Interactieve rondleiding Leven en dood
Tijdens de rondleiding, die een aanzet wil geven tot dialoog tussen de verschillende levensbeschouwingen, maken de kinderen kennis met rituelen die gekoppeld zijn aan de mijlpalen in het leven. Deze rituelen vormen het uitgangspunt om samen op zoek te gaan naar overeenkomsten en verschillen met de eigen levensbeschouwing. De meeste voorwerpen in de expo ‘Leven en dood’ houden immers verband met rituelen uitgevoerd op belangrijke momenten in een mensenleven. Zo zal een overgangsritueel uit Afrika de leerlingen niet alleen doen stilstaan bij de eigen houding tegenover het volwassen worden, maar tevens een interlevensbeschouwelijke gesprek op gang brengen. de
de
Leeftijd: 5 en 6 leerjaar
Beste leerkracht, In dit doe-het-zelf-pakket vind je volgende documenten:
De eindtermen die gekoppeld zijn aan voorbereiding, rondleiding en verwerking De voorbereiding De doekaarten te gebruiken tijdens het museumbezoek De verwerking.
Veel plezier!
2
1. EINDTERMEN EN ONTWIKKELINGSDOELEN LAGER ONDERWIJS
INTERLEVENSBESCHOUWELIJKE COMPETENTIES KENNIS De leerling ontdekt en verwoordt 1. de levenbeschouwelijke kenmerken van de eigen ontwikkelde identiteit 8. de eigenheid van andere levenbeschouwingen 10. gelijkenissen en verschillen tussen levenbeschouwingen 11. de interne pluraliteit in verschillende levenbeschouwingen VAARDIHEDEN EN ATTITUDES De leerling 4. verwoordt open en bedachtzaam gedachten, gevoelens, ervaringen en normen en waarden vanuit de eigen levenbeschouwing. 5. gaat respectvol en open om met de eigenheid van de eigen levensbeschouwing. 6. gaat respectvol en open om met de diversiteit binnen de eigen levensbeschouwing. 12. herkent en benoemt de levensbeschouwelijke kleuring van gedachten, gevoelens, ervaringen, waarden en normen bij zichzelf en anderen. 13. respecteert het bestaan van levenbeschouwingen. 14. luistert empathisch naar leeftijdsgenoten met een andere levensbeschouwing. 15. verplaatst zich in het levensbeschouwelijk perspectief van anderen. 16. is constructief kritisch over eigen en andere levensbeschouwingen 17. gaat respectvol en open om met de eigenheid van andere levenbeschouwingen. 24. herkent afspraken en regels nodig voor interbeschouwelijk samenleven en past deze toe.
MUZISCHE VORMING Beeld De leerlingen kunnen 1.1 1.2 1.3 1.4
door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu en van verschillende culturen. door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten. beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan. plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend is vormgegeven.
Drama De leerlingen kunnen 3.3 3.4
geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. spelvormen in een sociale en maatschappelijke context hanteren. 3
3.5
ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën uiten in spel.
Beweging De leerlingen kunnen 4.2
een eenvoudig bewegingsverhaal opbouwen met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt.
Media De leerlingen kunnen 5.2 5.3
ervaren dat een visueel beeld al dan niet vergezeld van een nieuw geluid steeds een nieuwe werkelijkheid kan oproepen. soorten van eenvoudige hedendaagse audiovisuele opnamen en weergavetoestellen (informatiedragers) aanwijzen, benoemen en ze creatief bedienen.
Attitudes De leerlingen kunnen 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken. zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren. genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen. vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.
NEDERLANDS Luisteren De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in: 1.6
een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.
Spreken De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.2 2.6
aan iemand om ontbrekende informatie vragen. van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten.
Lezen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 3.1
voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard.
Schrijven
4
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = kopiëren) 4.8
De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: * luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid, * plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven, * bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag.
Strategieën De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten: 5.3
tijdens het luisteren, lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel.
(Inter)culturele gerichtheid De leerlingen tonen bij de eindtermen Nederlands een (inter)culturele gerichtheid. Dit houdt in dat ze: • • •
verschillende cultuuruitingen met een talige component in hun omgeving exploreren en er betekenis aan geven. hun gedachten, belevingen en emoties bij ervaringen met de eigen culturele leefwereld in vergelijking met die van anderen verwoorden. uitgaande van het eigen referentiekader enige kennis verwerven over de diversiteit in het culturele erfgoed met een talige component en er waardering voor krijgen.
1.4 WERELDORIËNTATIE Mens De leerlingen 3.1 3.2
drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn.
