KBC-info
Subsidie voor uw investeringsprojecten in land- en tuinbouw
Inleiding
In deze brochure stellen we u de drie vormen van investeringssubsidie voor, die land- en tuinbouwbedrijven in Vlaanderen krijgen: 1. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds 2. Het KBC-Milieukrediet 3. De Vlaamse expansiesteun voor loonwerkbedrijven. Aan deze maatregelen zijn natuurlijk allerlei voorwaarden verbonden. Die worden in elk hoofdstuk uitvoerig besproken. De redactie van de brochure werd afgesloten op 01-02-2001 en houdt rekening met de wetgeving en reglementeringen die op dat moment van kracht waren. Hebt u concrete investeringsplannen, dan raden we u hoe dan ook aan contact op te nemen met uw KBC-bankkantoor.
1
Inhoud
Inleiding Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds 11 Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 12 Voorwaarden om investeringssubsidie te krijgen . . . . . . . . . . . . . . . . . .7 13 Subsidie aan jonge landbouwers die zich voor het eerst vestigen 13 op een bestaand bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 14 Subsidie voor investeringen binnen een bedrijfsplan . . . . . . . . . . . . . . .17 15 Subsidie als compensatie van geleden schade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26 16 Subsidie aan bedrijven in financiële moeilijkheden . . . . . . . . . . . . . . . .28 17 Startpremie aan samenwerkingsverbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29 18 Subsidie voor de landbouwcoöperaties inzake afzet, verwerking en 18 dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31 19 Hoe VLIF-steun aanvragen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33 10 Bijlage: lijst met investeringen die in aanmerking komen voor subsidie in een bedrijfsplan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34 11 Nuttige adressen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .39
2
Het KBC-Milieukrediet: ook voor landbouwers en tuinders 1 Het project ‘Groei en milieu’ van de Europese Commissie 2 Voorwaarden om een KBC-Milieukrediet te krijgen . . . . . . 3 Vormen van steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Investeringen die in aanmerking komen voor steun . . . . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
.41 .42 .43 .44
Vlaamse expansiesteun voor loonwerkbedrijven 1 De Vlaamse expansiesteun voor kleine ondernemingen:” VL7.2” 2 Voorwaarden om expansiesteun te krijgen . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Vormen van steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Investeringen die in aanmerking komen voor expansiesteun . . . 5 Uitbetaling van de steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 De aanvraag indienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. .45 . .46 . .47 . .48 . .52 . .53
3
Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
1 HET VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS
Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) verleent aan de land- en tuinbouw premie, rentesubsidie en waarborg bij investeringen. Als gevolg van de fundamentele wijzigingen van het Europese Landbouwbeleid werd ook de VLIF-reglementering onlangs grondig aangepast. De nieuwe VLIF-reglementering geldt voor alle dossiers vanaf 1 januari 2000. De meeste bedragen in de brochure worden vermeld in euro’s.
5
VEEL GEBRUIKTE AFKORTINGEN • VLIF = Vlaams Landbouwinvesteringsfonds • VAK = volwaardige arbeidskracht Een VAK stemt overeen met een arbeidsprestatie van 1 800 uur per jaar. Om het aantal arbeidsuren te bepalen, neemt men de werkelijk gepresteerde uren van het gezin (de bedrijfsleider inbegrepen) en van de betaalde arbeidskrachten. Gelegenheidsarbeiders worden niet meegerekend. • AI = arbeidsinkomen De rendabiliteit van het bedrijf wordt uitgedrukt in een arbeidsinkomen per VAK. Dit arbeidsinkomen is gelijk aan het totaal van de opbrengsten verminderd met de betaalde en aangerekende kosten. • RI = referentie-inkomen Het AI per VAK wordt vergeleken met een jaarlijks vast te stellen referentie-inkomen, een na te streven inkomen dat maximaal gelijk is aan het gemiddelde brutoloon van alle loontrekkenden. Voor 2000 bedraagt dit referentie-inkomen 870 000 BEF.
6
2 VOORWAARDEN OM INVESTERINGSSUBSIDIE TE 2 KRIJGEN
2.1 LAND- OF TUINBOUW Het VLIF verstrekt subsidie aan natuurlijke personen of vennootschappen die de land- of tuinbouw beoefenen. Ook landbouwcoöperaties komen hiervoor in aanmerking. Het VLIF beschouwt een natuurlijk persoon of de zaakvoerder van een rechtspersoon als landbouwer of tuinder als hij/zij: • minstens 35 % van het netto belastbaar inkomen verwerft uit deze activiteit; • meer dan 50 % van de arbeidsduur aan land- of tuinbouwbedrijf besteedt; • aangesloten is bij een sociale kas voor zelfstandigen; • bekend is bij het Bestuur der Directe Belastingen als landbouwer. Een vennootschap komt in aanmerking als: • het doel volgens de statuten de uitbating van een land- of tuinbouwbedrijf is; • ze is opgericht als een landbouwvennootschap, een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een eenvoudige commanditaire vennootschap, een commanditaire vennootschap op aandelen, een vennootschap onder firma of een coöperatieve vennootschap; • ze is opgericht voor een duur van ten minste 20 jaar of voor onbepaalde duur; • de aandelen of deelbewijzen van de vennootschap op naam zijn en voor ten minste 51 % toebehoren aan de gedelegeerd bestuurders, bestuurders of zaakvoerders; • de bestuurders of zaakvoerders tot de vennoten behoren en vakbekwaam zijn.
7
Opgelet: een vennootschap komt niet in aanmerking voor steun bij eerste installatie op een bestaand bedrijf.
Omvorming van een bestaand bedrijf tot een vennootschap De subsidie van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds blijft behouden op voorwaarde dat de vennootschap de gesubsidieerde kredieten overneemt en eigenaar wordt van de goederen waarvoor deze tussenkomst werd verkregen. Als niet aan deze voorwaarden voldaan is schort het VLIF de subsidie op of vordert ze terug. Houd rekening met twee aspecten: • de inbreng is niet zonder kosten. Inbreng van onroerende goederen die met een schuld belast zijn, brengt o.a. 12,5 % registratiekosten mee. • het krediet aangegaan voor de eerste installatie op een bestaand bedrijf en betoelaagd volgens de reglementering vanaf 1/1/2000, mag niet ingebracht worden, wil men de subsidie behouden.
2.2 EEN VAKBEKWAME EXPLOITANT Een bekwame exploitant is goed geschoold, heeft voldoende ervaring en is professioneel met zijn vak bezig.
