Voorwoord Nadat oma van den Heuvel op 7 januari 1961 begraven was (ik was 14 jaar oud), ben ik opa gaan opzoeken. Ik had schoolvakantie en vond het erg dat hij nu alleen was. Opa was een man die weinig sprak en om die reden wist ik niet veel van zijn familie en zijn gedachten. Het boeide mij om meer te weten te komen, vooral omdat ik een sterke verwantschap met hem voelde. Toen ik daar was, in die kamer in het bejaardenhuis te Papendrecht, ben ik gaan informeren naar zijn jeugd en herinneringen. Opa begon me alles te vertellen van wat hij wist en hoe hij dacht. Ook over zijn vader en moeder, zijn grootouders, het voorgeslacht, zijn eigen leven en moeilijkheden. Dit ging door tot aan zijn sterven op 27 juli 1964. Ik kreeg een heel bijzondere band met opa en hij is zonder twijfel naast mijn vader één van de belangrijkste mensen uit mijn leven geworden, in wiens voetsporen ik geestelijk en maatschappelijk verder ben gegaan. We zijn in die tijd met opa naar Amstelveen en de Haarlemmermeer geweest, waar hij was opgegroeid, en hebben daar verschillende familieleden bezocht. Ook zijn we op de begraafplaats in Hoofddorp geweest. Het was boeiend om de reacties te horen van opa, maar ook hoe de familie daar reageerde op het onverwachte bezoek van "ome Jen" (dialect), die ze zolang niet gezien hadden. Daarnaast ben ik in die tijd brononderzoek gaan doen in de Provinciale Rijksarchieven en kon opa dus reeds confronteren met de resultaten hiervan. Heel belangrijk was dat opa een zeer sterk geheugen bezat, vanaf zijn vroege jeugd, iets wat ik ook heb. Daarom lijkt het mij verstandig om alles eens nauwkeurig op te schrijven voor het nageslacht. Ongetwijfeld zijn er nog veel bronnen uit te zoeken en aanvullingen te maken. Opa liet mij veel foto's en documenten zien, maar ook oude persoonlijke boeken uit zijn jeugd. De boeken, die hij van zijn vader gekregen had in 1921, schonk hij mij met een opschrift. Bij zijn sterven was ik aanwezig en na zijn begrafenis moest de kamer worden ontruimd. Tante Corrie pakte alle papieren en fotoboeken uit de kast en lag die bij mij op tafel: "Die zijn voor jou, want dat heeft opa zo gewild". De familie vond het goed en ik was daar heel blij mee. Ik heb dit allemaal bewaard, naast o.a. het pendulestel van opa en oma, de hoge (trouw) hoed van opa en het dominospel uit zijn jeugd. Ter gelegenheid van de familiedag ben ik alles gaan sorteren en heb dit verhaal gemaakt. Bovendien hebben we een CD gemaakt waarop de stemmen van opa en oma en mijn ouders nog te horen zijn. Ook heb ik een aantal persoonlijke herinneringen op papier gezet. Ongetwijfeld zullen de meesten van ons eigen herinneringen hebben. Ik sta open voor aanvullingen of verbeteringen. Natuurlijk kan ik niet alles neerschrijven wat hij mij toevertrouwde. Om met opa zijn woorden te spreken: "Daar heeft niemand mee van doende". Ik hoop dat deze herinneringen echter een bijdrage leveren aan het beter begrijpen van onze familie vanuit de wortels en het karakter met alle fouten en gebreken die ook wij geërfd hebben. Jan L. van den Heuvel (AHzn) 1
Waar komt de naam Van den Heuvel vandaan? In de 17e eeuw woonde ons voorgeslacht in de Betuwe. In bijna ieder dorp vindt men daar een verhoogde plaats die (den) Heuvel wordt genoemd. Deze plaatsen bleven droog als er een dijkdoorbraak van de polder was. De eerste man, die tot op heden uit ons voorgeslacht is gevonden, heet Gerrit Hendriks(zoon). Waarschijnlijk was hij in Opijnen geboren rond 1654. Hij trouwde op 14 april 1700 in Herwijnen met Sarah van Tilburgh, maar overleed kort daarna. Zijn weduwe kreeg een zoon die gedoopt werd op 31 oktober 1700. Ook deze kreeg de naam Gerrit. Sarah Franse van Tilburg (geboren rond 1658 in Herwijnen) was eerder getrouwd met Frans Keppel en had reeds 7 kinderen uit dit huwelijk, waarvan er 2 jong overleden zijn. In 1706 hertrouwde ze weer met Gerard van Kleeft. Gerrit Gerrits(zoon), geboren in oktober 1700 trouwde op 11 februari 1724 met Anna Hendriks(dochter) de Rijck (geboren te Nieuwaal en wonende te Hellouw). Bij dit huwelijk werd de bruidegom voor het eerst Gerrit Gerrits van den Heuvel genoemd.
boerderij "DEN HEUVEL"
"N" is hier niet overgeverfd
In Herwijnen is er een plaats die van ouds "DEN HEUVEL" heet met daarop een oude boerderij en hoogst waarschijnlijk is dit de bakermat van de familienaam. Vervolgens heb ik een kopie van de minuutakte uit 1757, een notariële overschrijving dat Gerrit van den Heuvel een huis met erf en hof verkoopt. Dit is door hem persoonlijk ondertekend, waaruit blijkt dat hij kon schrijven. Uit het huwelijk met Anne de Rijck werden 10 kinderen geboren waarvan er minimaal twee jong zijn overleden. Eén van de kinderen was Hendrik. Gerrit van den Heuvel trouwde voor de tweede maal op 18 juni 1752 met de weduwe Jenneke van Wijk.
De familie gaat naar Heusden Hendrik van den Heuvel, gedoopt op 20 mei 1736 te Herwijnen, trouwde op 24 april 1765 te Heusden (N.B.) met Maria Magdalena Prins, dochter van Hendrik Prins, een welgestelde meester broodbakker. Voor het huwelijk werd 3 gulden betaald, wat toen de duurste klasse was. Hendrik had verschillende beroepen. Hij werd in de akten genoemd als burger, particulier en bierdrager. Hij was lid van het bierdragersgilde. Dit betekende dat hij een zelfstandig ondernemer was en behoorde tot de protestantse kerk. Hij bleek, evenals zijn schoonvader, met succes nog al wat te handelen in huizen en grond. Op een bepaald moment had hij verschillende huizen in bezit binnen de gemeente Heusden. Zijn eigen woonhuis heb ik kunnen vinden. Hij had het gekocht op 12 oktober 1773. Hij verkocht het op 2 juni 1815 aan zijn buurman, de logementhouder, Willem de Bont, maar bleef in het logement wonen tot zijn overlijden op 23 december 1816.
2
Het huis van Hendrik van den Heuvel aan de Wijksestraat in Heusden. De voorgevel werd later vernieuwd.
