Integraal en duurzaam (stedelijk) waterbeheer: niet het kind met het badwater weggooien. Paul van Eijk 1 27 januari 1999 moest in het NOS-journaal duurzaam waterbeheer in nieuwbouwwijken het ontgelden vanwege een onterechte angst voor een bedreiging van de volksgezondheid vanwege de malariamug. Nu worden in recente artikelen in kranten en tijdschriften duurzame ontwikkelingen gefrustreerd, doordat bijvoorbeeld toepassingen van grijswatersystemen, regenwatersystemen en huishoudwatersystemen met elkaar worden verward. Innovaties gaan gepaard met (sociale) leerprocessen, maar wat wordt er dan geleerd? Gaan we af op een hausse tegen duurzaam stedelijk waterbeheer en gooien we het kind met het badwater weg? In dit artikel worden een aantal consequenties voor het proces van duurzaam bouwen en duurzame stedelijke ontwikkeling en de rol van water belicht. Balanceren tussen koudwatervrees en smetvrees. Duurzame ontwikkeling is een leerproces, een kwestie van lange adem, onderzoek, creativiteit, het overwinnen van koudwatervrees en een groot persuasief en emphatisch vermogen. De ironie wil nu dat, op basis van vermoedens en begripsverwarring, wordt gesuggereerd dat integraal en duurzaam waterbeheer een bedreiging vormt voor de volksgezondheid (Bronswijk, 1999). Het lijkt wel alsof de tragedie rond de bacterie Legionella pneumophila voer is voor een ieder die lijdt aan een overdreven vorm van smetvrees. Integraal en duurzaam stedelijk waterbeheer wordt steeds vaker in een adem genoemd met de veteranenziekte (Volkskrant 27 en 28 juli 1999). Zeer voor de hand liggend natuurlijk, maar enige nuancering is absoluut op zijn plaats. In navolging op het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen is op 27 juni jl. het Nationaal Pakket Duurzame Stedebouw gepresenteerd. Integraal en duurzaam waterbeheer speelt hierin een belangrijke rol. Steeds vaker worden bij de inrichting en beheer van water in nieuwbouwsituaties en bij stedelijke vernieuwingsprojecten, hydrologische ordeningsprincipes gehanteerd. Doel: het vasthouden van gebiedseigen water en het schoon houden van water. Vermoed wordt dat voor de eerste herziening van het Pakket in 2001, dodelijke of chronische ziekten uitbreken. Vooral natuurvriendelijke oevers, ecologische verbindingen en het gebruik van composttoiletten zijn hier debet aan (Bronswijk,1999). Maar wanneer integraal en duurzaam waterbeheer een regelrechte bedreiging vormt voor de volksgezondheid, waarom zouden dan water vasthouden en schoon houden? Zijn innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzaam waterbeheer vatbaar voor verbeteringen? Waarom integraal en duurzaam (stedelijk) waterbeheer? In het kader van duurzame ontwikkeling gaat het bij integraal en duurzaam (stedelijk) waterbeheer om de strijd mèt water in plaats van tegen het water. Het doel blijft echter hetzelfde; droge voeten en veiligheid. Integraal en duurzaam wil zeggen dat binnen het watersysteem condities worden gecreëerd die een vermindering van de belasting van het milieu met zich meebrengen, de kwaliteit van de leefomgeving voor mens, dier en plant versterken en die de afstemming van beleidsvelden betrekking hebbend op het waterbeheer vergroten (Tjallingii en van Eijk, 1999). Hierdoor wordt de gebruiks- en belevingswaarde van water voor huidige en toekomstige generaties gewaarborgd. Dit is noodzakelijk om de complexe problematiek rond het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer het hoofd te bieden.
1
Ter illustratie: het traditioneel waterbeheer in stedelijke gebieden gaat nog altijd gepaard met het inlaten van gebiedsvreemd water en het schoon maken van watergangen (verwijderen verontreinigde baggerspecie). In Nederland ligt 80.300 km openbaar rioolstelsel, waarvan 72,5% gemengd. In een worst-case scenario vinden jaarlijks maar liefst 72.000 riooloverstorten plaats op het oppervlaktewater (Dijkstra, van Eijk en Tjallingii, 1999). In een warme zomer zoals in 1999 zijn eutrofiëring en botulisme de effecten…. Een ander effect is het ontstaan van verontreinigde waterbodems. In Nederland is er tot 2015 een aanbod van circa 500 miljoen m3 verontreinigde baggerspecie (klasse 2 t/m 4), waarvan 300 miljoen m3 vanuit de regionale wateren. Deze baggerspecie wordt gestort, verbrand of anderzins verwerkt. Daarnaast produceren communale rwzi's en particuliere zuiveringsinrichtingen in Nederland 3,5 miljoen ton slib per jaar. Hiervan wordt 50% gestort, 21% verbrand en 24% gecomposteerd (Dijkstra, van Eijk, Tjallingii, 1999).
