Kennisinstituut Stedelijke Samenleving (KISS) Verslag van de eerste bijeenkomst van de KISS Praktijkkring ‘Duurzaam Bouwen en Renoveren’. Gehouden op woensdag 6 juni 2007 in het Projectbureau ‘Hart van Zuid’, Industrieplein 3, gemeente Hengelo.
1) Opening Theo van der Krogt heet de aanwezigen welkom namens KISS. Hij vertelt kort iets over de vereniging KISS. De doelstelling van KISS is te functioneren als kennis- en ervaringsmakelaar op het gebied van de stedelijke vernieuwing (‘prachtwijken’ in de ruime betekenis van hert woord). Uit de gesprekken met een aantal leden kwam energie naar voren als één van de mogelijke onderwerpen. Het is een onderwerp dat van belang is voor de gemeenten en de woningbouwcorporaties. Op dit gebied komen waarschijnlijk nieuwe subsidiemogelijkheden. Een probleem is de stijging van de energiekosten, die wel eens hoger kunnen worden dan de huur. Op het gebied van de energiebesparing is al veel gedaan in de nieuwbouw, maar is er nog veel te winnen in de renovatie. KISS heeft daarom mensen bij elkaar gezocht die zich dagelijks bezighouden met de energieproblematiek. Het doel van deze eerste bijeenkomst van de praktijkkring is te kijken naar de behoefte en om met elkaar kennis en ervaring te delen. Welke onderwerpen zouden we moeten behandelen en leveren die meerwaarde op voor de aanwezige organisaties?
2) Introductie van de deelnemers De deelnemers aan de bijeenkomst stellen zich kort voor en vertellen iets over hun functie: -
dhr. C. Voortman (gemeente Zwolle, beleidsadviseur milieu)
-
dhr. W. Gilijamse (lector duurzame energievoorziening aan de Saxion Hogescholen, werkt bij een onderzoeksbureau op dit gebied en zit in het bestuur van een landelijke brancheorganisatie)
-
dhr. M. Moonen (gemeente Hengelo, inspecteur duurzaam bouwen)
-
dhr. B. Nijkamp (Bouw- en Woningtoezicht, gemeente Almelo, vooral duurzaam bouwen en energie)
-
dhr. H. van Otterloo (Delta Wonen, Zwolle, projectleider duurzame projecten)
-
mevr. G. Eisma (SWZ, Zwolle, projectmanager, vooral de bestaande stad)
-
mevr. M. Aafjes (Rentree Wonen, Deventer)
-
mevr. M. van Roy (provincie Overijssel, duurzaam bouwen)
-
dhr. C. Overbeek (St. Joseph Wonen, Hengelo, teamleider woningbeheer)
-
dhr. L. de Jager, (Woonbedrijf Ieder1, Deventer, manager beheer vastgoed)
-
dhr. Th. van der Krogt (programmacoördinator KISS, voorzitter)
-
mevr. S.Autar (bureaumanager KISS, organisatie)
-
dhr. R. Reussing (Universiteit Twente, verslag)
3) Doelstellingen van de praktijkkring Dhr. Van der Krogt noemt twee doelstellingen. De eerste doelstelling heeft te maken met het feit dat het bij de meeste leden van KISS gaat om kleine organisaties met weinig specialisten op dit gebied (het zijn mensen die
1
het erbij doen). Als je deze organisaties bij elkaar zet krijg je een meerwaarde door kennisuitwisseling en krachtenbundeling. De tweede doelstelling is om de betrokkenen bij elkaar te brengen en zo gebruik te maken van de diversiteit van de partners. Zo ontstaat een multidisciplinaire benadering van de problematiek. De initiatieven blijven dikwijls binnen de branche (gemeenten en woningbouwcorporaties). Bij het management van deze organisaties bestaat hieraan behoefte. In deze bijeenkomst moet blijken of deze behoefte er ook is bij de specialisten binnen de organisaties.
Dhr. Van Otterloo vraagt naar de relatie tussen KISS en KEI. Dhr. Van der Krogt zegt dat KEI een landelijk kenniscentrum is dat zich met name richt op onderzoek. KISS heeft een provinciale schaal en is vooral gericht op kennisuitwisseling tussen partners. Er is geen sprake van concurrentie tussen KEI en KISS, wel accentverschillen en is er enige overlap. Ook wordt samengewerkt met KEI, bijvoorbeeld bij het project Almelo De Riet
4) Enkele ontwikkelingen Dhr. Gilijamse (Saxion Hogescholen) geeft een kort overzicht van enkele ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing en duurzaam bouwen. Aan de hand van een grafiek geeft hij inzicht in de energieprestatie van woningen. Daaruit blijkt dat het verbeteren van het energierendement van bestaande woningen achter blijft bij dat van nieuwe woningen. Bij nieuwe woningen heeft een enorme verbeteringsslag plaatsgevonden, onder meer door woningisolatie en HR-ketels. Daarom moeten we vooral kijken naar de bestaande woningen, al blijven de nieuwe woningen belangrijk als kraamkamer voor nieuwe ontwikkelingen (innovaties).
