuur is dan wel beperkt omdat je bijvoorbeeld met een kwast de decoratie kan verstoren. Sinter-engobes zitten qua samenstelling en eigenschappen tussen gewone engobes en glazuren in. Sinter-engobes kunnen ook zonder een afdekkend glazuur gebruikt worden, even als gewone engobes.
4. Aanbrengen van engobes: Vele technieken kunnen gebruikt worden om engobes aan te brengen. Zoals daar zijn; pencelen, dopen, borstelen, druipen, spuiten en zelfs zeefdrukken kan, mits een geschikte (grove) zeef beschikbaar is. Was, latex of uitgeknipte papiertjes kunnen gebruikt worden om te maskeren. Lineaire patronen kunnen verkregen worden door in de nog vochtige klei te krassen (scraffito techniek). Decoreren met engobes heeft het voordeel dat het ook kan op nog plastische vormen. Het aanbrengen is relatief eenvoudig. En omdat engobe in essentie gekleurde klei is, komt de aangebrachte decoratie vaak meer over als een homogeen geheel met de onderliggende vorm.
ABV.2001 .CK
Onderglazuur
1. Onderglazuren: Onderglazuren zien we door een laagje glas. Dit maakt de diepte en afwisseling in kleur veel lichtsterker dan te doen gebruikelijk is in verven. Deze sluitlaag van, transparante of semi-transparante glazuren bedekt de onderliggende decoratie gedeeltelijk, of haalt deze juist sterk naar voren. Onderglazuren kunnen worden aangebracht op bisquit gebakken werk. Het kan ook aangebracht worden over een, bisquit gebakken, laagje engobe. (Soms op een ongebakken ondergrond.) Eisen die gesteld worden aan onderglazuren zijn: - Ze moeten de verlangde kleur opleveren na bedekt, en gebakken te zijn met een sluitglazuur, - Ze mogen het sluitglazuur niet aantasten, - Ze moeten goed verwerkbaar zijn met kwast en penseel. Het zelf maken van onderglazuren is zeer bewerkelijk en lastig. In de handel is onderglazuur in vele kleuren en hoedanigheden (poeder aan te maken met water, vloeibaar, als krijtjes, in potloodvorm) te koop.
De techniek van het aanbrengen van onderglazuren kan het best vergeleken worden met aquarelleren. De mooiste onderglazuurschilderingen bestaan meestal uit elkaar niet overlappende penseelstreken. Ook moeten pogingen tot retoucheren vermeden worden.Het spreekt vanzelf dat dit een hoge mate van penseelvaardigheid vergt. Kleuren kunnen overlappend gebruikt worden, maar de uitkomst zal niet altijd hetzelfde zijn als bij het mengen van verven. M.a.w. geel met blauw hoeft niet altijd groen op te leveren. Onderglazuren zijn zeer sterk van kleur en moeten daarom dan ook dun aangebracht worden. Eenmaal aangebracht onderglazuur is moeilijk verwijderbaar. Het soort glazuur dat als sluitlaag gebruikt wordt heeft een grote invloed op de kleur van de onderglazuren. Loodhoudende sluitglazuren hebben een totaal andere uitwerking op de kleur dan alkalische glazuren. Temperatuur heeft ook invloed op de kleur; hogere temperaturen kunnen de verzadiging verlagen, of de kleur zelfs helemaal doen verdwijnen. Andere kleuren, zoals blauwen op basis van cobaltoxide, zijn weer stabiel op vrijwel alle temperaturen .
