installatiehandleiding Clearline zonneboilersysteem Enkelvoudige collector, drukgevulde systeem.
Lees nauwkeurig de complete handleiding door vóór aanvang van de werkzaamheden.
Handleidingtotaal
V1.1
4
3
1
5
6
7 2 8
Inhoud collector pakket
V 15 1,5m2
V 20 2,0m2
V 30 3,0m2 En (VAT)
zonnecollector
1
1
1
gootstuk onderzijde
1
1
1
gootstuk zijkant
2
4
4 (6)
gootstuk bovenzijde
1
1
1
paneelankers
4
4
6
10
12
18
8
8
12
10
12
18
1
1
1
1 2 3 4 5 6 7 8
gootstuk (koppel) anker 4 x 50mm schroeven
9 25mm nagels montagehandleiding
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Bij werkzaamheden op een dak dient u altijd voldoende veiligheidsmaatregelen te nemen om vallen te voorkomen. De werkzaamheden op het dak, en zeker het omhoogbrengen en plaatsen van de collector(en) zelf, kunt u beste met minstens twee mensen uitvoeren. Werk zoveel mogelijk vanaf een steiger die goed vaststaat. Verwijder minstens twee banen pannen onder-, boven- en naast de plaats waar de collector moet komen zodat u veilig omhoog en omlaag kunt klimmen op het dak. Controleer of de panlatten wel sterk genoeg zijn om op te lopen. Zorg voor voldoende vrije werkruimte en voer alle overtollig geworden pannen direct af.
1
Plaatsen collector
Plaatsbepaling collectoren op het dak Bepaal de plaats waar de collector(en) op het dak moet(en) komen. Let op de eventuele schaduw van zijmuren of dakkapellen. Begin met het verwijderen van voldoende pannen op de plaats waar de collector (en) moet(en) komen. Dit verschilt per type dakpan en per type collector. Bepaal de plaats van de collector zodat zaagwerk aan pannen wordt beperkt.
2 130 - 1 50 mm
1140m m
Bevestig een dubbele panlat aan de onderzijde om naar beneden schuiven van de collector te voorkomen .Deze ”panlat” moet ca 2,5 cm hoger zijn dan de andere panlatten en ca 1.140 mm breed. De bovenkant van deze nieuwe panlat (wordt aanslag voor de onderkant van de collector) dient 130 a 150 mm boven de bovenkant van de pannenrij eronder lte liggen. Of gebruik de meegeleverde hoek(en).
3
4
Bevestig een ter ondersteuning een panlat onder de bovenzijde van het paneel/dakgoot
Plaats het paneel zo dat de tengels (verticale latten) onder de panlatten niet in de weg zitten van de aan- en afvoeraansluitingen van de collector. Probeer ervoor te zorgen dat er links en rechts 30-60 mm ruimte is tussen de collector en de naastliggende pannen. Als dat niet lukt met hele pannne moet er minimaal aan één kant een rij pannen met een slijptol worden afgeslepen. Bekijk goed aan welke kant dat het beste uitkomt ook met de afdichting van de pannen op de zijgootstukken. Bepaal de plaats voor de gaten in het dak, schuif de collector op zij en boor de gaten door het dak voor de flexibele aan- en afvoerleidingen en voor de kabel van de temperatuursensor. Voer de leidingen en de kabel door de gaten en maak de gaten goed waterdicht met tape, kit of schuim. Schuif de collector weer terug op zijn plaats.
5
Bevestig het paneel aan de panlatten d.m.v. de paneelankers aan de panlat Het anker kantelen in de onderste aluminium groef Gebruik twee rvs schroeven per anker.
Gootstukken worden gemonteerd door het omgezette deel boven het gele gedeelte van het rubber te schuiven. (bij enkele type collectoren is dit gele gedeelte vervangen door de vaaggroene driehoeken op het zwarte rubber)
6 X 9 Haal het ondergootstuk uit de verpakking en transporteer het gootstuk op het dak samen met de ondersteunende houtenplaat! Verwijder dit plaatmateriaal, net voor de montage, op het dak. Schuif onderste gootstuk in het rubber van het paneel. (op het gele deel van het rubber!) Doe dit voorzichtig vanaf éénzijde en maak zeker dat het metaal in het rubber schuift. Ondersteun de dakgoot met de hand vanaf de onderzijde. Om het inschuiven te vergemakkelijken kunt u het rubber insmeren met afwasmiddel of siliconenspray ect. Gebruik nooit een hamer of ander hard voorwerp om het gootstuk te plaatsen.
7 X Plaats de zijstukken op dezelfde wijze als het zojuist geplaatste onderstuk. Probeer niet om de zijstukken er van bovenaf in te schuiven maar druk ze er in, net als eerder het onderste stuk. De zijstukken komen OP het onderstuk zodat het water eroverheen loopt.
