1. Procedures
Inhoudsopgave Handleiding EVC Traject Erkennen Verworven Competenties Inleiding 1. Onderdelen van EVC-traject Het doel van EVC De uitkomst van het EVC-traject De stappen in het EVC-traject Stap 1 - Voorlichting en oriëntatie
4 4 5 6 6 6 7 7
Stap 2 - Aanmelding Stap 3 - Intakegesprek Stap 4 - Contract Stap 5 - Het maken van een portfolio Stap 6 - Portfolio-begeleiding Stap 7 - De beoordeling Stap 8 - De EVC-rapportage Afronding en evaluatie Klachten en bezwaarprocedure
7 8 8 8 8 9 10 10 10
2. Algemene competenties en vakcompetenties Inleiding De zeven competenties Vakspecifieke competenties Aanvullend vakgedeelte van het portfolio STARR-methode Criteria bewijsmateriaal
11 11 11 13 13 14 15
3. Portfolio Inleiding 1. Persoonlijke gegeven s en Curriculum Vitae 2. M o ti v ati e 3. De zelfbeoordeling Inleiding Opzet zelfbeoordeling Instructies voor zelfbeoordeling Competentie 1: Interpersoonlijk competent Competentie 2: Pedagogisch competent Competentie 3: Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent Competentie 4: Organisatorisch competent Competentie 5: Competent in samenwerking met collega’s Competentie 6: Competent in samenwerking met de omgeving Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling
16 16 16 20 21 21 22 22 24 26 28 30 32 34 36
© Copyright ADEF, 2009
2
Handleiding EVC Traject
4. Vakinhoud voor het vak .... Inleiding Zelfinschatting Vragenlijst Bijlagen Bijlage 1: Adresgegevens inleveren van het portfolio Bijlage 2: STARR formulier Bijlage 3: Checklist portfolio Bijlage 4: De kennisbasis voor het vak ... Bijlage 5: Begrippenlijst De kwaliteitscode voor EVC De kwaliteitscode voor EVC, de EVC-code Code en uitwerking EVC Rapportage
38 38 38 40 43 43 44 45 46 47 48 49 49 53
Verantwoording De toegepaste landelijke standaard De EVC procedure en de gehanteerde instrumenten Erkenning competenties Competentie 1: Interpersoonlijk competent Competentie 2: Pedagogisch competent Competentie 3: Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent Competentie 4: Organisatorisch competent Competentie 5: Competent in het samenwerken met collega’s Competentie 6: Competent in het samenwerken met de omgeving
55 55 55 55 56 57 58 60 61 62
© Copyright ADEF, 20093
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling
Erkennen Verworven Competenties 2009 (Logo Lerarenopleiding) Naam: Adres: Vak:
Auteurs: Marianne Zewald-Marskamp, Hogeschool Rotterdam Sonja de Bruin, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Mieke Trienekens, Regio College/ Hogeschool Amsterdam Anoek Huisman, Hogeschool Fontys Etto Planting, Windesheim Chrisma Immens, Hogeschool Utrecht
63
© Copyright ADEF, 2009
Inleiding U heeft besloten een EVC-traject te volgen. In deze handleiding kunt u lezen wat u van het EVC-traject kunt verwachten en hoe u zich het beste op het assessment kunt voorbereiden. Deel 1: hierin wordt uitgelegd wat het doel van EVC is, en wat u met de uitkomst van het EVC-traject kunt bereiken. Vervolgens wordt beschreven wat u moet doen om het EVC-traject verder te doorlopen en van welke begeleiding u hierbij gebruik kunt maken. Deel 2: het EVC traject impliceert dat er een inschatting plaatsvindt van de door u verworven en nog te verwerven competenties. Belangrijk hierbij is dat u zich een beeld kunt vormen van het beroep van leraar en de erbij behorende competenties. In deel 2 worden een zevental algemene beroepscompetenties besproken. U krijgt ook informatie over de vakmatige competenties en de kennisbasis van het vak (in deel 4). Hierdoor krijgt u een goed idee van de eisen en de verwachtingen die vanuit het onderwijs aan de docent worden gesteld. Deel 3: in het EVC-traject wordt beoordeeld welke beroepscompetenties u al heeft ontwikkeld, en wat u nog moet leren om te voldoen aan het volledige HBO-Bachelor profiel. In deel 3 van deze handleiding vindt u een toelichting op het maken van uw portfolio. Daardoor kunt u zich gericht voorbereiden op het assessment.
© Copyright ADEF, 20095
4
Deel 4: hierin vindt u de opdracht met betrekking tot het vakdeel. Feedback die kan leiden tot een verbetering van deze handleiding wordt op prijs gesteld.
We wensen u veel succes met uw EVC-traject!
1. Onderdelen van EVC-traject Het doel van EVC EVC staat voor het Erkennen van Verworven Competenties. Tijdens het EVC-traject wordt voor de Lerarenopleiding voor het vo/bve-veld vastgesteld over welke voor het beroep benodigde competenties (kennis, vaardigheden en beroepshouding) u al beschikt, en wat u nog moet leren om te voldoen aan het volledige profiel. Het maakt hierbij niet uit hòe u deze competenties hebt opgedaan; of dit nu is tijdens cursussen, door werkervaring, vrijwilligerswerk, hobby’s of andere privéactiviteiten. De competenties waarover u al beschikt worden officieel vastgelegd in een EVC-rapportage die u aan het eind van het EVC-traject krijgt. De EVC-rapportage vormt het bewijs van uw competentieniveau. U kunt dit bewijs voor verschillende doeleinden gebruiken: • als bewijs naar uw werkgever als u wilt doorgroeien naar een hoger functieniveau; • bij sollicitatie om de instroommogelijkheden in een baan in het vakgebied te vergroten; • •
om toegelaten te worden tot een verkort opleidingstraject om het hbodiploma te behalen; omdat u zelf inzicht wilt hebben in uw competentieniveau.
De uitkomst van het EVC-traject
Een EVC-traject is op ontwikkeling gericht. Uit het EVC-traject blijkt welke competenties u nog verder moet ontwikkelen. De EVC-rapportage vormt geen garantie dat u uw doel direct behaalt. Dit kan afhangen van de uitkomst van uw EVC-traject, en de gestelde eisen voor het doel dat u wilt bereiken. Als u wilt solliciteren naar een baan in het vakgebied of wilt doorgroeien naar een hoger functieniveau, bepaalt de werkgever of u tijdens het EVC-traject vastgestelde competentieniveau voldoende is om deze baan of functie te krijgen. De werkgever bepaalt hierbij de minimale eisen; als hij uw competentieniveau nog onvoldoende vindt, of wil dat u het volledige hbo-diploma behaalt, moet u zich na het doorlopen van het EVC-traject nog verder ontwikkelen. Dit kan bijvoorbeeld door het opdoen van meer ervaring tijdens betaald werk of vrijwilligerswerk, door het volgen van cursussen of door het instromen in de hbo-opleiding. Als u besluit in te stromen in de hbo-opleiding, dan meldt u zich via de reguliere weg aan. In principe kunt u zich aanmelden bij elke hogeschool die de opleiding waarvoor u het EVC-traject heeft doorlopen aanbiedt.
© Copyright ADEF, 20097
Wel kunnen er tussen hogescholen verschillen bestaan in de inrichting van het onderwijs en in de regels voor het samenstellen van verkorte opleidingstrajecten, waardoor de duur van het opleidingstraject enigszins kan verschillen. © Copyright ADEF, 2009
De stappen in het EVC-traject
De EVC-procedure voor de Lerarenopleidingen VO bestaat uit zeven stappen. Tijdens de eerste drie stappen onderzoekt u of een EVC-procedure voor u interessant is. We geven u bij het stappenplan een indicatie van de tijd die hiermee gemoeid gaat. We geven een korte toelichting bij de zeven stappen. Stappenplan EVC-traject V oor lichting en or iëntatie
1-2 weken
H o e m aa k i k ee n g o ede k eu ze?
Aanmelding
1 week
Waar moet ik zijn?
H e t i nt a keg es pr e k
2 weken
Kansen verkennen
H et contr act
2 weken
I nstrumenten vastleggen/betaling
Maken van een portfolio en bege-
4-7 weken
V erzamelen van materiaal voor de algemene
leiding
e n v ak c omp et en t ie s
P or t f o l iob eg e le id i ng
Begeleiding en advies bij het maken van het portfolio
De beoordeling
2 weken
Twee assessoren/ criterium gericht interview (CGI)
De EVC-rapportage
2 weken
Een schriftelijk rapport
Stap 1 - Voorlichting en oriëntatie
Tijdens de oriëntatie op een EVC-traject bent u in contact gekomen met het EVC-centrum of het assessmentcentrum van de Lerarenopleiding. Daar heeft u informatie gekregen over de het gehele traject. Vanuit de Lerarenopleiding krijgt u in de voorlichting tevens informatie over instrumenten waarmee u kunt bepalen of u het EVC- traject wilt doorlopen. Indien U besluit tot een opleidingstraject en niet voldoet aan de ingangseisen van het HBO dan is een 21+ toets noodzakelijk.
Stap 2 - Aanmelding
Wanneer u verder wilt met een EVC-procedure dan neemt u contact op met het EVC centrum. Dan kunt u zich daar aanmelden voor een © Copyright ADEF, 20098
6
Stap 3 - Intakegesprek
In het intakegesprek onderzoekt de intaker of het EVC- traject kansrijk voor u is. Daarna wordt er een contract opgemaakt waarin de te gebruiken EVCinstrumenten staan vermeld. intakegesprek.
Stap 4 - Contract
Na het intakegesprek kunt u ervoor kiezen om de procedure voort te zetten. Bij een positieve beslissing verplicht u of uw opdrachtgever zich tot betaling. Na deze stap gaat u over tot de stappen 5 t/m 7. Deze vormen de kern van het EVC-traject. Tijdens deze stappen gaat u uw competenties inzichtelijk maken en laten beoordelen door twee assessoren van het EVC-centrum.
Stap 5 - Het maken van een portfolio De eerst volgende stap is het maken van een portfolio. In het portfolio vermeldt u uw leer- en werkervaringen die relevant zijn voor de competenties van de lerarenopleiding Het portfolio bestaat uit de volgende vijf onderdelen: • Persoonlijke gegevens en Curriculum Vitae • Motivatie • Resultaten van instrumenten en reflecties • Zelfbeoordeling competentieprofiel • Vakinhoud Een bespreking van de eerste vier onderdelen vindt u in deel 3 van deze handleiding. Onderdeel 5 vindt u terug in deel 4 van de handleiding. Per onderdeel staat dan duidelijk beschreven welke informatie u moet geven. U levert het portfolio in tweevoud in.
