manke.usurpator.book Page 3 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
I NLEIDING Kevin Absillis, Jürgen Jaspers & Sarah Van Hoof
In de zomer van 2011 stelde Pascal Smet daags na Belgiës nationale feestdag de conceptnota Samen taalgrenzen verleggen voor. Het document verzamelt inspiratie en fundamentele inzichten voor diverse decreten waarmee de Vlaamse minister van Onderwijs “het talenbeleid op en rond de school” wil aanpakken.1 Het valt alleen maar toe te juichen dat de overheid belang hecht aan taal en taalbeheersing. Dat ze zowel oude problemen als nieuwe uitdagingen herkent, durft te benoemen en zich grondig over oplossingen bezint, verdient alle lof, zeker als haar finale streefdoel de bestrijding van “uitsluiting” en de bevordering van “ontmoeting” heet te zijn (Smet 2011: 4). Heel wat van de ideeën en suggesties uit de nota lijken op zich ook best bruikbaar om mettertijd enkele grenzen te verleggen. Alleen dreigt dezelfde nota intussen andere grenzen in beton te gieten.
1. Makkik binnen? De socialist Pascal Smet beschouwt het Algemeen Nederlands als een breekijzer voor maatschappelijke emancipatie. Voor wie opgroeit in kansarmoede en zeker voor kinderen uit niet- of nauwelijks Nederlandstalige families heet de beheersing van de standaardtaal in zijn nota zelfs de ultieme route naar een betere toekomst. Die visie sluit niet alleen naadloos aan bij die van Smets voorganger en partijgenoot Frank Vandenbroucke, de hele argumentering is schatplichtig aan de oudste idealen van de Vlaamse Beweging. Die geloofde namelijk van in het prille begin dat de inwoners van de noordelijke provincies van de nieuwe staat België een uit Nederland geïmporteerde standaardtaal moesten gaan praten om zich te emanciperen. Het voornaamste verschil is dat er twee eeuwen geleden nog geen sprake was van anderstalige ‘allochtonen’ en dat het eerst niet zozeer de arbeiders- als wel de middenklasse was die verzocht werd om haar Vlaamse, Brabantse of Limburgse dialect af te zweren en zich via het Standaardnederlands te 3
manke.usurpator.book Page 4 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
verheffen. Alleen zo kon ze naar verluidt een rooskleurige toekomst afdwingen in een staat die door Franstalige bovenlagen werd gedomineerd. Inmiddels hebben die Franstalige bovenlagen in het autonome gewest Vlaanderen maar weinig meer in de melk te brokkelen. Dat blijkt indirect trouwens uit de nota van Pascal Smet. Die plaatst wie geen rijke kennis van het Standaardnederlands verwerven wil of kan, namelijk onverbiddelijk buiten de Vlaamse gemeenschap: In Vlaanderen groeien nog steeds veel kinderen op voor wie de moedertaal een regionale variant van het Standaardnederlands en dus niet het Standaardnederlands is. Daarnaast is voor 15% van de kinderen in het basisonderwijs en 10% van de kinderen in het secundair onderwijs de thuistaal niet het Nederlands [...], dus een andere taal dan de omgevingstaal, of de instructietaal van ons onderwijs. Nochtans is een rijke kennis van het Standaardnederlands dé voorwaarde voor wie in Vlaanderen wil leren, wonen, werken, leven. Wie van elders komt, en geen Standaardnederlands leert, blijft in de beslotenheid van het eigen gezin of de eigen gemeenschap leven, en leeft – in Vlaanderen – buiten Vlaanderen. (Smet 2011: 3)
Door Standaardnederlands-onkundigen retorisch uit Vlaanderen te verbannen, onderstreept deze nota feitelijk en in nogal straffe bewoordingen het territorialiteitsbeginsel dat sinds de jaren 1930 aan de basis ligt van het Belgische taalbeleid. Het houdt in dat het noorden en het zuiden van het land officieel eentalig horen te zijn: respectievelijk homogeen Nederlandstalig en Franstalig. Het blijft belangrijk om aan te tekenen dat dit beleid het resultaat is van allerlei politieke afwegingen en afspraken, en dus niet op een of andere natuurwet stoelt. Dat beleid zelf is op zich uiteraard niet onverdedigbaar of verkeerd – gelet op de voorgeschiedenis is het in ieder geval begrijpelijk – maar het is minder vanzelfsprekend dan Smets nota ons voorhoudt.2 Wie de in Smets talennota ontvouwde redenering doordenkt, komt al gauw uit bij de vraag hoeveel Vlamingen anno 2012 eigenlijk nog ‘binnen’ Vlaanderen leven. Vele opiniemakers en taalkundigen houden namelijk niet op te beweren dat de meeste Vlamingen zich niet in het Standaardnederlands uitdrukken maar in een tussentaal, een idioom dat geen dialect is, maar ook veraf staat van wat vroeger ‘Algemeen Beschaafd’ heette. Die tussentaal wordt in het beste geval meewarig ‘Schoon Vlaams’ genoemd, maar moet het meestal stellen met nog minder flatterende etiketten zoals ‘hamburgertaal’, ‘sloddertaal’, ‘koetervlaams’, ‘nepdialect’, ‘ontaal’ of het door Geert van Istendael twee decennia geleden bedachte en intussen goed ingeburgerde ‘Verkavelingsvlaams’.
4
manke.usurpator.book Page 5 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
Het leven gelijk het leven in Vlaanderen is, lijkt zich tegenwoordig haast integraal in dit Verkavelingsvlaams af te spelen. Uithangborden in Antwerpse straten sporen automobilisten aan om vaart te minderen met de slogan “Merci om trager te rijden”. Langs de snelwegen waarschuwt het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid diezelfde automobilisten met de boodschap: “Gene zever: binnenkort speekseltest tegen drugs in het verkeer”. En de NMBS promoot haar blue bikes, blauw geverfde fietsen die reizigers kunnen lenen aan stations, met affiches van gefingeerde treinhaltes als ‘de bomma’ en ‘ongelooflijk toffe botten’; de laatste beeldde als bestemming een schoenwinkel af. Typische zinnetjes en tussenwerpsels als ‘makkik binnen’, ‘amai’, ‘oekanda?’ en ‘mij hoort ge nie klagen’ zijn niet alleen te horen bij de bakker of op kantoor, ze weerklinken ook in liedjes, op het toneel, in films en op televisie. Dat zoveel ‘kromspraak’ niet uit de publieke ruimte wordt geweerd, wekt geregeld wrevel. Toen professor emeritus Stijn Verrept in september 2009 de “negatieve gevolgen” signaleerde van het “taaltje” dat met zijn “vele slordigheden” de beeldbuis teistert, brak in De Standaard een discussie los die wekenlang aansleepte.3 Naast acteurs en televisiemakers krijgen ook zangers en presentatoren geregeld op hun donder, net als de hele politieke elite overigens. Zo vindt Geert van Istendael dat ambtenaren “giftige woordenpap” oplepelen, kabinetsleden van ministeries “onwelriekend taalbraaksel” lozen en politici “smerige on-taal” uitkramen (van Istendael 2001: 155). Wie namen wil van onvolmaakt Nederlands brabbelende politici, hoeft niet lang te zoeken. Zijn hele ambtstermijn als minister van Cultuur was Bert Anciaux (SP.A) om zijn manier van spreken een geliefkoosd mikpunt van spot.4 Zijn opvolgster Joke Schauvlieghe (CD&V) had nauwelijks voor de eerste keer haar mond geopend, of ze kreeg van een toonaangevende opiniemaker het advies om “een paar lessen dictie” te nemen.5 Ook de niet om een gebrek aan geciviliseerdheid bekend staande Guy Verhofstadt is om zijn tongval gegispt6, net als zijn intellectuele sparring partner Bart De Wever, die volgens De Morgen-columnist Hugo Camps alleen maar “verkaveld Vlaams” bazelt.7 Uitspraken als de bovenstaande blijven de overtuiging voeden dat Vlaanderen niet over een eigen ‘spraakmakende gemeente’ beschikt, of, preciezer nog, dat de maatschappelijke elite die normaliter de taalstandaard zou moeten bepalen, in Vlaanderen hoogst onbetrouwbaar is. Omdat ze “niet altijd een voorbeeld [kan] worden genoemd” weigert alvast de VRT-taaladviseur Ruud Hendrickx rekening te houden met de taal van Vlaamse “politici, academici en topmensen uit het bedrijfsleven” (Hendrickx 2003; 287; zie ook Hendrickx 1998: 8). Bepalen “wat wel en wat niet tot de standaardtaal behoort” doet hij naar eigen zeggen beter zelf. 5
manke.usurpator.book Page 6 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Het tekent de situatie dat ook Pascal Smet geen spraakmaker mag heten. “Hij spuugt taal”, noteerde wederom Hugo Camps over de zo voor een vlekkeloze beheersing van het Algemeen Nederlands strijdende minister van Onderwijs.8 Als Camps gelijk heeft, moeten we dan maar concluderen dat de minister feitelijk in Vlaanderen buiten Vlaanderen leeft? De hele toestand lijkt wel voer voor psychologen. Zo is het op zich al hoogst opmerkelijk dat de nota Samen taalgrenzen verleggen geen seconde stil staat bij de taalevolutie die de laatste decennia de gemoederen het meest heeft opgeschud. De omschrijving “regionale variant van het Standaardnederlands” in de eerder aangehaalde passage is de enige die zou kunnen wijzen op het bestaan van een Vlaamse tussentaal in het hele document. De term tussentaal zelf of enkele van de bekende synoniemen zijn niet te bespeuren. Ter vergelijking: de nauwelijks veertig bladzijden van Smets nota tellen 77 keer het begrip Standaardnederlands. Minstens lijkt hier sprake van verdringing. Ook wie de portee van uitspraken als die van Hugo Camps of Geert van Istendael niet wil onderschrijven en de stigmatiserende effecten ervan verwerpelijk vindt, kan namelijk moeilijk ontkennen dat de meeste inwoners van Vlaanderen dagelijks maar weinig Standaardnederlands horen en spreken. Zeker de schoolomgeving vormt hierop geen uitzondering. Niet toevallig maken alerte burgers zich wel eens zorgen over de taal die hun zonen en dochters in de klas wordt bijgebracht.9 Het is trouwens maar de vraag of het huidige taalbeleid van de overheid die zorgen wel kan wegnemen. Men lijkt ervan uit te gaan dat als men het Standaardnederlands maar luid genoeg aanprijst als emancipatiemiddel, de tussentaal wel weer vanzelf zal verdwijnen. Dat scenario is echter weinig plausibel.
2. Een verwaande parvenu Alle nijd over de Vlaamse tussentaal zat eigenlijk al voorgeprogrammeerd in de naam die Geert van Istendael er meer dan twintig jaar geleden voor bedacht: Verkavelingsvlaams. Het prestigieuze Nieuw Wereldtijdschrift lanceerde de vondst in het najaar van 1988 toen het een voorproefje opdiende uit een nieuw boek van de toenmalige Wetstraatjournalist. Uit een rist pittig geformuleerde observaties sprong die over de omgangstaal in Vlaanderen eruit: Er is iets nieuws, iets vuils de taal in de zuidelijke Nederlanden aan het aantasten. Een manke usurpator in kale kleren, maar hij heeft de verwaandheid en de lompheid van een parvenu. Hij heet Verkavelingsvlaams. Het is de taal die gesproken wordt in de betere villa’s op de verkavelde grond van onze verminkte dorpen. Het is de taal van de jongens en de meisjes die naar een deftige school gaan en andere kinderen uitlachen omdat die zo onbeschaafd praten. (van Istendael 1988: 15) 6
manke.usurpator.book Page 7 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
“Ik haat die nieuwe halftaal”, argumenteerde van Istendael verder, “omdat ze mijn taal, het Nederlands, bedreigt en haar voedingsbodem, het dialect, vertrapt.” Bij zoveel verbaal geweld bleef de toedracht van dit usurperen wazig en hoe de nieuwe “halftaal” er uitzag werd al niet veel gedetailleerder aangegeven. “Oe noemde gij” en “wadduur iest”, met deze zinnetjes begon en eindigde de beschrijving van het Verkavelingsvlaams. Een jaar later vielen de geciteerde fragmenten na te slaan in van Istendaels boek, dat als titel had meegekregen: Het Belgisch labyrint of de schoonheid der wanstaltigheid. Milder klonk de auteur intussen niet. De door hem verfoeide “halftaal” was van het adjectief “weerzinwekkend” voorzien en hij drukte die weerzin nu ook uit door te stellen dat ze “als drab” over zijn land werd “uitgesmeerd” (van Istendael 1989: 109). Om zoveel rampspoed te bezweren durfde van Istendael voor één keer zelfs de allerhoogste aan te roepen: “Van het Verkavelingsvlaams verlos ons Heer!” (1989: 108) Dat Het Belgisch labyrint met veel lof werd onthaald, was niet in de laatste plaats te danken aan van Istendaels verkettering van het Verkavelingsvlaams. Bernard Dewulf prees het hoofdstuk over taal als “het beste” uit het hele boek, Guido Fonteyn vond de tirade tegen de Vlaamse omgangstaal “ronduit schitterend” en Max Borka’s paginavullende verslag van de boekvoorstelling in De Morgen bevatte zelfs een kaderstuk “Verkavelingsvlaams” met als inhoud het bewuste fragment over de manke usurpator.10 Geen wonder dat de naam van die usurpator al gauw in de publieke ruimte circuleerde. Hij drong vlot de schoolboeken binnen en ging uiteindelijk deel uitmaken van de officiële woordenschat toen Van Dales Groot woordenboek der Nederlandse taal ‘Verkavelingsvlaams’ in 1999 definieerde als de “informele spreektaal in Nederlandstalig België die geen dialect is maar ook geen Algemeen Nederlands”. Niet minder tekenend is dat ook de professionele taalwetenschap het begrip klakkeloos heeft overgenomen en van Istendael voor zijn bijdrage zelfs een eredoctoraat schonk.11 Hoe vurig van Istendael en zijn bewonderaars de Vlaamse tussentaal ook weg wensten, de manke usurpator heeft zijn opmars sinds 1989 niet minder steil voortgezet. Anno 2012 staat boven twijfel dat tienduizenden kinderen die in het Nederlandstalige deel van België geboren worden, hetzij in fermettes, hetzij in rijtjeswoningen, lofts, herenhuizen, appartementen of stacaravans, opgroeien in een taal die geen dialect (meer) is maar ook behoorlijk afwijkt van de standaardtaal. Vele andere zonen en dochters van Vlaanderen groeien op in niet-Nederlandstalige gezinnen, het leeuwendeel in steden die door en door meertalig zijn. Zij ontwikkelen weer nieuwe variëteiten, die ze compileren uit dialect, tussentaal, Algemeen Nederlands en diverse andere talen waarmee hun omgeving hen dagelijks confronteert (Jaspers 2005, 2011).