Afbeelding 1:
Afzet van zuiveringsslib van communale en particuliere rwzi's
Effluenten van rioolwaterzuiveringen, riooloverstorten, run off van verhard oppervlak en uitloging van bouwmaterialen, de scheepvaart, de landbouw maar ook instroom vanuit het buitenland via de grote rivieren zijn diffuse bronnen (secundair en primair). Vooral emissies van bestrijdingsmiddelen (onderhoud, glastuinbouw etc.), polycyclische aromatische koolwaterstoffen PAK's (o.a. creosoot, verkeer) en zware metalen zoals koper (drinkwaterleidingen, verkeer) en zink en lood (bouwmaterialen, verkeer) richting oppervlaktewater zijn secundaire en primaire diffuse bronnen. Door onder andere het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt bij regelmaat de inlaat van Maaswater ten behoeve van de drinkwaterbereiding stopgezet vanwege een bedreiging voor de volksgezondheid.
Afbeelding 2.
Diffuse bronnen van koper- en zinkemissies naar het oppervlaktewater in % (Oorschot, 1998).
Deze emissies van diffuse bronnen nemen de komende 15 jaar toe. Het Nationaal Duurzaam Bouwenbeleid heeft helaas weinig invloed op de emissies van bijvoorbeeld koper en zink. De Gezondheidsraad vindt een emissiebeleid daarom legitiem (Commisie Integraal Waterbeheer, 1998).
2
Na het uitvoeren van kostbare saneringsprogramma's is het de uitdaging te voorkomen dat over tien jaar wederom moet worden aangevangen met het verwijderen en verwerken van verontreinigde waterbodems. Dit betekent een verschuiving van symptoombestrijding naar preventieve maatregelen, dit betekent ook een gebiedsgerichte en vooral participatieve, interactieve benadering bij integraal en duurzaam waterbeheer. Essentieel bij integraal en duurzaam stedelijk waterbeheer is het creëren van condities die gericht zijn op: het voorkomen van waterverspilling en verontreiniging, het voorkomen van afwenteling in ruimte en in tijd, het benutten van de veerkracht van watersystemen, het nuttig gebruik van nutriënten in afvalwater en hergebruik, wederzijds begrip tussen actoren en voldoende draagvlak, het organiseren van nieuwe samenwerkingsvormen. Veiligheid, zowel in fysiek als in gezondheidstechnisch opzicht, zijn daarbij uitgangspunten en zijn zelfs complementair aan elkaar. Bijvoorbeeld de combinatie van natuurvriendelijke oevers en de kindveiligheid. In een straal van 150 meter buiten de woning is dood door verdrinking doodsoorzaak nummer 1 onder kinderen tussen 0 en de 4 jaar (Consument en Veiligheid, 1995). Oorzaak: harde oevers. In een zelfverantwoordelijk watersysteem zijn de oevers natuurvriendelijk (lees: kindveilig) ingericht. Natuurvriendelijk en kindveilig ingerichte oevers leren dat bewoners de kwaliteit van hun directe leefomgeving hoog waarderen. Tegelijkertijd leveren natuurvriendelijke oevers een constructieve bijdrage aan de kwaliteit van het watersysteem, zoals in Morra Park (Zinger, 1998). Van kleinschalig naar grootschalig, van VINEX naar stedelijke vernieuwing: leren door doen. In de stadsuitbreiding Morra Park in Drachten is in 1991, op kleine schaal, een zelfverantwoordelijk watersysteem gerealiseerd. Het systeem is gebaseerd op het circulatiemodel; het vasthouden en