Jaar van het geloof - Bisdom Rotterdam Vaticanum II Markant: studiemiddag over Lumen gentium Inleider: dr. Kees van Vliet Voorburg, Vronesteyn, 25 okt. 2012
Lezing tijdens de studiemiddag
Betekenis en actualiteit van de ecclesiologie van Vaticanum II. Pleidooi voor een relecture van Lumen gentium - 50 jaar na dato. Stap 1. Vaticanum II en het zelfverstaan van de Kerk. Inleidende reflecties Stap 2. Geen selectieve maar een integrale lezing van alle acht hoofdstukken Stap 3. Grote veranderingen. Lumen gentium in het licht van de voorafgaande eeuwen Stap 4. Vier fasen in de receptie van Vaticanum II en de “hermeneutiek van de hervorming” Stap 5. Over de vruchtbaarheid van Lumen gentium aan het begin van de 21ste eeuw ook voor de Kerk in de Randstad
Wanneer u Lumen gentium voor het laatst ter hand hebt genomen weet ik natuurlijk niet. Het belang en de actualiteit van de kerkvisie van Vaticanum II vragen echter om een relecture, vijftig jaar na aanvang van het concilie. Dit dient te geschieden te midden van de huidige context. Dat wil zeggen met een serieus nemen van ontwikkelingen in Kerk en cultuur gedurende de laatste decennia, met een serieus nemen van ontwikkelingen in de theologie en ook van ontwikkelingen en veranderingen in het persoonlijke leven van een ieder van ons. Het “Jaar van het geloof” biedt een goede gelegenheid voor die relecture. Met deze voordracht probeer ik de kaders te schetsen waarbinnen Lumen gentium vruchtbaar opnieuw bestudeerd kan worden. De voordracht bestaat uit vijf stappen.
Stap 1. Vaticanum II en het zelfverstaan van de Kerk. Inleidende reflecties In de gemeenschap van de katholieke Kerk leeft een helder bewustzijn van haar identiteit en zending. Het was echter in het verleden en het is nog steeds voor theologen en bisschoppen een ingewikkelde opdracht om woorden te vinden, om dat zelfverstaan op evenwichtige wijze uit te drukken en te communiceren. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in haar constitutie Lumen gentium een omvattende zelfbeschrijving van de Kerk gegeven. Dit was voor het eerst in de geschiedenis van de Kerk. De sleutel tot een juiste interpretatie van dit waardevolle document bestaat uit drie principes. Ten eerste, een serieus nemen van alle acht de hoofdstukken, en bijvoorbeeld niet slechts van het tweede hoofdstuk “Het volk van God”; ten tweede, een beschouwing van zijn uitspraken in historisch perspectief; en tenslotte een systematische interpretatie van de vele, ja van alle dimensies van de Kerk die in Lumen gentium worden beschreven, en het zoeken naar een synthese daarvan. Vanaf haar ontstaan heeft de christelijke gemeenschap een duidelijke, maar niet volledig uitgeschreven opvatting over haar oorsprong, zending, structuur en eindbestemming
1
gehad. De theologische geschriften uit de tijd van de vroege Kerk en de Middeleeuwen laten zien, dat men zich bewust was van de vele dimensies van de complexe werkelijkheid “Kerk”. De Kerk kan een complexe werkelijkheid genoemd worden, want zij heeft zowel een mystieke als een organisatorisch-juridische dimensie. Zij gaat haar weg in de geschiedenis en is tevens een transcendente realiteit. Zij dient trouw te blijven aan wat Christus haar heeft gegeven en dient telkens creatief te antwoorden op nieuwe uitdagingen. Zij wordt ten diepste geleid door de Heilige Geest, maar bestaat uit beperkte en zondige gelovigen. Vanaf de elfde eeuw heeft de theologie een defensieve ecclesiologie ontwikkeld. Vooral de juridische en organisatorische dimensie van de Kerk en haar institutionele zichtbaarheid werden verwoord en uitgewerkt. Het behoort tot de grote verdiensten van Vaticanum II dat het met overtuiging de mystieke en charismatische dimensie van de Kerk en haar karakter als “gemeenschap van alle gedoopten” weer voor het voetlicht haalt en streeft naar een synthese van alle levensnoodzakelijke dimensies van de Kerk. Met deze kerkvergadering spreken bisschoppen en paus voor het eerst in de geschiedenis op omvattende wijze over het zelfverstaan van de Rooms-Katholieke Kerk. De buitengewone bisschoppensynode van 1985 noemt Vaticanum II “de grootste genade van onze eeuw”1. In zijn preek bij de zaligverklaring van zijn voorganger op 1 mei 2011 citeert Paus Benedictus XVI uit het testament van Johannes Paulus II. Hierin dankt de nieuwe zalige de Heilige Geest voor het grote geschenk van Vaticanum II en drukt hij zijn overtuiging uit, dat de nieuwe generaties nog lang de opdracht zullen hebben te putten uit de rijkdommen van deze grote kerkvergadering.2 Ik ben ervan overtuigd dat tot die genade en rijkdommen beslist ook de evenwichtige kerkvisie van Vaticanum II behoort. Deze wordt specifiek verwoord in Lumen gentium, maar ook de drie andere constituties zijn van ecclesiologisch belang. Dei verbum omdat zij de afhankelijkheid van de Kerk van God beschrijft; Sacrosanctum concilium omdat zij het gebed en de liturgie van de Kerk ontvouwt en - zo J. Ratzinger - “im Umgang mit der Liturgie entscheidet sich das Geschick von Glaube und Kirche”3; en tenslotte Gaudium et spes, dat uitvoerig spreekt over plaats en zending van de Kerk in de huidige samenleving en de moderne cultuur. In het vervolg van deze voordracht beperken we ons uit praktische overwegingen tot de ecclesiologie van Lumen gentium. De theologische receptie van dit document heeft in de voorbije decennia veel te wensen overgelaten. Dit moge blijken uit bijvoorbeeld de brochure “Kerk en Ambt. Onderweg naar een Kerk met toekomst” van de Nederlandse dominicanen. Op basis van een selectieve lezing van Lumen gentium en een eenzijdige, politieke interpretatie van het begrip “volk van God” pleit de brochure ervoor om parochies zelf voorgangers voor de eucharistie te laten kiezen. De auteurs voegen er aan toe: “Of ze vrouw of man zijn, homo of hetero, gehuwd of ongehuwd zijn, doet niet ter zake”.4 De Nederlandse bisschoppen hebben deze opvattingen weerlegd als in strijd met het geloof van de R.K. Kerk.5 Maar ook wat ik zou willen noemen “de existentiële receptie” van Lumen gentium6 laat veel te 1
