versie 1/2007 datum 25-2-2011
Handleiding installatie Rayvin zonneboilersysteem. Algemeen Het Rayvin zonneboiler systeem bestaat standaard uit twee zonnecollectoren van elk circa 1,1 m², een voorraadvat van 300 liter, een circulatiepomp en een besturingssysteem. Eén van de collectoren is voorzien van een Pt1000 element ten behoeve van het besturingssysteem. De constructie van de zonnecollectoren is zodanig dat de afvoergoten voor regenwater volledig zijn geïntegreerd in de totale, kunststof ombouw van de zonnecollector. De collector wordt dan ook standaard altijd in het dak gemonteerd. Bij installatie op het dak, moet gebruik worden gemaakt van een hulpframe van staal of aluminium. In het laatste geval wordt een deel van de afvoergoten er af gesneden of gezaagd zodanig opdat er uiteindelijk een vlakke rand overblijft van tenminste 30 mm. Alle elektrische onderdelen van het systeem hebben 220 volt als basisspanning. Op pagina 5 is het aansluitschema voor de complete installatie weergegeven. De waterdruk in de collectoren mag niet meer bedragen dan 0,2 tot 0,3 bar. Ze mogen niet op een druksysteem worden aangesloten. 1.0 Plaatsbepaling zonnecollectoren Om langdurige oververhitting van de collectoren te voorkomen, dienen deze als laatste onderdeel van het systeem te worden geïnstalleerd. Stel van te voren vast waar de zonnecollector op het dak gemonteerd moet worden. Op basis hiervan dient men zich er van te vergewissen dat leidingdoorvoeren door het dak, aan de binnenzijde van het dak geen schade of hinder toebrengen aan eventueel aldaar aanwezige leidingen, apparatuur, meubilair enzovoort. Indien één van de hiervoor genoemde zaken op enigerlei wijze wordt geschaad, zal de plaats van de zonnecollector op het dak heroverwogen moeten worden. Andere mogelijkheid is dat de bewoner en/of eigenaar van het pand adequate maatregelen treft om de potentiële hinder ongedaan te maken. De collector dient voor de hoogste zonopbrengst in principe zoveel mogelijk naar het zuiden georiënteerd te worden. Indien dit vanwege de stand van het dak onmogelijk is, kan een gecombineerde stand op zowel het oosten als het westen worden gemaakt. Vermijdt plaatsing achter objecten, welke een schaduw op de collector kunnen werpen. Plaats de collector zo dicht mogelijk bij de dakdoorvoer en het voorraadvat. De maximale verticale afstand tussen het vloerniveau van het voorraadvat en de bovenzijde van de collector mag bij de standaard meegeleverde pomp, maximaal 6,5 meter bedragen. De minimale afstand tussen de onderzijde van het voorraadvat en de onderzijde van de collector is 100 mm. Bij een groter hoogteverschil zal het water problemen krijgen om voldoende door de collector te circuleren. In dit geval zal een circulatiepomp met een grotere opvoerhoogte moeten worden geplaatst. Het is noodzakelijk dat de collectorleidingen onder afschot (20-50mm/meter) gemonteerd worden. De collector moet altijd waterpas worden gemonteerd onder een minimale hellingshoek van 30°. 2.0 Plaatsing in het dak 2.1 Nadat de definitieve plaats van de zonnecollectoren is vastgesteld, dienen de dakpannen of ander type dakbedekking van de betreffende montageplaats te worden verwijderd. Verwijder niet meer dakpannen/-bedekking dan voor een veilige plaatsing van de zonnecollectoren noodzakelijk is.
2.2 Plaats vervolgens de lat met loodslab op circa 100 mm boven de panlat van de eerste dakpan onder de collector. Zie de afbeeldingen.
Schroef de lat met loodslab vast met grote schroeven die zijn voorzien van een carrosseriering. De lat moet waterpas bevestigd worden. 2.3 Klop het lood aan met bij voorkeur een rubber hamer tot dat het de vorm van de ondergelegen dakpannen / bedekking heeft aangenomen. De loodslab moet zo goed mogelijk aansluiten op de dakbedekking. De loodslab moet qua breedte zodanig zijn gedimensioneerd dat deze ten minste 120 mm aan weerszijden van de verticale collectorombouw uitsteekt.