Maatschappij De leerlingen 4.7 4.11
kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. kunnen illustreren dat arbeidsmigratie en het probleem van vluchtelingen een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van onze multiculturele samenleving.
Tijd De leerlingen 5.8
kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor
5
5.9
kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. tonen belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders.
6
2. VOORBEREIDING IN DE KLAS Hoe kun je de leerlingen warm maken voor het museumbezoek.
KRINGGESPREK WAT IS EEN MUSEUM EN WAT IS HET MAS?
Inhoud Een museum is een plaats of gebouw. Musea verzamelen, bewaren, tonen en bestuderen voorwerpen. Je kan een museum bezoeken en alles bekijken. Musea vertellen verhalen over een bepaald onderwerp of over een bepaalde periode. Om deze definitie duidelijk te maken stellen we de volgende activiteit voor: Laat de kinderen hun eigen verzameling (als ze die hebben) meenemen naar school. Deze verzamelingen kunnen besproken worden en tentoongesteld worden in de klas. De verzamelingen die iets met elkaar te maken hebben kunnen samen tentoongesteld worden, of net niet. Als de kinderen voor de plaatsing van de verzamelingen een goede reden hebben is dat het belangrijkste. Andere klassen kunnen dan komen kijken en de kinderen kunnen hen dan rondleiden in hun eigen museum. Vragen: Wie heeft er thuis een verzameling? Wat verzamelen jullie ? Waarom houden mensen sommige dingen bij en andere dingen niet? Je moet iets bewaren van de tijd waarin we leven om te tonen aan de mensen uit de toekomst. Wat zou jij kiezen? Kies één voorwerp (geen levende dingen) uit je huis dat je zou redden bij een brand. Beschrijf dit voorwerp zo gedetailleerd mogelijk aan je buur. Daarna tekenen jullie elkaars voorwerp. Het MAS, Museum aan de Stroom is een museum in Antwerpen. Het MAS verzamelt, bewaart en toont erfgoed. Erfgoed = alles was we overerven van vorige generaties én wat we de moeite waard vinden om te bewaren voor toekomstige generaties. Er zijn drie soorten erfgoed: dingen, plaatsen en verhalen van mensen. * dingen tekeningen, schilderijen, beelden, foto’s, boeken, munten, tafels, muziekinstrumenten,… Al die dingen kun je in je handen nemen, verplaatsen of verroeren. Daarom spreken we ook wel eens van roerend erfgoed. * plaatsen kastelen, tuinen, parken, kerken, windmolens, wolkenkrabbers, monumenten, de haven,… Deze zaken kan je aanraken, maar niet zomaar eventjes verplaatsen. Waardevolle plaatsen zijn onroerend erfgoed. * verhalen van mensen
7
sprookjes, recepten, feesten, ambachten, technieken, liederen, stoeten, dans, sport en spel,… Deze zaken kunnen we doen of vertellen, maar niet vastnemen. Ze zijn ontastbaar of immaterieel. Vandaar: immaterieel erfgoed.
KRINGGESPREK
Maak drie mind maps op het bord en laat de leerlingen om beurt aan het woord. Ze mogen bij elke mind map 1 woord aanreiken dat wordt opgeschreven (kan bij kleine groepjes eventueel worden herhaald). Het is belangrijk dat er ruimte is voor openheid en dat alle aangereikte antwoorden worden aangemoedigd: -
Waar komen we vandaan? Welke zijn belangrijke mijlpalen in ons leven? Waar ga ik naartoe na dit leven?
De leerlingen gaan op zoek naar voorbeelden uit hun eigen cultuur/levensbeschouwing. Deze oefening kan gebeuren per levensbeschouwing of met de verschillende levensbeschouwingen samen. Je kunt het ook persoonlijker aanpakken door de leerlingen in groepjes van twee aan elkaar te laten vertellen over de verschillende rituelen die horen bij belangrijke momenten in het mensenleven (geboorte, overgang van kind naar volwassene, huwelijk, dood,…: wat herinneren zij zich ervan, waar vond het plaats, wie was erbij, welke indruk maakte het, wat deden ze zelf, wat vond ze er positief en negatief aan…? Welk ritueel spreekt hen zelf het meeste aan? Waarom? Welke betekenis heeft het overgangsritueel binnen hun traditie voor hen gehad?
3. VERLOOP VAN DE RONDLEIDING Inleiding DOE kaart Museumregels DOE kaart DOE kaart DOE Kaart DOE Kaart Afsluiten en afronden TOTAAL
5 min 10 min 15 min 15 min 15 min 15 min 5 min 80 min
Tip: Om alles vlot te laten verlopen is het aangeraden om met je groep een kwartier voor de rondleiding naar het MAS te komen. Zo kunnen de kinderen rustig hun jassen en boekentassen opbergen (hiervoor hebben we speciale ‘boxen’ voorzien) en naar het toilet gaan.
