Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid - Landbouw en Visserij Burg. Van Gansberghelaan 96 bus 1 9820 Merelbeke-Lemberge, België tel : 09 272 25 00 - fax : 09 272 25 01 e-mail :
[email protected]
PERSBERICHT Merelbeke, 17 oktober 2011
Duurzame landbouwpraktijken zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis en innovatie. De centrale missie van het Vlaams Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek ILVO is het nastreven van een duurzamere landbouw, zowel ecologisch, economisch als sociaal. De jongste 10 jaar hebben de wetenschappers diverse langlopende onderzoekslijnen uitgestippeld in functie van verduurzaming. Dat gebeurt in stijgende mate, meer en meer multidisciplinair en binnen een breed overlegd denkkader (ILVO2020). Het ILVO-onderzoek belooft ook de komende jaren concrete resultaten op te leveren die de landbouwpraktijk kunnen verduurzamen. ILVO genereert kennis én waakt erover dat de resultaten verspreid worden bij de betrokkenen in het veld: wij sturen de eindrapporten naar de opdrachtgevende overheid, die haar (subsidie- of wetgevend) beleid kan bijstellen op basis van de wetenschappelijke adviezen. Daarnaast voert ILVO een doorgedreven consultatie-, valorisatie –en communicatiebeleid dat de doorstroming naar de sectoren, beroepsorganisaties en bedrijven garandeert. Ter illustratie van de recent geboekte en de nog te verwachten “duurzaamheidswinst” via wetenschappelijk onderzoek : -
emissiereductie en energiebesparing (bijv. in veestallen en serres) plantaardig onderzoek: cultivars, bodemgebruik, gewasbescherming werkbare methodes om te sensibiliseren: duurzaamheidsster en discussiegroepen
EMISSIEREDUCTIE (IN DE DIERLIJKE PRODUCTIE EN ELDERS)/ ENERGIEBESPARING /DUURZAAM OMGAAN MET PRIMAIRE GRONDSTOFFEN (WATER, …) Het onderzoek in dit domein streeft in veel gevallen naar een geïntegreerde aanpak (emissiereductie en energiebesparing bv.) en gaat ervan uit dat men via doorgedreven technische kennis en ingrepen duurzaamheidswinst kan boeken. 1. Meten is weten. ILVO ontwikkelt en verfijnt analyse- en detectiemethodes om bijv. de hoeveelheid energieverbruik, ammoniak, fijn stof, geur en broeikasgassen te kwantificeren.
2. Verklarende en voorspellende rekenmodellen aan de hand van deze datasets. Via een doctoraat wordt momenteel voor alle sectoren en alle in- en output processen een intelligent en interactief software-instrument ontworpen. Bedrijven zullen zichzelf objectief kunnen vergelijken met anderen in hun sector en zien waar er verdere duurzaamheidswinsten te behalen zijn, op bedrijfs- en op sectorniveau. In het primair energieverbruik ? In het grondstoffenverbruik (N,P,water,enz.)? Bij de emissies (CO2, broeikasgassen, verzurende emissies, stof, enz.)? Aantrekkelijk aan dit model is dat milieu (bv. lagere carbon footprint) gekoppeld wordt aan een economisch luik (welke milieuverbetering levert welke extra rendabiliteit?). 3. Emissie: Adviserende “Codes voor goede praktijk”. ILVO lokaliseert de precieze bron van alle gassen, fijn stof en geur (en sterkte ervan), en onderzoekt hoe die bron te reduceren valt. Met welke preventieve brongerichte ingrepen – (bouw-)technisch en qua management – en met welke curatieve technieken (end of pipe)? Sinds 2010 is er een praktische Code: “Emissiearme stalsystemen in de varkenshouderij”. Ze is richtinggevend in de beoordeling van bouwdossiers voor nieuwe stallen, wat maakt dat de wijze van mestopslag en stalreiniging in de praktijk verduurzaamt. Volgend jaar komt er een gelijkaardige code met “beste praktijken voor ventilatiesystemen”. Varkens- en pluimveehouders krijgen inzicht in welk type sturing het zuinigst is, hoe ze best de klimaatcomputer instellen, hoeveel winst een bepaalde aanpassing oplevert. 