Het huis werd bij het logement getrokken en kreeg later de naam hotel "Het Wapen van Amsterdam". Nu is er de Rabobank gevestigd. Deze patriottische tijd was onrustig, ook in Heusden. Op 21 september 1787 was er een volksoproer binnen Heusden. De boerenbevolking uit de omgeving was naar de stad getrokken en had 52 huizen geplunderd waarbij met name het huis van Hendrik van den Heuvel wordt genoemd. Alle meubelen en huisraad werd verbrijzeld of gestolen, deuren, ramen werden vernietigd. Uit het huwelijk van Hendrik en Maria werden 7 kinderen geboren waarvan er 3 jong overlijden. Marinus van den Heuvel, gedoopt 14 augustus 1783, was, evenals zijn vader, nogal ondernemend. Hij had een schoenmakerij en trouwde op 5 november 1804 met Grietje van der Pol, dochter van Leendert van der Pol en Grietje Notenboom, geboren te Veen. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren. De oudste zoon noemde men Leendert. Marinus kocht een duur huis in de Wijksestraat, waar ook zijn ouders woonden. Economisch ging het in de Franse tijd niet zo goed. Marinus zag er zijn toekomst in om met Napoleon mee te gaan naar Rusland. Als remplaçant voor een boerenzoon kreeg hij, of zijn erfgenamen als hij kwam te overlijden, het mooie bedrag van 3.200 gulden. In deze tijd kostte een mooi woonhuis, zoals dat van zijn vader, 200 gulden. Bovendien zal hij er zeker aan gedacht hebben dat de soldaten, die naar Rusland gingen lopen, schoenen nodig hadden. Zo liet hij zijn zwangere vrouw en kinderen achter en ging op reis om nooit meer terug te komen. Op 18 januari 1813 verscheen 's middags om vier uur bij de burgemeester opa Hendrik van den Heuvel met in zijn armen een baby, Elizabeth, een kind uit het vrouwelijk geslacht, geboren op 17 dec. 1812 om vier uur 's middags, dochter van Marinus van den Heuvel, soldaat in de Nationale Garde en Grietje van der Pol, zijn echtgenote, samen met enkele getuigen om het kind aan te geven. Van deze dochter Elizabeth heb ik het boek "De Redelijke Godsdienst"van Brakel in bezit.
Het verhaal van Marinus van den Heuvel is mij door opa verteld en later heb ik de bewijzen en akten gevonden.
3
De familie gaat via Veen naar Giessen (N.B.)
Leendert van den Heuvel, gedoopt 27 oktober 1807, is waarschijnlijk al op jonge leeftijd naar zijn grootouders in Veen vertrokken. Hij werd afgekeurd voor militaire dienst vanwege een lichamelijk gebrek. Wat het was, weet ik niet. Hij trouwde daar op 22 april 1836 met Adriana Verkuijl, dochter van Matthijs Verkuijl en Anneke van Wijk. De familie Verkuijl was een aanzienlijke boerenfamilie, die vooral bekendheid kreeg bij de kerkelijke Afscheiding van 1834 en later van grote betekenis zou worden. Na het huwelijk vestigde Leendert en Adriana zich te Giessen waar vijf kinderen werden geboren waaronder Matthijs. De oudste dochter Grieta (voor opa: Grietemeu), geboren 11 november 1836 te Giessen, trouwde op 14 september 1865 te Drongelen met de weduwnaar Bastiaan de Haan, ge-boren 27 december 1822 te Drongelen en daar overleden op 1 oktober 1875. Zij hertrouwde op 14 november 1879 te Drongelen met Gerrit Korsten, geboren daar op 24 december 1846 en overleden op 23 augustus 1917. Grieta overleed in Drongelen op 22 september 1922. De tweede was Matthijs, geboren op 31 augustus 1838. De derde heette Anneke, geboren 19 oktober 1840 te Giessen, overleden in de Haarlemmermeer op 19 augustus 1856. De jongste dochter heette Elizabeth (voor opa: Bethemeu), geboren 1 juni 1842 te Uitwijk. Zij trouwde op 1 juni 1870 te Drongelen met Abraham Cornelis Nicolaas Stiva, geboren te Amsterdam op 10 februari 1848, overleden op 14 oktober 1919. Elizabeth overleed op 21 mei 1923 te Haarlemmermeer. Er werd op 16 augustus 1843 te Almkerk een zoon geboren met de naam Marinus. Deze overleed op 19 juni 1846 te Giessen. Op 25 augustus 1848, enkele dagen vóór de 10e verjaardag van Matthijs, overleed zijn moeder, 41 jaar oud. Leendert hertrouwde op 14 augustus 1851 met Cornelia Oldenburg, die een onechte baby had, genaamd Cornelis. Deze baby werd in het huwelijkscontract ge-echt en ging voortaan door het leven als Cornelis van den Heuvel. Dit alles moet een bijzonder pijnlijke ervaring voor Matthijs zijn geweest, want hij heeft hier nooit over gesproken met zijn kinderen en zijn kleindochter Maria, die hem verzorgd heeft tot zijn dood. Opa wist dit dus ook niet. Een echte Van den Heuvel zwijgt over pijnlijke zaken.... Cornelia Oldenburg was geboren op 16 januari 1812 te Almkerk en overleden op 28 februari 1896 te Giessen. De genoemde Cornelis van den Heuvel was geboren op 5 november 1850 en overleed op 18 mei 1854. Opa vertelde me dat hij als jongen van ongeveer 7 jaar met zijn vader meeging 'op de lange reis' vanuit de Haarlemmermeer naar Giessen. Hij gaf een nauwkeurige omschrijving van het huisje en de boomgaard aan de dijk (slaper). Deze plaats heb ik later gevonden. Het adres is Rietdijk 85. Kort na dit bezoek is opa Leendert overleden op 13 september 1885. Maatschappelijk was hij een kleine boer die zich uitleende voor diverse landbouwwerkzaamheden. Zoon Matthijs vervulde, volgens opa, zijn militaire diensttijd in Dordrecht bij de Cavallerie. Eerst werd hij twee maal afgekeurd omdat hij nog te kort van stuk was, maar de derde keer werd hij toegelaten. Waarschijnlijk is zijn grote liefde voor paarden toen begonnen.