Zukunft aus der Kraft des Konzils. Die außerordentliche Bischofssynode 1985. Die Dokumente mit einem Kommentar von W. Kasper, Freiburg 1986, 45; vgl. A. Denaux, Kerk als gemeenschap. Overwegingen bij het Eindrapport van de Buitengewone Bisschoppensynode 1985, in: Collationes 16 (1986) 171-215. 2 Vgl. http://www.vatican.va/holy_father/benedict_xvi/homilies/2011/documents/hf_benxvi_hom_20110501_beatificazione-gpii_ge.html. 3 “De wijze van omgaan met de liturgie is bepalend voor de toekomst van geloof en Kerk”: Motto, dat is opgenomen op de achterkaft van: J. Ratzinger, Theologie der Liturgie. Die sakramentale Begründung christlicher Existenz, Freiburg 2008 (= J. Ratzinger, Gesammelte Schriften, Band 11). 4 Nederlandse dominicanen, Kerk en Ambt. Onderweg naar een kerk met toekomst, Nijmegen 2007. Citaat op p. 36. 5 Bisschoppen van Nederland, Kerk, Eucharistie en Priesterschap, Bisschoppelijke Brieven, Utrecht 2008 [De brief is ook gepubliceerd in de Engelse taal]. 6 Bedoeld wordt een vormgeving van het dagelijkse leven van ambtsdragers en andere gelovigen geïnspireerd door en in de lijn van de visies van de acht hoofdstukken van LG.
2
wensen over. In de hoofdstukken V en VI immers spreekt de constitutie over de algemene roeping tot heiligheid en de bijzondere roeping van de religieuzen. Het schandaal van het seksuele misbruik van de voorbije decennia laat op pijnlijke wijze zien dat het christelijke en menselijke leven van bepaalde ambtsdragers en religieuzen ver onder de maat is gebleven.7 In het algemeen kan men zeggen, dat de hoofdstukken II en III vanuit de eenzijdige vraag naar “wie heeft het in de Kerk voor het zeggen?” te veel en de hoofdstukken V en VI over de navolging van de Heer te weinig aandacht hebben gekregen in de periode na Vaticanum II. Ik ben ervan overtuigd dat Lumen gentium een evenwichtige en vruchtbare ecclesiologie biedt. In de tweede stap volgt een beschrijving en eerste duiding ervan. Voor een juiste interpretatie van de constitutie over de Kerk is het onmisbaar deze in historisch perspectief te plaatsen. Hetgeen aan Vaticanum II vooraf ging wordt in de derde stap en de receptie en hermeneutiek van Lumen gentium worden in stap vier behandeld. Het artikel besluit met enkele overwegingen over de vruchtbaarheid van de conciliaire ecclesiologie ook voor de Kerk in de Randstad - met betrekking tot de uitdagingen in de decennia die voor ons liggen. We beperken ons tot hoofdlijnen en de dynamiek van Vaticanum II. Op een aantal afzonderlijke thema’s kan niet voldoende uitvoerig ingegaan worden.8 Stap 2. Geen selectieve maar een integrale lezing van alle acht hoofdstukken9 Lumen gentium telt acht hfdn maar in het algemeen geldt, dat theologen en andere gelovigen aan de laatste vier relatief weinig aandacht hebben geschonken. Voor een evenwichtige visie op de Kerk mag echter de inhoud van geen van de acht hfdn gemist worden. De volgorde van de hfdn is theologisch gezien van grote betekenis. De eerste twee bijvoorbeeld nodigen uit, de Kerk allereerst theologisch en dus niet kerkrechtelijk te beschouwen. Het is zinvol de acht hfdn in vier groepen van telkens twee in te delen. In deze tweede stap letten wij met name op het specifiek ecclesiologische perspectief van ieder van de vier groepen en op de dynamiek die van de ene naar de andere groep voert.10 De hfdn I (Het mysterie van de Kerk) en II (Het volk van God) maken aan het begin direct duidelijk dat men de Kerk allereerst theologisch dient te beschouwen en dat zij slechts in het kader van het heilsplan van de drie-ene God in het juiste perspectief gezien kan worden. De Kerk is een geloofsmysterie en de programmatische beginzin “Christus is het licht van de volkeren” roept op tot een christologische ecclesiologie. De Kerk kan getypeerd worden als het “volk van God”. Dit kerkbegrip wijst op het gemeenschapskarakter van de ecclesia en op de gemeenschappelijke waardigheid en zending van alle christenen op basis van het doopsel. Vanuit een hoger reflectieniveau kan men zeggen dat in de eerste twee hfdn het geschenkkarakter van de Kerk wordt uitgewerkt: geschonken wordt aan de gelovigen de gemeenschap met de drie-ene God en het behoren tot het volk van God. In de hfdn V en VI
7
Men zou kunnen zeggen, dat Johannes Paulus II met de vele zalig- en heiligsprekingen gedurende zijn pontificaat de geloofsgemeenschap positieve voorbeelden heeft willen geven van “een geslaagde existentiële receptie van LG”. (Dat wil zeggen van een leven dat correspondeert met de visie van LG, want velen leefden vóór het concilie.) 8 Voor de bredere ecclesiologische context en een verdieping van diverse thema’s, zie: C.T.M. van Vliet, Kerk met twee ogen. Een katholieke ecclesiologie, Kampen 2001. 9 We gebruiken in het vervolg de afkortingen hfd voor hoofdstuk en hfdn voor het meervoud ervan. 10 Uitvoeriger in twee bijzonder waardevolle bijdragen: W. Beinert, Das Bild von der Kirche nach den Dokumenten des II. Vatikanischen Konzils, in: W. Löser (red.), Die Römisch-Katholische Kirche, Frankfurt am Main 1986, 11-46; P. Hünermann, Theologischer Kommentar zur dogmatischen Konstitution über die Kirche LG, in: Idem / B.J. Hilberath (red.), Herders Theologischer Kommentar zum Zweiten Vatikanischen Konzil, Band 5, Freiburg 2004, 263-582, hier 549-563.