2. Aanbrengen van onderglazuur: Om zelf, met water aangemaakt onderglazuur, wat beter smeerbaar te maken wordt er soms een beetje glycerine aan toegevoegd. Een paar druppels op een theelepel poeder is voldoende. Het toevoegen van een kleine hoeveelheid Arabische gom kan uitsmeren of loslaten van de onderglazuurdeeltjes, voor het bakken, voorkomen. ABV2001.CK
Majolica
De majolica-decoratietechniek heeft zijn oorsprong in Mesopotamië, rond de zesde eeuw voor Christus (zie afb.) Veel later, in de Renaissance, leeft deze decoratietechniek op in Italië. Een ander voorbeeld van majolica is het Delfts blauw, wat in de gouden eeuw in de Nederlanden zijn opgang vond. Het Delfts blauw was blauw omdat men toen, in de Nederlanden, geen andere kleuren kon maken die tegen de relatief hoge stooktemperaturen konden. Nu zijn blauwen, gemaakt met cobaltoxide, nog steeds van de hoogst stookbare in de keramiek gebruikte kleuren. Majolica wordt aangebracht op reeds bisquitgestookt werk. De oorspronkelijke majolica bestaat uit drie lagen. Allereerst wordt een onderlaag aangebracht van een wit, meestal tinhoudend, glazuur. Dit is de "bianco". Hierop wordt de decoratie aangebracht met onderglazuur, Delfts blauw, of soms zelfs met gewone glazuren. Deze laag wordt ook wel "designo" genoemd. Over de designo wordt dan een transparant glazuur aangebracht; de "marzocotto". Nu worden de drie lagen in één keer gestookt. Hierdoor versmelten de lagen. Daardoor worden afscheidingen van kleurvlakken en lijnen wat doezelig. Een probleem van het werken met majolica's is dat de onderlaag van ongebakken, wit glazuur erg droog, absorberend en poederig is. Dat maakt het aanbrengen van de designo erg lastig. Om dit probleem tegen te gaan kan wat suiker of stroop toegevoegd worden aan de onderlaag. Hierdoor krijg je een korstachtig oppervlak waarop je de decoratie makkelijker aan kunt brengen .
Het blijft echter zo dat een eenmaal gezette penseelstreek niet meer te verwijderen of te corrigeren is. Hierdoor hebben majolicadecoraties altijd een zekere vlotheid, directheid en stralen ze een gemak van aanbrengen ("fascilita") uit. Majolica kan ook aangebracht worden over een reeds gebakken witte onderlaag. Uiteraard hoeft de onderlaag niet altijd wit te zijn. Maar_let wel; hoe donkerder de onderlaag, hoe beperkter de keuze van kleuren voor de designo zal zijn. Het aanbrengen van de transparante sluitlaag zal, vrijwel altijd, gebeuren door spuiten. Kwasten kan de ' decoratie immers verstoren. Majolica werd en wordt gebruikt om zijn zeer distinctieve voorkomen. De oplettende lezer zal zelf al wel tot de conclusie zijn gekomen dat majolica een soort onderglazuur is.
ABV.2001 .CK
Opglazuur
Opglazuur wordt aangebracht op glazuur dat al gestookt is. Nadat het opglazuur aangebracht is wordt het werkstuk nogmaals gestookt. Nu op een lagere temperatuur dan de onderliggende glazuurlaag. De decoratie van opglazuur versmelt dan ook niet met de onderlaag, zoals bij majolica, maar ligt op de onderlaag. Opglazuur hecht, na gestookt te zijn, goed op glazuur. (Nb agressieve wasmiddelen en afwasmachines kunnen het langzaam verwijderen.) Opglazuur wordt, normaal gesproken, gekocht als een poeder en niet zelf gemaakt. Dit poeder wordt meestal aangemaakt met een olieachtig medium. Zoals terpentijn of lijnzaadolie. Maar water kan ook. De techniek van aanbrengen lijkt veel op schilderen met olieverf. Opglazuurwerk oogt dan ook als dun gebruikte olieverf. Het is niet verstandig om opglazuur, zonder eerst een proef te maken, te mengen. De kleur van het resultaat kan namelijk zeer verrassend zijn . Een andere verschijningsvorm van opglazuur zijn de zgn. transfers. Transfers zijn in de handel verkrijgbare afbeeldingen, in opglazuur, die op een drager gezeefdrukt zijn . Deze kunnen, met water, van het beschermvel afgeweekt worden. En op het werkstuk aangebracht worden. ledereen kent de "met roosjes gedecoreerde koffiekopjes van oma" wel. Transfervellen zijn ook in effen kleuren verkrijgbaar. Hieruit kan dan iets geknipt of gesneden worden. Wat op dezelfde manier als de "roosjes" aangebracht kan worden. Het is mogelijk, maar zeer bewerkelijk, om transfers zelf te maken .
