Rekenkamercommissie
Je kunt een paard naar het water leiden maar je kunt het niet dwingen te drinken Evaluatie Rekenkamercommissie 2010-2014
www.deventer.nl
Je kunt een paard naar het water leiden maar je kunt het niet dwingen te drinken Evaluatie Rekenkamercommissie 2010-2014
(1)
COLOFON
Rekenkamercommissie Deventer Leden: Dhr. B. Eindhoven Mw. C.N. Hunger Mw. M. van Tilburg Dhr. V. Stijns Dhr. H. Groothuis Dhr. A. Krahl Dhr. O. Bulthuis Dhr. P. Wolbert Voorzitter: dhr. P.A.B. Sertons Secretaris: dhr. J.E. Nijkamp Het onderzoek is uitgevoerd door Public Profit B.V. in opdracht van de Rekenkamercommissie Deventer. Auteurs: Katja Bongers en Hans Verdellen
(2)
Inhoudsopgave COLOFON ................................................................................................................................................ 2 DEEL 1: BESTUURLIJKE SAMENVATTING ........................................................................................... 5 1.1
Opzet en aanpak van het onderzoek ............................................................................................ 7
1.2
1.1.1 Aanleiding 7 1.1.2 Onderzoeksverantwoording 8 Beantwoording centrale onderzoekvraag, conclusies en aanbevelingen ..................................... 9 1.2.1 1.2.2 1.2.3
Beantwoording centrale onderzoeksvraag Conclusies Aanbevelingen
9 9 12
DEEL 2: VERSLAG VAN BEVINDINGEN .............................................................................................. 13 2.1
Doorwerking per onderzoeksrapport ........................................................................................... 15
2.2
2.1.1 ‘Steenbrugge: Gebiedsontwikkeling in de mist?’ 15 2.1.2 ‘Wonen boven Winkels Deventer: In ambitie kun je niet wonen’ 16 2.1.3 ‘Van mier naar horzel: Op weg naar een rekenkamercommissie met meer impact’ 17 2.1.4 ‘Met nevelen omhuld: Onderzoek naar re-integratiebeleid in Deventer’ 18 2.1.5 ‘RegiZorg: Opkomst en ondergang (en opkomst) van een zorgexperiment’ 19 2.1.6 ‘Taakstellend bouwen: Een hele opgave!’ 21 2.1.7 ‘Sturen op inhuren?!’ 22 2.1.8 Samenvatting aan de hand van deelvragen en normen 24 Relevantie voor de gemeenteraad .............................................................................................. 24
2.3
2.2.1 Politiek aansprekend en relevant 25 2.2.2 Politiek relevante discussies in de raad 25 2.2.3 Periodiek overleg met de raad over onderwerpselectie 26 2.2.4 Niet schuwen van politiek relevante onderwerpen 26 2.2.5 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen 27 Effectiviteit interne organisatie..................................................................................................... 27
2.4
2.3.1 Beleving over effectiviteit 28 2.3.2 Inzet leden, secretaris en voorzitter 29 2.3.3 Budget 29 2.3.4 Naleving ‘Verordening op de Rekenkamercommissie’ en Reglement van Orde 30 2.3.5 Opvolging aanbevelingen ‘Van Mier naar Horzel’ 30 2.3.6 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen 32 Onafhankelijkheid ........................................................................................................................ 33
2.4.1 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen 34 Bijlage A: Normenkader ......................................................................................................................... 35 Bijlage B: Doorwerking aanbevelingen per rapport ................................................................................ 37 Bijlage C: Geïnterviewde personen ........................................................................................................ 51
(3)
Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. In Deel 1 treft u de bestuurlijke samenvatting van dit onderzoek aan. In Deel 2 worden de bevindingen uit het onderzoek gepresenteerd en nader toegelicht. In Deel 1 worden allereerst de doel- en vraagstelling van het onderzoek in § 1.2 beschreven. In § 1.3 wordt vervolgens vanuit de theorie het risicomanagementproces binnen de gemeentelijke organisatie beschreven en de wijze waarop het onderzoek getoetst en beoordeeld is. In § 1.4 komt de onderzoeksaanpak aan de orde. Daarna worden in § 1.5 de conclusies en in § 1.6 de aanbevelingen weergegeven. Naast Deel 1 en Deel 2 is een aantal bijlagen opgenomen in het onderzoeksrapport. Een deel van de in de bijlagen opgenomen informatie is niet openbaar. In het onderzoeksrapport zijn alleen de bijlagen opgenomen waarin informatie staat die openbaar is. Bijlagen met niet openbare informatie zijn opgenomen in een apart bijlagenboek.
(4)
DEEL 1: BESTUURLIJKE SAMENVATTING
(5)
(6)
1.1
Opzet en aanpak van het onderzoek
1.1.1 Aanleiding De RKC Deventer (hierna aan te duiden als: RKC) is inmiddels twee raadsperioden operationeel. Evenals aan het eind van de eerste raadsperiode (2009), is de RKC van mening dat dit een goed moment is om te evalueren wat de effectiviteit van de RKC de afgelopen jaren is geweest. Dit kan, net als vier jaar geleden, worden gemeten door onderzoek te doen naar de doorwerking van de onderzoeksrapporten die de RKC heeft uitgebracht. Daarnaast vindt de RKC het belangrijk om ook het eigen functioneren wederom tegen het licht te houden. Dit doet zij door middel van een zelfevaluatie. Met deze zelfevaluatie beoogt de RKC eventuele leer- en verbeterpunten naar boven te halen met betrekking tot het (intern) functioneren van de commissie zelf. Uit de landelijke evaluatie van provinciale en lokale rekenkamers die Berenschot heeft uitgevoerd, blijkt bijvoorbeeld dat de effectiviteit van rekenkamers doorgaans hoog is maar dat er tegelijkertijd nog een wereld te winnen valt. Niet alleen door kritisch te reflecteren op het eigen functioneren, maar ook door de relatie met de gemeenteraad kritisch onder de loep te nemen. Van belang is dat rekenkamers weliswaar onafhankelijk zijn maar per definitie in een politieke context opereren. Het samenspel tussen college, raad en rekenkamer bepaalt de effectiviteit. Periodieke reflectie op onderwerpkeuze, soort onderzoek, planning en timing, procesgang, vormen van rapportage en dergelijke is dan ook noodzakelijk. Deze aspecten worden betrokken in de zelfevaluatie. Het evaluatieonderzoek dat vier jaar geleden is uitgevoerd, kende eenzelfde aanleiding en heeft geleid tot het onderzoeksrapport ‘Van mier naar horzel’. Om een goede vergelijking te maken met de situatie van eind 2009 heeft de RKC ervoor gekozen om dezelfde vraagstelling te hanteren als in 2009. Hieraan werden twee elementen toegevoegd: In 2010 heeft de raad besloten om twee externe leden toe te voegen aan de RKC om daarmee de onafhankelijkheid beter te borgen; In het onderzoeksrapport ‘van mier naar horzel’ is een aantal aanbevelingen geformuleerd. De aanbevelingen die destijds zijn gedaan kunnen als ‘vertrekpunt’ worden gezien voor het huidige onderzoek. Doelstelling Met dit onderzoek beoogt de RKC: Inzicht te geven in de mate waarin uitvoering is gegeven aan de aanbevelingen die zijn gedaan in het onderzoeksrapport ‘Van mier naar horzel’; Inzicht te verkrijgen in de mate waarin aanbevelingen hebben geleid tot veranderingen in beleid of uitvoering; Het benoemen van leerpunten voor raad en RKC om de effectiviteit van rekenkamerrapporten in de toekomst te vergroten; Inzicht te verkrijgen in het eigen functioneren van de RKC. Onderzoeksvragen De centrale vraag in het onderzoek luidt: Hoe effectief is het werk van de RKC in de periode 2010-2014 geweest en welke leerpunten zijn hieruit te trekken voor gemeenteraad en RKC? 7
De centrale vraag wordt uitgesplitst in een aantal deelvragen:Doorwerking aanbevelingen (1) In hoeverre hebben de door de raad overgenomen aanbevelingen geleid tot veranderingen in beleid en organisatie? (2) Wat zijn de effecten van de veranderingen die door het rekenkameronderzoek in gang zijn gezet? Relevantie voor de gemeenteraad (3) Ervaren raadsleden het onderzoek van de RKC als politiek aansprekend? (4) Heeft het onderzoek van de RKC geleid tot politiek relevante discussies in de raad? Effectiviteit interne organisatie (5) Ervaren de leden, voorzitter en secretaris de organisatie van de RKC als adequaat? (6) Hoe beoordeelt men de inzet van leden, voorzitter en secretaris? (7) Ervaren leden, voorzitter en secretaris dat er voldoende budget is voor de uit te voeren werkzaamheden? (8) Wordt er volgens de verordening en het reglement van orde gewerkt? Onafhankelijkheid (9) Hoe wordt de onafhankelijkheid van de RKC door betrokkenen beoordeeld?
1.1.2 Onderzoeksverantwoording De onderzoekswerkzaamheden werden uitgevoerd in de periode van eind november 2013 tot en met medio januari 2014, waarna aansluitend het onderzoeksrapport werd opgesteld. De onderzoekswerkzaamheden bestonden uit dossieronderzoek en uit interviews. In het dossieronderzoek werden alle onderzoeksrapporten van de RKC uit de periode 2009-2013 betrokken, en ook bijbehorende persberichten, aanbiedingsbrieven aan de raad, correspondentie daarover met het presidium en schriftelijke reacties van het college op deze rapporten, voor zover reeds beschikbaar. Daarnaast werden het ‘Reglement van Orde’ en de ‘Verordening op de rekenkamercommissie Deventer’ bestudeerd. In totaal werden 23 interviews gehouden met 50 personen uit de raad, het college, de ambtelijke organisatie en de leden van de RKC zelf, dat laatste in een gezamenlijke intervisiebijeenkomst. Van alle interviews met collegeleden en de ambtenaren en ook van de intervisiebijeenkomst met de leden van de RKC werden puntsgewijze verslagen gemaakt, die ter verificatie aan de geïnterviewden werden voorgelegd. Van de interviews met raadsleden werd een samengevoegd, geanonimiseerd verslag gemaakt. Een volledige lijst van geïnterviewde personen vindt u in Bijlage C bij dit rapport. De nota van bevindingen (het feitenrelaas) is voor ambtelijke verificatie aangeboden op 3 februari 2014, echter met uitzondering van het hoofdstuk dat betrekking heeft op de zelfevaluatie van de RKC (hoofdstuk 3). Dit is immers een aangelegenheid van de RKC zelf, die geen ambtelijke verificatie behoeft. De resultaten van de ambtelijke verificatie zijn verwekt in deze nota en herschreven tot een Verslag van Bevindingen, dat is opgenomen in Deel 2 van dit rapport. Het verslag van bevindingen is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 wordt per rapport de doorwerking van de aanbevelingen behandeld. Hoofdstuk 2 gaat over de relevantie voor de gemeenteraad. Hoofdstuk 3 betreft de zelfevaluatie van de RKC en in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de onafhankelijkheid van de RKC. Daarmee wordt dus de volgorde van de onderzoeksvragen aangehouden in de opbouw van het rapport. 8
De onderzoeksbevindingen werden beoordeeld aan de hand van normen. Die normen zijn in samenspraak met de RKC vastgesteld. Het normenkader voor dit onderzoek is opgenomen in Bijlage A bij dit rapport. Het onderzoek werd uitgevoerd door Hans Verdellen en Katja Bongers van onderzoeksbureau Public Profit BV.
1.2
Beantwoording centrale onderzoekvraag, conclusies en aanbevelingen
1.2.1 Beantwoording centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe effectief is het werk van de RKC in de periode 2010-2014 geweest en welke leerpunten zijn hieruit te trekken voor gemeenteraad en RKC? Op basis van het onderzoek kan deze centrale onderzoeksvraag als volgt worden beantwoord: Het werk van de RKC is in de periode 2010-2014 effectief geweest. De aanbevelingen van de RKC werkten door in beleid en organisatie, het onderzoek werd door alle betrokkenen beoordeeld als kwalitatief goed en als politiek aansprekend. De interne organisatie, met zowel interne als externe leden en een externe voorzitter, bleek het meest passend voor Deventer. Op een aantal punten is echter verbetering mogelijk. Die zijn in de volgende paragraaf benoemd in de conclusies, die steeds van een korte toelichting worden voorzien.
1.2.2 Conclusies Conclusie 1: Kwaliteit onderzoeken en aanbevelingen zijn goed, maar aanbevelingen worden niet altijd doorgevoerd in beleid of organisatie Rapporten van de RKC worden door alle betrokkenen beoordeeld als kwalitatief goed. Van de 58 aanbevelingen die in de 7 in het onderzoek betrokken rapporten door de RKC werden gedaan, werden er 49 geheel of gedeeltelijk doorgevoerd in beleid en organisatie. Daarbij valt op dat de niet uitgevoerde aanbevelingen vooral waren gericht aan het college of aan de raad. Dit was het meest opvallend bij de aanbevelingen uit het rapport inzake de vorige evaluatie van de RKC ( ‘Van Mier naar Horzel’). De RKC is een relevant en belangrijk instrument waarmee de kaderstellende en controlerende taak van de raad kan worden versterkt en daarom is dit te betreuren. Echter, de RKC kan niet afdwingen dat aanbevelingen worden overgenomen en worden doorgevoerd in beleid en organisatie. Conclusie 2: Aanbevelingen worden soms ervaren als overbodig of onvoldoende tijdig Veranderingen in beleid en organisatie zijn overigens niet altijd direct toe te schrijven aan aanbevelingen van de RKC. Soms is er sprake van gedeelde glorie: de organisatie was al bezig met het doorvoeren van bepaalde veranderingen of er waren autonome ontwikkelingen (met name de economische crisis) die hier de aanleiding voor waren. Voor het college was dit soms aanleiding om conclusies en aanbevelingen van de RKC aan te merken als overbodig of zelfs als onvoldoende tijdig. Dat was met name het geval bij de rapporten over Steenbrugge, externe inhuur en taakstellend bouwen. Echter, de raad nam de conclusies en aanbevelingen wel over.
