Oorspronkelijke titel Freaks Uitgave Ballantine Books, New York Copyright © 2011 by Tess Gerritsen Copyright voor het Nederlandse taalgebied © 2011 by The House of Books, Vianen/Antwerpen
.. Vertaling Els Franci-Ekeler Omslagontwerp Studio Jan de Boer BNO, Amsterdam Foto auteur © Jessica Hills
.. ISBN 978 90 443 3400 5 NUR 332
.. www.thehouseofbooks.com www.tessgerritsen.nl
.. All rights reserved. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
.. ePub Z-Producties, Michiel Niesen, Haarlem
Freaks Hoofdstuk 1
.. .. De Koningin van de Doden was gearriveerd. Patholoog-anatoom Maura Isles deed de bijnaam die de agenten van het Boston PD haar lang geleden hadden gegeven, in alle opzichten eer aan toen ze uit haar zwarte Lexus stapte. Zwarte auto, zwarte jas, zwarte sjaal, geschikt voor deze waterkoude winterdag met de sombere schaduwen en de geur van naderende sneeuw. Rechercheur Jane Rizzoli stak groetend haar in een
warme handschoen gestoken hand op. ‘Hallo, Maura,’ zei ze. ‘Ik hoop dat je een zaklantaarn bij je hebt.’ Maura stak de straat over naar de brede trappen van de kerk en keek op naar de boogvormige ingang en de dichtgetimmerde ramen. ‘De Antoniuskerk? Die zit al jaren dicht.’ ‘Het slachtoffer heeft binnen weten te komen.’ Jane huiverde toen de wind haar donkere krullen greep en de panden van haar jas liet fladderen. ‘En de moordenaar helaas ook.’ ‘Moordenaar?’ Maura keek haar vragend aan. ‘Jullie zijn dus al tot de conclusie gekomen dat het om een moord gaat?’ ‘Wacht maar tot je haar ziet, dan snap je wel waarom.’ Toen Maura schoenbeschermers en latex handschoenen had aangetrokken, duwde Jane de zware eikenhouten deur open en gingen ze naar binnen. Alhoewel ze daar geen last meer hadden van de wind leek het in de muf ruikende kerk nog killer dan buiten, alsof de kou van de stenen muren afstraalde. Het gebouw had geen elektriciteit en de enige verlichting kwam van de op een accu aangesloten lamp die de mannen van de technische recherche hadden meegebracht en verderop in de kerk opgesteld. In de enorme, holle ruimte erboven waren de schaduwen zo zwart als de nacht. ‘Hoe is het lijk ontdekt?’ vroeg Maura. ‘Een voorbijganger hoorde iemand gillen in de kerk
en heeft de politie gebeld. De agent die als eerste ter plaatse was, merkte dat de achterdeur niet op slot zat. Hij is naar binnen gegaan en heeft het slachtoffer gevonden.’ Jane deed haar zaklantaarn aan en liep met Maura langs de rijen banken naar het altaar, waar rechercheur Barry Frost en drie agenten van de technische recherche op hen wachtten. De mannen stonden eerbiedig in een kring rond het slachtoffer, alsof ze haar wilden beschermen tegen mogelijke aasgieren die zich in donkere hoeken schuilhielden. Toen ze opzij stapten, zag Maura een jonge vrouw die op de grond lag met haar hoofd achterover gebogen en haar mond wijd open. Frost zei: ‘Volgens haar identiteitsbewijs heet ze Kimberly Rayner en is ze zeventien jaar oud.’ Niemand zei wat toen Maura dichterbij kwam en naar het gezwollen gezicht keek. Het blonde haar van het meisje zat in vette slierten en haar gezicht was smoezelig. ‘Ze heeft al haar kleren nog aan, dus is ze waarschijnlijk niet seksueel misbruikt. Maar er zijn sporen van wurging, kijk maar,’ zei Jane. Ze richtte haar zaklantaarn op de gestrekte hals. De huid van de keel was ontsierd door donkere vlekken, veroorzaakt door de meedogenloze greep van een moordenaar. Het gezicht was in de dood gezwollen gebleven, maar het lichaam was broodmager, zo mager dat de sleutelbeenderen uitstaken en de polsen zo dun waren als twijgen. Door ernstige ondervoeding was het lichaam van het meisje zichzelf gaan verteren, had het vet en spieren moeten verbranden
om de hersenen en het hart van voedsel te blijven voorzien. ‘Wil je zien waar we nog het meeste van zijn geschrokken?’ vroeg Jane. ‘Was het lijk op zich niet erg genoeg?’ ‘Nee. Kijk maar.’ Jane draaide zich om. Het licht van haar zaklantaarn kwam te rusten op iets wat glansde in het schemerdonker. Iets waar zelfs de onverstoorbare Maura Isles zo van schrok dat haar adem stokte. Het was een doodkist. En het deksel stond open.
Hoofdstuk 2
.. .. Boven hun hoofden fladderde iets. Jane keek op en rilde toen ze een schaduw door de kerk zag zeilen. ‘Er zitten vleermuizen in de klokkentoren,’ zei ze. ‘We hebben ze daarstraks ook al gezien.’ ‘Vleermuizen?’ Maura lachte een beetje ontdaan. ‘En een open doodkist?’ ‘En dat is nog niet alles,’ zei Jane. Ze liep naar de kist. ‘Kom eens kijken.’ ‘Ga me niet vertellen dat er een vampier in ligt.’ Jane scheen met haar zaklantaarn in de kist. Op het satijnen kussen lagen een paar zwarte haren. ‘Er heeft in elk geval íémand in gelegen. De vraag is, was hij dood of sliep hij alleen?’ Jane lachte nerveus. ‘En zijn dit menselijke haren of niet?’