7
manke.usurpator.book Page 8 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Natuurlijk zijn er de voorbije jaren nu en dan wel kanttekeningen geplaatst bij de stigmatisering van de dagelijkse taal van zovele Vlamingen. Zo heeft Tom Lanoye het “hele spijtige discours van Geert van Istendael over het Verkavelingsvlaams” openlijk bestreden. De auteur vindt het contraproductief om te blijven roepen dat “[d]e taal van de Vlaming [...] gecorrigeerd” moet worden: “Noem het voor mijn part VTM-Vlaams, maar er is hier een spreektaal ontstaan die veel ongecomplexeerder wordt gebruikt dan het vroegere ABN. Dat bestraffende optreden tegenover een Vlaamse taal en de eigenaardigheden daarbinnen, vind ik een van de meest verneukeratieve dingen” (in Cloostermans 2006: 43). Voorts zingen zangeressen zoals Hannelore Bedert en Mira niet alleen in het Verkavelingsvlaams, ze komen er ook rond voor uit dat ze die taal “bevrijdend” vinden.12 En geconfronteerd met de eindeloze discussies over de taalverloedering in Vlaanderen en zijn vermeende aandeel daarin, argumenteert televisiemaker en muzikant Bart Peeters: “We mogen vooral niet monogaam omspringen met taal. Dialect, tussentaal, Algemeen Nederlands, sms-taal... laat duizend registers bloeien.”13 Daarnaast hebben enkele taalkundigen erop gewezen dat de “weerzinwekkende halftaal” waar de Vlaming zich van schijnt te bedienen, misschien niet eens zo abnormaal is. Ze verdient het in ieder geval om te worden beschreven en bestudeerd. Sommigen durfden zich warempel af te vragen of de haat voor het Verkavelingsvlaams als fenomeen niet markanter is dan de tussentaal zelf (Jaspers 2001b; De Caluwe 2002). Aan deze alternatievere geluiden kunnen nog de signalen worden toegevoegd voor meer Vlaamse zelfverzekerdheid – zelfzekerheid dus.14 Uitgerekend in 1989 suggereerde Koen Jaspaert dat Vlamingen er maar beter mee ophielden om hun taalgebruik slaafs aan Noord-Nederlandse normen te conformeren. Wie niet gedoemd wil zijn om almaar achter de standaard aan te hollen, doet beter het omgekeerde, namelijk “[zijn] eigen normen aan [zijn] taalgebruik aanpassen” (Jaspaert 1989: 22). Tekenen van die groeiende zelfzekerheid manifesteren zich de laatste jaren overigens op het internet.15 Een echte kentering hebben deze kanttekeningen en tegendraadse argumenten echter niet veroorzaakt. Als er zich in de publieke ruimte de laatste jaren al een mentaliteitswijziging aftekent (vgl. De Caluwe 2012: 272), dan laat die zich samenvatten als een toegenomen ongerustheid over een grotere tolerantie voor taalvariatie. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde gaf daar een proefje van toen ze het naar aanleiding van haar 125ste verjaardag in De Standaard opnam voor het Algemeen Nederlands: “Tot de jaren 1980 ongeveer was er consensus over de richting die de Vlaamse taalgemeenschap moest uitgaan: die van de standaardtaal, het Nederlands. Nu is die consensus afgebrokkeld. De tolerantie tegenover andere variëteiten dan de standaardtaal is toegeno8
manke.usurpator.book Page 9 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
men.”16 Dat er taalvariatie in Vlaanderen bestaat, vindt de KANTL op zich niet ongezond – “Variëteiten en registers bestaan nu eenmaal” –, maar het verontrust haar woordvoerders dat de tolerantie toeneemt uitgerekend “in een omgeving van zwakke standaardisering”. Anders gezegd: de Vlamingen zijn nog niet klaar voor variatie, omdat ze de standaardtaal nog altijd niet voldoende onder de knie hebben. Daarom is de KANTL er van overtuigd dat “één variëteit van het Nederlands” vandaag al onze steun kan gebruiken: de standaardtaal. Die cri de coeur is opmerkelijk, want officiële steun voor het Verkavelingsvlaams is er natuurlijk niet. Wel is het zo dat de meeste neerlandici tegenwoordig de overtuiging delen dat het Nederlandse taalgebied “pluricentrisch” moet heten, met naast gedeelde ook exclusief Belgische, exclusief Nederlandse en exclusief Surinaamse varianten binnen de standaardtaal. Deze officiële, want ook door de Nederlandse Taalunie uitgedragen visie heeft evenwel niet geleid tot meer begrip van of voor de Vlaamse tussentaal, laat staan tot tolerantie. Intussen blijft een toonaangevende speler in het debat, de Vlaamse Radio en Televisie (VRT), de tussentaal expliciet veroordelen. Dat valt zeker niet alleen op het conto te schrijven van Ruud Hendrickx, die nog in 2001 voor zijn werkgever een gedenkwaardige campagne voerde tegen tussentaal. Onder het motto “Laat ons ne keer tegoei naar onszelf luisteren” maakte hij presentatoren en omroepmedewerkers er toen op attent dat tussentaal “slordig” staat, en dat hun “verzorgde” taalgebruik moest gelden als “een taalsignaal voor zes miljoen Vlamingen”.17 Toch tracht de taaldadviseur af en toe, en binnen duidelijke grenzen, rekening te houden met recente taalkundige inzichten. Symptomatisch is evenwel dat hem dat tot dusver meestal niet in dank werd afgenomen. Sterker: de door hem gesuggereerde, voorzichtige beleidswijzigingen stuitten telkens op hardnekkige weerstand. Nadat Hendrickx in 1998 in zijn Taalcharter een lans had gebroken voor het accepteren van Belgische woordenschat binnen de Nederlandse standaardtaal moest hij zich in het Vlaamse Parlement verantwoorden voor politici die vonden dat hij “afwijkend taalgebruik” introduceerde.18 Toen hij in 2011 op de jaarlijkse Taaldag van de VRT aankondigde dat de openbare omroep het taalbeleid zou “verfijnen” en toleranter zou worden voor accentverschillen en taalvariatie (maar onder strikte voorwaarden en zeker niet in nieuwsen duidingsprogramma’s), werd hij niet alleen en plein public door journalisten uit eigen huis bekritiseerd,19 maar werd hij kennelijk ook door zijn bazen teruggefloten. De directie van de VRT en de Raad van Bestuur lieten op 2 december 2011 weten dat “de VRT de standaardtaal in verschillende registers [zal] gebruiken, zonder af te glijden naar dialect of tussentaal”. “In de toekomst” zou daar zelfs “strenger op worden toegezien”, klonk het nog.20
9
manke.usurpator.book Page 10 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
De weerzin voor het Verkavelingsvlaams en de drempelvrees voor het officieel erkennen van taalvariatie binnen het Nederlands blijven dus wijdverspreid. Zowel links, rechts als in het centrum van het politieke spectrum, in de media en in het onderwijs heeft Geert van Istendael fervente wapenbroeders en -zusters gevonden. Het lijkt soms wel een monsterverbond. Al mag een dergelijk verbond in de Belgische geschiedenis geen unicum heten, enige historische toelichting is in dit geval toch meer dan wenselijk.
3. Vaderland, moedertaal, broedervolk België ontstond zoals bekend nogal en stoemelings. Na een uit de hand gelopen vertoning van De stomme van Portici in de Brusselse Muntschouwburg, op 25 augustus 1830, vocht een handjevol revolutionairen een stadsguerrilla uit met de infanterie van koning Willem I. De Franse operette met haar populaire aria over l’amour sacré de la patrie had het gemoed van het publiek verhit en de al maanden sluimerende onvrede over de Hollandse ‘despoot’ opgepord. Wat weinigen voor mogelijk hadden gehouden, geschiedde: het opstandige zootje in Brussel, waaronder enkele adellieden en kleinburgers maar vooral veel hongerig canaille uit de volkswijken, beet zodanig van zich af dat Willems inderhaast opgetrommelde troepen in de nacht van 26 op 27 september 1830 moesten afdruipen. De militaire afgang luidde het einde in van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De zogenaamde bufferstaat, die na Napoleons nederlaag in Waterloo was gevormd ter preventie van Franse veroveringsdrang, had het amper vijftien jaar uitgezongen. Na de septemberomwenteling van 1830 riepen de Belgen zonder blikken of blozen hun onafhankelijkheid uit. Tussen het Brabançonne-gezang en het gewapper met zwart-geel-rode vlaggen door vonden enkele handige burgers een vorst die de Europese grootmachten als staatshoofd wel wilden tolereren. Voorts knobbelden ze een grondwet uit die als ultraverlicht gold en meer democratie beloofde dan het ten val gebrachte Nederlandse bewind. Dat bewind kon trouwens niet lachen om de gang van zaken en zon nog even op wraak. Niet nadat in 1839 een vredesverdrag tussen België en Nederland diplomatieke rust had gebracht, legden de Oranje-Nassaus zich neer bij de pijnlijke inkrimping van hun rijk. Naast andere rechten werd de Belgische bevolking de vrijheid van taal gegarandeerd. In realiteit domineerde in de nieuwbakken, met de Verlichting dwepende monarchie het Frans onderwijs, justitie en politiek. De Nederlandse dialecten die in het noorden van het land werden gesproken en toen nog gemeenzaam ‘Nederduytsch’ werden genoemd, leken net als de Waalse in het zuiden voorbestemd om in een folkloristische hoek zachtjes te creperen. Toch 10
manke.usurpator.book Page 11 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
zou een groep zich verzetten tegen de institutionalisering van het Frans als enige officiële taal in België. Het ging om leraren, priesters, lage ambtenaren en klerken, kortom, om lieden die niet alleen (een variëteit van het) Nederlands spraken, maar anders dan de meesten van hun lotgenoten konden lezen en schrijven. Ze waren bezield door de romantische, cultuurnationalistische idealen die toen in de mode waren, en geloofden dat niet alleen het Frans maar élke taal haar sprekers zou kunnen ‘verlichten’, zolang ze maar voldoende was opgeblonken en uitgezuiverd. Daarnaast hoopten ze natuurlijk dat een stevigere positie van hun moedertaal hun kansen op een interessante loopbaan zou verbeteren. De even romantische als zakelijke liefde voor de Vlaamse moedertaal, die gaandeweg in een omvattender zelfbewustzijn kristalliseerde, sloot toewijding aan het prille vaderland niet uit. Van de letterkundigen, filologen en andere taalminnaren die zich al in de jaren 1840 als een heuse ‘Vlaamse Beweging’ manifesteerden, stelde aanvankelijk haast niemand het Belgische feit ter discussie. Omgekeerd bejegende het Franstalige establishment de Vlaamse cultuur allerminst vijandig. Het promoveerde de mix van Romaanse en Germaanse elementen tot het kenmerk dat de identiteit van België het meest deed verschillen van die van zijn op gebiedsuitbreiding azende zuiderbuur. Alleen geloofde dit establishment niet zo in de noodzaak van een tweede staatstaal. Wie zou bij zijn volle verstand het Frans, taal van Verlichting en Moderniteit, afwijzen voor een patois? Om deze vraag te bezweren, wilde de Vlaamse Beweging dat patois duchtig bijspijkeren. Maar hoe? Daar werd in de 19de eeuw passioneel over getwist. De kwestie spitste zich al gauw toe op de vraag of er een geheel nieuwe, eigen standaardtaal moest worden gecreëerd, dan wel of de taal die zich in Nederland tot algemene schrijf- en spreektaal had ontwikkeld, moest worden geïmporteerd. De zogenaamde orangisten argumenteerden dat een Standaardvlaams onvoldoende status zou verwerven tegenover het Frans. Bovendien vonden ze het in België gebezigde Vlaams vervuild door gallicismen en andere slecht verteerde invloeden van buitenaf. Zij die ijverden voor een Standaardvlaams of voor een light versie daarvan – een met wat Belgische eigenaardigheden aangelengd Nederlands – zijn naderhand door hun tegenstanders ‘particularisten’ gedoopt. Ze kunnen evenwel niet allemaal over dezelfde kam worden geschoren. Sommige katholieken wilden Vlaanderen beschermen tegen de taal uit het ‘ketterse’ Noorden. Anderen stelden zich voor alles belgicistisch op en streefden ernaar om hun nieuwe nationale identiteit zo duidelijk mogelijk van de Nederlandse te laten verschillen (zie ook Deprez in dit boek). Standpunten bleken bovendien ook flink afhankelijk van de omstandigheden. Pieter Behaegel, bijvoorbeeld, pleitte er na 1831 voor om de volgens hem onloochenbare culturele verschillen tussen noord en zuid ook in het taalgebruik tot uitdrukking te laten komen. Vóór de 11