8
Daarom gelden, voor alle vormen van subsidie, de volgende voorwaarden: • het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding; • voldoende scholing en/of ervaring; - algemeen - diploma’s of getuigschriften van een basisopleiding inzake land-
bouw, tuinbouw of aanverwante bedrijfstak op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs; - diploma’s of getuigschriften van een basisopleiding anders dan landbouw, tuinbouw of aanverwante bedrijfstak op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs, aangevuld met minstens 2 jaar ervaring in land- of tuinbouwproductie; - diploma’s of getuigschriften van een basisopleiding, eventueel aangevuld met ervaring, die door de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid worden erkend als minstens gelijkwaardig met één van bovenvermelde niveaus van opleiding; - ten minste drie jaar ervaring in de land- of tuinbouwproductie en het met vrucht beëindigd hebben van minimaal 100 uren naschoolse landbouwleergangen; - ten minste 10 jaar ervaring in de land- of tuinbouwproductie. - bij eerste installatie - diploma’s of getuigschriften van een basisopleiding inzake landbouw, tuinbouw of aanverwante bedrijfstak op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs; - een installatie-attest en bovendien minstens 2 jaar ervaring in landof tuinbouwproductie; - diploma’s of getuigschriften van een basisopleiding, eventueel aangevuld met ervaring, die door de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid erkend worden als minstens gelijkwaardig met één van bovenvermelde niveaus van opleiding. Vereisten voor een installatie-attest Diploma of getuigschrift
Bijscholing
Stages
1 Land- of tuinbouwgericht onderwijs • lager secundair of 4 jaar secundair
B-cursus + specialisatiecursus C
• 4 jaar secundair + kwalificatiejaar
B-cursus
2 Niet land- of tuinbouwgericht onderwijs B-cursus + specialisatiecursus C 2 x 14 dagen 3 Geen
B-cursus + specialisatiecursus C 2 x 14 dagen
9
2.3 EEN ECONOMISCH LEVENSVATBAAR LAND- OF TUINBOUWBEDRIJF Op een land- of tuinbouwbedrijf ligt de nadruk op de kweek- en teeltactiviteiten en het commercialiseren van de producten. Indien het bedrijf inkomsten haalt uit andere activiteiten, dan moet minstens 50 % van het totale inkomen komen van de landbouwactiviteit. Het bedrijf voldoet bovendien aan volgende voorwaarden: • het AI per VAK is groter dan het RI; • de arbeidsbehoefte vereist minstens 900 uren per jaar (een halve VAK); • de arbeidsbehoefte mag maximaal 10 VAK bedragen per landbouwer of per zaakvoerder-landbouwer van de vennootschap.
2.4 LEEFMILIEU, HYGIËNE EN DIERENWELZIJN Het bedrijf voldoet aan alle normen inzake leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn, d.w.z.: • beschikt over alle wettelijke vergunningen; • voert werken uit overeenkomstig de bouwvergunning; • respecteert in alle omstandigheden de milieuvergunning. Afwijking tussen werkelijke en de vergunde toestand leidt tot weigering of tot verlies van de subsidie. Vanaf het ogenblik dat de vergunning eindigt, eindigt de subsidie.
2.5 MINIMUM INVESTERING
10
Het VLIF verleent zowel subsidie voor verrichtingen, gefinancierd met een krediet bij een erkende kredietinstelling zoals KBC Bank, als voor verrichtingen gefinancierd met eigen middelen. Afhankelijk van de financieringswijze geldt een minimum investerings-
bedrag. De subsidiabele investering (inclusief BTW) mag niet kleiner zijn dan 12 500,00 euro indien ze gefinancierd wordt met een krediet. Indien de investering gefinancierd wordt met eigen middelen dient het subsidiabele investeringsbedrag minimum 6 250,00 euro te bedragen. Een minimum kredietbedrag bestaat niet. Enkel het netto-investeringsbedrag komt in aanmerking voor subsidie. Bovendien bestaan maxima per m2 (serre, loods), per dier (stallen), enzovoort. Het VLIF houdt ook rekening met eventuele andere tussenkomsten die bekomen werden.
2.6 BEDRIJF De subsidie is beperkt tot een maximum investeringsbedrag per VAK en per bedrijf. Een bedrijf moet juridisch administratief en structureel een afzonderlijke en zelfstandige entiteit zijn. Het bedrijf is in België gelegen en de landbouwer of de zaakvoerder-landbouwer van een vennootschap is in België gedomicilieerd. De ligging van het investeringsobject bepaalt het gewest voor het inleiden van de aanvraag. Alleen de overname van de roerende bedrijfsbekleding (incl. boomgaarden) behoort tot het gewest waar de hoofdzetel van de exploitatie gelegen is.
11
3 SUBSIDIE AAN JONGE LANDBOUWERS DIE ZICH 3 VOOR HET EERST VESTIGEN OP EEN BESTAAND 3 BEDRIJF
3.1 DOEL • De overname van de roerende bedrijfsbekleding die aanwezig is op een bestaand bedrijf. • De overname van de aandelen van een vennootschap door de toekomstige bedrijfsleider.
OVERNAME ROERENDE BEDRIJFSBEKLEDING Subsidiabele goederen zijn: • vee • uitrusting • materieel • voorraden • vruchten te velde • navetten • de eerste aankoop van vee, uitrusting, materieel en voorraden.
12
Bepaalde goederen komen niet in aanmerking. Dit zijn o.m.: • voeder-, drink- en verwarmingsinstallaties • veeboxen, bindstallen • melkinstallaties • koelcellen • beregeningsinstallaties • hydrocultuur- en substraatteeltinstallaties • productie- en andere rechten • ...
OVERNAME VAN AANDELEN • het betreft een vennootschap met een positief eigen vermogen; • een verslag van een bedrijfsrevisor of erkend accountant is noodzakelijk. De waardebepaling • gebeurt op basis van de bedrijfsboekhouding en jaarrekening van het jaar voorafgaand aan de overname; • is beperkt tot de waarde van de bedrijfsgebouwen en de inventaris conform de bedrijfsovername door een natuurlijk persoon.
3.2 VOORWAARDEN VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIE De overnemer is een natuurlijk persoon.Vennootschappen komen niet in aanmerking voor subsidie bij eerste installatie op een bestaand bedrijf. De overnemer is op het ogenblik van de aanvraag jonger dan 40 jaar en de overname vindt plaats binnen de 6 maanden na de vestiging als zelfstandig land- of tuinbouwer. De aanvraag bij het VLIF wordt dan uiterlijk 6 maanden na de overname ingediend. De overnemer maakt een startplan. Dit startplan bevat: • de beschrijving van de toestand en de structuur van het bedrijf; • een overzicht van de documenten met betrekking tot de bedrijfszekerheid; • een financieel plan voor de volgende 2 jaar; • een begroting van het inkomen.
13
De documenten m.b.t. bedrijfszekerheid zijn: • • • • • • • •
geregistreerd overnamecontract begininventaris samenuitbatingscontract pachtcontract en pachtoverdracht quotaoverdracht sanitair attest overdracht milieuvergunning en beheerscontracten nutriëntenbalans
Er wordt binnen dit stelsel enkel subsidie verleend voor een volledige overname of voor een eerste fase van een gedeeltelijke overname.
3.3 VORMEN VAN SUBSIDIE 3.3.1 Vestigingspremie Op de eerste 50 000,00 euro vestigingskosten bekomt de landbouwer een éénmalige vestigingspremie. De vestigingspremie bedraagt 50 % van de subsidiabele vestigingskosten met een maximum van 25 000,00 euro. De uitbetaling van de vestigingspremie gebeurt in 5 gelijke jaarlijkse schijven. Deze premie wordt verkregen ongeacht de vestiging met eigen middelen of met een krediet wordt uitgevoerd.
3.3.2 Rentesubsidie Voor de overname van de roerende bedrijfsbekleding gefinancieerd met een krediet is de rentesubsidie maximaal 4 % op een bedrag van 200 000,00 euro. Deze rentesubsidie kan verkregen worden gedurende 10 jaar, eventueel met het eerste jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing.
14
3.3.3 Waarborg Voor het gedeelte met vestigingspremie (eerste 50 000,00 euro vestigingskosten) geeft het VLIF geen waarborg. Voor het overige gesubsidieerde gedeelte van de overname, gefinancierd met een krediet geeft het VLIF 90 % (wordt later 80 %) waarborg gedurende maximaal 15 jaar. Voorbeeld Een varkenshouder van 27 jaar neemt het ouderlijk bedrijf over voor 200 000,00 euro. Hij financiert de overname volledig met een KBC-investeringskrediet. Hij krijgt maximaal de volgende steun: • Op de eerste schijf van 50 000,00 euro een vestigingspremie van 25 000,00 euro. • Op de resterende 150 000,00 euro bekomt hij 4 % rentesubsidie gedurende 10 jaar. • Voor het investeringskrediet is de waarborg van het VLIF mogelijk. Deze waarborg bedraagt 90 % op 150 000,00 euro. Op de eerste schijf van 50 000,00 euro waarop de vestigingspremie van toepassing is, wordt geen waarborg toegekend.