2.4 Bepaal de plaatsen van de aansluit- en sensoropeningen. Boor deze openingen uit met een diameter van 12 mm respectievelijk 4 mm. De aansluitingen bevinden zich op de achterzijde van de collector. 2.5 Breng de aan- en afvoerleidingen in de voorgeboorde openingen aan en voorzie deze van PU schuimisolatie van tenminste 10 mm, breng de collector op zijn plaats en fixeer deze op tenminste twee tegenover liggende plaatsen op de panlatten. Gebruik hiervoor gegalvaniseerde of roestvaststalen hout- of spaanplaatschroeven met een diameter van tenminste 5 mm. Het verdient aanbeveling de schroefgaten voor te boren. De onderzijde van de collector moet de loodslab hierbij tenminste 50 mm overlappen. Sluit dan de leidingen aan de collector aan en voer de voelerleiding door de dakconstructie heen. Maak vervolgens de collector aan de overige panlatten vast. 2.6 Indien de twee collectoren direct naast elkaar worden geplaatst, moet de overblijvende gootrand tussen de collectoren tenminste 300 mm bedragen. Tussen de boven en onderzijde van deze ingekorte gootrand dient ©Ter attentie van:© voorkoming van lekkage naar de onderliggende dakconstructie, over de gehele lengte een zelfklevende rubberen tochtstrip van tenminste 3 mm dikte te worden aangebracht. Bevestiging van deze afgekorte collectorrand aan de panlatten vindt plaats met een aan de bovenzijde aangebrachte hardhouten lat, aluminiumstrip of ander gelijkwaardig materiaal van voldoende sterkte en met een breedte van tenminste 25 mm. Bij een dergelijke montage van de collectoren verdient het de voorkeur de loodslab over de hele breedte uit één stuk te laten bestaan. Ze dienen in het andere geval elkaar voldoende te overlappen opdat lekkage naar de onderliggende dakconstructie wordt voorkomen. 2
2.7 Leg de dakpannen weer terug en slijp deze eventueel op maat. Het nokje aan de onderzijde van de eerste pan naast de collector kan eventueel verwijderd worden. Zie onderstaande tekeningen.
3
3.0 Plaatsing op een (plat) dak. 3.1 zie 1.0 3.2 Monteer het bijgeleverde frame voor de zonnecollectoren zodanig opdat wordt voldaan aan hoofdstuk 1.0. Om schade door windbelasting te voorkomen moeten de frames of aan de bestaande dakconstructie worden bevestigd of worden voorzien van een ballastbak. 3.3 Bij toepassing van een ballastbak dient op de plaats van de ballastbak(ken) eerst een laag extra dakbedekking te worden aangebracht. 3.4 Plaats eventueel op ieder van deze stroken 3 tegels en zet hierop pas de ballastbak. 3.5 Gebruik tegels (30 x 30 cm) als ballast. Breng bij woningen tot circa 7 meter hoogte per collector minimaal 160 kg ballast aan( 50 voor en 110 achter). Bij grotere hoogten dient de ballast per meter met 5 kilogram voor de voorzijde en 15 kilogram voor de achterzijde te worden verhoogd. 3.6 Bouw de ballastbak en het montageframe op zoals staat afgebeeld op pagina 5. 3.7 Boor 12 gaten door het frame en de collectorrand en zet de collector vast met de bijgeleverd schroeven. Controleer altijd of de collector waterpas ligt om afschot in de collector te garanderen.