Maura bleef roerloos bij de doodkist naar de verdachte haren staan staren. Opeens schudde ze haar hoofd, alsof ze zich wilde losmaken van de griezelige sfeer in de kerk. ‘Daar moet een logische verklaring voor zijn, Jane.’ ‘Dat zeg je altijd.’ Maura draaide zich om en wees naar het gestolde kaarsvet op de vloer. ‘Iemand heeft hier kaarsen aangestoken. En daar staat een grote kartonnen doos. Met dekens erin. Er heeft hier iemand gebivakkeerd, dat is alles. Misschien het slachtoffer.’ ‘Of de vent die in die doodkist lag. Waar hij nu ook mag zijn.’ Maura liep terug naar het lijk. ‘Er is hier veel te weinig licht om haar naar behoren te kunnen bekijken. We zullen haar naar het mortuarium laten brengen, dan kan ik sectie op haar verrichten.’ Ze toetste een nummer in op haar mobiele telefoon. ‘Met dokter Isles. Er moet een lijk opgehaald worden...’ Een van de technici mompelde: ‘Misschien moeten we voor alle zekerheid haar hart doorboren met een houten staak.’ Het leek inmiddels nog kouder te zijn geworden in de kerk. Jane kon haar eigen adem zien, naargeestige wolkjes die traag oplosten. Ze keek naar het lijk en dacht: Kimberly Rayner had nu in een klaslokaal moeten zitten. Een meisje van zeventien moet met jongens flirten en aanmeldingsformulieren voor universiteiten invullen en
dromen over haar toekomst. Niet morsdood op een koude stenen vloer liggen. ‘Rechercheur Rizzoli?’ riep een van de technici. ‘Ik heb een voetafdruk gevonden.’ Jane liep naar de plek waar de man gehurkt zat. Hij hield zijn zaklantaarn gericht op de modderige afdruk. ‘Schoenmaat 42 of 43 lijkt mij. Een grotere maat dan het slachtoffer draagt.’ Met haar zaklantaarn op de vloer gericht volgde Jane het spoor tot ze bij een deur kwam. Het was niet de deur waardoor de agent die op de oproep had gereageerd, was binnengekomen. Er was hier kennelijk nog iemand geweest. De deur stond op een kier. Ze voelde de tocht van de koude wind. Ze liep naar buiten en kwam terecht in een overwoekerde tuin waar een dik pak herfstbladeren lag. Ze keek met een ruk op toen er een twijg knapte en richtte haar zaklantaarn op het geluid. Gloeiende ogen keken naar haar.
Hoofdstuk 3
.. .. Jane trok onmiddellijk haar wapen. ‘Politie! Kom tevoorschijn met je handen omhoog!’ riep ze. Een in het zwart geklede gedaante schoot uit de struiken en zette het op een lopen. ‘Halt!’ riep Jane, maar de gedaante sprintte weg. Jane zette de achtervolging in. Het dunne ijslaagje waarmee de zompige grond was bedekt, kraakte onder haar voeten. Haar prooi was een onduidelijke schaduw, die ze dan weer wel en dan weer niet kon zien, alsof hij niet van vlees en bloed was. Alsof het geen mens was. Achter zich hoorde ze Frost haar naam roepen. Zonder de moeite te nemen antwoord te geven bleef ze de vluchtende gedaante achtervolgen. Hij was snel – te snel. Ze rende zo hard als ze kon, maar voelde haar
beenspieren verkrampen. Het was zo koud dat de lucht in haar keel leek te snijden. Ze zag de gedaante over een omheining klimmen en uit het zicht verdwijnen. Zonder aarzelen klom ze op de schutting. Ze voelde splinters in haar handen dringen en kwam aan de andere kant te hard neer, waardoor er een onaangename pijnscheut door haar schenen trok. Ze was terechtgekomen in een omheinde tuin. Waar zat hij? Spiedend keek ze naar de schaduwen, op zoek naar een beweging die hem zou verraden. Glipte daar iets dat schuurtje in? Ze hield haar pistool met beide handen vast toen ze naar de deuropening van de schuur liep. Binnen was het aardedonker. Zo donker dat het leek alsof je de duisternis kon omvatten. Stap voor stap liep ze door tot ze op de drempel stond. Ze tuurde naar binnen, maar zag helemaal niets. Ze voelde hoe haar nekharen overeind gingen staan toen ze een geluid hoorde. Het geluid van iemand die hijgde. Het kwam niet uit de schuur. Het klonk achter haar. Ze draaide zich vliegensvlug om en zag haar prooi ineengedoken tussen de struiken zitten. Hij was van top tot teen in het zwart gekleed. Toen ze haar zaklantaarn op zijn ogen richtte, hief hij zijn armen op om ze tegen het licht te beschermen. ‘Wie ben je?’ vroeg ze bars. ‘Niemand.’ ‘Laat je zien! Sta op!’
Langzaam kwam de gedaante overeind. Hij liet zijn magere armen zakken. Het gezicht dat naar haar keek was onwaarschijnlijk bleek; het glanzende haar was pikzwart. Net zo zwart als de haren op het kussen in de doodkist.
Hoofdstuk 4
.. .. ‘Hij lijkt verdraaid veel op een vampier.’ Barry Frost keek door de confrontatiespiegel naar de bleke jongeman in de verhoorkamer. De verdachte was achttien jaar oud en heette Lucas Henry. Verwissel de voor- en achternaam en je kreeg er een beruchte naam voor in de plaats: Henry Lucas. Wist zijn moeder dat ze haar zoon had vernoemd naar een van de actiefste seriemoordenaars aller tijden? De jongen zag er trouwens eerder bang dan gevaarlijk uit. Hij zat met afhangende schouders bij de tafel. Een lok van zijn zwarte haar was over zijn witte voorhoofd gezakt. Met zijn uitstekende jukbeenderen en diepliggende ogen zag hij eruit als een levend lijk. Hij had piercings in zijn lippen, zijn neus en god mocht weten in welke lichaamsdelen nog
meer. Het waren er zoveel dat de metaaldetector was gaan piepen toen hij op het hoofdkwartier van het Boston PD was opgebracht. ‘Waarom steken tieners toch allemaal van die troep door hun eigen vel?’ vroeg Frost. ‘Ik snap dat niet.’ ‘Het is Gothic. Dood, pijn, vergetelheid, je weet wel.’ Jane snoof. ‘Vinden ze leuk.’ ‘Maar hij vindt het vast niet leuk dat hij nu hier zit.’ ‘En wij gaan zijn leven nog leuker maken.’ Toen Jane en Frost binnenkwamen, schoot Lucas recht overeind op zijn stoel. Hij keek hen met grote, angstige ogen aan. Ondanks de piercings en het zwarte leren jack met het doodshoofd zag hij eruit als een bang jongetje. Een jongen die misschien zijn magere handen rond Kimberly Rayners hals had gelegd en haar keel had dichtgeknepen. Jane ging tegenover hem zitten. Ze zag dat de met zwarte eyeliner aangezette ogen van de jongen bloeddoorlopen waren van het huilen. ‘Weet je zeker dat je geen advocaat wilt?’ vroeg ze. ‘Ik heb niks gedaan!’ ‘Dat zal ik opvatten als “nee”.’ ‘Ze leefde nog toen ik wegging. Ik zweer het.’ ‘Vertel ons waar je Kimberly Rayner van kent.’ De jongen haalde diep adem. ‘Ik heb haar een paar maanden geleden ontmoet op Harvard Square. We herkenden elkaar meteen.’ ‘Hoe kon je haar herkennen als jullie elkaar voor het
eerst zagen?’ ‘Ik bedoel dat ik meteen wist wat ze was. En dat zij wist wat ik was.’ ‘Wat waren jullie dan?’ ‘Anders. We zijn anders dan andere tieners. Anders dan andere mensen.’ ‘Elke tiener denkt dat hij anders is dan anderen.’ ‘Ik bedoel echt anders.’ ‘In welk opzicht?’ Hij haalde diep adem. ‘Wij zijn geen mensen,’ zei hij.