8
4. VERWERKING IN DE KLAS Hoe kun je achteraf in de klas verder werken rond het thema.
-
-
De leerlingen interviewen hun grootmoeder of grootvader (eventueel mama of papa) over de verschillende fasen en bijhorende rituelen in hun leven. De resultaten worden aan de klas voorgesteld en besproken. Uit de interviews zal blijken dat er ook verschillen bestaan tussen het leven van de kinderen en dat van hun grootouders. Bij de terugkoppeling is het belangrijk erop te wijzen dat deze verschillen evident zijn aangezien de tijd niet blijft stilstaan. Vertel het verhaal van de Boeddha: ‘Hoe prins Siddharta Boeddha werd’. Maak de link met andere levensbeschouwingen. In veel levensbeschouwingen is een belangrijke overtuiging dat je je niet moet hechten aan materiële zaken en dat je je geen zorgen moet maken over uiterlijkheden. Laat de kinderen een stripverhaal maken. Het mag het verhaal van de Boeddha zijn maar het kan ook een zelf verzonnen situatie zijn waar iemand afstand doet van bezit. Je kunt de kinderen zich ook laten inleven in een bestaan zonder bezittingen en laat ze daar een kort verhaal over schrijven.
Hoe prins Siddharta Boeddha werd Lang, lang geleden leefden eens een koning en een koningin in een ver land, dat nu India heet. De koningin was in verwachting van een kindje en er gebeurden allemaal bijzondere dingen die haar blij maakten. Soms werd de lucht ineens fel paars van kleur, of oranje, of rood. Er bloeiden allerlei prachtige bloemen in de tuin van het paleis en zelfs de tuinman begreep niet waar ze vandaan kwamen! Ook op de droogste plekjes, waar meestal niets groeide, kwamen ineens fruitbomen uit de grond met de sappigste vruchten eraan. Iedereen begreep dat dit moest betekenen dat de baby een heel bijzonder kindje zou zijn… Na negen maanden, toen de koningin op reis was, stopte bij een tuin die betoverend mooi was. Toen ze de tuin in stapte, voelde ze haar kindje bewegen… en even later werd het jongetje geboren. Hij kreeg een prachtige naam: Siddharta. Dat betekent: hij die zijn doel bereikt. Er kwamen wijzen mannen naar het paleis en zij voorspelden dat de prins òf een heel beroemde koning zou worden òf dat hij al zijn bezittingen achter zou laten en een hele wijze man zou worden. De koning wilde het liefste dat zijn zoon een koning zou worden en besloot dat hij omringd moest worden met de beste spullen en dat het hem nooit aan iets mocht ontbreken. Dan zou hij vast niet alles achter zich laten. De vader van Siddhartha bouwde drie paleizen voor hem en zorgde dat hij alles had wat zijn hartje begeerde. Toch werd Siddhartha geen verwend jongetje. Hij was altijd heel aardig tegen iedereen en iedereen in het paleis was dol op hem, ook de dieren in de paleistuin. Prins Siddharta had het goed. Hij leefde tussen mooie, jonge, rijke mensen en iedereen om hem heen was blij. Maar toen hij groter werd, begon hij zich af te vragen wat er buiten het paleis allemaal te beleven was. De koning liet hem niet buiten de muren gaan. Hij wist hoe gevoelig zijn zoon was en als hij zou zien hoe de gewone mensen daar leefden…Nee. De koning was de voorspelling van de monnik niet vergeten. Pas toen Siddharta volwassen was, mocht hij eindelijk eens naar buiten, de stad in. Het leek wel feest! Siddharta en zijn beste vriend Tjanna stapten in een prachtige koets en toen ze de poort uitreden, stonden al een heleboel mensen te wachten en te juichen langs de weg. Ze wilden allemaal de prins wel eens zien! Siddharta wist niet dat zijn vader in de hele stad had laten omroepen dat zieke, oude en arme mensen thuis moesten blijven. Bij de poort van het kasteel stonden dus alleen maar mooie, jonge en vrolijke mensen. Maar Siddharta was nieuwsgierig en vroeg aan de koetsier om door de buitenwijken van de stad te rijden… Het duurde niet lang voordat Siddharta van verbazing rechtop ging staan. Hij zag een man zonder tanden, met grijze haren, die krom liep. ‘Wat heeft die man nou?’ vroeg Siddharta verbaasd. Zijn vriend Tjanna zei: ‘Die man is oud, heer. Iedereen wordt een keer oud, u wordt 9