4
Naar de Haarlemmermeer Het waren stuk voor stuk ondernemers die het Land van Altena verlieten en zich als pionier gingen vestigen in de in 1853 drooggelegde Haarlemmermeer. Deze uittocht had vooral ook te maken met de gevolgen van de Afscheiding uit de Hervormde kerk in 1834. Het felle protest tegen de liberale koers van de kerk en de afscheiding van de predikanten G. F. Gezelle Meerburg uit Almkerk en H. P. Scholte uit Doeveren werd door vele families gevolgd. Velen emigreerden naar Amerika (Grand Rapids) en anderen trokken naar de zojuist drooggelegde Haarlemmermeer. Daar bleven de families nauw met elkaar verbonden in kerk en huwelijk. Ome Arie Verkuijl, oudste broer van moeder Adriana, geen onbemiddelde boer, had zelfs nog een tijd gevangen gezeten vanwege het zelfstandig kerken buiten de Hervormde kerk. Hij gaf gelegenheid om op zijn erf kerkdiensten te houden. Ze trokken allemaal met elkaar op: de families Van den Heuvel, Verkuijl, Colijn, Koolhaas, Lankhaar, Rikaart en vele anderen. Aangekomen in de Haarlemmermeer (1855) begon Arie Verkuijl een boerderij met de naam “Ariestee” aan de Aalsmeerderweg in het buurtschap Rijk (FF nr. 11). Bij hem op de boerderij werden vanaf 1857 kerkdiensten gehouden. Leendert van den Heuvel woonde naast hem aan deze weg op nummer 170 (vroeger FF nr. 10), op een boerderij met de naam “Het Land van Altena”. Het eerste werk was het ontginnen van de nieuwe polder. Opa vertelde me van de barre omstandigheden. De paarden hadden er plankjes onder de hoeven tegen het wegzakken en alle huizen werden van hout gemaakt, omdat de slappe grond geen stenen huis kon dragen. Het was pionierswerk voor deze eerste generatie kolonisten. Bovendien werd de Haarlemmermeer getroffen door een choleraepedemie. Er heerste malaria en er was een ongelofelijke kindersterfte. Op 19 mei 1856 overlijdt Anneke van den Heuvel op de leeftijd van nog geen 16 jaar. Zij was dienstbode. Waarschijnlijk zijn het grote verdriet van Leendert van den Heuvel en de barre omstandigheden de oorzaak geweest dat ze besloten om terug te gaan naar Giessen.
Anna Lankhaar en Matthijs van den Heuvel
Zoon Matthijs, geboren 31 augustus 1838 te Giessen, blijft er wel en trouwt op 4 mei 1865 met Anna Lankhaar, geboren te Eethen (N. Br) op 15 augustus 1839. De huwelijksakte werd mede ondertekend door zijn vader L. van den Heuvel. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: De eerste was een doodgeboren kindje op 19 maart 1866. De volgende noemde men Adriana (tante Jaantje), geboren op 10 september 1867, getrouwd met Gerrit Smit (27 jaar) op 19 januari 1887, 7 kinderen, overleden 14 juni 1953 te Amstelveen. Gerrit (ome Gerrit), geboren op 16 maart 1869, getrouwd met Marretje Muis (22 jaar) op 19 april 1893, 12 kinderen, overleden op 29 april 1952 te Nieuwer Amstel (Amstelveen). 5
Op 15 maart 1870 werd er weer een kind dood geboren en op 16 maart 1870 overleed Anna Lankhaar in haar kraambed. Matthijs blijft achter met 2 jonge kinderen, van één en twee jaar. Hij zocht een hulp in de huishouding en vond Cornelia Koolhaas daartoe bereid. Zij was een dochter van Jan Koolhaas (tak van een vooraanstaande familie uit de Bommelerwaard) en Maria de Bruin. Ze werd geboren op 19 november 1839 te Veen (N.Br.). Zij trouwden op 16 augustus 1871. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren van wie er 3 jong zijn gestorven. Ze woonden nog steeds in het buurtschap Rijk van de Haarlemmermeer, een gehucht dat omstreeks 1960 werd afgebroken t.b.v. Schiphol. De eerste dochter was Maria (tante Marie), die werd geboren op 30 april 1872 en trouwde op 20 april 1892 met Jacob de Jong (26 jaar), ze kregen 6 kinderen en overleed op 10 oktober 1922 te Nieuwer-Amstel (Amstelveen). De volgende was Lena Cornelia, geboren op 20 juni 1873 en overleden op 26 januari 1874. De derde noemde men opnieuw Lena Cornelia (tante Lena), geboren 28 september 1874, trouwde met Johannes (ome Hannes) Schrier op 2 mei 1900, kregen 4 kinderen en emigreerden met de Rijndam van de Holland-Amerikalijn op 18 oktober 1910. Ome Hannes was reeds vertrokken op 29 juni. Tante Lena overleed op 14 juni 1960 in de U.S.A. Walnut Everett Washington. Ze hadden een bloeiend boerenbedrijf en woonden op een mooie boerderij. Ik heb tal van foto's en mooie, goed leesbare brieven van haar, die ze aan opa en oma stuurde. Opmerkelijk is haar Christelijk geloof. Al haar brieven besloot ze met: "Zij Gode bevolen van u liefhebbende zuster Lena & fam." Het vierde kind was een jongen, Leendert Jan, geboren op 30 april 1876 en overleden op 25 januari 1877. De vijfde noemde men Jan Leendert, hij heette naar zijn beide opa's en werd geboren op 10 juni 1877 met een flinke wond aan zijn hoofd (links boven) en een gebroken been (rechts bij de heup). De vroedvrouw dacht dat het kind zou sterven en lag het opzij. Het had geen zin om deze Jan Leendert aan te geven, maar na enkele dagen leefde hij nog en knapte hij wat op. Op 12 juni is zijn vader hem toch maar aan gaan geven en werd in de officiële papieren zijn geboortedatum 11 juni 1877. Het zesde kind, een dochter, kreeg de naam Anneke. Zij werd geboren op 17 juli 1878. Zij trouwt op 13 november 1901 met Wijnand van der Flier, geboren op 8 september 1875, een broodbakker, kregen 9 kinderen en overleed op 3 maart 1943. Ze zat thuis voor het raam en werd getroffen door een kogel van een Engels vliegtuig. De kogel ketste af op de straat voor het raam waarachter zij zat (een afzwaaier) en stierf. Op de straatstenen waren nog jarenlang de sporen te zien. Op 26 mei 1879 verhuisde het gezin naar Sloten. Het adres was IJpolder F 12. Hier werd op 10 november zoon Leendert geboren. Daarna verhuisde het gezin op 14 juni 1881 naar Nieuwer Amstel (nu Amstelveen) en vestigde zich in de Middenpolder op een boerderij. De jongste zoon Leendert stierf op 9 september 1881 te Nieuwer Amstel op het adres wijk A nummer 100 zes a.
Jeugdherinneringen van Jan Leendert Opa's vroegste herinneringen gingen terug naar de tijd dat zijn ouders in de IJpolder woonden. Het was van zijn 2e tot zijn 4e jaar. Zijn vader was voor die tijd landarbeider, maar werd in de IJpolder bedrijfsleider (zetbaas). Ze woonden op de boerderij. Opa herinnerde zich dat de eigenaresse soms op bezoek kwam en die bracht dan prentjes (plaatjes) voor hem mee, waar hij heel blij mee was. Op 14 juni 1881 (opa was juist 4 jaar geworden) verhuisden zijn ouders naar Nieuwer Amstel waar zijn vader zelfstandig landbouwer werd. Daarnaast stond Matthijs bekend als koopman en vrachtrijder. Met paard en wagen trok hij er op uit. Op een winter gebeurde het dat hij thuis kwam met bevroren oren. Dit is nooit meer helemaal goed gekomen. Opa doorliep de lagere school en had zijn vrienden voornamelijk in de kerk. Dat was de Gereformeerde kerk. Zijn ouders waren trouwe volgelingen van Dr. Herman Bavinck uit Kampen en moesten niet veel hebben van Dr. Abraham Kuyper uit Amsterdam en van diens leer van de veronderstelde wedergeboorte. Ze waren zeer behoudend Gereformeerd. Eén van opa's beste vrienden was Arie Colijn, die later burgemeester werd van Amstelveen. Opa bezocht hem ook nog regelmatig na zijn trouwen, als hij zijn vader bezocht. 6
Arie Colijn was een jongere broer van Hendrikus (Hein) Colijn, de later zo bekend geworden Minister President. Hun moeder, Anna Verkuijl (Arie's dochter), was een nicht van Matthijs van den Heuvel. In de fotoalbum van Matthijs van den Heuvel, die in mijn bezit is, staan de foto's in van Antonie en Anna Colijn en een nooit gepubliceerde jeugdfoto van hun zoon Hendrikus (Hein).