De beleidsachtergrond wordt gevormd door de Europese Richtlijn: Energy Performance in Buildings Directive (EBPD). Nieuw in deze richtlijn is de invoering van een energielabeling op transactiemomenten. Dit instrument is bedoeld om te stimuleren dat er wordt gescoord op de energieprestatie. Er is echter geen verplichting om een hoger label te krijgen. Het platform Energie in de Gebouwde Omgeving heeft een transitieactieplan opgesteld met hogere ambities van de overheid op het gebied van energiebesparing tot het jaar 2050. Men wil dat Nederland voorop gaat lopen in de overgang naar een duurzame energievoorziening. Het plan gaat uit van een besparing van 1,5 tot 2% per jaar, een substantiële inzet van hernieuwbare energie en een vermindering van de CO2emissie tot 50% van het niveau van 1990. Doel is op die manier een versterking van de positie van de Nederlandse bedrijven te realiseren. Energietransitie is het verschil tussen het energieverbruik in 2050 bij ongewijzigd beleid en het resterende energieverbruik bij gewijzigd beleid. Dat verschil bestaat uit a) energiebesparing, b) duurzame energie en c) schoon fossiel en kernenergie. In deze drie componenten ligt dus de uitdaging.
De opvattingen van het platform Energie in de Gebouwde Omgeving zijn nog in discussie, maar een aantal elementen is wel te noemen. De doelstelling is jaarlijks 200.000 tot 300.000 woningen aan te pakken (op een totale woningvoorraad van 7 miljoen). Vooral de slechtere woningen op het gebied van het energierendement worden aangepakt en dat moet per woning leiden tot een vermindering van het energieverbruik met 30%. De aanpak moet plaatsvinden op natuurlijke momenten als renovatie en wijkaanpak. De toe te passen maatregelen zijn dezelfde maatregelen die we al kennen: Na-isolatie, HR++-beglazing, zonneboilers en HR- of HRE ketels. Alleen worden de maatregelen nu consequent toegepast. De financiering gebeurt via subsidiëring van de onrendabele top, een lage rente (groenkrediet en overheidsgarantie ) en een verlaging van de voorschotnota van het energie-
2
bedrijf. Specifiek voor huurwoningen wordt de huurverhoging gekoppeld aan de energieprestatie, vindt er geen beïnvloeding plaats van de huursubsidiegrenzen en wordt de grens voor verplichte deelname (nu 70%) verlaagd. In de regio zijn er andere initiatieven waarbij we wellicht kunnen aansluiten. Er is een (landelijk) platform Energie en Gezonde Wooninnovatie (PEGWI) dat als katalysator wil dienen voor vernieuwingsprojecten. De provincie Overijssel fungeert hiervoor als ‘pilot’. Dit platform staat onder voorzitterschap van Jan Terlouw en wil (als antwoord op een vraag van mevr. Eisma naar het tijdpad) haast maken. De gemeente Enschede houdt symposia en een congres over het gemeentelijke klimaatbeleid. Hierbij is de gebouwde omgeving een speerpunt. Het doel van dit initiatief is om partijen te enthousiasmeren en projecten te initiëren.
5) Interessante projecten van de deelnemende organisaties De deelnemers wordt gevraagd een korte schets te geven van interessante projecten op het gebied van energie en duurzaam bouwen in hun eigen organisatie.
-
Delta Wonen Zwolle (dhr. Van Otterloo) noemt drie projecten. In de eerste plaats twee energiestudies: Stadshagen 2 (nieuwbouw) en Kamperpoort (herstructurering). Deze energiestudies worden samen uitgevoerd met de projectontwikkelaars en daarvoor zijn offertes uitgegaan. In Kamperpoort wordt gekeken naar een warmtenet en een biomassacentrale. Met de energiestudie zijn goede ervaringen opgedaan in Apeldoorn. Een paar jaar gelden was het ook de bedoeling een dergelijke studie in de achterstandswijk Holterbroek te doen. Dat ging niet door (afgeblazen door de eigen instelling) omdat het project niet rendabel was in de ogen van de woningbouwcorporatie. In de tweede plaats is men in de wijk Stadshagen bezig met een duurzaam project op het gebied van mens- en milieuvriendelijk bouwen (MMV). Het gaat om ‘skeletbouw’ met een gemeenschappelijke ruimte, waarbij de bewonersparticipatie intensief is (100% inspraak). Het casco wordt verkocht, verder kunnen de bewoners zelf keuzen maken. In de derde plaats heeft men in de wijk Holterbroek (samen met SWZ) een project met vervangende nieuwbouw (70% koop en 30% huur) en hoogwaardige renovatie opgepakt. Daarbinnen is ook een MMV-project. Zowel de nieuwbouw als de renovatie gaan uit van dezelfde stedebouwkundige opzet, waarin voor alle clusters ook wordt gekeken naar de sociale veiligheid.