Hoofdstuk 5
.. .. Er viel een stilte. Frost, die in de hoek van de kamer stond, sloeg zijn ogen op naar de hemel. ‘Voor mij zie je er toch echt uit als een mens,’ zei Jane. ‘Dat is schijn. Als u mijn cellen zou onderzoeken, als u ze onder een microscoop zou bekijken, zou u zien dat ik anders ben. Ik heb altijd geweten dat ik anders ben dan anderen. Al sinds ik heel jong was. Ik heb geen voedsel nodig, zoals u. Ik kan leven op lucht en ...’ ‘Mag ik raden?’ zei Jane. ‘Bloed?’ De jongen kneep zijn ogen iets toe. ‘U maakt me belachelijk.’ Hoe raad je het zo! ‘Bedoel je dat je een vampier bent?’ vroeg Frost. Hij
slaagde erin zijn gezicht in de plooi te houden. Lucas keek hem aan. ‘Als u ons zo wilt noemen. We zijn een ondersoort van het menselijk ras, we zijn hemofagische nachtwezens. Hemofagisch betekent dat we bloed tot ons nemen.’ ‘Ja, dat snap ik. Wiens bloed neem je tot je?’ ‘We doden geen mensen, als u dat bedoelt. We zijn de vreedzame tak van onze ondersoort. Soms staan vrijwilligers een paar buisjes bloed af om ons te voeden.’ ‘Vrijwilligers?’ ‘Vrienden. Klasgenoten. Of iemand smokkelt een paar zakjes uit de plaatselijke bloedbank. Maar we drinken hoofdzakelijk dierlijk bloed. Er zijn slagers die het verkopen.’ Hij rechtte zijn rug en stak zijn magere borst naar voren. ‘Het geeft ons bovenmenselijke kracht.’ Jane keek naar het bloedeloze gezicht met de diep in de oogkassen verzonken ogen en dacht: deze jongen lijdt aan een bovenmenselijke vorm van verstandsverbijstering. ‘En Kimberly Rayner was dus ook een vampier?’ ‘Ja. Ze is een paar weken geleden van huis weggelopen. Ik heb toen gezegd dat ze wel bij mij in de kerk kon slapen.’ ‘Sliepen jullie samen in die doodkist?’ ‘Nee! We zijn volkomen platonisch. Ik heb voor haar een grote kartonnen doos gevonden om in te slapen. Die kon ze dichtdoen tegen het licht.’ ‘Ik dacht dat vampiers onsterfelijk zijn. Wat is er met haar gebeurd?’
‘Dat weet ik niet. Ik werd wakker omdat ze zo gilde. Ze lag te kronkelen op de vloer en zei dat ze pijn in haar buik had. Hoewel het nog licht was, ben ik de straat op gegaan om maagtabletten voor haar te halen. Toen ik ongeveer een uur later terugkwam, stond er een politieauto voor de kerk geparkeerd.’ Hij liet zijn hoofd hangen. ‘Ik wist niet dat ze dood was.’ ‘Ja, ja. Vertel ons nu maar wat er echt is gebeurd,’ zei Jane. ‘Dat héb ik u verteld!’ Jane leunde naar voren, haar priemende ogen op de jongen gericht. ‘Weet je wat ik denk? Dat je seks wilde. Of dat je haar bloed wilde proeven. Of dat je ergens kwaad om bent geworden en haar te lijf bent gegaan. En dat ze daarom begon te gillen.’ ‘Nee, zo is het niet – ’ ‘Toen ze niet ophield met gillen, heb je haar bij de keel gegrepen. Toen ze bleef gillen, heb je wat harder geknepen. En nog harder. En opeens gilde ze niet meer.’ Jane stopte en zei toen zachtjes: ‘Het was een ongeluk. Je had het niet zo bedoeld.’ ‘U zult me dat nooit horen zeggen, omdat het niet waar is.’ Er werd geklopt. Rechercheur Darren Crowe stak zijn hoofd om het hoekje van de deur. ‘Rizzoli, de vader van het meisje is er. Ik zet hem wel in de wachtka-’ Een man duwde Crowe opzij, drong naar binnen en keek met een woeste blik naar Lucas Henry. ‘Freak!’ riep
hij. En toen stortte hij zich op de jongen.
Hoofdstuk 6
.. .. ‘Als iemand úw kind had vermoord,’ zei Tony Rayner, ‘zou u hem ook de hersens willen inslaan!’ De vader van Kimberly Rayner was een grote, sterke kerel. De drie rechercheurs hadden samen de grootste moeite gehad hem van de jongen af te sleuren. Lucas zat nu ineengedoken in een hoek van de kamer. ‘Meneer Rayner, we hebben nog niet vastgesteld dat deze jongen het heeft gedaan,’ zei Jane. ‘Moet je hem zien!’ zei Rayner met een woeste blik op Lucas. ‘Natuurlijk heeft hij het gedaan!’ Jane zei tegen Frost: ‘Zou jij Lucas even willen meenemen? Zet hem maar in de kamer hiernaast.’ ‘Ik had jou maanden geleden al een pak op je sodemieter moeten geven,’ zei Rayner. ‘Toen je aldoor om
haar heen hing. Misschien zou ze nu dan nog leven.’ ‘Ze is vanwege u van huis weggelopen,’ riep Lucas terug. ‘Om bij u vandaan te komen.’ ‘Ik had meteen door wat een eng mannetje jij bent.’ ‘Ik was haar enige vriend!’ ‘Je bent een freak!’ ‘Ze haatte u!’ riep Lucas toen Frost hem meetrok naar de deur. ‘En haar moeder haatte u ook!’ Jane zag hoe Rayner keek en dacht: O nee. Om de jongen te beschermen stapte ze snel tussen hem en Rayner in. Ze voelde haar bloes scheuren toen Rayner naar de jongen uithaalde. Frost sleepte de angstig jammerende Lucas de kamer uit, terwijl Jane en Crowe de woedende man klem zetten tegen de tafel, waar Crowe hem in bedwang hield tot Jane hem in de boeien had geslagen. ‘Nou, dat was leuk,’ zei Crowe. Hij duwde Rayner neer op een stoel. ‘Niet cool, man. En kijk eens wat je met de bloes van rechercheur Rizzoli hebt gedaan.’ Jane keek naar haar bloes en zag dat er een grote winkelhaak in zat, waardoor de bovenrand van haar beha te zien was. Woedend greep ze haar blazer van de rugleuning van de stoel waar ze hem overheen had gehangen. Ze knoopte hem snel dicht, maar zag Crowe grijnzen toen hij zich nadrukkelijk omdraaide. ‘Ik heb met u nog een appeltje te schillen,’ zei ze met opeengeklemde kaken tegen Rayner. ‘Mijn dochter is vermoord! Waarom slaat u mij in de boeien? Waarom zet u die freak niet achter slot en
grendel?’ ‘Er is niet bewezen dat hij het heeft gedaan.’ ‘Doe me een lol. Hij denkt dat hij een vampier is.’ ‘Dat wil nog niet zeggen dat hij haar heeft vermoord.’ Rayner haalde diep adem. ‘Het spijt me van uw bloes. Zou u me nu alstublieft van die handboeien willen bevrijden?’ Jane keek naar Crowe. Ze dacht eraan wat een problemen het zou geven als ze tegen deze man een proces-verbaal opmaakte. Ze dacht aan wat ze tegen de rechter zou zeggen. Ja, edelachtbare, ik weet dat zijn dochter net was vermoord en dat hij emotioneel erg aangeslagen was, maar die bloes heeft me honderd dollar gekost. Met een zucht maakte ze de handboeien los. ‘En die knul?’ vroeg Rayner. Hij masseerde zijn polsen. ‘Gaat u hem arresteren?’ ‘Dat gaat u niet aan.’ Hij keek haar aan. ‘Dat staat nog te bezien.’