manke.usurpator.book Page 12 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Belgische onafhankelijkheid had deze West-Vlaamse onderwijsdeskundige evenwel nog aangestuurd op een meer integrationistisch program dat voorzag in één Standaardnederlands (dat weliswaar enige ruimte moest laten voor Vlaamse inbreng).21 De particularisten, met naast Behaegel Leon de Foere en Frans Bôn als voornaamste woordvoerders, verloren het dispuut. De particularistische revival in de jaren 1870, die werd voortgestuwd door een integristisch katholicisme en de Vlaamse bevolking in de woorden van Guido Gezelle tegen “het half joodsch, half heidensch Hoog Hollandsch” moest beschermen, kon het tij niet meer keren (Suffeleers 1979: 153-154). Nadat de politieke spanningen tussen Nederland en België waren weggeëbd, leek de overname van het in het Noorden gevestigde Standaardnederlands simpelweg het verstandigst. Dat was ook de teneur op de Nederlandse Taal- en Letterkundige Congressen die vanaf 1849 tweejaarlijks werden georganiseerd, alsook de grote boodschap van het in 1896 opgerichte Algemeen Nederlands Verbond (Deprez 1987: 765). De taalijveraars die deze en andere initiatieven namen zouden geen moeite sparen om de Vlaming kaas te leren eten van zijn nieuwe moedertaal. Lange tijd beperkten hun inspanningen zich hoofdzakelijk tot de thema’s spelling, grammatica en woordenschat. Hoewel Jan Frans Willems al in 1836 op zoek ging naar regels voor een verzorgde uitspraak en Karel Lodewijk Ternest in 1860 uitpakte met zijn Beknopte Uitspraekleer der Nederduitsche Tael (zie Deprez in dit boek), werd er pas bij het begin van de 20ste eeuw volop gepleit voor uniforme uitspraakregels. Ook in Nederland was dit toen een betrekkelijk nieuw aandachtspunt. Het ging om een internationale mode, want verwante buitenlandse begrippen als het Queen’s English (of Received Pronunciation) en de Bühnenaussprache maakten evenzeer in deze periode opgang (van der Horst 2008: 197 e.v.). In 1896 viel in de academische discussie over een Nederlandse uitspraakstandaard in het tijdschrift Taal en letteren voor het eerst de benaming Algemeen Beschaafd Nederlands. Pas later raakte de afkorting ABN in zwang (van der Horst 2008: 198). In Vlaanderen deed de uitspraakdiscussie de oude, nog altijd sluimerende kwestie weer oplaaien: moesten Vlamingen nu ook ‘Hollands’ gaan praten, of waren enkele of vele specifiek Vlaamse regels wenselijk? Andermaal zouden de integrationisten het pleit winnen, al werd ook nu weer tegengeprutteld. Niet langer door die hard particularisten, maar door figuren als Désiré Claes, Alfons Prayon-van Zuylen en Omer Wattez, die niet altijd om dezelfde redenen een al te driest orangisme verwierpen en Zuid-Nederlandse verschillen met het NoordNederlands wisten te waarderen (Willemyns 2003: 275 e.v.). Na 1900 verdwenen de radicalere particularistische standpunten uit het debat en werd de taaleenheid tussen Nederland en Vlaanderen niet fundamenteel meer ter discussie 12
manke.usurpator.book Page 13 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
gesteld (Willemyns & Van der Sijs 2009: 293). De Vereeniging voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak, die in 1913 door Antoon Jacob en Eugène De Bock in Antwerpen werd opgericht, zou naar eigen zeggen zelfs “regelrecht [aansturen] op de uitspraak die in Noordnederlandsche beschaafde kringen gangbaar is” (geciteerd in Willemyns 2003: 289). Toch bleef precies de uitspraak het enige domein waarop de Vlamingen zich volgens de meeste taalverzorgers niet aan ieder Nederlands grilletje moesten aanpassen. Integendeel, in 1934 raadde Edgard Blanquaert de lezers van zijn gezaghebbende Practische Uitspraakleer aan om te luisteren naar grammofoonplaten met oefeningen ingesproken door “beschaafd sprekende Vlaming[en]”. Die vond hij “doelmatiger” dan vergelijkbare hulpmiddelen uit Nederland (1934: 28; zie ook Deprez in dit boek). Men vond dat de Vlaming de originele uitspraaknormen beter respecteerde en zo een baken was van echte taalzorg. De Nederlander werd er in de loop van de 20ste eeuw meermaals van beschuldigd dat hij de teugels der beschaafde dictie liet vieren. Kenmerkend is de manier waarop de Leuvense hoogleraar Jan Lodewijk Pauwels in 1954 de “gemeenzaame Hollandse praattaal” als norm afwees. Voor hem geen gediftongeerde e- en o-klanken (eej en oow), niet chaan maar gaan, geen fenster, maar venster, geen kemunie maar communie. Storen deed hij zich aan deze afwijkingen niet echt, en doodzonden hoefden ze niet te heten (“hoe zwart zou het zieltje van de meeste Noordnederlanders er dan niet uit zien!”), maar het bleven “fouten tegen de normen die wij in eer houden” (Pauwels 1954: 2-3). Meer dan een halve eeuw later is dit standpunt in Vlaanderen gemeengoed en gaan de meeste aan de standaardtaal gehechte Vlamingen er prat op dat ze hun uitspraak beter verzorgen dan de Nederlanders.22
4. Beschaven, emanciperen, integreren Op de taal van het Vlaamse volk hadden alle discussies over normen, regels en standaarden aanvankelijk weinig impact. Die impact hing uiteraard af van de kwaliteit en het aanbod van het onderwijs en rond 1900 viel dat flink tegen. De jaren nadien brachten evenwel beterschap. Doorslaggevende ontwikkelingen waren de invoering van de leerplicht in 1914, de integrale vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit in 1930 en de wetten op lager en middelbaar onderwijs die twee jaar later het gebruik van het Nederlands in alle Vlaamse scholen verplicht maakte. Niet alleen de alfabetiseringsgraad en het algehele opleidingsniveau ging er zo op vooruit. Onder druk van een steeds beter georganiseerd middenveld en de na de invoering van het enkelvoudig stemrecht in 1918 flink toegenomen politieke macht van de Nederlandstalige Belgen kwam de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen op kruissnelheid. 13
manke.usurpator.book Page 14 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Intussen was de geest van eendracht zoekgeraakt waarin de Belgen in 1830 het Nederlandse bewind hadden omvergeworpen. Een deel van de Nederlandstalige gemeenschap had almaar meer grieven en raakte stilaan vervreemd van de Belgische droom. Was het verzet tegen het broedervolk in het noorden geen vergissing geweest? En wat was dat België op de keper beschouwd eigenlijk meer dan een artificiële, onnatuurlijke, misschien zelfs wel tegennatuurlijke constructie? Ook de eind 19de eeuw sterk opkomende Vlaamse socialisten zouden de septemberrevolutie van 1830 betreuren. Edward Anseele, die zich in romans als Voor ’t volk geofferd (1881) en De omwenteling van 1830 (1882) als onverzettelijke Groot-Nederlander liet kennen, interpreteerde de scheiding der Nederlanden als een zege die door achtergestelde arbeiders was bevochten, maar door een lepe liberale bourgeoisie was gestolen en door perfide klerikale machten naar de hand was gezet (Van Ginderachter 2005: 70 e.v.). Ten zuiden van de toen nog niet bij wet vastgelegde taalgrens stond l’âme belge al evenzeer ter discussie. Jules Destrée, de eloquente voorman van een ontluikende Waalse Beweging, wreef zijn Sire in 1912 onder de neus dat er geen Belgen meer waren. Luttele tijd later zouden een stel met de Duitsers collaborerende Vlamingen achter Destrées verzuchting nog een uitroepteken plaatsen. De Eerste Wereldoorlog dreef zo de tegenstellingen tussen de taalgemeenschappen in België verder op de spits. In Vlaanderen zou de roep om (meer) autonomie nooit meer verstommen, ook niet toen in de jaren 1920 en 30 veel flamingante wensen in vervulling gingen. Welke richting België uit moest, daarover bestond geen eensgezindheid. Naar het Verenigd Koninkrijk van Willem I was weinig heimwee, maar sommige flaminganten droomden van een Groot-Nederland dat de 16de-eeuwse allure van de Zeventien Provinciën moest evenaren. Frappant was dat ook enkele Nederlandse geleerden zoals de historici Pieter Geyl en Frederik Carel Gerretson op deze golflengte afstemden en in diverse artikelen en dikke boeken de stamverwantschap van Vlamingen en Nederlanders wilden bewijzen. Daarin vervloekten ze de Spanjaarden die in 1585 Antwerpen heroverd hadden en schilderden ze de scheiding tussen Noord en Zuid min of meer af als een drukfout in het boek der laaglandse geschiedenis (zie hierover o.a. Tollebeek 1996 en De Wever & De Wever 1998). Even leek de Tweede Wereldoorlog de belofte van staatkundige hervormingen te zullen inlossen. Maar Duitsland, dat zich sowieso weinig aantrok van Nederlandse of Vlaamse verzuchtingen, werd opnieuw verslagen. Omdat een deel van de Vlaamse Beweging zich voor de tweede keer aan collaboratie had gebrand, kon na 1945 van autonomie of van aansluiting van Vlaanderen bij Nederland geen sprake zijn. Termen als stamverwantschap en bloedbanden stonden voortaan in een kwalijke geur. De schrijver en gewezen rector van de Gentse uni14
manke.usurpator.book Page 15 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
versiteit August Vermeylen zette na de oorlog de toon: “De tijd is er niet naar, om grondgebied te versnipperen, en federalisme ware eerst te rechtvaardigen als het op grote schaal toegepast werd. Wij zullen het met de Walen wel vinden” (in Absillis 2009: 251). Dit neemt niet weg dat de blik van een Vlaamse elite na 1945 noordwaarts gericht bleef. Politici, journalisten, academici, schrijvers en uitgevers geloofden dat Vlaanderen alleen maar beschaafd en modern kon worden als het zich aan Nederland zou spiegelen. Om vooral niet romantisch te lijken vermomden ze hun ambitie als culturele ‘integratie’, een onverdacht begrip dat ze uit de plannen voor Europese eenmaking hadden opgevist. In 1946 sloten België en Nederland een Cultureel Akkoord over samenwerking op het gebied van onderwijs, wetenschap en taal. Opdat de intenties geen dode letter zouden blijven werd een Gemengde Commissie opgericht. Naast initiatieven zoals het tijdschrift Ons Erfdeel en de Orde van den Prince, een achter de schermen opererende serviceclub, was het vooral deze Gemengde Commissie die de VlaamsNederlandse integratie in de daaropvolgende jaren ter harte zou nemen.