schoonhouden van water. Morra Park diende als voorbeeld in het kader van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Inmiddels blijkt dat in vergelijking met andere (stads)wateren de kwaliteit van zowel waterbodem als oppvervlaktewaterkwaliteit voldoet aan de gestelde normen. Duurzame stedelijke ontwikkeling heeft ertoe geleid dat ontwerpprincipes die het laatste decennium zijn toegepast in kleinschalige nieuwbouwprojecten op dit moment op grote schaal worden geëxtrapoleerd in de VINEX-nieuwbouwopgave. Projecten zoals de Leidse Rijn 30.000 woningen, Ypenburg 12.000 woningen en IJburg 18.000 woningen zijn hier voorbeelden van. Maar de verschillen zijn groot wanneer het expliciet gaat om een integrale en duurzame benadering van het waterbeheer. In geen van de projecten maakt de waterketen volledig integraal onderdeel uit van het zelfverantwoordelijk watersysteem. Zo is in IJburg, vanuit kostentechnisch oogpunt, de invoering van 'grijswater'- en 'regenwatersystemen' geen reële optie gebleken, het 'huishoudwatersysteem' wordt gevoed met water vanuit het IJ-meer (van der Hoek et al., 1999). Op kleine schaal kan in dit kader het regenwatersysteem worden genoemd in de Meerwijkhof, een van de 25 Duurzaam Bouwen voorbeeldprojecten in Bennebroek. Hier zijn 11 seniorenwoningen duurzaam gebouwd, waar de toiletspoeling met regenwater plaatsvindt. Een gevaar voor de gezondheid van de (resistente) senioren vanwege besmetting via aerosolen is er niet. Immers, nog geen eeuw geleden werden hele families gewassen in de badkuip gevuld met: regenwater.
3
Inmiddels wordt beweerd dat de hygiene-manie in het westen oorzaak is van een toename van astma, allergische aandoeningen en zelfs tot ernstige auto immuunziekten…. (Hamilton, new scientist 1998). Het onderzoek naar toepassingen van grijswater in de Nederlandse context staat nog in de kinderschoenen en moet zich verder uitkristalliseren. Het decentraal zuiveren van grijswater met behulp van een vertikaal infiltratieveld en het hergebruik van het effluent voor laagwaardige toepassingen, zoals het geval is in de wijk Polderdrift in Arnhem, is een eerste stap. Uniek is natuurlijk dat het hier om een sociaal woningbouwproject gaat. Wanneer de waterketen direct onderdeel uitmaakt van het watersysteem is het nuttig gebruik van nutriënten in het zuiveringsproces een innovatieve tweede stap. Een goed voorbeeld daarvan is het Solar Aquatic system (EEA, 1997). Dit is een glazen kas, vergelijkbaar met een Living Machine (Todd, 1997). Solar Aquatics is een decentraal modulair systeem, dat bestaat uit een combinatie van anaerobe en aerobe zuiveringsmodulen. Seizoensonafhankelijk is het zuiveringsproces gebaseerd op het toepassen van natuurlijke ecosystemen (kunstmatige moerassen en vijvers met flora en fauna) voor het benutten van nutriënten en het verwijderen van verontreinigingen. Chemicaliën worden niet gebruikt. Het huishoudelijk afvalwater (zowel zwart als grijswater) levert substraat voor commercieel waardevolle tuinbouwprodukten en vis. Deze vorm van 'glastuinbouw' schept bovendien werkgelegenheid. In mondiaal perspectief wordt de Living Technology toegepast (Todd, 1999).