Hendrik (Hein) Colijn
Opa vertelde me dat Hein in zijn jonge jaren een dwarse vent was. Zijn vader wilde dat hij ging leren en later de boerderij overnam. Maar Hein wilde soldaat worden, wat zeer tegen de zin van zijn vader was. Vooral doordat ze door militair optreden het Land van Altena verlaten hadden en opa Arie Verkuijl daar gevangen zat. Ze moesten niets hebben van militairen. De woordenwisseling tussen vader en zoon liep zo hoog op dat Hein zijn vader toebeet: "Ik verzuip me nog liever, dan dat ik jouw zin doe". Zijn vader, ook niet mis, pakte zijn oudste zoon bij kop en kont en duwde hem in de Ringvaart onder water, net zo lang totdat die blauw zag. Toen Hein weer met zijn hoofd boven water kwam, vroeg zijn vader:"Wil je nu doen wat ik je gevraagd heb?" "Nee", antwoordde Hein "verzuip me maar". Later is hij toch voor onderwijzer gaan studeren. Antonie Colijn zat in de kerkenraad van Haarlemmermeer-Oost. Matthijs was niet zo'n sociaal bestuurder, hij liet dit werk liever aan anderen over. Opa doorliep de Christelijke lagere school. Hij vertelde dat hij goed kon leren. De meester maakte indruk op de leerlingen omdat hij met een velocipé (een voorloper van de fiets, met een groot voorwiel en klein achterwiel) naar school kwam.
Het boerenerf van Matthijs van den Heuvel
De boerderij groeide en Matthijs werd één van de aanzienlijke boeren uit de omgeving (zo'n 40 bunder land). Hij stond bekend om zijn prachtige paarden waarmee hij op keuringen hoge prijzen haalde. Zoals bijna alle huizen was de boerderij uit hout opgetrokken. Na zijn schooltijd werkte opa op de boerderij evenals zijn broer Gerrit. In de wintermaanden, als er geen werk was, las opa veel. Hij kon de bijbel bijna uit zijn hoofd. Ik herinner me, dat als je opa een psalm noemde, dat hij die helemaal opzegde. Ook kende hij veel gedichten. Zijn Catechisatievragenboekje van Hellenbroek heb ik in mijn bezit met voorin heel mooi geschreven: Jan van den Heuvel. Verder heb ik ook uit zijn jeugd zijn dominospel en als kind moest je niet met hem gaan knikkeren, want je verloor het altijd. Zijn verstand was heel scherp. Als er ijs was ging hij vaak schaatsen op de Ringvaart. Zijn instelling was uiterst serieus, dit in tegenstelling 7
tot zijn broer en zusters. Hij kreeg nog al eens te horen dat hij het leven eens wat luchter moest nemen. In zijn jeugd had hij heel goed contact met zijn moeder en zus Marie. Zijn halfbroer Gerrit was heel anders. Die hield van uitgaan en pakte geld aan voor het werken op de boerderij. Voor opa hoefde dat niet omdat hij het niet of nauwelijks nodig had. Opa leefde sober en hij had een trouw karakter. Zorgen en blijdschap waren er ook op de naar buiten toe welvarende boerderij. Zijn oudste zuster Jaantje was nog maar 18 jaar en bleek zwanger te zijn. Toen het kind geboren was, is ze op haar 19e jaar getrouwd en werd haar zoontje Matthijs ge-echt. Later is Thijs naar Canada vertrokken. Op 17 augustus 1896 vierde Matthijs van den Heuvel en Cornelia Koolhaas hun 25-jarig huwelijksfeest. De uitnodiging voor de receptie heb ik in mijn bezit. Begin september 1899 werd Cornelia, opa's moeder, ernstig ziek. Ze bleek longontsteking te hebben. In die tijd waren daar geen geneesmiddelen voor. Opa vertelde dat de derde dag van deze ziekte beslissend was, erop of eronder. Zijn lieve moeder ging sterven. Eén voor één kwamen de kinderen naar haar toe om afscheid te nemen. Vader Matthijs stond naast het bed van zijn vrouw. Toen opa aan de beurt kwam, pakte zijn moeder, na de afscheidswoorden, een beurs met geld en wilde die aan haar zoon Jan Leendert geven. Ze zei:"Dit heb ik steeds voor je bewaard. Jij wilde het niet aannemen voor het werken op de boerderij. Je broer Gerrit deed dit wel. Jij hebt er net zo goed recht op". Ze strekte haar hand uit om het aan Jan te overhandigen, maar vader Matthijs griste het uit de handen van zijn vrouw en zei: "Hier weet ik niets van en dit gebeurt niet". Zo is zijn lieve moeder op bijna 60-jarige leeftijd op 7 september 1899 gestorven. Intens verdrietig bleef opa achter. Ik heb de rouwkaart van zijn moeder gekregen waarop staat: Haar getuigenis, dat haar einde vrede was en zij dus inging in de ruste, die er overblijft voor het volk des Heeren, lenigt eenigszins onze diepe smart. Opa liet rouwvisitekaartjes drukken, die ik ook van hem kreeg.
Opa leert Pieternella Zuiderent kennen In diezelfde tijd leerde opa Pieternella Zuiderent kennen. Zij logeerde bij haar tante Mieke in de Haarlemmermeer. Mieke (Maria Rikaart) was weduwe van Arie Zuiderent, een broer van opa Zuiderent, de vader van Pieternella. Zij woonde daar met haar kinderen bij haar vader. Ze was heel arm, had in Rotterdam op verschillende plaatsen gewoond en gewerkt als wasvrouw en was een goede bekende van de familie Van den Heuvel. Toen nicht Pietje kwam logeren vond ze het bijzonder leuk om haar kennis te laten maken met die serieuze jongen Jan van den Heuvel. Het lukte ... de vonk sloeg over. Zo ging opa iedere maand naar 's-Gravendeel om Pietje beter te leren kennen.