5. Voor pummels De taalintegratie was in de tweede helft van de 20ste eeuw niet alleen een zaak van overheden. Er borrelden ook spontaan initiatieven op. In 1947 richtten leden van het Vermeylenfonds, het Willemsfonds en het Davidsfonds eensgezind de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal op, om “buiten alle politieke of filosofische bedoelingen” het gesproken ABN te bevorderen (Haeseryn 1998). Om dit doel te realiseren organiseerde de VBO ABN-weken, taalcongressen, welsprekendheidstoernooien, schrijfwedstrijden en debatavonden, en vanaf 1951 bracht ze het tijdschrift Nu nog in omloop. De eerste voorzitter van deze pluralistische club voor de beschaafde omgangstaal was de taalkundige Willem Pée. Voorts traden niet alleen academici van alle Vlaamse universiteiten tot haar ere-comité toe, de VBO kon ook bogen op de officiële steun van prominenten uit de politieke en de culturele wereld als toenmalig minister van Financiën Gaston Eyskens, de Antwerpse burgemeester Lode Craeybeckx, de schrijver Herman Teirlinck en Frans van Cauwelaert, de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bijna onvoorstelbaar was daarnaast de ongedwongenheid waarmee middelbare scholieren zich vanaf 1951 groepeerden in zogenaamde ABN-kernen. De kernen namen de verdediging van de beschaafde schrijf- en spreektaal op en prezen ze op de speelplaats en in de klas aan met folders, manifestaties, spandoeken en gadgets als pins, balpennen en bladwijzers. Destijds sprak het elitair-rebelse karakter van de overwegend katholiek-flamingante ABN-kernen tot de verbeel15
manke.usurpator.book Page 16 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
ding. Wilfried Martens herinnert zich dat hij als veertienjarige het dialect plechtig “afzwoer” en met vijf klasgenoten besloot om voortaan altijd Algemeen Beschaafd Nederlands te praten. De leerkrachten van de latere Belgische premier waren daar niet mee opgezet en interpreteerden de beslissing als een daad van Vlaams fanatisme. De publieke opinie associeerde de ABN-actie zelfs met de collaboratie (Martens 2006: 31-32).23 Dat heeft haar succes niet tegengehouden. Op zeker ogenblik waren er aan meer dan vijfhonderd Vlaamse scholen ABNkernen actief. Bouw, het tijdschrift van de ABN-actie dat in 1953 werd gesticht en vanaf 1954 op regelmatige basis verscheen, werd op zijn hoogtepunt op meer dan 15.000 exemplaren verspreid (Bouveroux 1965). Van het ABN woordenboek van Hendrik Heidbuchel verschenen er maar liefst twintig drukken; de totale oplage beliep 150.000 exemplaren (Simons 1998; van Nierop & Haeseryn 1998; zie Van Hoof 2012; Van Hoof & Jaspers 2012). Intussen zag in Antwerpen een heuse ABN-centrale het licht, die in een latere televisiedocumentaire werd omschreven als “een originele kruising van een PRbureau, een vormingsinstelling en een filmproductiehuis”.24 Met geld van sponsors uit de industrie en het zakenleven produceerde de oprichter van de centrale, Hein Beniest, reclamespots, langspeelfilms en reportages (bijvoorbeeld over de marsen op Brussel in 1961). Ze werden vertoond in scholen en voor de leden van culturele verenigingen. Beniest produceerde titels als Jongens zoals wij (1956), Moeder, wat zijn wij rijk (1957), Kinderen in Gods handen (1958), Zwervers in het land der dromen (1959), het Boerenkrijgepos Brigands voor outer en heerd en het als “kolderfilm” aangekondigde Zomercapriolen (1963). De media deden volop mee aan de promotie van het ABN. De jaren 1950 en 60 kunnen getuigen van een wildgroei aan taalrubrieken in dagbladen, op de radio en vooral ook op de televisie, het nieuwe, in België toen volledig door de overheid gecontroleerde medium dat een bereik en een interactiviteit mogelijk maakte waarvan men tot dusver alleen maar had kunnen dromen. Zo zond het Nationaal Instituut voor Radio-omroep (vanaf 1960: Belgische Radio en Televisie) programma’s uit als Quiz der Nederlandse taal (1959), Teletaalles (1960) en Hier spreekt men Nederlands. In het laatste programma gaf de Leuvense hoogleraar Joos Florquin taaltips, die op ludieke wijze werden geïllustreerd door zijn assistenten Annie van Avermaet en Fons Fraeters. Ook Florquins kinderen, honden en dialectsprekende buren speelden mee, en menig BV kreeg een cameo in een van de meer dan duizend afleveringen die tussen 1964 en 1972 werden uitgezonden. Op de radio presenteerde Marc Galle van 1965 tot 1977 iedere ochtend om 7.32 uur stipt Voor wie haar soms geweld aandoet (Beheydt 1991).25 In het dagblad De Standaard hield Jan Grauls vanaf 16 maart 1959 de rubriek “Taaltuin” bij. Na korte intermezzo’s door J. Roeland Vermeer en Herman Oos16
manke.usurpator.book Page 17 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
terwijk werd Grauls in februari 1961 opgevolgd door Maarten van Nierop. Deze naar België uitgeweken Nederlander bleef vele jaren taalhovenier en zijn wenken zouden net als die van Grauls, Galle en Florquin in boekvorm verschijnen, onder meer in De taal waarmee wij leven (1962) en De taal als tuin en wildernis (1963). Voor gallicismen en vertaald Frans kende vrijwel geen enkele taalverzorger genade. Over de rol en waarde van dialecten waren de meningen meer verdeeld en was het discours ambivalenter. Veel taaltuiniers waren dialectologen en koesterden voor lokale taaltradities dan ook een grote belangstelling.26 De dialecten werden gewaardeerd om hun specifieke “rijkdom”, “schilderachtigheid” en “gemoedelijkheid” (Leenen 1951: 29) en doorgaans afgeschilderd als een “rijke voedingsbodem van de algemene taal” (Heidbuchel 1963). Nogal wat deskundigen ijverden in de eerste plaats voor een harmonieuze symbiose van het dialect, geschikt voor huis-tuin-en-keukencommunicatie, en de standaardtaal als voertaal in publieke en bovenregionale contexten. Anderen waren er echter van overtuigd dat het dialectgebruik entre nous de verwerving van een spontane en vlotte beheersing van het ABN in de weg stond en namen daarom het motto aan: “Als je niet altijd ABN praat, doe je het nooit goed” (s.n. 1965a). In de totale opoffering van het dialect zagen ze geen graten als een veralgemeend gebruik van het Beschaafde Nederlands in alle lagen van de maatschappij het resultaat zou zijn.27 De meeste Vlamingen bleken tot dat ABN-gebruik evenwel minder vlot te bewegen dan verhoopt. Veel ABN-propaganda was dan ook behoorlijk scherp en verbeten van toon. De redactie van het tijdschrift Bouw aarzelde bijvoorbeeld niet om de Vlaamse jeugd luiheid en benepenheid onder de neus te wrijven: “Is er nu iets conservatiever, aftandser, meer kleinburgerlijk dan het kleine dialectje waar je zo stevig in vastgeroest zit?” (s.n. 1965a) Voor de kopstukken van de ABN-kernen leed het weinig twijfel: het dialect was een typisch onderdeel van de “stuntelige omgangscodex” van de gemiddelde Vlaming, waarvan de “branieachtige ongemanierdheid” onterecht met “Vlaamse gulhartigheid” werd verward (W.D. 1958: 8). Het dialectgebruik van “minder begaafden” wilde de Bouwredactie nog wel door de vingers zien, maar voor de “beter gesitueerden” die volhardden in de boosheid, bestonden geen excuses. Universiteitsstudenten die “met veel drukdoenerij en pummelachtige, achterlijke luidruchtigheid een taaltje brabbelen dat een beschaming is voor zogezegde intellectuelen”, werden opgeroepen zich dringend te bezinnen (s.n. 1965b). “Weg met het dialect”28 was eveneens de boodschap die de eerder genoemde films van de ABN-centrale verspreidden. In Zwervers in het land der dromen (1959) vergaat het een prinses die besluit ABN te spreken heel wat beter dan een collega-prinses die liever haar Antwerpse dialect behoudt. De eerste wordt nog 17
manke.usurpator.book Page 18 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
mooier dan voorheen, en als ze spreekt veranderen haar woorden pardoes in parels en diamanten. Het rinkelende edelgesteente dat de omstaanders verrukt oprapen, verzinnebeeldt de moraal van het verhaal: het ABN is “een ware schat”.29 De dialectsprekende prinses blijft er daarentegen sjofel uitzien en ziet haar woorden veranderen in kwakende kikkers, waarna ze door de ontzette omstaanders met enkele luide bweih’s wordt weggejouwd.30 De ideetjes van de ABN-ijveraars om de Vlaming van zijn dialect af te helpen, waren vaak niet minder radicaal. De redactie van Bouw droomde ervan om leerkrachten verplicht in een andere streek aan het werk te zetten om hen zo van hun moedertaal te vervreemden en tot het gebruik van de standaard te dwingen. In dezelfde lijn lag Marc Galles voorstel aan de luisteraars van zijn radiorubriek om hun kroost op vakantie naar Nederland te sturen. Zo zouden Vlaamse kinderen lange tijd aan het goede Nederlands worden blootgesteld. Ook toonaangevende politici en culturele prominenten keerden zich tegen het dialect. Op de openbare omroep hield eerste minister Gaston Eyskens de kijker voor dat hij of zij zichzelf “verneder[de] door dialect te spreken”.31 In een televisie-interview op diezelfde omroep noemde de schrijver Marnix Gijsen het gebruik van dialect “flauwekul”, en over de “verering van dat dialect” wist hij: “da’s voor pummels”.32 Juist in deze periode van fanatieke ABN-strijd werd de Belgische staatshuishouding klaargemaakt voor drastische veranderingen. Leden van de Nederlandstalige gemeenschap die meer zelfbeschikking nastreefden, dwongen in 1970 een grondwetsherziening af die de oprichting van een eigen Cultuurraad mogelijk maakte. In 1973 riep deze raad het Nederlands met het nodige tromgeroffel uit als de enige officiële naam voor zijn taal. Niet veel later zou de Gemengde Commissie de weg vrijmaken voor een heuse Academie voor de Nederlandse Taal die de samenwerking op het gebied van taal en letteren zou coördineren en de uitstraling van het Nederlands in binnen- en buitenland moest bevorderen. Eind 1976 voltooide de Commissie de blauwdruk voor deze academie die intussen Nederlandse Taalunie was gedoopt. In 1982, twee jaar na de plechtige ondertekening van het Taalunieverdrag in het Brusselse Egmontpaleis, opende het Algemeen Secretariaat zijn kantoren in Den Haag. De Nederlander Bernard de Hoog werd aangesteld als eerste secretaris. Naar de letter handelt het Taalunieverdrag uitsluitend over taal en letteren. Nederlanders lezen in de overeenkomst ook naar de geest weinig meer dan afspraken om het onderwijs in het Nederlands te stimuleren, aan leesbevordering te doen en de regels van de taal uniform te houden. Zij lijken te denken: baat het niet dan schaadt het niet. En als het werkelijk niet baat, dan gaan we met z’n allen lekker Engels kletsen, toch? Voor Vlamingen bleef de Taalunie een eerste
18
manke.usurpator.book Page 19 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
stap naar culturele eenwording. Zo was Taaluniearchitect Johan Fleerackers over zijn “wezenlijke objectief ” achter de schermen formeel: Wij wensen de culturele scheiding tussen Noord en Zuid, die in 1585 met de val van Antwerpen werd ingeluid en in 1830 bij de onafhankelijkheid van België werd bezegeld, ongedaan te maken. In 1980 herdenkt België de 150e verjaardag van zijn onafhankelijkheid. In 1985 is het 400 jaar geleden dat Antwerpen door Spanje werd heroverd. Ook in deze zakelijke tijd – waar nog weinig fantasie en romantiek geduld worden – kan het nuttig zijn deze data voor ogen te houden. (geciteerd in Schramme 1999: 196)
6. Nieuw onderzoek en blijvende vragen Het kan niet genoeg worden benadrukt worden dat de strijd voor het Algemeen Nederlands in Vlaanderen van meet af aan door diverse idealen en belangen tegelijk werd aangedreven. Liberalen zagen alleen het Algemeen Nederlands, en dus niet de dialecten of een nog te ontwikkelen Standaardvlaams, als geschikt middel om individuele ontplooiing te bevorderen. Socialisten herkenden in die taal een hefboom waarmee de arbeiders hun greep zouden vergroten op de maatschappelijke ‘superstructuur’ die hun uitbuiting organiseerde. Wie zich traditioneel of conservatief opstelde, beschouwde het Algemeen Nederlands als een authentieke, niet-verfranste, in de traditie wortelende en tegelijk efficiënte cultuurtaal die de Vlaamse volksaard waardig zou zijn en de door de Tachtigjarige Oorlog en de Belgische revolutie tot twee keer toe verbroken band tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden zou herstellen. Doorgaans liepen de hier slechts schematisch weergegeven overtuigingen trouwens niet in parallelle circuits. Veel vaker deden de promotoren van de standaardtaal een beroep op een mix van argumenten. In het streven naar taalbeschaving, Vlaams-Nederlandse verbroedering en culturele integratie speelde de neerlandistiek van meet af aan een sleutelrol. Vlaamse taal- en literatuurwetenschappers hebben mee de toon en de inzet van het publieke debat bepaald en aan een politiek project een wetenschappelijke aura, en dus extra glans en geloofwaardigheid, verleend. Wie het grote ideaal durfde te betwijfelen of ‘ongemakkelijke waarheden’ onder de aandacht wilde brengen, werd door hen meestal weggezet als omstreden, controversieel of gewoon dwaas. In de jaren 1980 en 1990 viel die twijfelachtige eer te beurt aan Kas Deprez (Jaspers 2001a). Dat deze aan de KULeuven en de Universitaire Instelling Antwerpen (nu: Universiteit Antwerpen) verbonden sociolinguïst de controverse vaak zelf opzocht, staat vast. De manier waarop sommige van zijn collega’s op zijn inzichten en standpunten reageerden, getuigde evenwel van onwil om met open 19