Stap 6 - Portfolio-begeleiding Om u te helpen het portfolio zo goed en duidelijk mogelijk te maken krijgt u tevens een begeleidingstraject aangeboden tijdens het maken van het portfolio. U krijgt begeleiding en advies: • bij de vraag welk type informatie in het portfolio moet worden opgenomen; • • •
hoe u een zelfbeoordeling ten opzichte van het competentieprofiel kunt maken; welke bewijsstukken u kunt gebruiken; hoe u geschikte werksituaties kunt beschrijven.
De begeleiding wordt verzorgd door een EVC-begeleider van het EVC-centrum of assessmentcentrum van de Lerarenopleiding. De EVC-begeleider © Copyright ADEF, 20099
Deelname aan het begeleidingstraject is niet verplicht, u kunt het portfolio natuurlijk ook volledig zelfstandig maken.
screent uw portfolio op volledigheid. © Copyright ADEF, 2009
Stap 7 - De beoordeling
Tijdens het assessment wordt door twee assessoren beoordeeld in hoeverre u de beroepscompetenties van de lerarenopleiding die u gaat volgen al heeft ontwikkeld. Uiterlijk één week voor het assessment ontvangt u bericht van het EVC Centrum met het tijdstip, plaats en de namen van de assessoren die u zullen beoordelen. In een gesprek over het gemaakte portfolio wordt dan duidelijk of u aan de gestelde eisen voldoet. Daarvoor wordt de methode van het criterium gericht interview gebruikt. Een criteriumgericht interview (CGI) is bedoeld om door te vragen op de inhoud van het portfolio en om u daarop te laten reflecteren. Door middel van een criteriumgerichte vraagstijl waarbij praktijksituaties en taken centraal staan, wordt verder uitgediept welke competenties u heeft aangetoond of kunt aantonen. Houdt u er rekening mee dat u tijdens het gesprek nog meer voorbeelden van werksituaties volgens de STARR-methodiek – in aanvulling op de voorbeelden die u al in het portfolio heeft gegeven – moet kunnen geven. De assessoren vinden het daarbij erg belangrijk dat u goed kunt uitleggen waarom u in bepaalde situaties zo gehandeld heeft en welke kennis en inzichten u daarbij gebruikt heeft. De assessoren zullen bij het beoordelen van door u beschreven en toegevoegde bewijzen kijken naar de authenticiteit, actualiteit, relevantie en variatie ervan. Naar aanleiding van deze bewijzen kunnen zij verhelderende of toelichtende vragen stellen. De STARR methode wordt in deel 2 beschreven. Het is mogelijk dat op basis van het door u ingevulde vakdeel van het portfolio geen goed onderbouwde uitspraak kan worden gedaan over het beheersingsniveau van het vak en of er voldoende basiskennis of basisvaardigheden aanwezig zijn om een verkort opleidingstraject met succes te kunnen afronden. In dat geval kan aanvullende toetsing worden gevraagd. Over vorm, inhoud, tijd en plaats van deze aanvullende toets worden dan
8
aparte afspraken met u gemaakt.
Stap 8 - De EVC-rapportage
De assessoren verzamelen na afloop van de beoordeling alle bevindingen die zij op basis van het portfolio en het interview hebben gedaan; zij trekken hieruit conclusies en relateren deze uitkomsten aan het competentieprofiel waarop u bent beoordeeld. Zij leggen de beoordeling vast in de EVC rapportage. In deze rapportage wordt voor alle competenties beschreven en toegelicht in hoeverre u over de competenties beschikt. Uiterlijk 15 werkdagen na de beoordeling ontvangt u digitaal de concept EVC -r appor tag e. U h eef t 1 0 wer kd ag en d e tijd om d e EVC -r appor tag e kritisch te bekijken, en hier eventueel op te reageren. Als u feitelijke onjuistheden constateert of een eigen oordeel aan de rapportage wilt toevoegen kunt u dat schriftelijk doen. Als u niet binnen de periode van 10 werkdagen heeft gereageerd op de EVC-rapportage zal deze definitief worden vastgesteld. U krijgt de definitieve EVC-rapportage dan per post toegestuurd. U heeft gekozen voor een EVC-traject met een duidelijk doel voor ogen. Als u de definitieve EVC rapportage heeft ontvangen, is het van belang dat deze rapportage u ‘iets oplevert’. In een eindgesprek met één van de assessoren kan een toelichting worden gegeven op de rapportage en kan tevens advies over mogelijke vervolgstappen worden gegeven. U geeft zelf aan of u een eindgesprek op prijs stelt en via het EVC centrum of assessmentcen© Copyright ADEF, 200911
2. Algemene competenties en vakcompetenties trum maakt u dan een afspraak.
Afronding en evaluatie Als u de EVC-rapportage per post heeft ontvangen is het EVC-traject officieel afgerond. Wel wil het EVC centrum van u vernemen hoe u het EVCtraject heeft ervaren, en wat er wellicht nog verbeterd kan worden. Daarom vragen we u of u binnen twee weken na ontvangst van de EVC-rapportage het meegestuurde evaluatieformulier wilt invullen en terugsturen.
Klachten en bezwaarprocedure
Mocht u het oneens zijn met het eindoordeel in de EVC-rapportage, dan bestaat de mogelijkheid om hiertegen bezwaar aan te tekenen. Hiervoor kunt u gebruik maken van de klacht- en bezwaarprocedure. Om te informeren wat u moet doen om bezwaar aan te tekenen kunt u zich wenden tot het EVC centrum of assessmentcentrum van de Lerarenopleiding.
© Copyright ADEF, 2009
Inleiding
In deel 2 van de handleiding krijgt u informatie over de algemene en vakspecifieke competenties. Door deze informatie kunt u zich een beter beeld vormen van de eisen die aan het leraarschap worden gesteld. Om een gerichte voorbereiding mogelijk te maken leert u een specifieke methode, STARR, gebruiken. Deel 2 geeft u inzicht in de aard en inhoud van de competenties. De meer vakspecifieke competenties worden in verband gebracht met de landelijke kennisbasis die voor elk vak zijn geformuleerd. De informatie hierover vindt u in de bijlage van deel 4 (de kennisbasis). In deel 3 krijgt u aanwijzingen voor het scoren van deze competenties. U kunt dan invullen op welk niveau u competenties beheerst.
De zeven competenties 10
De algemene competenties van een goede leraar kunt u vinden op www.lerarenweb.nl. De landelijk erkende competenties zoals vastgesteld in de Wet Beroepen In het Onderwijs (WET BIO) maken deel uit van het EVC-traject. U reflecteert m.b.v. een zelfbeoordelingsmodel op de specifieke aspecten van de competenties en het bereikte niveau per competentie. Per competentie geeft u uw inschatting van de mate waarin u de competentie al dan niet beheerst. Daartoe gebruiken we een tabel die in deel 3 van deze handleiding wordt besproken. Het zelfbeoordelingsmodel is opgebouwd rondom 7 landelijk vastgestelde competentiegebieden: 1. interpersoonlijk 2. pedagogisch 3. vakinhoudelijk en vakdidactisch 4. organisatorisch 5. samenwerken met collega’s 6. samenwerken met de omgeving 7. reflectie en ontwikkeling
Voor een uitgebreide uitleg van deze competenties verwijzen we naar lerarenweb. Hieronder geven we een paar voorbeelden van ervaringen. Voorbeeld: Competentie 1. Interpersoonlijk competent Tijdens mijn vrijwilligerswerk in een bejaardentehuis heb ik ervaren hoe belangrijk het is echt te l u i s ter en e n m ij n m an i er va n pr at e n a an t e pa s se n a an d ieg en e d i e i k vo or me ha d. So mm ig e ouderen waren slechthorend en gingen heel erg af op mijn lichaamstaal, ze letten op het feit of ik oogcontact maakte of instemmend keek of juist verbaasd. Als ik te hard sprak raakten weer ander en van slag, dus ik moest heel goed nadenken wie ik voor me had.
© Copyright ADEF, 200913
Voorbeeld: Competentie 2. Pedagogisch competent In mijn vrije tijd ben ik als vrijwilliger werkzaam in buurthuis “de Wieken” en ik verzorg de activiteit “ K o ke n v oo r k i nde r e n” . H e t is i n d ez e gr oep b e la ngr ij k om o og t e h ebb en v oor g edr ag ss i gn a len die kinder en geven. Signalen die iets zeggen over hoe ze zich voelen en die misschien wel wijzen o p pr ob l em en . Zo heb ik een keer iemand in de groep gehad die gepest werd. Ik zag het gebeuren tijdens de kookactiviteit. Hij bleef altijd als laatste over, ik zag de pestende signalen die de andere kinderen gaven, zag hoe hij wegkroop etc. Ik heb toen, in overleg met de buurthuiswerker besloten om een groepsgesprek aan te gaan over pesten en samen met de kinderen een aantal regels af te spreken r on dom pe st e n. D ez e r eg e ls he bb en w e opg eh ang e n in de ke u ke n .
Voorbeeld: Competentie 3. Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent In de handbalclub geef ik training aan nieuwe leden (14/15 jarigen) over o.a. hoe je een bal kunt gooien. Ik vind het erg belangrijk dat ik bij het oefenen van gooien iedereen kan zien en dat iedereen mij kan zien. Ik zet iedereen dan in een kring en ga vervolgens te werk volgens het “praatje, plaatje, daadje systeem”.Ik begin met iedereen te laten gooien om te zien wat ze al kunnen, dan vertel ik hoe je een bal kunt gooien (bovenhands en onderhands), hoe je een bal vastpakt etc. Ik doe het dan zelf voor zodat ze kunnen zien hoe het moet en dan vraag ik iedereen om zelf te oefenen met het gooien van een bal. Van belang vind ik dan dat ik als eerste vertel wat goed gaat en dan aandacht vr aag voor de technie ken die minder gaan.
