“Je moet niet alleen producten ontwerpen, “ je moet ook je leven ontwerpen.
B.
Het verhaal van een
industrieel ingenieur met een beperking. Door: Matthijs van Trigt
Inleiding.
Het portret. B. is een ingenieur die vooral werkt rond prototyping en 3D-printing. Samen hebben we de afgelopen maanden gewerkt aan een portret van hem. Dit resulteerde in een schriftelijk luik en een ruimtelijk luik, die verbonden worden door het verhaal van B.. Om te laten zien wie B. is, hebben we meer dan een verhaal op papier nodig. Er moet ook een visueel en een ruimtelijk luik zijn, omdat dit toch een groot deel van zijn leven omvat. Beelden zeggen soms meer dan duizend woorden. Daarom nodigen we u als lezer, kijker, voeler, handelaar,... uit om de lagen van deze ingenieur te ontdekken in de tekst en het beeld.
4
Wie is B.? B. is een mannelijke ingenieur die als projectmedewerker werkt in het hoger onderwijs. Hij is vooral bezig met prototyping en 3D-printing. Hij is 31 jaar oud en heeft een dochter van 6 jaar en een zoon van 3 jaar. B. is iemand die zijn werk als een ‘way of life’ ziet. L., een collega en vriend van B., typeert hem als volgt:
”I
”
k denk dat B. enorm verweven is met zijn werk. [...] Ik denk dat hij ook iemand is die leeft van doelgerichte projecten waarvan hij snel resultaat ziet. (L.) B. vertelde in een van onze gesprekken hoe hij zo had leren houden van de wereld van ontwerpen en prototyping:
”In het lager en het middelbaar was ik een van degenen die heel goed zijn best deed ”
om goede puntjes te halen en zo vooraan te zitten in de klas. [...] Een keer dat ik in het hoger kwam... je kiest voor een richting waarin je dingen kunt maken en waar je dingen kunt creëren en dat sprak mij aan. 5
Plotseling begin je te merken... en dat is dan wel afhankelijk van een aantal mensen die je ontmoet, die dan lesgeven aan je en een grote invloed hebben op u en je dan aantonen dat ontwerpen een way of life is. Je moet niet alleen producten ontwerpen, je moet ook je leven ontwerpen. En dan krijg je wel een paar keer een ‘stoemp’ in je gezicht, van: ‘Ja, ze hebben gelijk, hoe ga ik dat doen en je begint erover na te denken...’[...] Ik denk dat dat persoonlijk is, een ‘state of mind’. Dat je zo aanvoelt: ‘Ja, ik zit hier in een goede richting’. (B.) In zijn vrije tijd is B. bezig met op afstand bedienbare auto’s, het maken van dingen voor vrienden en werken aan zijn huis. B. is ook iemand die graag snoept en eet. Hij is volgens L. altijd degene die uitnodigingen stuurt om uit eten te gaan in de middagpauze. Hij gaat ook graag naar rock, metal of gotic optredens, alhoewel dat tegenwoordig wat minder is. Nu moet hij meer tijd besteden aan de opvoeding van zijn kinderen. In de gesprekken met B. leek hij heel erg open, maar dan wel tot een bepaald niveau. Ik kwam bijvoorbeeld pas na enkele gesprekken te weten dat hij kinderen heeft.
6
Dit haalde L. ook aan in ons interview:
“In de omgang op het werk is B. wel heel direct. ”
Maar als het om persoonlijke, gevoelsmatige zaken gaat, heeft hij het vaak moeilijker om deze te uiten [...] [B.] gebruikt ook humor als afscherming. Door er een mopje over te maken, lach je soms ook veel dingen weg. Ik denk ook niet dat B. zo iemand is die echt zo heel open gaat communiceren hoe dat hij zich voelt. (L.) Naast zijn dysmelie (een fysieke beperking gekenmerkt door misvorming of afwezigheid van één of meer ledematen (Encyclo MMX, 2012)), heeft hij een assertieve en probleemoplossende houding. Hij is iemand die naar oplossingen zoekt als problemen zich aanmelden. Misschien is dit ook een eigenschap van ingenieurs:
7
Afbeelding
1
Deze 3D-print is zeer complex. Het lijkt haast onmogelijk om te tekenen op de computer en dan uit te printen. Zo kan het ook zijn met studeren en/of werken met een beperking. Dit is echter geen excuus om het niet te doen.
Noot: Dit kunstwerk heeft origineel niet deze betekenis maar wordt hier gebruikt als een metafoor. Het werk is het product van een samenwerking tussen leerlingen van het secundair onderwijs, B. en een kunstenaar.
8
Zelf het leven in handen nemen.