manke.usurpator.book Page 20 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
vizier en in alle intellectuele eerlijkheid een debat te voeren. Deprez benadrukte dat sociolinguïstisch onderzoek aantoonde dat Vlamingen niet zoals Nederlanders willen spreken (zie onder meer Deprez 1981; Deprez & Geerts 1977; Deprez e.a. 1978; De Schutter 1980; Geerts e.a. 1980; Geerts e.a. 1985; Jaspaert 1986). Zelf schreef hij die attitude toe aan de historisch gegroeide culturele en politieke verschillen tussen beide volkeren. Maar van zodra hij die verschillen polemisch en met gebruikmaking van wijdverspreide stereotypen durfde te onderstrepen – “Spreken zoals het botste volk ter wereld, daar voelen de meeste Vlamingen dus niets voor” (Deprez 1987: 766-767) – kreeg hij de wind van voren. Literatuurwetenschapper Joris Duytschaever meende Deprez’ pleidooien voor meer talige diversiteit niet alleen te kunnen ontmaskeren als “pompeuze nonsens”. Hij beschuldigde de verspreider van al die ‘nonsens’ (nota bene een collega van hem aan de Universitaire Instelling Antwerpen) ook van “ziedende xenofobie”, een bij uitstek in die periode allesbehalve luchthartig verwijt.33 Dat Deprez durfde op te roepen voor een Belgischer of Vlaamser Nederlands, inclusief tolerantie voor gallicismen en purismen, werd ook door anderen “bijzonder controversieel […] aanvechtbaar en riskant” gevonden (R. Geeraerts 2001: 656; vgl. Blommaert & Verschueren 1992: 133-134), en was andermaal aanleiding om hem als een cryptonationalist af te schilderen.34 In wat ruimere kringen verging het Deprez niet beter. De Nederlandse auteur Benno Barnard noemde hem “het levende bewijs dat iemand tegelijkertijd heel geleerd en verbazingwekkend dom kan zijn” en wist voorts: Deze Deprez, sociolinguïst, beweert met groot wetenschappelijk aplomb dat Noord- en Zuidnederlands eigenlijk twee verschillende talen zijn, alsof de gediftongeerde braaksimulaties van het Verkavelingsvlaams en die beklagenswaardige Randstedelijke strottenhoofdaandoening niet in even tragikomische mate van onze gemeenschappelijke moedertaal als van elkaar zouden afwijken. (Barnard 1999: 31)
Om zoveel dwaasheid diende Deprez volgens Barnard samen met enkele andere, niet bij naam genoemde neerlandici “in het water” te worden geworpen (al vreesde de auteur dat ze “van pure academische opgeblazenheid” nog zouden blijven drijven ook). Vandaag wordt nog altijd niet op decibels en overdrijvingen gekeken telkens als een wetenschapper op het bestaan van taalvariatie wijst of de vanzelfsprekendheid van het standaardtaalideaal ter discussie stelt. Toen Joop van der Horst (KULeuven) tekenen zag van het nakende einde van de standaardtaal in het Nederlandse taalgebied en bij uitbreiding in heel Europa, werd hij wederom door Benno Barnard “geestesziek” verklaard en rijp voor een “zonnige kliniek”;35 20
manke.usurpator.book Page 21 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
medesamensteller van dit boek Jürgen Jaspers heette bij een andere gelegenheid “een academische onverlaat” en mag zich samen met enkele anderen ook “taalrelativist” en “achterstandsnegationist” noemen.36 Wat minder overspannen, maar even vijandig gaat het er aan toe in het proza van Mia Doornaert. Zij ziet overal “pseudo-progressieven” die zich ontpoppen als “profeten van het Verkavelingsvlaams”.37 En schreef Geert van Istendael in Het Belgisch labyrint nog beheerst: “Ik weet dat taalgeleerden verschijnselen bestuderen en niet beoordelen. Maar ik doe dat wel (...)”, dan schuift hij diezelfde geleerden tegenwoordig de “balkanisering van het Nederlandse taalgebied” in de schoenen en beschouwt hij ze als “bondgenoten van Belgische politici die Nederlands haten”.38 Het zal wel grappig en spitsvondig bedoeld zijn, maar van veel ruimdenkendheid getuigt het niet. Het illustreert dat het debat over Verkavelingsvlaams goeddeels is blijven hangen in de sfeer van polemieken, opinievorming en hoogoplaaiende emotie (Absillis 2011; De Caluwe 2002; Jaspers 2001b). Intussen liep het met onze kennis van de manke usurpator weinig vaart. In 2003 moest Roland Willemyns in Het verhaal van het Vlaams concluderen: “Wat Verkavelingsvlaams precies is, daar heeft men eigenlijk […] nog nooit een antwoord op gegeven” (2003: 362). Sindsdien zijn er diverse wetenschappelijke beschrijvingen van en verklaringen voor het Vlaamse tussentaalgebruik gepubliceerd.39 Uit studies die zich concentreren op de structurele aspecten van tussentaal – hoe ziet die variëteit eruit? – blijkt dat tussentaal regionale variatie vertoont, maar ook kenmerken heeft die in heel Vlaanderen voorkomen. Stilaan lijkt er zich een stabiele, ‘algemeen Vlaamse’ tussentaal te vormen; de Brabantse dialecten oefenen er onmiskenbaar de grootste invloed op uit. Op functioneel vlak – wie spreekt tussentaal, in welke omstandigheden en waarom? – toont onderzoek aan dat tussentaal in steeds meer domeinen en situaties het Standaardnederlands aan het verdringen is en daarom goed op weg lijkt om zich als de Vlaamse informele standaard te ontpoppen. Deze opmars blijkt onder meer uit het feit dat meer jongeren dan ouderen tussentaal gebruiken en dat zowel hoog- als laagopgeleiden zich ervan bedienen. Brabanders vormen de voorhoede van de tussentaalgebruikers, terwijl de inwoners van West-Vlaanderen hun dialecten vooralsnog opmerkelijk vitaal weten te houden. Tegelijk is tussentaal vooralsnog bij uitstek een gesproken variëteit. Schriftelijk beperkt het gebruik ervan zich hoofdzakelijk tot nieuwe media als sms, facebook en twitter, al deinzen handige reclamejongens er zoals al bleek niet meer voor terug om tussentaal af te drukken op affiches. Toch blijft het moeilijk om tussentaal precies te definiëren. In principe kan het begrip slaan op elke vorm van taalgebruik die niet ‘perfect’ standaardtalig of ‘perfect’ dialectisch is. Niet alleen is elke mengeling van standaardtaal- en dia21
manke.usurpator.book Page 22 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
lectkenmerken in feite dus tussentalig, het mengen kan op elk niveau van het taalsysteem plaatsvinden, van fonologie tot morfologie, van de syntaxis tot het lexicon. Tussentaal kan bijvoorbeeld aanleunen bij de standaard (als een spreker kiest voor een standaardtalige woordenschat en zinsbouw en zijn regionaal accent inruilt voor een Algemeen Nederlands accent, maar wel de eind-t weglaat in woordjes als dat, wat, niet en met), maar net zo goed kan ze dichter bij de dialecten staan (als sprekers niet-standaardtalige woorden gebruiken, zoals tas in plaats van kopje, hun gesprekspartner aanspreken met ge in plaats van je, adnomina verbuigen (ne nieuwen tv), en hun regionale accent laten doorschemeren). Een bijkomende moeilijkheid is dat de meeste Vlamingen tussentaal niet als een aparte variëteit lijken te beschouwen, en dat enkel ‘standaardtaal’ en ‘dialect’ tot hun begrippenkader behoren. Dat maakt elke interpretatie van taalgebruik waarbij Vlamingen zouden kiezen voor tussentaal problematisch: in principe kennen ze de variëteit immers niet. Bovendien kunnen achter tussentaalgebruik heel diverse motivaties schuilgaan, afhankelijk van gesprekspartner, de situatie of de boodschap: tussentaalgebruik kan het resultaat zijn van een niet helemaal succesvolle poging om standaardtaal te spreken, maar kan net zo goed een bewuste afwijking van de officiële voorschriften inhouden. Sommigen willen hun taal bijvoorbeeld laten klinken als een wat ruigere, niet al te propere of schoolse variant van het Algemeen Nederlands, anderen hopen door het gebruik van een wat opgeschoonde vorm van dialect juist gesofistikeerder over te komen. Precies door deze grote verscheidenheid inzake verschijningsvorm, functie en gebruikersmotivatie is tussentalig taalgebruik allerminst onder één hoedje te vangen. Hoewel onze kennis van het Verkavelingsvlaams de laatste jaren is toegenomen, blijven vele vragen nog onbeantwoord. We zetten er enkele op een rij: Hoe is het ontstaan van het Verkavelingsvlaams te verklaren? Wat is het effect van termen als Verkavelingsvlaams, sloddertaal, koetervlaams enzovoort, op de vermeende sprekers ervan? Hoe zinvol zijn dit soort labels? Moeten we het Verkavelingsvlaams als een symptoom beschouwen van het wegkwijnen van standaardtalen in heel Europa? Hoe uniek of bijzonder is het Verkavelingsvlaams? Hoe verhoudt het zich bijvoorbeeld tot het Poldernederlands, het Estuary English, de Umgangssprache? Wie bestrijdt het Verkavelingsvlaams, en op welke gronden? Spreken deze tegenstanders Algemeen Nederlands? Wie of wat bepaalt wat dat Algemeen Nederlands is, en op basis van welke criteria? Vanaf wanneer moeten wijdverspreide (maar eventueel ongewenste) taalveranderingen officieel worden geaccepteerd? 22
manke.usurpator.book Page 23 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
Welke positie bekleedt het Standaardnederlands vandaag op de Vlaamse arbeidsmarkt? Eisen werkgevers van werknemers een goede beheersing van het Standaardnederlands? Op welke gronden? En wat verstaan werkgevers onder ‘Standaardnederlands’? Waarom wordt het taalgebruik van Vlaamse acteurs, op het theater en op de televisie, zo vaak bekritiseerd? Hoe rijmen we deze kritiek met het succes, in Vlaanderen én soms zelfs in Nederland, van typische Verkavelingsvlaamssprekers als Wim Helsen, of van fictieseries als Het eiland, Katarakt, De smaak van De Keyser of De Ronde? Kunnen schrijvers, zoals Tom Lanoye al in de jaren 1980 en recenter Dimitri Verhulst of Tom Naegels, vandaag gemakkelijker een Vlaams idioom (een Verkavelingsvlaams?) hanteren dan pakweg in de jaren 1950 en 1960? Waar eindigt het verlangen naar verstaanbaarheid en begint het recht op een eigen (persoonlijke, culturele, politieke) identiteit? Waarom kan of mag het recht op talige eigenheid niet uitgebreid worden naar andere domeinen dan uitspraak en lexicon? Hoe (on)verstaanbaar zijn Vlaamse taalvariëteiten benoorden Wuustwezel of voor Franstaligen die Algemeen Nederlands hebben geleerd? Als Vlaamse leerlingen en studenten tussentaal steeds meer als omgangstaal beschouwen, hoe moeten hun leerkrachten en docenten hier dan mee omspringen? Hoe valt het succes van het Verkavelingsvlaams te rijmen met de promotie door de overheid van het Algemeen Nederlands als een waarborg voor ‘gelijke kansen’ in het onderwijs? Hoe kijken Vlamingen aan tegen hun taalgebruik en dat van anderen? Wat beschouwen Vlamingen als (hun) standaardtaal of ‘moedertaal’? Moeten of kunnen beleidsinitiatieven (van de Taalunie, de Vlaamse overheid…) rekening houden met de antwoorden op dit soort vragen? Waarom heeft een term als Verkavelingsvlaams zoveel bijval kunnen oogsten? Om de manke usurpator beter te leren kennen, organiseerden wij op 18 en 19 oktober 2010 twee studiedagen aan de Universiteit Antwerpen. Uiteraard konden toen lang niet alle bovenstaande vragen worden behandeld, laat staan dat ze konden worden opgelost in eensgezindheid. Wel werd er op het scherp van de snee gedebatteerd, niet alleen door taalkundigen, maar ook door beleidsmakers, letterkundigen, theaterwetenschappers, communicatiewetenschappers en aan buitenlandse universiteiten verbonden neerlandici. Deze kruisbestuiving bleek heel nuttig om het fenomeen Verkavelingsvlaams in al zijn facetten in beeld te 23
manke.usurpator.book Page 24 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
krijgen. Dit boek, dat de meeste, met het oog op publicatie bewerkte congresbijdragen bevat, zegt uiteraard niet het laatste woord over het Verkavelingsvlaams. Het zet wel de aangevatte discussie voort en maakt de op het congres geformuleerde inzichten en standpunten beschikbaar voor een breder publiek. De lezer zal in dit boek kunnen constateren dat over meer dan één kwestie nog lang geen overeenstemming bestaat. De samenstellers hebben er ook niet naar gestreefd om meningen en inzichten tot elke prijs aan elkaar te conformeren. De auteurs kregen de vrijheid om het centrale thema te benaderen met hun eigen begrippenarsenaal en vanuit hun eigen achtergrond. Die vrijheid hebben de samenstellers zich in deze inleiding trouwens ook gepermitteerd: deze tekst presenteert dus onze visie en pretendeert op geen enkele manier een ‘consensus’ te distilleren uit de gebundelde bijdragen.