3.4 SUBSIDIE VAN DE OVERLATER • Bij een volledige overname verliest de overlater alle bestaande subsidie vanaf de overnamedatum. • In het geval van een gedeeltelijke overname, waarbij de exploitatie voortgaat in een samenuitbating, stopt alle bestaande subsidie op de bedrijfsbekleding. Subsidie met betrekking tot de bedrijfsgebouwen blijft bestaan op voorwaarde dat ze in gebruik zijn in de samenuitbating. • Zonder samenuitbating dient met de overnamesom de kredieten met VLIF-tussenkomst terugbetaald te worden.
15
3.5 BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN • De subsidie voor de overname van voorraden is beperkt tot 10 000,00 euro per bedrijf, voor vruchten te velde tot 750,00 euro per hectare en voor navetten tot 187,50 euro per hectare. • Er gelden geen sectorale beperkingen.
16
4 SUBSIDIE VOOR INVESTERINGEN BINNEN EEN 4 BEDRIJFSPLAN
4.1 BEDRIJFSPLAN Een bedrijfsplan toont aan dat de investeringen bijdragen tot een duurzame verbetering van de bedrijfsstructuur. De investeringen hebben één of meer van de volgende doelstellingen: • de verlaging van de productiekost • de verbetering en omschakeling van de productie • de verhoging van de kwaliteit • de verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden, het dierenwelzijn • de bevordering van de diversificatie van de activiteit op het landbouwbedrijf
4.2 VOORWAARDEN De aanvraag dient ingediend te worden bij het VLIF binnen 6 maanden na de aanvang van de investering.
4.3 INVESTERINGEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR SUBSIDIE De investeringen die in aanmerking komen zijn verdeeld in vier groepen, naar gelang van de aard van de investering. Groep 1: investeringen gericht op de realisatie van een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw en/of biologische landbouw Groep 2: investeringen gericht op de omschakeling van het landbouwbedrijf
17
Groep 3: investeringen in onroerend goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering Groep 4: overige investeringen gericht op de realisatie van een structuurverbetering Aandachtspunten: Het is de investering en niet de sector die bepaalt in welke groep men subsidie verkrijgt. Zo krijgt een teler van biologische groenten die een conventionele serre bouwt, subsidie in groep 3. De serre is immers niet uitgerust om aan de normen inzake biologische teelt te voldoen. Wie meer informatie wil omtrent andere mogelijke subsidies voor projecten in de biologische land- of tuinbouw, kan via het KBC-bankkantoor de ‘Sectorstudie Biologische Landbouw’ aanvragen.
4.4 VORMEN VAN SUBSIDIE 4.4.1 Periodeplafond In de periode 01/01/2000 t.e.m. 31/12/2005 wordt de investeringssubsidie maximaal verkregen op een investeringsbedrag van 500 000,00 euro per VAK en 1 000 000,00 euro per bedrijf.
4.4.2 Groep Het maximum aan subsidie (som van rentesubsidie en investeringspremie) is afhankelijk van de groep waarin de investering valt en wordt uitgedrukt als een percentage van de investering: • groep 1: 40 % • groep 2: 30 % • groep 3: 20 % • groep 4: 10 %
18
4.4.3 Rentesubsidie Investeringen gefinancieerd met een krediet worden betoelaagd onder de vorm van een rentesubsidie. De rentesubsidie bedraagt: • maximaal 4 % voor de investeringen in groep 1 en 2 • maximaal 3 % voor de investeringen in groep 3 en 4. De termijn van de rentesubsidie is afhankelijk van de groep waarin de investering valt en de levensduur van de investering: Groep 1 2 3 4
≤ 7 7 7 5
economische levensduur 10 jaar > 10 jaar 15 15 15 5
Indien het een eerste vestiging betreft, kan het eerste jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing worden bekomen. De termijn van de rentesubsidie is beperkt tot de krediettermijn. Het totaal aan rentesubsidie bekomen gedurende de volledige termijn wordt geactualiseerd. Dit is het subsidie-equivalent. De tabel geeft ter illustratie de subsidie-equivalenten weer voor enkele kredietbedragen (in BEF!), percentages en termijnen van de rentesubsidie. Voor de berekening bij andere kredietbedragen of termijnen kan u steeds terecht bij uw KBC-Bankkantoor.
19
Kredietbedrag 1 2 5 10 15 20 30 40
000 000 000 000 000 000 000 000
000 000 000 000 000 000 000 000
3%
1 1 2 3
80 161 404 808 213 617 426 235
5 891 781 454 907 361 814 722 629
1 1 2 3 4
Kredietbedrag 1 2 5 10 15 20 30 40
000 000 000 000 000 000 000 000
000 000 000 000 000 000 000 000
104 209 523 047 570 094 141 189
7 726 451 629 257 886 514 772 029
1 2 3 5 7
187 374 935 870 805 740 610 481
15 025 050 126 252 378 504 756 009
249 498 246 493 740 987 481 974
15 367 734 835 670 504 339 009 678
4%
1 2 2 4 5
139 279 698 396 094 792 189 585
7 634 269 171 343 514 686 029 372
1 2 3 4 7 9
4.4.4 Investeringspremie Het gedeelte van de subsidie dat niet is uitgeput onder de vorm van rentesubsidie wordt uitbetaald als een investeringspremie, met andere woorden: totale steun - subsidie-equivalent = investeringspremie. De steun voor investeringen gefinancieerd met eigen middelen wordt uitsluitend verleend onder de vorm van een investeringspremie.
20
De investeringspremie wordt in 5 opeenvolgende jaarlijkse schijven uitgekeerd. De uitkeringen gebeuren pas zodra de investering volledig voltooid is en na controle van de investeringsbewijzen.
4.4.5 Waarborg Op het gedeelte van de investeringen gefinancierd met een krediet is de waarborg van het VLIF mogelijk. De waarborg bedraagt 90 % (wordt later 80 %) van het subsidiabele kredietbedrag gedurende 10 jaar. Bij eerste vestiging is de duurtijd 15 jaar.
4.5 BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN Per sector zijn er een aantal bijkomende voorwaarden en beperkingen.
1 Melkveesector De investering mag niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit. Indien wel, is een evenredige verhoging van het melkquotum vereist.
2 Varkenssector Op voorwaarde dat de investering niet leidt tot een productieverhoging is er enkel subsidie voor: • het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het dierenwelzijn; • biologische landbouw. Na uitvoering van de investering moet het bedrijf beschikken over een oppervlakte van 1 ha voor 30 vleesvarkensplaatsen en 1 ha voor 25 plaatsen voor productieve zeugen. Deze voorwaarde van grondgebondenheid geldt niet voor investeringen gericht op hoevetoerisme en landschapsbeheer. De aankoop van bestaande en het bouwen van nieuwe varkensstallen is steeds uitgesloten.