De afgelegde weg. B. beschrijft onafhankelijkheid als een weg die hij heeft afgelegd. Van de kleine aanpassingen die voor hem geregeld werden in zijn jeugd tot het zelf in handen hebben van de nodige aanpassingen vandaag.
“Zowel in de kleuter- als de lagere school waren er zo vriendjes.”
[...] Een aantal vriendjes die u helpen, je boezemvriendjes, waar je het meest mee speelt. Dat was wel belangrijk denk ik. Allee, die even helpen knippen als het niet lukt om te knippen...die dingen herinner ik me wel. Of die, als er een uitstapje naar Bellewaarde is, er bij zijn om je te helpen instappen enz. Ik denk dat dat wel belangrijk is dat je een aantal mensen hebt die in u geloven en die erbij zijn. [...] In het lager was het ook dat ik met de fiets naar het school kwam. Omdat het niet zo handig was om hem in de fietsenstalling te zetten, omdat ik er niet zo gemakkelijk aan geraakte, 9
was er een ander plaatsje waar ik dat kon doen, waar er een hellend vlak was voorzien. Allee, de timmerman, de vent van iemand van het school, had dan een hellend vlak gemaakt in hout. Van die zaken, ik denk dat dat maar meer dan normaal is en dat er maar weinig scholen of contexten zijn waar dat zo geweigerd wordt. (B.) B. vertelt dat hij voor de middelbare school eigenlijk nooit had stilgestaan bij het feit dat er veel obstakels mogelijk zijn in het leven met een beperking. Hij merkte dit pas bij de overgang naar het middelbaar onderwijs:
“Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat dat een probleem kon zijn,“
maar een keer dat je van het lager naar het middelbaar gaat... Je doet verschillende scholen, je gaat naar opendeurdagen enz... Toen was dat ook wel voor de eerste keer dat ik merkte van ‘tiens’, de ene staat er minder voor open dan de andere. Toen ik naar de ene school ging, was dat duidelijk van: ‘Ja... kijk... je mag wel hier naar school komen... We kunnen u niet weigeren... maar je moet niet teveel vragen van ons’. Terwijl er dan een andere was die u meteen binnen vraagt... Allee dat geeft een heel ander gevoel. Dat was zo een beetje een eerste moment, waaruit bleek dat er mensen zijn die er [zijn beperking, MvT] niet zo open voor staan, 10
terwijl dat ik dat totaal niet gewoon was [...] In het middelbaar bijvoorbeeld was er dan wel een directeur die met me had gepraat en je komt eigenlijk aan een minimum van dingen die wel zouden nuttig zijn om je te helpen, die misschien... Zijn ze nodig of niet, daar gaat het niet om maar gewoon van: ‘Kijk je hebt hier een plaats op de parking zodat je mama je iets dichter kan afzetten’. Toen ik een fiets had waarmee ik me verplaatste tussen de gebouwen in was er dan een ruimte waardat ik hem dan kon zetten. Er was ook een lift in een bepaald gebouw, die alleen toegankelijk was met een sleutel van het personeel. Ik kreeg dan ook zo een sleutel. [...] Ik denk dat het wel belangrijk is om niet die constante bijstand te hebben, zo van:’ Gaat het, heb je hulp nodig?’, allee dat is ook niet nodig. In tegendeel, dat heeft dan een contra effect. Maar zo wel weten dat er een aantal dingen zijn... In het hoger was dat ook zo, maar al iets minder.... Iedereen gaat ervan uit dat iedereen die hier naar de school komt, in de hogere school, al wat volwassener is. [...] Maar als er iets is, meld het maar.“(B.) B. koos voor prototyping, een deel van de industrieel ingenieursopleiding als ontwerper waarin het werken met machines en het maken van maquettes meer op de voorgrond komt. Dit is geen voor de hand liggende keuze, maar illustreert de assertiviteit en doorzettingskracht van B.. 11
“Van de opleiding wordt er wel verwacht dat je veel dingen kunt doen, “
maar er zijn altijd zijwegen als je dingen niet kunt doen voor een of andere reden. Dan kan je iets anders doen of dan kan je bijvoorbeeld meer de nadruk leggen op het computertekenen bijvoorbeeld. Ik heb nooit dat geval gehad, denk ik. (B.) De opleiding was een brug naar onafhankelijkheid voor B.:
“Moest ik nu geen hogere opleiding hebben, zou ik het waarschijnlijk nu moeilijker hebben.“ (B.)
B. vindt het heel belangrijk dat hij een basis kreeg, waarin hij op de steun van anderen kon rekenen om zo zelf te kunnen groeien.