7. Alle gekheid op twee stokjes In een dermate geladen debat als dat over tussentaal is het tot slot wenselijk om uitgangspunten zo helder mogelijk onder woorden te brengen. Dit boek wil niet afrekenen met het verleden. Enkele bijbedenkingen daargelaten hebben de samenstellers ervan voor het idealisme van generaties van volksverheffers en taalemancipatoren bewondering. Dat de ABN-actie in het recente Canvasprogramma Man over woord als een rariteitenkabinet werd voorgesteld, is wel even grappig, maar draagt uiteindelijk weinig bij tot het begrip voor dit initiatief. Dat begrip wil dit boek wél opbrengen. De ABN-actie steunde op een emancipatorische visie; ze getuigde van de ambitie om ‘onmondigen’ te bevrijden en cultiveerde een verlangen om grensoverschrijdend en ‘vrij’ te kunnen communiceren. Onder de klemtoon op hard werk en discipline ging bovendien een zeker arbeidsethos schuil. Het valt daarnaast niet te loochenen dat de strijd voor het Algemeen (Beschaafd) Nederlands nooit een evidentie was en flink wat offervaardigheid heeft gevergd. Wilfried Martens getuigde zoals gezegd dat de deelnemers aan ABN-acties in de jaren 1950 de verdenking van een ‘zwarte’ achtergrond op zich laadden. Naast dit soort expliciet politieke stigmatisering kreeg en krijgt wie zich altijd en overal ‘beschaafd’ wil uitdrukken ongetwijfeld geregeld het label van aansteller, uitslover, pedante kwast of ‘seut’ opgespeld. Onze populaire cultuur bevestigt deze clichés trouwens vaak. De enige personages die zich in de succesvolle sitcom De collega’s (1978-1981) van het ABN bedienden, waren Mireille Puis, een frigide en truttige secretaresse die hopeloos op zoek was naar een vriendje, en het even verwijfde als waanwijze onderafdelingshoofd Bonaventuur Verastenhoven. Recenter voerden de films De zaak alzheimer (2003) en Dossier 24
manke.usurpator.book Page 25 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
K. (2009) een volslagen corrupte procureur op die zich van alle tussentaal, dialect en Albanees pratende personages onderscheidt door zijn keurige dictie en standaardtaalgebruik. In dit rijtje mogen ook de ‘dagtrippers’ uit In de gloria (2000-2001) niet ontbreken: het Vlaamse echtpaar dat ideetjes promoot voor leuke, spannende en avontuurlijke uitstapjes. Niet alleen zijn deze overenthousiaste reizigers altijd onvoorstelbaar fout uitgedost (sullige bril, regenjas en haartooi...), ze drukken zich ook uit in een geaffecteerd Nederlands met alle hilarische effecten van dien (“Steek jij die tripstick maar in het gaatje van je achterwerk”). Terzelfder tijd mag het begrip voor de ABN-actie een kritische benadering ervan niet in de weg staan. Zo valt het moeilijk te weerleggen dat de taalpolitiek die door onderwijs, media en politiek is uitgedragen, lang niet altijd even wenselijke gevolgen heeft gehad. De mobilisatie voor de standaardtaal heeft niet kunnen vermijden dat zij die het Algemeen Nederlands niet beheersten in een kwade geur kwamen te staan. Bovendien mag de intussen onbedoeld komische toon van gedateerde radio- en televisieformats als Hier spreekt men Nederlands ons niet blind maken voor de nieuwe gedaanten die oude opvattingen inmiddels hebben aangenomen. Om maar iets te zeggen: het is beslist geen toeval dat de uitvinder van de term Verkavelingsvlaams in de jaren 1960 een tijdlang algemeen secretaris was van de ABN-kernen. De intellectuele opinie over tussentaal blijft hoogst schatplichtig aan de lange strijd voor het Algemeen Nederlands. Voorts is het taalstandaardiseringsproject onmiskenbaar tegen een grens aan gestoten. Wat de gesproken taal van Vlamingen betreft kan na al die jaren moeilijk van een succesvolle investering worden gesproken. En het ziet er niet naar uit dat dat succes in het verschiet ligt. Niet alleen ontbreekt bij de meeste Vlamingen meer dan ooit het nodige enthousiasme, de toenemende meertaligheid in de stad en de publieke ruimte als gevolg van de globalisering en migratieprocessen, de populaire cultuurindustrie en de zich steeds verder ontwikkelende communicatietechnologie lijken geen klimaat te zullen scheppen waarin het Algemeen Nederlands kan floreren. Het is met andere woorden tijd voor bezinning. Tijd om een pas op de plaats te maken en af te vragen wat in de gegeven omstandigheden een zinvol taalproject is, waarom, voor wie, en of de mogelijke voordelen ervan wel opwegen tegen de mogelijke nadelen. De samenstellers van dit boek twijfelen niet aan de noodzaak van een taalbeleid dat een richting aangeeft of houvast kan bieden. We staan dus allerminst “verrukt toe te kijken als het volk massaal een bepaalde taalfout begint te maken”.40 Net zo min is voor ons ‘alles al lang goed als de boodschap maar aankomt’, of ambiëren we de geuzentitel “profeten van het Verkavelingsvlaams”.41 (Dergelijke profeten bestaan trouwens niet. Ze zijn de 25
manke.usurpator.book Page 26 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
verzonnen bliksemafleiders die nodig zijn om de strijd tegen het Verkavelingsvlaams extra urgentie te geven en de indruk te wekken dat Vlamingen slachtoffers zijn van het Verkavelingsvlaams, veeleer dan de enthousiaste sprekers ervan.) Wel hebben we een grenzeloze belangstelling voor alle manieren waarop taal wordt gesproken en geschreven, omdat het nu eenmaal een feit is dat taalvariatie bestaat, dat taalgebruik de neiging heeft af te wijken van voorschriften die in grammatica’s, woordenboeken, spellingshandleidingen en stijlboekjes worden vastgelegd, en dat de sprekers van afwijkende variëteiten gehecht zijn aan hun taalgebruik (zoals Vlamingen aan hun eigen uitspraak van het Nederlands). Een standaardtaal is een ideaal dat zelden of nooit perfect wordt gerealiseerd. We kunnen deze grilligheid luidruchtig betreuren, maar daarom hebben we haar nog niet begrepen. Vanzelfsprekend blijft een hoog ontwikkelde taalvaardigheid intussen nastrevenswaardig. “Alleen grondige taalbeheersing laat toe te denken, te argumenteren, te refuteren, te contesteren”, noteerde Mia Doornaert tien jaar geleden in De Standaard. “Taalbeheersing is het eerste en allerbelangrijkste instrument van emancipatie. Zonder woorden kun je niet denken.”42 Ook wij vinden dat niemand mag worden tegengewerkt om een rijke taalbeheersing te ontwikkelen. In Vlaanderen betekent dat dat iedereen de kans moet krijgen om zich te bekwamen in tot ‘Algemeen’ gepromoveerde, maar in de praktijk juist specifieke taalregisters waarin de diverse overheden met de burger communiceren, de pers haar berichtgeving organiseert en waarin eveneens prachtige verzen, meeslepende romans en belangrijke gedachten zijn geformuleerd. Maar een rijke taalbeheersing bestaat ook uit het kunnen herkennen, begrijpen en beheersen van verschillende andere, even specifieke registers en codes, en dat vereist een gevoeligheid en een respect voor taalvariatie. Daarnaast is het zinvol om in de publieke ruimte wat vaker elementaire taalkundige inzichten te onderstrepen (vgl. Hymes 1996: 208 e.v.). Dat voorschriften en grammaticale regels op willekeurigheid berusten kan bijvoorbeeld een bevrijdend inzicht zijn voor wie dat nog niet beseft. Niets houdt ons tegen om dergelijke voorschriften na te leven, maar het blijft even legitiem om ze ter discussie te stellen. Andere opvattingen en ideeën zouden gerust uit de taboesfeer mogen. Minstens zou gediscussieerd moeten kunnen worden over de vraag waarom taalverschijnselen die nu tot de tussentaal worden gerekend niet als onderdeel van een ‘informele Belgische standaardtaal’ kunnen worden erkend. Even nodig blijft het om in te zien dat mensen het ver kunnen brengen zonder een vlekkeloze beheersing van wat officieel Standaardnederlands heet, dat ook contexten die traditioneel als homogeen standaardtalig worden beschouwd (zoals het onderwijs of justitie) in de praktijk een veelheid aan taalvormen herbergen, 26
manke.usurpator.book Page 27 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
en dat taaldiversiteit niet problematisch hoeft te zijn (bijvoorbeeld op het vlak van verstaanbaarheid) als mensen zich een beetje coöperatief opstellen. Kortom, de samenstellers van dit boek zijn niet vóór taalverarming, maar vóór taalverrijking, en pleiten niet voor verloedering, maar vinden dat er een eind mag komen aan de vanzelfsprekende vernedering die de strijd voor het Algemeen Nederlands onvermijdelijk met zich lijkt mee te brengen. Vernedering creëert immers schaamte. En onze geschiedenis bewijst dat dit gevoel veelal het tegendeel oplevert van wat tussentaalbestrijders als streefdoel belijden. Het gros van de Vlamingen bekeert zich niet tot de als ‘beschaafd’ voorgehouden omgangstaal, maar gaat zich onmondig voelen, bekeken en gecontroleerd. Waaraan ligt het eigenlijk dat de Vlamingen hun standaardtaal blijven dragen als een slechtzittend zondagspak (o.a. D. Geeraerts 2001)? Zou de boertigheid hen dan werkelijk aangeboren zijn? Of verkiezen Vlamingen een doordeweekse plunje omdat hun zondagspak uit smetvrees al tweehonderd jaar op negentig graden wordt gewassen? Het lijkt ons bovendien de ironie ver voorbij dat een regio die maar al te goed heeft ondervonden wat uitsluiting op grond van taal kan betekenen, het nu vanzelfsprekend vindt om al wie geen Standaardnederlands spreekt letterlijk een thuis te ontzeggen (“Wie geen Standaardnederlands leert, leeft – in Vlaanderen – buiten Vlaanderen”). Hoe klein zijn immers de verschillen tussen wat Franstaligen honderd jaar geleden over het Nederlands beweerden en de manier waarop vandaag in Vlaanderen wordt geoordeeld over het Verkavelingsvlaams in het bijzonder en anderstaligheid in het algemeen. Na twee eeuwen van taalstrijd gonst het hier nog altijd van de kaakslagen en het hoogverraad, met als voornaamste verschil dat de Fransvijandigheid intussen is aangevuld met een afkeer voor al wat de ‘eigen’ standaard zou bedreigen, hetzij van binnenuit of van buitenaf. Hoe dan ook is het een gemiste kans dat de conceptnota Samen taalgrenzen verleggen weinig oor heeft voor de talen die de Vlaming daadwerkelijk gebruikt. Het is in deze omstandigheden grenzeloos naïef om te verwachten dat de Vlaming het Algemeen Nederlands snel als “knuffeltaal” zal aanvaarden (Smet 2011: 9). Wie verkrampt is kan niet knuffelen: dat geldt voor zij die Vlaanderen met het Standaardnederlands willen vergrendelen net zo goed als voor zij die vandaag geen rijke taalbeheersing kunnen, willen of durven te ontwikkelen. Als dit boek dat duidelijk kan maken, dan is het in zijn missie al half geslaagd. Als het voorts het startschot kan zijn voor een, nu ja, beschaafde gedachtenuitwisseling, dan willen wij zelfs gerust beginnen te knuffelen.
27
manke.usurpator.book Page 28 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Dankbetuiging en opdracht Graag omhelzen we alle sprekers op onze studiedagen voor hun inspirerende bijdragen en deelname aan de formele en minder formele discussies. Dominik Boiy, Frank Brisard, Astrid De Wit, Ciska Hoet en Marijke Van Royen verdienen dikke knuffels voor hun feedback, vindingrijkheid en praktische hulp, de almaar mondigere Ezra voor zijn geduld, Fons Absillis en Maries Marivoet voor de opmaak van het register, Roos Van Acker voor haar sprankelende aanwezigheid op de uitreiking van de eerste Manke Usurpatorprijs, en Pieter Borghart en uitgeverij Academia Press voor de deskundige wijze waarop ze de publicatie van dit boek hebben begeleid en mogelijk gemaakt. Dankbaar voor hun financiële steun zijn we tot slot de Raad Dienstverlening van de Universiteit Antwerpen en de departementen taalkunde en letterkunde van diezelfde universiteit. Dit boek is opgedragen aan Kas Deprez (1945-2000), wiens ideeën, humor en moedige helderheid blijven inspireren. Toen hij een kwarteeuw geleden uitlegde dat het Iers Engels doodgewoon een variëteit van het Engels mocht heten, verzuchtte hij: “Dat vanzelfsprekende, daar wacht ik op, vooral in Vlaanderen. Een sfeer waarin de Vlaamse taalsituatie even (on)interessant gevonden wordt als om het even welke andere” (1987: 768-769). We wachten nog altijd, zoveel is duidelijk. In afwachting herpubliceren we aan het einde van dit boek Deprez’ tekst “De taal van de Vlamingen” (1999), met dank aan Lut Teck, zijn echtgenote, en Leo de Haes (uitgeverij Houtekiet) voor de toelating.