4
5
4.0 Plaatsing voetplaatdeel 6
4.1 Plaats de voetplatenset op een degelijke ondergrond met voldoende sterkte voor de schroeven. 4.2 Dicht uiteindelijk alles waterdicht af met dakbedekking. 4.3 Bouw de voetplaten en het montageframe op zoals staat afgebeeld in § 2.6. 4.4 Boor 12 gaten door het frame en de collectorrand en zet de collector vast met de bijgeleverd schroeven. Controleer altijd of de collector waterpas ligt om afschot in de collector te garanderen! 5.0 Voorraadvat 5.1 Inleiding Het voorraadvat van het Rayvin zonneboilersysteem is gemaakt van hoogwaardig, dubbelwandig HDPE en voorzien van een isolatie van 50 mm polyurethaanschuim. Het voorraadvat is onderdeel van een drukloos systeem alwaar het door de zonnecollectoren verwarmde water vrij in en uit kan stromen. Door de geavanceerde constructie van de zonnecollectoren is toevoeging van antivries aan het water in het voorraadvat overbodig. Het water uit het voorraadvat wordt door middel van een circulatiepomp door de collectoren gepompt alwaar het na verwarming door de zon weer onder vrij verval met een debiet van circa 80 liter per uur, terugstroomt in het voorraadvat. Het voorraadvat heeft een volume van 300 liter. Bij onvoldoende zoninstraling of ingeval de temperatuur door verandering van de weersomstandigheden van de collector lager of gelijk is aan de temperatuur in het voorraadvat, stopt de circulatie en stroomt het water in de collector terug in het vat. Hierdoor kan de inhoud van de collector en de leidingen niet bevriezen. De tank en de collector vormen een gesloten circuit. Het Rayvin zonneboilersysteem levert vrijwel het gehele jaar duurzame warmte. De dagelijkse opbrengst is uiteraard afhankelijk van de dagelijkse hoeveelheid zonlicht. Het volume van het voorraadvat in combinatie met de constructieve eigenschappen van de zonnecollector voorkomt dat het water in het vat gaat koken. Het Rayvin zonneboilersysteem verwarmt sanitair water met behulp van zonlicht. In het geïsoleerde voorraadvat bevindt zich de warmtewisselaar. De opgeslagen warmte, die zich in het voorraadvat bevindt, wordt via de warmtewisselaar overgedragen aan het koude tapwater. Het Rayvin zonneboilersysteem heeft dus geen drinkwateropslag maar het drinkwater wordt tijdens het tappen in de warmtewisselaar verwarmd. Dit biedt vanuit hygiënisch oogpunt een goede zekerheid over de kwaliteit van uw drinkwater. 5.2 Het voorraadvat kan vanwege haar afmetingen overal vrij en zonder bevestigingsmateriaal worden geplaatst. De ondergrond moet bestand zijn tegen het gewicht van de opslag. 5.3 Vullen van het voorraadvat vindt plaats door iets omhoog halen van het deksel met bijbehorende warmtewisselaar en aanzuigleiding van de circulatiepomp. Ter voorkoming van verkalking van de collectoren mag en moet de hardheid van het water niet meer en minder bedragen dan 6 °D of 10,5 °F. In bijgaande lijst zijn de waterhardheden in België aangegeven. Verdun het drinkwater met schoon regenwater om aan deze hardheid te kunnen voldoen. Bijvullen in de toekomst dient eveneens met schoon regenwater te gebeuren. Er mag nooit geen 100% gedeïoniseerd of 100% gedestilleerd of 100% regenwater worden toegepast. Vul vervolgens het vat met drinkwater tot circa 60 mm onder de rand. Breng, wanneer het vat gevuld is, het deksel met bijbehorende onderdelen weer terug op zijn plaats. Sluit de circulatiepomp aan op de aanzuigleiding. 5.3 Zie 1.0 voor de afstanden tot de zonnecollectoren.