“Ik denk, je kan veel bereiken lijkt mij, als je ergens een minimum aan steun krijgt. “
[...] Ik heb wel gehad, dat ik een keer met iemand babbelde, die een beetje in dezelfde situatie zat en dat je dan hoort van: ‘Oei, die heeft dat en dat probleem gehad en ik heb dat eigenlijk niet gehad, hoe zou dat nu komen? Ah, dankzij dat ik mensen had die mij met de ‘basic’ dingen een keer geholpen hebben. Als je dan een keer hoort van ergens... Oei, die hebben daar wel ploblemen mee om die basic dingen te doen, is het nu op school of is het nu een andere context... 12
Omdat ze misschien die paar kleine dingen, die ik gekregen heb als hulp of als cadeau, niet gehad hebben. (B.) B. verwoordt de hulp hier als een cadeau. Hij is ook erg dankbaar voor de steun van zijn ouders. Zeker nu hij zelf kinderen heeft, beseft hij hoeveel werk zijn ouders in zijn opvoeding gestoken hebben. B. moest van de dokters meer lichaamsbeweging hebben en het werd aangeraden om op zwemles te gaan.
“D
“
at ligt natuurlijk niet zo voor de hand om zo’n kind te leren zwemmen. Als je dan achteraf hoort hoeveel moeite dat heeft gekost voor naar de juiste mensen te gaan, voor de juiste dingen te doen en dat dat iedere week brengen is. Dat mijn moeder dan zei dat ze speciaal haar rijbewijs gehaald heeft, gewoon speciaal voor mij, voor naar het ziekenhuis te kunnen gaan [...] Allee ik moet eerlijk zijn, ik zou niet weten of dat ik zelf zoveel zou kunnen opbrengen. [...] Allee, voor zo’n dingen gedaan te krijgen. Bijvoorbeeld zwemles, iedere week avonden er nog naartoe gaan en de kinesist moet komen [...]. En voor dat onderzoek naar dat ziekenhuis.... Veel van die zaken zijn in Gent of in Brussel en vooral toen, dat was een gigantische afstand. 13
Dat lag niet zo voor de hand om dat te doen om de zoveel tijd. Zulke zaken, ja... Maar bij dat zwemmen was het wel zo van: ‘Kijk ik breng je er wel naartoe maar je moet het wel zelf doen’. [...] Ik heb zelf niet zoveel geduld, ik heb graag dat het wat vooruit gaat. Als je dan hoort achteraf dat dat jaren moet hebben geduurd voordat ik kon zwemmen, waarschijnlijk... Alleen maar voor die mensen die er zoveel geduld voor opbrengen tegen dat dat marcheert. (B.) Assertiviteit en expertise als middel om je leven zelf in handen te nemen. B. vindt het zeer belangrijk dat je zelf problemen aanpakt:
“Het is niet omdat je een beperking hebt, dat het een reden is om dingen niet te doen“
[...] Als je ergens niet geraakt is het niet dat de wereld tegen jou is, maar eerder dat je het zelf verpest... allee meestal [...]. Je hebt meestal wel de mogelijkheden om er iets aan te doen, al is het maar iets kleins..” (B.)
14
B. vindt dat de beperking eigenlijk ondergeschikt zou moeten zijn aan wat je in het leven aspireert alhoewel hij dit ook wel nuanceert:
“Probeer er naar te streven dat je iets doet wat je graag doet. “
Of je nu een beperking hebt of niet, eigenlijk is dat ondergeschikt. [...] Moest er nu iemand naast mij zitten die bijvoorbeeld 90% verlamd is, zou hij waarschijnlijk een andere mening hebben. Zo van: ‘Jah, jij hebt makkelijk praten, ik bedoel als ik geen lift heb, geraak ik niet waar ik moet zijn. Ik ben afhankelijk van iemand’. Dat is natuurlijk iets helemaal anders. [...] Ik bekijk het puur persoonlijk, mijn situatie en mening is ook onderhevig aan wijzigingen. (B.) Volgens L. is B. dan ook “het levende bewijs dat je met de juiste attitude alles kunt bereiken in het leven.” (L.) Om je doelen te bereiken, moet je ook je plaats in de wereld opeisen. Hiervoor is voor B., naast een sterke persoonlijkheid ook expertise belangrijk.
15
“Het omhulsel doet er eigenlijk niet toe, het gaat erom wat je kan aanbieden, “ hetgeen dat je bent. (B.)
Hij ziet expertise als een middel om zijn beperking minder te laten meespelen in zijn werk en het leven.
“Ik heb het gevoel dat als uw expertise op een ander vlak,“
dat [een beperking, MvT] overstijgt, dat er eigenlijk niemand meer achter kijkt. Allee ik bedoel dat het dan zelfs geen ‘issue’ is. Behalve dat er een keer uit beleefdheid wordt gevraagd: ‘Gaan we iets speciaals moeten voorzien voor u?’ (B.)