9
Deze kwalificatie van aanbevelingen van de RKC dient in de opvatting van de RKC nadrukkelijk weerlegd te worden. Er zit een verschil tussen de RKC als instrument van de gemeenteraad en de opvattingen van het college en de organisatie, met de volgende argumenten:(a) De doorlooptijd van onderzoeken van de RKC is relatief lang, waardoor er sprake kan zijn van een zekere samenloop van onderzoek en actualiteit; (b) Onderzoeken van de RKC betreffen veelal onderwerpen die in de actualiteit staan en daarmee van zowel RKC als college en organisatie aandacht krijgen; (c) In algemene zin kunnen gelijkenissen blijken, maar in de formulering van conclusies en aanbevelingen liggen accentverschillen in wat de RKC stelt en wat het college en de organisatie doet; (d) In voorkomende gevallen wordt door het college gesteld dat men ‘er reeds mee bezig is’. Dat ‘er mee bezig zijn’ is evenwel wat anders dan een feitelijk uitgevoerde actie waartoe reeds besloten is en die ook al is gerealiseerd. ‘Er mee bezig zijn’ is dan bepaald niet hetzelfde als wat de RKC heeft geconcludeerd en aanbevolen. Zelfs als bepaalde ontwikkelingen al in gang zijn gezet, is het onderzoek van de RKC van toegevoegde waarde: ontwikkelingen worden verder versterkt. Echter, het onderzoek van de RKC zou aan kracht winnen, als duidelijk(er) aan de raad wordt gecommuniceerd waarom al dan niet is gekozen voor een bepaald onderwerp voor onderzoek en als wordt geconcretiseerd wat de gekozen insteek daarbij is. Conclusie 3: Onderzoeken zijn politiek aansprekend, maar leiden niet altijd tot politiek relevante discussies in de raad Raadsleden ervaren het onderzoek als politiek aansprekend. Helaas leidt dat niet altijd tot politiek relevante discussies in de raad. Enerzijds geven zij daarbij aan dat dit ligt aan het feit dat het college vaak alle aanbevelingen overneemt, anderzijds geven zij aan dat conclusies en aanbevelingen van de RKC soms leiden tot ‘hakken in het zand’ in plaats van zinnige discussies. Raadsleden gaven aan dat zij het betreuren dat zij de onderzoeksopzet van voorgenomen onderzoeken slechts ter kennisname krijgen toegestuurd, maar dit is conform het Reglement van Orde dat de raad zelf heeft vastgesteld. Overigens worden vanuit de raad slechts weinig onderwerpen voor onderzoek door de RKC aangedragen. De meest politiek aansprekende discussie in de raad werd overigens gevoerd naar aanleiding van het rapport over Regizorg, waarbij ook een motie met algemene stemmen werd aangenomen over de informatievoorziening aan de raad. Een motie van afkeuring naar aanleiding van de bevindingen van de RKC werd verworpen. Conclusie 4: Communicatie rond rekenkameronderzoek kan beter Presentaties door de RKC over rapporten worden door raadsleden erg gewaardeerd, al gaven zij aan dat zij het betreuren dat er soms in die presentaties geen ruimte is voor een korte samenvatting van het onderzoek. Dat er veelal nog geen bestuurlijke reactie voorhanden is als de RKC een rapport aan de raad presenteert, wordt verschillend gewaardeerd, zowel binnen de raad als binnen het college. De raad heeft overigens zelf nooit duidelijk aangegeven wat hij de beste manier van communicatie rond rekenkameronderzoeken zou vinden.
10
De toon van persberichten wordt vooral door het college ervaren als harder en ongenuanceerder dan de toon van het rapport waar het betrekking op heeft (deze kritiek werd vooral geuit bij het onderzoek naar het Deventer sportbedrijf). De toon van persberichten van de RKC doet daarmee afbreuk aan de evenwichtigheid van het uitgebrachte advies en aan de effectiviteit van de rekenkamercommissie in de opvatting van het college. Conclusie 5: Het model van de RKC is het meest passende model voor Deventer Het model van de RKC, met zowel interne als externe leden en een externe voorzitter wordt door alle betrokkenen in de regel als het meest passende model voor Deventer gezien. Zowel de onafhankelijkheid en deskundigheid van de externe leden als de betrokkenheid van de interne leden kunnen optimaal worden ingezet ten behoeve van het onderzoek. De prominentere zichtbaarheid van de externe voorzitter wordt alom gewaardeerd. Er zijn wel enkele, merendeels principiële afwijkingen van deze mening vanuit de raad en het college: een gehele RKC of rekenkamer bestaande uit louter externe leden zou nog onafhankelijker zijn, of op zijn minst de schijn van eventuele politieke sturing kunnen tegengaan. Het risico van politieke sturing is echter een risico dat zich niet heeft geopenbaard. Interne leden van de RKC zijn rolvast en de onafhankelijkheid wordt streng bewaakt door de externe voorzitter. Conclusie 6: Het budget van de RKC volstaat, maar zou verhoogd kunnen worden Het budget van de RKC is relatief laag, maar volstaat om de door de raad gestelde doelstelling van 2 onderzoeken per jaar te kunnen vervullen. Voor meer of meer diepgaande onderzoeken is meer budget nodig. Daar bestaat vanuit de raad enige steun voor, met dien verstande dat extra budget casusgebonden zou zijn. De raad zou dan met de RKC van gedachten willen wisselen over accenten in het onderzoek. Dit standpunt bleek met name uit het interview met fractievoorzitters. Dat de RKC de onderzoeksopzet uitsluitend ter kennisname aan de raad stuurt, is overigens in overeenstemming met het Reglement van Orde dat de raad zelf heeft vastgesteld. Bovendien moet worden benadrukt dat als het onderzoeksbudget van de RKC afhankelijk wordt gemaakt van de inbreng die de raad heeft bij de onderzoeksopzet, dat dan de onafhankelijkheid van de RKC in gevaar kan komen. Conclusie 7: Er is belangstelling en draagvlak voor ex-ante onderzoeken. Vanuit de raad bestaat belangstelling voor ex-ante onderzoeken, gericht op een risicoanalyses op belangrijke beleidsdossiers (hier worden met name de drie decentralisaties genoemd). Binnen de RKC bestaat hiervoor draagvlak. Ex ante onderzoek hoeft niet duurder te zijn dan retrospectief onderzoek, maar binnen het bestaande budget kan ex-ante onderzoek niet aanvullend aan 2 retrospectieve onderzoeken worden uitgevoerd. Conclusie 8: De RKC werkt volgens de Verordening, maar niet geheel volgens alle artikelen in het Reglement van Orde De werkwijze van de RKC wijkt op een aantal relatief onbelangrijke punten af van het Reglement van Orde. De RKC werkt wel geheel volgens de toepasselijke Verordening.
11
1.2.3 Aanbevelingen Aanbevelingen gericht aan de raad Het onderzoek leidt tot de volgende aanbevelingen voor de raad:Maak gebruik van alle mogelijkheden die het werk van de RKC u biedt om uw kaderstellende en controlerende taak te versterken:1.
Maak uw wensen ten aanzien van onderwerpselectie kenbaar;
2.
Geef aan hoe u wil dat over rekenkameronderzoeken wordt gerapporteerd;
3.
Besluit of de bestuurlijke reactie al dan niet beschikbaar moet zijn als een rekenkamerrapport aan de raad wordt gepresenteerd;
4.
Denk mee met de RKC over de opzet en reikwijdte van onderzoeken, maar accepteer dat de RKC andere keuzes kan maken en respecteer te allen tijde de onafhankelijkheid van de RKC. Dit houdt ook in dat de raad geen voorwaarden aan die opzet en reikwijdte kan verbinden (bij voorbeeld ten aanzien van het budget);
5.
Overweeg om het onderzoeksbudget van de RKC te verhogen, zodat het ambitieniveau omhoog gaat of bepaalde onderwerpen beter uitgediept kunnen worden.
Aanbevelingen gericht aan het college Het onderzoek leidt tot de volgende aanbeveling voor het college:6.
Organiseer dat door de raad overgenomen aanbevelingen van de RKC ook leiden tot noodzakelijke wijzigingen in beleid of organisatie en rapporteer daarover in een duidelijk en volledig overzicht periodiek aan de raad, bijvoorbeeld in de bestuursrapportages.
Aanbevelingen gericht aan de RKC Het onderzoek leidt tot de volgende aanbeveling voor de RKC:7. 8.
Communiceer duidelijk over onderwerpselectie en expliciteer keuzes die hierbij zijn gemaakt over opzet, reikwijdte en normstelling. Zorg dat persberichten altijd een evenwichtige weergave zijn van hetgeen in het onderliggende onderzoeksrapport wordt geconstateerd, geconcludeerd en aanbevolen.
9.
Bewaak ook in de toekomst de onafhankelijke positie van de RKC en communiceer hier duidelijk over, ongeacht keuzes die in de toekomst mogelijk over het model worden gemaakt.
10.
Overweeg het uitvoeren van een of meerdere ex-ante onderzoeken. Betrek dit bij de selectie van onderzoeksonderwerpen.
12
DEEL 2: VERSLAG VAN BEVINDINGEN
13
14
2.1
Doorwerking per onderzoeksrapport
In dit hoofdstuk worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: (1)
In hoeverre hebben de door de raad overgenomen aanbevelingen geleid tot veranderingen in beleid en organisatie?
(2)
Wat zijn de effecten van de veranderingen die door het rekenkameronderzoek in gang zijn gezet?
Het onderzoek naar de doorwerking van de aanbevelingen richt zich op de rapporten die de RKC heeft uitgebracht in de periode 2010-2013, aangevuld met de rapporten die zijn uitgebracht in 2009 (‘Woningbouwlocatie Steenbrugge’ en ‘Wonen boven Winkels Deventer’). Laatstgenoemde twee rapporten zijn namelijk geen onderdeel geweest van het evaluatieonderzoek in 2009. Omdat de onderzoeksrapporten over het Sportbedrijf Deventer en over risicomanagement van grondexploitaties zeer recent zijn uitgebracht is de doorwerking van de aanbevelingen daarvan nog niet te meten. Deze twee onderzoekrapporten vallen dan ook buiten de scope van dit onderdeel van het onderzoek. Dat betekent dat de doorwerking van de aanbevelingen van de volgende rapporten in het onderzoek werd betrokken:1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
‘Steenbrugge: Gebiedsontwikkeling in de mist?’; ‘Wonen boven Winkels Deventer: In ambitie kun je niet wonen’; ‘Van mier naar horzel: Op weg naar een rekenkamercommissie met meer impact’; ‘Met nevelen omhuld: Onderzoek naar re-integratiebeleid in Deventer’; ‘RegiZorg: Opkomst en ondergang (en opkomst) van een zorgexperiment’; ‘Taakstellend bouwen: Een hele opgave!’; ‘Sturen op inhuren?!’.
In bijlage B bij dit rapport vindt u een totaaloverzicht waarin de aanbevelingen van deze rapporten en de doorwerking ervan is samengevat en visueel is gemaakt. Hieruit blijkt dat de RKC naar aanleiding van de 7 hiervoor genoemde rapporten in totaal 58 aanbevelingen deed. Daarvan werden er in totaal 49 geheel of gedeeltelijk doorgevoerd in beleid en organisatie. Hieronder volgt per rapport een korte uiteenzetting over de doorwerking.
2.1.1 ‘Steenbrugge: Gebiedsontwikkeling in de mist?’ Aanleiding voor het onderzoek was dat het college het in 2007 vastgestelde Masterplan voor Steenbrugge wilde herzien. Naar aanleiding van die mededeling ontstond bij de RKC de behoefte om meer inzicht te krijgen in het ontwikkelingsproces. In april en mei 2009 is door de RKC onderzoek verricht naar het ontwikkelingsproces Steenbrugge. Op 2 juli 2009 werd het rapport door RKC aangeboden aan de raad en medio juli 2009 onder embargo aan het college. Begin oktober 2009 was de bespreking van het Bestemmingsplan Steenbrugge gepland voor de Politieke Markt. De RKC beoogde dat met deze planning het rapport werd besproken voordat het bestemmingsplan werd besproken.
15
Op 10 augustus 2009 stuurde het college zijn reactie op het rapport naar de RKC. Het college maakte enkele kritische opmerkingen. Zo was er niemand van het lijnmanagement geïnterviewd, herkende het college de suggestie dat overgang van projectbureau naar lijnmanagement vertragend had gewerkt niet, stelde het college dat tijdshorizons wel steeds zijn verschoven maar dat steeds binnen de planning is gewerkt, dat 30% sociale woningbouw nooit uitgangspunt is geweest en dat de winnaar van de ontwikkelcompetitie slechts een beperkte taak had. Bij de bespreking van het rapport in de Politieke Markt op 23 september 2009 werden de fracties in de gelegenheid gesteld technische vragen over het onderzoek te stellen aan de onderzoekers en voorzitter van de RKC. Vanuit de fracties worden diverse opmerkingen geplaatst bij de bevinding in het rapport dat het plan zich nog steeds op het uitwerkingsniveau van omstreeks 2005 bevond. Dat werd door een aantal fracties bestreden. Op 7 oktober 2009 werd het rapport in de raadsvergadering als hamerstuk vastgesteld, waarbij alle aanbevelingen werden overgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de aanbevelingen van dit rapport grotendeels werden doorgevoerd. Of dit ook heeft geleid tot veranderingen in beleid en organisatie is moeilijk te zeggen. Er is wel veel veranderd, ook in lijn met de aanbevelingen, maar de vraag is of dit door het RKC onderzoek kwam, of vooral door de reeds ingezette economische crisis. Er werd zowel binnen het college als door de ambtelijke organisatie de afgelopen jaren wel steeds verwezen naar het RKC onderzoek in de zin van ‘pas op, daar heeft de RKC ook iets over gezegd’, dat hield de organisatie scherp. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.2 ‘Wonen boven Winkels Deventer: In ambitie kun je niet wonen’ De gemeente Deventer heeft destijds gekozen voor een publiek-private samenwerking via Wonen boven Winkels Deventer N.V. om de ambities en doelstellingen voor een leefbare, veilige binnenstad met herstel van monumentale panden te realiseren. Het financiële belang van de gemeente in Wonen boven winkels Deventer was aanzienlijk. De RKC wilde met dit onderzoek inzichtelijk maken wat de resultaten waren van Wonen boven winkels Deventer en de mate van slagen van de oorspronkelijke doelstelling om Wonen boven winkels Deventer als een ‘revolving fund’ op te zetten. De RKC wilde met dit onderzoek ook inzicht krijgen wat de besteding was geweest c.q. verwacht werd te zijn van de kapitaalstorting door de gemeente Deventer. Op 4 december 2009 stuurde de RKC het rapport aan de raad en op 26 januari 2010 gaf het college haar bestuurlijke reactie op het rapport. Het college plaatste diverse kanttekeningen en opmerkingen bij zowel conclusies als aanbevelingen. Het college achtte de aanbevelingen inzake het verstrekken van een risico-analyse bij raadsvoorstellen en het bij vastgoedtransacties hanteren van een door een onafhankelijk makelaar/taxateur vastgestelde waarde overbodig. Dit omdat dit al gebeurde, dan wel omdat er anderszins in werd voorzien. De aanbevelingen inzake de waardering van de financiële prestaties van gemeentelijke deelnemingen op de balans en het maken van een Treasurystatuut werden door het college op hoofdlijnen overgenomen. De aanbeveling van de RKC over het heroverwegen van de risicodragende participatie in de samenwerkingsvorm werd door het college niet overgenomen, met als reden dat de raad andere keuzes had gemaakt. Op 27 januari 2010 werd het rapport, samen met de bestuurlijke reactie behandeld in de Politieke Markt Deventer en op 24 februari 2010 werd het rapport als hamerstuk vastgesteld in de raad, waarbij met inachtneming van de reactie van het college, alle aanbevelingen van de RKC werden overgenomen. 16