Afbeelding 3: Decentrale behandeling (grijs) afvalwater Schalkwijk en het "van een malariamug een olifant-syndroom". Van bovenstaande innovatieve ontwikkelingen kan en wordt geleerd. Niet alleen in nieuwbouw situaties maar ook, of misschien wel juist, in bestaand stedelijk gebied. Na de VINEX-nieuwbouw zal steeds meer de aandacht uitgaan naar de stedelijke vernieuwing (ofwel herstructurering) van de zogenaamde 'achterstandswijken'. Een kans om bestaande watersystemen te vernieuwen ofwel duurzaam te moderniseren. Hierdoor vindt in het verlengde van de hiervoor beschreven problematiek rond het Nederlands stedelijk waterbeheer, een drastische vermindering van de milieubelasting plaats en neemt de kwaliteit van de directe leefomgeving toe. Een groot verschil ten opzichte van nieuwbouw is dat in bestaand stedelijk gebied mensen wonen! Eveneens een kans om voor, door, en met bewoners integraal en duurzaam het waterbeheer vorm te geven. Voor het stadsdeel Schalkwijk in Haarlem is een dergelijk duurzaam herstructureringsproces in 1996 van start gegaan. Schalkwijk is een (vroeg)-naoorlogs stadsdeel waar 33.000 mensen wonen. Doel van
4
het herstructureringproject is het creëren van een gedifferentieerd en duurzaam woon- en leefmilieu. Samenwerking met, en participatie van alle betrokkenen staat centraal. Woningcorporaties, wijkraden, opbouwwerkers, bewoners, (nuts)bedrijven en tal van ambtelijke disciplines nemen actief deel aan dit project. Het structuurplan voor Schalkwijk is gebaseerd op de Strategie van de Twee Netwerken (Tjallingii, 1996). Dit betekent dat het verkeersnetwerk en het waternetwerk ruimtelijke organisatorische dragers zijn van hoog en laag dynamische functies. Hoog dynamisch ruimtegebruik wordt gerelateerd aan vooral het verkeersnetwerk. Laag dynamische functies zoals recreatie en natuurontwikkeling worden gerelateerd aan het waternetwerk. Het watersysteem in Schalkwijk is een doorspoelsysteem en heeft een boezemfunctie. De combinatie van diffuse bronnen, riooloverstorten vanuit het gemengd rioolstelsel en het inlaten van gebiedsvreemd water, leidt onder meer tot een slechte kwaliteit van het watersysteem en tot kostbare baggerproblemen. Het (nat) structuurplan voorziet Schalkwijk van een zelfverantwoordelijk watersysteem. Een ontwerpprincipe is het huidige watersysteem "duurzaam (of ecologisch) te moderniseren" volgens een circulatiemodel en daarbij gebruik te maken van ecologische potenties in de veenweidegebieden en een zandwinningsplas rondom Schalkwijk. Gebiedseigen water wordt vastgehouden en het inlaten van gebiedsvreemd boezemwater vindt uitsluitend in geval van noodsituaties plaats. Door natuurlijke peilfluctuaties en door piek- en seizoensberging wordt water duurzaam geconserveerd (voorraadbeheer). In combinatie met natuurvriendelijke (kindveilige) oeverconstructies dragen de reeds aanwezige rietvelden (horizontaal vloeiveldtype) bij aan de natuurlijke zuivering van het oppervlaktewater. Regenwater wordt selectief afgekoppeld van het gemengd rioolstelsel en wordt zichtbaar en vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater. De overstortfrequentie wordt hierdoor drastisch gereduceerd. Alleen het regenwater dat op zeer verkeersintensieve wegen valt verdwijnt naar de centrale rioolwaterzuivering. Het verhard oppervlak in Schalkwijk wordt taakstellend met tien procent gereduceerd en het oppervlak open water en groen vergroot. Door al deze maatregelen neemt het waterbergend vermogen van het stadsdeel toe en blijven de waterbodems na de noodzakelijke sanering van goede kwaliteit. Dit levert op termijn een aanzienlijke kostenbesparing op. Ook worden condities gecreëerd zodat in de nabije toekomst het schone wijkwater gebruikt kan worden voor laagwaardige doeleinden zoals het spoelen van het toilet. Behalve dat hierdoor drinkwater wordt bespaard, maakt het de bewoners meer betrokken bij de milieukwaliteit van hun wijk. Sinds vorig jaar bereiken bewoners, die al dan niet actief participeren in het planproces, via de media angstscenario's voor de terugkeer van de endemische malariamug, de Anopheles maculipennis atroparvus. Deze malariamug is schuldig aan de verspreiding van een parasiet, de Plasmodium vivax, met in verhouding veel minder ernstige gevolgen voor de mens dan de tropische variant. De condities voor een terugkeer van de malariamug in Nederland zijn de aanwezigheid van stagnant- en brakwater en de aanwezigheid van overwinteringsplaatsen zoals koeienstallen. Als maatregelen tegen de herintroductie van de malariamug worden genoemd (Bronswijk, 1997): - demp moeras(je) en andere stilstaande wateren - vermijdt de aanleg van zuiveringsmoeras(je) voor het grijze water - onvermijdbaar moeras(je): muggenverdelging in beheersplan.