Hoofdstuk 7
.. .. ‘Het klinkt als een klassiek geval van folie à deux,’ zei Maura. ‘Dat is mijn diagnose.’ En Maura had uiteraard al een diagnose, dacht Jane. Zodra Maura iemand ontmoette, begon ze diagnoses te stellen, als een wetenschapper die een proefdier ontleedde. Toen Jane haar gescheurde bloes opzij gooide en een andere aantrok, zag ze Maura het vernielde kledingstuk met een analytisch oog bekijken, alsof ze in gedachten de elasticiteit van de stof inschatte en de kracht berekende die nodig was om die te laten scheuren. ‘Jammer,’ zei Maura. ‘Een bloes van dupionzijde nog wel.’ ‘En ik had hem juist in de uitverkoop op de kop getikt.’
‘Wat een pech.’ Maura liep naar Janes keuken. ‘Ik heb Chinees meegebracht. Zal ik het maar op bordjes doen?’ ‘We kunnen toch net zo goed uit de bakjes eten?’ ‘Jane. Doe me een lol.’ Maura deed kastjes open en haalde er serviesgoed uit. ‘Wat is een folie à deux precies?’ ‘Een waanidee dat door twee mensen wordt gedeeld,’ zei Maura. ‘In dit geval waanden ze zich vampiers. En zo te horen hebben ze dat tot in het extreme doorgevoerd. Ze meden daglicht en sliepen in een doodkist.’ ‘Waar hij nu waarschijnlijk weer in zal kruipen, omdat we niet genoeg bewijsmateriaal hebben om hem vast te houden.’ Jane schudde haar hoofd. ‘Hij zweert dat ze op bloed en water leefden. Is dat mogelijk?’ Maura dacht erover na terwijl ze hete kip en gebakken mie op de borden schepte. ‘Bloed bevat veel ijzer, maar geen van de noodzakelijke vitaminen. En aangezien het maar zevenhonderd calorieën per liter bevat, zou je drie liter bloed per dag moeten drinken.’ Ze zette een bord voor Jane neer. ‘Eet smakelijk.’ ‘Jemig, dat had je echt niet zo hoeven specificeren.’ ‘Het verklaart waarom Kimberly Rayner zo ondervoed was. Ik heb dode anorectische meisjes gezien die meer vet op hun lichaam hadden dan zij. Als ze alleen op bloed leefde, had ze geen greintje weerstand tegen een belager.’ ‘Als je het mij vraagt, had ze nog geen weerstand
tegen een doodgewone verkoudheid.’ Maura pakte behendig een stukje kip tussen haar eetstokjes. ‘Wetenschappelijk gezien wordt verkoudheid niet veroorzaakt door één bepaald virus. Het is een geheel van symptomen dat...’ Ze zweeg abrupt en fronste. ‘Wat is er?’ ‘Jane, je hebt een zeer rake opmerking gemaakt.’ ‘O ja?’ ‘Over haar gebrek aan weerstand tegen ziekteverloop.’ ‘Wat heeft dat hiermee te maken? Ze is gewurgd.’ ‘Het ziet eruit alsof ze gewurgd is.’ Maura legde haar eetstokjes neer. ‘Maar de autopsie zou wel eens iets heel anders kunnen uitwijzen.’
Hoofdstuk 8
.. .. Vanachter het observatieraam zagen Jane en Frost het dode meisje al op de autopsietafel liggen. Het naakte lichaam was nog magerder dan Jane zich herinnerde. De heupbeenderen staken omhoog en het was shockerend om alle ribben zo duidelijk afgetekend te zien. Boven de hals, in sterk contrast met het uitgemergelde lichaam, was het gezicht zo opgezwollen dat de oogleden helemaal op elkaar geperst zaten. ‘Weet je zeker dat je dit aankunt?’ vroeg Jane aan Frost. ‘Ja, ja. Maak je geen zorgen,’ zei hij met klem. ‘Dat zei je de vorige keer ook,’ mompelde Jane toen ze de deur naar de autopsiezaal openduwde, waar Maura en haar assistent hun messen, scalpels, botzagen en
klemmen al hadden klaargelegd. Jane keek maar liever niet naar de angstaanjagende instrumenten en hield haar blik gericht op Kimberly Rayner. Het was misschien ooit een leuk, blond meisje geweest waar alle jongens naar omkeken, maar nadat ze zichzelf maandenlang een dieet van bloed en water had opgelegd, had ze geen greintje vet of spierweefsel meer over. Ze was letterlijk vel over been. ‘De röntgenfoto’s hebben geen verrassingen opgeleverd,’ zei Maura. Ze deed de felle operatielampen aan. ‘Laten we haar hals eens wat nader bekijken.’ ‘Voor mij ziet het er nog steeds uit alsof iemand haar keel heeft dichtgeknepen.’ Jane wierp een blik op Frost, die een paar meter bij de tafel vandaan was blijven staan op een strategisch plekje niet ver van de gootsteen. ‘Wil je niet komen kijken?’ ‘Ik kan het hiervandaan ook wel volgen,’ zei hij. ‘Haar gezicht is erg opgezet,’ zei Jane. ‘Maar dat gebeurt toch altijd als iemand gewurgd wordt?’ ‘Wurging kan een oorzaak zijn,’ zei Maura. ‘Wat kan nog meer zo’n zwelling veroorzaken?’ ‘Een allergische reactie. Anafylaxie.’ Boven het chirurgenmasker verscheen er een frons op Maura’s voorhoofd. ‘Of latrodectus facies,’ zei ze zachtjes. ‘Wat?’ Maura gaf geen antwoord. Ze pakte een vergrootglas, boog zich over het lijk en draaide het hoofd van het meisje opzij om de hals te kunnen bestuderen. Ze tuurde ingespannen naar de huid en mompelde: ‘Lieve hemel, het
is zo klein dat ik het bijna over het hoofd had gezien.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Een prikplek.’ Op hetzelfde moment ging Frosts mobiele telefoon. Maura bleef de hals van het dode meisje bestuderen. Ze draaide het hoofd om zodat ze ook de andere zijde van de hals kon bekijken. ‘Hier zit er nog een.’ ‘Bedoel je prikplekken van een injectienaald? Om bloed af te tappen?’ ‘Nee, van – ’ ‘Rizzoli, we moeten onmiddellijk naar de Antoniuskerk!’ zei Frost. ‘Wat is er?’ ‘De vader van het meisje heeft Lucas Henry gegijzeld en dreigt hem te vermoorden!’