Het rapport van de RKC gaat vooral in op de financiële kant van het project. De inhoudelijke, maatschappelijk relevante doelen van het project bleven vrijwel geheel buiten beschouwing. Toen het project ‘Wonen boven Winkels’ werd gestart, was de verwachting over het bereiken van doelen echter heel anders dan ten tijde van het uitbrengen van het rapport van de RKC. Destijds was het idee dat met het stimuleren van wonen boven winkels de veiligheid en leefbaarheid in de binnenstad zouden worden vergroot. Maar de RKC heeft bewust voor een andere insteek gekozen en de focus van het onderzoek gericht op financiële aspecten. Gezien de complexiteit van de projecten (veel monumentale panden, hoge kosten door aparte trapopgangen, verschillende eigendomssituaties en dergelijke) was duidelijk dat de markt dit niet zou oppakken. Inhoudelijk was iedereen (ook de raad) enthousiast. Daarbij werd de financiële complexiteit wel onderkend. Toch was de verwachting dat kosten en baten (financieel en inhoudelijk samen) in evenwicht zouden zijn. Er is mede daarom bewust niet gekozen voor het subsidie-instrument, maar juist voor directe betrokkenheid van de gemeente in een rechtspersoon waarin ook woningcorporatie Ieder1 was vertegenwoordigd. Door de economische crisis vielen de financiële baten tegen en moesten de ambities ook neerwaarts worden bijgesteld. De aanbevelingen zijn grotendeels uitgevoerd, of er wordt anders, maar in lijn met de aanbeveling, naar gehandeld. Dat is niet uitsluitend het directe resultaat van het rekenkamerrapport alleen. De aanbevelingen sloten aan op ontwikkelingen die in het kader van verbonden partijen al waren ingezet. De economische situatie heeft ook tot wijzigingen geleid in voorwaarden en ambities. Twee aanbevelingen zijn niet overgenomen. Het betreft de aanbeveling over het ‘Revolving Fund’ en het opstellen van een Treasurystatuut. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.3 ‘Van mier naar horzel: Op weg naar een rekenkamercommissie met meer impact’ De RKC Deventer is bij besluit van de gemeenteraad van Deventer opgericht in 2004 en sloot in maart 2010 haar eerste termijn af. De rekenkamercommissie was benieuwd naar de effectiviteit van de door haar uitgevoerde onderzoeken en wilde graag het intern functioneren tegen het licht houden. Het doel van dit onderzoek was drieledig:a. inzicht verkrijgen in de mate waarin aanbevelingen hebben geleid tot veranderingen in beleid of uitvoering; b. het benoemen van leerpunten voor raad en rekenkamercommissie om de effectiviteit van rekenkamerrapporten in de toekomst te vergroten; c. inzicht verkrijgen in het eigen functioneren van de rekenkamercommissie. Op 24 maart 2010 verzond de RKC het rapport aan de raad. Een aantal zaken viel op. Over het algemeen waren de tot dan toe uitgebrachte rapporten zeer informatief en hebben ze de raad geholpen om een helder inzicht te krijgen in ingewikkelde dossiers en beleidsterreinen. Ook werd geconstateerd dat de aanbevelingen van de commissie vaak door de raad worden overgenomen, maar dat de echte invloed op het beleid gering is. Verder werd geconstateerd dat de RKC niet erg zichtbaar en was en de communicatie en de samenwerking met de raad sterk voor verbetering vatbaar waren. De raad zag de RKC niet echt als een instrument of partner om het eigen functioneren te verbeteren. Uit het huidige evaluatieonderzoek blijkt dat een deel van de aanbevelingen uit het RKC-rapport ‘Van Mier naar Horzel’ geheel of gedeeltelijk is doorgevoerd:17
a. De aanbevelingen die waren gericht aan de RKC zelf zijn vrijwel geheel doorgevoerd. Zo is de RKC prominenter aanwezig dan voorheen (vooral de externe voorzitter) en heeft zij inmiddels een aantal onderzoeken uitgevoerd waarvan de politieke relevantie door de raad alom wordt gewaardeerd. Alleen de aanbeveling dat bij publicatie door de RKC al afspraken worden gemaakt over de monitoring van de doorwerking, werd niet doorgevoerd; b. De twee aanbevelingen die waren gericht aan het college werden niet doorgevoerd. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de aanbevelingen wordt namelijk niet bij één persoon belegd en het college communiceert slechts incidenteel en casusgebonden actief aan de raad wanneer aanbevelingen zijn doorgevoerd in organisatie of beleid; c. Twee aanbevelingen aan de raad werden niet opgevolgd: de raad heeft niet aangegeven hoe hij contacten met de RKC wil onderhouden of wat volgens de raad de meest geschikte wijze is van aanbieding van rapporten. Op 7 april 2010 werd het rapport behandeld in de Politieke Markt. Daarbij werd tevens een discussienota behandeld over de controlerende taak van de raad en de inzet van Auditcommissie en Rekenkamercommissie daarbij. Met name de ambitie en het model van de Rekenkamercommissie kwamen daarbij aan de orde en de raad besloot tot een gemengd model met twee externe leden en een externe voorzitter en sprak de wens uit dat de RKC de ambitie zou hebben om gemiddeld twee onderzoeken per jaar uit te voeren. Vervolgens stelde de raad het rapport vast en nam hij alle aanbevelingen die betrekking hadden op de raad over. In de politieke markt van 7 april 2010 is uitvoering gegeven aan de aanbeveling aan de raad over het gewenste debat inzake vorm en ambitie van de rekenkamercommissie. Overige aanbevelingen werden door de nieuwe RKC uitgewerkt. Een aantal van de aanbevelingen uit de evaluatie uit 2010 heeft betrekking op de bruikbaarheid van de rapporten van de RKC voor de raad. In hoofdstuk 3 wordt daar verder op ingegaan. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.4 ‘Met nevelen omhuld: Onderzoek naar re-integratiebeleid in Deventer’ Als gevolg van een aantal wetswijzigingen werd het de verantwoordelijkheid van de gemeente zelf om de benodigde re-integratie-inspanningen voor de eigen doelgroepen te definiëren (beleidsvrijheid als gevolg van decentralisering) en om een keuze te maken in de wijze van uitvoering (uit- en aanbestedingsbeleid). Tegenover deze vrijheid stond dat ook de financiële verantwoordelijkheid als gevolg van de budgettering van inkomens en werkbudgetten volledig bij de gemeente kwam te liggen. De RKC deed onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Deventer en onderzocht waar sturingsmogelijkheden voor de raad lagen. Op 4 maart 2011 werd het rapport door de RKC aangeboden aan de Raad en op 23 maart 2011 vond een eerste bespreking van het rapport plaats in de Politieke Markt. Er werd voor gekozen om het rapport in eerste instantie te bespreken zonder de aanwezigheid van de portefeuillehouder, waardoor fracties onderling en met de RKC in discussie konden gaan en zich konden uitspreken over het rapport en de conclusies en de aanbevelingen. Op 19 april 2011 reageerde het college op het rapport en zegde college toe met een plan van aanpak te komen.
18
Op 11 mei 2011 werd het rapport besproken in de Politieke Markt en werd gedebatteerd met de wethouder, waarna het op 8 juni 2011als hamerstuk in de Raad werd vastgesteld. Daarbij werden alle aanbevelingen van de RKC door de raad overgenomen. De aanbevelingen van de RKC zijn feitelijk doorgevoerd, maar kunnen daar niet in zijn geheel en rechtstreeks aan worden toegeschreven. Parallel aan het rekenkameronderzoek was er namelijk ook sprake van een autonome ontwikkeling op dit beleidsterrein, zeker ook ingegeven door bezuinigingen en de noodzaak tot besparen. Dat heeft geleid tot een nieuw beleidskader ‘Iedereen actief’. Dit kader dekt de inhoudelijke lading van de rekenkameraanbevelingen over kaderstelling wel. De opdracht tot kaderstelling was overigens reeds verstrekt en in uitvoering op het moment dat de RKC kwam met de aanbeveling om tot kaderstelling te komen. Dat is zo ook op een subtiele wijze verwerkt in de bestuurlijke reactie op het rapport van de RKC. In feite waren de aanbevelingen van de RKC daarmee volgens het college formeel deels al achterhaald op het moment dat het rapport openbaar werd gemaakt. Eind 2011 is aan de raad een format voorgelegd voor de wijze waarop hij geïnformeerd wenst te worden over het re-integratiebeleid, zeker ook onder verwijzing naar het advies van de RKC. Vanaf 2012 wordt de raad op kwartaalbasis via een raadsmededeling en kwartaalrapportage geïnformeerd over de feitelijke prestaties en relevante ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de resultaten. Feitelijk beschouwd zijn alle aanbevelingen zoals gezegd doorgevoerd. Dat er sprake is van parallelliteit met betrekking tot de kaderstelling doet niets af aan het feit dat het onderzoek van de RKC van waarde is. Deze waarde zit vooral in bewustwording, in het besef van de problematiek en onderstreept met name het belang van een tijdige en juiste registratie/administratie en informatieverstrekking. Bovendien ontstaat er een basis om een vergelijking in de tijd te kunnen maken. Dit wordt ook ambtelijk onderkend. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.5 ‘RegiZorg: Opkomst en ondergang (en opkomst) van een zorgexperiment’ In 2008 ging RegiZorg, een BV van de gemeente Deventer en Salland Zorgverzekeringen, na enkele jaren van voorbereidingen van start. Door te komen tot een geïntegreerde hulpverlening vanuit verschillende domeinen, zoals zorg, werk & inkomen en veiligheid zou de zorg kwalitatief beter en doelmatiger kunnen. RegiZorg zou daarin een regierol vervullen. RegiZorg was bedoeld als een integraal besturings- en financieringsmodel. In opzet zou er één loket komen voor burgers in een kwetsbare positie. In het najaar van 2010 besloot de gemeente om de inkoop van diensten bij RegiZorg te beëindigen omdat de kwaliteit van de geleverde dienstverlening onvoldoende was. Dit betekende ook het einde van RegiZorg. De gemeenteraad van Deventer uitte in het najaar van 2010 verschillende zorgen over het functioneren van RegiZorg en over het vervolg. De Raad had onvoldoende zicht op het functioneren, de doeltreffendheid, de doelmatigheid van RegiZorg en de rol van de gemeente ten opzichte van RegiZorg. Dit was de aanleiding voor het onderzoek van de RKC naar RegiZorg. Daarbij stelde de RKC eveneens de vraag welke lessen uit de afgelopen jaren getrokken konden worden.
19
Op 30 september 2011 bood de RKC het rapport aan aan de Raad en op 12 oktober 2011 vond een eerste bespreking ervan plaats in de Politieke Markt. Er werd voor gekozen om het rapport in eerste instantie te bespreken zonder de portefeuillehouder, waardoor fracties onderling en met de RKC in discussie konden gaan en zich konden uitspreken over het rapport en de conclusies en de aanbevelingen. Het college gaf in de bestuurlijke reactie op het rapport aan bijna alle conclusies van de RKC te delen, met uitzondering van de conclusie van de RKC inzake de informatievoorziening aan de raad. Het College stelde dat de aanbevelingen bij de verdere uitwerking van de Regiekamer (Bijzondere Zorgteam) zouden worden meegenomen en dat aan sommige aanbevelingen zelfs al tegemoet was gekomen. De kritiek van het college op de conclusie van de RKC over de informatievoorziening aan de raad kwam voort uit het feit dat PWC recent al een onderzoek had gedaan naar RegiZorg. Het PWCrapport bevatte volgens het college alle benodigde informatie om RegiZorg te kunnen evalueren en dat rapport lag al bij de raad voordat het RKC-onderzoek werd gedaan. De aanbeveling van de RKC dat de raad ook zijn eigen informatievoorziening zou organiseren werd dan ook niet herkend door het college. Op 7 december 2011 volgde de behandeling in de raad met debat. Er werd een motie aangenomen 1 met algemene stemmen , waarin juist werd ingegaan op de informatievoorziening aan de raad:‘Uit het rekenkamerrapport blijkt dat de raad regelmatig onvoldoende geïnformeerd is geweest over inhoud, voortgang en ontwikkelingen van Regizorg. i. hierin hebben zowel college als raad steken laten vallen. ii. de raad heeft een actieve rol in het verkrijgen van informatie, maar moet daartoe wel goed bediend worden door het college, gevraagd en ongevraagd. iii. de raad moet beter in stelling worden gebracht om zijn kaderstellende rol te kunnen vervullen. De raad verzoekt het college in de motie:
samen met de raad een helder kader op te stellen voor de invulling van de actieve informatieplicht; de raad beter in stelling te brengen om zijn kaderstellende rol te kunnen vervullen.
Een motie van afkeuring werd echter verworpen, met alleen de stemmen van de SP voor. Alle aanbevelingen werden overgenomen door de raad en doorgevoerd in beleid en organisatie. Er ligt een Plan van Aanpak, een businessplan waarin stapsgewijs steeds een nieuwe doelgroep wordt toegevoegd aan de basis, er zijn hoorzittingen voor de Raad geweest, werkbezoeken georganiseerd en dergelijke. Daarnaast is het genoemde Bijzondere Zorgteam ingesteld en werd de verbonden partij (een BV) opgeheven. Sinds de aanbevelingen van de RKC wordt de doelgroep (zorgwekkende zorgmijders) gerichter benaderd vanuit de gemeente en er is veel beter regie op het proces. Er is een regisseur per ‘klant’. De zorg is dan ook verbeterd voor de doelgroep en dat heeft positieve effecten op de rest van de burgers. In het Bijzondere Zorgteam zijn alle partijen uit het veld die betrokken zijn bij de doelgroepen (die overigens eerder ook afzonderlijk door de gemeente werden gesubsidieerd, zoals GGZ-instelling, maatschappelijke opvang en verslavingszorg en dergelijke) bij elkaar gezet.
1
‘Met de kennis van nu….’, ingediend door PvdA en GroenLinks:
20
De gemeente zorgt voor de beleidsregie. Het team zit in één pand, en er is één procesregisseur aangesteld. Deze procesregisseur is onafhankelijk namens de partijen, in dienst bij GGD maar wordt door de gemeente betaald. Hij zorgt ervoor dat processen allemaal lopen en op elkaar zijn afgestemd en zorgt ook voor de managementinfo. Voordeel was: er hoefde niemand ontslagen te worden (expertise behouden), en er is weinig overhead. Er is nu één meldpunt (bij het BZT) en een casus wordt door het hele team bekeken, zodat het proces snel en efficiënt loopt en vanuit verschillende zorgverleners niet langs elkaar wordt gewerkt. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.6
‘Taakstellend bouwen: Een hele opgave!’
Het woonbeleid van de gemeente Deventer omvatte expliciete doelen ten aanzien van de productie van goedkope woningen, niet alleen in de huur-, maar ook in de koopsector. Omdat de indruk bestond dat deze doelen, vooral wat betreft de goedkope koopwoningen, niet gerealiseerd waren, deed de RKC onderzoek naar de realisatie van goedkope koopwoningen. Na een eerste verkennende fase – waaruit bleek dat de geformuleerde taakstelling inderdaad niet gerealiseerd was – heeft in een tweede fase verdiepend onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaken daarvoor. Het rapport van de RKC integreert de resultaten van beide onderzoeksfasen. Op 15 juni 2012 werd het rapport door de RKC aangeboden aan Raad en op 18 juli 2012 vond een eerste verkenning plaats in de Politieke Markt, waarna op 2 december 2012 ook een debat met de wethouder plaats vond. In haar bestuurlijke reactie ging het college in op de aanbevelingen van de RKC en werd gesteld dat het college daar (waar mogelijk) al invulling aan gaf. De RKC was op haar beurt van mening dat de reactie van het college op de volgende punten een contrareactie vroeg (een en ander werd opgenomen in het raadsvoorstel, dat door de RKC wordt voorbereid):a. Het college schrijft in reactie op aanbeveling 1 dat ‘Vanaf 2010 krijgt de Woonvisie zijn doorwerking in de prestatieafspraken met de woningcorporaties, waaronder over het aantal te bouwen woningen, de prijs en de kwaliteit. Hiermee hebben we een goed onderbouwd programma dat zo nodig kan worden bijgesteld. De raad wordt jaarlijks geïnformeerd over de prestatieafspraken en de (her)programmering’. De RKC stemt in met deze reactie van het college met de volgende kanttekening: Met het slechts informeren van de raad over de prestatieafspraken wordt niet voldaan aan de aanbeveling om de taakstelling te onderbouwen. Volgens het onderzoek heeft de bouw van goedkope woningen bij veel partijen geen prioriteit omdat de behoefte ontbreekt. Door inzicht te geven in de behoefte kan de taakstelling worden onderbouwd. De RKC gaat er van uit dat het gevraagde inzicht in de onderbouwing opgenomen wordt in de Woonvisie en de RKC adviseert de raad om het college te verzoeken hieraan invulling te geven. Daarnaast gaat het college in haar reactie alleen in op de afspraken met de woningcorporaties. In de bestuurlijke reactie wordt niet aangegeven hoe wordt omgegaan met goedkope woningbouw die niet door de woningcorporaties wordt gerealiseerd terwijl dit wel onderdeel uitmaakt van het onderzoek. Ook hier dient een goede onderbouwing aan ten grondslag te liggen. Voorgesteld wordt daarom om de informatie aan de Raad breder te trekken dan alleen via de (verantwoording van de) prestatieafspraken. De RKC adviseert de raad om deze kanttekening mee te geven aan het college; b. Het college zegt in haar reactie verschillende instrumenten in te zetten (startersleningen, kwaliteitsverbeteringen, verkoop van huurwoningen, prestatieafspraken over nieuwbouw goedkope woningen) om de stagnerende woningmarkt op gang te brengen en doorstroming te vergroten maar gaat niet in op de constatering van de RKC dat de afstemming verbeterd dient te 21
c.
worden. De RKC adviseert de raad hierop een toelichting te vragen aan het college tijdens het debat over het rapport; De RKC wijst erop dat de verantwoording ook hier breder dient te zijn dan alleen over de prestatieafspraken van de woningcorporaties en over de voortgang in de woningbouwprogrammering. In de aanbeveling wordt specifiek gewezen op inzicht in de realisatie van woningen naar prijsklasse, zowel gebouwd door woningcorporaties als nietwoningcorporaties.