Matthijs van den Heuvel en Maria Rikaart
Maar er gebeurde meer…… De goedlachse en royale Mieke, want geld uitgeven deed ze graag, wist ook het stugge, autoritaire hart te breken van de rijke, wat in zichzelf gekeerde boer, Matthijs van den Heuvel. Zij gingen in ondertrouw op 13 mei 1900 en de huwelijksvoltrekking zou plaatsvinden op woensdag 13 juni. Dit zo'n 9 maanden na het sterven van de geliefde moeder van de kinderen. Dit werd niet geaccepteerd. 8
De jongste kinderen hadden verkering en tussen mei en juli werden er drie huwelijken gesloten in de familie. Zoals Matthijs het 2e huwelijk van zijn vader niet accepteerde, zo konden zijn vier jongste kinderen zijn derde huwelijk op bijna 62-jarige leeftijd met een 16 jaar jongere vrouw moeilijk accepteren. Opa wilde er niets meer van zien en vertrok naar 's-Gravendeel waar hij met veel liefde ontvangen werd bij zijn schoonouders Zuiderent. Opa en oma gingen in ondertrouw op 11 juli 1900 en trouwden op 26 juli. De trouwkaart heb ik van opa gekregen. Ongeveer één keer per jaar bezocht opa zijn vader en stiefmoeder, maar helemaal goed gekomen is het nooit. Matthijs was iemand die zich liet gelden en opa was sober en eenvoudig. Als opa naar Amstelveen ging, dan waste hij zich heel goed en hij schoor zich (hij had een rode baard), waar hij zich anders vaak geen tijd voor gunde, en ging er als een heer naar toe. Kwamen zijn vader en tante Mieke, zoals zijn tweede moeder genoemd werd, naar Dubbeldam, dan moest het huis opgeknapt worden, zoals b.v. een nieuw haakje aan de WC-deur. Opa ging ze dan met het rijtuig (tilbury) van de trein halen. Als ze dan goed en wel binnen waren, kwamen de kinderen stuk voor stuk een hand geven en moesten ze tante Mieke een zoen geven op haar dikke lippen. Daarna kregen ze van tante Mieke ieder een gulden, een royaal bedrag voor die tijd.
De boerderij van Zuiderent waar oma opgroeide
Tegen de avond moest opa zijn vader en tante Mieke naar 's-Gravendeel brengen, waar zij dan de nacht doorbrachten in het grote huis van de familie Zuiderent. Opa was bang voor commentaar van zijn vader. Met een wat scherpe stem liet hij zich gelden.
Zo ging het door tot Matthijs 86 jaar was en hij de bovenstaande mooie staande foto meebracht.
9
De boerderij aan de Van Dam van Isseltweg 57 te Amstelveen Ondertussen werd het werk op de boerderij toch wat zwaar. Naast landbouwer had hij veel vee, waaronder prachtige paarden. Er waren twee woonhuizen. In het grote huis woonden Matthijs van den Heuvel en zijn vrouw Maria Rikaart en kleindochter Maria van den Heuvel (dochter van Gerrit). In het tweede huis woonden Huig Bastiaan Zuiderent, zoon van Maria Rikaart, de dienstbode Metje van Roekel en het kleinkind Cornelia Smit (dochter van Jaantje).
In 1919 werd de boerderij met alle bijgebouwen verkocht aan Hendrikus Olij en zijn gezin. Enkele mooie paarden nam opa over. Het perceel omvatte ondermeer: een woonhuis met aangebouwde schuur en een kleiner woonhuis, een stenen en een houten veestalling, een hooiberg, twee grote en één kleine houten schuur, twee varkenshokken, een gaswel en een graansilo. Daarnaast de beplanting, bestaande uit tientallen fruitbomen, loofbomen en heesters. Na veel getouwtrek met de familie de Haan, die toen eigenaar was, heeft de gemeente Amstelveen voor een bedrag van bijna 80.000 gulden de zaak onteigend om er flats te bouwen. In 1960 is de boerderij gesloopt. De bouwtekening is in mijn bezit. Hoeveel Matthijs in 1919 voor de boerderij gekregen heeft, is mij niet bekend, maar het schijnt een behoorlijk bedrag geweest te zijn. De economie leefde juist na de eerste wereldoorlog op.
Matthijs liet een eenvoudig renteniershuis bouwen op nummer 48 aan de Van Dam van Isseltweg en betrok dat met vrouw en kleindochter Marie (Gerrits dochter). Mogelijk verhuisde ook dienstbode Metje van Roekel mee.
10
Laatste levensjaren van Matthijs van den Heuvel en Maria Rikaart Het overige geld bracht hij bij een notaris in Amsterdam, die het voor hem zou beleggen. Later bleek deze notaris het geld er te hebben doorgebracht en is hij rechterlijk vervolgd en uit zijn ambt gezet. Om deze reden en ook omdat de familie in Amstelveen het maatschappelijke niveau niet had kunnen handhaven heeft opa na het overlijden van zijn vader afstand gedaan van de erfenis. Er waren nogal wat zorgen in de grote gezinnen. De crisisjaren waren aangebroken. De oudste dochter Jaantje werd vroeg weduwe. Gerrit had het niet veel verder gebracht dan landarbeider. Dochter Maria overleed in 1922. Lena was met haar gezin naar Amerika vertrokken. Anneke, die met haar man Wijnand een broodbakkerij had, kreeg financieel grote problemen doordat Wijnand aan de drank raakte. Soms kwam hij niet thuis en moest ze hem gaan zoeken. Vaak vond ze hem laveloos aan de kant van de weg. De bakkerij verliep en ging verloren. Toen opa in februari 1921 zijn vader bezocht, kreeg hij diverse oude familieboeken mee. Het was de familie-Statenbijbel, een Pieter Keur, die later naar ome Huug is gegaan, die deze verkocht. De perkamenten boeken van Flavius Josephus, een uitgave met prenten uit 1698, de Redelijke Godsdienst van Brakel uit 1724 en Keur uit de werken van Jacob Cats. In 1961 heb ik deze boeken met opschrift van opa gekregen. Later ontving opa nog de kerkbijbel van zijn vader met de gouden letters erop: M. van den Heuvel, die doorgegeven werd aan ome Thijs. Matthijs werd 90 jaar en dat werd gevierd, niet alleen met familie, maar ook vrienden kwamen feliciteren. Onder hen was mevrouw Lena Colijn-Groenenberg, die mede namens haar man, de politicus en staatsman Hendrikus Colijn de felicitaties kwam overbrengen. Toen in 1930 de Wieringermeer werd drooggelegd, Matthijs was 92 jaar, sprak hij de wens uit dat hij daar nog graag naar toe had gegaan om te pionieren zoals hij dat ook had gedaan in de Haarlemmermeer. Zijn geest wilde wel, maar hij was er te oud voor. Op 26 december 1931 overleed Maria Rikaart in de ouderdom van ruim 77 jaar. Zij werd begraven op de algemene begraafplaats te Hoofddorp, na een huwelijk van ruim 31 jaar. Langzaam verminderden de krachten van Matthijs. Ook van zijn autoritaire houding was niets meer over. Hij werd goed verzorgd door zijn kleindochter Marie en haar man Henk Niezen. Zij beschreven hem als een lieve oude man. Hij zag vreselijk tegen de dood op, waarbij hij God moest ontmoeten. Het laatste jaar van zijn leven lag hij vrijwel constant op bed met een slaapmuts op, at weinig, elke dag hetzelfde: een geklutst ei. Zijn verstand, gehoor en ogen zijn tot het laatst toe goed geweest. Hij beleefde veel plezier aan zijn achterkleinzoon Henk. Hij stierf op 22 december 1934 op de gezegende leeftijd van 96 jaar. Hij werd begraven bij zijn derde vrouw in het familiegraf te Hoofddorp. Ruim 40 jaar geleden heb ik de grafrechten overgenomen en sindsdien betaal ik voor het onderhoud en de instandhouding.