Voorbeeld: Competentie 4. Organisatorisch competent Vier jaar geleden wer kte ik als secretaresse op de afdeling personeel en organisatie van een middelgr oot bedr ijf. Er moest al t ijd van al les e n nog wat geor ganiseerd worden van person eelsu itjes tot cursussen voor het management. I k moest steeds checken wat ieder een wilde, of het kon qua planning en con for m al le af spraken en procedures . Daarna ast moesten al le a cti vite iten budgettair ook uitvoerbaar zijn. Iedereen op tijd informeren was dan de volgende stap zodat ze voldoende tijd hadden om in te schatten wat de komende periode van ze verwacht werd en wat zij van mij konden verwachten. Belangrijk hierbij was ook het stellen van prioriteiten bij tijdgebrek (ga ik met de planning van de uitjes verder of met mijn eigen werk?), of een lager budget.
© Copyright ADEF, 2009 12
Voorbeeld: Competentie 5. Competent in het samenwerken met collega’s Bij de scouting heb ik samen met 2 andere leden een training “eenvoudige ehbo-vaardigheden” ontwikkeld. Over wie wat zou doen zijn afspraken gemaakt. Ik hield me aan de afspraak. Mijn collega’s niet. Ik vond dit vervelend. Op deze manier zou het trainingsprogramma niet op tijd klaar zijn. Ik heb mijn collega’s hierop aangesproken en gezegd dat ik dit niet leuk vind. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik het jammer vind dat op deze manier onze tijd niet goed gebruikt wordt. Ik moet dit programma geven en dat betekent voor mij minder voorbereidingstijd.
Voorbeeld: Competentie 6. Competent in het samenwerken met de omgeving Als voorzitter van de oudercommissie van een kinderdagverblijf moest ik best vaak als intermediair fungeren tussen ouders en het kinderdagverblijf. Wat mij daarbij opviel is dat de informatie vanuit het kinderdagverblijf lang niet altijd aankwam bij de ouders of anders werd geïnterpreteerd. Dit leidde soms tot vervelende situaties. Navraag bij leidsters en bij ouders over “bepaalde regels” leverde bij beide partijen inzicht op in de wederzijdes verwachtingen. Zowel ouders als leidsters stellen het belang van het jonge kind voorop maar vanuit een ander perspectief. Regelmatig organiseren van thema-avonden over opvoedkundige kwesties en organiseren van zomerfeesten hoorden daarnaast ook tot mijn taken. Ten slotte hield ik alle actuele ontwikkelingen binnen de kinderopvang bij.
Voorbeeld: Competentie 7. Competent in reflectie en ontwikkeling Bij mijn baas werk ik als manager van een kleine groep mensen. Eigenlijk ben ik bij toeval in die functie gerold. Al doende kwam ik tot de conclusie dat vooral het motiveren en begeleiden van mensen mij niet zo goed afging. Ik had de neiging om de leiding te nemen en daarmee de verantwoordelijkheid naar mij toe te trekken. Het gevolg was dat mijn medewerkers met de handen over elkaar gingen zitten, ontevreden waren en ik me uit de naad werkte. Toen ik daarachter kwam heb ik iemand gezocht om hier iets aan te doen. Met een individuele coach heb ik de problematiek in kaart gebracht en geprobeerd om hierin verandering te brengen. Al met al leidde dit traject tot het inzicht dat ik het begeleiden en leren van mensen heel erg leuk vind.
Vakspecifieke competenties Aanvullend vakgedeelte van het portfolio Als u een EVC-procedure hebt aangevraagd voor één van de tweedegraads © Copyright ADEF, 200915
lerarenopleidingen, wordt u beoordeeld op het competentieprofiel van de tweedegraads leraar. Het beroep van leraar staat in dit competentieprofiel centraal. U vraagt echter altijd een EVC-procedure aan voor een tweedegraads leraar in een bepaald vak. Het vakgedeelte van dit competentieprofiel is dus verschillend. In het EVC traject wordt naast het beheersingsniveau voor het beroep tweedegraads leraar ook gekeken naar het beheersingsniveau van het vak, waarvoor u zich heeft aangemeld. De eerder verworven competenties met betrekking tot het vak en de vakdidactiek, brengt u in kaart in een apart vakgedeelte bij het portfolio. U vindt dit in deel 4 van de handleiding. Het vakgedeelte bestaat uit een zelfinschatting en een vragenlijst per vakdomein.
STARR-methode In het assessment moet u op concrete wijze verantwoorden in hoeverre u de competenties heeft verworven. Daarvoor kunt u de STARR methode gebruiken om uw competentieniveau aan te tonen. Het gaat hierbij zowel om de situaties als om de manier waarop u deze situaties beschrijft. STARR methode
SHulpvragen Situatie
Beschrijf de situatie hierbij kunnen zijn: Wat was de situatie? Wat gebeurde er? Wie waren erbij betrokken? Waar speelde de situatie zich af? Wanneer speelde de situatie zich
THulpvragen Taak
Beschrijf uw rol / taak in deze situatie kunnen zijn: Wat was uw taak? Wat waren de taken van anderen? Wat wer d er van u verwacht? Wat wilde u bereiken? Wat verwachtte uzelf van de situ-
AHulpvragen Actie
Beschrijf wat u heeft gedaan / hoe u heeft gehandeld kunnen zijn: wat hebt u precies gedaan? Hoe was uw aanpak? Hoe Resultaat
R
Beschrijf wat het resultaat van uw handelen was. Heeft u het resultaat bereikt dat u wilde bereiken? Hulpvragen kunnen zijn: Wat kwam eruit? Hoe is het afgelopen? Wat was het resultaat van uw handelen? Wat was het resultaat bij anderen? Reflectie
R
Reflecteer op uw handelen in deze situatie: waarom heeft u dit zo aangepakt; wat ging goed en wat zou u een volgende keer anders doen? H u l pv r ag en k un ne n z ij n : Wa t k u nt u h i eru i t a f l ei de n? W e lk e co mpe t en t ie s h ebt u laten z ien? Wel ke compete nti es die u had wil len late n zie n , hebt u n iet laten zien? I n hoeverre hebt u uw doel bereikt? Wat hebt u ervan geleerd? Wat zou u anders d oe n? W e l ke o nde rs te un i ng he bt u d aa rb ij no d ig?
Criteria bewijsmateriaal Naast het beschrijven van situaties met behulp van de STARR-methode neemt u ook bewijzen op in uw portfolio. Het bewijsmateriaal moet aan de volgende criteria voldoen: © Copyright ADEF, 2009
•
• •
•
authenticiteit: het aangedragen bewijsmateriaal dient daadwerkelijk een beeld te geven van uw beheersing van de materie (gebruikt u een voorbeeld van groepswerk dan gaat het om uw aandeel). actualiteitswaarde: het aangedragen bewijsmateriaal dient niet ouder te zijn dan 5 jaar. relevantie: het aangedragen bewijsmateriaal dient een beeld te geven van de beheersing van de competentie. U geeft zelf het verband aan tussen de competentie en het aangedragen bewijs. kwantiteit en variatie: Om het beheersingsniveau van een competentie aan te geven is het raadzaam bewijzen uit meerdere contexten aan te geven en variatie in de soorten bewijzen na te streven.
U bepaalt zelf welk bewijsmateriaal u opneemt. U gaat zelf na wat u relevant vindt voor het competentieprofiel waarop u beoordeeld gaat worden. Voorbeelden van bewijzen: • diploma’s / certificaten • getuigschriften • publicaties • producten zoals bijv. werkstukken, verslagen, schema’s • audiovisueel materiaal zoals o.a. geselecteerde onderwijsfragmenten of
© Copyright ADEF, 200917
14
3. Portfolio Inleiding een presentatie.
Het maken van een portfolio is een tijdrovende klus. U moet rekening houden met 40 uren. Veel mensen vinden het lastig om te bepalen welke ervaringen zij in het portfolio willen beschrijven. Ook is het moeilijk om de ervaring kort en bondig, maar wel duidelijk gerelateerd aan de opleidingscompetenties te beschrijven. In dit deel van de handleiding vindt u tips en criteria voor het samenstellen van uw portfolio. Het portfolio bestaat uit de volgende drie hoofdstukken: • Persoonlijke gegevens en Curriculum Vitae • Motivatie • Zelfbeoordeling competentieprofiel Over elk hoofdstuk krijgt u informatie.
1. Persoonlijke gegevens en Curriculum Vitae In een Curriculum Vitae zet u op een rijtje wat u allemaal gedaan hebt: uw persoonlijke geschiedenis of levensbeschrijving. De bedoeling is om op een overzichtelijke manier uw ontwikkeling in beeld te brengen. Het is gebruikelijk en zinvol om in een Curriculum Vitae duidelijk te vermelden waar u goed
in bent en wat u zoal gepresteerd hebt.
Persoonlijke gegevens Persoonlijke gegevens Naam Adres Telefoon Postcode/woonplaats E-mailadres Geboortedatum Geboorteplaats
© Copyright ADEF, 2009
Werkervaring Werkervaring Begin bij uw meest recente ervaringen: van nu naar vroeger. Graag beschrijven per ervaring
© Copyright ADEF, 200919
16
Welke beroepen/ functies/ activiteiten
Naam en omschrijving school/ bedrijf/ organisatie/ werkplek
Welke taken werden uitgevoerd
Wat heeft u geleerd
Aantal uren per week
Aantal jaren / wanneer van ....... tot .......
1
2
3
4
5
6
Scholing Overzicht van door u gevolgde scholing. Schrijf in het schema welk regulier onderwijs u hebt gevolgd. Begin bij uw meest recente ervaringen: van nu naar vroeger.
Graag beschrijven per ervaring. • Naam school; welke richting; welke vakken; • Hoeveel tijd op elke school; • Diploma of bewijs van voltooiing (kopie toevoegen!). Scholing
Naam school / opleiding
Richting vakken
Van tot
Diploma / bewijs (kopie meesturen)
1
2
3
4
5
6
© Copyright ADEF, 2009
Cursussen en trainingen © Copyright ADEF, 200921
18
Overzicht van door u gevolgde cursussen en trainingen. U kunt alle soorten cursussen en trainingen invullen; ook cursussen voor hobby en vrije tijd. Begin bij uw meest recente ervaringen: van nu naar vroeger. Graag beschrijven per ervaring. • Waar heeft u de cursus gevolgd? • Wat was de inhoud van de cursus? • Hoeveel uren duurde de cursus? Cur sussen en tr ainingen
Naam cursus / training
D oor we l k e org a-
D oe l v an de
Aantal
Certificaat
nisatie
cursus / training /
uren
Bewijs
uitgevoerd,
g eo rga n is ee rd
onderwerp/inhouden
van
deelname; kopie meesturen
1
2
3
4
5
2. Motivatie U beschrijft hier de reden waarom u een carrière in het onderwijs over-
weegt. Welke situaties en/of gebeurtenissen hebben hierop (grote) invloed gehad?