Op 19 december 2012 stelde de raad het rapport als hamerstuk vast, waarbij alle aanbevelingen van de RKC werden overgenomen. Daarbij verzocht de raad het college om in de jaarlijkse verantwoording aan de raad ook de woningbouwcijfers te betrekken zoals die zijn gerealiseerd door andere partijen dan de woningcorporaties, waarmee in feite ook de aanbeveling die impliciet was verwoord onder (iii) hierboven, expliciet wordt overgenomen door de raad. Het rapport is aanleiding geweest voor de raad om te vragen de woonvisie te actualiseren. Deze actualisatie is in 2013 vastgesteld door de raad. Het rapport heeft er bovendien mede aan bijgedragen dat er een verordening ‘Doelgroepen sociale woningbouw’ is gemaakt en het beleid goed wordt afgestemd binnen de gemeente. Maar verder heeft het rapport in het beleid geen doorwerking gehad. Maatschappelijke effecten op het beleidsterrein stonden los van de aanbevelingen van de RKC. De economische crisis heeft grote invloed gehad op het beleid. Er was al voldoende sociale koop en er werd niet zo veel meer gebouwd. Ambtelijk werd bovendien gesteld dat de aanbevelingen van de RKC feitelijk bij publicatie al achterhaald waren. Het rapport kwam te laat en de normen die werden gebruikt waren normen uit het oude beleid, terwijl in 2010 sprake was van nieuw beleid. In de woonvisie uit 2009 zat namelijk nog een bouwopgaaf. Sinds 2010 worden echter door de gemeente prestatieafspraken gemaakt met de corporaties en de onderzoeksperiode liep van 2002 tot en met 2010. De kritiek klopt slechts deels; de onderzoeksperiode betrof de jaren 2002 tot en met 2010 en het rapport werd pas in 2012 aan de raad aangeboden. Voor de jaren tot en met 2009 zijn er voor het onderzoek van de RKC normen gebruikt die werden afgeleid uit het beleid dat tot en met 2009 gold. Voor het jaar 2010 zijn ook de normen uit de nieuwe woonvisie gebruikt. Echter, hier is in het onderzoeksrapport niet nadrukkelijk op gewezen. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
2.1.7 ‘Sturen op inhuren?!’ De raad werd summier geïnformeerd over inhuur derden en er werden regelmatig vragen gesteld en discussies gevoerd over het onderwerp. De gemeenteraad ervoer het alsof hij weinig grip had op het onderwerp en met de beschikbare informatie zijn kaderstellende en controlerende taak niet goed kon uitvoeren. Fracties uitten meermaals hun bezorgdheid over de hoogte van de uitgaven aan inhuur van externen. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 werd een motie aangenomen waarin het college werd gevraagd om aan te geven of een taakstelling van 5% haalbaar zou zijn op de post inhuur adviesdiensten. Dit was aanleiding voor het onderzoek. Op 7 september 2012 werd het rapport door de RKC aangeboden aan de Raad en op 13 november 2012 volgde de bestuurlijke reactie van het college. Het college was van mening dat op dit terrein in de strategische organisatiedocumenten (zoals Doorontwikkeling in Dubbelslag en het HR-programma) een gedegen basis lag. Deventer werkt volgens het College van buiten naar binnen op ‘de zaak’, en
22
van binnen naar buiten ‘op de uitvoering’. Bij deze wijze van werken paste wat het college betreft geen kwantitatieve normering op de omvang van de externe inhuur. Het college zegde toe bij de voorbereiding van de Voorjaarsnota 2013 de strategische bouwstenen voor het inhuurbeleid bij elkaar te zullen brengen. ‘Hiermee wordt op dit onderdeel ook voldaan aan de recent aangenomen motie inzake Bedrijfsvoering en Raad (dd. 7-11-2012 )’, aldus het college. Op 12 december 2012 werd het rapport behandeld in Politieke Markt. De RKC gaf een korte toelichting en fracties kregen de gelegenheid om technisch/informatieve vragen te stellen aan de onderzoeker en de RKC. De portefeuillehouder kreeg de gelegenheid technische opheldering te geven op het besprokene. Vervolgens kregen fracties de gelegenheid om het debat te voeren met elkaar. De portefeuillehouder had vervolgens de gelegenheid te reageren op het debat. Op 19 december 2012 werd het rapport vastgesteld in raad, waarbij één aanbeveling (met gewijzigd raadsvoorstel ingebracht door RKC) naar aanleiding van de bestuurlijke reactie van het college werd genuanceerd en daarmee feitelijk niet werd overgenomen door de raad: ‘Het College heeft aangegeven de aanbevelingen van de RKC te zullen overnemen met de kanttekening dat er geen maximumpercentage wordt bepaald voor externe inhuur.’ De RKC kon hiermee instemmen. Het rapport van de RKC heeft nauwelijks geleid tot wijzigingen in beleid. Voor zover er veranderingen in het beleid rond externe inhuur zijn doorgevoerd, waren die autonoom en ook zonder het onderzoek van de RKC doorgevoerd. Tegenwoordig wordt in beginsel ingehuurd via de inhuurdesk. Maar dan wordt er eerst een afweging gemaakt of een vaste medewerker (bijvoorbeeld een herplaatsingskandidaat of iemand uit projectenpool) de werkzaamheden kan uitvoeren, alvorens wordt overgegaan tot externe inhuur. Inhuren via de inhuurdesk is voordelig door de concurrentiestelling. Inhuurtarieven zijn daardoor aanmerkelijk lager dan enkele jaren geleden. De economische crisis speelt ook een rol in de tariefstelling. Ook tot wijzigingen in de organisatie heeft het rapport van de RKC ook nauwelijks geleid. Er was al een vernieuwing ingezet, die los stond van eventuele aanbevelingen van de RKC. Dat geldt met name voor de doorgevoerde verbeteringen in de bedrijfsvoering, die de laatste jaren geprofessionaliseerd is. Wel ligt er een causaal verband tussen de informatie over externe inhuur die nu richting de raad wordt gestuurd en het RKC-rapport. Voordat het rapport van de RKC er lag, werd er bij de bestuursrapportages ook al standaard gerapporteerd over inhuur. Tegenwoordig wordt echter apart gerapporteerd over externe advieskosten, naast inhuur. Kosten voor bijvoorbeeld uitbesteding aan het afvalbedrijf zijn wel eens verantwoord onder externe advisering en dat vervuilde de gegevens, waardoor het bedrag aan externe advisering veel groter leek dan het in werkelijkheid was. Inmiddels is door de verbeterde verantwoording het beeld bevestigd dat er minder wordt ingehuurd dan eerder gedacht. Een taakstelling op externe advieskosten vanuit de raad kan zijn ingegeven vanuit de eerdere, verkeerde veronderstelling op basis van de vervuilde gegevens dat de kosten voor externe advisering zeer hoog waren. Deels is de bewustwording en de verbeterde rapportage het gevolg van het rekenkamerrapport, maar intern was er ook al een verbeterslag gaande in de organisatie op het gebied van financiële verantwoording. Er is op zijn minst sprake van ‘gedeelde glorie’. Zie voor de doorwerking van de afzonderlijke aanbevelingen verder in bijlage B.
23
2.1.8 Samenvatting aan de hand van deelvragen en normen
3
Toelichting Conclusies
Aanbevelingen
Voldaan
2
Onderzoeksvraag en normen
(1) In hoeverre hebben de door de raad overgenomen aanbevelingen geleid tot veranderingen in beleid en organisatie? (2) Wat zijn de effecten van de veranderingen die door het rekenkameronderzoek in gang zijn gezet? Norm 1.1 De door de raad overgenomen aanbevelingen hebben –indien noodzakelijkgeleid tot veranderingen in beleid.
Deels
Aanbevelingen zijn 1, 2 merendeels overgenomen en hebben veelal geleid tot veranderingen in beleid, al waren die soms ook het gevolg van andere, autonome ontwikkelingen.
6
Norm 1.2 De door de raad overgenomen aanbevelingen hebben –indien noodzakelijkgeleid tot veranderingen in de gemeentelijke organisatie.
Deels
Aanbevelingen zijn 1, 2 merendeels overgenomen en hebben veelal geleid tot veranderingen in de gemeentelijke organisatie, al waren die soms ook het gevolg van andere, autonome ontwikkelingen.
6
Norm 1.3 Het onderzoek van de RKC heeft geleid tot aantoonbare, positieve effecten (doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van de uitvoering van beleid).
Deels
Voor zover veranderingen in beleid en organisatie zijn doorgevoerd, mede als gevolg van aanbevelingen van de RKC, heeft dit geleid tot positieve effecten.
6
Norm 1.4 De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de doorwerking van aanbevelingen, zijn doorgevoerd.
Deels
De aanbevelingen gericht aan 1 de RKC zijn vrijwel geheel doorgevoerd, de aanbevelingen aan raad en college vrijwel niet.
2.2
1, 2
6
Relevantie voor de gemeenteraad
In dit hoofdstuk worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:
2
In deze kolom wordt verwezen naar de relevante conclusies. Deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport). 3 In deze kolom wordt verwezen naar de relevante aanbevelingen. Ook deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport).
24
(3)
Ervaren raadsleden het onderzoek van de RKC als politiek aansprekend?
(4)
Heeft het onderzoek van de RKC geleid tot politiek relevante discussies in de raad?
2.2.1 Politiek aansprekend en relevant Uit de interviews met raadsleden (zowel vanuit oppositie als coalitie) blijkt dat zij de onderzoeken van de RKC in het algemeen politiek aansprekend en relevant vinden. Als er op dit punt al kanttekeningen worden geplaatst door raadsleden, dan gaat het vooral over de onderzoeksopzet. Er heerst een gevoel onder raadsleden dat sommige onderzoeken een te beperkte opzet kenden. Dat gevoel werd met name geuit rond het recent afgeronde onderzoek naar het Deventer Sportbedrijf. Dat ging in de beleving van raadsleden te veel over het proces en te weinig over de inhoud. Sommige onderzoeken zouden in de onderzoeksopzet uitgaan van normen die niet worden gedeeld door sommige raadsleden (deze opmerking werd geuit bij het onderzoek ‘Taakstellend Bouwen’). De RKC communiceert aan de raad voordat zij met een onderzoek start wat het onderzoeksonderwerp is, maar de onderzoeksopzet wordt conform het Reglement van Orde alleen ter kennisname aan de raad gestuurd. Daardoor kunnen raadsleden ook geen wensen kenbaar maken over die onderzoeksopzet of over de reikwijdte van het onderzoek. Dat wordt door raadsleden betreurd, maar de procedure is geheel conform het door de raad zelf vastgestelde Reglement van Orde. Onderzoeken met meer diepgang zouden binnen het bestaande budget alleen kunnen worden uitgevoerd door het aantal onderzoeken te verkleinen. Voor meer onderzoeken of het zelfde aantal onderzoeken met een uitgebreidere onderzoeksopzet zou het onderzoeksbudget moeten worden vergroot. Daar bestaat vanuit de raad enige steun voor, met dien verstande dat extra budget casusgebonden zou zijn. De raad zou dan met de RKC van gedachten willen wisselen over accenten in het onderzoek. Dit standpunt bleek met name uit het interview met fractievoorzitters. Overigens doet de RKC tot nu toe vooral retrospectief onderzoek: er wordt achteraf onderzocht in hoeverre het beleid is uitgevoerd. Het onderzoek van de RKC zou volgens sommige raadsleden kunnen winnen aan relevantie en aansprekender kunnen worden als de RKC ook proactief op een aantal belangrijke beleidsdossiers meer ex-ante gericht onderzoek zou uitvoeren, waarbij aan de raad een risicoanalyse wordt aangereikt. Vanuit het college werd overigens aangedrongen op een andere aanpak van het onderzoek door de RKC die de rapporten relevanter en aansprekender zou kunnen maken, niet alleen voor het college, maar ook voor de raad. Nu er steeds meer sprake is van andere Governance structuren, waarbij sprake is van cocreatie van beleid en de raad niet langer geheel zelfstandig de kaders stelt, zou het volgens het college minder relevant voor de raad zijn als de RKC in haar onderzoeken alleen ‘normen afvinkt’. Een bredere kijk van de RKC op hoe beleid wordt gemaakt en hoe het wordt uitgevoerd, zou dan ook gewenst zijn. Hoe een en ander door de RKC in de aanpak of opzet van het onderzoek doorgevoerd zou moeten worden, werd door het college niet geconcretiseerd.
2.2.2 Politiek relevante discussies in de raad De meeste raadsleden gaven aan dat zij vonden dat er naar aanleiding van rekenkamerrapporten onvoldoende politiek relevante discussies worden gevoerd in de raad. Zij wijten dit aan het feit dat
25
rekenkamerrapporten vaak duidelijke conclusies en aanbevelingen bevatten, die meestal onverkort door het college worden overgenomen en daar is voor veel raadsleden dan de kous mee af. Daar waar rapporten aan de raad worden gepresenteerd zonder dat de bestuurlijke reactie van het college al bekend is, laten partijen (met name coalitiepartijen) volgens sommige raadsleden niet het achterste van hun tong zien. Dat belemmert ook een goede discussie in de raad. Voor wat betreft de aanbevelingen die mede of geheel betrekking hebben op de rol van de raad zelf zou de raad volgens een aantal raadsleden ook zelf serieuzer het debat kunnen voeren. Bij sommige raadsleden vanuit de oppositie bestaat de indruk dat rekenkamerrapporten niet zozeer leiden tot discussies in de raad, maar juist tot ‘meer hakken in het zand’ van coalitiepartijen: zij sluiten de gelederen. Deze indruk bestond bij het onderzoek naar RegiZorg. Als de RKC de raad zou bedienen met ex-ante evaluaties en risicoanalyses op belangrijke beleidsdossiers (hier worden met name de drie decentralisaties genoemd), dan zouden raadsleden deze zonder meer kunnen gebruiken in een politiek relevante discussie in de raad. Deze opvatting werd ook geuit tijdens het gesprek met fractievoorzitters.
2.2.3 Periodiek overleg met de raad over onderwerpselectie Raad en RKC overleggen niet periodiek over de selectie van onderzoeksonderwerpen. Er wordt dan ook geen uitvoering gegeven aan deze aanbeveling uit het evaluatieonderzoek ‘Van Mier naar Horzel’. Wel geven raadsleden aan dat zij soms per mail persoonlijk of via de fractie mogelijke onderzoeksonderwerpen bij de RKC aandragen. Echter, op dit punt nemen raadsleden een afwachtende houding aan: zij wachten op een verzoek van de RKC voordat zij mogelijke onderzoeksonderwerpen aandragen. Vanuit de RKC wordt op dit punt ook enige frustratie geuit: het aantal onderwerpen dat voor onderzoek door raadsleden wordt aangedragen is mager en de RKC moet er ook erg achteraan zitten dat raadsleden onderwerpen aandragen.