ABV.2001 .CK
Glazuur
Glazuur is eigenlijk niets anders dan een dun glaslaagje wat er voor bedoeld is om de poreuze scherf van een werkstuk waterdicht te maken. Al snel kwamen keramisten er achter dat je dit glaslaagje een kleur kan geven, mat of glanzend kan maken, en dat het transparant, dekkend of half transparant kan zijn. Wij, als "kunstenaars", zijn niet alleen geïnteresseerd in technisch goede glazuren (waterdicht en een mooie gladde huid). Maar ook in imperfecties zoals; craquelé, gasblazen, crawling (kale plekken), peeling (glazuur laat los), pinholes (kleine putjes) . Omdat dat ons palet aan huiden en texturen vergroot. Een glazuur bestaat, in grote lijnen, uit glasvormers, vloeiers, en kleurende stoffen . Hiernaast zijn er stoffen die toegevoegd kunnen worden om hun ., specifieke werking. Zoals; matteren, dekkend maken, en craquelé veroorzaken. Glasvormers en vloeiers zijn belangrijke bestanddelen. Glasvormers omdat glazuur in feite glas is. Glas is in wezen gesmolten zand . Zuiver zand wordt ook wel kwarts genoemd ofwel siliciumoxide (Si02). Dus een glasvormer is, of bevat redelijk veel kwarts. Omdat er in een glasvormer meerdere stoffen kunnen zitten, kan de glasvormer ook nog andere eigenschappen hebben dan alleen glasvormen. De glasvormer kan bij voorbeeld ook matteren. Enkele voorbeelden van glasvormers zijn; kleipoeders, veldspaten en kaolien. De vloeiers hebben tot functie om het glazuur te laten smelten op een temperatuur die lager is dan de temperatuur die nodig is om de vorm zelf te smelten. De klei waaruit de
vorm is opgebouwd bestaat immers ook voor het grootste gedeelte uit kwarts. Dus is het nodig om een stof toe te voegen die ervoor zorgt dat de kwarts in het glazuur eerder smelt. Enkele voorbeelden van vloeiers zijn; aluminiumoxide, borax en loodoxide. Kleur wordt verkregen door kleurende oxides en I of carbonaten toe te voegen. Dat kan één oxide I carbonaat zijn, maar ook twee of meer. Kleure~de oxides en carbonaten worden in relatief lage percentages toegevoegd (%%tot 8%). Ook zijn er specifieke pigmenten te koop. D.w.z. hitte bestendige pigmenten. Makkelijke kleuren om te maken zijn; blauwen, groenen en aardkleuren. Moeilijke kleuren zijn felle gelen en roden. Evenals bij op- en onderglazuren zijn de kleurresultaten van mengingen niet hetzelfde als bij verf. D.w.z. geel met blauw wordt, niet altijd groen, maar kan best paars met gele puntjes opleveren. Maak dus altijd een proefje! (Zie van suggesties voor mengingen van kleurende oxides en carbonaten de lijst op de volgende pagina.) Er zijn vele wegen om tot een glazuur te komen. Van samenstellen via de Segerformule, waarbij er op een scheikundige manier met onder andere moleculaire gewichten gewerkt moet worden. Tot kant en klaar kopen in de winkel. De meest gehanteerde methoden liggen daartussenin. Vaak wordt er gebruik gemaakt van een fritte. Een fritte is een "half afgemaakt" glazuur. Daaraan worden dan een vloeier en I of een glasvormer en I of een matmaker en I of kleurende oxides enz. enz. toegevoegd. Glazuur wordt, vrijwel altijd aangebracht op een bisquit gebakken scherf. Het aanbrengen van glazuur kan op vele manieren gebeuren. Zoals;