Motivatie
© Copyright ADEF, 2009
© Copyright ADEF, 200923
20
3. De zelfbeoordeling Inleiding In dit beschouwende deel van uw portfolio reflecteert u op de specifieke aspecten van uw bekwaamheid en het bereikte niveau per competentie. Per competentie geeft u aan in welke mate u de competentie beheerst. Het zelfbeoordelingsmodel is opgebouwd rondom 7 landelijk vastgestelde competentiegebieden: • interpersoonlijk • pedagogisch • vakinhoudelijk en vakdidactisch • organisatorisch • samenwerken met collega’s • samenwerken met de omgeving • reflectie en ontwikkeling De drie niveaus Elke competentiegebied omvat 3 niveaus van beheersing: • basis, • gevorderd, • bachelor niveau.
Basisniveau Kennisniveau (oriënterend, observerend) Bijdrage geleverd (assisterend, actief meewerkend, handelend) Bij aangetoond Basisniveau mag u enige verkorting van het opleidingstraject verwachten. Gevorderd niveau Zelfstandig (handelend, uitvoerend, ontwerpend, initiatiefrijk) Bij aangetoond gevorderd niveau op alle competenties mag u substantiële verkorting van het opleidingstraject verwachten. Bachelor niveau Verdiepend (analyserend, professioneel plannend, uitvoerend en (zelf)evaluerend handelen) Professioneel (standpuntbepalend, alternatieven overwegend zowel individueel als in overleg met anderen) Bij aangetoond bachelor niveau op alle competenties (inclusief beheersing van de kennisbasis van het vak) kan een aanvullende prestatie worden gevraagd voordat de tweedegraads bevoegdheid wordt verstrekt voor het betreffende vak.
© Copyright ADEF, 200924
Het kan zijn dat u zich onder het basisniveau van beheersing bevindt. U scoort dan niet op de betreffende beroepshandeling. Het is voor de assessoren helder dat u op de betreffende beroepshandeling nog niet het basisniveau heeft bereikt.
Opzet zelfbeoordeling Elke competentie is in de zelfbeoordeling op dezelfde wijze uitgewerkt: • een korte toelichting; • • •
een zelfbeoordeling, gebaseerd op beroepshandelingen behorende bij een bepaalde competentie; instructies voor de bewijsvoering die in het portfolio opgenomen dient worden; beoordelingscriteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van uw portfolio en tijdens het assessmentgesprek.
Instructies voor zelfbeoordeling Neem goed door hoe het zelfbeoordelingsmodel is uitgewerkt en toegelicht. Vul de zelfbeoordeling in conform de instructies in het model. U kruist per beroepshandeling slechts één niveau aan (Basis, Gevorderd, Bachelor 1 ), dit is het hoogste niveau dat u bereikt heeft. De normering is cumulatief: bij aankruisen van een bepaald niveau worden alle voorgaande niveaus dus tevens verondersteld. U vult uw zelfbeoordeling in voor de context waarin u werkzaam bent (geweest). De beoordeling van de assessoren is gericht op de mate waarin uw ervaring inzetbaar is voor het onderwijs in het tweedegraads gebied vo/bve. De bewijzen 2 hebben meestal betrekking op producten die u op uw werk heeft gemaakt. In het zelfbeoordelingsmodel worden hiervan voorbeelden gegeven. Let wel: deze voorbeelden zijn slechts bedoeld als denkrichting!
1 Basisniveau (BS):Kennisniveau: bijvoorbeeld: cursus gevolgd op dit terrein; als belanghebbende betrokken geweest hierbij; bijdrage geleverd hieraan, bijvoorbeeld als onderwijsassistent. Gevorderd niveau (GV):Zelfstandig uitgevoerd, bijvoorbeeld in de rol van leerkracht of groepsleider. Bachelor niveau (BC):Verdiepend: analyserend, plannend en (zelf)evaluerend handelen. Professioneel: standpuntbepalend, alternatieven overwegend, zowel individueel als in overleg met anderen overleggend en handelend. 2 U voegt maximaal 2 bewijsstukken toe aan de hand waarvan u uw kwaliteiten m.b.t. de competentie in het Criterium Gerichte Interview (CGI) verder kunt demonstreren. Bijvoorbeeld een beoordelingsverslag, een plan van aanpak of een groepsanalyse. Deze documentatie is in principe niet ouder dan vijf jaar en voorzien van: Een STARR-formulier; ⋅ Datum van vervaardiging; ⋅ Referentie indien mogelijk ⋅
© Copyright ADEF, 2009 © Copyright ADEF, 200925
22
Denk zelf na of u over andere, betere voorbeelden beschikt om de gevraagde activiteiten aan te tonen, en neem die op in uw portfolio. Houdt u aan het maximum aantal bewijzen dat wordt genoemd. Uw bewijzen hebben betrekking op situaties of producten die niet ouder zijn dan vijf jaar. Ter toelichting op elk bewijs vragen we u een STARR-formulier in te vullen (zie bijlage). Hierin licht u de Situatie toe waarin u het bewijs heeft gemaakt, de Taak/opdracht die u daarbij had, de Activiteiten die u zelf heeft uitgevoerd, het Resultaat waartoe dat heeft geleid en de wijze waarop u een dergelijke opdracht een volgende keer zou aanpakken (Reflectie). Let er op dat uw bewijzen altijd voorzien zijn van een datum en dat ze de tijdsspanne die in het zelfbeoordelingsmodel is aangegeven niet overschrijden! Voorzie de bewijzen tenslotte zoveel mogelijk van een referentie. Via referenties kunnen de assessoren een mening vragen over u en uw werk aan een derde partij. U kunt bijvoorbeeld denken aan uw leidinggevende, een docent van een opleiding die u heeft gevolgd of een collega waarmee u hebt samengewerkt. Indien de assessoren contact op willen nemen met de opgegeven referentie, wordt u daarvan altijd op de hoogte gesteld.
Competentie 1: Interpersoonlijk competent © Copyright ADEF, 200926
Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo’n leraar bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen/deelnemers en zoekt in zijn interactie met leerlingen/deelnemers een goede balans tussen: • leiden en begeleiden • sturen en volgen • confronteren en verzoenen • corrigeren en stimuleren.
Zelfbeoordeling interpersoonlijk competent NB: U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met:
BS
GV
BC
1. Contact maken met de leerlingen/deelnemers en ervoor zorgen dat zij contact kunne n maken met mi j en zich op hun gemak voele n. 2. Een kader bieden waarbinnen de leerlingen/deelnemers hun eigen leerpr oces kunnen vor mgeven en de leerli ngen/deeln emers daarbij helpen. 3. Een goed klimaat scheppen voor samenwerking met de leerlingen/ d ee l ne mer s en tu s se n d e le er li n ge n/ de e ln eme rs o nde rl i ng . Ten aanzien van eigen reflecties op dat handelen kunt u aangeven hoe dit (mede) tot stand komt op basis van: 4. Theoretische en methodische kennis ten aanzien van communicatietheor ieën, gr oepsdynamica e n int erculturel e communicat ie.
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met de inter per soon lijk e competenti e : B a si s ond er w ij s : ond er b ouw / b o ve nb ouw V oor tg ez et o nde r w ijs , sc ho o l ty p e Speciaal onderwijs, namelijk P eda gog i sc h e B er oep spr a kt ij k Vrijwilligerswerk, namelijk
© Copyright ADEF, 2009 © Copyright ADEF, 200927
24
Bedrijfsopleiding Anders, namelijk
Beoordeling: Interpersoonlijk competent D e dr ie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basis niveau •
U communiceert effectief, zowel mondeling als schriftelijk: toegankelijk, sensitief en overtuigend;
•
U reflecteer t op aanpak en resultaat en kunt uw sterke en minder sterke kanten benoemen;
gevorderd niveau •
U kunt communicer en in een multiculturele omgeving;
•
U kunt creatief handelen in complexe situaties;
bachelor niveau • •
U beschikt o ver anal ytis ch ver mogen en oordeelsvorming ; U werkt probleemgericht, d.w.z. dat u complexe probleemsituaties zelfstandig definieert en analyseert en op basis van relevante kennis en inzichten oplossingsstrategieën ontwikkelt en toepast.
Competentie 2: Pedagogisch competent
Een leraar voortgezet onderwijs en bve die pedagogisch competent i s, biedt de leerlingen/deelnemers in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Zo’n leraar zorgt ervoor: • dat de leerlingen/deelnemers weten dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden; • op een respectvolle manier met elkaar omgaan en uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen; • initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken; • hun affiniteiten en ambities leren ontdekken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan.
Zelfbeoordeling pedagogisch competent NB: U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met:
BS
GV
BC
1. Me een goed beeld vormen van het sociale klimaat in een groep, van het individuele welbevinden van de leer lingen/deelnemers en van de vorderingen die zij maken op het gebied v an zelfstand igheid en verantw oordelijk heid. 2. Op basis daar van ontwerpen van een plan van aanpak of een benadering o m d e l e e r l i n g e n / d e e l n e m e r s t e b e g e l e i d e n n aa r e e n v e i l i g e n h a rm o n i s c h leef- en werkklimaat en om hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling te bevor deren in de r ichting van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. 3.
D a t p l a n v a n a a np a k o f d i e be n a d e r i n g u i t v o e r e n , e v a l u e re n e n b i j s t e l l e n .
4. Problemen en belemmeringen in de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van leer l ingen/dee lnemer s signaleren en, e ventue el sa men met collega’ s, een passend plan van aanpak of benadering opstel len. Ten aanzien van eigen reflecties op dat handelen kunt u aangeven hoe dit (mede) ten stand komt op basis van theor etische en methodische kennis ten aanzien van: 5. Processen van identiteitsvorming, zingeving en waardeontwikkeling, inclusief de cultur ele bepaa ldheid daarvan. 6. Consequenties van deze processen (bij 5) in kaart brengen m.b.t. het eigen handelen (eigen ber oepsidentiteit).