2.2.4 Niet schuwen van politiek relevante onderwerpen Over het algemeen zijn raadsleden positief over de onderwerpselectie van de RKC. Zij constateren dat de politieke relevantie van rekenkamerrapporten de laatste jaren is toegenomen. Vooral de onderzoeken naar het Deventer Sportbedrijf en naar het risicomanagement van grondexploitaties worden door raadsleden erg gewaardeerd. Sommige raadsleden wijzen wel op het risico dat een politiek relevant onderwerp waarover in de raad al besluiten zijn genomen via de achterdeur op de agenda van de RKC zouden kunnen komen. Dat zou ongewenst zijn. Het algemene gevoel bij de raad is dat de onderwerpselectie van de RKC politiek relevant moet zijn, maar dat de RKC een onafhankelijk, apolitiek gedreven orgaan moet zijn.
26
Toelichting Conclusies
Aanbevelingen
Voldaan
4
Onderzoeksvraag en normen
5
2.2.5 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen
(3) Ervaren raadsleden het onderzoek van de RKC als politiek aansprekend? (4) Heeft het onderzoek van de RKC geleid tot politiek relevante discussies in de raad? Norm 2.1 Raadsleden ervaren het onderzoek van de RKC als politiek aansprekend
Ja
Dit blijkt uit de interviews met 3 raadsleden en fractievoorzitters. Er bestaat vanuit de raad overigens belangstelling voor ex-ante onderzoek.
1-5
Norm 2.2 Het onderzoek van de RKC leidt tot politiek relevante discussies in de raad
Deels
Dit kan –ook in de beleving van 3,1 veel raadsleden- nog beter.
1-5
Norm 2.3 De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de relevantie voor de gemeenteraad, zijn doorgevoerd.
Deels
De RKC schuwt politiek relevante onderwerpen de laatste jaren niet. Periodiek overleg met de raad over politiek relevante onderwerpen voor onderzoek kan beter.
1-5
2.3
1
Effectiviteit interne organisatie
In dit hoofdstuk worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: (5)
Ervaren de leden, voorzitter en secretaris de organisatie van de RKC als adequaat?
(6)
Hoe beoordeelt men de inzet van leden, voorzitter en secretaris?
(7)
Ervaren leden, voorzitter en secretaris dat er voldoende budget is voor de uit te voeren werkzaamheden?
(8)
Wordt er volgens de verordening en het reglement van orde gewerkt?
4
In deze kolom wordt verwezen naar de relevante conclusies. Deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Samenvatting (deel I van dit rapport). 5 In deze kolom wordt verwezen naar de relevante aanbevelingen. Ook deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Samenvatting (deel I van dit rapport).
27
2.3.1 Beleving over effectiviteit Naast een externe voorzitter en twee externe leden, hebben alle fracties het recht om iemand uit de fractie af te vaardigen in de RKC. Omdat Deventer veel fracties heeft (ten tijde van het onderzoek 10) en vrijwel alle fracties ook gebruik maken van deze mogelijkheid, bestaat de RKC uit in totaal 10 personen (inclusief ambtelijk secretaris). De RKC van Deventer is dus objectief gezien en in vergelijking met andere gemeentelijke rekenkamers groot, wat op zichzelf een risico zou kunnen zijn voor de effectiviteit. De leden, voorzitter en secretaris van de RKC ervaren de organisatie en werkwijze van de rekenkamer niettemin als effectief. Omdat er voor ieder onderzoek een taakverdeling wordt afgesproken en een begeleidingscommissie wordt ingesteld waarin slechts een aantal leden zitting hebben, blijft de RKC voldoende slagvaardig. Met de toevoeging van twee externe leden, die hun deskundigheid op het terrein van onderzoek inzetten ten behoeve van de RKC, is de effectiviteit van de RKC in haar eigen beleving sterk toegenomen. De manier waarop de externe voorzitter de agenda bewaakt en de vergaderingen leidt heeft een aanzienlijke reductie in vergadertijd mogelijk gemaakt, al vinden sommige leden dat de voorzitter soms sterk sturend is. De ondersteuning door de secretaris wordt als zeer positief en effectief ervaren. Het ambtelijk apparaat heeft soms weerstand tegen de RKC. Het onderzoek van de RKC ‘komt erbij, bovenop het werk dat al wordt gedaan’. De onderwerpselectie wordt door de RKC echter zeer zorgvuldig gedaan en bovendien wordt door de RKC goed geluisterd naar eventuele kritiek op de onderwerpselectie. Voordat wordt besloten tot een onderzoek wordt eerst een verkenning opgesteld die voor een reactie wordt voorgelegd aan betrokken ambtenaren. In het verleden heeft de RKC wel eens potentiële onderwerpen afgevoerd naar aanleiding van die ambtelijke reactie. De raad is tevreden over de RKC omdat die de laatste tijd onderzoeksresultaten scherper neerzet en politiek relevante onderwerpen kiest voor onderzoek. De raad geeft aan waardering te hebben voor de RKC en voor het door haar uitgevoerde onderzoeken. Het overwegend positieve beeld van de raad over de RKC komt volgens de RKC zelf ook voort uit het feit dat de RKC geworteld is in de raad (veel fracties hebben immers een lid in de RKC). Het college gaf aan dat conclusies en aanbevelingen soms als ‘mosterd na de maaltijd’ worden ervaren. Het college is al (lang) bezig met iets en dan komt de RKC ineens met een conclusie of aanbeveling die precies in lijn ligt met hoe er wordt gewerkt. Als dat al zo is, dan deelt de RKC de opvatting dat dit een probleem zou zijn niet. De reactie ‘dat er al aan wordt gewerkt’ wordt vaker gehoord. Dat is voor de RKC geen reden om een onderzoek niet te doen. Een RKC-rapport kan de al in gang gezette ontwikkelingen dan alleen maar versterken. En bovendien zijn de gestelde kaders soms gewoon niet goed. Uit de interviews bleek dat het college en het ambtelijk apparaat van mening waren dat er soms al goede kaders waren gesteld door de raad en daarom bevreemdde het dat de RKC een aanbeveling deed dat de raad de kaders zou stellen. Als voorbeeld werd het onderzoek ‘Taakstellend bouwen’
28
genoemd (de Woonvisie uit 2009 lag er al). Een ander voorbeeld dat werd gegeven, waren de aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek naar RegiZorg: de RKC gaf aan dat de raad onvoldoende informatie had om RegiZorg te kunnen evalueren, maar het rapport van PWC (waarin volgens het college alle voor de raad relevante informatie stond) lag er toen al. Volgens de RKC hadden de onderzoeken wel degelijk toegevoegde waarde, omdat de kaders niet duidelijk genoeg waren of de informatie onvolledig. Dat er al iets lag, was bij de RKC bekend. Echter, dat is wellicht niet duidelijk genoeg gecommuniceerd.
2.3.2 Inzet leden, secretaris en voorzitter De leden, de voorzitter en de secretaris van de RKC zijn positief over hun inzet voor de RKC en geven aan dat zij de werkwijze als efficiënt ervaren. Interne leden betreuren het dat hun inzet soms door hun overvolle agenda wordt ingeperkt. Soms moeten er keuzes worden gemaakt en dan blijft er minder tijd over voor het werk voor de RKC. Hoewel er binnen de RKC een goede taakverdeling is, en leden elkaars werkzaamheden voor de RKC zo nodig kunnen overnemen, is het een belangrijk punt dat de RKC veel tijd kost, zeker in de voorbereiding op vergaderingen. Deelname aan onderzoekswerkzaamheden door leden (bijvoorbeeld het bijwonen van interviews) vergroot de betrokkenheid bij het onderzoek en maakt het trekken van conclusies en het opstellen van concrete en toepasbare aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek gemakkelijker. Sommige leden betreuren het dat er geen vergoeding mogelijk is voor deelname aan onderzoekswerkzaamheden. Nu moet een lid van de RKC vaak de keuze maken tussen betaald regulier werk en onbetaald onderzoekswerk voor de RKC. Dit punt werd ingebracht door een lid van de RKC die lijstopvolger is.
2.3.3 Budget De RKC Deventer beschikt over een onderzoeksbudget (inclusief vergoedingen voor externe leden en externe voorzitter ) van € 50.000 per jaar. Dat is in vergelijking met andere gemeentelijke rekenkamers een laag budget en ook lager dan de norm die de NVVR hanteert voor gemeentelijke rekenkamers. In de Bestuurlijke reactie NVRR van maart 2013 op rapport ‘De staat van de rekenkamer’ schrijft de voorzitter van de NVRR hierover: ‘Het budget van de rekenkamers wordt bepaald door de gemeenteraden. Een bijdrage van € 1,- per inwoner, met een minimum van € 5.000 voor de kleinste gemeenten, biedt rekenkamers een minimale, maar voldoende basis om te kunnen functioneren. Een hoger ambitieniveau vraagt om een navenant hogere bijdrage. Als samenwerking nodig wordt geacht om de publieke verantwoording in een gebied te versterken, dan blijft het aan gemeenten zelf om daartoe te besluiten.’ Gezien het inwonertal van Deventer zou het voldoen aan de norm van de NVRR een verdubbeling van het budget tot gevolg hebben. Tot nu toe kon de RKC binnen haar budget de door de raad vastgestelde ambitie dat de RKC twee onderzoeksrapporten per jaar uitbrengt, waarmaken. De RKC is van mening dat die ambitie omhoog kan en dat er dus meer onderzoeken of onderzoeken met meer diepgang zouden kunnen worden uitgevoerd door de RKC. De RKC is namelijk een relevant en belangrijk instrument waarmee de kaderstellende en controlerende taak van de raad kan worden versterkt. 29
2.3.4 Naleving ‘Verordening op de Rekenkamercommissie’ en Reglement van Orde De RKC werkt (nagenoeg) geheel volgens de Verordening, maar niet geheel volgens alle artikelen in het Reglement van Orde. Criteria voor de selectie van onderzoeksonderwerpen worden niet altijd expliciet afgevinkt, dat gebeurt meer impliciet. Daarnaast worden vergoedingen aan de externe leden en voorzitter niet per kwartaal uitbetaald maar per half jaar. Verslagen en presentielijsten worden niet getekend en de standaardonderzoeksopzet is niet conform het Reglement van Orde. De RKC stelt zich wel altijd de expliciete vraag of er aanleiding is voor een onderzoek.
2.3.5 Opvolging aanbevelingen ‘Van Mier naar Horzel’ De zichtbaarheid van de RKC is verbeterd, met name de externe voorzitter is prominenter aanwezig. Maar vanuit de RKC bestaat het gevoel dat dit nog beter kan. Over de communicatie werd het volgende geconstateerd: Vanuit het college werd aangegeven dat de toon van persberichten van de RKC afbreuk doet de evenwichtigheid van het uitgebrachte advies en daarmee aan de effectiviteit van de rekenkamercommissie. De toon van persberichten wordt door het college ervaren als harder en ongenuanceerder dan de toon van het rapport waar het betrekking op heeft. De verantwoordelijkheid voor het persbericht is in de RKC belegd bij de voorzitter. In de intervisiebijeenkomst werd benadrukt dat hij zich inspant om het persbericht evenwichtig van toon te laten zijn. Presentaties door de RKC over rapporten worden door raadsleden erg gewaardeerd, al gaven zij aan dat zij het betreuren dat er soms in die presentaties geen ruimte is voor een korte samenvatting van het onderzoek. Dat er veelal nog geen bestuurlijke reactie voorhanden is als de RKC een rapport aan de raad presenteert, wordt verschillend gewaardeerd, zowel binnen de raad als binnen het college. Deze punten waren voor de RKC tijdens de intervisiebijeenkomst onderwerpen voor reflectie. Periodiek overleg met de raad over onderwerpselectie vindt niet plaats. Dit gebeurt via een mail of brief aan de fracties waarin zij worden opgeroepen om suggesties voor onderzoeken aan te dragen. Vorig jaar is in de Auditcommissie ook expliciet een oproep gedaan om vanuit die commissie onderwerpen in te brengen. Nadat een onderwerp voor onderzoek is gekozen, worden raad, college en ambtelijke organisatie wel geïnformeerd over het naderende onderzoek. Bij de RKC bestaat enige teleurstelling over de geringe inbreng van de fracties bij de selectie van onderzoeksonderwerpen. De RKC schuwt politiek relevante onderwerpen de laatste jaren geenszins en uit de interviews met raadsleden blijkt dat de raad hierover ook tevreden is. De RKC zelf gaf aan dat zij objectief over politiek relevante onderwerpen wil rapporteren. Interne leden geven daarbij aan dat zij zich goed bewust zijn van hun onafhankelijke positie in de RKC. De RKC is van mening dat het gekozen model goed past bij Deventer. De RKC bevat volgens betrokkenen uit de raad, het college, het ambtelijk apparaat en de RKC zelf een juiste mix van interne leden die goed betrokken zijn bij de Deventer politiek en externe leden die met meer afstandelijkheid en vanuit een deskundigheid op het terrein van onderzoek hun bijdrage kunnen leveren. Door betrokkenen wordt bovendien gewezen op het feit dat externe leden de continuïteit van het werk van
30
de RKC over raadsverkiezingen heen, kunnen borgen. De toegevoegde waarde van een geheel externe commissie wordt door de RKC niet gezien, maar wel het risico dat een geheel externe commissie weinig voeling heeft met de Deventer politiek. Overigens is de RKC van mening dat de maximale omvang van de RKC met het huidige aantal leden is bereikt. Mocht na de aankomende raadverkiezingen blijken dat er nog meer fracties in Deventer bij komen, dan zou moeten worden heroverwogen of alle fracties ook een lid mogen afvaardigen. De raad heeft niet aangegeven hoe zij contact wil onderhouden met de RKC. Aan het begin van de huidige raadsperiode zijn tijdens een voorlichtingsbijeenkomst over de RKC wel suggesties gedaan door fracties maar dit is nooit geconcretiseerd. Evenmin heeft de raad met de RKC overlegd over een geschikte wijze van aanbieding van rapporten. Het initiatief ligt bij de RKC die bij het presidium een verzoek doet voor bestuurlijke behandeling van het rapport. Het presidium is hier de afgelopen periode verschillend mee omgegaan.
31
Toelichting
Norm 3.1 De leden, voorzitter en secretaris ervaren de interne organisatie en de werkwijze van de rekenkamer als effectief en efficiënt.
Ja
Er is een goede taakverdeling en zonodig kunnen leden elkaar vervangen.
5
-
Norm 3.2 De inzet van de leden, de secretaris en de voorzitter is zodanig dat de effectiviteit van de RKC is gewaarborgd, zowel kwalitatief als inhoudelijk/kwantitatief opzicht.
Ja
Inhoudelijk: door politieke betrokkenheid interne leden. Kwantitatief: er zijn meer dan voldoende leden. Kwalitatief: vooral externe leden leveren expertise over methoden en technieken van onderzoek.
5
-
Norm 3.3 De RKC beschikt over voldoende budget om haar geformuleerde doelstelling over het aantal onderzoeken te kunnen realiseren.
Ja
Voor de door de raad gestelde doelstelling van 2 onderzoeken per jaar is het budget toereikend.
6
-
Norm 3.4 De RKC werkt conform de Verordening op de RKC Deventer.
Ja
8
-
Norm 3.5 De RKC werkt conform haar reglement van orde.
Deels
Criteria voor de selectie van 8 onderzoeksonderwerpen worden niet altijd expliciet afgevinkt, vergoedingen aan de externe leden en voorzitter niet per kwartaal uitbetaald maar per half jaar, verslagen en presentielijsten worden niet getekend en de standaardonderzoeksopzet is niet conform.
-
Norm 3.6 De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de effectiviteit van de interne organisatie van de RKC, zijn doorgevoerd.