5
- maatregelen op gebouwniveau. Tijdens een inspraakmarkt in januari 1999 in Schalkwijk heeft de gemeente Haarlem tal van inspraakreacties ontvangen vanwege de ziekterisico's (malaria-angst) veroorzaakt door het duurzaam watersysteem. Voor de terugkeer van de malariamug zijn geen van bovengenoemde condities aanwezig, vooral vanwege het feit dat het watersysteem en duurzaam wordt vormgegeven. Bovendien blijkt de terugkeer van de endemische malaria uiterst onwaarschijnlijk, aldus een recent artikel in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde (Takken et al, 1999). De conclusie is vooral epidemiologisch onderbouwd en stelt dat de ontwikkeling van natuur en waterpartijen in woonwijken en van grotere natuurgebieden (zelfs met brak water) niet zal leiden tot omstandigheden waardoor over 10-15 jaar de randstad massaal aan de malariaprofylaxe moet, zoals van Bronswijk vermoed. Dit noem ik het "van een malariamug een olifant-syndroom", dat op zijn zachts gezegd onnodig (overigens ongezonde) paniek heeft veroorzaakt. Uiteraard moeten we van deze ervaringen wel leren, en deze meenemen in de uitdaging van de 21ste eeuw die 'integraal en duurzaam (stedelijk) waterbeheer' heet. Zoals de GGD in het Leidse Rijn project werd betrokken, zo is een pro-actieve attitude van gezondheidswetenschappers (medisch-milieukundigen, micro-biologen) en communcatiewetenschappers in toenemende mate van belang bij innovatieve planprocessen en onderzoek naar duurzame stedelijke ontwikkeling. Niet om demagogische angstscenario's te kunnen weerleggen, maar om nieuwe inzichten over gezond gedrag te ontwikkelen (Klazinga en Casparie, 1998). Zonder dat het kind met het badwater wordt weggegooid wordt hiermee een constructieve bijdrage geleverd aan innovaties op het gebied van duurzaam waterbeheer. 1. TU-Delft Interfacultair Onderzoek Centrum - 'Duurzaam Gebouwde Omgeving' (DIOC-DGO). P. van Eijk doet promotieonderzoek naar duurzame modernisering van watersystemen in de stedelijke herstructurering. Bronnen Bronswijk, van, J.E.H.M., 1997. Biotische Agentia en het zieke gebouw. Dictaat TUEindhoven, http://www.tue.nl/bwk/bfa/colleges/biolag/ Bronswijk, van, J.E.H.M., 1999. Gezonde kleinkinderen van verziekte grootouders. In; De Blauwe Kamer, rubriek Arena (red.). Commissie Integraal Waterbeheer, 1998. Water in beeld 1998, voortgangsrapportage over het waterbeheer in Nederland. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Dijkstra, A., P. van Eijk en S. Tjallingii, 1999. Stromenanalyse water. In; Op weg naar de Ecologisch Stad 1997-1998. Delft Interfacultair Onderzoek Centrum 'Duurzaam Gebouwde Omgeving' (DIOC-DGO), TU-Delft. Ecological Engineering Associates, 1997. http://www.tartannet.ns.ca/-munofann/ Eijk., van P., 1999. Herstructurering naoorlogse stadsdelen: de relatie stad/land en watersystemen als conditionerende factor. In: Planologische discussiebijdragen 1999, Deel 1, thema stad/land Hamilton G., 1999. Vertaling New Scientist B. Voorzanger. Vies is gezond. Intermediair, Nummer 53, 1998.
6
Hoek van der, J.P., et al, 1998. Selection and evaluation of a new concept of water supply for "IJburg" Amsterdam. In: Options for Closed Water Systems: Sustainable Water Management. H. Aalderink et al. Water Science & Technology, Volume 39, Number 5, 1999. Jaartsveld, R.F.M. 1994, 1995. Veiligheid en oppervlaktewater. Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam. Oorschot, van H., 1998. Koper en zink in het Nederlandse oppervlaktewater. Stichting Reinwater Amsterdam. Todd, J., 1998. http://www.livingmachines.com/ Tjallingii, S.P, en P. van Eijk. 1999. Basisstudie voor het Waterplan Delft; Integraal Waterbeheer Delft. IBN-DLO/BOOM-Duijvestein, Wageningen-Delft. Tjallingii, S.P., 1996. Ecological Conditions. IBN-DLO, Wageningen Volkskrant, 27 juli 1999. Nieuwe wijken zien af van 'grijs' water. Volkskrant, 28 juli 1999. Rood stickertje waarschuwt: 'grijs' water in wc. Zinger, H.A.P. (red)., 1998. Handboek Ruimtelijke Ordening en Milieu; hoofdstuk 19, Integraal waterbeheer. Samsom, Alphen aan de Rijn.
7