4. Valt emissie (methaan, broeikasgas) uit de muil van herkauwers te meten en te beïnvloeden door voedersamenstelling? In 2010 heeft ILVO geïnvesteerd in unieke gasuitwisselingskamers (GUK’s). De experimenten met methaanreducerende voederadditieven lopen. ILVO zal ook in staat zijn om eventuele verschuivingen naar andere emissies of excreties na te gaan. 5. Energie besparen, produceren, recupereren: ILVO inventariseert het energieverbruik door tractoren in verschillende subsectoren van de landbouw, als basis om later efficiëntie en besparingskansen te berekenen. Voor warmterecuperatie door hergebruik van methaan (mengdrijfmest/ mest) zijn voorbereidende metingen gebeurd. Binnen het project ‘groene grondstoffen’ helpt ILVO een mobiele pelletiseermachine voor stro ontwikkelen (nevenstromen gebruiken als hernieuwbare energie). Ook het energiegewas miscanthus, een multifunctioneel gewas met bijzonder lage inputs wordt geëvalueerd als mogelijke CO2-neutrale brandstof voor lokale energieopwekking. Warmtekrachtkoppeling in de glastuinbouw en gebruik van restwarmte van industrie in serres worden economisch doorgelicht. ILVO bouwt momenteel een prototype van een innovatieve dampwarmtepomp als energiezuinig alternatief voor de ontvochtiging van serres. De volgende stap wordt een realisatie op praktijkschaal (in het kader van het Vlaams project ‘Innovatief aanbesteden’)
VERDUURZAMING IN DE PLANTAARDIGE PRODUCTIE: CULTIVARS, BODEMGEBRUIK, GEWASBESCHERMING. Onderzoek op ILVO-plant vindt vaak haar bestaansrecht en motivatie in reële problemen in de plantaardige productie die voortdurend wijzigen: regelgeving, andere ecologische en maatschappelijke eisen, evoluties in ziekten, ruimtelijke beperkingen en dus intensief bodemgebruik. In toenemende mate hebben de ILVO wetenschappers de afgelopen 10 jaar hun
rendabiliteitsdoelstelling (hoe optimaler gebruik maken van bodem, water, energie, arbeid, nutriënten, gewaskeuze, teelttechniek, oogst en nevenstromen?) gecombineerd met evaluaties van de ecologische kosten en baten van hun bevindingen. 1. Gewasverbetering en –diversificatie: Via kruisings- en selectietechnieken wordt de genetische diversiteit binnen bepaalde gewassen verbeterd. De criteria opbrengst en vlotte zaadproductie worden nu standaard gecombineerd met een selectie op in- en uitwendige kwaliteit maar vooral ook op krachtige natuurlijke ziekteresistentie en persistentie. Nieuwe cultivars van bijv. gras en klaver behoeven daardoor (de laatste 40 jaar gestaag) minder meststoffen (nutriënt-efficiënte gewassen die met minimale input een maximale biomassa bekomen) en zijn beter opgewassen zijn tegen klimaatschommelingen (koude, droogte, …). De jongste cultivars gele mosterd (een nateelt groenbedekker) kunnen door hun ingekruiste resistentie ingezet worden tegen aaltjes als ‘natuurlijke ontsmetter’ van een akker. Via het vergelijkend rassenonderzoek speelt ILVO (samen met o.a. CRA) de rol van gatekeeper voor nieuwe rassen (maïs, gras, klaver, vlas, cichorei, groenbedekkers) (granen, aardappelen, veldbonen, erwten). De cultivars mogen slechts als ras op de officiële rassenlijst nadat ze gedurende drie seizoenen zijn getest en hoog hebben gescoord op een aantal criteria. Door haar sterke invloed op die criteria (vb. meer gewicht voor ziektetolerantie en nutriëntenbehoefte) heeft de wetenschap duurzamere rassen gestimuleerd. Slechts 10 tot 12 % van de aangemelde rassen – de hoogst scorenden op het set criteria - worden jaarlijks toegelaten. Uit de statistieken spreekt een aanzienlijke (duurzaamheids)winst van de jongste rassen t.o.v. de rassen van 10 en 20 jaar geleden, bijv. op vlak van kwaliteit (maïs +25% verteerbare organische droge stof opbrengst), legervastheid en stengelrotresistentie ( = verhoogde oogstzekerheid) en productiviteit. 