21
Voorbeeld Een biologisch varkenshouder verbouwt een zeugenstal. De productiecapaciteit neemt niet toe en het bedrijf is volledig grondgebonden. Het bedrijf heeft 2 VAK in dienst. De subsidiable netto investering bedraagt 175 000,00 euro, waarvan de landbouwer 75 000,00 euro met eigen middelen zal betalen en 100 000,00 euro met een KBC-investeringskrediet op 15 jaar. Hij kan maximaal de volgende subsidie verkrijgen. • De investering valt in groep I van het bedrijfsplan en de aanvrager voldoet aan de sectorale en andere beperkingen (biologische landbouw + grondgebondenheid). • De investering kan opgedeeld worden in twee gedeelten. • Hij ontvangt 40 % steun op 175 000,00 euro of in totaal 70 000,00 euro. • Voor het gedeelte van 100 000,00 euro, gefinancierd met een KBCinvesteringskrediet, ontvangt hij 4 % rentesubsidie gedurende 15 jaar. Dit geeft een subsidie-equivalent van 24 937,00 euro. • Voor het gedeelte van 75 000,00 euro, gefinancierd met eigen middelen, krijgt hij 40 % investeringspremie, dus 30 000,00 euro. • Totale subsidie: 70 000,00 euro Rentesubsidie op KBC-investeringskrediet: -24 937,00 euro Investeringspremie op eigen middelen: -30 000,00 euro Blijft: 15 063,00 euro Deze 15 063,00 euro wordt als bijkomende investeringspremie uitgekeerd. • Voor het krediet van 100 000 euro kan er maximaal 90 % waarborg van het VLIF verkregen worden, dus 90 000 euro, gedurende 10 jaar.
3 Pluimveesector
22
Op voorwaarde dat de investering niet leidt tot een productieverhoging is er enkel subsidie voor: • het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren; • biologische landbouw.
Omschakeling binnen de pluimveesector is niet subsidiabel tenzij bij omschakeling naar biologische pluimveehouderij. De mestproductie mag niet toenemen. De aankoop van bestaande en het bouwen van nieuwe pluimveestallen is steeds uitgesloten.
4 Rundvleessector Op voorwaarde dat de investering niet leidt tot een productieverhoging is er enkel subsidie voor: • het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren; • biologische landbouw. Andere investeringen, ook deze die leiden tot een productieverhoging, alsook de aankoop van bestaande vleesveestallen zijn subsidiabel op voorwaarde dat na de investering de grondgebondenheid in orde is. Dit betekent dat er per 2 grootvee-eenheden 1 ha voedergewassen, bestemd voor het voederen van die runderen, moet aanwezig zijn.
5 Vleeskalversector Op voorwaarde dat de investering niet leidt tot een productieverhoging is er enkel subsidie voor: • het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren; • biologische landbouw. De aankoop van bestaande en het bouwen van nieuwe vleeskalverstallen is steeds uitgesloten.
23
4.6 GOED OM TE WETEN Aankoop van dieren • Er is geen subsidie voor de aankoop van varkens, pluimvee en vleeskalveren. De eerste aankoop van ander vee komt wel in aanmerking. Aankoop van grond • Er is geen steun voor de aankoop van grond, ook niet voor de grond onder de bedrijfsgebouwen. Aankoop van bedrijfsgebouwen • De pachter mag niet benadeeld zijn. • Bij verwerving van alleen de blote eigendom dient de vruchtgebruiker akkoord te gaan met het oprichten van bijkomende bedrijfsgebouwen. Aankoop van 2de hands materieel • Er is geen subsidie. Overname van het 2de gedeelte van de roerende bedrijfsbekleding van het in gebruik zijnde bedrijf • De subsidie behoort tot groep 3 en bedraagt: - maximaal 3 % rentesubsidie gedurende 10 jaar op een totaal investeringsbedrag (alle gedeelten samen) van 250 000,00 euro. - eventueel aanvullend een investeringspremie tot 20 % van de investering. • Er is geen leeftijdsgrens voor deze 2de fase. • Er zijn geen sectorale beperkingen.
24
Overname van de roerende bedrijfsbekleding van een 2de niet in gebruik zijnde bedrijf • De subsidie behoort tot groep 4 en bedraagt: - maximaal 3 % rentesubsidie gedurende 5 jaar op een investeringsbedrag van 500 000,00 euro per VAK en 1 000 000,00 euro per bedrijf. - eventueel aanvullend een investeringspremie tot 10 % van de investering.
• Er is geen leeftijdsgrens voor deze 2de overname. • De sectorale beperkingen zijn van toepassing.
25
5 SUBSIDIE ALS COMPENSATIE VAN GELEDEN SCHADE
5.1 DOEL Het verlenen van subsidie aan landbouwers die schade aan hun landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen kunnen aantonen ten gevolge van onder andere: • natuurrampen; • ongunstige weersomstandigheden; • dier- of plantenziekten.
5.2 SUBSIDIE 5.2.1 Rentesubsidie De rentesubsidie bedraagt maximaal 3 % gedurende 3 jaar op een overbruggingskrediet (maximaal gelijk aan de geleden schade).
5.2.2 Kapitaalpremie Er kan, al dan niet als aanvulling op de rentesubsidie, een kapitaalpremie worden uitgekeerd.
5.2.3 Waarborg Een verlenging van de bestaande waarborg op kredieten die in het verleden met waarborg werden toegestaan. Er kan mogelijk ook een waarborg voor het overbruggingskrediet worden verleend.
5.3 VOORWAARDEN
26
De schade aan de landbouwproductie dient minimaal 30 % van de normale productie te bedragen.
De veeziekten die in aanmerking komen voor subsidie voor herbevolking zijn: • runderbrucellose, -tuberculose en -leucose; • gekkekoeienziekte; • varkenspest; • pseudovogelpest; • dikkebuikenziekte bij konijnen. In geval van een aantasting door rundertuberculose of runderleucose moet minimaal 30 % van de veestapel worden opgeruimd. In de andere gevallen is volledige opruiming van de veestapel noodzakelijk.
5.4 BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN • Er is geen subsidie op kredieten voor de prefinanciering van afslachtingsvergoedingen. • Subsidies in het kader van natuurrampen of ongunstige weersomstandigheden zijn algemeen van toepassing. De uitdrukkelijke goedkeuring van de overheid is nodig.
27
6 SUBSIDIE AAN BEDRIJVEN IN FINANCIËLE MOEI6 LIJKHEDEN
6.1 DOEL Deze subsidie is bedoeld voor bedrijfsleiders die aantonen dat hun bedrijf in financiële moeilijkheden verkeert als gevolg van onvoorziene gebeurtenissen andere dan deze vermeld onder punt 5. Subsidies zijn algemeen van toepassing. De modaliteiten worden bepaald na uitdrukkelijke goedkeuring van de overheid.
28
7 STARTPREMIE AAN SAMENWERKINGSVERBANDEN
7.1 DOEL Er is een startpremie voorzien voor samenwerkingsverbanden die opgericht zijn na 1 januari 2000 en die een van de volgende doelen hebben: • de bedrijfsverzorging; • de toepassing van nieuwe technologieën en van methoden voor de bescherming en de verbetering van het leefmilieu en voor de instandhouding van het landschap; • de invoering van alternatieve landbouwproductiemethoden; • een rationeler gemeenschappelijk gebruik van landbouwproductiemiddelen; • de gezamenlijke exploitatie; • de gemeenschappelijke afzet van land- en tuinbouwproducten.
7.2 SUBSIDIE De startpremie is bedoeld om bij te dragen in de beheerskosten. De startpremie bedraagt maximaal 22 500 euro. De startpremie mag niet hoger zijn dan 25 % van de totale uitgaven van de groepering en wordt als volgt uitgekeerd: • 50 % op het einde van het eerste jaar; • 25 % op het einde van het tweede jaar; • 25 % op het einde van het derde jaar. De jaarlijkse ledenbijdragen bedragen tenminste 50 % van de startpremie voor het eerste jaar.