-
SWZ Zwolle (mevr. Eisma) noemt twee projecten. In de wijk Ittersumselanden (uit 1982) zijn problemen met de stedebouwkundige structuur. Daarbij wordt ook gekeken naar de energetische warmte en naar de uitstraling (leefbaarheid) van de wijk. De wijk Dieze-Oost (begin jaren 50) is een opbouwwijk met een ‘energetisch lek’. De bedoeling is de energiepositie te verbeteren voor de komende 20 jaar.
-
In de provincie Overijssel (mevr. van Roy) is een nieuw coalitieakkoord gesloten waarin 12 miljoen EURO is uitgetrokken voor duurzaamheid. De provincie moet nog bekijken hoe de middelen worden ingezet, de projecten moeten nog worden ingevuld. Eerst wil gedeputeerde Rietkerk een ‘energiepact’ sluiten met de verschillende partijen over een duurzame, schone provincie. Het betreft hier geen doorstart van het Provinciale Energiebureau. Dat bureau is beëindigd, omdat de inzet niet effectief was en er kritiek was van de energiemaatschappijen. De provincie is ook betrokken bij het initiatief van het platform Energie en Gezonde Wooninnovatie (PEGWI). Een eerste ‘pilot’ van dit platform is in de gemeente Hengelo (wijk Klein Driene). We bekijken hoe dat past in het ‘energiepact’. Er zijn al een paar bijeenkomsten gewest van het platform. Morgen (donderdag 7 juni) is een derde workshop, met name ge-
3
richt op gemeenten en woningbouwcorporaties, gefinancierd door de provincie. Verder wijst ze nog op andere provinciale subsidiemogelijkheden (o.a. de Bouwimpuls) en de voorbeeldwoning in Olst-Wijhe. -
St. Joseph Wonen Hengelo (dhr. C. Overbeek) heeft vooral relevante projecten in de bestaande bouw. Bij de planmatige onderhoudsprojecten wordt ook gekeken naar energie. Het is de bedoeling om daar strategisch beleid aan te koppelen. Een project dat al is gerealiseerd (met de gemeente en het waterschap), is een afkoppeling van de waterafvoer van het riool. Dit water gaat nu naar een beek.
-
De gemeente Zwolle (dhr. C. Voortman) verwijst voor de projecten waarbij Zwolle is betrokken naar de vertegenwoordigers van de Zwolse woningbouwcorporaties. Verder ontwikkelt de gemeente een visie op de ondergrond. De gemeente wil een bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling via koude- en warmteopslag. Dat leidt tot concrete projecten in de binnenstad die mede zijn gericht op sanering van verontreinigde grond. De gemeente Zwolle heeft ook een beleidsvisie geschreven op duurzaam bouwen (dat is meer dan energie) die nu in de implementatiefase is: hoe gaan we dat financieren? Dat is een vraag die hij ook wil voorleggen aan deze groep: wat wordt op dit gebied van de gemeente verwacht?
-
Woonbedrijf Ieder1 uit Deventer (dhr. L. de Jager) legt de nadruk op duurzaam renoveren. Daarvoor is een groot aantal projecten, met vaste elementen.
-
Woningcorporatie Rentree uit Deventer (mevr. M. Aafjes) is betrokken bij het ontwikkelen van een behoorlijk ambitieus stedenbouwkundig plan voor de Rivierenwijk. Een onderdeel daarvan is een energieplan. De wijk kent een verouderde stadsverwarming uit 1950. In samenhang met het wijkvoorzieningencentrum wil men in Deventer ook kijken naar koude- en warmteopslag.