8
X
9
Schuif het bovenste gootstuk in het rubber, bovenop de zijgootstukken. Bevestig de zijgootstukken met de gootstuk ankers aan de panlatten. Plaats de V-vormige pannendragers in de goot en bevestig deze met strip boven de goot. Plaats de pannen zodanig dat ze goed aansluiten op de flexibele afdichtingen van de gootstukken. Als de pannen niet goed passen kan het nodig zijn er een stuk af te slijpen. Indien de pannen erg los liggen en er dus gevaar voor wegwaaien ontstaat kunnen de pannen worden vastgelegd in speciale pannenkit (bijvoorbeeld Flexim). Alternatief: voorzichtig (geen klop- of slagboor!) in de losliggende pan(nen) een 6mm gaatje te boren ter hoogte van de panlat en daar een 4mm RVS schroef doorheen te draaien. Draai deze schroef niet te vast op de pan, de pan moet nog kunnen bewegen. Als de pannen eenmaal liggen kan de beschermstrip van de tape aan de achterzijde van de loodslab worden verwijderd. Hierna kan de loodslab van het onderste gootstuk voorzichtig op de pannen worden gedukt/geklopt .
10
Installatie leidingen
Het schema betreft een installatie schema voor een zonneboiler met een enkele collector. Indien het systeem uit twee of meer collectoren bestaat dan de collectoren parallel aansluiten. Zorg voor gelijke totale leiding lengte (aanvoer en retour) door alle collectoren. Het plaatsen van aftapkranen op het laagtstepunt van zowel het zonneals het leidingwatercicuit zijn gemakkelijk om het systeem geheel te kunnen aftappen. Voor de boiler altijd een inlaat-overstort combinatie opnemen, de standaard inlaat overstort combinatie bij de combiketel (doorstomer) kan dan vervallen. (of bestaande inlaat/overstortcombinatie gebruiken) Tussen de heetwater uitgang van de boiler en de combiketel (doorstromer) afhankelijk van de maximale inlaat temperatuur van de combiketel een thermostatische mengautomaat plaatsen.
11
Materialen benodigd voor het installeren (worden niet meegeleverd, tenzij anders overeengekomen): •
• • • • •
• • •
Fittingen: op de uit de collector komende slangleiding past een standaard 10mm knelfitting. Pomp is standaard voorzien van 15 mm knelfittingen, benodigde boilerfittingen afhankelijk van toegepaste type boiler Fittingtape (Teflon) Aftapkranen Mengautomaat (afhankelijk van naverwarmer: veelal max 65°C) Inlaat-overstortcombinatie (maximaal 80% van de maximale combiketel en/of boilerdruk) Leidingen, voor het zonne-circuit uitvoeren t.b.v. temperaturen max 150°C (gebruik hiervoor koperen- of rvs leidingen, 15 mm of DN 16 (tot een collector oppervlak van 3m2 volstaat 12mm) Leidingisolatie, gebruikt hiervoor de HT versie geschikt voor temperaturen boven de 150°C Bevestigingsmiddelen voor het vastzetten van de leidingen Eventuele kabel verlenging voor de sensoren, hiervoor kan standaard tweeaderige kabel gebruikt worden (2x 0.75m2)
12 Pompmontage Bepaal een geschikte plaats voor de pomp (monteert u een overdrukafvoer aan de pomp houdt dan rekening met het afschot in deze afvoer). Door het metalenplaatje aan de bovenzijde los te schoeven kunt u de pomp uitnemen en is het frame met isolatie gemakkelijk aan de wand te bevestigen met de bijgeleverde bevestigings middelen (deze bevinden zich in de kap van de pomp).
13
Bevesting de console stevig op de wand. Monteer het expansievat aan/in de console. Het expansievat met tape og bevestigen, (niet met een lijm Easyfit og), dit om eventuele vervanging naderhand mogelijk te houden. Houd bij de plaatsing rekening met het naderhand op de juiste druk instellen van het expansievat (ventiel bevindt zich aan de onderzijde van het expansievat) De console is voorzien van een standaard 15mm knelfitting.
14
Bevestig de leidingen van de bovenzijde van de pomp naar de onderkant van de collector(en). Sluit de onderzijde van de pomp aan op de laagste aansluiting van de warmtewisselaar op de boiler. De leiding afkomend van de bovenzijde van de collector sluit u aan op de bovenste warmtewisselaar op de boiler. Leidingen voor systemen tot 3m2 collector oppervlak kunnen worden uitgevoerd in 12mm, tot 9m3 met 15 mm grotere oppervlakken in overleg. Plaats een T-stuk met aftapkraan op het laagste punt. Afhankelijk van de maximale inlaattemperatuur van de naverwarmer is het noodzakelijk een mengautomaat toe te passen zodat de aangevoerde temperatuur begrensd wordt. Plaats aftapmogelijkheden in de leiding op het laagstepunt van zowel het solarcircuit als in de boiler aanvoerleiding zodat aftappen mogelijk blijft.