29
7.3 BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN De groepering moet opgericht zijn in de vorm van: • een coöperatieve vennootschap; • een vereniging zonder winstoogmerk; • een feitelijke vereniging met tenminste drie werkende leden; • een landbouwvennootschap met de gezamenlijke exploitatie van meerdere bedrijven. Het samenwerkingsverband moet het bewijs leveren dat de samenwerking sociaal of economisch verantwoord is. De groepering mag niet ontbonden worden vóór het zesde jaar van haar activiteit.
30
8 SUBSIDIE VOOR DE LANDBOUWCOÖPERATIES INZAKE 8 VERWERKING, AFZET EN DIENSTVERLENING
8.1 SUBSIDIEBEDRAG De totale subsidie bedraagt afhankelijk van de aard van de investering 40 %, 30 %, 20 % of 10 % van de subsidiabele investering.
8.2 BEGUNSTIGDE De coöperatieve vennootschappen voor verwerking, afzet en dienstverlening die voldoen aan de voorwaarden onder punt 2.1 voor vennootschappen.
8.3 VOORWAARDEN De meerderheid van de vennoten is landbouwer of minstens 50 % van de stemgerechtigde aandelen zijn in handen van landbouwers of/en van één of meerdere landbouwcoöperaties die zelf in aanmerking komen voor deze subsidie. Nieuwe leden kunnen zonder overdreven eisen toetreden. Iedere vennoot heeft minstens 1 stem, maar niet meer dan 10 % van de stemmen. Het jaarlijks dividend is maximum 7 %. Het bedrijf toont aan dat het na de investering, rendabel is.
31
8.4 VORMEN VAN SUBSIDIE 8.4.1 Rentesubsidie De rentesubsidie bedraagt maximaal 4 % op het subsidiabel kredietbedrag.
8.4.2 Investeringspremie Het gedeelte van de subsidie dat niet is uitgeput onder de vorm van rentesubsidie wordt uitbetaald als een investeringspremie. Het gedeelte financieerd met eigen middelen wordt uitsluitend verleend onder de vorm van een investeringspremie.
8.4.3 Waarborg Op het gedeelte van de investeringen gefinancierd met een krediet is de waarborg van het VLIF mogelijk.
32
9 HOE VLIF-STEUN AANVRAGEN?
9.1 WIE DOET DE AANVRAAG? • de land- of tuinbouwer zelf; • een erkende kredietinstelling op verzoek van de land- of tuinbouwer.
9.2 WAARUIT BESTAAT DE AANVRAAG? • een aanvraagformulier; • een door de land- of tuinbouwer ondertekende verklaring; • andere nodige documenten.
9.3 WANNEER AANVRAGEN? • De aanvraag moet ten laatste binnen de 6 maanden na de aanvang van de investering of de verrichting ingediend zijn.
9.4 REGISTRATIE VAN DE AANVRAAG DOOR HET VLIF? • Voor volledige aanvragen deelt het VLIF een registratienummer mee aan de land- of tuinbouwer en eventueel aan de kredietinstelling.
33
10 BIJLAGE: LIJST MET INVESTERINGEN DIE IN 10 AANMERKING KOMEN VOOR SUBSIDIE IN EEN 10 BEDRIJFSPLAN (ZIE 4.3)
GROEP 1: investeringen gericht op de realisatie van een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw en/of biologische landbouw
34
• Installatie voor afvalwaterzuivering op bedrijfsniveau (bv. rietveld); • Installatie van rookgascondensor, een waterbuffer, energieschermen of combi-schermen; • Installatie van een energiebesparende kasomhulling (dubbel glas, gecoat glas, kunststof kanaalplaten); • Aanbrengen van isolatie in bestaande en verwarmde pluimvee-, varkensen vleeskalverstallen zodat een energiebesparing gerealiseerd wordt; • Investeringen gericht op het educatief toegankelijk maken van de landbouwbedrijvigheid inzake de productie van producten voor een breder publiek; • Uitrusting voor het reinigen van de rookgassen van stookinstallaties met cyclonen, doekenfilters of rookgaswassing; • Nieuwe verwarmingsinstallaties met gas of omschakeling van bestaande verwarmingsinstallaties op gasverwarming; • Investeringen gericht op de vermindering van ammoniakuitstoot en de geurhinder: - mestinjectiesystemen voor dierlijke mest; - andere emissiearme mestspreidingssystemen voor dierlijke mest; - stalverluchtingssysteem met een filter ter bestrijding van de geur- en stofhinder (biofilter, biobed, stoffilters, luchtwassers). • Systemen voor het hergebruik van beregeningswater, opvang en hergebruik van regenwater als beregeningswater; • Machines en uitrusting die specifiek noodzakelijk zijn voor het beheer van kleine landschapselementen, perceelranden en landschap (eventueel contracten voorleggen); • Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt
•
•
•
•
•
•
•
worden voor de aanmaak van zuivelproducten (met melk van het eigen bedrijf) en het bewaren van deze producten evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor deze activiteit; Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het versnijden, bereiden en verkoopsklaar maken van vlees (geproduceerd op het eigen bedrijf) en het bewaren van deze producten evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor deze activiteit; Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het artisanaal verwerken en verkoopsklaar maken van land- en tuinbouwproducten (andere dan melk en vlees en geproduceerd op het eigen bedrijf) en het bewaren van deze producten evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor deze activiteit; Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die bestemd zijn voor de rechtstreekse verkoop van de eigen productie (al dan niet in verwerkte vorm) aan de consument of aan de detailhandel, inbegrepen de opslag- of koelruimtes voor deze producten evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor deze activiteit; Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die voldoen aan de normen voor het houden van biologische varkens zoals beschreven in het bestek voor de dierlijke biologische productie en op voorwaarde dat de aanvrager de biologische productiemethode toepast (bewijs voorleggen) en de productiecapaciteit niet wordt vergroot; Bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die voldoen aan de normen voor het houden van biologische leghennen zoals beschreven in het bestek voor de dierlijke biologische productie en op voorwaarde dat de aanvrager de biologische productiemethode toepast (bewijs voorleggen) en de productiecapaciteit niet wordt vergroot; Mechanische of thermische onkruidbestrijding of loofdoding (schoffelmachine, spitfrees, vingeregge, loofklapper, onkruid- of loofbrander, grondstoommachine); Aanleg hoogstamboomgaarden in de bioteelt;
35
GROEP 2: investeringen gericht op de omschakeling van het landbouwbedrijf • Installaties en materieel inclusief graandrooginstallaties, die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de bereiding van samengestelde voeders (andere dan ruwvoeders) hoofdzakelijk met zelf geteelde basisproducten en ter vervanging van krachtvoeders; • Installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de productie en eventueel het gebruik van hernieuwbare brandstoffen (biomassa); • Installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de productie van medicinale en aromatische planten; • Vernieuwing van laagstam fruitaanplantingen met nieuwe variëteiten, zonder uitbreiding van de totale oppervlakte en op voorwaarde dat de geïntegreerde productiemethode toegepast wordt;
GROEP 3: investeringen in onroerend goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering
36