16
Praktische hulpmiddelen. B. is ingenieur en zijn job is het ontwikkelen van oplossingen. Hij heeft praktische hulpmiddelen die hem ondersteunen in zijn dagelijkse leven en op zijn werk. Dit zijn vooral zaken die met transport te maken hebben. Zo heeft hij een aangepaste fiets voor de deur om naar een ander gebouw te gaan. Hij heeft ook een aangepaste auto .
Afbeelding
Afbeelding
2
3 17
Het is gemakkelijker voor B. om een parkeerplaats dicht bij de deur, een lift in het gebouw en leuningen aan beide kanten van de trap te hebben. Hierbij benadrukt hij dat hij het belangrijk vindt om zelf naar oplossingen te zoeken en niet wacht op oplossingen van de werkgever.
Afbeelding
4 18
Ervaringsdeskundige.
Vereniging voor thalidomideslachtoffers. De ouders van B. hebben zich na zijn geboorte aangesloten bij een vereniging voor ouders van kinderen die, door het gebruik van thalidomide tijdens de zwangerschap, een fysieke beperking opliepen. Deze vereniging werd gestart in de jaren zestig, nadat bekend werd wat de gevolgen zijn van het gebruik van thalidomide tijdens de zwangerschap. Alhoewel er nu geen nieuwe slachtoffers meer worden geboren is B. nog steeds actief in de vereniging (thalidomide verdween in België in 1963 volledig uit de rekken van de apothekers (Anicki, 2009)).
“U
“
iteraard zijn er nu geen slachtoffers meer met dezelfde oorzaak, er zijn wel nog mensen met vergelijkbare aandoeningen, namelijk aan de ledematen […] Er is nog altijd geen manier om zulke dingen uit te sluiten blijkbaar. (B.) 19
B. vertelt me dat hij zichzelf vooral ziet als een ervaringsdeskundige, die anderen kan helpen. Hiernaast groeit hij ook en zijn er veranderingen in het leven waarbij hij nieuwe obstakels tegenkomt. Zo is hij al enkele jaren vader van een dochter en een zoon. Wanneer hij moeilijkheden ervaart, kan hij te rade bij de leden van de vereniging. B. zegt zelf dat hij er niet echt meer bij stil staat waarom hij nog actief is in de vereniging. Hetgeen hij echter opnoemt lijken toch waardevolle factoren. Zo combineert de vereniging het kunnen leren, informatie krijgen en vooral het terug geven van je eigen kennis aan anderen. Maar het is ook een plaats waar de kinderen van B. kunnen zien dat B. niet de enige is met deze beperking. Project “Ondersteuningsmiddelen voor mensen met een beperking”. B. is iemand die vaak dingen in gang steekt. Dit is een belangrijk facet van zijn job. Hij werkt namelijk als projectmedewerker en moet steeds nieuwe projecten opstarten om zijn contract met de hogeschool te verlengen. B. is al 4 jaar bezig met een project dat ondersteuningsmiddelen op maat maakt voor mensen met een beperking. Ook hier zet B. zijn kennis en ervaring in om anderen te helpen. B. is wel voorzichtig om te zeggen dat hij echt vanuit het feit dat hij zelf een beperking heeft, deze weg is ingeslaan. 20
“Als ontwerper mag je niet de fout maken om jezelf te nemen als referentie“
[...] Het is natuurlijk wel een andere insteek omdat ik zelf wel ervaringsdeskundige ben. Het is natuurlijk leuk als je plots twee dingen ziet samen komen, dat je merkt van wauw, in mijn professionele omgeving kan ik daar [zijn ervaringsdeskundigheid, MvT] wel iets mee doen. Dat help wel, het is een extra motivatie of het is een andere insteek lijkt mij. Ik probeer daar een beetje… ik ga niet zeggen echt grenzen in te trekken, bewust… Maar ik probeer dat een beetje uit elkaar te houden. Moest ik die handicap nu niet hebben ging ik waarschijnlijk dezelfde interesse hebben, denk ik dan. Allee, ik bedoel er zijn een aantal collega’s daarmee bezig die geen handicap hebben en die zijn er toch heel sterk mee bezig. Ik denk dat het er een beetje los van staat. Het enigste dat misschien wel zo is, is dat ik me meer kan inleven erin, soms. Dat het zo is dat ik me iets meer op ervaring kan beroepen of iets meer kan zeggen van hetgeen dat jij nu vertelt is ‘zever*’ want ik zit ook in die situatie… of omgekeerd. Dat speelt misschien een beetje mee, waarschijnlijk meer dan dat ik nu denk maar het is niet dat ik daar bewust mee bezig ben. (B.)