Hoofdstuk 9
.. .. Vier patrouillewagens stonden met draaiende zwaailichten voor de Antoniuskerk toen Jane en Frost aankwamen. Ze gooiden de portieren open en renden naar de kerk. ‘Hij houdt de jongen gegijzeld,’ vertelde een van de agenten. ‘We hebben alle uitgangen onder schot en proberen hem over te halen zich over te geven, maar hij werkt niet mee.’ ‘Laat mij maar even met hem praten,’ zei Jane. Ze trok een kogelwerend vest aan. ‘Hij heeft al een paar schoten gelost. Zo zijn wij erachter gekomen dat hij hier zit. Iemand hoorde de schoten en heeft de politie gebeld.’ ‘Hoe is het met de jongen?’ ‘Hij was in staat ons antwoord te geven. Verder weet
ik het niet.’ De agent bekeek haar van top tot teen, alsof hij eraan twijfelde dat ze de situatie aankon. ‘Er is een onderhandelingsteam onderweg. Misschien kunt u beter niet – ’ ‘Ik ken Rayner. Ik ben juist de aangewezen persoon hiervoor,’ zei Jane. Ze liep naar de ingang van de kerk. ‘Meneer Rayner!’ riep ze door de dichte deur. ‘Rechercheur Rizzoli hier. Ik wil met u praten!’ Binnen hoorde ze Rayner roepen: ‘Doe geen moeite! Het zal niet helpen!’ In elk geval kwam hij niet met dreigementen. ‘Ik ga de deur opendoen,’ kondigde ze aan. ‘Ik kom in mijn eentje naar binnen.’ Geen antwoord. Ze haalde diep adem en stapte over de drempel. Het was donker in de kerk, die ook ditmaal slechts werd verlicht door een flikkerende kaars ergens achterin. Ze zag Rayner en Lucas niet, maar hoorde het angstige gejammer van de jongen. In de klokkentoren boven haar hoofd klonken de suizende bewegingen van rondvliegende vleermuizen. ‘Hij is gek!’ snikte Lucas. ‘Hij is binnengedrongen toen ik sliep. Hij zegt dat hij me gaat vermoorden.’ Janes ogen waren inmiddels aan het donker gewend en nu zag ze hen. Lucas zat ineengedoken tegen een van de banken en Rayner stond naast hem met een vuurwapen op het hoofd van de jongen gericht. ‘Laat hem gaan,’ zei Jane. ‘Hier heeft niemand wat aan.’
‘Het is gerechtigheid,’ zei Rayner. ‘Dat is iets waard.’ ‘Is het uw eigen leven waard?’ ‘Iemand moet boeten. We weten dat hij haar heeft vermoord.’ ‘Nietwaar!’ jankte Lucas. ‘Ik heb het niet gedaan!’ Jane zei: ‘Als de jongen schuldig is, zal dat in de rechtszaal bewezen worden.’ ‘Dat zal niet gebeuren,’ zei Rayner. ‘U zei gisteravond dat er geen bewijzen zijn. Er zal nooit voldoende bewijs zijn. Mijn dochter is dood en hij mag gewoon op vrije voeten blijven.’ Zelfs in het halfdonker zag Jane dat Rayner zijn arm strekte en zijn hand steviger om de kolf van het vuurwapen klemde. Ze trok haar pistool, maar op hetzelfde moment ging haar telefoon. Ze verstijfden alle drie, het scheelde niets of Jane en Rayner hadden de trekker overgehaald. Ze liet het mobieltje rinkelen en hield haar blik op Rayner gericht. ‘Als Lucas haar heeft vermoord,’ zei Jane, ‘zweer ik dat ik een manier zal vinden om het te bewijzen. En dan zal hij wel degelijk de gevangenis ingaan.’ Zij en Rayner staarden elkaar aan in het halfduister. Toen begon er weer een telefoon te rinkelen, maar ditmaal was het niet die van haar – het was die van Rayner. Zonder het oogcontact te verbreken, nam hij op. ‘Hallo?’ Een lange stilte. Toen bukte hij zich, legde de telefoon op de grond en schoof hem hard naar Jane toe. ‘Het is voor u.’
Stomverbaasd pakte Jane de telefoon. ‘Rizzoli.’ Het was Maura. ‘Jane, ik sta hier voor de kerk. De jongen heeft het niet gedaan!’ ‘Wie dan wel?’ ‘De moordenaar is in de kerk. Samen met jou.’