3
wordt het daaraan corresponderende opdrachtkarakter van de Kerk uitgewerkt. Alle christenen worden uitgenodigd tot een persoonlijke navolging van de Heer. Alvorens die roeping tot navolging wordt uitgewerkt wordt eerst in de hfdn III en IV ingegaan op de structurele en institutionele dimensie van de Kerk. Het volk van God gaat immers haar weg door de tijd, heeft een zending te volbrengen, wordt op haar weg bedreigd door uitwendige en interne gevaren en heeft dus als historische realiteit een duidelijke ordening nodig. Hfd III behandelt de hiërarchische inrichting en in het bijzonder het episcopaat en hfd IV de leken. Op basis van het Nieuwe Testament komt het concilie tot de vaststelling van de eigen zending en taken van leken en gewijde personen en tot de bepaling van de verhouding tussen collegialiteit en primaat. De structuur van de Kerk dient vanwege de constitutieve plaats van met name de sacramenten doopsel, vormsel en wijding als sacramenteel getypeerd te worden. De hfdn V (De algemene roeping tot heiligheid) en VI (De religieuzen) werken het antwoordkarakter van het christelijke geloof uit. Alle gedoopten zijn geroepen tot navolging van de Heer en daarbij geldt, dat de religieuzen geroepen zijn tot een bijzondere navolging in het kader van de evangelische raden - in alle verscheidenheid die het religieuze leven kenmerkt. Deze derde groep van twee hfdn spreekt dus over innerlijkheid en heiligheid, over de charismatische dimensie van de Kerk en de persoonlijke navolging van de Heer in de huidige samenleving. Omdat “heiligheid” nauw samenhangt met “authenticiteit” en “integriteit” en er in onze cultuur voor deze waarden een grote openheid is, daarom heeft de derde groep een bijzondere relevantie voor onze huidige samenleving. Kenmerkend voor de Kerk en onmisbaar voor een evenwichtige ecclesiologie is het eschatologische karakter van de Kerk. De laatste groep bevat twee hoofdstukken met lange opschriften. Hfd VII: Het eschatologische karakter van de pelgrimerende Kerk en haar eenheid met de Kerk in de hemel; en hfd VIII: De heilige maagd en moeder van God Maria in het mysterie van Christus en de Kerk. De Kerk is een pelgrimerende gemeenschap, die op weg is naar haar voltooiing aan het einde der tijden (hfd. VII). Waartoe de Kerk als geheel is geroepen wordt in Maria op personale wijze reeds zichtbaar. “Zij wordt begroet als een boven allen uitmuntend en heel uitzonderlijk lid van de Kerk, als haar type en voortreffelijk voorbeeld in het geloof en de liefde”, zij is “het lichtend teken van de vaste hoop” (hfd. VIII)11. De Duitse theoloog Wolfgang Beinert vat de christologische, pelgrimerende, missionaire en sacramentele dimensies van de Kerk - zoals Lumen gentium haar schildert treffend als volgt samen: “Christus is het licht van de volkeren - zo begint het beslissende document over de conciliaire ecclesiologie. Het eindigt met de hoop, dat de volkerenfamilies in vrede en eensgezindheid tot een enkel volk van God gelukkig verenigd mogen worden, tot glorie van de allerheiligste en onverdeelde Drievuldigheid (LG 69). Daartussen ligt de sacramentele functie van de Kerk”.12 Stap 3. Grote veranderingen. Lumen gentium in het licht van de voorafgaande eeuwen.13 Voor personen die na ca. 1960 geboren zijn lijkt de kerkvisie van Vaticanum II vanzelfsprekend te zijn. “Natuurlijk dien je bij het spreken over de Kerk uit te gaan van de 11
LG 53 en 68. Beinert, Das Bild von der Kirche, pag. 25. 13 Waardevol voor de ecclesiologie van Vaticanum II is: J. Ratzinger, Die Ekklesiologie des Zweiten Vatikanischen Konzils, in: J. Ratzinger, Gesammelte Schiften, Band 8/1 en 8/2, Kirche- Zeichen unter den Völkern, Freiburg 2010, 258-282. (Het moge duidelijk zijn dat beide delen 8/1 en 8/2 in zijn geheel voor de ecclesiologie van grote waarde zijn.) 12
4
Kerk als mysterie en als volk van God”, zullen zij zeggen. Dat deze visie bij de opening van het concilie in 1962 beslist niet vanzelfsprekend was willen we aantonen op twee manieren. Eerst door een korte schets van de ontwikkeling van de ecclesiologie vanaf de 11de eeuw tot aan de vooravond van het concilie, vervolgens door een korte blik op de redactiegeschiedenis van Lumen gentium. In 1954 verschijnt onder redactie van de Warmondse theoloog J.P. Verhaar de 5de herziene druk van de beroemde ecclesiologie van G. van Noort uit 1902.14 Deze kerkleer begint met twee hfdn over resp. de Kerk als instituut en de natuur van de Kerk. Vervolgens wordt veel aandacht besteed aan de eigenschappen van de Kerk, het pausambt en het bisschopsambt. Een theologische beschouwing over de Kerk als geloofsmysterie ontbreekt. Ook bijbelse beelden als volk van God en Lichaam van Christus komen er niet in voor. Van Noort staat in een lange traditie van een juridische en defensieve ecclesiologie. Deze begon met de afweer van de lekeninvestituur in de elfde eeuw, kreeg een nieuwe impuls ten tijde van de bestrijding van de foutieve opvattingen