© Copyright ADEF, 200929
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met de pedagogische competentie Basisonderwijs: onderbouw / bovenbouw Voortgezet onderwijs, schooltype Speciaal onderwijs, namelijk Pedagogische Beroepspraktijk Vrijwilligerswerk, namelijk Bedrijfsopleiding Anders, namelijk
© Copyright ADEF, 2009
Beoordeling: Pedagogisch competent De drie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau • •
U kunt effectief handelen in uiteenlopende situaties U bent in staat realistische doelen te stellen;
gevorderd niveau •
U kunt communiceren in een multiculturele omgeving;
•
U reflecteert op aanpak en resultaat en u kunt uw sterke en minder sterke kanten benoemen;
•
U kunt uw pedagogische opvattingen verantwoorden;
bachelor niveau •
U hanteer t r elev ante pedagogi sche modellen e n techni eken en u kunt uw keuze verantwo orden en onderbouwen;
•
U bent in staat een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, ethische of normatieve aspecten;
•
U werkt oplossingsgericht, d.w.z. dat u probleemsituaties zelfstandig definieert en analyseert en
26
daarvoor relevante oplossingsstrategieën ontwikkelt en toepast.
Competentie 3: Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent
Een leraar die vak- of beroepsinhoudelijk en vakdidactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de leerlingen/deelnemers relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij. Zo’n leraar: • stemt de leerinhouden en ook zijn doen en © Copyright ADEF, 200931
•
•
•
laten af op de leerlingen/ deelnemers en houdt rekening met individuele verschillen; bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren in en buiten school en leren in de context van de beroepsuitoefening; motiveert de leerlingen/deelnemers voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden; leert de leerlingen/deelnemers leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.
Zelfbeoordeling vakinhoudelijk en vakdidactisch competent NB: U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met: 1. Me een beeld te vormen van de mate waarin de leerlingen/deelnemers de leer inhoud beheer sen en van de manier waarop ze hun werk aanpakken. 2. Op basis daarvan ontwerpen van gevarieerde leeractiviteiten die voor de leerlingen/deelnemers uitvoerbaar zijn, waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid. 3. Die leeractiviteiten samen met zijn leerlingen/deelnemers uitvoeren, evalueren en bijstellen.
BS
GV
BC
6. De eigen beroepsidentiteit als (vak)leraar, onder andere bestaande uit een eigen werktheorie ontwikkeld op basis van eerdere ervaringen (transfer van ervaringen)
4. Leerproblemen en –belemmeringen signaleren en, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of benadering opstellen. Ten aanzien van eigen reflectie op dat handelen gaat het erom dat de aanpak en ondersteuning van het ‘l er en ler en ’ wordt verantwoord op basis van: 5. T h e o r i e ë n e n m o d e l l e n m e t b e t r e k k i n g t o t h e t w e t e n s c h a p p e l i j k f u n d a ment van het (school)vak, de (vak-)didactiek, onderwijs- en leertheorieën, met ver schi lle nde onder wijsarr angementen voor het vo ortgezet onderwijs en bve (onder andere actuele vormen van beroepsgerichte didactiek) (beheersing kennisbasis vak).
© Copyright ADEF, 2009
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met de vakinhoudelijke/vakdidactische competentie Basisonderwijs: onderbouw / bovenbouw Voortgezet onderwijs, schooltype Speciaal onderwijs, namelijk Pedagogische Beroepspraktijk
© Copyright ADEF, 200933
28
Vrijwilligerswerk, namelijk Bedrijfsopleiding Anders, namelijk
Beoordeling: vakinhoudelijk en vakdidactisch competent De drie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau •
U beschikt over (actuele) kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden passend bij de inhoudelijke vakdiscipline;
• •
U kunt realistische doelen stellen; U kunt uw sterke en minder sterke kanten benoemen;
gevorderd niveau •
U kunt variëren in onderwijsleersituaties;
•
U reflecteert op uw didactische aanpak en het resultaat daarvan;
•
U beheerst de kennisbasis van uw vakgebied;
bachelor niveau • • •
U bent in staat een krachtige leeromgeving te creëren; U kunt inspelen op verschillen tussen leerlingen/deelnemers; U kunt uw vakinhoudelijke opvattingen en didactische keuzes verantwoorden vanuit een visie op onderwijs;
• •
U maakt gebruik van relevante en actuele theoretische en methodische inzichten; U werkt probleemgericht, d.w.z. dat u complexe probleemsituaties zelfstandig definieert en analyseert en op basis van relevante kennis en inzichten oplossingsstrategieën ontwikkelt en toepast.
Competentie 4: Organisatorisch competent
De leraar voortgezet onderwijs en bve die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat de leerlingen/deelnemers een ordelijke en taakgerichte omgeving treffen. Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, leerbedrijf, buitenschoolse projecten) zorgt de leraar (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen. Zo’n leraar zorgt er dus voor dat de leerlingen/deelnemers: • weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief; • weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moeten (of kunnen) doen. Beroepscontext
Zelfbeoordeling organisatorisch competent Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met de
NB: U kruist competentie per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, organisatorische bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Basisonderwijs: onderbouw / bovenbouw Voortgezet onderwijs, Ik heb ervaring met:schooltype
BS
GV
BC
Speciaal onderwijs, namelijk 1. Op een consequente manier hanteren van concrete, functionele en door de l e er l i nge n /de e ln em er s ge dra ge n pro ce dur es e n a f spra k en .
Pedagogische Beroepspraktijk
2. Organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aanbieden die leerdoe-
Vrijwilligerswerk, namelijk len en leeractiviteiten ondersteunen.
Bedrijfsopleiding 3. Voor mijn onderwijs een planning aanhouden die bij de leerlingen/deelnemers bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen; het
Anders, adequaatnamelijk omgaan met tijd.
Ten aanzien van eigen reflectie op dat handelen gaat het erom dat de aanpak en ondersteuning v a n he t k la ss enm an ag eme n t w ord t ver an tw oor d o p b as i s va n : 4. Theorieën en modellen met betrekking tot klassenmanagement en organisator ische aspec ten van l eero mgevingen. 5. Uw beroepsidentiteit, onder andere bestaande uit een eigen werktheorie ontwikkeld op basis van eerdere ervaringen (transfer van ervaringen)
© Copyright ADEF, 2009
Beoordeling: organisatorisch competent
© Copyright ADEF, 200935
30
De drie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau • •
U kunt realistische doelen stellen; U reflecteert op uw aanpak en het resultaat daarvan;
•
U kunt uw sterke en minder sterke kanten benoemen;
gevorderd niveau •
U kunt in onverwachte situaties op een professionele manier improviseren;
•
U kunt daarbij duidelijke prioriteiten stellen;
bachelor niveau • • •
U pakt uw werkzaamheden planmatig aan; U kunt uw opvatting en uw aanpak van klassenmanagement verantwoorden; U kunt eenvoudige leidinggevende taken uitvoeren.
Competentie 5: Competent in het samenwerken met collega’s
Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega’s, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n leraar: • goed met collega’s communiceert en samenwerkt; • een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren; • een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school.
Zelfbeoordeling: competent in het samenwerken met collega’s NB: U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus © Copyright ADEF, 200937
van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met:
BS
GV
BC
1. Delen van informatie die voor de voortgang van het werk van belang is met collega’s en gebr uik maken van de informatie van collega’s. 2. Een constructieve bijdrage leveren aan verschillende vormen van overleg en s am enw er ke n op sc ho o l . 3.
Collegiale consultatie en intervisie.
4. Met collega’s (onderzoeksmatig) samenwerken aan de ontwikkeling en verbeter ing van de school. 5. Het afstemmen van de ontwikkeling van mijn bekwaamheid op het beleid van de school en de ontwikkeling en afspraken binnen het team. Ten aanzien van de r eflectie op dat handelen gaat het erom dat u de aanpak en ondersteuning van het samenwer ken met col lega’ s verantwoordt op basis van: 6. Theorieën en modellen met betrekking tot samenwerking en onderwijsinnovatie, kwaliteitszor g, leerlingvolgsystemen en organisatievormen voor scholen.
© Copyright ADEF, 2009
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met competent in samenwerking met collega’s Basisonderwijs: onderbouw / bovenbouw Voortgezet onderwijs, schooltype Speciaal onderwijs, namelijk Pedagogische Beroepspraktijk Vrijwilligerswerk, namelijk Bedrijfsopleiding Anders, namelijk
Beoordeling: competent in het samenwerken met collega’s D e dr ie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau •
U reflecteert op uw aanpak en het resultaat daarvan;
•
U kunt uw sterke en minder sterke kanten benoemen;
gevorderd niveau • •
U bent in staat om informatie, ideeën en oplossingen op anderen over te brengen; U bent in staat samen te werken in een multidisciplinaire omgeving;
bachelor niveau •
U kunt uw opvattingen en uw werkwijze op het gebied van samenwerken met collega’s en functioneren in een schoolorganisatie verantwoorden;
• • •
U voldoet aan de eisen die een arbeidsorganisatie aan u stelt; U houdt in uw werk rekening met uw collega’s en met de belangen van uw school; U kunt eenvoudige leidinggevende taken uitvoeren.
© Copyright ADEF, 200939
32
Competentie 6: Competent in het samenwerken met de omgeving Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving zorgt voor een goede communicatie en afstemming met ouders of verzorgers van de leerlingen/deelnemers. Hij zorgt in overleg met de leerling voor een goede communicatie en afstemming tussen school, leerling en bedrijven of instellingen waar de leerling (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft. Hij maakt doeltreffend gebruik van het professionele netwerk van de school als het gaat om de opleiding van de leerling of de zorg voor de leerling. Hij gaat verantwoordelijk en zorgvuldig om met de contacten die hij namens de school onderhoudt met de omgeving van de school.