Hoofdstuk 10
.. .. Maura’s voetstappen weerkaatsten op de stenen vloer toen ze door de donkere kerk naar hen toe kwam. ‘Ik ben alleen,’ riep ze, ‘en ik ben niet gewapend. Ik heb alleen een zaklantaarn en die doe ik nu aan.’ ‘Wat moet dit voorstellen?’ vroeg Rayner nors. ‘Ik ben dokter Maura Isles, patholoog-anatoom. Ik heb de autopsie op uw dochter verricht en kan bewijzen dat Lucas Henry haar niet heeft vermoord.’ ‘Hoe kunt u dat bewijzen?’ ‘Door u de ware moordenaar te laten zien.’ Maura knipte haar zaklantaarn aan. Jane knipperde tegen het felle licht. ‘Lucas, laat me zien waar Kimberly sliep.’ De stem van de jongen beefde. ‘Ik kon geen doodkist voor haar vinden, dus hebben we een grote kartonnen
doos gezocht. Daar staat hij.’ De lichtbundel van Maura’s zaklantaarn gleed door het duister tot hij kwam te rusten op de verpakkingsdoos van een of ander groot apparaat. Ze liep ernaartoe en las wat er op het etiket stond. ‘Deze doos is verscheept vanuit North Carolina.’ ‘Nou en?’ zei Rayner. Ze bukte zich en keek erin. ‘Jane, wil je even komen kijken?’ Jane hurkte naast haar en fluisterde: ‘Wat ben je in godsnaam aan het doen?’ ‘Wat ik zei. Ik ga jullie de moordenaar laten zien.’ Maura richtte haar zaklantaarn in de doos. Ze liet de lichtbundel over rommelige dekens en een met vlekken besmeurd kussen glijden en tot stilstand komen in de hoek erboven. ‘Daar hebben we de dader.’ Jane keek naar het ragfijne spinnenweb en het insect dat het had geweven. ‘Een spin?’ ‘Genus latrodectus. Een zwarte weduwe. Ze moet zijn meegelift vanuit North Carolina en heeft het meisje gebeten toen ze in deze doos lag te slapen. Het arme kind heeft het misschien niet eens gevoeld. Bij de meeste gezonde volwassenen is het gif niet dodelijk, maar Kimberly was geen gezonde volwassene. Ze was ondervoed en had daarom een kwetsbare gezondheid.’ Maura voegde er fluisterend aan toe, zodat alleen Jane het kon horen: ‘Ze moet een afgrijselijke dood zijn gestorven. Spierkrampen, hevige buikpijn, gevolgd door verstikking. Geen wonder dat
voorbijgangers haar hoorden gillen.’ Jane stond op en draaide zich om naar Rayner. ‘Uw dochter is niet vermoord. Ze is gebeten door een spin. Een zeldzaam geval. En de dader zit in deze doos.’ Langzaam liet de man zijn wapen zakken. Toen Jane het hem afnam en hem in de boeien sloeg, bleef Rayner roerloos staan, met gebogen hoofd. ‘Ik wilde alleen gerechtigheid,’ zei hij. ‘Gerechtigheid voor mijn dochter.’ ‘En u zult die krijgen, meneer Rayner,’ zei Jane. ‘In dit geval is daar alleen de hak van een schoen voor nodig.’
Over Tess Gerritsen Tess Gerritsen is arts en een internationale bestsellerauteur. Ze verwierf grote faam met thrillers als De chirurg, De leerling, Koud bloed, Zustermoord, De zondares, De Mefisto club, Verdwijn, Koud hart, Het aandenken en Sneeuwval. Haar thrillers met in de hoofdrol Jane Rizzoli en Maura Isles zijn in Amerika voor televisie verfilmd. De serie Rizzoli & Isles is in Nederland te zien bij Net 5 en in Vlaanderen bij Vijftv.
.. Meer lezen over Tess: www.tessgerritsen.com www.tessgerritsen.nl
Over Het stille meisje In Bostons Chinatown wordt de hand van een vrouw gevonden. Op het dak van een gebouw ligt haar lijk met een bijna afgehakt hoofd. Er worden twee zilvergrijze haren op haar lichaam aangetroffen. Tijdens het onderzoek ontdekken rechercheur Jane Rizzoli en patholooganatoom Maura Isles dat er nog meer brute moorden zijn gepleegd. Negentien jaar eerder vonden tijdens een schietincident in een restaurant in Chinatown vijf mensen de dood. Slechts één persoon overleefde die slachtpartij: een mysterieuze vrouw en een meester in de Chinese vechtkunst die een groot geheim met zich meedraagt. Nu is ze het doelwit van een onzichtbare vijand die meedogenloos toeslaat…
..
Het stille meisje – Tess Gerritsen €17,95 Aantal pagina’s: 336 Originele titel: The Silent Girl ISBN: 9789044332490 Vanaf 1 oktober 2011 overal verkrijgbaar
.. www.thehouseofbooks.com
.. .. Je kunt dit boek bestellen bij:
.. Bol.com
.. Cosmox.nl (geen verzendkosten)
.. Eci.nl
Eerste hoofdstuk Het stille meisje 1 ..
San Francisco De hele dag heb ik het meisje gadegeslagen. Nergens is aan te merken of ze zich daarvan bewust is, ook al staat mijn huurauto in het zicht van de straathoek waar ze ’s middags met de andere tieners rondhangt en doet wat verveelde tieners doen om de tijd te doden. Ze ziet er jonger uit dan haar vrienden, maar misschien komt dat omdat ze Aziatisch is en erg tenger voor een zeventienjarige. Ze heeft een kort, jongensachtig kapsel en draagt een spijkerbroek vol rafels en scheuren. Niet omdat ze er modieus wil bijlopen, lijkt mij, maar omdat hij versleten is door het leven op straat. Ze neemt een trek van haar sigaret en blaast de rook uit met het achteloze air van een straatmeid. Haar gedrag past niet bij haar bleke gezicht en exquise Chinese trekken. Ze is mooi
genoeg om de aandacht te trekken van twee mannen die het groepje passeren. Ze merkt het en kijkt kil terug, onbevreesd, maar je kunt makkelijk dapper zijn als gevaar alleen maar iets abstracts is. Hoe zou dit meisje reageren als ze daadwerkelijk bedreigd werd, vraag ik me af. Zou ze van zich af slaan of instorten? Ik wil weten uit welk hout ze gesneden is, maar ze is in mijn bijzijn nog niet op de proef gesteld. Als het donker wordt, dunt de groep uit. Een van de tieners slentert weg, en even later nog een. In San Francisco is het zelfs midden in de zomer ’s avonds fris en de achterblijvers duiken weg in hun sweatshirts en jacks, geven elkaar vuurtjes en profiteren dan even van de kortstondige warmte van het vlammetje. Maar uiteindelijk worden ook de laatsten door kou en honger verdreven en dan is er alleen nog het meisje, dat nergens naartoe kan. Ze zwaait haar vrienden na en hangt nog een poosje in haar eentje rond, alsof ze op iemand staat te wachten. Dan haalt ze haar schouders op en verlaat de straathoek. Ze komt mijn kant uit, met haar handen diep in haar zakken gestoken. Als ze langs de auto loopt, let ze niet op mij. Ze kijkt recht vooruit, strak en geconcentreerd, alsof ze een probleem probeert op te lossen. Misschien waar ze vanavond een maaltijd kan bietsen. Misschien iets belangrijkers. Haar toekomst. Haar overlevingskansen. Ze heeft er vermoedelijk geen erg in dat ze door twee mannen wordt gevolgd. Meteen nadat ze mijn auto is gepasseerd, zie ik de