van de reformatoren in de 16de eeuw en kende een derde fase in de 18de eeuw met de polemiek tegen verlichting en staatsabsolutisme.15 De Franse theoloog en specialist van de geschiedenis van de ecclesiologie Yves Congar reageert hierop als volgt. Het is volgens hem legitiem en zelfs noodzakelijk dat de Kerk - die immers een pelgrimerende Kerk is - zich op haar tocht beschermt tegen gevaren en aanvallen afweert. De vraag is echter hoe de Kerk zich het beste kan verdedigen. Het is eveneens van groot belang - aldus Congar - dat de Kerk structuren ontwikkelt die haar in staat stellen haar tocht voort te zetten. De vraag hierbij is echter hoe de Kerk met haar structuren omgaat en of zij bij haar aandacht voor organisatorische aspecten niet het doel van haar tocht - het bevorderen van de komst van het Rijk Gods - uit het oog verliest. Congar gebruikt voor de afweer-ecclesiologie de metafoor van een stad, van het nieuwe Jeruzalem uit de Apokalyps. In de theologische handboeken lijkt de Kerk volgens hem op een bevestigde stad, waarvan de muren zorgvuldig worden bestudeerd. De rechtsgeleerden en theologen houden zich intensief bezig met een apologetische strijd met de tegenstanders vóór de muren van de stad. Hun voornaamste theologische opdracht om de tegenstanders binnen te voeren tot in het hart van de stad, die door “de luister van God wordt verlicht” (Apok. 21,23), wordt daarbij echter vergeten. Toch kan men - aldus Congar - de Kerk het beste verdedigen door aan buitenstaanders haar schoonheid en geloofsdiepte te laten zien, dus door verkondiging en mystagogie.16 Pogingen van de Franse théologie nouvelle in de jaren veertig en vijftig van de 20ste eeuw om het denken over de Kerk-als-instituut te verrijken met het denken over de Kerkals-mysterie werden echter grotendeels veroordeeld. Zo zag de situatie eruit aan de vooravond van Vaticanum II. Bij de opening van het concilie lag een ontwerpschema op tafel bestaande uit elf hfdn. De eerste twee hadden als opschrift: I: De natuur van de strijdende Kerk; II: De leden van de strijdende Kerk en haar noodzakelijkheid voor het heil. Dit schema met een juridische en apologetische strekking werd al spoedig door de concilievaders verworpen. Zij verlangden een meer bijbelse, patristische en pastorale benadering van de Kerk. Er volgden nog een tweede en een derde ontwerpschema alvorens het ons bekende document Lumen gentium op 21 november 1964 met een overweldigende meerderheid van 2151 stemmen vóór en slechts 5 stemmen tegen werd aanvaard. Vele moeizame en lange debatten zijn er gevoerd over de eerste drie schema’s; we kunnen er hier niet op ingaan.17 Met de plaatsing van de twee hfdn over het 14
G. van Noort, Tractatus de Ecclesia Christi, 5de druk verzorgd door J.P. Verhaar, Bussum 1954. Vgl. Van Vliet, Kerk met twee ogen, 70-87; L. Bouyer, Die Kirche, Band I: Ihre Selbstdeutung in der Geschichte, Einsiedeln 1977; Y. Congar, L'Eglise. De saint Augustin à l'époque moderne, Paris 1970. 16 Vgl. Van Vliet, Kerk met twee ogen, 82v. 17 Voor een juist begrip van Vaticanum II is kennis van de redactiegeschiedenis van Lumen gentium onontbeerlijk. Een “klassiek boek” hiervoor is: G. Philips, Dogmatische Constitutie over de Kerk. Geschiedenis, 15
5
mysterie van de Kerk en het volk van God is de wens van Congar om tegenstanders en nietgelovigen allereerst de schoonheid van de Kerk als de nieuwe stad te laten na een lange en moeilijke weg gehonoreerd. Bij de dringende nieuwe evangelisatie zal “de verkondiging van Gods heilsplan en de dienende taak van de Kerk daarin” (vgl. LG I en II) beslist haar vruchten gaan afwerpen. De ecclesiologie van de eerste twee en die van de overige zes hfdn van Lumen gentium zal in de nabije toekomst waarlijk vruchtbaar blijken te zijn. Een slotreflectie: Het is Vaticanum II gelukt om een synthese te bewerken tussen de benadering van de Kerk als mysterie en als instituut. Dat wil zeggen: Vaticanum II heeft het rijke ecclesiologische denken van met name de kerkvaders uit het eerste millennium verenigd met die elementen die voor een pelgrimerende en zich verdedigende kerk onmisbaar zijn en met name in het tweede millennium zijn uitgewerkt. De “geboorte” van Lumen gentium kan met een zware bevalling vergeleken worden. Maar na de geboortepijn van de soms heftige discussies was de vreugde om het evenwichtige conciliaire kerkbeeld groot. Vaticanum II heeft beslist geen “(heel) andere Kerk” in de zin van totaal nieuwe Kerk gewild, maar zij heeft wel grote veranderingen in het verstaan van de Kerk bewerkt. De plaatsing van de huidige hfdn I en II voor het huidige hfd III getuigt daarvan. Dit mag - omwille van de historische waarheid - niet vergeten of geminimaliseerd worden. Vaticanum II heeft “de Kerk (iets) anders” gemaakt in die zin dat zij de benadering van Kerk als instituut en die van Kerk als mysterie in een synthese heeft samengebracht. Hiermee zijn we aangekomen bij de hermeneutiek van de Concilie.