-
De gemeente Almelo (dhr. B. Nijkamp) let bij het handhaven van de Woningwet streng op de EPCberekening (Energie Prestatie Coëfficiënt). Een probleem bij de nieuwbouw is dat de gemeente niet meer geld mag teruggeven aan de bewoners via een subsidieregeling. In plaats daarvan nodigt de gemeente de bewoners uit voor een gesprek en geeft hen daarin voorlichting over de consequenties van hun keuze. Het convenant uit 1997 over de bestaande woningvoorraad is intussen achterhaald door de ontwikkelingen. Daarom wil de gemeente nu zo weinig mogelijk afspreken, maar wel praten over concrete projecten. Over het project Almelo De Riet weet hij weinig.
-
Dhr. Gilijamse van de Saxion Hogescholen noemt een onderzoeksprogramma op technologisch gebied en de ondersteuning van marktpartijen bij het ontwikkelen vaneen totaalconcept. Een interessant project is ook de ontwikkeling van een energetisch woonconcept voor nieuwbouw (HR-wonen) met woningbouwcorporatie De Woonplaats. In dit project wordt ook gekeken naar comfort en een gezond binnenklimaat. Financiering vindt plaats uit energiebesparing. Dit project wordt ‘gemonitored’ door Saxion Hogescholen. Het is de bedoeling de hele woningbouwproductie naar dit niveau te tillen.
-
Als aanvulling hierop noemt dhr. Van der Krogt dat de gemeente Enschede een praktijkgroep heeft en een duurzaamheidbeleidsnota met ambitieuze doelstellingen.
-
De gemeente Hengelo (dhr. M. Moonen) heeft voor de nieuwbouw een beleid duurzame ontwikkeling met 40 projecten (o.a. openbare verlichting, gemeenteauto’s op aardgas). De gemeente wil het duurzaam bouwen verplicht stellen. Daarnaar doet men met Saxion Hogescholen onderzoek in de wijk Het Broek. Bij een nieuw beleid hoort ook een communicatieplan. Een probleem hierbij is dat het begrip ‘duurzaam’ weinig positieve associaties oproept bij het publiek. Daarom is men op zoek naar een andere term. Ook wil de gemeente Hengelo graag dat duurzaamheid een integraal onderdeel is van steden-
4
bouwkundige plannen. Voor bestaande woningen kijkt men in het platform naar energetische aspecten en het bunnenklimaat. Verder volgt de gemeente Hengelo de ontwikkelingen op landelijk niveau.
6) Samenwerking met andere initiatieven Dhr. Van der Krogt stelt de vraag of een praktijkkring van KISS zin heeft en of er overlap is met het Platform Energie en Gezonde Wooninnovatie (PEGWI), een initiatief van de Stichting Natuur en Milieu.
Dhr. Nijkamp (gemeente Almelo) zegt dat er al veel praatgroepen zijn. Daarin hoort hij dat andere gemeenten dezelfde problemen hebben. Wellicht kunnen we in deze praktijkgroep andere onderwerpen aanpakken. Mevr. Van Roy van de provincie Overijssel ziet wel veelal dezelfde organisaties (maar niet altijd dezelfde personen) in PEGWI. Dhr. Moonen vindt dat we in ieder geval contact moeten zoeken met PEGWI, omdat er voor september een concreet projectvoorstel komt voor de ‘pilot’ in Hengelo. De serie workshops (waaronder die van morgen 7 juni) staat overigens los van deze ‘pilot’. We zouden morgen kunnen polsen of dit apart of samen kan gaan. Dhr. Van der Krogt wijst er op dat PEGWI zich meer richt op concrete projecten, terwijl de praktijkkring van KISS is gericht op kennisuitwisseling. Hij zal voor de onderlinge afstemming contact opnemen met PEGWI, maar ook met de gemeente Enschede.
In de gemeente Zwolle wordt volgende week woensdag (13 juni) een workshop gehouden door de raadsfracties van de PvdA en Groen Links, maar het is niet duidelijk of dit initiatief vergelijkbaar is met dat in Enschede.
7) Inventarisatie mogelijke onderwerpen Dhr. Van der Krogt noemt vier mogelijke onderwerpen die het resultaat zijn van een ‘brainstorm’ met dhr. Gilijamse. Hij vraagt de aanwezigen hierop reacties te geven. a)
Kennisuitwisseling, ‘best practices’, eventueel met bezoeken. Een voorbeeld zou kunnen zijn een bezoek aan de warmtekrachtcentrale in Denekamp op afgewerkte frituurolie. Welke afwegingen heeft men daarbij gemaakt? Welke alternatieven heeft men daarbij betrokken? Een ander voorbeeld is het project van De Woonplaats. De kennisuitwisseling moet uiteraard wel de nodige diepgang hebben, met inbreng van de kennisinstellingen die lid zijn van KISS.
b) Hoe kunnen gemeenten en corporaties elkaar helpen bij het realiseren van milieudoelen? Dat kan interessant zijn, omdat nu meer uitzonderingen en experimenten mogelijk zijn. c)
Welke rol speelt energie in het concept van de ‘prachtwijken’? In Overijssel zijn twee wijken die op de lijst van minister Vogelaar staan (de Rivierwijk in Deventer en Velve Lindenhof in Enschede), maar het idee speelt in meer wijken in de Overijsselse grote steden.
d) Welke rol kunnen corporaties spelen bij het verbeteren van particuliere woningen? Dit speelt bijvoorbeeld in de Rivierenwijk. Deze rol kan faciliterend en ontwerpend zijn.