mannen uit een steeg komen. Ik herken ze. Het zijn de kerels die daarstraks naar haar keken. Als ze langs mijn auto komen, achter het meisje aan slenterend, kijkt een van hen door de voorruit naar mij. Een vluchtige blik, om te zien of ik een bedreiging ben. Wat hij ziet, baart hem blijkbaar geen zorgen, want hij en zijn makker lopen gewoon door. Ze bewegen zich met de zelfverzekerdheid van sterke roofdieren die loeren op een zwakke prooi die niets tegen hen zal kunnen beginnen. Ik stap uit en volg hen. Net zoals zij het meisje volgen. Ze loopt een wijk in waar te veel gebouwen leeg staan en de stoepen bestraat lijken te zijn met gebroken flessen. Het meisje toont geen angst, geen aarzeling, alsof dit bekend terrein is. Ze kijkt niet één keer om, wat voor mij wil zeggen dat ze ofwel roekeloos is of geen idee heeft hoe de wereld in elkaar zit en wat die met meisjes als zij kan doen. De mannen die haar volgen, kijken ook niet om. En al zouden ze me zien, wat ik niet laat gebeuren, dan zouden ze niets zien om bang voor te zijn. Niemand ziet aan mij ooit iets om bang voor te zijn. Een halve straat verderop glipt het meisje een gebouw in. Ik trek me terug in de schaduwen en kijk toe. De mannen blijven voor de deur van het gebouw staan om te overleggen hoe ze het gaan aanpakken. Dan gaan ze naar binnen. Vanaf de stoep kijk ik op naar de dichtgetimmerde
ramen. Het is een leegstaand pakhuis met een bordje verboden toegang. De deur staat op een kier. Ik stap naar binnen. Het is er zo donker dat ik blijf staan om mijn ogen de tijd te geven zich aan te passen terwijl ik op mijn andere zintuigen vertrouw om waar te nemen wat ik nog niet kan zien. Ik hoor de vloer kraken. Ik ruik warm kaarsvet. Ik zie de zwakke gloed van een deuropening links. Ik stel me op bij die deur en gluur om het hoekje. Het meisje zit op haar knieën voor een geïmproviseerd tafeltje. Haar gezicht wordt verlicht door de flikkerende kaars. Om haar heen zie ik tekenen van tijdelijke behuizing: een slaapzak, blikjes voedsel, een klein gasstel. Ze zit te prutsen met een weerspannige blikopener en is zich niet bewust van de twee mannen die van achteren op haar afkomen. Op het moment dat ik inadem om een waarschuwende kreet te laten horen, draait het meisje zich vliegensvlug om naar de indringers. Ze heeft alleen de blikopener in haar hand, een armzalig wapen tegen twee grote kerels. ‘Dit is mijn huis,’ zegt ze. ‘Donder op.’ Ik had op het punt gestaan in te grijpen. Nu wacht ik, om te zien wat er gaat gebeuren. Om te zien uit welk hout het meisje is gesneden. Een van de mannen lacht. ‘We komen alleen maar op bezoek, schatje.’ ‘Ik heb jullie anders niet uitgenodigd.’ ‘We vonden dat je wel wat gezelschap kon
gebruiken.’ ‘En ik vind dat jij wel een stel hersens kunt gebruiken.’ Niet slim om zo te reageren, denk ik. Nu is woede toegevoegd aan hun wellust en dat is een gevaarlijke combinatie. Toch blijft het meisje roerloos staan, doodkalm, met alleen die blikopener in haar hand. Als de mannen naar haar grijpen, leun ik naar voren, gereed om op hen af te springen. Het meisje springt als eerste. Haar voet raakt de eerste man precies op zijn borstbeen. Het is een onelegante maar effectieve aanval. Wankelend grijpt hij naar zijn borst alsof hij geen adem kan krijgen. Voordat de tweede man kan reageren, draait ze in de rondte en geeft hem met de blikopener een rotklap tegen zijn slaap. Hij brult en strompelt achteruit. Dit begint interessant te worden. De eerste man is weer op adem en vliegt nu zo wild op haar af dat ze allebei tegen de grond smakken. Ze schopt en slaat en haar vuist raakt hem hard op zijn kaak, maar zijn woede maakt hem immuun voor pijn. Brullend rolt hij boven op haar en zet haar klem met zijn gewicht. Nu doet de tweede man ook weer mee. Hij grijpt haar polsen en drukt die tegen de vloer. Door haar leeftijd en gebrek aan ervaring is ze in een rampzalige positie terechtgekomen waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Hoe fel ze ook mag zijn, het meisje is een groentje, ongetraind, en het onvermijdelijke staat te gebeuren. De
eerste man ritst haar gulp open en trekt haar spijkerbroek over haar magere heupen naar beneden. Aan de bobbel in zijn broek is te zien hoe geil hij is. Geil, en dus kwetsbaar. Hij hoort me niet naderen. Het ene ogenblik maakt hij zijn gulp open, het volgende ogenblik ligt hij op de vloer met een gebroken kaak en een mond vol losse tanden. De tweede man laat de polsen van het meisje los en springt overeind, maar hij is niet snel genoeg. Ik ben een tijger en hij is niets anders dan een logge buffel, dom en weerloos tegen mijn aanval. Hij gilt als hij neerstort. Te oordelen naar de eigenaardige stand van zijn arm is het bot in tweeën gebroken. Ik grijp het meisje en trek haar ruw overeind. ‘Ben je ongedeerd?’ Ze ritst haar broek dicht en staart me aan. ‘Jezus, wie ben jíj?’ ‘Later. We moeten gaan!’ zeg ik fel. ‘Hoe heb je dat gedaan? Hoe heb je ze met één klap uitgeschakeld?’ ‘Wil je dat leren?’ ‘Ja!’ Ik kijk naar de mannen die kreunend op de grond liggen te kronkelen. ‘Eerste les: Je moet weten wanneer je moet verdwijnen.’ Ik duw haar naar de deur. ‘Nu dus.’ Ik kijk toe als ze eet. Voor zo’n spichtig ding heeft ze een onvoorstelbare eetlust. In een mum van tijd werkt ze drie kiptaco’s, een groot bord bonenpuree en een halve liter