Stap 4. Vier fasen in de receptie van Vaticanum II en de “hermeneutiek van de hervorming”. Welke invloed heeft Lumen gentium na sluiting van het concilie in dec. 1965 uitgeoefend op het leven in en het denken over de Kerk? Wat hebben bisschoppen, theologen en overige leden van de Kerk met de conciliaire kerkvisie gedaan? Hoe ziet de receptie en doorwerking ervan eruit? Men kan vaststellen dat zevenenveertig jaar na sluiting Vaticanum II nog steeds een grote actualiteit bezit, en over bedoeling en interpretatie van haar slotdocumenten nog steeds stevig wordt gediscussieerd. Verschillende theologen onderscheiden in de decennia na het concilie drie of vier fasen. De vijf jaren onmiddellijk na het concilie waren jaren van optimisme. Dat is de eerste periode. Men beriep zich op “de geest” van het concilie, dat openingen had gemaakt op het gebied van de oecumene en een verlevendiging van de Kerk had bewerkt. Er was een dynamiek die uitging van het laatste document Gaudium et spes dat spreekt over de verhouding van de Kerk tot de wereld. Een tweede fase - van ca. 1970 tot ca. 1985 - van receptie en doorwerking van het concilie wordt gekenmerkt door teleurstelling. Men merkte dat de oecumenische dialoog met calvinisme en lutheranisme niet zo snel vorderde als men aanvankelijk had verwacht. Met betrekking tot de theologie van het bisschopsambt bijvoorbeeld bleken er grote hindernissen te bestaan. Verontruste katholieken meenden dat bepaalde ontwikkelingen afgeremd dienden te worden en beriepen zich daarbij op “de letter” van het concilie. Eind 1985 vond er in Rome een buitengewone bisschoppensynode plaats, waarbij de doorwerking van het concilie in de voorbije twintig jaren werd geëvalueerd.18 Theologen als H.J. Pottmeyer en W. Kasper stellen dat er met deze synode een nieuwe fase aanbreekt. Na aanvankelijk optimisme en de erop volgende teleurstelling breekt er nu een periode van realisme aan. Men vraagt niet meer naar óf de geest óf de letter van het concilie maar naar tekst en commentaar, Antwerpen deel I: 1967, deel II: 1968, hier deel 1, 10-68. Uit de omvangrijke literatuur over dit onderwerp vermelden we nog: Van Vliet, Kerk met twee ogen, 276-53; Hünermann, Theologischer Kommentar, 269-351. 18 Zie literatuur bij voetnoot 1.
6
beide tegelijk, naar “letter én geest”: wat heeft het concilie nu precies gezegd en wat was haar bedoeling? Tot een grote mate van consensus in het verstaan van het concilie heeft deze derde periode echter niet geleid. Veertig jaar na opening van het concilie zijn er signalen die duiden op een vierde fase in de receptie van Vaticanum II. In een lezing tijdens een symposium in Mainz in oktober 2002 pleit kardinaal Karl Lehmann voor een relecture van het concilie. Hij spreekt de hoop uit, dat een nieuwe generatie van theologen de nog steeds geldige impulsen in de documenten zal ontdekken; het betreft jonge theologen die tijdens of na het concilie zijn geboren en met nieuwe ogen naar het concilie zouden kunnen kijken.19 Naar mijn mening heeft paus Benedictus, die juist concilieperitus is, aan deze vierde periode een belangrijke en beslissende impuls gegeven. Hij deed dat in een beroemde rede, de Kersttoespraak tot de curie op 22 dec. 2005, kort na de viering van de 40ste verjaardag van de sluiting van het concilie.20 Hij vraagt zich af waardoor het komt dat de receptie van het concilie in een groot deel van de Kerk zo moeizaam is verlopen. Zijn antwoord luidt: “De problemen met de receptie zijn ontstaan door het feit, dat twee tegenstrijdige hermeneutieken met elkaar werden geconfronteerd en met elkaar in strijd lagen”. Deze toespraak heeft heel wat discussie opgeroepen.21 We willen nu eerst deze waardevolle analyse van Benedictus volgen, daarna zullen we haar toepassen op de ecclesiologie. Benedictus onderscheidt in zijn toespraak de hermeneutiek van de discontinuïteit, van de breuk - die hij met theologische argumenten verwerpt - en de hermeneutiek van de hervorming, die hij als authentiek beschouwt en aanbeveelt. De hermeneutiek van de discontinuïteit gaat uit van een breuk en wordt gehuldigd door zowel progressisten als traditionalisten. Progressisten menen dat met het concilie de ware Kerk eindelijk naar voren kan treden. Vaticanum II zou het paradigma van de reformatie en dat van de verlichting in zich hebben opgenomen. Vaticanum II bevat nog wel veel ballast en het is dus zaak het concilie vooral als beginpunt voor verdere vernieuwing van de Kerk te zien. De ballast dient de Kerk achter zich te laten ten voordele van het pure evangelie. “De ware kerk ligt in de toekomst”, aldus de progressisten. De traditionalisten gaan ook uit van een breuk, maar denken precies tegengesteld. Volgens hen stopt de ware Kerk voor de deuren van de concilieaula, waar men een protestantisering van de Kerk zou bedrijven. Door trouw aan Trente blijft men trouw aan de ware Kerk. Vaticanum II neemt met haar openheid voor de moderne cultuur afstand van de ware Kerk en de rechtzinnige traditie. Tegenover deze twee vormen van de hermeneutiek van de discontinuïteit plaats Benedictus de hermeneutiek van de hervorming. Let op: hij bepleit geen hermeneutiek van de continuïteit, maar van hervorming (!) binnen een dieper liggende continuïteit. Door terugkeer naar de bijbelse bronnen en de kerkvaders van de eerste eeuwen dient de Kerk vernieuwd te worden. Waardevolle elementen uit de moderne cultuur dienen aanvaard te worden en de Kerk dient onder inspiratie van Gods Geest te zoeken naar nieuwe vormen voor haar blijvende zending in de moderne cultuur. De Kerk was en is voor en na het concilie ten diepste dezelfde ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk. Bij vernieuwing met 19 K. Lehmann, Hermeneutik für einen künftigen Umgang mit dem Konzil, in: G. Wassilowsky (red.), Zweites Vatikanum - vergessene Anstösse, gegenwärtige Fortschreibungen, Freiburg 2004, 71-89, hier 86. 20 Http://www.vatican.va/holy_father/benedict_xvi/speeches/2005/december/documents/hf_ben_xvi_spe_ 20051222_roman-curia_ge.html. 21 Vgl.: Kurt Koch, Das Zweite Vatikanische Konzil zwischen Tradition und Innovation. Die Hermeneutik der Reform zwischen der Hermeneutik bruchhafter Diskontinuität und der Hermeneutik ungeschichtlicher Kontinuität, (waardevolle) toespraak op 28 aug. 2010 (in manuscript bij de redactie van Communio); M.L. Lamb / M. Levering (red.), Vatican II. Renewal within Tradition, Oxford 2008; J.M. McDermott, Did that really happen at Vatican II? Reflections on John O’Malley’s recent book, in : Nova et Vetera 8 (2010) 425-466; Revue Thomiste, (twee themanummers over) L’Herméneutique de Vatican II, 2010/1-2.