*Noot: Dialect: Zever (de ~ (m.), ~s. Nonsens, prietpraat (Het Vlaams Woordenboek, 2012).
21
Het viel me op dat B. niet echt liet doorschijnen dat hij een van de oprichters en drijvende kracht van het project was, iets dat ik later pas merkte in een gesprek met L., een collega en vriend van B..
“[Het project dat ondersteuningsmiddelen maakt, MvT] was eigenlijk ontstaan vanuit een lesopdracht.“ Er was hier [de hogeschool waar B. en L. werken, MvT] nood aan een lesopdracht waarbij eigenlijk rapid prototyping onderzoek, hetgeen waar B. nu ook mee bezig is, geïntegreerd wordt in een lesopdracht. Dan is B. vakoverschrijdend gaan kijken en is men bij ergotherapie terecht gekomen en heeft men eigenlijk eenmalig een ontwerpopdracht gegeven. De reacties op die ontwerpopdracht waren heel positief en iedereen had een buikgevoel van:’ Daar zit veel meer in’. [...] [Het project, Mvt] is eigenlijk gegroeid tot de dag van vandaag als meer dan gewoon een lesopdracht. Het is een onderzoekslijn geworden, geintegreerd in onderwijs waar ook praktijkonderzoek aan gerelateerd is. (L.)
22
Vooroordelen.
Het spanningsveld opzoeken. B. is een ontwerper die volgens L. op een heel eigen manier het spanningsveld met vooroordelen kan opzoeken en doorbreken. L. vertelde over zijn eerste ontmoeting met B.:
“Bij heel veel mensen, als ze hem [B.] voor de eerste maal ontmoeten,“
merk je dat ze een beetje uit hun ‘comfort zone’ raken, ze voelen zich een beetje op hun ongemak. B. is zo iemand die dan onmiddellijk die deur intrapt en een of andere ‘practical joke’ maakt of een heel rake opmerking. Wat je eigenlijk totaal niet zou verwachten. Waardoor je je eigenlijk automatisch heel snel op je gemak voelt.” (L.)
23
Zelf vertelt B. ook over hoe hij vooroordelen ziet en ermee omgaat:
“Ik denk dat het hetzelfde is als dat je iemand zou leren kennen“
die vol hangt met piercings en een paar tatoeages heeft. [...] Je gaat heel snel het beeld hebben van een beetje een marginalen, alhoewel dat voor hetzelfde geld een R&D-manager kan zijn van een firma, die er gewoon voor kiest om in de weekends eruit te zien als een punker. Dat vind ik wel interessant om mee te spelen. [...] Ik ben ook nooit in een hemd en een ‘plastron*’ gekleed, dat speelt wel mee [...] op beurzen of in meetings is dat vooral soms leuk. (B.) B. kan zijn collega’s ook wijzen op valkuilen rond vooroordelen rond mensen met een beperking, omdat hij hier zelf ervaring in heeft en “niet terugschrikt om de heilige huisjes in te trappen” (L.). L. herinnert zich een gesprek met B. over stigma’s:
“O
“
nlangs waren we bezig over stigma’s en hij [B.] zei ook van: ‘ Je moet stigma niet wegwerken, een klein beetje stigma kan geen kwaad’. [...] *Noot: Dialect: Plastron (de ~ (m.), ~s). Herkomst: van het Fr. plastron, inzetstuk op de voorkant van een mannenhemd. Das, stropdas (Het Vlaams Woordenboek, 2010).
24
Soms denken we van: ‘Iedereen moet compleet geïntegreerd raken...’ Maar soms willen mensen wel dat gezien wordt, op bepaalde momenten in hun leven, dat ze een beperking hebben omdat ze op die manier niet moeten vragen achter hulp. Maar dat iemand het ziet en automatisch hulp aanbiedt. (L.) Ervaringen met vooroordelen. In onze gesprekken haalt B. enkele gebeurtenissen uit zijn leven aan die mij als onderzoeker raakten. Het waren voorbeelden van hoe B. omgaat met vooroordelen.
“Als je iemand moet overtuigen dat je toch geen ‘duts*’ bent, “
alee, meestal ga ik er dan zelfs geen woorden aan vuil maken. [...] Ooit maakte ik een wandeling in de buurt waar ik toen woonde. In het dorp was er een heel grote instelling voor personen met een mentale handicap [...] Je kent dat zo in zo’n dorp, mensen komen zo buiten en de buren ‘babbelen**’ nogal snel tegen elkaar. * Noot: Dialect: Dutske (het ~, ~s). Sukkeltje (Het Vlaams Woordenboek, 2008). **Noot: Dialect: Babbelen (ww. babbelde, heeft gebabbeld). Praten, kletsen.