Zelfbeoordeling competent in het samenwerken met de omgeving NB: U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met:
BS
GV
BC
1 A an o ude r s en a nde r e be l an gh ebb en de i nf orm at i e g e ve n o p ee n p ro fe s si onele manier over de leer lingen/deelnemers en ik maak gebruik van de informatie. 2. Overleg met de leerling en andere betrokkenen waarin ik zorg voor afstemming tussen het leren in en buiten de school en voor duidelijkheid over ieders ver antwoor delijkheid en bijdrage hierin. 3. Op een constructieve manier deelnemen aan verschillende vormen van overleg met mensen en instellingen buiten de school. 4. Professionele opvattingen en werkwijzen met betrekking tot een leerling/ deelnemer ver(ant) woorden aan ouders en andere belanghebbenden en in gezamenlijk over leg zonodig mijn werk met die leerling aanpassen. Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het erom dat u de aanpak en ondersteuning van s am enw er k in g m et de omg e v in g ver an tw oo rdt op ba s is v an: 5.Theorieën en modellen met betrekking tot de leefwereld en culturele achtergronden van opvoeders en de professionele infrastructuur waar de school o nd er d ee l v an u i tma a kt 6 . T h e o r i e ë n e n m o d e l l e n m et b e t r e k k i n g t o t d e c u l t u ur e n d e a c t u e l e g a n g van zaken in het bedrijfsleven waarin leerlingen/deelnemers participeren, de regelgeving en samenwerkingsprocedures tussen school en bedrijven en instell i n ge n wa ar m ee wor dt s ame ng ewe rk t , e n d e af st emm i ng tus s en h et b i nn e nschools en het buitenschools leren
© Copyright ADEF, 2009 34
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met c o m p e t e n t i n sa m e nw e r k e n me t d e om g e v i n g Basisonder wijs : onder bouw / bovenbouw V oor tg ez et o nde r w ijs , sc ho o l ty p e Speciaal onderwijs, namelijk P eda gog i sc h e B er oep spr a kt ij k Vrijwilligerswerk, namelijk Bedr ijfsopleiding Ander s, namelijk
Beoordeling: competent in het samenwerken met de omgeving De drie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau •
U bent in staat om op een open en constructieve manier te communiceren;
• •
U reflecteert op uw aanpak en het resultaat daarvan; U kunt uw ster ke en minder sterke kanten benoemen;
gevorderd niveau •
U bent in staat tot samenwerken in een multiculturele en multidisciplinaire omgeving;
bachelorniveau •
U kunt uw opvattingen en uw werkwijzen op het gebied van samenwerken met ouders verzorger s en ander en buiten de school verantwoorden ;
•
U kunt uw opvattingen en werkwijzen op het gebied van samenwerken met stageverlenende
•
U toont betrokkenheid bij ethische, normatieve en maatschappelijke vragen in de beroepspr ak-
bedr ijven ver antwoorden; tijk.
© Copyright ADEF, 2009
35
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling
Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar: • weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat; • heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten; • werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling; • stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.
Zelfbeoordeling competent in reflectie en ontwikkeling NB:U kruist per beroepshandeling het hoogste niveau (basis, gevorderd, bachelor) aan dat u bereikt heeft. Indien geen van bovenstaande niveaus van toepassing zijn, vult u niets in. Ik heb ervaring met:
BS
GV
1 Planmatig werken aan de ontwikkeling van mijn bekwaamheid, op basis van een goede analyse van mijn c ompetenties. 2. Het afstemmen van mijn bekwaamheid op het beleid van de school en de ontwikkeling en afspr aken binnen het team. 3. Het gebruikmaken van informatie van leerlingen/deelnemers en collega’s (in school en bedr ijf) bij die ontwikkeling en ook Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het erom dat u de aanpak en ondersteuning van s am enw er k in g m et de omg e v in g ver an tw oo rdt op ba s is v an: 4. Actuele ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de maatschappij die relevant zijn voor het onderwijs. 5. Actuele ontwikkelingen op het gebied van inhouden, werkwijzen en organisatievormen in het voortgezet onderwijs en bve. 6. Actuele ontwikkelingen op het gebied van de pedagogiek en de didactiek die relevant zijn voor het onderwijs.
© Copyright ADEF, 200942
BC
Beroepscontext Noteer in de rechterkolom in welke (beroeps)contexten u specifiek ervaring heeft opgedaan met competentie r ef lect ie en ontwi kkel ing. B a si s ond er w ij s : ond er b ouw / b o ve nb ouw V oor tg ez et o nde r w ijs , sc ho o l ty p e Speciaal onderwijs, namelijk P eda gog i sc h e B er oep spr a kt ij k Vrijwilligerswerk, namelijk Bedr ijfsopleiding Ander s, namelijk
Beoordeling: competent in reflectie en ontwikkeling De drie niveaus zijn op de volgende wijze uitgewerkt voor deze competentie. De niveaus zijn cumulatief.
basisniveau • •
U bent in staat te r eflecteren op de eigen sterke en zwakke kanten U bent in staat feedback van anderen te benutten voor het verbeteren van eigen functioneren.
gevorderd niveau •
U bent in staat met behulp van reflectie en feedback van anderen systematisch te werken aan het verbeteren van eigen functioneren;
•
U kunt een persoonlijke visie op onderwijs verwoorden.
bachelorniveau •
U bent in staat uw visie op leren, leerlingen en het leraarschap te verwoorden en te verantwoorden, mede op basis van theor etische co ncepten, actue le en relevante ontw ikk el ingen;
• •
U kunt planmatig werken aan de eigen ontwikkeling; U kunt aantonen een genuanceerd beeld te hebben van eigen competenties en de eigen sterke en zwakke kanten daarin.
© Copyright ADEF, 2009
37
4. Vakinhoud voor het vak .... Inleiding Deel 4 van de handleiding heeft betrekking op de vakinhoud (en vakdidactiek) van het schoolvak waar u voor gekozen heeft. Het bestaat uit een zelfinschatting van uw kennis, houding en vaardigheden van het vak (en de vakdidactiek) en een vragenlijst m.b.t. ieder domein van het door u gekozen schoolvak. Het is de bedoeling dat u door het invullen een realistisch en betrouwbaar beeld geeft van uw ‘bagage’ (oftewel bekwaamheid) t.a.v. de genoemde vakinhoudelijke (en vakdidactische) onderwerpen. Het gaat dus om een beeld dat recht doet aan hetgeen u al ‘in huis heeft’. Ter ondersteuning vindt u in de bijlage het vakgedeelte uit de kennisbasis voor de lerarenopleiding (...vak). In de eerste kolom staan de domeinen (hoofdthema’s). In de tweede kolom de categorie/kernconcepten. In de derde kolom wordt er een omschrijving gegeven. In de laatste kolom worden er voorbeelden beschreven. Hoe wordt dit vakgedeelte van het portfolio gebruikt in het assessment? De zelfinschatting en de vragenlijst worden beoordeeld en in het criteriumgerichte interview n.a.v. uw portfolio zal er nader op worden ingegaan aan de hand van vragen, zoals: • Hoe was uw aanpak ... • Kunt u voorbeelden geven van ... • Wat is uw visie op ...
Zelfinschatting In onderstaand schema kunt u per domein uit de kennisbasis aangeven in welke mate u zich in het betreffende aspect bekwaam acht voor het verzorgen van onderwijs in het VMBO, MBO en onderbouw HAVO/VWO. Desgewenst kunt u op een aparte pagina een uitgebreidere toelichting geven. U kunt daarin ook expliciet aangeven welke lacunes u denkt te hebben. Voor de categorieën waarop u uzelf bekwaam of deels bekwaam acht, vragen we u de bijgevoegde vragen (de vragenlijst per domein) zo uitgebreid mogelijk te beantwoorden. Ook nodigen we u uit om uw bekwaamheid te onderbouwen met bewijsstukken. Een bewijsstuk moet altijd door derden bevestigd zijn.
© Copyright ADEF, 2009
38
Vragenlijst Domein 1: Categorie / kernconcepten: Etc.... Zelfinschatting domeinen kennisbasis Domein
categorie / kernconcept
bekwaam: ja/deels/nee
toelichting eventueel verwijzen naar vragenlijst en/of bijlage
1.
1.1 1.2 1.3
2.
Etc...
2.1 2.2 2.3
3.
3.1 3.2 3.3
4.
4.1 4.2 4.3
5.
5.1 5.2 5.3
6.
6.1 6.2 6.3
Etc.
© Copyright ADEF, 2009 45
nummer bewijsstuk
Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten? Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Domein 3: Denk daarbij bijvoorbeeld aan: Categorie / kernconcepten: •3.1 Opleidingen, trainingen en cursussen •3.2 Toepassingen in werksituaties •3.3 Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door Etc.... u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein?
Domein 2: Categorie / kernconcepten: 2.1 2.2 2.3 Etc.... Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten? Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Denk daarbij bijvoorbeeld aan: • Opleidingen, trainingen en cursussen • Toepassingen in werksituaties • Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein?
© Copyright ADEF, 2009
Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten?
40
Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Denk daarbij bijvoorbeeld aan: • Opleidingen, trainingen en cursussen • Toepassingen in werksituaties • Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein?
Domein 4:
Categorie / kernconcepten: 4.1 4.2 4.3 Etc... Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten? Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Denk daarbij bijvoorbeeld aan: • Opleidingen, trainingen en cursussen • Toepassingen in werksituaties • Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein?
© Copyright ADEF, 2009 47
Domein 5 Categorie / kernconcepten: 5.1 5.2 5.3 Etc... Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten? Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Denk daarbij bijvoorbeeld aan: • Opleidingen, trainingen en cursussen • Toepassingen in werksituaties • Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein?
Domein 6: Categorie / kernconcepten: 6.1 6.2 6.3 Etc... Welke kennis en vaardigheden heeft u bij de hierboven genoemde categorieën / kernconcepten? Waar en wanneer hebt u deze kennis en vaardigheden verworven? Welke activiteiten hebt u in verband met deze onderwerpen verricht? Denk daarbij bijvoorbeeld aan: • Opleidingen, trainingen en cursussen • Toepassingen in werksituaties • Activiteiten in de hobbysfeer. Lever bewijsstukken die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen bij de door u beschreven activiteiten. Bewijsmateriaal moet altijd door derden bevestigd zijn. Nummer de bewijsstukken en geef in het schema van de zelfinschatting duidelijk aan welke nummers bij deze categorie horen. Wat wilt u verder opmerken m.b.t. uw deskundigheid op dit terrein? © Copyright ADEF, 2009 © Copyright ADEF, 2009 48
42
Bijlage 2: STARR formulier
Bijlagen
STARR-formulier bij competentie: Titel bewijs: _________________
Bijlage 1: Adresgegevens inleveren van het portfolio
(Graag zelf de gegevens van de Hogeschool invullen)
Relevant voor (noteer de nummers van beroepshandelingen) : © Copyright ADEF, 2009 49
Geef een korte toelichting op de situatie waarin het bewijs tot stand is gekomen door de onderstaande vragen te beantwoorden. Voeg het ingevulde blad bij het bewijs in uw portfolio. N aa m o pdr a ch tg e ver : Datum:
S S i t u a t i ebeschr : ijf de aanleiding en het doel van de opdracht/taak: T T a a k : beschrijf de exacte taak/opdracht die u had en uw rol/functie daarin. Geef tevens aan of het hier een complexe taak betrof of niet, en waaruit dat bleek.
Adeze
Activiteiten: beschrijf de activiteiten die achtereenvolgens zijn ondernomen in het kader van opdr acht. Geef tevens aan wel ke acti vite iten daarvan voor u w rekening kwamen.