2. Bodem & teelttechniek: Duurzaam bodembeheer (bewerking/bemesting/compost) en agroecologie besteden aandacht aan de bodemconditie en -biodiversiteit, de mineralencyclus, de koolstofkringloop (biochar) en aan stikstofreductie. ILVO bouwde recent haar laboratoriumcapaciteit uit om bodems te analyseren. Onderzoeksprojecten in dit domein lopen vaak over een langere periode (meerdere seizoenen) om betrouwbare datasets op te leveren. - In de aardbeienteelt was het experiment om turfsubstraten gedeeltelijk te vervangen door een bepaalde soort compost erg beloftevol op vlak van smaak en ziektebeheersing. - Een dubbel duurzaamheidsvoordeel in de landbouwpraktijk stoelt op ILVO-onderzoek i.v.m. klaver: De combinatie van gras en klaver laat toe, via het N-fixerend vermogen van klaver, om minder (ingevoerde) scheikundige meststoffen te gebruiken en tegelijk de eiwitconcentratie (ook verteerbaar eiwit/droge stof) in het voeder op te drijven, waardoor minder ingevoerd krachtvoer nodig is. - Momenteel onderzoekt ILVO: welke teelten en teeltrotaties, welke bodems, welke onkruiden reageren gunstig(er) op niet-kerende (ploegloze)bodembewerking ? En welke zwaktes schuilen in een techniek van minimale bodembewerking ? De ecologische winst is dat organisch materiaal in de toplaag blijft. De bodemstructuur blijft stabiel. Het bodemleven raakt minder verstoord. Een gezondere bodem vraagt minder meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen.
-
Een gelijkaardige duurzaamheidswinst wordt verwacht via het compostonderzoek. ILVO experimenteert met verschillende recepturen van compost, ondermeer met een zo hoog mogelijk hoeveelheid biologische kippenmest (dat binnen de nutriëntenkringloop van een biologisch bedrijf momenteel een moeilijk te integreren grondstof is wegens te straf). Compost is bekend als stabiel en humusrijk product dat zijn voedingsstoffen gedoseerd laat vrijkomen en dat het biologisch leven en de organische stof in de bodem doet toenemen. Praktijkervaring en meerjarig onderzoek wijzen op een mogelijke aanzienlijke besparing op gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. - Het onderzoek (7 landen, 13 onderzoekspartners, Interreg IVb North Sea) naar de effectieve werking van biochar als duurzame bodemverbeteraar (koolstofrijk, houtskoolachtig restproduct na pyrolyse van biomassa voor bio-energie van de tweede generatie) is nog in prille fase. Biochar kan langdurig koolstof in de bodem opslaan (enkele honderden jaren of meer) waardoor het in staat is om de klimaatsverandering te beperken. 3. Gewasbescherming: Ziekten en plagen zijn bij plantaardige productie een permanente zorg. De verduurzaming van de gewasbescherming uit zich in vier domeinen: - Vroege detectie, waarschuwingssystemen en ontwikkeling van pest risk analyses. De vroege beheersing van pathogenen voorkomt dat er grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen moeten worden ingezet. - Diepgaande studies op al dan niet quarantaine pathogenen leveren kennis op over de diversiteit, verspreiding en biologie die nodig is voor een effectieve detectie en beheersing. Bijv. roest- en galmijten in de sierboomteelt, Erwinia rottingsbacteriën bij aardappelpootgoed, cystenaaltjes bij aardappel, watermeloen mozaïek virus bij courgette, anthracnose