25
Tot iemand moedig genoeg was om toch eens af te komen naar mij van: ‘Ben jij verloren gelopen manneke, ben jij uit de muren van de instelling geraakt, moeten we je efkes terug brengen zo...’ Dat is van: ‘Nee fuck you!’ [....] en dat is grappig dan heh [...] Dat is gewoon omdat ze je uit die context kennen. [...] Wanneer ze zo heel vriendelijk zijn: ’Ach dag jongetje en hoe is het met jou... en ah, jij komt van [de stad waar B. woont] en je werkt in de [beschutte werkplaats] waarschijnlijk dan?’ [...] Dan is het van [...] net niet. Ik ben ingenieur [...]. Op die momenten moet je jezelf al bijna bewijzen en hun eerste indruk gaan ze niet direct van zich af zetten... (B.)
5
Afbeelding Werkt iedereen met een beperking in een beschutte werkplaats?
26
Ook in het interview met L. sprak deze over hoe hij bij het eerste contact met B. enige bedenkingen had over of B. wel op zijn plaats zat in de opleiding voor ingenieur.
“In die tekenles, de eerste dag dacht ik dan zo van: “
‘Goh we gaan hem moeten helpen ofz.?’ Allee je had automatisch zo... het is niet echt een stigma, maar zo een beetje dat bemoederende aspect... als je zo iemand ziet met een beperking.... Maar eigenlijk het enigste dat moest gebeuren was een keer zijn blad helpen plakken op de tekenplank en ‘that’s it’. En het werd zelfs nog straffer*, doorheen de opleiding legde B. zich toe op prototyping. Wat wij half zo goed konden met twee armen, deed hij uitmuntend met een arm. Achteraf gezien is dit voor mij een heel betekenisvolle ervaring geweest. Samen studeren en werken met B., heeft aangetoond dat mijn beeld en houding ten opzichte van mensen met een beperking compleet fout zat. (L.)
* Noot: Dialect: Straf (bn.) kras (Het Vlaams Woordenboek, 2008).
27
Werken als ingenieur.
Een beeld van een collega. B. heeft een heel directe manier van omgaan met mensen. In het gesprek met L. probeerde hij uit te leggen wat er dan zo speciaal is aan de manier waarop B. met mensen werkt:
“B. is dan zo iemand die dan onmiddellijk die deur intrapt“
en een of andere ‘practical joke’ maakt of een heel rake opmerking. Wat je eigenlijk totaal niet zou verwachten. Waardoor je je eigenlijk automatisch heel snel op je gemak voelt. Op die manier slaagt hij erin om zelf mensen op een totaal andere manier te laten samenwerken en te communiceren en dingen van mensen gedaan te krijgen. Als ik B. meeneem naar een vergadering dan merk je dat er een totaal andere dynamiek is. [...] Soms zijn het kleine dingen. Als we ergens toekomen en er is geen lift bijvoorbeeld of geen trap, dan zijn mensen vrij vaak verveeld. Hij maakt daar dan een bepaalde opmerking over, maar dan op een positieve manier, waardoor mensen zich op hun gemak voelen. [...] 28
Wat ik ook leuk vind aan B. is dat hij net dat tikkeltje verder durft gaan, verbaal, dan de andere mensen durven, omdat hij ook wel ergens weet dat hij dat wel kan. Hij gaat daar wel bewust mee om, vind ik, maar op een positieve manier. Het is niet dat hij mensen wilt kwetsen. Als er iets is dat niet klopt dan gaat hij automatisch... zijn hart ligt op zijn tong... dan gaat hij het ook direct zeggen. Dan maakt hij een opmerking, zo een beetje sarcastisch, zo met een cynische ondertoon. Niet dat hij dat in een professionele context vanaf de eerste vergadering doet. Maar eerder in een werkomgeving of als student zijnde [...] en dan zag je wel dat sommige mensen perplex stonden, je verwacht het dan niet. Maar na verloop van tijd verandert dat en dan wordt er wel een keer terug geroepen en op die manier heb je echt rap die integratie. (L.) Volgens L. was B. al vanaf zijn studietijd de krak in prototyping. Dat uit zich vandaag nog steeds in het feit dat hij nu een beetje de leiding over het ateliervoor hem neemt.