oud, uw vader wordt oud, ik word ook oud’. Siddharta snapte er niets van. Waarom had niemand hem dat verteld? Siddharta besloot dat hij meer van de wereld wilde zien en, samen met Tjanna, maakte hij nog drie reisjes buiten het paleis. Op zijn tweede reis zag Siddharta een man met gerafelde kleren aan. Hij had een ingevallen gezicht en allemaal bulten. Hij bedelde om geld. ‘Wat is dat nou weer?’ vroeg Siddharta. Tjanna antwoordde: ‘Die man is arm en ziek, niemand zorgt voor hem.’ Hoe kon het toch dat zijn leven zo onbezorgd was, terwijl er buiten de muren van het paleis zoveel ellende was. Op zijn derde reis zag Siddharta een groepje mensen bij de rivier staan, rondom een man die héél stil op de grond lag. Siddharta ging er naartoe en vroeg aan Tjanna wat er met de man in het midden van de kring aan de hand was. ‘Ziet u dat niet?’ vroeg Tjanna. ‘Die man is dood, heer?’ ‘Wat is dat dan: dood?’ vroeg Siddharta. ‘Tja…op een gegeven moment, als je heel oud bent, ga je dood. Alles wat leeft, gaat een keer dood’. Siddharta schrok hier heel erg van: hij had nooit beseft dat er een keer een einde komt aan het leven. Nadat hij dit alles had gezien, kon hij niet meer slapen. Hij wilde nog meer over de wereld weten en ontsnapte een vierde keer uit het paleis. In de stad zag hij een monnik voorbijkomen. Siddhartha zag hoe kalm en rustige deze man voorbij liep en hoe gelukkig hij keek. Wat is dat voor iemand, vroeg hij aan Tjanna. Dat is een monnik antwoordde zijn vriend. Hij heeft geen andere spullen dan wat hij bij zich draagt en oefent om heel wijs te worden. Toen Siddharta terugkwam in het paleis, kon hij niet meer wennen aan zijn ‘gewone’ leven. Hij vond het ineens niet gewoon meer, want hij begreep nu dat heel veel mensen niet zo rijk en gezond waren als hij. Hij dacht alleen maar over wat hij had gezien, over alle ellende en het verdriet van de mensen. Al snel vertelde hij zijn vader dat hij weg zou gaan. Zijn vader was heel boos en verdrietig, maar Siddharta kon niet meer in het paleis blijven wonen. Op een nacht sloop hij naar buiten en met de hulp van de dieren in de paleistuin groef hij een tunnel onder de poort van het paleis door. De mooie kleding en sieraden die hij aan had, gaf hij weg en hij ging in de bossen wonen. Hij had geen geld, geen mooie spullen, niet eens een huis. Hij at de bessen die hij vond en sliep onder de bladeren. Hoewel hij steeds maar nadacht over die ene vraag ‘waarom hebben mensen verdriet en pijn?’ lukte het hem niet om een antwoord te vinden. Na een aantal jaren hield Siddharta op met rondzwerven en ging onder een oude boom zitten. Siddharta wilde mediteren; dat is heel diep nadenken zonder iets te zeggen en zonder aan jezelf te denken. Hij besloot net zo lang te blijven zitten totdat hij ontdekt had waarom mensen zo vaak verdrietig zijn. Na lang nadenken begreep hij dat mensen ongelukkig worden omdat ze teveel willen hebben: geld, juwelen, mooie spullen. Als ze dat niet kunnen krijgen, worden ze verdrietig, of jaloers, of boos. En dat lelijke gevoel zorgt ervoor dat mensen zich ongelukkig voelen. Toen hij dat bedacht had was hij Boeddha geworden; dat betekent ‘hij die wakker is geworden’. Boeddha vertelde aan iedereen die het maar wilde horen, wat hij had ontdekt over het leven. Na zijn dood, begonnen mensen die het met hem eens waren al zijn gedachten en wijze lessen aan anderen te leren. Zo ontstond er een nieuw geloof, het Boeddhisme. Nog steeds vinden veel mensen op de wereld dit een heel mooie manier van leven. Om Boeddha te eren maken ze beelden voor hem. Je herkent hem aan zijn krulletjes en aan de uitgerekte oorlellen. Ooit hingen daar zware gouden oorbellen in. Deze heeft hij achtergelaten in het paleis van zijn ouders, maar zijn oorlellen waren toen al uitgerekt. En zie je die bult op zijn hoofd? Die zit daar omdat hij zoveel nadenkt en zo wijs is!
10