Deels
a) Het gekozen model past volgens alle betrokkenen goed bij Deventer; b) de externe voorzitter is prominenter aanwezig; c) periodiek is ook
a) -
6
Aanbevelingen
Voldaan
Conclusies
Onderzoeksvraag en normen
7
2.3.6 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen
(5) Ervaren de leden, voorzitter en secretaris de organisatie van de RKC als adequaat? (6) Hoe beoordeelt men de inzet van leden, voorzitter en secretaris? (7) Ervaren leden, voorzitter en secretaris dat er voldoende budget is voor de uit te voeren werkzaamheden? (8) Wordt er volgens de verordening en het reglement van orde gewerkt?
1, 4
b) c) -
6
In deze kolom wordt verwezen naar de relevante conclusies. Deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport). 7 In deze kolom wordt verwezen naar de relevante aanbevelingen. Ook deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport).
32
7
Toelichting Conclusies
Aanbevelingen
Voldaan
6
Onderzoeksvraag en normen
(5) Ervaren de leden, voorzitter en secretaris de organisatie van de RKC als adequaat? (6) Hoe beoordeelt men de inzet van leden, voorzitter en secretaris? (7) Ervaren leden, voorzitter en secretaris dat er voldoende budget is voor de uit te voeren werkzaamheden? (8) Wordt er volgens de verordening en het reglement van orde gewerkt? overleg met de Auditcommissie en de Controller, zodat overlap in onderzoek wordt voorkomen; d) De meest geschikte wijze van communicatie over het onderzoek is niet afgestemd met de raad; e) de raad heeft niet aangegeven welke wensen hij daarover heeft.
2.4
d) 2, 7, 8 e) 1
Onafhankelijkheid
In dit hoofdstuk wordt de volgende onderzoeksvraag beantwoord: (9)
Hoe wordt de onafhankelijkheid van de RKC door betrokkenen beoordeeld?
Om de onafhankelijke positie van de RKC te vergroten, voegde de raad er in 2010 twee externe leden aan toe. Uit de interviews blijkt echter dat deze externe leden niet alleen van invloed zijn geweest op de onafhankelijke positie, maar vooral ook op de kwaliteit van het onderzoekswerk. Het risico dat de RKC door haar gemengde karakter een politiek gedreven orgaan is, werd in de interviews genoemd zowel vanuit coalitie als uit oppositie in de raad en ook vanuit het ambtelijk apparaat en het college. Maar daarmee is het nog geen feit dat aantoonbaar is met een of meerdere voorbeelden. De meerwaarde van een geheel externe commissie wordt door de RKC zelf niet gezien. De raadsleden in de RKC zijn zich bewust van hun onafhankelijke positie in de RKC (rolbewust) en de afgelopen periode heeft dit volgens hen totaal geen rol gespeeld. Zolang de RKC maar goed communiceert waarom iets wordt onderzocht, kan ook dat risico volgens de RKC in de beeldvorming worden afgedekt. Echter, zowel vanuit de raad als vanuit het college waren er ook meer principiële geluiden over het gekozen model. Sommige geïnterviewden gaven aan dat bij de modelkeuze van de RKC zelfs de schijn van politieke sturing zou moeten worden vermeden en dat daarom een geheel externe rekenkamer het enig juiste model is. Die externe leden zouden in een dergelijk model ook niet van een te duidelijk herkenbare politieke kleur moeten zijn, volgens enkele geïnterviewden.
33
Tenslotte wordt opgemerkt dat de onafhankelijkheid van de RKC ook verband houdt met haar rolopvatting. Met name de voorzitter van de RKC is bewust en principieel niet diffuus over de eigen rolopvatting en bewaakt die scherp: De RKC doet ex post onderzoek en dit wordt ook benoemd in de onderzoeksopzet. Maar de RKC heeft zeker ook zicht voor het hier en nu. Daar wordt met name bij de aanbevelingen rekening mee gehouden, die worden in het heden geplaatst. Mogelijk zou de RKC in de toekomst ook eens wat meer vooruit kunnen kijken, richting een ex-ante onderzoek, zonder dat dit onderzoek een politiek karakter krijgt. Hoewel hierover verschillend wordt gedacht, bestaat er wel draagvlak binnen de RKC voor het uitvoeren van ex-ante onderzoek. Vanuit de raad zou er in ieder geval belangstelling bestaan voor dit type onderzoek, gericht op een risicoanalyse die de raad zou kunnen gebruiken bij de beleidsvoorbereiding op een bepaald beleidsterrein.
2.4.1 Samenvatting aan de hand van onderzoeksvragen en normen
9
Toelichting Conclusies
Aanbevelingen
Voldaan
8
Onderzoeksvraag en normen
(9) Hoe wordt de onafhankelijkheid van de RKC door betrokkenen beoordeeld? Norm 4.1 De RKC functioneert onafhankelijk
Ja
De leden zijn rolbewust, externe 5 leden vergroten –naast de kwaliteit- de onafhankelijkheid en de externe voorzitter bewaakt de onafhankelijkheid.
9
Norm 4.2 De RKC heeft met inachtneming van het uitgangspunt van onafhankelijkheid oog voor de politiek-bestuurlijke context van Deventer
Ja
Aanbevelingen worden gedaan 5, 7 met inachtneming van de politiek-bestuurlijke context. Voor ex-ante onderzoek bestaat draagvlak.
10
8
In deze kolom wordt verwezen naar de relevante conclusies. Deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport). 9 In deze kolom wordt verwezen naar de relevante aanbevelingen. Ook deze zijn opgenomen in de Bestuurlijke Nota (deel I van dit rapport).
34
Bijlage A: Normenkader Hieronder volgt het normenkader voor de zelfevaluatie van de RKC Deventer. De aanbevelingen uit de vorige zelfevaluatie uit 2010 (‘Van Mier naar Horzel’), zijn verwerkt in de subnormen. In de laatste kolom wordt de relatie gelegd tussen de normen en de onderzoeksvragen. Nr. norm
Norm
Deel 1
Doorwerking aanbevelingen
Norm 1.1
De door de raad overgenomen aanbevelingen hebben –indien noodzakelijk- geleid tot veranderingen in beleid.
1
Norm 1.2
De door de raad overgenomen aanbevelingen hebben –indien noodzakelijk- geleid tot veranderingen in de gemeentelijke organisatie.
1
Norm 1.3
Het onderzoek van de RKC heeft geleid tot aantoonbare, positieve effecten (doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van de uitvoering van beleid).
2
Norm 1.4
De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de doorwerking van aanbevelingen, zijn doorgevoerd.
Subnormen 1.4
Onderzoeksvra ag
1&2
1. Aanbevelingen zijn concreet: ze zijn geadresseerd aan een orgaan en maken duidelijk wat exact moet gebeuren. 2. Beter drie goede aanbevelingen dan een woud van aanbevelingen waarbinnen de prioriteiten niet duidelijk zijn. Verschillende lijsten met aanbevelingen worden vermeden. 3. Al bij de publicatie van rapporten worden afspraken gemaakt over monitoren van de doorwerking. 4. Het college heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van aanbevelingen van een rekenkamerrapport belegd bij één persoon. 5. Het college communiceert actief naar de raad wanneer aanbevelingen zijn doorgevoerd en brengt ook de RKC daarvan op de hoogte.
Deel 2
Relevantie voor de gemeenteraad
Norm 2.1
Raadsleden ervaren het onderzoek van de RKC als politiek aansprekend
3
Norm 2.2
Het onderzoek van de RKC leidt tot politiek relevante discussies in de raad
4
Norm 2.3
De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de relevantie voor de gemeenteraad, zijn doorgevoerd.
Subnormen 2.3
3&4
1.
De RKC overlegt periodiek met de raad over mogelijke politiek relevante onderwerpen voor onderzoek. 2. De RKC schuw politiek relevante onderwerpen niet.
Deel 3
Effectiviteit interne organisatie RKC
Norm 3.1
De leden, voorzitter en secretaris ervaren de interne organisatie en de
5 35
Nr. norm
Norm
Onderzoeksvra ag
werkwijze van de rekenkamer als effectief en efficiënt. Norm 3.2
De inzet van de leden, de secretaris en de voorzitter is zodanig dat de effectiviteit van de RKC is gewaarborgd, zowel kwalitatief als inhoudelijk/kwantitatief opzicht.
6
Norm 3.3
De RKC beschikt over voldoende budget om haar geformuleerde doelstelling over het aantal onderzoeken te kunnen realiseren.
7
Norm 3.4
De RKC werkt conform de Verordening op de RKC Deventer.
8
Norm 3.5
De RKC werkt conform haar reglement van orde.
Norm 3.6
De aanbevelingen uit de evaluatie van de RKC uit 2009 (‘Van mier naar horzel’) die betrekking hebben op de effectiviteit van de interne organisatie van de RKC, zijn doorgevoerd.
Subnormen 3.6
1.
2.
3. 4. 5.
8 5 t/m 8
De RKC is zichtbaar en communiceert actief met raad, college en organisatie voor tijdens en na het onderzoek. De wijze van communicatie rondom aankondiging van onderzoeken, bestuurlijk hoor en wederhoor en presentatie van het rapport aan de raad is duidelijk bepaald en afgestemd met raad, college en organisatie. De keuze van onderzoeksonderwerpen is inzichtelijk gemaakt en afgestemd met o.a. de auditcommissie en controller, zodat overlap in onderzoek wordt voorkomen. De raad heeft een rekenkamermodel gekozen dat het beste past bij Deventer. De raad heeft aangegeven op welke wijze hij het contact met de RKC wilt vormgeven. De raad heeft overlegd met de RKC over een geschikte wijze van aanbieding van rapporten.
Deel 4
Onafhankelijkheid RKC
Norm 4.1
De RKC functioneert onafhankelijk
9
Norm 4.2
De RKC heeft met inachtneming van het uitgangspunt van onafhankelijkheid oog voor de politiek-bestuurlijke context van Deventer
9
36
Bijlage B: Doorwerking aanbevelingen per rapport Legenda gebruikte iconen: Deze aanbeveling werd doorgevoerd in beleid en organisatie Deze aanbeveling werd gedeeltelijk doorgevoerd in beleid en/of organisatie Deze aanbeveling werd niet doorgevoerd Datum/nr. aanbeveling Juli 2009
Aanbeveling van de RKC
1
1. Stuur op een goede afsluiting van iedere procesfase met een duidelijk einddocument en stel die documenten expliciet vast. Initiatieffase: Programma van Eisen; Ontwerpfase: Stedenbouwkundig Plan, bestemmingsplan en daaraan voorafgaand Structuurschets (als einddocument van de Definitiefase); Voorbereiding-, realisatie- en nazorgfase: geen einddocument maar financiële controle en (bij)sturing door de raad.
2
3
Doorwerking
Steenbrugge: Gebiedsontwikkeling in de mist?
Beoordeel ten aanzien van de documenten die worden voorgelegd: of daarmee de beoogde trechtering in het proces plaatsvindt; of de verhouding tussen de verschillende documenten duidelijk is (voorkom documenten met eenzelfde status); of uitgangspunten en toetsingscriteria voor het vervolg duidelijk zijn (en zoveel mogelijk SMART geformuleerd). Leg in geval van interventies (eigen of van buiten komend) duidelijk vast: de inhoud van de interventie; het gevolg van de interventie op planinhoud en planproces; op welke wijze (via welk document) de interventie wordt verwerkt en welke status dat document krijgt ten opzichte van eerdere documenten.
Er wordt nu veel meer met overlappende plannen gewerkt en er is frequenter overleg met de Raad. Het is nu dus moeilijker om aan te geven in welke fase een project zich bevindt. Er is –gegeven de crisis- sprake van een andere werkelijkheid. Van actief grondbeleid is overgegaan naar faciliterend grondbeleid.
De trechtering is doorgevoerd. De verhouding tussen de verschillende documenten kan nog verbeteren. SMART formuleren van uitgangspunten en criteria wordt ervaren als een theoretische discussie.
Deze aanbeveling werd doorgevoerd. Daarbij wordt wel opgemerkt dat projectmatig werken botst de P&C-benadering van een gemeente. Een gemeente wordt bestuurd op jaarschijfbasis, projecten op basis van projectfases. 37
Datum/nr. aanbeveling 4
5
6
7
8
Aanbeveling van de RKC Zorg ervoor dat in geval de gemeente als toetsende organisatie fungeert aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan: beschikbaarheid van algemene gemeentelijke beleids- en toetsingskaders (bij voorkeur vastgesteld door college of raad); projectspecifieke toetsingskaders (zie ook punt 2). Zorg ervoor dat de raad bij wijziging van door de raad vastgestelde documenten actief wordt geïnformeerd: Vanuit projectorganisatie en college door de wijzigingen te agenderen in de politieke markt of raadsvergadering; Als raad door zelf actiever vragen te stellen naar aanleiding van collegebesluiten en schriftelijke informatievoorziening.
Maak in geval van inhoudelijke wijzigingen in duidelijke vergelijkingen/overzichten die wijzigingen en de effecten daarvan (inhoudelijk, financieel, planningstechnisch) zichtbaar ten opzichte van de eerdere documenten.
Doorwerking
Deze aanbeveling is geheel doorgevoerd.
Dit wordt wel geprobeerd, maar praktisch gezien is dit wel een lastige aanbeveling. De Raad gaat over hoofdlijnen, maar wil soms vanuit politieke overwegingen wel details weten. Volgens de spelregels zou de raad niet over de uitvoering moeten/hoeven te worden geïnformeerd, tenzij het project financieel uit de pas loopt. De raad stelt zelf wel actiever vragen.
Dit kan worden verbeterd. Ambtelijk worden vraagtekens gezet bij deze aanbeveling: Hoe zinvol is de aanbeveling: zijn we elkaar niet aan het werk aan het houden? Te veel nadruk op verantwoording ten koste van zorgen dat er wat gebeurt is soms lastig.
Breng in beeld dat toekenning van bouwclaims aan partijen voortvloeiend uit onderhandelingen Deze aanbeveling is buiten het project van invloed kunnen zijn op de doorgevoerd. inhoud, de planning en het financiële resultaat van het project, alsmede de onderhandelingspositie binnen een project. Beoordeel of er ter afsluiting van een fase bij ieder document een financiële onderbouwing aanwezig Deze aanbeveling is is. Wees er zeer bewust van dat gepresenteerde financiële resultaten in beginstadia van projecten doorgevoerd. altijd indicatief zijn en met marges omgeven.
38
Datum/nr. aanbeveling 9
10
11
Aanbeveling van de RKC Maak financiële onderleggers (Grondexploitaties) vergelijkbaar zodat sturing door de raad op financiële kaders mogelijk is. Realiseer dat door ofwel de opzet van die documenten, ofwel de separate wijzigingen duidelijk inzichtelijk te maken. Beoordeling van het financiële resultaat door de raad is moeilijk. Maak duidelijk zichtbaar of: Bij gelijkblijvende financiële resultaten gedurende het proces de inhoudelijke uitgangspunten gelijk zijn gebleven. Als dat niet het geval is (bijvoorbeeld vermindering woningbouwprogramma zoals in Steenbrugge), is de vraag hoe het kan dat het financiële resultaat gelijk blijft; Bij veranderende financiële resultaten inhoudelijke uitgangspunten daartoe geleid hebben en zo ja, welke; De benoemde risico’s (inhoud van het risico, kans en financiële omvang) bij de beoordeling van het financiële resultaat zijn betrokken. Toets of conform het eigen gemeentelijk Handboek Planeconomie is gewerkt.
Doorwerking
Deze aanbeveling is doorgevoerd.
Eerste bullet: Dit wordt geprobeerd, maar in de praktijk is dat een kwestie van brengen, maar ook van halen. De raad moet ook de vragen stellen. Overig: Dit is doorgevoerd.