B IBLIOGRAFIE Absillis, K. 2009. Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (19321970). Antwerpen: Meulenhoff/Manteau. Absillis, K. 2011. “Verkavelingsvlaams: de vijand is nog steeds onder ons”, in: Knack Wereldtijdschrift 2: 94-99. Barnard, B. 1999. Een hiernamaals. Opstellen, in memoriams. Amsterdam: Atlas. Beheydt, L. 1991. “Dertig jaar taalprogramma’s op de radio”, in: L. Beheydt (ed.), Taal en omroep. ‘s-Gravenhage: Stichting Bibliographica Neerlandica, 37-52. Blancquaert, E. 1934. Practische uitspraakleer van de Nederlandsche taal. Antwerpen: De Sikkel. Blommaert, J. & J. Verschueren. 1992. Het Belgische migrantendebat. De pragmatiek van de abnormalisering. Antwerpen: IPrA Research Center (UIA). Bouveroux, J. 1965. “15 jaar ABN-kernen. 10 jaar Bouw”, in: Bouw X.4: 4-5. Brouwers, J. 1994. Vlaamse leeuwen. Amsterdam: De Arbeiderspers. Buelens, G. 2006. “In den beginne was het Woord. Jan Boon en de aandacht voor volksopvoeding en literatuur op de Vlaamse televisie”, in: K. Absillis & K. Jacobs (eds), Van Hugo Claus tot hoelahoep. Vlaanderen in beweging (1950-1960). Antwerpen – Apeldoorn: Garant, 125-138. 28
manke.usurpator.book Page 29 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
Cloostermans, M. 2006. De tak waarop we zitten. Berichten uit de boekenbranche. Antwerpen: Unesco Centrum Vlaanderen. De Caluwe, J. 2002. “Tien stellingen over tussentaal in Vlaanderen”, in: J. De Caluwe e.a. (eds), Taalvariatie en taalbeleid. Antwerpen – Apeldoorn: Garant, 57-67. De Caluwe, J. 2009. “Tussentaal wordt omgangstaal in Vlaanderen”, in: Nederlandse Taalkunde 14: 8-25. De Caluwe, J. 2012. “Dutch in Belgium. Facing multilingualism in a context of regional monolingualism and Standard Language Ideology”, in: M. Hüning, U. Vogl & O. Moliner (eds), Standard Languages and Multilingualism in European History. Amsterdam – Philadelphia: John Benjamins, 258-282. Dejaeger-Wolff, J. 1965. “De Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal”, in: Bouw X.6: 14-15. Deprez, K. 1981. Naar een eigen identiteit. Resultaten en evaluatie van tien jaar taalsociologisch en sociolinguistisch onderzoek betreffende de standaardtaal in Vlaanderen. Onuitgegeven proefschrift, Katholieke Universiteit Leuven. Deprez, K. 1987. “Vlaams is Belgisch Nederlands”, in: De gids 150: 761-769. Deprez, K. & G. Geerts 1977. “Lexical and pronominal standardization. The evolution of Standard Netherlandic in West-Flanders”, in: Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik: Beihefte Neue Folge 22. Deprez, K., G. Geerts & L. Delahaye 1978. “Het standaardizatie-onderzoek in Vlaanderen: theoretische en methodologische toelichting, en een replicatie-onderzoek bij zeventig vrouwen in Ieper”, in: Leuvense Bijdragen 67: 385-456. Deprez, K. 1994. “Soldaten van het Nederlands”, in: R. Detrez & J. Blommaert (eds), Nationalisme. Kritische opstellen. Berchem: EPO, 194-214. De Schutter, G. 1980. “Norm en normgevoelens bij Nederlandstaligen in België”, in: De Nieuwe Taalgids 73: 73-109. De Wever, B. & Br. De Wever 1998. “Groot-Nederland als utopie en voorwendsel”, in: L. De Vos & K. Deprez (eds), Nationalisme in België. Identiteiten in beweging 1780-2000. Antwerpen: Houtekiet, 146-159. Duytschaever J. 1996. “Canon reconfigurations in the Low Countries”, in: B.L. Spahr (ed.), Vantage points. A Festschrift for Johan P. Snapper. Lanham, Md: University Press of America, 93-108. Geeraerts, D. 2001. “Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes”, in: Ons Erfdeel 44: 337-344. Geeraerts, D. & G. De Sutter 2003. “Ma wa zegdegij nu? Da kanekik ni verstaan zelle!”, in: J. Stroop (ed.), Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Amsterdam: Bert Bakker, 54-64. Geeraerts, D., V. Penne & V. Vanswegenoven 2000. “Thuis-taal en Familie-taal: taalgebruik in Vlaamse soaps”, in: S. Gillis e.a. (eds), Met taal om de tuin geleid. Opstellen voor Georges De Schutter. Antwerpen: UIA, 161-170. Geeraerts, R. 2001. “Deprez-historie van het Vlaams”, in: Yang 37.4: 655-660. Geerts, G., S. Hellemans & K. Jaspaert 1985. “Standaardnederlands en dialect in Leuven”, in: Leuvense Bijdragen 74: 145-183.
29
manke.usurpator.book Page 30 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Geerts, G., J. Nootens & J. van den Broeck 1980. “Opinies van Vlamingen over dialekt en standaardtaal”, in: G. Geerts & A. Hagen (eds), Sociolinguïstische studies 1. Groningen: WoltersNoordhoff, 233-256. Grondelaers, S. & R. van Hout 2011. “The standard language situation in the low countries: topdown and bottom-up variations on a diaglossic theme”, in: Journal of Germanic Linguistics 23: 199-243. Haeseryn, R. 1998. “Vereniging Algemeen Nederlands (VAN)”, in: R. De Schryver e.a. (eds), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt: Lannoo. Cd-rom. Heidbuchel, H. 1963. “A.B.N.: Waarom en hoe? Referaat op de Nationale Contactdagen”, in: Bouw zesdaagsenummer VIII: 6-7. Hendrickx, R. 1998. Het Taalcharter – met toelichting. http://vrttaal.net/extra/taalcharter.pdf. Hendrickx, R. 2002. “Jaspers en de VRT-taalpolitiek: een bedenkelijke analyse”, in: Over taal 41.3: 58-59. Hendrickx, R. 2003. Stijlboek VRT. Utrecht – Antwerpen: Van Dale. Hymes, D. 1996. Ethnography, Linguistics, Narrative Inequality. Toward an Understanding of Voice. Londen: Taylor & Francis. Jaspaert, K. 1986. Statuut en structuur van standaardtalig Vlaanderen. Leuven: Universitaire Pers. Jaspaert, K. 1989. “Van oude normen, de dingen die voorbij gaan. Over de Nederlands-Vlaamse taalverhouding”, in: Kultuurleven 56.8: 16-23. Jaspers, J. 2001a. “Rik Geeraerts en “Deprez-historie” van het Vlaams”, in: Yang 37.4: 662-671. Jaspers, J. 2001b. “Het Vlaamse stigma. Over tussentaal en normativiteit”, in: Taal en Tongval 53: 129-153. Jaspers, J. 2002. “De VRT-taalpolitiek: een bedenkelijk signaal”, in: Over taal 41.3: 51-57. Jaspers, J. 2005. Tegenwerken, belachelijk doen. Talige sabotage van Marokkaanse jongens op een Antwerpse middelbare school. Een sociolinguïstische etnografie. Brussel: VUBPress. Jaspers, J. 2011. “Strange bedfellows. Appropriations of a tainted urban dialect”, in: Journal of Sociolinguistics 15.4: 493-524. Jaspers, J. & F. Brisard 2006. “Verklaringen van substandaardisering. Tussentaal als gesitueerd taalgebruik”, in: Leuvense Bijdragen 95: 35-70. Jaspers, J. & S. Van Hoof 2009. “Fix your language. Taalgebruik in fictie”, in: rekto:verso. http:// www.rektoverso.be/artikel/blitzkritiek-fix-your-language. Leenen, J. 1951. “De jeugd moet voorgaan”, in: Nu Nog 1: 27-34. Martens, W. 2006. De memoires. Luctor et emergo. Tielt: Lannoo. Pauwels, J.L. 1954. “In hoever geeft het Noorden de toon aan?”, in: Nu Nog 2.4: 1-9. Plevoets, K. 2008. Tussen spreek- en standaardtaal. Een corpusgebaseerd onderzoek naar de situationele, regionale en sociale verspreiding van enkele morfosyntactische verschijnselen uit het gesproken Belgisch-Nederlands. Ongepubliceerd proefschrift, KULeuven. Rys, K. & J. Taeldeman 2007. “Fonologische ingrediënten van Vlaamse tussentaal”, in: D. Sandra e.a. (eds), Tussen taal, spelling en onderwijs. Gent: Academia Press, 1-9. Schramme, A. 1999. Vlaanderen en zijn grote buitenland. De opbouw van een internationaal cultureel beleid van Vlaanderen 1965-1988. Tielt: Lannoo. 30
manke.usurpator.book Page 31 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
Simons, L. 1998. “Heideland”, in: R. De Schryver e.a. (eds), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt: Lannoo. Cd-rom. Slembrouck, S. & M. Van Herreweghe 2004. “Teletekstondertiteling en tussentaal. De pragmatiek van het alledaagse”, in: J. De Caluwe e.a. (eds), Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal. Gent: Academia Press, 853-876. Smet, P. 2011. Samen taalgrenzen verleggen. Conceptnota versie 22 juli 2011. http:// www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2011/doc/talennota_2011.pdf. s.n. 1965a. “Galg en rad proza”, in: Bouw XI.3: 12-13. s.n. 1965b. “Het ABN in Vlaanderen 1965”, in: Bouw X.4: 6-7. Suffeleers, T. 1979. Taalverzorging in Vlaanderen. Een opiniegeschiedenis. Brugge – Nijmegen: Orion – Gottmer. Taeldeman, J. 2008. “Zich stabiliserende kenmerken in Vlaamse tussentaal”, in: Taal en Tongval 60: 26-50. Tollebeek, J. 1996. De toga van Fruin. Denken over geschiedenis in Nederland. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Vandekerckhove, R. 2007. “‘Tussentaal’ as a source of change from below in Belgian Dutch”, in: S. Elspass e.a. (eds), Germanic language histories ‘from below’ (1700-2000). Berlijn: Mouton de Gruyter, 189-203. Vandekerckhove, R. & J. Nobels 2010. “Code eclecticism: linguistic variation and code alternation in the chat language of Flemish teenagers”, in: Journal of Sociolinguistics 14.5: 657-677. Vandenbroucke, F. 2007. De lat hoog voor talen in iedere school. Goed voor de sterken, sterk voor de zwakken. http://www.coc.be/files/publications/.88/talenbeleidsnota_.pdf. van der Horst, J. 2008. Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur. Amsterdam: Meulenhoff. Van der Sijs, N. 2004. Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN. Den Haag: Sdu. Van Ginderachter, M. 2005. Het rode vaderland: De vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen in het Belgische socialisme voor WOI. Tielt: Lannoo – Amsab. Van Hoof, S. 2012. Feiten en fictie. Een analyse van taalgebruik en taalvariatie in fictieseries op de Vlaamse openbare omroep (1977-2011). Proefschrift in voorbereiding, Universiteit Antwerpen. Van Hoof, S. & J. Jaspers 2012. “Hyperstandaardisering”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde 128.2: 97-125. Van Hoof, S. & Vandekerckhove, B. 2012. “Feiten en fictie. Taalvariatie in Vlaamse televisiereeksen vroeger en nu”, in: Nederlandse Taalkunde (ingezonden manuscript). van Istendael, G. 1988. “Heer Bommel en de Statenbijbel”, in: Nieuw Wereldtijdschrift 1988.5: 1219. van Istendael, G. 1989. Het Belgisch labyrint of De schoonheid der wanstaltigheid. Amsterdam: Arbeiderspers. van Istendael, G. 2001. Alle uitbarstingen. Amsterdam: Atlas. van Nierop, M. & R. Haeseryn 1998. “Heidbuchel, Hendrik”, in: R. De Schryver e.a. (eds), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt: Lannoo. Cd-rom. W.D. [Driessen, W.] 1959. “Noord-Zuid-Verbinding”, in: Bouw IV.6: 7-8. 31
manke.usurpator.book Page 32 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
Willemyns, R. 2003. Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. Willemyns, R. & N. Van der Sijs 2009. Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen. Amsterdam: Bert Bakker. Wils, L. 1992. Van Clovis tot Happart. De lange weg van de naties in de Lage Landen. Leuven: Garant. Witte, E. & H. Van Velthoven 2010. Strijden om taal. De Belgische taalkwestie in historisch perspectief. Kapellen: Pelckmans. Zenner, E., D. Geeraerts & D. Speelman 2009. “Expeditie tussentaal: leeftijd, identiteit en context in ‘Expeditie Robinson’”, in: Nederlandse taalkunde 14: 26-44.