Opa & oma starten in 's-Gravendeel en vestigen zich in Dubbeldam Oma Pieternella Zuiderent werd geboren op 7 februari 1880 en was een dochter van Bastiaan Zuiderent en Grietje de Geus*.
Na hun huwelijk, op 26 juli 1900, vestigen opa en oma zich in 's-Gravendeel, in een huis aan de Kreekkant. Het trouwboekje en de trouwkaart zijn in mijn bezit. * Over de familie Zuiderent en De Geus verschijnt eind 2011 een boek 11
In 's-Gravendeel werden de twee oudste zoons geboren, Matthijs Bastiaan (31 december 1901) en Bastiaan Matthijs (30 juni 1903). Opa, die in de polder Wieldrecht het nodige land bewerkte via zijn schoonvader, verhuisde omstreeks 1904 met zijn gezin naar de Wieldrechtse Zeedijk (Gemeente Dubbeldam).
Op 24 december 1907 werd een woonhuis met schuren, erf, wei en bouwland gekocht aan de Rijksstraatweg te Dubbeldam. Het koopcontract heb ik in mijn bezit. In Dubbeldam werden de volgende kinderen geboren: Cornelis (7 februari 1905), Aart (8 oktober 1906), Jan Leendert (19 december 1907), Arie Hugo (17 april 1910), Cornelia Margaretha (27 mei 1911), Hugo Gerrit (14 juni 1914), Margaretha Maria (10 februari 1917).
1924, familiefoto voordat zoon Cor emigreerde naar Canada
12
Zoon Cornelis was thuis niet zo gemakkelijk. Hij haalde heel veel kattekwaad uit, waar vooral opa woest over werd. Cor stak de hooiberg in brand waardoor bijna de gehele boerderij was afgebrand. Toen hij daarna met vrienden de woning van de onsympathieke hoofdonderwijzer “verbouwde” tijdens diens afwezigheid, moest hij de Tweede Tol verlaten. De maat was vol en Cor verhuisde naar 's-Gravendeel. Hij werd bij opa en oma Zuiderent met hun ongetrouwde dochters opgevoed. Cor was 19 jaar oud toen hij met twee vrienden, waarmee hij veel had uitgehaald, naar Canada emigreerde. Hij had daar geen gemakkelijke tijd en oma wilde hem wel terug laten komen, opa niet. Toen zij in 1950 het gouden huwelijksfeest vierden, lieten ze Cor overkomen en was de ontmoeting onvergetelijk. Ze waren allemaal ouder en wijzer geworden. Nooit zal ik vergeten hoe we ome Cor met zijn vrouw en dochter in 1958 op Schiphol gingen ophalen. Wat was opa ontzettend nerveus toen het vliegtuig ging landen. Ze zijn toen met elkaar naar ome Thijs gegaan, waar oma reeds aanwezig was. Nu weer terug naar ongeveer 1925. Op 26 juli werd het 25-jarig huwelijksfeest gevierd. Ter gelegenheid van dat feest kregen opa en oma van de familie Zuiderent een prachtig klokkenstel, een franse pendulestel uit ± 1880, dat sinds het overlijden van opa in mijn bezit is. Opa was een harde werker, stond 's morgens heel vroeg op om het vee te verzorgen en werkte hard op het land. Hij was ijzersterk. Ik heb wel gehoord van mensen die hem gekend hadden, dat hij een boerenwagen alleen door het land trok. Het werk delegeren vond hij moeilijk. Als hij werk zag, dan pakte hij zelf aan en stonden de arbeiders om hem heen te kijken wat ze doen moesten. ’s Avonds thuis ging hij na het eten voor zijn grote gezin nog aardappelen schillen voor de volgende dag en zat dan te knikkenbollen van de slaap. Als er tijd voor was, liep opa op vrijdag naar de markt in Dordrecht. Hij had dan een sloop bij zich en kwam met een heleboel vis over zijn schouder terug. Veel praatjes had hij niet, ook voor zijn kinderen was hij vaak kortaf. Oma was precies het tegenovergestelde. Zij kon breed praten en liet het werk graag aan anderen over. Haar jongere zusters kwamen nog al eens logeren om in het grote gezin te helpen en later moesten de jongens ook allemaal leren om te koken en het huishoudelijk werk te doen. Ieder kind had zijn eigen taak. Zoon Jan poetste de kachel en kreeg dan zoveel zwarte vegen op zijn gezicht dat hij bijna nog zwarter zag dan de kachel zelf. Vooral met het kleine zusje Gré werd veel gespeeld. De grote broers duwde de kinderwagen zo hard mogelijk van de ene kant van de kamer naar de andere kant, net zo lang tot de kraaiende Gré met kinderwagen en al onderuit ging. Toen werd het brullen en werden de jongens stevig onderhanden genomen. Als oma visite kreeg, dan kon het eten wel eens wachten. Als opa dan thuis kwam, ging hij in de deuropening staan wachten, zonder iets te zeggen, totdat de visite wegging. Toch kon je aan opa altijd merken dat hij met goede manieren was opgevoed. Hij was nooit grof in de mond, sprak altijd beschaafd, waarbij het dialect van zijn geboortestreek gehoord werd. Hij handhaafde in zijn spraak het verkleinwoord (t)je i.p.v. (t)ie, zoals dat in deze streek gebruikelijk is. In zijn geboortestreek zeggen ze 'temet' voor bijna. Opa kreeg hier daarom de bijnaam Jan Temet. Het christelijk onderwijs had hun grote belangstelling. Opa zette zich er volledig voor in om aan de Tweede Tol een Christelijke School te stichten. Hij was één van de oprichters van het schoolbestuur en wist als penningmeester de nodige gelden bijeen te brengen om zijn grote wens te realiseren. Opa was, ondanks zijn moeilijk communiceren, heel fijn gevoelig en emotioneel. Oma was 'hard' en veel meer op het uiterlijk en op zichzelf gericht. Zoon Aart kon heel goed leren en mocht verder gaan studeren. Ik heb de onderwijsakten en cijferlijst in mijn bezit, evenals wat persoonlijke bezittingen, waaronder zijn zilveren zakhorloge met standaard. Het was dan ook verschrikkelijk toen hij op 19-jarige leeftijd ziek werd. Eerst kreeg hij longontsteking en snel daarna bleek het t.b.c. te zijn. Hij moest in een tent (een huisje) naast het woonhuis worden verpleegd. Later kreeg tante Corrie deze ziekte ook, maar zij genas. Aart bracht zijn tijd door met veel lezen en maken van gedichten. Het was een vrolijke, serieuze jongen. Juist voor hij stierf had hij, 13
tot ontsteltenis van de familie, al zijn gedichten verscheurd en in de toiletemmer gedeponeerd.