Het Handboek Planeconomie is achterhaald. Dat moet nog worden geactualiseerd 12
13
14
Toets bij de vaststelling van de plandocumenten of het nodig is dat er voor de vervolgfase krediet wordt verstrekt door de raad Toets of de plankosten van ruimtelijke ontwikkelingsprojecten binnen het eigen gemeentelijk uitgangspunt blijven (30% van de civieltechnische aandachtspunten): Beoordeel of in eerste financiële onderbouwingen al afwijkingen ten opzichte van de eigen norm worden aangekondigd; Beoordeel of afwijkingen van de eigen norm worden onderbouwd; Beoordeel of voor gemaakte plankosten vooraf krediet is verstrekt. Bestem financiële resultaten pas als de resultaten worden geboekt en niet in het stadium van de planvorming, omdat allerlei oorzaken het financiële resultaat nog kunnen beïnvloeden.
Deze aanbeveling is doorgevoerd.
Inmiddels wordt met behulp van de plankostenscan de hand gehouden aan de ontwikkelingskosten. Het percentage van 30% is absoluut niet meer relevant. Het principe dat plankosten worden beheerst, is vanzelfsprekend en in lijn met de aanbeveling.
De balans van het grondbedrijf is geheel opgeschoond t.l.v. de Algemene 39
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking Middelen. Er is wel fors afgewaardeerd, maar voor de toekomst is de verwachting dat dit niet meer hoeft. Al met al is de aanbeveling doorgevoerd.
15
16
17
Dec.2009 1
2
Beoordeel of er bij ieder inhoudelijk document een planning aanwezig is. Sturing op de planning is alleen De aanbeveling is mogelijk als deze vergelijkbaar met eerdere doorgevoerd, maar klopt volgens planningen is. Uiteraard zal de planning in het verloop van het project steeds gedetailleerder kunnen worden. het ambtelijk apparaat niet altijd helemaal in de praktijk. Dit zouhet theoretische verhaal zijn, maar de werkelijkheid is anders. Stel goede toetsingskaders op om de doeltreffendheid van een ruimtelijk ontwikkelingstraject te kunnen Deze aanbeveling is beoordelen. Met name in de vorm van het Programma doorgevoerd, volgens het ambtelijk van Eisen en de Structuurschets. De daarin apparaat misschien zelfs een opgenomen uitgangspunten dienen zo duidelijk beetje te veel (doorgeschoten). mogelijk en waar mogelijk SMART te zijn. Dit is met name mogelijk voor kwantitatieve aspecten zoals bijvoorbeeld het woningbouwprogramma. Spreek bij kwalitatieve ontwerpopgaven in een vroegtijdig stadium uit wat daaronder wordt verstaan. De kwalitatieve ontwerpopgaven binnen ruimtelijke ontwikkelingstrajecten zijn moeilijk in SMART-termen te formuleren. Beoordeling of dergelijke kwalitatieve aspecten waargemaakt worden blijft namelijk te allen tijde enigszins subjectief. Wonen boven winkels Deventer: In ambitie kun je niet wonen Om de Raad de mogelijkheid te geven een afgewogen oordeel te vormen over de financiële risico’s en onzekerheden bij participaties in vennootschappen als Wonen boven winkels Deventer, is het aan te bevelen bij het raadsvoorstel een risicoanalyse beschikbaar te hebben. Deze risicoanalyse kan de vorm hebben van de paragraaf weerstandsvermogen uit de voorjaarsnota.
De vraag doet zich voor of een andere aanpak (bijdragen bij realisatie van projecten) niet ten minste even doeltreffend was geweest bij lagere kosten (door het ontbreken van structurele kosten voor
Dit is moeilijk, maar het wordt wel steeds geprobeerd, ook bij het opstellen van PvE’s.
Hierin wordt voorzien in lijn met de aanbeveling. Inmiddels is nieuw beleid gemaakt (eind 2012) t.a.v. verbonden partijen en daarin wordt ook een risicoprofiel opgesteld. De gemeente was overigens wel gebonden aan de rapportagelijnen van Ieder1. Er is geen direct causaal verband tussen het rapport van de RKC en het nieuwe beleid.
Deze aanbeveling is niet doorgevoerd. a) In het verleden zijn andere 40
Datum/nr. aanbeveling
3
4
5
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking
management en ondersteuning) en lagere risico‟s voor de gemeente. Heroverweeg de risicodragende participatie in een samenwerkingsvorm en onderzoek de mogelijkheden voor een gemeentelijk revolving fund met laagrentende leningen of objectgebonden stimuleringssubsidie bij realisatie van wonen boven winkelprojecten. De gemeente loopt hierbij geen risico’s die samenhangen met het ontwikkelen van vastgoed, de bedrijfsvoering en de exploitatie van vastgoed. Een stimuleringssubsidie kan een goed alternatief zijn als er binnen de gemeente instellingen werkzaam zijn op min of meer bedrijfsmatige grondslag die zich richten op stadherstel. In Deventer is dat N.V. Bergkwartier en mogelijk de besloten vennootschap met binnenstedelijk vastgoed van Woonbedrijf ieder1. Het zicht op de financiële prestaties van gemeentelijke deelnemingen wordt vergroot als deze tegen de intrinsieke waarde op de balans worden opgenomen. Alle financiële voor- en nadelen worden zo jaarlijks transparant voor de Raad.
keuzes gemaakt, en er is geen aanleiding om die keuzes bij te stellen (vanuit de inhoudelijke doelen). b) Meerjarige ambities zijn neerwaarts bijgesteld en aanvullende financiering vanuit de gemeente is geen automatisme meer. WBWD wordt ook opgeroepen om aanvullende financiering (van andere partners) te zoeken. De exploitatie is inmiddels wel dekkend. c) Voor het subsidie-instrument is destijds bewust niet gekozen.
Voor de transparantie verdient het aanbeveling vastgoedtransacties tussen Wonen boven Winkels Deventer en haar aandeelhouders of derden tegen een door een onafhankelijk taxateur vastgestelde waarde plaats te laten vinden. Om een discussie over ongeoorloofde staatsteun te vermijden is het aan te bevelen uit te gaan van een vorm van marktwaarde, bijvoorbeeld de marktwaarde in verhuurde staat voor verhuurde objecten. Voor een goed middelenbeheer is het aan te bevelen dat Wonen boven winkels Deventer een treasurystatuut opstelt met uitgangspunten, normen, richtlijnen en werkwijze voor het geldbeheer. Specifiek aandachtspunt zijn de financieringsstromen tussen de naamloze vennootschap (het reeds bestaande Wonen boven Winkels Deventer) en het vastgoedfonds van Woonbedrijf ieder1
De aanbeveling is niet als zodanig opgevolgd, maar met een iets andere invulling wordt hetzelfde gerealiseerd. WBWD zelf waardeert wel op actuele waarde en geeft een helder beeld van de vermogenspositie. De Raad is hierover geïnformeerd en kent de positie van WBWD. In 2014 en verder wordt deze werkwijze voortgezet.
Deze aanbeveling was overbodig, want dit gebeurde al.
Op dit moment is er geen vastgesteld treasurystatuut. De aanbeveling is doorgespeeld aan Wonen boven Winkels Deventer, maar niet opgevolgd.
41
Datum/nr. aanbeveling Maart 2010
Aanbeveling van de RKC
1
Wees zichtbaar als RKC: communiceer actief met raad, college en organisatie voor tijdens en na het onderzoek. Bepaal de wijze van communicatie rondom aankondiging van onderzoeken, bestuurlijk hoor en wederhoor en presentatie van het rapport aan de raad. Stem hierover af met raad, college en organisatie. Maak de keuze van onderzoeksonderwerpen inzichtelijk. Stem met o.a. de auditcommissie en controller af over onderzoeksprogramma van het komende jaar. Voorkom overlap in onderzoek.
2
3
4
5
Doorwerking
Van mier naar horzel: Op weg naar een RKC met meer impact
Zorg dat aanbevelingen concreet zijn: adresseer ze aan een orgaan en maak duidelijk wat exact moet gebeuren. Beter drie goede aanbevelingen dan een woud van aanbevelingen waarbinnen de prioriteiten niet duidelijk zijn. Vermijd verschillende lijsten met aanbevelingen.
De zichtbaarheid van de RKC is verbeterd, maar het kan nog veel beter. De huidige voorzitter is wel veel prominenter aanwezig dan de vorige voorzitter.
De selectie van onderwerpen wordt toegelicht in de auditcommisie, ter voorkoming van overlap. Daarbij wordt o.a. nagegaan of er ook niet een 213a onderzoek (of andersoortig onderzoek) gepland staat naar hetzelfde onderwerp
Deze aanbeveling werd doorgevoerd.
Deze aanbeveling werd doorgevoerd.
Maak bij publicatie van het rapport al afspraken over monitoren van de doorwerking. Deze aanbeveling werd niet doorgevoerd. Wel biedt de RKC rapporten aan met een overkoepelende aanbeveling dat de Raad het college opdraagt om de aanbevelingen uit te voeren.
6
Overleg periodiek met de raad over mogelijke politiek relevante onderwerpen voor onderzoek. Periodiek overleg met de raad over onderwerpselectie vindt niet plaats. Dit gebeurt via een mail of brief aan de fracties waarin zij worden opgeroepen om suggesties voor onderzoeken aan te dragen. Afgelopen jaar is in de auditcommissie ook expliciet een oproep gedaan om vanuit die commissie onderwerpen in te brengen. Nadat een onderwerp voor onderzoek is gekozen, 42
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking worden raad, college en ambtelijke organisatie wel geïnformeerd over het naderende onderzoek.
7
Schuw politiek relevante onderwerpen niet.
8
Beleg de verantwoordelijkheid voor uitvoering van aanbevelingen van een rekenkamerrapport bij één persoon.
9
10
11
12
Communiceer actief naar de raad wanneer aanbevelingen zijn doorgevoerd. Breng ook de RKC hiervan op de hoogte. Kies als raad een rekenkamermodel dat het beste past bij Deventer en voer daarover na de verkiezingen een debat . Het debat dient antwoord te geven op de volgende vragen: Is een RKC gewenst die vooral actueel betrokken is bij de raad, het college en de organisatie en vanuit die rol concreet toepasbare aanbevelingen doet? Of is een meer op afstand staand onafhankelijk orgaan gewenst? Welke ambitie streeft de raad na met de RKC: 1 à 2 maal per jaar een onderzoek, of een meer permanent actief functionerend adviesorgaan voor de raad dat ook een second-opinion voor de raad kan leveren? Naar aanleiding van de beantwoording van deze vragen dient de raad een keuze te maken over de samenstelling van de RKC. Raad: Bepaal – los van bovenstaande discussie - op welke wijze je het contact met de RKC wilt vormgeven, bijvoorbeeld middels een jaarlijks overleg.
Het is niet gelukt om deze aanbeveling door te voeren. Iedere portefeuillehouder bepaalt zelf hoe de aanbevelingen worden uitgevoerd en gemonitord.
Dit gebeurt slechts incidenteel en casusgebonden.
Over het huidige model heerst tevredenheid: het gemengde model past goed bij Deventer. Over de positie/rolopvatting van de RKC als adviesorgaan dicht tegen de Raad of als meer onafhankelijke organisatie die uitsluitend ex-post evaluatieonderzoeken uitvoert verschillen betrokkenen (RKC, Raad, College en ambtelijk apparaat) van mening.
De raad laat niet duidelijk blijken hoe hij contacten met de RKC wil onderhouden. Aan het begin van de huidige raadsperiode zijn tijdens een voorlichtingsbijeenkomst over de RKC wel suggesties gedaan door fracties maar dit is nooit geconcretiseerd.
Raad: Overleg met de RKC over een geschikte wijze van aanbieding van rapporten. De raad heeft ook niet 43
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking duidelijk aangegeven wat hij een geschikte wijze van aanbieding van rapporten vindt. Het initiatief ligt bij de RKC die bij het presidium een verzoek doet voor bestuurlijke behandeling van het rapport. Het presidium is hier de afgelopen periode verschillend mee omgegaan en ook de RKC is hier nog een beetje zoekend in.
Maart 2011
Met nevelen omhuld: Onderzoek naar reintegratiebeleid in Deventer
1
Om als gemeente te kunnen bepalen of het beleid daadwerkelijk geslaagd is dienen meetbare doelen Parallel aan het opgesteld te worden die het gehele beleid beslaan. rekenkameronderzoek was er ook De resultaten van deze doelen dienen vervolgens in sprake van een autonome de informatievoorziening met cijfers ondersteund te worden, waardoor de effectiviteit bepaald kan worden. ontwikkeling op dit beleidsterrein, zeker ook ingegeven door bezuinigingen en de noodzaak tot besparen. Dat heeft geleid tot een nieuw beleidskader ‘Iedereen actief’. De opdracht tot kaderstelling was reeds verstrekt en in uitvoering op het moment dat de RKC kwam met de aanbeveling om tot kaderstelling te komen. Verbeter de interne informatievoorziening. Om zicht te krijgen op effecten en resultaten moeten binnen de gemeente betrouwbare en eenduidige overzichten aanwezig zijn van inzet van instrumenten, de hiermee samenhangende kosten en de resultaten. Houdt het huidige instrumentarium voor re-integratie tegen het licht. De vraag hierbij is of het huidige instrumentarium volledig genoeg is en voldoende aansluit bij de mogelijkheden en het potentieel van het klantenbestand. Daarnaast beperkt de stringente uitvoeringspraktijk, in sommige gevallen, de mogelijkheid tot het bieden van maatwerk door de trajectconsulenten. Breng ook andere resultaten dan uitstroom in beeld. Dit maakt het inzichtelijker wat er binnen trajecten met klanten gebeurd en hoe het bestand zich ontwikkelt en waar de mogelijkheden liggen. Voorbeelden zijn stappen op de participatieladder, gevolgde opleiding en cursussen en afstand tot de arbeidsmarkt. Op basis hiervan is het beter mogelijk op specifiek beleid in te zetten of te sturen op het lopende beleid.
2
3
4
44
Datum/nr. aanbeveling 5
6
7
8
Aanbeveling van de RKC Maak inzichtelijk in hoeverre uitstroom uit de bijstand is veroorzaakt door uitstroom naar regulier werk, uitstroom door verloning en uitstroom om andere redenen. Laat ook zien welk percentage van de instroom vanuit de verloningsconstructie komt. Geef ook weer wat de ontwikkeling zonder deze verloning zou zijn met de financiële consequenties daarbij. Ontwikkel voor de komende jaren een aanpak van reintegratie die aansluit bij de veranderende situatie. Hierbij moet meer dan in het verleden zorgvuldig worden omgegaan met de inzet van middelen omdat deze beperkt zullen zijn. Keuzes liggen op het vlak van prioriteiten in beleid en het daaraan gekoppelde instrumentarium. Bij het huidige werkinstrumentarium is de besparing op korte termijn aanwezig, maar op langere termijn is deze een stuk kleiner door terugval. De huidige inzet van empowerment is goedkoper, maar op korte termijn is er geen directe besparing. Resultaten binnen Deventer en onderzoek laten zien dat dit op langere termijn veel effect heeft. Het is geen keus voor één van beide maar voor de prioriteit in de inzet. Pas de huidige informatiesystematiek aan de raad aan. Een duidelijke structuur in zowel de inhoud van de informatievoorziening als de periodiciteit hiervan maakt het mogelijk om bij te sturen maar ook om te controleren. Deze informatievoorziening dient aan te sluiten bij de kaders en doelen. Verder dient een vergelijking en interpretatie van de gegevens weergegeven worden. Laat het college bijvoorbeeld twee keer per jaar een overzicht geven van de kerncijfers werk en bijstand.