N OTEN 1
http://www.pascalsmet.be/article/samen-taalgrenzen-verleggen-kinderen-invlaanderen.
2
Zo is een wettelijk geregelde twee- of meertaligheid van dezelfde regio’s perfect denkbaar, alleen werd dat uiteindelijk zowel in Vlaanderen als in Wallonië niet opportuun geacht (Witte & Van Velthoven 2010: 112 e.v.).
3
Bonte, L., K. Hoefkens & G. Sels 2009. “Niet verstaanbaar maar wél naturel”, in: De Standaard, 8 september 2009; zie ook Jaspers & Van Hoof (2009).
4
Zie bijvoorbeeld Raspoet, E. 2007. “AN: Algemeen Nederlands na Karel Hemmerechts”, in: De Morgen, 20 oktober 2007; Geeraerts (2001).
5
Desmet, Y. 2009. “Eerste indruk”, in: De Morgen, 15 juli 2011.
6
J. Schoukens in L. Permentier 2003. “Televisienederlands en Schoon Vlaams”, in: Taalschrift, 12 december 2003. http://taalschrift.org/reportage/000458.html.
7
Camps, H. 2011. “Taal”, in: De Morgen, 28 juli 2011.
8
Ibid.
9
In 2009 signaleerde een lezer van De Morgen: “Mijn dochter had helemaal geen taalachterstand op haar derde en sprak vlot algemeen Nederlands: ‘Ik heet Erin en wat is jouw naam?’ Zes jaar later is ze een volleerd spreekster van een tussentaaltje geworden en denkt ze dat dat de norm is: ‘Oe noemde gij?’ Er wordt in ons onderwijs veelal les gegeven in het Verkavelingsvlaams. Deze ramp komt de taalachterstand van inwijkelingen alleen nog maar versterken.” De Haes, D. “Taalachterstand” [lezersbrief], in: De Morgen, 2 september 2009.
10
Borka, M. 1989. “België volgens van Istendael”, in: De Morgen, 26 april 1989; Dewulf, B. “Het Belgisch labyrint”, in: Trouw, 11 mei 1989; Fonteyn, G. “Het Belgisch labyrint”, in: De Standaard, 27 april 1989.
11
Toen de Open Universiteit van Nederland Geert van Istendael in 2009 een eredoctoraat uitreikte, luidde de motivering: “Weinigen is het gegeven een bijdrage aan een ander dan het eigen vakgebied te leveren, van Istendael is dat echter gelukt. Zijn notie ‘Verkavelingsvlaams’ is binnen de taalkunde gemeengoed geworden, terwijl hij zelf sociologie en filosofie heeft gestudeerd” (http://www.ou.nl/web/
32
manke.usurpator.book Page 33 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
nieuws-en-agenda/eredoctoraten-dies-natalis-2009-vlaanderen). Drie jaar eerder al kreeg van Istendael een zitje in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. In augustus 2012 geeft hij overigens de openingslezing op het 18de Colloquium Neerlandicum, georganiseerd door de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. 12
(rv) 2011. “Jonge leeuwen. Mira Bertels (28) & Hannelore Bedert (26) singer-songwriters”, in: Humo, 29 maart 2011.
13
Raspoet, E. 2007. “AN: Algemeen Nederlands na Karel Hemmerechts”, in: De Morgen, 20 oktober 2007.
14
Vgl. http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/1132/.
15
Op de adressen belned.wordpress.com en vlaamsetaal.be wordt bijvoorbeeld campagne gevoerd voor (meer) erkenning van specifiek Belgisch of Vlaams taaleigen.
16
KANTL 2011. “Standaardtaal blijft de norm”, in: De Standaard, 24 september 2011.
17
Hendrickx, R. 2001. “Laat ons ne keer te goei naar onszelf luisteren. VRT: taalsignaal voor zes miljoen Vlamingen”, 13 november 2001. http://www.vrt.be/taal/laatons-ne-keer-te-goei-naar-onszelf-luisteren. Zie ook Jaspers 2002; Hendrickx 2002. Het initiatief was in de eerste plaats bestemd voor omroepmedewerkers, maar verwierf een semi-publiek karakter. De campagne werd in de pers gebracht en muismatten met tussentaalzinnetjes (“Dag Karl, gij ept voor ons dienen dikken boek elemaal uitgelezen. Vertelt ne keer”) werden te koop aangeboden voor het publiek.
18
Vlaams Parlement 1998. “Vraag nr. 17 van 26 oktober 1998 van de heer Herman Suykerbuyk: VRT-taalcharter – Nederlandse standaardtaal en Belgische variant”, in: Bulletin van vragen en antwoorden, zitting 1998-1999 5, 18 december 1998, 803806.
19
Radio 1-presentatoren Annemie Peeters en Ruth Joos wijdden elk een kritische krantencolumn aan Hendrickx’ voorstel (Peeters, A. 2011. “Tussentaal”, in: Het Nieuwsblad, 29 oktober 2011; Joos, R. “Taal overboord?”, in: De Standaard, 31 oktober 2011). Joos werd ook uitgenodigd om haar bezwaren te ventileren in Reyers Laat (15 november 2011); drie dagen later was het de beurt aan Een-presentator Chris Dusauchoit en ex-BRT-journalist Paul Jambers (18 november 2011).
20
VRT 2011. “VRT wil mee de taalnorm in Vlaanderen bepalen” [persbericht], 1 december 2011. http://www.vrt.be/taal/vrt-wil-mee-de-taalnorm-in-vlaanderen-bepalen.
21
Voor meer informatie en, zoals Kas Deprez terecht opmerkte, “tendentieus-Heelnederlandse duiding” (1994: 204), zie Suffeleers 1979: 21 e.v. Vgl. voorts Willemyns 2003: 263 e.v. en Wils 1992: 166.
22
Zo schreef Frans Debrabandere, de voorzitter van de Vereniging Algemeen Nederlands, in 1998 in De Standaard: “Op één punt kan het Noorden iets van het Zuiden leren. Wij hebben de uitspraaknormen van de Nederlanders overgenomen en zijn die blijven toepassen. Het Noorden is in de loop van meer dan een halve
33
manke.usurpator.book Page 34 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
KEVIN ABSILLIS, JÜRGEN JASPERS & SARAH VAN HOOF
eeuw zo erg van zijn eigen uitspraaknormen afgeweken, dat sommigen hun taal er niet meer in herkennen.” (geciteerd in Deprez in dit boek) 23
Martens getuigt voorts dat zijn inzet voor het ABN zijn politieke engagement deed ontwaken. Over het elitaire karakter van de ABN-kernen noteert hij: “De ABN-spreker zocht de aanwezigheid op van gelijkgezinden. Er groeide aldus een soort taalelite [
…] De ABN-spreker deed dus permanent inspanningen om zijn taal te verfijnen, dat ging soms zo ver dat hij bijna Hollands ging praten, tot ergernis van velen. ‘Zij hebben het hoog in hun bol,’ zei men over ons. Vergeet niet, we waren nog zeer jonge studenten die zich, paradoxaal genoeg, eigenlijk eerst van het volk moesten distantiëren om het te kunnen verheffen” (Martens 2006: 32). Dit soort mix van geestesaristocratische ambities en Bildungsidealen werd in die tijd ook vertolkt door iemand als Jan Boon. Deze katholieke flamingant, die na de Tweede Wereldoorlog werd aangesteld als administrateur-directeur-generaal van het NIR, publiceerde in 1948 het veelzeggend getitelde De Vlaamse gentleman in de school der wereld (Buelens 2006).
24
‘Soldaten van het Nederlands’, Boulevard, BRTN-televisie, 11 oktober 1995.
25
Om 18.55 uur werd de uitzending herhaald (Beheydt 1991). De titel van het programma refereert aan de beroemde dichtregels van Guido Gezelle: ‘De vlaamsche tale is wonder zoet, / voor die heur geen geweld en doet’ uit XXXIII Kleengedichtjes (1860).
26
Jan Grauls promoveerde op een studie van het Hasseltse dialect, Edgard Blancquaert op een studie van het dialect van zijn geboorteplaats Opdorp. Willem Pée bezocht in de jaren 30 voor zijn proefschriftonderzoek honderden Vlaamse en Nederlandse dorpen om de dialectgeografie van het diminutiefsuffix in kaart te brengen. Dat Blancquaert en Pée in dezelfde academische branche actief bleven, illustreert dat de dialectologie zich in volle ABN-periode kon handhaven als een bloeiende tak van de neerlandistiek.
27
Typerend is bijvoorbeeld de verklaring van Jo Dejaeger-Wolff, algemeen secretaris van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal: “Sommigen denken dat wij tegen de dialecten zijn. Dialecten zijn niet minderwaardig, doch zij zijn in deze tijd niet meer geschikt als communicatiemiddel. Het is een sociaal, economisch en cultureel belang dat Vlamingen uit alle kringen beschaafd Nederlands kunnen spreken en dat ook doen” (Dejaeger-Wolff 1965).
28
Spandoek op een vertoning van een ABN-film, in ‘Soldaten van het Nederlands’, Boulevard, BRTN-televisie, 11 oktober 1995.
29
Fragment uit Zwervers in het land der dromen, in ‘Soldaten van het Nederlands’, Boulevard, BRTN-televisie, 11 oktober 1995.
30
Fragment uit Zwervers in het land der dromen, in ‘Man over woord’, VRT-televisie, Canvas, 9 december 2011.
31
Gaston Eyskens (s.d.), fragment in ‘Man over woord’, VRT-televisie, Canvas, 9 december 2011.
32
Marnix Gijsen (s.d.), fragment in ‘Man over woord’, VRT-televisie, Canvas, 9 december 2011.
34
manke.usurpator.book Page 35 Thursday, August 16, 2012 4:12 PM
INLEIDING
33
“The Flemish sociolinguist Kas Deprez here indulges in the wildest contradictions: while arguing against a uniform type of standard language and of culture, and apparently delighting in diversity, he lapses into the opposite rhetoric [
…] One just wonders about the seething xenophobia that transpires from such assertions [
…] [and] pompous nonsense” (Duytschaever 1996: 100-101). Blijkbaar was het voor Nederlanders gemakkelijker om Deprez’ uitspraken te relativeren. Jeroen Brouwers, die uitvoerig over Vlaamse literatuur en aanverwante kwesties heeft gepubliceerd (zie ook Absillis in dit boek), noteerde in 1988 over Deprez’ ‘botste volk’-aantijging droogjes: “Van over zijn gezichtseinder heen gezien, heeft hij zonder enige restrictie gelijk” (Brouwers 1994: 36).
34
Taalwetenschapper Rik Geeraerts (KUB, nu: HUB): “Proberen te achterhalen hoe een fervente tegenstander van nationalistische reflexen tot zulke aberrante standpunten kon komen [
…] is uiteraard onmogelijk. Niemand [
…] zal betwisten dat hij er fundamenteel op uit was een dwarsligger te zijn en te blijven en misschien heeft dat geflirt met het onconventionele hem er telkens weer toe verleid andere, minder voor de hand liggende standpunten in te nemen, waardoor hij ongewild terechtkwam in het kamp van diegenen die hij eigenlijk wilde bestrijden” (2001: 657).
35
Barnard, B. 2008. “Vijf columns over taal (2): Waarom Joop van der Horst opgesloten moet worden”, in: Knack.be, 22 oktober 2008. http://www.ovv.be/page.php?ID=2648.
36
Zie daarvoor onder meer de Onderwijskrant (www.onderwijskrant.be). Ook oudonderwijsminister Frank Vandenbroucke verwees regelmatig naar de kwade gevolgen van “taalrelativisme” (Vandenbroucke 2007).
37
Doornaert, M. 2003. “Sluit ons toch niet op in het Vlaams”, in: De Standaard, 16 augustus 2003.
38
van Istendael, G., 2010. “Verkavelingsvlaams: hoe verder?”. Lezing op het colloquium “Belgisch-Nederlands in het spanningsveld tussen Verkavelingsvlaams en standaardtaal, KANTL, 29 april 2010.
39
Zie onder meer De Caluwe 2009; Geeraerts & De Sutter 2003; Geeraerts e.a. 2000; Grondelaers & Van Hout 2011; Jaspers & Brisard 2006; Plevoets 2008; Rys & Taeldeman 2007; Taeldeman 2008; Slembrouck & Van Herreweghe 2004; Vandekerckhove 2007; Vandekerckhove & Nobels 2010; Van Hoof 2012; Van Hoof & Jaspers 2012; Van Hoof & Vandekerckhove 2012; Zenner e.a. 2009.
40
Barnard, B. 2008. “Vijf columns over taal (2): Waarom Joop van der Horst opgesloten moet worden”, in: Knack.be, 22 oktober 2008. http://www.ovv.be/page.php?ID=2648.
41
Doornaert, M. 2003. “Sluit ons toch niet op in het Vlaams”, in: De Standaard, 16 augustus 2003.
42
Ibid.
35