bij aardbei en wortelknobbelaaltjes bij volleveldgroenten, Cylindrocladium bij buxus en galmijt op laurier. Daarnaast zijn er onderzoeksprojecten over de optimale toepassing van zowel klassieke als biologische (entomopathogene nematoden) gewasbeschermingsmiddelen. - Natuurlijke resistentie tegen een ziekte (in al haar varianten) opsporen en via de ontwikkeling van resistentietoesten een tool leveren aan veredelaars om het resistentiekenmerk in het veredelingsprogramma op te nemen. Bijv. Japanse roest bij chrysanten. - Agrotechnische ontwikkelingen en research: GPS-besturingssytemen voor bespuitingen en kunstmest en (verplichte) jaarlijkse keuringen van de spuittoestellen betekenen minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, want geen overlap. WERKBARE METHODES OM TE SENSIBILISEREN: DUURZAAMHEIDSSTER EN DISCUSSIEGROEPEN Precies 10 jaar geleden werd van Stedula (Steunpunt Duurzame Landbouw, onderzoeksgroep landbouweconomen KULeuven-UGent, ° 2002) verwacht dat ze inhoud en operationalisering zouden bieden voor ‘duurzaamheid’ in de Vlaamse land- en tuinbouw. Tot de voornaamste resultaten hoort een set van relevante indicatoren die de duurzaamheid van landbouwsystemen kunnen opvolgen op economisch, economisch én sociaal vlak. Die indicatoren werden samengebracht in een visueel instrument, toepasbaar op individuele landbouwbedrijven: de duurzaamheidsster. Stedula ging in 2007 over naar ILVO. De indicatoren werden verder ontwikkeld (oa bodemindicator, gewasbeschermingsmiddelengebruik, ondernemerschap, besteedbaar inkomen, …). Maar haalbaarheid, vergelijkbaarheid en databeschikbaarheid voor andere nieuwe indicatoren lagen moeilijk. Sociale duurzaamheid bleek moeilijk – zo niet onmogelijk – te meten (o.a. landschapsindicator).
De (voorlopige) duurzaamheidsster werd in de praktijk getest als sensibiliseringsmiddel: de eerste boeren zijn er mee aan de slag (sterk met melk, melkveecafés, binnenkort ook fruitteeltcafés). De participatieve methode lijkt goed te werken om bedrijven in dialoog te laten treden en verbetertrajecten voor zichzelf te zoeken. ILVO evalueert nu de tevredenheid van de (deelnemende) landbouwer en de waarde in het sociaal leerproces (dit is een proces waarbij ook attitudes omtrent duurzaamheid kunnen veranderen). De nieuwste denkpiste remedieert de negatieve kanten van de duurzaamheidsster (expertensysteem/hoge tijdskost voor opmeten indicatoren en voor experten tijdens discussiegroepen/kost voor implementatie/kan het eenvoudiger, sneller, goedkoper om dezelfde bewustwording inzake duurzaamheid te bereiken? ). Men ontwerpt nu quick scans. De duurzaamheidsster krijgt vragen vanuit een bredere scoop: - Herhaalde metingen om evoluties in kaart te brengen Ster als visuele voorstelling toepassen op vb. vergelijken van methoden oa castratiealternatieven. - Wat met de evenwaardigheid van de verschillende aspecten, het tonen van elke pijler ook al is deze nog niet concreet ingevuld,…). - Ster op sectorniveau? LARA rapport : hoe kan de duurzaamheid van de aparte sectoren ingevuld worden? - Ster als middel tot onderhandeling t.o.v. (vaak) ongefundeerde eisen van de retailers vb. in de fruitsector. Economische en ecologische aspecten in de bedrijfsvoering integreren verduurzaming (attitude- en gedragsveranderingen) bevorderen: bijv. in de varkenshouderij (Pigs2Win)).
Greet Riebbels, communicatie ILVO,
[email protected] GSM +32 486 26 00 14 Deze tekst werd verspreid tijdens het event “Minister-President Kris Peeters maakt balans op van 10 jaar werken aan duurzaamheid in de Vlaamse land- en tuinbouw” in Herzele, 17/10/2011