penselen, spuiten, dompelen, bedruipen, bespatten, enz., enz. Glazuur wordt met water aangemaakt tot de gewenste dikte. Voor dompelen wordt meestal een dunnere emulsie gewenst dan voor penselen. Penselen gebeurt het meest; Doordat de bisquit gebakken scherf het water in het aangemaakte glazuur sterk aantrekt, kan het gebeuren dat het, tijdens het penselen, lijkt alsof het penseel aan de scherf "plakt". In dat geval kan het glazuur wat dunner aangemaakt worden, of je maakt de scherf wat minder zuigend door er met een plantenspuit, voordat je het glazuur aanbrengt, wat water erop te spuiten. Lekker "kwasten" met glazuur gaat niet. Laat het glazuur uit het penseel vloeien tot dat vloeien stopt. Verzadig het penseel opnieuw en ga door. Het spreekt vanzelf dat een penseel dat veel vocht kan bevatten de voorkeur heeft, zoals een aquarelpenseeL Enige ., oefening is niet overbodig. Hoe hoger een werkstuk bisquit is gebakken, hoe minder de scherf "zuigt". Als de scherf te weinig zuigt kan suiker of Arabische gom toegevoegd worden om het glazuur beter te laten plakken. De temperatuur waarop een glazuur gebakken wordt is cruciaal Als een glazuur te laag gebakken wordt vloeit het niet goed uit. D.w.z. dat de vloeier dan zijn werk niet goed kan doen. Als een glazuur te hoog gebakken wordt dan "verbrandt" het glazuur. Dat betekent dat de bedoelde kleur verdwijnt, of het glazuur loopt van de vorm af. Let er voorop dat het glazuur dat je maakt, of koopt, niet een stooktemperatuur heeft die hoger ligt dan de temperatuur die de gebruikte klei maximaal kan hebben. Anders smelt je vorm voordat het glazuur glas wordt. ..
Zorg bij het combineren van glazuren ervoor dat de verlangde stooktemperaturen overeen komen. Of stook eerst het hoogst te stoken glazuur, en breng daarna het lager te stoken glazuur aan. Stook dan het werkstuk nogmaals, maar dan op de lagere temperatuur. Hieronder volgt een lijst van combinaties van oxides en andere stoffen, en de kleuren die dat, waarschijnlijk, oplevert. Waarschijnlijk; omdat behalve de kleurende oxides en carbonaten de andere stoffen waaruit het glazuur is samengesteld ook invloed kunnen hebben op de tint van het glazuur. (Zij het niet zo sterk als de kleurende stoffen zelf.) De vernoemde stoffen zijn oxides tenzij anders vermeld. D.w.z. als er gesproken wordt van bijvoorbeeld ijzer; dan wordt er ijzeroxide bedoeld. Chroom+
Co balt Koper llminiet Ijzer Mangaan Nickel Rutiel Vanadium
=blauwgroen =groen =warm groen =grijsgroen =modderig bruin =bruin =warm groen =geelgroen
Cabalt +
Chroom Koper llminiet Ijzer Mangaan Nickel Rutiel Vanadium
=blauwgroen =blauwgroen =mat grijsblauw =grijzig blauw =blauwpaars =grijzig blauw =warm grijsblauw =grijzig of okergeel
Koper+
Chroom Cabalt llminiet Ijzer Mangaan Nickel Rutiel Vanadium
=groen =blauwgroen =warm grijsgroen =warm grijsgroen =bruin tot zwart =grijsgroen =mat warm groen =warm geelgroen
llmeniet +
Chroom Cabalt Koper Ijzer Mangaan Nickel Rutiel Vanadium
=warm groen =mat grijsblauw =warm grijsgroen =gespikkeld bruin =bruin =bruin =gespikkeld bruin =geelbruin
<- /'.