• Overname tweede gedeelte van de bedrijfsbekleding beperkt tot vee/ uitrusting/materieel/voorraden/vruchten te velde/navetten (som van alle fasen = max. 250 000 euro subsidiabel); • Bouwen, verbouwen en uitrusten van: - melkveestallen inclusief melkinstallatie en jongveestallen voor jongvee van dit melkvee; - vleesveestallen en jongveestallen voor jongvee van dit vleesvee; - stallen voor schapen, herten, geiten, konijnen en eventueel het bijbehorende jongvee; - stallen voor paarden inbegrepen gebouwen voor het trainen van paarden (geen paardenpension en geen maneges); - gebouwen voor een zeer specifieke dierlijke productie zoals de kweek van slakken, insecten en larven (geen hondenkwekerijen); - serres van glas of plastiek op vaste voet (verwarming, beregening, substraatinstallaties, tabletten, ...); - kwekerijen van paddestoelen; - bedrijfsgebouwen voor de productie van witloof inbegrepen de hydro-
• • • • • •
•
• • • •
• • •
•
cultuurinstallatie; - gebouwen voor een zeer specifieke plantaardige productie (in-vitroculturen). Sleufsilo met recuperatiesysteem voor silosappen; Installaties voor de robotisering van de productie; Koelhuizen; Beregeningsinstallaties en installaties voor fertigatie (bemesting via beregening) in de tuinbouw, maar niet op basis van grondwater; Aanleg van terreinen voor container- en stellingenteelt, specifieke terreinuitrusting in de boom- en sierteelt (algemeen); Loodsen voor de opslag en de bewaring van de productie, het marktklaar maken van de productie of voor het stallen van machines en materieel (geen huisvesting van dieren); Erfverharding en andere infrastructuurwerken in onroerende staat (opvangbassins voor regenwater, kavelwegen, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen, opslagplaats voor vaste mest op kopakker, verhardingen voor de beperking van grondtarra); Heraanplantingen van fruitplantages met gangbare variëteiten beperkt tot de gerooide oppervlakte van appel, peer en perzik; Nieuwe aanplantingen van kersen, krieken, pruimen, noten en druiven; Installaties en materieel gericht op de oogstprotectie in bestaande fruitplantages (hagelkanon, hagelnetten, beregening tegen lentenachtvorst); Aankoop van bestaande bedrijfsgebouwen al dan niet in gebruik bij de aanvrager. De vorige exploitant is niet benadeeld, er is werkelijke explotatie en de sectorgebonden beperkingen zijn van toepassing (quotum, grondgebondenheid); Sanitaire opslagruimte voor kadavers met een koelinstallatie; Omschakeling op groepshuisvesting voor vleeskalveren. De bouw van nieuwe stallen voor vleeskalveren is niet subsidiabel; Vernieuwing van de inrichting van bestaande pluimveestallen waarbij de kippen gehuisvest worden volgens het scharrelprincipe. Voor nieuwe pluimveestallen en voor de vernieuwing van batterijen is er geen steun; Omschakeling van een gebonden naar een los huisvestingssysteem voor varkens;
37
• Installeren of verbeteren van de isolatie, de ventilatie en de verwarming in bestaande pluimvee-, varkens- en vleeskalverstallen waardoor er voor gezorgd wordt dat de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties binnen grenzen gehouden worden die niet schadelijk zijn voor de dieren; • Installatie van brijvoedering; • Systemen voor beperking, recyclage of rationeel beheer van afvalwater of -stoffen (ontsmettings- en ontziltingsinstallaties, opslagplaats voor verontreinigd water of afvalstoffen); • Systemen voor de beperking van het gebruik en/of verliezen van pesticiden. Het betreft voornamelijk geavanceerde spuitmachines waarbij er een duidelijk aantoonbare vermindering is van de gebruikte hoeveelheid product en/of de drift t.o.v. de gangbare spuittoestellen; • Investeringen gericht op de beperking van de verspreiding van ziektekiemen (installaties voor het steriliseren van substraten of afvalgrond, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen voor het vervoer van dieren, sanitaire laad- of losplaatsen voor dieren, inclusief eventuele afsluiting, sanitair sas in stallen);
Groep 4: overige investeringen gericht op de realisatie van een structuurverbetering • Machines en materieel (goederen roerend van nature) niet opgenomen in de andere lijsten en met uitzondering van tweedehands materieel; • Dieren, met dien verstande dat vervangingsvee nooit subsidiabel is en dat de steun enkel kan betrekking hebben op de eerste aankoop die past in een bedrijfsplan dat voorziet in een uitbreiding van de veestapel. De aankoop van varkens, pluimvee en vleeskalveren is nooit subsidiabel; • Duurzame planten met name rozen- en moederplanten, hop- en aspergeplanten, houtachtig kleinfruit; • Overname van de bedrijfsbekleding van een tweede bedrijf beperkt tot het vee, de machines en het materieel; • Plastiekserres en -tunnels, andere dan deze genoemd in groep 3.
38
11 NUTTIGE ADRESSEN
Voor aanvullende inlichtingen en advies kunt u terecht bij: • de kantoordirecteur van uw plaatselijk KBC-bankkantoor; • de adviseur Land- en Tuinbouwbedrijven van KBC Bank: Telefoon
Fax
E-mail
Antwerpen Jos Vermeiren
03 202 93 76 03 202 90 96
[email protected]
John Bols
03 202 93 77 03 202 90 96
[email protected]
011 24 05 66 011 22 90 80
[email protected]
Limburg Luc Van den Bergh Oost-Vlaanderen Linda De Smet
09 210 22 64 09 210 22 79
[email protected]
Ronny Leloup
09 210 22 65 09 210 22 79
[email protected]
016 86 43 60 016 86 33 47
[email protected]
Wilfried Saelens
051 23 52 79 051 23 52 92
[email protected]
Riccy Focke
051 23 53 50 051 23 52 92
[email protected]
Vlaams-Brabant Wim Roofthooft West-Vlaanderen
• de ingenieurs van de Buitendiensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Land- en Tuinbouw (ALT): Antwerpen ir. A. De Rop Tel. 03 224 63 84, fax 03 224 63 10
[email protected] Copernicuslaan 1, bus 20, 2018 Antwerpen
39
Limburg ir. H. Vermeulen (tuinbouw) Tel. 011 26 44 21, fax 011 26 44 19
[email protected] ir. L. Dhondt Tel. 011 26 44 20, fax 011 26 44 19
[email protected] Taxandria Center, Gouv. Roppesingel 25, 2e verd., 3500 Hasselt Oost-Vlaanderen ir. G. Van Nieuwerburgh Tel. 09 242 89 11, fax 09 222 79 67
[email protected] ir. H. Pieters (St. Niklaas/Dendermonde/Aalst/Eeklo) Tel. 09 242 89 15, fax 09 222 79 67
[email protected] Voskenslaan 97e 3e verd., 9000 Gent Vlaams-Brabant ir. H. Vermeulen (tuinbouw) Tel. 016 21 12 93, fax 016 21 12 96
[email protected] ir. L. Dhondt Tel. 016 21 12 94, fax 016 21 12 96
[email protected] Waaistraat 1, 3000 Leuven
40
West-Vlaanderen ir. D. Persyn Tel. 050 38 12 82, fax 050 38 59 79
[email protected] ir. M. Pattou (Kortrijk/Tielt/Roeselare/Ieper) Tel. 050-38 92 45, fax 050-38 59 79
[email protected] Kon. Astridlaan 29, 1e verd., 8200 Brugge
Het KBCMilieukrediet: ook voor landbouwers en tuinders
1 HET PROJECT ‘GROEI EN MILIEU’ VAN DE 1 EUROPESE COMMISSIE
Het Europees Investeringsfonds (EIF) geeft een partiële garantie voor investeringen die een aantoonbare ecologische meerwaarde hebben en die voldoen aan de onderstaande voorwaarden. Het project was in eerste instantie bedoeld voor zelfstandigen (waaronder de zelfstandige loonwerkers) en de KMO’s. KBC verkreeg van het EIF dat er ook milieukredieten mogen worden toegekend aan landbouwers en tuinders. KBC is overigens de eerste Belgische bank die door het EIF werd geselecteerd om milieukredieten te verstrekken. Het project loopt al minstens tot 31 december 2001.