Toen Aart overleden was op 27 jarige leeftijd, 5 mei 1934, vonden zijn ouders achterin zijn bijbel het volgende gedicht, dat als zijn testament mag gelden:
Hoe luttel zijn mijn lichaamskrachten, Wat ben ik spoedig moe. Steeds wil ik iets betrachten, Maar ach, waar dient het toe. Het blijft een wakend wachten, Een wachten, dag aan dag. Reeds lang verstomden klachten En ijdel zelf beklag. Wat geeft het om te klagen, Te treuren om mijn lot, Er menschen mee te plagen, Zij kunnen slechts beklagen En 't klinkt vaak als een spot. Te sterken, dat kan God. Want zoo wordt niet alleen een zegen Voor eigen hoofd en hart verkregen. Veel verder dan gij soms vermoedt
Reikt vaak de keuze die gij doet. O God, gij kunt mij sterken En steunen door uw kracht. Gij wilt van harte werken Door uwe liefdemacht. Uw licht laat Gij er schijnen In 't donker van de nacht. Gij laat geen mensch verkwijnen, Maar geeft de moede kracht. Wilt Gij het mij maar leeren, Waar of mijn pad ook ga. Mij steeds tot U te keren, Van U slechts te begeren Tot straks mijn doodsuur sla, Te leven van gena. Aart van den Heuvel '34
In alles ervoer opa een enorme steun van zijn schoonouders met wie hij alles besprak. Zij betekenden meer voor hem dan zijn eigen vader, zoals hij mij vertelde. De crisisjaren waren aangebroken en menige trotse boer moest met pijn zijn boerderij verlaten. Opa leefde eenvoudig, moest niets van opschepperij hebben en iedereen stond versteld dat deze eenvoudige boer het zo kon volhouden. Er was veel jaloezie in het gehucht De Tweede Tol. Velen konden zijn standvastigheid niet uitstaan. In de oorlog moest het land rond het huis onder water worden gezet en opa, zo actief als hij was, maakte met zijn zoons een dijkje rond het huis, zodat alles binnen droog bleef. Op een nacht kwamen er boze buurtbewoners de dijk doorsteken, zodat alles nog onder water liep. 14
Na de oorlog naar 's-Gravendeel Na de oorlog trouwde zoon Huug en hij nam de boerderij over. Opa en oma verhuisden naar 's-Gravendeel. Zij gingen wonen in de rentenierwoning van opa en oma Zuiderent, bij tante Teu, een vrijgezelle zus van oma.
Het adres was Smidsweg 29. Als jochie heb ik daar verschillende keren gelogeerd. Opa was altijd druk bezig met alle mogelijke huishoudelijke werkzaamheden. Hij stond elke morgen om zes uur op, had een eigen moestuin en ging soms ook helpen bij zoon Bas of bij ons. Oma noemde en sprak opa aan met “(de) baas". Opa was een grote eter, het smaakte hem allemaal goed en hij maakte de pannen leeg. Vooral andijvie lustte hij graag. Hij noemde het jandivie. Oma smaakte het eten niet zo goed, ze was erg kieskeurig en zei: "Ik mot niet meer, hier baos(dialect), hier heb jij het" en maakte haar bord leeg op opa's bord, die het geduldig opat. Ik herinner me nog enige verhaleno.a over de tijd op de boerderij: Er was een muis verdronken in een emmer melk. Opa raapte de dooie muis eruit, maar niemand wilde de melk opdrinken. Opa begreep dat niet. Hij vond het zonde om de melk weg te gooien.... Oma had ontdekt dat er een muis in het stro van de bedstede was. Oma wilde niet naar bed voordat ze zeker wist dat de muis weg was. Opa begreep dit niet en al brommend heeft hij de bedstede leeggehaald en van nieuw stro voorzien.... Ik herinner me dat opa en oma samen aan een eettafel zaten voor vier personen in het bejaardenhuis. Ze hielden niet van kletspraatjes, dus hadden ze deze tafel uitgezocht. Opa begon nogal dik te worden. Na onderzoek bleek dat de pannen met eten op alle tafels hetzelfde waren en opa het niet over zijn hart kon verkrijgen dat er eten weggegooid moest worden. Hij at dus de pannen leeg. Als je opa zag, dan was hij in beweging. Stil zitten kon hij niet. Hij had bepaalde nerveuze trekken. Voor hij iets zei zag je zijn lippen al bewegen. Als je bij hem op bezoek was, dan zat hij met zijn vingers in elkaar en duwde duim voor duim naar onder. In de handel was oma veel scherper dan opa. Hij was goedgelovig en te overbluffen. Hij had een positieve instelling op het leven en kon enorm lachen om humoristische voorvallen. Als je opa vroeg iets te doen, dan zei hij geen ja of nee, maar "Wij zullen wel eens kijken", om het even later te doen. Thuis kon hij mopperen om dingen die niet (snel genoeg) naar zijn zin gingen of begrepen werden. Tegenover buitenstaanders bleef hij vol geduld. Ook voor (kleine) kinderen had hij niet veel geduld, vooral drukke kinderen verwarden hem. Oma kon goed met kinderen omgaan. Zij kon zich goed verplaatsen in hun fantasiewereld en kon leuk vertellen. De jongens sprak ze aan met: "hé joochie". Voor de politiek had vooral opa heel veel interesse. Dit was ook zo bij zijn ouders in Amstelveen. Zij waren volbloed Anti Revolutionair, in de lijn van Groen van Prinsterer en Colijn. Ik herinner me nog goed dat tijdens de bezoeken altijd de politiek ter sprake kwam. Opa las heel goed de krant en was daarom goed op de hoogte van alles wat er gebeurde. 15
In 1950 was het groot feest. In de werkplaats van mijn vader werd het 50-jarig huwelijksfeest gevierd. Ik weet nog (ik was 3 jaar) dat alles in gereedheid werd gebracht. De rekken met verfpotten werden met kleden afgedekt. Er werd in het café op de dijk een harmonium gehaald om de zang te begeleiden en de fa. Vogelenzang uit Dordrecht kwam met paard en wagen stoelen en tafels brengen. Wat was het spannend om paard en wagen te keren op de smalle oprit. Ik vergeet het nooit! Toen kwam de watersnood van 1953 en 's-Gravendeel liep onder water. Na een spannende nacht en dag werden ze uit het huis gered, evenals tante Corrie en ome Dries. Zij belandden bij ons in huis. Toen het water zakte is opa (inmiddels 75 jaar) samen met ome Bas, ome Dries en mijn vader met lieslaarzen polshoogte wezen nemen. Alleen de radio had opa mee naar boven kunnen nemen, verder dreef het meubilair overal rond. In 1955 werd in 's-Gravendeel op eenvoudige wijze het 55-jarig huwelijksfeest gevierd. Alle kleinkinderen kregen toen een mooi lederen psalmbijbeltje met het nieuwe testament, voorin een opschrift met tekst en daaronder schreven opa en oma hun naam.