Doorwerking
Eind 2011 is aan de raad een format voorgelegd voor de wijze waarop hij geïnformeerd wenst te worden over het reintegratiebeleid, zeker ook onder verwijzing naar het advies van de RKC. Vanaf 2012 wordt de raad op kwartaalbasis via een raadsmededeling en kwartaalrapportage geïnformeerd over de feitelijke prestaties en relevante ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de resultaten
Geeft het college opdracht de voortgang van de aangenomen aanbevelingen te monitoren in de P&C cyclus. Op deze manier wordt zichtbaar wat er met het uitkomsten van dit onderzoeken de door de raad aangenomen aanbevelingen gebeurt. Vraag het college binnen 6 maanden met een raadsvoorstel komen met betrekking tot de uitwerking van de verschillende aanbevelingen. Zorg binnen alle producten van de P&C cyclus 45
Datum/nr. aanbeveling
Sept. 2011 1
2
3
4
5
6
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking
voor een vast hoofdstuk over de implementatie van de door de raad aangenomen aanbevelingen. RegiZorg: Opkomst en ondergang (en opkomst) van een zorgexperiment Zorg bij een nieuw initiatief voor een helder plan van aanpak en evalueer tijdig en regelmatig. Stel een plan van aanpak waarin in ieder geval de volgende onderwerpen concreet zijn uitgewerkt:
Doel in kwalitatieve en kwantitatieve termen: wat willen we bereiken en hoeveel?
Doelgroep: welke en hoeveel klanten per doelgroep willen we bereiken?
Tijd: wanneer moeten de doelen behaald zijn?
Geld: hoeveel mogen de activiteiten kosten (per activiteit weergeven)?
Kwaliteit: aan welke concrete kwaliteitseisen moet ons werk voldoen?
Taakverdeling: welke partijen zijn betrokken, welke afspraken zijn gemaakt, waar worden deze afspraken vastgelegd en wat doen we als afspraken niet worden nagekomen?
Bijsturing en evaluatie: hoe volgen we de voortgang en hoe en op welke momenten evalueren we?
Bijstelling of beëindiging van het initiatief: hoe sturen we bij en onder welke voorwaarden beëindigen we het initiatief?
Er ligt een Plan van Aanpak, een businessplan waarin stapsgewijs steeds een nieuwe doelgroep wordt toegevoegd aan de basis, er zijn hoorzittingen voor de Raad geweest, werkbezoeken, etc. Daarnaast is het Bijzondere Zorgteam ingesteld en werd de verbonden partij (een BV) opgeheven.
Hanteer de juiste vorm van zeggenschap van maatschappelijke partners en leg afspraken duidelijk vast. Maak realistische inschattingen (business case, realistische inschatting van afspraken, draagvlak, verantwoordingsinformatie en kosten) Zorg voor een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en handel daarnaar RegiZorg is een verbonden partij. Breng de Raad beter in stelling om zijn kaderstellende rol te vervullen. Organiseer als Raad ook de eigen informatievoorziening.
Bestuurlijk was men het oneens met de conclusie van de RKC dat de raad over onvoldoende informatie beschikte om RegiZorg 46
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
Doorwerking te kunnen evalueren. PWC had eerder een rapport over RegiZorg uitgebracht en dat bevatte volgens het college alle benodigde informatie en. Dit rapport lag al bij de raad voordat het RKConderzoek werd gedaan.
7
Juni 2012 1
2
Maak niet dezelfde fouten als in het verleden. Stel zo snel mogelijk een concreet projectplan op voor de Hierin wordt voorzien door Regiekamer. Leer van wat is fout gegaan bij RegiZorg het Bijzondere Zorgteam. en pas bij de Regiekamer de aanbevelingen 1 tot en met 6 toe. Taakstellend bouwen: Een hele opgave! (juni 2012) Onderbouwing woningbouwprogramma: De eerste aanbeveling is om in een nieuwe afweging van het bouwprogramma een eventuele taakstelling voor goedkope woningbouw beter te onderbouwen. In het onderzoek is gebleken dat het niet realiseren van de huidige taakstelling voor een belangrijk deel terug te voeren is op de onderbouwing. Daaruit blijkt niet dat er in de markt behoefte is aan goedkope woningen en omdat die behoefte ontbreekt, heeft de bouw van goedkope woningen bij veel partijen geen prioriteit. In een nieuwe onderbouwing moet ook de kwalitatieve dimensie van het bouwprogramma aan bod komen: wat moet er gebouwd worden voor een bepaalde prijs. Dat moet ook om er zorg voor te dragen dat de prijs-kwaliteitsverhouding in de nieuwbouw in verhouding staat tot die in de bestaande voorraad. Veelzeggend is wat dat betreft het feit dat er veel aanbod van bestaande woningen beschikbaar is in de goedkope prijsklasse, met beduidend lagere prijzen dan €174.000. Beleid voor nieuwbouw in dit prijssegment moet ook duidelijk maken hoe die nieuwbouw zich verhoudt tot dit bestaande aanbod. Helderheid definities: Een tweede aanbeveling is om helder te zijn over definities, ook tussen de verschillende gemeentelijke organisatieonderdelen. Het onderzoek liet zien dat niet altijd duidelijk gedefinieerd was wat een goedkope woning was: niet of het een huur- of een koopwoning moest zijn, en niet welke prijsgrens daarvoor gold. Daardoor is de taakstelling volgens sommigen wel, en volgens anderen niet gerealiseerd. Met eenduidige definities van goedkope koopwoningen en goedkope huurwoningen, die ook door andere afdelingen dan „wonen‟ gebruikt worden,
Deze aanbeveling Is wel uitgevoerd, maar inmiddels achterhaald vanwege de herijking van de woonvisie in 2013. De aanbeveling is ook niet zo zinvol meer, want er is voldoende sociale koop en er wordt niet zo veel meer gebouwd. Het gaat bij de herijking vooral om de kwalitatieve woonvraag (omvang en kwaliteit van bestaande woningvoorraad). In de nieuwe woonopgave (Steenbrugge) zit wel een component t.a.v. sociale woningbouw, maar sociale koop is meer afhankelijk geworden van marktpartijen. De corporaties richten zich op hun kerntaak: sociale huur voor de doelgroep.
De definities zijn inmiddels landelijk vastgelegd en in 2010 vastgelegd in de verordening ‘Doelgroepen sociale woningwouw’. De vraag is echter of dit een rechtstreeks uitvloeisel was van het RKC-onderzoek.
47
Datum/nr. aanbeveling 3
4
Sept. 2012 1
2
Aanbeveling van de RKC wint het beleid aan helderheid. Programmasturing: De laatste jaren heeft de gemeente al veel gedaan aan verbetering van de sturing op het woningbouwprogramma. Er is een woningbouwprogramma, met per project onder andere de verwachte realisatie per prijsklasse. Daarmee is er ook zicht op het totale programma per prijsklasse en kan daarop gestuurd worden. Ook betrokkenen zelf geven echter aan dat de verandering naar een programmagestuurde woningbouw nog niet af is. Dat betekent ook dat de afstemming tussen een woonvisie en het daarin opgenomen woningbouwprogramma enerzijds, en het bij het ontwikkelen van de projecten gehanteerde programma, verbeterd moet worden. Terugkoppeling en evaluatie: In het onderzoek viel op dat er weinig wordt teruggekoppeld naar de raad over de realisatie van woningen naar prijsklasse. De raad weet daardoor wel op het niveau van afzonderlijke projecten wat er gebouwd wordt, maar heeft geen zicht op de realisatie van goedkope woningen per jaar in heel Deventer. De laatste aanbeveling is om op dit punt de raad, met betere verantwoordingsinformatie, beter in staat te stellen zijn controlerende rol waar te maken. Sturen op inhuren?! Stel vast wat de acceptabele omvang is van externe inhuur in een strategisch kader, gebaseerd op: De rolopvatting van de gemeente, waarin is vastgelegd wat voor gemeente Deventer zou moeten zijn: wil zij een gemeente zijn met een groot ambtenarenapparaat en weinig externe inhuur, of wil zij een regiegemeente zijn, waarbij zij een klein ambtenarenapparaat heeft en voor specifieke kennis inhuurt? De gevallen waarin overgegaan kan worden op externe inhuur: wat zijn de inhoudelijke criteria, wanneer kan wel en wanneer kan niet worden ingehuurd. Door het formuleren van een dergelijk strategisch kader kan de omvang van inhuur derden beoordeeld worden.
Verbeter de informatie die aan de raad gegeven wordt, door behalve cijfers ook transparante achtergrondinformatie over de inhuur te geven:
Doorwerking
Deze aanbeveling is doorgevoerd, maar de vraag is wat de RKC hieraan heeft bijgedragen buiten bewustwording. Er lijkt geen 1-op-1 relatie te bestaan tussen de aanbevelingen van de RKC en de nieuwe werkwijze m.b.t. programmasturing.
Deze aanbeveling werd doorgevoerd.
Het college gaf in de bestuurlijke reactie aan dat kwantitatieve normering op omvang van de inhuur niet past bij de organisatie. En overigens lag er sinds 2010 al een kadernota externe inhuur (uit 2010) waarin onder meer een proces- en afwegingskader waren vastgelegd. De aanbeveling sloot dus niet aan bij de bestaande praktijk en het strategisch kader bestond al. De RKC stemde in met deze nuancering en de aanbeveling werd dan ook niet overgenomen door de raad.
Voordat het rapport van de 48
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
3
De definities van externe inhuur en van de verschillende categorieën. De omvang van externe inhuur en de acceptabele/gewenste omvang. Zorg voor een realistische begroting van het bedrag voor inhuur derden. Licht eventuele afwijkingen tussen begroting en realisatie duidelijk toe. Neem de informatie over het begrote bedrag en welke afwijkingen er zijn op in de P&Ccyclus.
Optimaliseer de managementinformatie: Waarbij gemakkelijk te zien is waar binnen de organisatie veel wordt ingehuurd en waar minder. Waarbij de informatie op een eenduidige wijze op een centrale locatie wordt bijgehouden en gepresenteerd. Waarin de inhuur voor externe advisering duidelijk in terugkomt. Die structureel verschijnt in een vooraf afgesproken frequentie.
Doorwerking RKC er lag, werd er bij de bestuurs-rapportages ook al standaard gerapporteerd over inhuur. Tegenwoordig wordt apart gerapporteerd over externe advieskosten, naast inhuur. Kosten voor bijvoorbeeld uitbesteding aan het afvalbedrijf zijn wel eens verantwoord onder externe advisering en dat vervuilde de gegevens, waardoor het bedrag aan externe adviseringveel groter leek dan het in werkelijkheid was. Inmiddels is door de verbeterde verantwoording het beeld bevestigd dat er minder wordt ingehuurd dan eerder gedacht. Een taakstelling op externe advieskosten vanuit de raad kan zijn ingegeven vanuit de eerdere, verkeerde veronderstelling op basis van de vervuilde gegevens dat de kosten voor externe advisering zeer hoog waren. Deels is de bewustwording en de verbeterde rapportage het gevolg van het rekenkamerrapport, maar intern was er ook al een verbeterslag gaande in de organisatie op het gebied van financiële verantwoording. Er is op zijn minst sprake van ‘gedeelde glorie’.
Realistisch begroten van externe inhuur blijft moeilijk: Veel inhuur vindt plaats op vacatures. De kosten daarvoor worden begroot als loonkosten, maar de kosten worden uiteindelijk geboekt op inhuur, wat een vertekend beeld kan geven. De verbeterde managementinformatie is niet zozeer een gevolg van een aanbeveling in het rekenkamerrapport, maar meer het gevolg van een reeds lopende professionalisering in de 49
Datum/nr. aanbeveling
Aanbeveling van de RKC
4
Zorg ervoor dat de geldende normen bekend zijn bij de gemeentelijke organisatie en dat zichtbaar is dat deze worden nageleefd, bijvoorbeeld: Dat uurtarieven boven € 150,- en contracten met een vooraf ingeschatte waarde hoger dan € 100.000,- voorafgaand aan de directeur van de eenheid (in de nieuwe organisatiestructuur bij de adjunct directeur) en de vakwethouder voorgelegd dienen te worden.
Doorwerking organisatie.
5
De normen stonden al in de Kadernota Inhuur en waren bekend. De aanbeveling werd overigens ingehaald door de praktijk (met crisis zijn de tarieven gedaald en bovendien zijn de kosten van inhuur ook gedaald nu vooral via de inhuurdesk wordt ingehuurd).
Raad maak gebruik van de kaderstellende rol door het vaststellen en bespreken van kadernota’s, met in Deze aanbeveling werd ieder geval aandacht voor de thema’s zoals genoemd gedeeltelijk opgevolgd. De raad onder aanbeveling 1 en controleer daadwerkelijk op heeft meer belangstelling voor de afgesproken momenten. inhuur en er wordt zoals gezegd separaat aan de raad gerapporteerd over externe advieskosten (naast inhuur).
50
Bijlage C: Geïnterviewde personen Telefonische interviews met raadsleden: Fractie Deventer Belang D66 PvdA ChristenUnie GroenLinks
Naam Janine van Harsselaar Bert Groeneveld Patrick Kemperman Henrike Nijman Güliz Tomruk
Datum interview 6/1/14 6/1/14 6/1/14 6/1/14 7/1/14
SP (lijstopvolger) VVD PvdA Gemeentebelang CDA (lijstopvolger)
Eugene Kelder Henk Scharp Hans Jellema Marcel Elferink Wietse Burger
7/1/14 7/1/14 8/1/14 9/1/14 13/1/14
Intervisiebijeenkomst met leden RKC (14 januari 2014): Extern voorzitter Extern lid Extern lid Intern lid vanuit D66 Intern lid vanuit GroenLinks (lijstopvolger) Intern lid vanuit de VVD Intern lid vanuit de SP (lijstopvolger)
Naam Peter Sertons Peter Wolbert Oldrik Bulthuis Mirjam van Tilburg Boudewijn Eindhoven Carmen Hunger Andras Krahl
Intern lid vanuit de PvdA Intern lid vanuit het CDA Ambtelijk secretaris
Vincent Stijns Henk Groothuis Hans Nijkamp
Groepsgesprek met fractievoorzitters en –vertegenwoordigers (15 januari 2014): Plv. fractievoorzitter D66 Fractievoorzitter PvdA Fractievoorzitter Deventer Belang Raadsopvolger CDA Raadslid SP Fractievoorzitter Gemeentebelang Raadslid VVD
Naam Mieke Viveen Jurgen Goejer Bram Emens Pieter Hollemans Erik van Brink Alie Zandstra Daaf Ledeboer
Lijstopvolger ChristenUnie
Arie de Niet
Interviews over doorwerking aanbevelingen (bestuurlijke en ambtelijke portefeuillehouders) Datum 20/12/13
8/1/14
Naam Marco Odding
Zwaartepunt interview
Ambtelijk/bestuurlijk Ambtelijk
Steenbrugge
Jos Pierey
Steenbrugge Re-integratie Risico’s Grondexploitaties
Bestuurlijk
Marco Swart
Taakstellend bouwen
Bestuurlijk
Nicoliene de Vries
Taakstellend bouwen
Ambtelijk
Marco Zanen
Inhuur 51
Datum
14/1/14
Naam Lisette Boot Robin Hartogh Heys
Zwaartepunt interview
Ambtelijk/bestuurlijk
Wonen boven winkels Sportbedrijf
Bestuurlijk
Jorien Kranendijk
Wonen boven Winkels
Ambtelijk
Margriet de Jager
RegiZorg Sportbedrijf
Bestuurlijk
Hanneke Engels
Re-integratiebedrijf
Ambtelijk
Andries Heidema
Inhuur
Pieter Folkeringa (telefonisch)
RegiZorg
Bestuurlijk (Burgemeester) Ambtelijk
52
Colofon
Druk Lay-out Uitgever
: Xerox QSP Deventer : Xerox QSP Deventer : gemeente Deventer, Rekenkamercommissie
Datum
: maart 2014