Een overzicht van de reacties bij de aanwezigen: -
Mevr. Aafjes (Rentree Wonen, Deventer) loopt tegen de marktpartijen, de leveranciers op. Ze heeft behoefte aan een consumentengids. Dhr. Van der Krogt merkt op dat bouwbedrijf Koopmans (ook lid van KISS) wel voor deze bijeenkomst is uitgenodigd. Eventueel zouden we dit samen met het landelijke instituut KEI kunnen doen, maar hier liggen ook kansen voor de kennisinstellingen.
5
-
Dhr. Van Otterloo (Delta Wonen, Zwolle) noemt als onderwerp de financiering van duurzaam bouwen. Het mag wel meer kosten als het meerwaarde heeft, maar het moet wel binnen de perken blijven. Het leidt ook tot discussie tussen de gemeente en de projectontwikkelaars, bijvoorbeeld over de precariokosten. Hoe gaan andere gemeenten daarmee om? Dhr. Moonen ( gemeente Hengelo) vindt dat de financiering niet afhankelijk mag zijn van subsidies. Je kunt de kosten drukken door een integrale benadering. Dhr. van Otterloo zegt dat je daarbij tegen een grens aanloopt. De gemeente Zwolle heeft daarmee ervaringen in de wijk Assendorp. Dhr. Van der Krogt vindt het een belangrijk onderwerp, bijvoorbeeld de relatie met de OZB (een hogere waarde voor de woning).
-
Dhr. Moonen (gemeente Hengelo) vindt de mogelijkheden om de particulier te bereiken een interessant onderwerp. Wat zijn daar de ervaringen mee, bijvoorbeeld in de Provincie Noord-Brabant?
-
Dhr. Overbeek (St.Joseph Wonen , Hengelo) is zeer geïnteresseerd in het zoeken naar een geschikt programma (rekenmodel) voor het energielabel om te bepalen wat maatregelen opleveren voor het label. Hetzelfde geldt ook voor GPR-Gebouw, het door de gemeente Tilburg ontwikkelde prestatie-instrument voor duurzaam bouwen. Daarmee wordt niet alleen op gemeentelijk niveau gewerkt, maar ook wijk- en gebouwniveau. Dhr. Overbeek wil ook graag weten of iemand anders van de eigen organisatie (afhankelijk van de vorm en het onderwerp) kan meedoen aan de praktijkkring. Dat is geen enkel probleem zegt dhr. Van der Krogt.
-
Dhr. Overbeek kan zich goed vinden in de keuze voor de bestaande bouw in verband met de complexiteit (met name bij renovaties kunnen we van elkaar leren), maar hij vindt ook dat we de nieuwbouw niet moeten vergeten. Dhr. De Jager (Woonbedrijf Ieder1, Deventer) vindt ook de bestaande bouw interessanter, omdat de complexiteit ervan allerlei vragen oproept. Dhr. Overbeek zegt dat juist daarvoor een rekenmodel interessant is. Hoe zet je bijvoorbeeld een HRE-ketel weg in het woningbestand? Dhr. Van der Krogt merkt op dat je op dit punt schaalvoordelen kunt krijgen en van elkaar kunt leren. Het onderwerp heeft volgens hem ook sociale aspecten: hoe kun je maatwerk leveren?
Dhr. Van der Krogt concludeert dat uit deze reacties twee hoofdonderwerpen naar voren komen: de financiering en het betrekken (verleiden) van particuliere bewoners.
8) Afspraken -
Er komt een verslag van deze bijeenkomst. Bij dat verslag zal Dhr. Van der Krogt verslag doen van zijn contact met het platform PEGWI.
-
Er komt een vervolgbijeenkomst. Om te zorgen voor een goede frequentie zullen we die eind september plannen. Ook anderen uit de organisatie en niet KISS-leden kunnen we daarvoor uitnodigen.
-
We stellen een emailgroep in om projecten onderling door te geven. De provincie Overijssel wil bijvoorbeeld graag weten of er voorbeelden zijn van duurzame projecten in de bestaande bouw.
6