F-~-v~JYl'?~
I
'2j?-Chroom Co balt Koper llminiet Mangaan Nickel Rutiel Vanadium
=zwartgroen =grijzig blauw =groen tot zwart =gespikkeld bruin =bruin =grijsbruin =okerbruin =okergeel
Mangaan+
Chroom Cobalt Koper llminiet Ijzer Nickel Rutiel Vanadium
=modderig bruin = blauwpaars =bruin tot zwart =gespikkeld bruin =bruin =grijs tot bruin =bruin =geelbruin
Nickel +
Chroom Cobalt Koper llminiet Ijzer Mangaan Rutiel Vanadium
=groenig bruin =grijs tot blauw =grijsgroen =bruin =grijsbruin =grijs tot bruin =bruin =grijs tot okerbruin
Rutiel+
Chroom Cobalt Koper llminiet Ijzer Mangaan Nickel Vanadium
=warm groen =warm blauw =warm groen =gespikkeld bruin =okerbruin =bruin =geschift bruin =okergeel
Chroom Cobalt Koper llminiet Ijzer Mangaan Nickel F< 'utiel
=geelgroen =okergeel =warm geelgroen =geelbruin =okergeel =geelbruin =grijs tot okerbruin =okergeel
Ijzer+
Vanadium+
ABV.200 l.CK
~/·z
tjz
·'1 0
'1 I
G
?_/4 yt sjc ~;t
t;<
!f!· -7
z
1:J. 1<)1.
Cjt
Verklarende woordenlijst
Alkalisch
Soda (Na2Co3) en I of potas (K2C03) bevattende vloeiers. Die, evenals als aluminiumoxide, gebruikt kunnen w&den om, giftige, loodhoudende vloeiers te vervangen. / -
Arabische gom Uit de bast van de acacia gewonnen hars . . '/
/
Ball-clay
Een "vette" kleisoort in poedervorm.
Bisquit
Eerste maal dat een werkstuk gebakken wordt. Meestal wordt pas hierna onder- en I of opglazuur aangebracht.
Borax
Een stof die vaak als vloeier wordt
Craquelé
.Haarscheurtjes in de glazuurlaag. Meestal ontstaan tijdens het afkoelen van de glazuurstook het glazuur meer of..sneller is gekrompen dan de onderliggende vorm. Dit proces kan nog dagen na het stoken doorgaan. De haarscheurtjes kunnen naar voren gehaald worden door er Oost-Indische inkt, sepia inkt of.eèoline in te wrijven . "'~ ~ 'f
Fritte ·
Een "half afgemaakt" glazuur dat al eens gesmolt'erï"is en daarna tot poeder vermalen is. Dit om een goede vermengi ~ g\van de grondstoffen te bewerkstelligen , en schadelijke stoffen, zoals lood, in te kapselen in een laagje glas.
gebruikt(Na2(B1ö\)~1·0 H20).
o~dat
! /
Glycerine
v/;
f
Zoete olieachtige vloeistof die o.a. gebruikt wordt voor c osmetische producten, limonades en likeuren. , ·t;,
Kaolien
Zeer zuivere porceleinsoort. Zo zuiver dat dè?e niet te gebruiken valt als "normale" klei; kaolien wordt gebruikt in poedervorm. In glazuren en dergelijke wordt kaolien vaak gebruikt om het grote percentage kwarts die het bevat.
Kwartssprong
Chemische omzetting van klei in een scherf die niet meer kneedbaar te maken valt door toevoeging van water.
Oxide
Een chemische verbinding tussen een willekeurige stof en zuurstof.
Scherf
De uit klei opgebouwde, al dan niet gestookte, wand van een werkstuk.
Sinteren
Het proces waarbij kwarts omgezet wordt in glas. Ofwel het verglazen tot het smelten van de klei.
Sluitglazuur
Transparant of semie-transprant afdekglazuur voor o. a. onderglazuur.