R R e s u l t a a t : beschrijf het resultaat van de opdracht en hoe dat resultaat is o n t v a n g e n d o o r verschillende betrokkenen (opdrachtgever, klanten, etc.). Wat is er vervolgens met dat result aa t g ebe urd ?
R R e f l e c t i e : wat is de “leeropbrengst” geweest voor uzelf? Wat zou u een volgende k e e r b i j een vergelijkbare opdracht hetzelfde aanpakken en/of wat anders. Waarom? Denk met name aan de transfer naar de beroepscontext waarvoor de opleiding specifiek bedoeld is.
Referenties:
© Copyright ADEF, 2009
44
Bijlage 3: Checklist portfolio 1. Het CV is volledig ingevuld; kopieën van diploma’s, getuigschriften e.d. zijn toegevoegd. 2. D e m o t i v a t i e i s b e s c h r e v e n 3. De resultaten van de gebruikte instrumenten (zelfevaluatie beheersing kennisbasis, taaltoets, de Quickscan) zijn toegevoegd. 4. H e t z e lfb e oor d e l ing s mod e l i s volle d ig ing e v uld 5. P e r c om p e te n tie is r e le va nt b e w ij s toe g e voe g d . 6. Het aantal bewijzen overschrijdt het maximaal aantal genoemde stukken niet. 7. De bewijzen zijn zoveel mogelijk voorzien van een referentie. 8. Bewijze n zij n nie t ouder d an 5 jaar. 9. P e r b ew ij s is ee n ST ARR -f ormulie r toeg e voeg d . 10 . E e n kop ie va n uw aa nmeld ing s f or mulie r is toe ge voeg d . 11 . Het voorblad van het portfolio is voorzien van titel, naam, adres, telefoon, e-mail , de beroepsrichting ofwel specifieke opleiding waarvoor u EVC doet. 12 . Het portfolio is in tweevoud in hard copy beschikbaar.
© Copyright ADEF, 2009 51
Bijlage 4: De kennisbasis voor het vak ...
© Copyright ADEF, 2009
46
Bijlage 5: Begrippenlijst Beroepscompetenties: Ontwikkelbare vermogens om adequaat, doelbewust en gemotiveerd te handelen in beroepssituaties.
Beroepshandeling: Deze handeling/indicator beschrijft aan welke kennis-, houding- en gedragsei sen i em an d m o et vo l d o en o m c o mp eten t b eo or d eeld te wor d en . Wa t moet iemand kennen, kunnen en zijn om een professional te worden.
CGI:
Criterium gericht interview. Een gestructureerd gesprek over (beroeps) situatie(s) waarin je jouw competenties laat zien.
Competenties:
Competenties zijn beroepsbekwaamheden. Daarmee bedoelen we een combinatie van kennis, vaardigheden en houdingen. Deze combinatie is nodig om op een goede manier taken uit te voeren, situaties te analyseren, oplossingen te vinden.
EVC instrumenten: Portfolio, CGI en beeldmateriaal
Kennisbasis: Met het begrip kennisbasis wordt verwezen naar het geheel van kennisvereisten waarover een startbekwame leraar moet beschikken. De kennisbasis in deze zin bevat naast kennisvereisten op het terrein van het schoolvak ook kennisvereisten met betrekking tot het pedagogisch-didactisch terrein. Zie ook www.kennisbasis.nl
STARR-methodiek:
Een methode om beroepssituaties en je eigen rol daarin systematisch in kaart te brengen. STARR is een onderdeel van het CGI.
Vakmatige competenties: Vakmatig houdt in dat niet alleen vakinhoudelijke kennis en vaardigheden beheerst worden. Ook actief zijn in het onderhouden, verbreden en verdiepen hoort bij deze competentie.
Summatief beoordelen: Waarderend beoordelen.
© Copyright ADEF, 2009 53
De kwaliteitscode voor EVC 2009
Naam hogeschool en/of instituut Logo
© Copyright ADEF, 2009 54
© Copyright ADEF, 2009
De kwaliteitscode voor EVC, de EVC-code De EVC-code bestaat uit vijf codes: • Het doel van EVC is individuele competenties zichtbaar te maken, te waarderen en te erkennen; • EVC beantwoordt primair aan de behoefte van het individu, rechten en afspraken zijn duidelijk verwoord en geborgd; • Procedures en instrumenten zijn betrouwbaar en gebaseerd op goede standaarden; • Assessoren en begeleiders zijn competent, onpartijdig en onafhankelijk; • De kwaliteit van de EVC-procedure is geborgd en wordt continu verbeterd. Elke code is verder uitgewerkt. Organisaties die met EVC aan de slag gaan, kunnen de Kwaliteitscode EVC gebruiken bij het beoordelen van de kwaliteit van hun EVC-procedures.
Code en uitwerking 1. Het doel van EVC is het zichtbaar maken, waarderen en erkennen van individuele competenties. Het erkennen van verworven competenties heeft een waarde in zichzelf en draagt bij aan employability. EVC leidt in veel gevallen tot verdere loopbaangerelateerde persoonlijke ontwikkeling. Uitwerking: • Aan de EVC-procedure is expliciet een doel verbonden. Een EVC-procedure biedt geen garantie op het direct bereiken van het doel. • Een EVC-traject is op ontwikkeling gericht. • De EVC biedende organisatie en elk individu hebben overeenstemming bereikt over het gebruik van de resultaten van EVC.
2. EVC beantwoordt aan de behoefte van het individu. Rechten en afspraken met de EVC-biedende organisatie zijn duidelijk verwoord. Uitwerking: © Copyright ADEF, 2009 55
48
2.4 De deelnemer beslist of hij deelneemt aan de EVC-procedure en ontvangt daartoe alle relevante informatie. 2.1 De toegankelijkheid van de EVC-procedure voor deelnemers is vastgelegd. 2.2 Deelname aan de EVC-procedure vindt in principe plaats op basis van vrijwilligheid. 2.3 De EVC-biedende organisatie en de deelnemer hebben afspraken gemaakt over het optimaal doorlopen van de EVC-procedure. 2.5 Tijdpad voor de gehele procedure is realistisch, haalbaar en vooraf bekend. 2.6 De privacy van de deelnemer is gewaarborgd en de resultaten van de EVC-procedure zijn eigendom van de deelnemer, tenzij anders vooraf overeengekomen. 2.7 De deelnemer heeft het recht om in bezwaar te gaan en de mogelijkheid hiertoe is geregeld.
3. Procedure en instrumenten zijn betrouwbaar en gebaseerd op goede standaarden. Vertrouwen is het sleutelbegrip. Vertrouwen heeft te maken met civiel effect, goed gedefinieerde standaarden, duidelijke informatie over de manier waarop assessments worden uitgevoerd en op basis van welke argumenten conclusies zijn getrokken. Uitwerking: 3.1 Een EVC-procedure voor de lerarenopleidingen VO/BVE bestaat uit acht stappen: voorlichting en oriëntatie, aanmelding, het intakegesprek, het contract, maken van het portfolio, begeleiding bij het maken van het portfolio, de beoordeling, de EVC-rapportage. 3.2 Taken en bevoegdheden van alle betrokkenen in alle fasen van de procedure zijn bekend en functioneren. 3.3 Er wordt gebruik gemaakt van een standaard die is afgestemd op het relevante werkveld en die leidt tot civiel effect. De lerarenopleidingen VO/BVE gebruiken als beoordelingsstandaard de landelijk erkende competenties zoals vastgesteld in de Wet Beroepen in het Onderwijs. In de EVC procedure van de Lerarenopleidingen VO/BVE worden de vakspecifieke competenties aanvullend op de SBL competenties
3.4 De kwalificatie-eisen die in de EVC-procedure gehanteerd worden zijn gelijk aan de kwalificatie-eisen die bij de reguliere examinering gebruikt worden. beoordeeld. Deze vakspecifieke competenties zijn gerelateerd aan de Kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleidingen. In de beoordelingsstandaard hanteren de lerarenopleidingen drie niveaus van beheersing: een basis, gevorderd en bachelorniveau. In de EVC rapportage wordt voor alle SBL competenties het beheersingsniveau van de deelnemer aangegeven. Het beheersingsniveau van de vakspecifieke competenties wordt in de EVC rapportage aanvullend beschreven. © Copyright ADEF, 2009
3.5 De betrouwbaarheid en validiteit van de gehanteerde assessmentinstrumenten en procedures is geborgd, ook als die extern worden ingekocht. 3.6 Het beoordelingsinstrumentarium maakt gebruik van bewijsmateriaal dat waar dan ook is behaald. 3.7 Een deelnemer heeft het recht om schriftelijk te reageren als door hem feitelijke onjuistheden worden geconstateerd in de rapportage. Een deelnemer kan ook schriftelijk reageren wanneer hij een eigen oordeel wil toevoegen aan de rapportage. 3.8 De deelnemer heeft recht op een afsluitend gesprek en wordt geïnformeerd over de uitslag. Deze uitslag, inclusief de civiele waarde van de uitslag wordt vastgelegd in een EVC-rapportage, die voldoet aan het format EVC Rapportage.
4. Assessoren en begeleiders zijn competent, onafhankelijk en onpartijdig. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn cruciale factoren binnen de beoordeling en zijn ingebed in de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken assessoren. Het is van groot belang om onnodige vermenging van rollen te voorkomen. Onpartijdigheid kan versterkt worden door training en het gebruik van netwerken. Uitwerking: 4.1 De onafhankelijkheid van de assessoren is gewaarborgd. 4.2 De rol van begeleiders en assessoren is gescheiden. © Copyright ADEF, 2009 57
50
4.3 De begeleiders zijn aantoonbaar competent. Zij zijn in staat om procedures te presenteren, individuen te interviewen, te begeleiden en feedback te geven, ze zijn vakbekwaam in het beroep waarin ze begeleiden. 4.4 De assessoren zijn aantoonbaar competent. Zij zijn in staat om individuen te interviewen, feedback te geven en te beoordelen; zij zijn in staat om de assessmentresultaten te communiceren, ze zijn vakbekwaam in het beroep waarvoor ze het assessment uitvoeren.
4.5 Begeleiders en assessoren onderhouden hun bekwaamheid 4.6 Assessoren tonen hun bekwaamheid aan middels een certificeringsprocedure.