41
2 VOORWAARDEN OM EEN KBC-MILIEUKREDIET TE 2 KRIJGEN
De investeringen moeten een reëel milieuvoordeel meebrengen. Bij de aanvraag dient u dan ook een milieuverklaring in te vullen, die KBC in staat moet stellen het milieuaspect te evalueren. De onderstaande lijst geeft een overzicht van de investeringen die voor een KBC-Milieukrediet in aanmerking komen. Ook investeringen die niet op de lijst voorkomen, maar die een aantoonbare ecologische meerwaarde bieden, komen in aanmerking. KBC beslist autonoom of een KBC-Milieukrediet al dan niet wordt toegekend. De bank beoordeelt dus zowel het kredietrisico als het milieuaspect. Omdat er geen voorafgaande goedkeuring van het Europees Investeringsfonds nodig is, kan er snel over het krediet beslist worden.
42
3 VORMEN VAN STEUN
3.1 HET WAARBORGEN VAN HET INVESTERINGSKREDIET Het EIF waarborgt het investeringskrediet dat u aanvraagt voor uw milieuprojecten. In principe kunt u de elementen van het investeringskrediet vrij bepalen: de renteperiodiciteit, de looptijd, de kapitaalaflossingen. Het aflossingsplan wordt op maat opgesteld en houdt rekening met uw wensen en inkomsten. Er zijn wel enkele beperkingen: • het bedrag van het investeringskrediet (leasing is uitgesloten) bedraagt minimaal 24 789,35 euro (1 miljoen BEF) en maximaal 1 miljoen euro (40 339 900 BEF); • de minimumlooptijd van het krediet bedraagt 3 jaar, de maximumlooptijd is 10 jaar. De waarborg van het EIF wordt beperkt tot 7 jaar; • er wordt geen KBC-Milieukrediet toegestaan als ook de VLIF-waarborg wordt aangevraagd. U kunt natuurlijk wel de VLIF-rentesubsidie én een KBC-Milieukrediet aanvragen.
3.2 DE KBC-MILIEUCHEQUE Bovenop de waarborg krijgt u van KBC Bank een KBC-Milieucheque. Voorbeeld: voor een kredietbedrag van 10 miljoen BEF (248 893,52 euro) met een looptijd van 5 jaar dat wordt terugbetaald met vaste driemaandelijkse aflossingen, krijgt u een KBC-Milieucheque van 49 720 BEF (1232,53 euro). U krijgt dat bedrag meteen wanneer u het volledige krediet opneemt.
43
4 INVESTERINGEN DIE IN AANMERKING KOMEN 4 VOOR STEUN
44
Onder andere de volgende investeringen komen in principe in aanmerking voor een KBC-Milieukrediet (deze lijst is niet beperkend): • opslagruimte voor mengmest, stalmest en gier bij veehouders en akkerbouwers met de bijbehorende installaties voor het mengen of verpompen van mest en de afdekking van mestopslagplaatsen; • droog- en verwerkingssystemen van mest en de nodige stockageruimte; • voedersystemen die leiden tot een vermindering van de mineralenuitstoot en een verbetering van de mestkwaliteit; • stankbestrijdingssystemen en stalaanpassingen ter beperking van de ammoniakuitstoot; • mestinjectiesystemen en andere emissiearme mestspreidingssystemen voor dierlijke mest; • sleufsilo’s met recuperatiesystemen voor silosappen; • systemen voor de beperking en/of recyclage en/of het rationeel beheer van afvalwater en/of afvalstoffen; • systemen voor optimalisering van de bemesting en kunstmestbesparende strooiapparatuur; • systemen voor de beperking van het gebruik en/of verliezen van pesticiden; • toestellen voor mechanische of thermische onkruidbestrijding; • aanpassing/omschakeling aan/op milieuvriendelijke verwarmings-, stooken koelinstallaties; • investeringen ter vrijwaring en/of behoud van natuurwaarden; • investeringen ter beperking van de verspreiding van ziektekiemen in het milieu; • investeringen ter beperking van energie en waterverbruik; • gedwongen verplaatsing van bedrijfsgebouwen om milieu-, ecologische en planologische redenen, mits de productiecapaciteit van het bedrijf niet wordt vergroot.
Vlaamse expansiesteun voor loonwerkbedrijven
1 DE VLAAMSE EXPANSIESTEUN VOOR KLEINE 1 ONDERNEMINGEN: “VL7.2”
Binnen de steunmaatregelen ter bevordering van het Vlaamse bedrijfsleven neemt de expansiesteun de belangrijkste plaats in. Ook eenmanszaken en kleine ondernemingen, waaronder dus ook loonwerkbedrijven, kunnen een beroep doen op expansiesteun van het Vlaamse Gewest. De regels voor de expansiesteun aan kleine ondernemingen zijn vastgelegd in de zogenaamde VL-richtlijnen. Deze richtlijnen, die ondertussen aan de zevende editie toe zijn, werden in juli 2000 voor het laatst aangepast. De jongste richtlijn wordt VL7.2 genoemd.
45
2 VOORWAARDEN OM EXPANSIESTEUN TE KRIJGEN
Kleine ondernemingen (bijv. eenmanszaken en vennootschappen) die investeren in het Vlaamse Gewest komen in aanmerking voor expansiesteun wanneer ze aan drie voorwaarden voldoen: • maximaal 49 personen in dienst hebben; • een jaaromzet halen van maximaal 7 miljoen euro of een balanstotaal van maximaal 5 miljoen euro; • financieel onafhankelijk zijn (maximaal 25 % van de aandelen mag in handen zijn van een grote onderneming). Opmerking: land- en tuinbouwbedrijven zijn uitgesloten van expansiesteun. Ze komen wel in aanmerking voor onder meer een rentesubsidie van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds.
46
3 VORMEN VAN STEUN
De expansiesteun omvat een financieel voordeel en in sommige gevallen ook een fiscaal voordeel. Het financieel voordeel wordt berekend als een percentage van de investeringen en mag niet meer bedragen dan 15 % van het subsidiabel investeringsbedrag. Indien u kiest voor een vrijstelling van onroerende voorheffing gedurende 5 jaar, dan wordt dat gelijkgesteld met 1 % subsidie.
3.1 HET FINANCIËLE VOORDEEL Als geldelijke steun wordt een rentesubsidie of leasingpremie toegekend voor het gedeelte van de bedrijfsinvesteringen dat gefinancierd wordt met vreemde middelen (investeringskredieten of leasing) en een kapitaalpremie voor het gedeelte dat gefinancierd wordt met eigen middelen.
3.2 HET FISCALE VOORDEEL Het fiscale voordeel wordt toegekend in de vorm van een vrijstelling van onroerende voorheffing gedurende 5 jaar aan loonwerkbedrijven die ook de financiële steun genieten.