14 Leiding koper of rvs 15 mm inclusief HT isolatie >40mm
Isoleer de leidingen in het solarcircuit met hogetemparatuurisolatie bestand tegen temeraturen > 170 °C (rubberschuim of polyurethane, geen polyethylene) bijvoorbeeld Thermaflex HT of Armaflex HT.
Opmerkingen: •
•
•
Tussen de koudwaterleiding en de boiler altijd een inlaat-overdruk combinatie opnemen (8 bar of minder afhankelijk van de maximale druk voor de boiler of naverwarmer) om eventuele overduk in de boiler en vervuiling uit de boiler naar het drinkwaterleidingnet te voorkomen. Het door de zonneboiler (voor)verwarmdewater altijd naverwarmen door bijvoorbeeld een combiketel (doorstromer) dit om legionella besmetting te voorkomen. Beschermfolie bij zonnigweer pas van de collectoren verwijderen na afvullen van het zonneboiler leidingnetwerk.
15
Bevestig de bedrading aan delta T regeling volgens voorschiften van de fabrikant van de besturing. •
•
•
•
Sensor 1 is in de fabriek reeds in de collector gemonteerd en meet de collectortemperatuur. Deze kabel kan,indien noodzakelijk, eenvoudig verlengd worden met 2-aderig 2x 0.75mm² Sensor 2 meet de boilerwatertemperatuur, deze wordt in het werk aangebracht. Indien de boiler geen speciale mogelijkheid voor het plaatsen bezit dan deze sensor met een slangklem op de retourleiding van de warmte- wisselaarplaatsen. (veelal bevindt zich onder de afdekkap aan de bovenzijde van de boiler de meetbuis) De geaarde kabel van regeling naar de pomp brengen en op de pomp aansluiten (in de pomphuis isolatie is een uitsparing gehouden voor de kabel geleiding) Geaarde voedings kabel met stekker aan de regeling monteren conform gebruiks aanwijzing regeling.
Nu eerst het systeem compleet vullen!!! ( nog geen stroom op de controller aansluiten )
16
Vullen systeem
Loop voordat u de installatie vult eerst alle aansluitingen na en vergewis u ervan dat deze voldoende strak/dicht zijn gemonteerd. Het vullen van de installatie dient met collectoren in koude (< 80°C) toestand te geschieden, dek zonodig de collector(en) af. Zet met een passende steeksleutel de “kraan C” in de flowsetter in de horizontale stand (dwars op de flowsetter). Hiermee sluit u de doorgang tussen vulmond (A) en aftapmond (B).
17
Breng de solarexpansievat op de juiste voordruk door voorzichtig kleine hoeveelheden stikstof via het ventiel (onderzijde expansievat) te laten onsnappen. Regelmatig de actuele druk controleren met een spanningsmeter. In te stellen voordruk expansie vat: Voordruk in bar = Hoogte in meters van bovenkant collector tot het midden expansievat x 0.1bar + 0.5 bar( h= maximaal 8 m1) bijvoorbeeld bij een hoogte = 3 meter > 3 x 0.1 + 0.5 = 0.8 bar Vuldruk systeem: Vuldruk van het systeem in bar wordt dan= voorbeeld hoogte = 3 meter > 3 x 0.1 + 1.0 = 1.3 bar ( 0.8 bar + 0.5 bar)
18
Meng nu de glycol (monopropylene) met schoonleidingwater. Zorg voor minimaal 40% glycol (maximaal 50% ten behoeve van voldoende vorstbescherming. De benodigde hoeveelheid aangemaakte vloeistof is uiteraard afhankelijk van het systeem. Sluit het solarvulpompsysteem op de vulmonden (A en B), draai de kranen in de stand open (horizontal). Controleer of kraan C in gesloten stand staat (dwars op de flow). Laat nu de vulpomp lopen net zolang totdat de retourstroom zonder luchtbellen retour komt. (minimaal 5 minuten). Zorg ervoor, door kraan A deels te sluiten, dat de druk in het solarcicuit tijdens het vullen niet boven de 3 bar komt.
19 20
Sluit nu de onderste vulkraan (B) en laat de druk, zonodig oplopen tot 3 bar en sluit ook de bovenste vulkraan (A). Zet het vulpompsysteem uit en laat door kraan B voorzichtig vloeistof uit het systeem totdat de bij 3 uitgerekende systeemdruk is bereikt.
Instellen delta T regeling (besturing pomp) Lees de bij de besturing geleverde handleiding geheel door en kies het in uw situatie van toepassing zijnde schema. Sluit bedrading aan conform dit schema. Onderstaande functies dienen minimaal te worden ingesteld: • De startpomp temperatuur standaard op 10 °C • De stoppomp ivm minimaal verschil collector vs boiler temperatuur wordt hiermee gelijktijdig standaard op 1/3 x 10°C = 3°C ingesteld.
Groene Energiewinkel bv Kloosterstraat 25A 4901HR Oosterhout NB Nederland Tel. 0162 - 470 461 Fax. 0162 - 470 462
[email protected] www.groene-energiewinkel.nl