7
betrekking tot thema’s als de verhouding tussen geloof en moderne wetenschappen en de godsdienstvrijheid gaat het - zo de paus in een diepzinnige analyse - om continuïteit met betrekking tot fundamentele principes van de Kerk, maar om discontinuïteit met betrekking tot tijds- en cultuurgebonden vormen en standpunten. “Juist in het samenspel van continuïteit en discontinuïteit, die zich echter op verschillende niveau’s afspelen, ligt de natuur van de ware hervorming” (!), aldus de paus. In het kort willen we deze analyse toepassen op de ecclesiologie. Hans Küng en een aantal van zijn leerlingen kunnen gerekend worden tot de progressisten en huldigen een hermeneutiek van de breuk. Küng strijdt - aldus de titel van een van zijn boeken - “tegen het verraad van het concilie”22, wenst een hervorming van de curie waarbij deze naar bijbelse maatstaven afstand doet van haar macht en bepleit “een derde Vaticaans of nog beter een tweede Jeruzalems concilie, waaraan ook de andere Kerken deelnemen”. Vaticanum II is voor Küng slechts een beginpunt. Het moge duidelijk zijn dat titels als “tegen het verraad van het concilie” evenals Küngs uitspraken en verwijten als “Benedictus XVI doet aan restauratiepolitiek” (zo onlangs nog; vgl. www.rotate.com/nieuws van 23 okt. 2012) door media graag worden opgepakt, suggestief en tendentieus zijn en bij gewone gelovigen en andere tijdgenoten een reserve en scepsis tegenover de Kerk bewerken. De traditionalisten, waartoe aartsbisschop Marcel Lefebvre en de Priesterbroederschap St. Pius X behoren, willen Vaticanum II juist niet voorbijstreven, maar blijven vóór de conciliejaren 1962-1965 stil staan. Volgens hen maakt het concilie zich schuldig aan een verraad van de geheiligde traditie. Zij beschouwen bijvoorbeeld de leer van de bisschoppelijke collegialiteit als het binnenhalen van het paard van Troje in de katholieke Kerk.23 De paus en de concilievaders verlaten volgens hun hermeneutiek van de breuk de ware Kerk. De gedifferentieerde visie op de verhouding tussen bisschoppelijke collegialiteit en pauselijk primaat in LG 22 en het bijbelse fundament ervan in de eigen plaats van Petrus temidden van het college van de twaalf vinden bij de traditionalisten geen enkel gehoor. Wat impliceert de door de paus als authentiek aangetoonde hermeneutiek van de hervorming voor de ecclesiologie? Deze interpretatie van Vaticanum II verlangt meer aandacht voor de hfdn V tot en met VIII van Lumen gentium, omdat hervorming van de Kerk begint met “levenshervorming” van theologen en andere gelovigen. Deze hermeneutiek impliceert het bewustzijn te behoren tot dezelfde Kerk als die van de voorafgaande twintig eeuwen. Deze Kerk dient door ressourcement en aggiornamento op basis van een nietselectieve maar integrale lezing van Lumen gentium vernieuwd te worden. Ten grondslag aan een authentieke hermeneutiek van het concilie ligt - zoals Y. Congar terecht aantoont - een juiste visie op het begrip traditie, want met de verschillende visies op de hermeneutiek corresponderen verschillende visies op het begrip traditie.24
22
H. Küng / N. Greinacher (red.). Katholische Kirche - Wohin? Wider den Verrat am Konzil, München 1986, citaat op p. 32. Vgl. de kritiek van: H. Donneaud, H. Küng et sa lecture critique de Lumen gentium, in: Revue Thomiste, 110 (2010) 343-372. 23 J.-H. Tück, Die Kollegialität der Bischöfe - ein “trojanisches Pferd”?, in: Theologie und Philosophie 84 (2009) 547-575; vgl. E. Schockenhoff, Versöhnung mit der Piusbruderschaft? Der Streit um die authentische Interpretation des Konzils, in: Stimmen der Zeit 135 (2010) 219-218; Y. Congar, La crise dans l’Église et Mgr Lefebvre, Parijs 1976. 24 Reeds spoedig na het concilie levert Y. Congar kritiek op de twee tegengestelde posities van respectievelijk H. Küng en M. Lefebvre. Zijn uitgangspunt is daarbij een authentiek verstaan van het begrip “traditie”. Zie de twee dissertaties: C.T.M. van Vliet, Communio sacramentalis. Das Kirchenverständnis von Yves Congar O.P. genetisch und systematisch betrachtet, Mainz 1995; J. Bunnenberg, Lebendige Treue zum Ursprung. Das Traditionsverständnis Yves Congars, Mainz 1989.