cola naar binnen. Ze wilde Mexicaans, dus zitten we in een café met mariachimuziek op de achtergrond en opzichtige schilderijen van dansende señorita’s aan de muren. Het meisje heeft een Chinees uiterlijk, maar is op en top Amerikaans, van haar korte haar tot haar versleten jeans. Het is een onbehouwen, roofzuchtig wezen dat het laatste restje cola door het rietje slurpt en dan luidruchtig op de ijsblokjes begint te kauwen. Ik begin eraan te twijfelen of dit wel zo’n goed idee is. Ze is te oud voor lessen en te wild voor discipline. Ik zou haar weer de straat op moeten sturen, als ze daar zo graag wil zijn, en een andere manier zoeken. Maar dan zie ik de schaafwonden op haar knokkels en herinner ik me dat het haar bijna was gelukt die twee kerels in haar eentje uit te schakelen. Ze bezit een rauw talent en kent geen vrees – twee dingen die niet zijn aan te leren. ‘Ken je me nog?’ vraag ik. Het meisje zet haar glas neer en fronst. Een ogenblik meen ik iets van herkenning te zien, maar die is meteen verdwenen. Ze schudt haar hoofd. ‘Het is lang geleden,’ zeg ik. ‘Twaalf jaar.’ Een eeuwigheid voor zo’n jong meisje. ‘Je was nog klein.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Dan is het geen wonder dat ik u niet herken.’ Ze steekt haar hand in haar zak, haalt er een sigaret uit en houdt er een aansteker bij. ‘Je ruïneert je lichaam.’ ‘Dat moet ik zelf weten,’ zegt ze vinnig. ‘Niet als je wilt trainen.’ Ik steek mijn hand uit en
gris de sigaret tussen haar lippen vandaan. ‘Als je wilt leren, moet je een andere instelling krijgen. Dan moet je blijk geven van respect.’ Ze snuift minachtend. ‘U lijkt mijn moeder wel.’ ‘Ik heb je moeder gekend. In Boston.’ ‘O ja? Nou, ze is dood.’ ‘Dat weet ik. Ze heeft me vorige maand geschreven. Ze zei dat ze ziek was en nog maar kort te leven had. Daarom ben ik hier.’ Tot mijn verbazing zie ik tranen glinsteren in haar ogen. Ze wendt snel haar gezicht af, alsof ze zich ervoor schaamt zwakte te tonen. Op dat kwetsbare moment, voordat ze haar ogen afwendt, doet ze me denken aan mijn eigen dochter, die jonger was dan dit meisje toen ik haar verloor. Tranen branden in mijn ogen en ik doe geen poging ze te verbergen. Verdriet is de reden waarom ik ben wie ik ben. Het is het louterende vuur dat mijn beslissing heeft geslepen en mijn vastberadenheid gescherpt. Ik heb dit meisje nodig. En zij mij. ‘Ik heb weken naar je gezocht,’ zeg ik. ‘Dat pleeggezin was klote. Ik ben in mijn eentje veel beter af.’ ‘Als je moeder je nu kon zien, zou ze erg verdrietig zijn.’ ‘Ze had nooit tijd voor me.’ ‘Misschien omdat ze twee baantjes had, zodat ze jou te eten kon geven? Omdat ze niemand anders had die dat
voor haar deed?’ ‘Ze liet over zich heen lopen. Ik heb het niet één keer meegemaakt dat ze haar poot stijf hield. Zelfs niet voor mij.’ ‘Ze was bang.’ ‘Ze was slap.’ Ik leun naar voren, boos op het ondankbare wicht. ‘Jij hebt er geen flauw idee van hoe jouw arme moeder heeft geleden. Ze heeft haar hele leven voor jou opgeofferd.’ Met een gevoel van walging gooi ik de sigaret naar haar toe. Dit is niet het meisje dat ik had gehoopt te vinden. Ze mag dan wel sterk en onbevreesd zijn, maar ze bezit geen plichtgevoel ten opzichte van haar dode moeder en vader, geen enkel eergevoel ten opzichte van haar familie. Zonder banden met onze voorvaderen zijn we niets dan eenzame stofdeeltjes die stuurloos rond dwarrelen. Ik leg het geld voor haar maaltijd op de tafel en sta op. ‘Ik hoop dat je ooit zult inzien wat je moeder voor jou heeft opgeofferd.’ ‘Gaat u weg?’ ‘Ik kan je niets leren.’ ‘Waarom zou u dat ook willen? Waarom bent u me gaan zoeken?’ ‘Ik dacht dat ik een ander type meisje zou vinden. Een meisje dat ik iets zou kunnen leren. Een meisje dat me zou helpen.’ ‘Waarmee?’
Ik weet niet hoe ik haar vraag moet beantwoorden. In de stilte horen we de blikkerige mariachimuziek die uit de speakers van het restaurant komt. ‘Heb je herinneringen aan je vader?’ vraag ik. ‘Weet je nog wat er met hem is gebeurd?’ Ze staart me aan. ‘Daar gaat het dus om. Daarom bent u naar me gaan zoeken. Omdat mijn moeder u over hem heeft geschreven.’ ‘Je vader was een goed mens. Hij hield van je. Maar jij wilt dat blijkbaar niet zien. Je toont geen respect voor je vader en je moeder.’ Ik leg een rol bankbiljetten op de tafel. ‘Dit is voor jou, ter ere van hun nagedachtenis. Zorg dat je onderdak krijgt en maak je school af. Dan hoef je tenminste geen wellustige kerels van je af te slaan.’ Ik draai me om en loop het restaurant uit. In een wip vliegt ze naar buiten en holt achter me aan. ‘Wacht!’ roept ze. ‘Waar gaat u heen?’ ‘Terug naar Boston.’ ‘Ik weet ineens wie u bent. En ik denk dat ik weet wat u wilt.’ Ik blijf staan en draai me naar haar om. ‘Ja, en dat zou jij ook zou moeten willen.’ ‘Wat moet ik doen?’ Ik bekijk haar van top tot teen. Ik zie magere schouders en heupen zo smal dat ze haar spijkerbroek nauwelijks kunnen ophouden. ‘Het gaat niet om wat je moet doen,’ antwoord ik. ‘Het gaat om wat je moet zijn.’ Ik loop langzaam naar haar toe. Tot nu toe heeft ze geen
reden gehad bang voor me te zijn en waarom zou ze ook? Ik ben maar een vrouw. Maar nu ziet ze in mijn ogen iets wat haar dwingt een stap achteruit te doen. ‘Ben je bang?’ vraag ik haar zachtjes. Ze tilt haar kin op en zegt met roekeloze bravoure: ‘Nee.’ ‘Dat zou je wel moeten zijn.’
Heb je vragen? Heb je genoten van Freaks en Het stille meisje?
.. Laat het ons weten via twitter @TheHouseofBooks d.m.v. een van deze hashtags #Freaks #Hetstillemeisje #TessGerritsen #spannendeweken. Natuurlijk kun je ons ook mailen:
[email protected].
.. De vijf mooiste reacties worden beloond met een exemplaar van Het stille meisje van Tess Gerritsen!
.. Ben je nieuwsgierig naar andere boeken van The House of Books, kijk dan op onze website: www.thehouseofbooks.com. Je kunt je daar ook direct aanmelden voor onze nieuwsbrief, dan krijg je iedere maand de laatste updates over onze schrijvers en hun boeken.