7
6.0 Aansluiten van het voorraadvat 6.1 Gebruik een koperen of daarvoor geschikte kunststof leiding van 12 of 15 mm. Sluit leidingen aan vanaf de onderrespectievelijk de bovenzijde van de collector naar de pompaansluiting respectievelijk de bovenkant van het voorraadvat. Sluit de leidingen aan op de bijgeleverde knelkoppelingen voorzie deze van schuimisolatie van tenminste 10 mm. 6.2 Sluit de hoofdkraan van de drinkwaterleiding af nadat is vastgesteld welke de koudwatertoevoerleiding naar de CVketel of boiler is. Zaag deze koudwaterleiding nabij de CV ketel door en verwijder er een stuk leiding uit van circa 150 mm. 6.3 PM.Plaats op het toevoerdeel van de waterleiding een T-koppeling en sluit hierop de thermostaatklep of temperatuurbeveiliging aan. Verbind deze klep vervolgens met de inlaat van de boiler of CV ketel. 6.4 Sluit op de T koppeling of de koudwaterleiding de gemarkeerde inlaat van de warmtewisselaar aan. De uitlaat van de warmtewisselaar wordt aangesloten op de thermostaatklep of het waterleidinggedeelte dat naar de verwarmingsinstallatie gaat.. 6.5 PM.Stel de thermostaatklep in op maximaal 50 graden Celsius. Controleer of alles correct is aangesloten en open de hoofdkraan van de drinkwaterleiding. Open vervolgens de koud- en warmwaterleiding en laat deze gedurende tenminste drie minuten doorstromen om eventueel aanwezige verontreinigingen weg te spoelen. HET TERUGLOOPVAT MET POMP MOET ALTIJD IN EEN VORSTVRIJE RUIMTE WORDEN GEPLAATST. 6.6 Sluit nu alle leidingen tussen de collector en het voorraadvat aan. Als laatste dient de aansluitleiding van de circulatiepomp naar de collector te worden aangebracht. Voordat deze leiding definitief op de collectorleiding wordt aangesloten, dient de aanzuigleiding van de pomp uit het voorraadvat en de pomp zelf, met water te worden gevuld. Alle lucht uit dit leidinggedeelte moet zijn verwijderd. Plaats voor het vullen een opvangbak van voldoende inhoud(5 liter) onder de pomp. Het vullen van dit leiding- en pompgedeelte kan het beste plaatsvinden door met een flexibele slang, water via de afvoerzijde van de pomp(aansluitzijde naar de collector) naar het voorraadvat te voeren. Hierdoor kan de aanwezige lucht in dit pomp- en leidingdeel het makkelijkst worden verwijderd. Na het stopzetten van dit vulproces en het verwijderen van de slang zal, wanneer alle lucht uit dit leidingdeel volledig verwijderd is, het water uit voorraadvat door overheveling terugstromen richting de uitlaatzijde van de pomp. Wanneer deze hevelwerking uit het voorraadvat zonder haperingen plaatsvindt, kan de leiding op de collector worden aangesloten. 6.7 Het systeem is nu gevuld en gereed voor het testen. 8
6.8 Sluit eerst de circulatiepomp met stekker en aansluitkabel aan op een 220 Volt wandcontactdoos om de werking van de pomp te controleren. Tijdens het draaien van de pomp kan het opgepompte water via een (flexibele) leiding worden teruggevoerd in het het voorraadvat. Wanneer de pomp geruisloos draait, kan deze test worden gestopt. Sluit nu de kabel van de pomp aan op de 220 Volt ingang van het besturingsysteem. Sluit nu de contactdraden van de sensor van de collector en het voorraadvat (en eventueel andere apparaten) aan op het besturingsysteem en als laatste de 220Volt aansluiting. Het systeem is nu klaar voor gebruik. 6.9 Controleer alle leidingen op lekkage en voldoende afschot (circa 5 mm/m.). 7.0 Onderhoud Deze werkzaamheden zijn een aanvulling op het reguliere onderhoud van de installatie. 7.1 Controleer regelmatig het vulniveau van het voorraadvat en vul deze indien nodig bij met koud water. Controleer alle leidingen van en naar de collector en het voorraadvat op lekkage. Voor het overige is er geen onderhoud noodzakelijk. 8.0 Normen en richtlijnen 8.1 De volgende normen zijn van toepassing op de installatie van het Rayvin Zonneboilersysteem: 8.2 NEN 1006 algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties. 8.3 AVWI met bijbehorende werkbladen. 8.4 NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. 8.5 NEN 3215 binnenriolering in woningen en woongebouwen. 8.6 Eventuele locale voorschriften zoals bouw- en brandweervoorschriften. 9.0 Starten van het toestel De zonnecollectorregeling wordt ingeschakeld zodra de steker in de wandcontactdoos wordt gestoken. De circulatierpomp zal bij voldoende zonnestraling vanzelf starten. De collectorsensor meet de temperatuur in de collector. Als de temperatuur in de collector hoger is dan de temperatuur in het voorraadvat zal de pomp starten. Wanneer het collectorvat warmer wordt dan de collectortemperatuur of de zonnestraling valt weg, zal de pomp afslaan en het water zal uit de collector terugstromen in het collectorvat. Tijdens stilstand is de collector gevuld met lucht.