Naar Papendrecht Een jaar daarna begonnen de werkzaamheden in en rond het huis ze toch wat op te breken. Oma werd minder goed ter been. Van zoon Huug kregen ze te horen dat er een mooi bejaardenhuis in Papendrecht geopend zou worden. De beslissing was moeilijk, maar voor proef gingen ze erheen. Het was net voor december en ze werden er hartelijk ontvangen door burgemeester Keijzer, die daar voorzitter was. De feestdagen in het bejaardenhuis ervaarden ze zo goed dat ze er geen moeite mee hadden om te blijven. Ze hadden één van de mooiste kamers gekregen. Toen ze erachter kwamen dat 'de overburen' in eenzelfde kamer woonden, maar de gemeente voor hen betaalde, terwijl opa het uit eigen middelen deed, was de verontwaardiging groot. Opa vroeg een gesprek aan bij de burgemeester om zijn ongenoegen te uiten. Recht is recht, daar streed hij voor.
16
Het diamanten huwelijksfeest van 1960 kwam in zicht. Ze besloten om het Dorpshuis af te huren. Zij hebben samen het hele feest georganiseerd met consumpties e.d. zonder hulp of tussenkomst van kinderen. Velen hadden gedichten gemaakt waarbij we vooral ome Dries noemen die onvermoeibaar bleek te zijn. Mijn moeder bespeelde de piano, er werd veel gezongen. Ik heb alle gedichten van de bruiloften nog in mijn bezit. Ook werden er voordrachtstukjes gedaan door kleinkinderen.
Een hoogtepunt was het aanbieden door de burgemeester en zijn vrouw van een prachtige fruitmand namens Hare Majesteit de Koningin, met een brief van de secretaresse Jonkvr. C.E.B. Röell. Het was onvergetelijk. Na afloop boden enkele kleinzoons aan om alle cadeaus naar het bejaardenhuis te brengen. Onderweg kregen er enkelen reuze trek in een banaan. Toen oma even later thuiskwam constateerde ze dat er bananen 'waren gestolen'. Ze wilde tot op de bodem uitgezocht hebben wie dit gedaan had en dat terwijl er toch volop op het feest gegeven was. Opa maakte zich niet zo druk hierover. Zover ik weet hebben de daders zich nooit gemeld.... 17
Overlijden en begrafenis van oma Op 4 januari 1961 overleed oma toch nog vrij plotseling in haar slaap. Ze was al een paar dagen niet zo lekker. Opa merkte 's nachts wel dat ze nogal stil lag, maar toen het ochtend werd, zag hij dat ze overleden was. Oma was 80 jaar. Ze is begraven op de begraafplaats te Dubbeldam in een eigen graf. Opa kocht het grafonderhoud af voor eeuwig durend, want hij wilde niet dat de familie later rond moest gaan voor de onkosten. Ik ben nu verantwoordelijk voor het graf, omdat iemand dat moet zijn. In het voorjaar werd de grafsteen geplaatst en opa kreeg daarvan bericht. Voordat hij de rekening betaalde, wilde hij het toch zien. Op een goede dag, het was mooi weer, ging opa (hij was 84 jaar) lopend van het bejaardenhuis te Papendrecht, dwars door Dordrecht, naar de begraafplaats in Dubbeldam. Toen hij het daar gezien had, wandelde hij door naar Wieldrecht. Tot onze grote verwondering, het was rond de middag, stond opa opeens voor de deur. 's Avonds heeft mijn vader hem weer naar Papendrecht gebracht. Echt moe was hij niet. Als gevolg van zijn geboorte met een gebroken been had hij een bepaalde gang in het lopen. Hij maakte een slingerende beweging met zijn rechter been. Fietsen kon hij niet gemakkelijk, maar lopen ging hem goed af.
De laatste jaren Opa was 86 jaar toen hij een uitnodiging kreeg voor een feestelijke viering van het 50jarig bestaan van de Christelijke schoolvereniging en het 40-jarig bestaan van de Christelijke school aan de Tweede Tol. Opa was nog de enige in leven zijnde oprichter. Nadat diverse sprekers waren geweest, waaronder de burgemeester van Dubbeldam, zag ik tot mijn grote verbazing opa opstaan en naar voren gaan. Ik kende hem als een wat nerveuze man die moeilijk en soms hakkelend sprak. Hij werd op het podium geholpen en begon daar, helemaal uit het hoofd, helder en voor iedereen verstaanbaar, zonder hakkelen, uiteen te zetten waarom hij voorstander was van het Christelijk onderwijs. Dat had hij in zijn jeugd ook gehad en daarom had hij zich ervoor ingezet dat het aan de Tweede Tol ook moest komen. Hij werd benoemd als erelid. Tot op het laatst hield hij zijn boekhouding zelf bij. Ik bezit zijn schriften, bijgewerkt tot 1 juni 1964. Zijn belastingbiljet vulde hij zelf in en hij was eerlijk en slim. Op de dag van zijn begrafenis lag er een oproep van de Inspecteur van Belastingen om te verschijnen op het Belastingkantoor te Dordrecht. Mijn vader is er voor hem geweest. Alles was prima in orde. Opa was ook bijzonder betrokken bij het kerkelijk leven. Vanaf zijn huwelijk was hij Christelijk Gereformeerd. Hij wist alles over het reilen en zeilen van de kerk, zowel plaatselijk als landelijk. Veel geld leende hij uit voor kerkbouw. In Papendrecht moest een nieuwe kerk worden gebouwd en er werd besloten dat ieder gezin een bepaald bedrag per jaar moest bijdragen, afhankelijk van het inkomen. Opa was toen 86 jaar en besloot om het maar voor 10 jaar tegelijk te doen. Als hij daarna nog leefde, dan mochten ze terugkomen. De kerkenraad was er beschaamd mee. Op de begrafenis van opa vroeg de dominee aan mijn vader of dat dit toch wel goed was. Zo was opa, heel zuinig voor zichzelf en een stille gever voor een goed doel. Ik zie hem nog zitten aan de grote tafel voor het raam. Rechts van hem lag de bijbel, waarin hij veel las. Daarnaast zijn dunne leesbril. Evenals bij zijn vader was ook bij opa zijn verstand, gehoor en ogen goed tot aan zijn overlijden. Hij had een leesbril, maar bij goed licht kon hij ook zonder bril lezen. Het was geen man van vrome praatjes. Hij was nuchter, echt en eenvoudig. Het laatste jaar werd hij ziek. Hij kreeg moeite met het plassen, werd geopereerd en kreeg een zijuitgang. Ik kwam een keer bij hem en toen stond de klok stil. Dat is niks voor opa, nu gaat het niet goed. Hij kwam op bed te liggen. Zijn onderlichaam werd helemaal donker. Zijn sterke hart bleef nog een dag of tien pompen. Ik was erbij met mijn vader en we zagen dat het minder werd. Ik heb ome Thijs gebeld en toen die aanwezig was, overleed opa op 27 juli 1964, 87 jaar oud. Graag wil ik besluiten met een uitspraak van ome Cor, die de laatste jaren veel met hem correspondeerde: "Ik heb nooit geweten dat ik zo'n vader had". Jan L. van den Heuvel (AHzn) 18