8
Stap 5. Over de vruchtbaarheid van Lumen gentium aan het begin van de 21ste eeuw - ook voor de Kerk in de Randstad De Milanese aartsbisschop Carolus Borromeüs (1538-1584) heeft veel gedaan voor de doorvoering van de besluiten van het concilie van Trente (1545-1563). Hij geldt als een echte herder en als het model van een hervormingsbisschop. Giuseppe Alberigo stelt met betrekking tot het levenswerk van Borromeüs vast, “dat de hervormingsbesluiten van Trente geen totaalvisie op de Kerk bevatten en dat het aan een ecclesiologie ontbrak”25. Dit bemoeilijkte het werk van de grote en heilige bisschop. Hoe ziet dat eruit met betrekking tot Vaticanum II? Is dit concilie tot nu toe vruchtbaar geweest? Zoals we gezien hebben bevat Lumen gentium wel een evenwichtige ecclesiologie. Hoe ziet de “implementatie” ervan uit? Bij de beantwoording van deze vraag maak ik graag gebruik van de metafoor van het halfvolle en het halflege wijnglas. De vruchten van Lumen gentium zijn beperkt gebleven; vanwege bepaalde redenen bleef het glas halfleeg. Enerzijds vanwege een selectieve lezing, waarbij de hfdn V tot en met VIII, die appelleren aan een persoonlijke en spirituele vernieuwing, verregaand onderbelicht zijn bleven. Anderzijds vanwege de hermeneutiek van de discontinuïteit, die hervorming eenzijdig interpreteerde als hervorming van structuren, als een verdeling van macht en invloed om zodoende een “nieuwe Kerk” te creëren. Een aantal hervormingsimpulsen in de teksten zijn daardoor onbenut gebleven. Toch is dit slechts één zijde van de medaille. De conciliaire ecclesiologie heeft immers reeds vele vruchten voortgebracht, die men vijftig jaar geleden niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Je kunt dus ook zeggen, dat het wijnglas halfvol is. Door een verdere bestudering van Vaticanum II op basis van de hermeneutiek van de hervorming en een daarmee corresponderende ecclesiopraxis kunnen we nog vele vruchten van Lumen gentium verwachten, zodat het wijnglas verder gevuld zal raken. We willen wijzen op positieve invloeden van Lumen gentium op een drietal gebieden. We beperken ons tot korte schetsen.26 Als eerste voorbeeld: op het niveau van de wereldkerk heeft Lumen gentium een beter evenwicht mogelijk gemaakt tussen particuliere Kerken en de universele Kerk, bisschoppelijke collegialiteit en pauselijk primaat, verscheidenheid en eenheid. Onder invloed van Vaticanum I lag het accent telkens eenzijdig op de tweede component. Vaticanum II heeft de katholiciteit, de legitieme verscheidenheid en de gezamenlijke verantwoordelijkheid opnieuw benadrukt. Natuurlijk blijven er vragen met betrekking tot de status van de bisschoppenconferenties, inculturatie etc. en kan men discussiëren over het thema “de ontologische en chronologische voorrang van de universele Kerk”27. We mogen echter de vruchten van het concilie op het gebied van de verhouding “particuliere Kerken - universele Kerk” niet vergeten.28 We denken daarbij aan impulsen voor nieuwe bewegingen als Focolare, de Emmanuelbeweging en de Neocatechumenale Weg; initiatieven als bisschoppensynodes en de Wereldjongerendagen; de ervaring van “dymamische eenheid in 25
G. Alberigo, K. Borromäus. Geschichtliche Sensibilität und pastorales Engagement, Münster 1995, 53. Wellicht kunnen bepaalde onderwerpen in komende nummers van het tijdschrift Communio verder ontvouwd worden. De redactie ervan is immers van plan in de komende jaren op de thema’s Kerk, ecclesiologie en Vaticanum II nog vaker terug te komen. Zie het Voorwoord van nr 6 van jaargang 2010. 27 Zie: J. Ratzinger, Weggemeinschaft des Glaubens. Kirche als Communio. Festgabe zum 75. Geburtstag, Augsburg 2002, 107-131, 210-219; P. Walter, Ein Blick zurück und nach vorne aus dem Abstand von fast vierzig Jahren am Beispiel des Verhältnisses von Orts- und Universalkirche, in: Wassilowsky, Zweites Vatikanum 116136. Kasper karakteriseert de (wat je zou kunnen noemen “beroemde”) discussie tussen hem en Ratzinger als “ein Schulstreit innerhalb des gemeinsamen Glaubens der Kirche”, zie Walter p. 126. 28 Vgl. Benedictus XVI, J. Kardinaal Ratzinger, Kirchliche Bewegungen und neue Gemeinschaften. Unterscheidungen und Kriterien, München 2007; Chr. Hegge (red.), Kirche bricht auf. Die Dynamik der Neuen Geistlichen Gemeinschaften, Münster 2005; C.T.M. van Vliet, De nauwe band tussen Vaticanum II en de Small Christian Communities. Ecclesiologische overwegingen en criteria bij een hoopvolle ontwikkeling, in: Communio 33 (2008) 470-480. 26
9
legitieme verscheidenheid” bij vieringen in bedevaartsoorden en bij bijvoorbeeld de zaligverklaring van Johannes Paulus II. De ecclesiologie van Lumen gentium heeft voorts als communio-ecclesiologie vele vruchten afgeworpen op het gebied van de oecumene. Het concilie had zichzelf onder meer als doelstelling gegeven: “te bevorderen, wat kan bijdragen tot de eenheid van allen die in Christus geloven” (SC 1). In het voorwoord van zijn in 2009 verschenen boek Harvesting the Fruits schrijft Walter Kasper: “Wij hebben meer bereikt dan wij ons veertig jaar geleden konden voorstellen of dromen”.29 Deze positieve balans sluit haar ogen uiteraard niet voor de uitdagingen, problemen en soms impasses die nog steeds op de oecumenische agenda staan. Te denken valt aan de plaats van het pausambt en de interpretatie van de categorie “sacramentaliteit” als kristallisatiepunt van vele huidige oecumenische dialogen. Tot de conciliaire instrumenten die de oecumenische dialoog hebben bevorderd behoren de onderstreping van het belang van de geestelijke oecumene en het verhelderende onderscheid tussen communio plena en communio non plena.30 Als oecumenische vruchten die zonder Vaticanum II beslist niet gerijpt zouden zijn, kunnen genoemd worden het Limarapport (1982), de encycliek Ut unum sint (1995), de Gemeenschappelijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer (1999), de Charta Oecumenica (2001) en de genoemde bundel die een oecumenische balans opmaakt Harvesting the Fruits (2009).31 Een derde gebied: Met betrekking tot de samenwerking van leken en gewijde ambtsdragers verschilt de huidige situatie drastisch met die van de préconciliaire Kerk. Bijna alle huidige parochies bijvoorbeeld tellen grote groepen vrijwilligers en verschillen daardoor aanzienlijk in karakter met parochies uit de jaren vijftig. Lumen gentium heeft met haar theologie van het gemeenschappelijke priesterschap (LG 11) het besef van de gezamenlijke zending van alle gedoopten sterk bevorderd. Dat betekent niet een onderwaardering van het ambtelijke priesterschap, immers: “Er is in de Kerk verscheidenheid van bediening, maar eenheid van zending” (AA 2). Het is niet de bedoeling hier een theologie van het gewijde ambt te ontwikkelen. We volstaan ermee te herinneren aan het geven dat gewijde ambtsdragers bij de bediening van de sacramenten handelen in persona Christi capitis en niet op persoonlijke titel. Met de beleidsnota “Meewerken in het pastoraat” hebben de Nederlandse bisschoppen hier weer aan herinnerd en grensvervagingen gecorrigeerd.32 Het besef van de gemeenschappelijke waardigheid en zending van priesters en leken, van alle gedoopten is in een geseculariseerde cultuur een onmisbare randvoorwaarde voor de veel besproken nieuwe evangelisatie. Small christian communities kunnen met hun faith-sharing en life-sharing deze gemeenschappelijkheid en de missionaire dynamiek een nieuwe en vitale impuls geven.33 Op het moment vindt in Rome de bisschoppensynode over de nieuwe 29
W. Kasper, Harvesting the Fruits. Aspects of christian faith in ecumenical dialogue, London 2009, p. 8. Nederlandse vertaling voor Ton van Eijk: Een rijke oogst. De vruchten van de oecumenische dialoog, 2011. 30 Zie: C.T.M. van Vliet, Communio plena en communio non plena. Joh. Paulus II en de oecumene met Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen, in: A. Denaux / Poorthuis (red.), De geestelijke erfenis van paus Johannes Paulus II (Theologische Perspectieven 6), Bergambacht 2011, 31-46; . C.T.M. VAN VLIET, Het verlangen naar de zichtbare eenheid van de Kerk, in: Communio, 32 (2007) 448-464. 31 Literatuur voor verdere verdieping: W. BEINERT, Ökumenismus 2010, in: Catholica, 64 (2010) 1-18; G. GRESHAKE, Trinitarische Ekklesiologie als Chance für die Ökumene, in: Catholica 64 (2010) 123-138; W. KASPER, Wege der Einheit. Perspektiven für die Ökumene, Freiburg 2005; W. KASPER, Handboek voor de spirituele oecumene, Kerkelijke Documentatie, Utrecht 2006. 32 Bisschoppenconferentie van Nederland, Meewerken in het pastoraat. Beleidsnota bij de AInstructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters@, in: Een Twee Een, Kerkelijke Documentatie 27 (1999) 339-374. 33 Vgl. C.T.M. van Vliet, De nauwe band tussen Vaticanum II en de Small Christian Communities. Ecclesiologische overwegingen en criteria bij een hoopvolle ontwikkeling, in: Communio 33 (2008) 470-480. Chr. Hennecke (red.), Kleine Christliche Gemeinschaften verstehen. Ein Weg, Kirche mit den Menschen zu sein, Würzburg 2009.
10
evangelisatie plaats. Zondag 28 oktober zal deze worden afgesloten. Wanneer je de berichtgeving over deze bisschoppenvergadering volgt, dan kun je - zoals ook te verwachten was - vaststellen dat de theologie van het gewijde ambt en van lekenfuncties en het appel tot onderlinge samenwerking van Lumen gentium op deze synode een grote en vruchtbare rol spelen. Tot slot: Yves Congar is er van overtuigd dat concilies dikwijls gevolgd worden door een aanvankelijke crisis in het leven van de Kerk vanwege de bewerkte of beoogde veranderingen. Maar, zo vervolgt hij, in de regel werken concilies heel lang na en werpen zij pa na verloop van tijd hun vruchten af.34 Dit zal ook van toepassing zijn op het jongste concilie. Bij een terugblik op de voorbije decennia kunnen de crisisverschijnselen in de postconciliaire Kerk ons niet ontgaan. Maar Vaticanum II zal beslist nog lang nawerken. We mogen erop vertrouwen dat Lumen gentium geïnterpreteerd en toegepast in het licht van de hermeutiek van de hervorming in de komende decennia nog veel vruchten zal voortbrengen. Dat stemt hoopvol - ook bij onze soms vreugdevolle, soms moeizame inzet voor de Kerk in de Randstad. Met deze uiteindelijk hoopvolle blik op de toekomst, een perspectief dat door een authentieke interpretatie van Vaticanum II mogelijk wordt gemaakt, wil ik mijn voordracht besluiten. Dank voor uw aandacht!
Aanvulling bij de in de voetnoten vermelde literatuur: 1) Jan-Heiner Tück, Erinnerungen an die Zukunft. Das Zweite Vatikanische Konzil, Freiburg 2012. [Dit boek kan beschouwd worden als een interessant resultaat van een relecture op Oostenrijkse bodem en een waardevol instrument voor een relecture in de Lage Landen.] 2) Kurt Kardinal Koch / Papst Benedikt XVI und sein Schülerkreis, Das Zweite Vatikanische Konzil. Eine Bilanz, Augsburg 2012. [Bevat de beroemde toespraak van de paus van dec. 2005 met lezingen en gesprekken hierover.] 3) Ralf Miggelbrink, 50 Jahre nach dem Konzil. Die Zukunft der katholischen Kirche, Paderborn2012. [Een theologische en cultuurfilosofische reflectie op Vatikanum II van hoog niveau.] 4) Martin Hoondert / Jan Jacobs / Franck Ploum, Visoenen van het Tweede Vaticaans Concilie, Heeswijk 2012. [14 opstellen en enkele andere artikelen over Vaticanum II van Nederlandse auteurs.] 5) Themanummer “Het Tweede Vaticaans Concilie. Balans van de uitwerking - terugblik en vooruitblik”, Internationaal Katholiek Tijdschrift Communio, jaargang 36, zomer 2011. [Een aanbevelenswaardig nummer van een tijdschrift, met boeiende artikelen over Vaticanum II; te bestellen op: www.communio.nl )
34
Hij baseert zich onder meer op J.H. Newman, zie: C.T.M. van Vliet, Communio sacramentalis. Das Kirchenverständnis von Yves Congar O.P. - genetisch und systematisch betrachtet, Mainz 1995, 230v.
11