10.0 Buiten bedrijf stellen 10.1 Het toestel wordt buiten werking gesteld door de steker uit de wandcontactdoos te nemen, bij voorkeur 's ochtends of ’s avonds wanneer de pomp niet in bedrijf is.
11.0 Aftappen van het collectorvat 11.1 Koel eerst het voorraadvat af tot circa 35 graden Celsius voordat het vat wordt geopend. Open hiervoor de warmwaterkraan totdat de temperatuur volgens de indicator op het besturingssysteem tot dit niveau is gedaald. 11.2 Neem de steker van het toestel uit de wandcontactdoos. 11.3 Koppel alle leidingen los, haal het deksel enigszins omhoog en breng een slang in het voorraadvat. Hevel het water in een afvoerput of ander waterafvoersysteem. 12.0 Afdanken van het toestel Het Rayvin Zonneboilersysteem is volledig vervaardigd uit duurzame recyclebare materialen die op een eenvoudige manier van elkaar te scheiden zijn. Informeer bij de lokale overheid naar de afvoermogelijkheden ervan. 13.0 Garantie Het zonneboilersysteem wordt door Rayvin Energysystems B.V. gegarandeerd op materiaal- en of constructiefouten. Deze garantie is geldig tegen de hierna vermelde duur en voorwaarden. De zorg voor de uitvoering van de garantie berust bij de erkende installateur waar het systeem is aangeschaft. De Garantieduur is geldend vanaf de installatiedatum die is vermeld op het bewijs van aflevering. Warmtewisselaar en voorraadvat: 0 t/m 3e jaar; volledige garantie inclusief arbeidsloon en inclusief voorrijkosten. 4e t/m 10e jaar; aflopende garantie op het materiaal en exclusief arbeidsloon en voorrijkosten volgens de volgende staffel: 4e t/m 7e jaar 10 % per jaar; 8e t/m 10e jaar 20 % per jaar. 9
- Zonnecollector 10 jaar garantie inclusief arbeidsloon en voorrijkosten op materiaal en constructiefouten. - Besturingssysteem 3 jaar garantie inclusief arbeidsloon en voorrijkosten op materiaal en constructiefouten. Het toestel dient uitsluitend door een erkende installateur en volgens deze handleiding te zijn geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Aanbevolen termijn voor check of onderhoud; gelijk aan die van de stookinstallatie.(1xp.j) Het systeem dient aantoonbaar periodiek te zijn geïnspecteerd en onderhouden door een erkende installateur. Het systeem mag alleen volgens de in deze handleiding vermelde omstandigheden en gebruikscondities te zijn toegepast. Het systeem mag geen wijzigingen in de constructie hebben ondergaan. De kwaliteit van het leidingwater dient te voldoen aan de eisen zoals die door de World Health Organisation zijn vastgesteld. Specificaties kunnen op aanvraag worden toegestuurd. Niet onder de garantie vallen defecten die het gevolg zijn van: - te hoge en/of verkeerde spanning zoals is gesteld in de installatie- en bedieningshandleiding; - inwerking van chemische toevoegingen aan het collector of drinkwatercircuit; - blikseminslag, brand of natuurrampen nalatigheid, onoordeelkundig gebruik of geweld van buitenaf; - normale slijtage. Storingsmelding 0032(0)11 553770 of 0031(0)183 629021
10
14.0 Schema aansluiting zonneboilerinstallatie
11
Stalen frame voor montage op een plat dak of een dak met onvoldoende schuine helling.
12