“Wat dat wij met twee handen konden, kon hij vier keer beter met een hand.“
[...] B. is ook een praktische mens. Vanuit zijn prototyping is hij altijd heel praktisch in de zin van:’ Het moet werken en het moet realiseerbaar zijn’. [...] 29
Hij is heel resultaatgericht [...] Hij is heel praktisch maar tegelijkertijd verliest hij soms het overzicht wel. Hij kan zich een beetje verdwalen in de prakticiteit soms. Hij kan dan zodanig gefocust zijn om een detail uit te werken dat ik soms denk van: ‘wacht nu een keer, zet een keer twee stappen achteruit en we gaan eerst eens kijken of het wel de moeite is om dat detail zo uit te werken’. (L.) B. is ook gewend, vanuit zijn prototyping visie, om te werken in de vorm van ‘trial and error’. Hierbij haalde L. aan dat het dan ook belangrijk is om een goede planning te maken. Hier slaagt B. dan ook heel goed in:
“Omdat hij [B.] gewoon op tijd genoeg begint en omdat hij ook weet dat het altijd fout gaat lopen. “ Hij rekent altijd een buffer in. [...] Zijn techniek is: ’Ook al weet ik het niet, ik ga het gewoon doen, ik ga het vroeg genoeg doen waardoor dat ik vroeg genoeg tegen de lamp loop en dan nog op tijd ben om mijn kar te draaien’. [...] Wij [de collega’s] zien hem niet als iemand met een beperking, hij gaat mee op teambuilding, hij doet alles. Meestal vinden we wel een manier om B. te laten deelnemen. (L.)
30
Werk en beperking. B. heeft een zeer veelzijdige job. Een deel daarvan is het organiseren van beurzen. Hierover vertelt hij een anekdote waarin het spanningsveld tussen zijn beperking en zijn expertise bloot kwam te liggen door zijn herkenbaarheid. Hij vertelt dat hij vaak herkend wordt. Hij vermoedt dat men hem op het eerste gezicht herinnert aan de hand van zijn beperking maar dat men hem daarna blijft herinneren doordat hij ook veel technische kennis in het vakgebied heeft. De expertise en beperking versterken in zijn ogen de mate waarin mensen hem herinneren, wat bij hem een voordeel oplevert op vlak van netwerking:
“Dan is dat zo van jah... die heeft mij nu niet herkend omdat ik een vriendelijke glimlach heb.“ Dan is dat waarschijnlijk dat hij zich herinnert: ‘Dat is die van [de stad waar B. woont, MvT], die curieuze.’ Dan speelt dat wel een keer mee... in mijn voordeel denk ik. Dat is dan wel een keer leuk. Eerst gaan ze u herkennen aan de hand daarvan [zijn beperking] en als ze u nog een keer zien gaan ze u herinneren aan de hand van uw expertise. (B.)
31
B. is van mening dat je het leven in je eigen handen moet nemen. Hij nuanceert dit wel door te zeggen dat hij ook moest groeien in deze assertieve houding. B. vindt dan ook dat werkgevers zich niet moeten laten tegenhouden door een beperking. Hij vindt dat een beperking niet de hoofdreden mag zijn om mensen al dan niet aan te werven. Een werkgever zou moeten kijken naar de capaciteiten van iemand in plaats van naar de zaken waarvan hij/zij denkt dat het een onoverkomelijk probleem zou vormen. B. geeft een voorbeeld waarin een vroegere werkgever hem als een uithangbord gebruikte voor de ‘goedheid’ van het bedrijf. Dit raakte mij als orthopedagoog. Dit was ook voor B. een van de redenen waarom hij dat bedrijf had verlaten. Maar voor hem was het vooral een probleem dat deze visie de werkgever blind maakte voor zijn kunde als ingenieur. Verscheidenheid/afwisseling in het werk is belangrijk. Het werk van B. is volgens hem eerder een ‘way of life’:
“Eigenlijk is dat ook mijn hobby...allee why not, tis niet dat dat een zware last is.“
[...] Ik heb altijd al de vrijheid gehad om mijn goesting te doen, een beetje proactief doen ... (B.) 32
Hij doet veel verschillende dingen en dat past volgens B. wel bij hem. Volgens L. is dit ook een gevolg van zijn functieomschrijving als projectmedewerker.
“Hij heeft een soort strategie ontwikkeld, maar dan is dat vooral hier op school“ [en niet in zijn persoonlijke leven, MvT], hij springt op heel veel dingen die zich aanbieden omdat hij hoopt dat er ergens wel iets zal uitkomen later. En [het project rond de ondersteuningsmaatregelen voor mensen met een beperking, MvT] is zoiets geweest. [...] Hij is ook projectmedewerker, hij is geacht zichzelf terug te verdienen [...] Hij moet zijn eigen projecten uitschrijven, hij moet zorgen dat hij elk jaar een project heeft om verlenging te doen [van zijn contract, MvT]. En dan zie je dus wel dat hij eigenlijk springt op de initiatieven die zich aanbieden. Wat wij nu hebben geprobeerd is toch die dingen te synchroniseren. Zodat ze toch binnen de ‘bigger picture’ passen. [...] Bijvoorbeeld nu, als we een project binnen krijgen dan gaan we niet zeggen van dat is nu een ‘call’ om projecten in te dienen rond prototypen. Maar dan gaan wij zeggen:’ Hmmm, kunnen we dat gebruiken voor [het project rond de ondersteuningsmaatregelen voor mensen met een beperking, MvT]?’. Zodanig dat je eigenlijk uw verhaal aandikt en niet altijd projectmatig op korte termijn een projectje doet, afrondt... en daar stopt het. (L.)