47
4 INVESTERINGEN DIE IN AANMERKING KOMEN 4 VOOR EXPANSIESTEUN
Alleen bedrijfsinvesteringen die geactiveerd worden op de balans met een minimumafschrijvingsduur van 3 jaar komen in aanmerking. Uw aanvraagdossier moet minimaal 2,5 miljoen BEF aan subsidiabele investeringen betreffen. Om het subsidiabel investeringsbedrag te berekenen, vermindert u de aanvaarde investeringen met een afschrijvingsaftrek (gelijk aan 50 % van het gemiddelde van de afschrijvingen van het 4de, 3de en 2de boekjaar dat de steunaanvraag voorafgaat). Voor een startend loonwerker (< 4 jaar actief) volstaat 800 000 BEF aan subsidiabele investeringen. Voor ecologie-investeringen geldt geen afschrijvingsaftrek en volstaat een minimuminvestering van 500 000 BEF of 300 000 BEF voor een starter. Houd ook rekening met een aantal termijnen. Tussen 2 steunaanvragen, waarvan de eerste werd goedgekeurd, moet minstens een jaar verlopen. De aanvraag moet bovendien gebeuren binnen het jaar volgend op de maand waarin de reële investeringen zijn aangevat. De oudste factuur of betaling mag, behoudens beperkte voorschotten, niet ouder zijn dan 12 maanden bij indiening van de aanvraag. De investeringen moeten beëindigd en voor beroepsdoeleinden gebruikt worden binnen twee jaar na indiening.
4.1 STEUN VOOR STRATEGISCH BELANG Als u zich voor de eerste maal vestigt in een KMO-zone, dan krijgt u voor de gebouwen en het nieuwe materiaal 5 % subsidie.
48
4.2 HERLOCALISATIE VAN EEN ZONEVREEMDE ONDERNEMING OF GEDWONGEN HERLOCALISATIE Indien de eerste vestiging in een KMO- of industriezone het gevolg is van een gedwongen herlocalisatie van een zonevreemde onderneming of van een weigering van de milieuvergunning of van de toekenning van een milieuvergunning die niet alle activiteiten dekt, dan ontvangt u nog eens 5 % subsidie extra steun.
4.3 INBREIDINGSSTEUN Deze steun is voorbehouden voor ondernemingen die zich vestigen op vervallen terreinen in een verstedelijkt gebied.
4.4 STARTERSSTEUN (ONDER BEPAALDE VOORWAARDEN) Voor investeringen uitgevoerd door beginnende zelfstandigen in een eenmanszaak, een bvba of een eenpersoonsbvba in een periode van 4 jaar na datum van inschrijving in het handelsregister of na datum van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen.
4.5 HINDER OPENBARE WERKEN U moet aantonen dat u ten gevolge van hinder door openbare werken die minstens 3 maanden heeft geduurd een omzetverlies van 25 % hebt geleden t.o.v. de omzet van dezelfde 3 maanden van het voorgaande boekjaar.
49
4.6 ECOLOGIESTEUN Deze wordt toegekend op de meerkosten van ecologisch waardevolle investeringen. Dit zijn installaties en uitrustingen waarmee een ondernemer milieuvervuiling of -hinder wil inperken of die gebruikt worden om de productiemethoden op een milieuvriendelijke manier aan te passen. De milieu-investeringen zijn gericht op een beperking van het grondstoffen- en energiegebruik of op een vermindering van de milieubelastende effecten op het vlak van geluids- en reukhinder, water-, lucht en bodemverontreiniging. De ecologiesteun van 20 % wordt alleen toegekend op de meerkosten, d.w.z. op de extra inspanningen die de onderneming levert om beter te presteren voor het milieu dan de wetgeving (Vlarem 2bis) haar oplegt. Ecologiesteun aan loonwerkers wordt frequent toegekend voor mestinjectoren. Voor bepaalde types mestinjectoren wordt 100 % als meerkosten aanvaard, voor andere types slechts 50 %.
50
4.7 OVERZICHT VAN DE STEUNPERCENTAGES
Steuncriteria
basissteun meertewerkstellingssteun criteria van strategisch belang
- herlocalisatie van een - zonevreemde onderneming - herlocalisatie om dwingende - milieuredenen - hinder openbare werken - inbreidingssteun - starter Maximumsteun (incl.1 % vrijstelling onroerende voorheffing) Ecologiesteun
De subsidie voor loonwerkers uitgedrukt als percentage van het subsidiabele investeringsbedrag 0% + maximaal 10 % + 5 % indien 1 van volgende voorwaarden wordt gerealiseerd: - eerste vestiging op een KMO-zone - omzetstijging met 25 % en min. 10 mln BEF - creatie van hoogtechnologische producten +5% +5% +5% +5% +7% 15 % 20 % op de ecologische meerkosten
Enkele begrippen: • meertewerkstellingssteun: de meertewerkstelling moet worden bewezen aan de hand van RSZ-attesten die aantonen dat er meertewerkstelling werd gerealiseerd in de volgende periode • referteperiode: de 4 kwartalen voorafgaand aan de 12 maanden voor indiening van het dossier • bewijsperiode: 4 opeenvolgende kwartalen te kiezen uit een periode van 4 jaar na indiening van het dossier
51
5 UITBETALING VAN DE STEUN
De rentetoelage wordt uitbetaald in 2 gelijke schijven via de bank. De eerste schijf wordt op zijn vroegst uitbetaald zes maanden na de beslissing en nadat 50 % van de investering is gerealiseerd. De tweede schijf krijgt u op zijn vroegst 15 maanden na de beslissing, als op dat moment het volledige investeringsprogramma gerealiseerd is. De uitbetaling van de kapitaalpremie gebeurt in 1 keer en deze moet u als onderneming in principe zelf aanvragen. Dat kunt u doen bij volledige voltooiing van de investeringen, voorzover dit minstens 3 maanden na de beslissing gebeurt. De meertewerkstellingssteun wordt in 1 keer uitbetaald, ofwel samen met de 2de schijf rentesubsidie ofwel samen met de basiskapitaalpremie en op voorwaarde dat u de nodige RSZ-attesten kunt voorleggen waaruit de aangroei van de tewerkstelling blijkt.
52
6 DE AANVRAAG INDIENEN
Kleine ondernemingen kunnen een uitgebreide brochure en een aanvraagformulier verkrijgen bij hun KBC-kantoor of rechtstreeks bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Economie, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Markiesstraat 1, 1000 Brussel. Let wel, als u de investering volledig met eigen middelen financiert, kunt u de aanvraag zelf indienen. Een dossier rentesubsidie moet verplicht door de financiële instelling worden ingediend. KBC Bank heeft op dit vlak een uitgebreide ervaring en staat garant voor een correcte en vlotte behandeling van uw expansiesteunaanvraag. Aarzel niet contact op te nemen met uw KBCbankkantoor.
53
Notities
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
54
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
55
Als u nog vragen hebt over uw bank- en verzekeringszaken, kunt u terecht in uw KBC-kantoor of bij de medewerkers van het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153. U bereikt hen op werkdagen van 7 tot 22 uur, op zaterdag en banksluitingsdagen van 8 tot 17 uur. U kunt ook schrijven, faxen, mailen of surfen naar: KBC-Telecenter Schoenmarkt 35 2000 Antwerpen Fax: 03 206 6 207
[email protected] www.kbc.be
56
KBC Bank NV, inschrijvingsnummer CDV: 26 256. KBC Verzekeringen NV, onderneming toegelaten voor alle takken onder code 0014 (K.B. 4 juli 1979, B.S. 14 juli 1979).
D/2001/7434/20 - 91.2172-N - P468N - 02-2001
Andere uitgaven in de reeks KBC-info
Handen zijn kwetsbaar Handen zijn kostbaar
Slachtoffer van een ongeval
Handletsels voorkomen
We hebben het voor u.
Verantwoordelijk uitgever: Leo van de Gender, Brusselsesteenweg 100, 3000 Leuven
in uw bedrijf