33
B. vindt de afwisseling ook fijn omdat het werk daardoor mentaal en fysiek niet teveel wordt. Een hele dag achter de computer zitten is niks voor hem:
“Z
“
owel de PR-kant doen en naar buiten komen maar ook de technische kennis te hebben, dat je nooit door de mand valt. (B.) De basis is de dienstverlening; het samenwerken met bedrijven. Hierbij horen het maken van prototypes en maquettes, het ontwerpen,... Hij werkt vaak aan een deel van het project. Dit zorgt voor veel afwisseling.
34
6
Afbeelding Werkplaats (linksboven)
7
Afbeelding Detail van werk (linksonder)
8
Afbeelding Manquette van een lift (rechtsonder)
35
Het bureau van B. ligt net naast de werkplaats van de opleiding industrieel ingenieur aan de hogeschool waar hij werkt. Hij helpt studenten waar nodig met bediening van machines en technische vragen. Als de motivatie er is bij studenten gaat hij ervoor, maar als ze het niet willen, steekt hij er ook geen moeite meer in.
9
Afbeelding De werkplaats.
36
B. is een onderzoeksmedewerker. Hiernaast helpt hij studiedagen en beurzen organiseren. Dit houdt in dat hij zorgt voor het inhoudelijk luik (sprekers uitnodigen, uitleg geven,...) en het organiseren (machines leveren, standjes verdelen, eten en drank voorzien,....). B. organiseert jaarlijks een ‘summerschool’ voor jonge ingenieurs. Dit is een intensieve cursus waarin de deelnemers zich in enkele topics van het werkveld kunnen verdiepen. B. vindt dit een heel leuk initiatief, vooral omdat het van onderuit gegroeid is.
“
“
Plezant om te doen.[...] niet zo gemakkelijk voor mij om in een tentje te slapen, dat hoeft ook niet perse, maar eigenlijk doe ik dat dan gewoon omdat het plezant is... (B.)
10
Afbeelding Summerschool.
37
“Voor mij is B. het levende bewijs dat je “
vanuit je beperking veel nieuwe mogelijkheden kunt creëren. L. 38
39
Referenties Afbeelding 1: Grimonprez, B. (s.d.). Onuitgegeven foto. Afbeelding 2: van Trigt, M. (2011). Onuitgegeven foto. Afbeelding 3: van Trigt, M. (2011). Onuitgegeven foto. Afbeelding 4: van Trigt, M. (2011). Onuitgegeven foto. Afbeelding 5: [foto].(s.d.). Opgehaald 28 december, 2011, van http://static.skynetblogs.be/media/10565/dyn005_original_600_400_gif_3393_ b779fe13db2a94e447748e5c330ca14f.2.gif Afbeelding 6: Grimonprez, B. (s.d.). Onuitgegeven foto. Afbeelding 7: Grimonprez, B. (s.d.). Onuitgegeven foto. Afbeelding 8: Grimonprez, B. (s.d.). Onuitgegeven foto. Afbeelding 9: van Trigt, M. (2011). Onuitgegeven foto. Afbeelding 10: Christiaens, T. (2011). Howest Industrial Design Center Prototyping Summer School [Screenshot van een youtubefilm]. Opgehaald 3 januari, 2012, van http://www.youtube.com/watch?v=HQAHsL8dzEE. Anicki, J. (2009). Le drame de la thalidomide, Un médicament sans frontières 19562009. Parijs: L’Harmattan. Encyclo MMX (s.d.). Opzoeken: dysmelie. Opgehaald 3 maart, 2012, van http://www.encyclo.nl/begrip/dysmelie. Het Vlaams Woordenboek (2008). Dutske. Opgehaald 9 maart, 2012, van http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/dutske. Het Vlaams Woordenboek (2010). Plastron. Opgehaald 9 maart, 2012, van http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/plastron. Het Vlaams Woordenboek (2012). Zever. Opgehaald 9 maart, 2012, van http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/zoek. Het Vlaams Woordenboek (2012). Zever. Opgehaald 9 maart, 2012, van http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/zever.
40
41