5. De kwaliteit van EVC-procedures is geborgd en wordt continu verbeterd. De kwaliteit van de EVC-procedure en het bij de procedure gehanteerde instrumentarium zijn geborgd. Er vinden regelmatig evaluaties plaats. De resultaten worden verwerkt in verbeteracties. Uitwerking: 5.1 De EVC-procedure is openbaar. 5.2 Evaluatie van doelstellingen, procedure, beoordelingskader, beoordelingsinstrumenten, kwaliteit van assessoren en begeleiders, EVC-beheer vindt regelmatig plaats.
EVC Rapportage
5.3 Evaluatie bij de deelnemers vormt een vast onderdeel van de kwaliteitsborging. 5.4 De organisatie verantwoordt zich over de kwaliteit van de EVC. 5.5 De evaluatie en het daarop gebaseerde verbeterbeleid van de EVCprocedure is ingebed in bestaande kwaliteitssystemen van de organisatie.
© Copyright ADEF, 2009
[Kies de datum]
© Copyright ADEF, 2009 59
52
Gegevens EVC aanbieder Naam organisatie ................................................................................... Adres organisatie ................................................................................ Plaats organisatie ........................................................................................ Nummer EVC-rapportage ..................................................................... Naam assessor..................................................................................... Naam assessor 2 (indien van toepassing) .................................................. Datum afgifte:
.............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Gegevens kandidaat Achternaam kandidaat: .......................................................................... Voornaam / voornamen kandidaat (voluit): ...............................................
Geboortedatum: .................................................................................. Geboorteplaats:
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Doelstelling van de kandidaat
Conclusie
Aanbevelingen
© Copyright ADEF, 2009
Verantwoording De toegepaste landelijke standaard De verworven competenties van de kandidaat zijn gemeten ten opzichte van de wet BIO. Deze standaard geeft een niveau indicatie weer van HBO. Deze standaard is te vinden bij www.minocw.nl. De officiële benaming van deze standaard is: ...... [officiële naam + CROHO nummer hier toevoegen] © Copyright ADEF, 2009 61
54
De EVC procedure en de gehanteerde instrumenten In de EVC procedure is een aantal stappen doorlopen:
Voorlichting en oriëntatie
Aanmelding Het intakegesprek Het contract Maken van een portfolio en begeleiding De beoordeling De EVC-rapportage
De assessoren hebben de kandidaat beoordeeld door middel van een aantal instrumenten: Portfolio inclusief vakdeel met kennisbasis [datum] criterium gericht interview [datum]
Erkenning competenties
Overzicht competenties, kerntaken en/of werkprocessen die worden erkend: BS
=
basisniveau
GV
=
gevorderd niveau
BC
=
bachelorniveau, voor criteria zie handleiding
Competentie 1: Interpersoonlijk competent Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC1
1. Contact maken met de leerlingen/deelnemers en ervoor zorgen dat zij contact kunne n maken met de kandidaat en zich op hun ge mak voelen . 2. Een kader bieden waarbinnen de leerlingen/deelnemers hun eigen leerproces kunnen vor mgeve n en de l eerlingen/de elnemers daarbij helpen. 3. Een goed klimaat scheppen voor samenwerking met de leerlingen/deelnemer s en tussen de leer l ingen/ deelnemers onderl ing. Ten aanzien van eigen reflecties op dat handelen kan kandidaat aangeven hoe dit (mede) tot stand komt op basis van: 4. Theoretische en methodische kennis ten aanzien van communicatietheor ieën, gr oepsdynamica en inte rculturele commun icat ie.
Onderbouwing bij competentie 1:
1
BS= basisniveau, GV= gevorderd niveau, BC= bachelorniveau, voor criteria zie handleiding
© Copyright ADEF, 2009
Competentie 2: Pedagogisch competent Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC
1. Zich een goed beeld vormen van het sociale klimaat in een groep, van het individuele welbevinden van de leerlingen/deelnemers en van de vorderingen die zij maken op het gebied v an zelfstand igheid en verantw oordelijk heid. 2. Op basis daarvan ontwerpen van een plan van aanpak of een benadering om de leerlingen/deelnemers te begeleiden naar een veilig en harmonisch leef- en wer kklimaat en om hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling te bevorder en in de r ichting van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
© Copyright ADEF, 2009 63
56
3.
D a t p l a n v a n a a np a k o f d i e be n a d e r i n g u i t v o e r e n , e v a l u e re n e n b i j s t e l l e n .
4. Problemen en belemmeringen in de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van leer lingen/deelnemers signaleren en, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of benadering opstel len. Ten aanzien van eigen reflecties op dat handelen kan kandidaat aangeven hoe dit (mede) tot stand komt op basis van theoretische en methodische kennis ten aanzien van: 5. Processen van identiteitsvorming, zingeving en waardeontwikkeling, inclusief de cultur ele bepaa ldheid daarvan. 6. Consequenties van deze processen (bij 5) in kaart brengen m.b.t. het eigen handelen (eigen ber oepsidentiteit).
Onderbouwing bij competentie 2:
Competentie 3: Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC
1. Zich een beeld vormen van de mate waarin de leerlingen/deelnemers de leer inhoud beheer sen en van de manier waarop ze hun werk aanpakken. 2. Op basis daarvan ontwerpen van gevarieerde leeractiviteiten die voor de leerlingen/deelnemers uitvoerbaar zijn, waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid. 3. Die leeractiviteiten samen met zijn leerlingen/deelnemers uitvoeren, evalueren en bijstellen. 4. Leerproblemen en –belemmeringen signaleren en, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of benadering opstellen. Ten aanzien van eigen reflectie op dat handelen gaat het erom dat de aanpak en ondersteuning van het ‘l er en ler en ’ wordt verantwoord op basis van: 5. T he or i eë n e n m od e l le n m et be tr e kk i ng t ot he t w et en s ch app e l ij k fu nda ment van het (school)vak, de (vak-)didactiek, onderwijs- en leertheorieën, met ver schillende onder wijsarrangementen voor het voortgezet onderwijs en bve (onder ander e actuele vormen van beroepsgerichte didactiek) (beheersing kennisbasis vak). 6. De eigen beroepsidentiteit als (vak)leraar, onder andere bestaande uit een eigen werktheorie ontwikkeld op basis van eerdere ervaringen (transfer van ervaringen)
Onderbouwing bij competentie 3:
© Copyright ADEF, 2009
58
Hieronder de beoordeling van het vakdeel uitgaande van de kennisbasis 2 :
Domein
BS/GV/BC
Onderbouwing
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Onderbouwing bij de domeinen:
2 Een overzicht van de kennisbasis is terug te vinden in de handleiding.
© Copyright ADEF, 2009
59
Competentie 4: Organisatorisch competent Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
1. Op een consequente manier hanteren van concrete, functionele en door de l e er l i nge n /de e ln em er s ge dra ge n pro ce dur es e n a f spra k en . 2. Organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aanbieden die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. 3. Voor zijn onderwijs een planning aanhouden die bij de leerlingen/deelnemers bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen; het adequaat omgaan met tijd. Ten aanzien van eigen reflectie op dat handelen gaat het erom dat de aanpak en ondersteuning v a n he t k la ss enm an ag eme n t w ord t ver an tw oor d o p b as i s va n : 4. Theorieën en modellen met betrekking tot klassenmanagement en organisator ische aspec ten van l eero mgevingen. 5. Uw beroepsidentiteit, onder andere bestaande uit een eigen werktheorie ontwikkeld op basis van eerdere ervaringen (transfer van ervaringen)
Onderbouwing bij competentie 4:
BC
© Copyright ADEF, 2009
60
Competentie 5: Competent in het samenwerken met collega’s Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC
1. Delen van informatie die voor de voortgang van het werk van belang is met collega’s en gebr uik maken van de informatie van collega’s. 2. Een constructieve bijdrage leveren aan verschillende vormen van overleg en s am enw er ke n op sc ho o l . 3.
Collegiale consultatie en intervisie.
4. Met collega’s (onderzoeksmatig) samenwerken aan de ontwikkeling en verbeter ing van de school. 5. Het afstemmen van de ontwikkeling van zijn bekwaamheid op het beleid van de school en de ontwi kke ling en afspraken binnen het t eam. Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het erom dat hij de aanpak en ondersteuning van het samenwer ken met col lega’ s verantwoordt op basis van: 6. Theorieën en modellen met betrekking tot samenwerking en onderwijsinnovatie, kwaliteitszor g, leer lingvolgsystemen en organisatievormen voor scholen.
Onderbouwing bij competentie 5:
© Copyright ADEF, 2009 70
Competentie 6: Competent in het samenwerken met de omgeving Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC
1 Aan ouder s en ander e belanghebbende informatie geven op een professionele manier over de leerlingen/deelnemers en maakt gebruik van de informatie. 2 . O v e r l e g m e t d e l e e r l i n g e n an d e r e b e t r o k k e n e n w a a r i n h i j z o r g t v o o r afstemming tussen het leren in en buiten de school en voor duidelijkheid over ieder s ver antwoordelijkheid en bijdrage hierin. 3 . Op een constructieve manier deelnemen aan verschillende vormen van over leg met mensen en in stel l ingen buiten de scho ol. 4 . Professionele opvattingen en werkwijzen met betrekking tot een leerling/ deelnemer ver(ant) woorden aan ouders en andere belanghebbenden en in gezamenlijk over leg zonodig zijn werk met die leerling aanpassen. Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het erom dat hij de aanpak en ondersteuning van s am enw er k in g m et de omg e v in g ver an tw oo rdt op ba s is v an: 5 . Theorieën en modellen met betrekking tot de leefwereld en culturele achtergronden van opvoeders en de professionele infrastructuur waar de school o nd er d ee l v an u i tma a kt 6 . Theor ieën en model len met be trekking to t de cultuur en de actuele gang v a n z a k e n i n h e t b e dr i j f s l e v e n w a ar i n l e e r l i n g e n / d e e l n e m er s p ar t i c i p e r e n , de regelgeving en samenwerkingsprocedures tussen school en bedrijven en instellingen waarmee wordt samengewerkt, en de afstemming tussen het binnenschools en het buitenschools leren
Onderbouwing bij competentie 6:
© Copyright ADEF, 2009 71
© Copyright ADEF, 2009
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling Kandidaat heeft ervaring met:
BS
GV
BC
1. Planmatig werken aan de ontwikkeling van zijn bekwaamheid, op basis van een goede analyse van zijn competenties. 2. Met het afstemmen van zijn bekwaamheid op het beleid van de school en de ontwikkeling en afspraken binnen het team. 3. Met het gebruikmaken van informatie van leerlingen/deelnemers en collega’s (in school en bedr ijf) bij die ontwikkeling en ook Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het erom dat de aanpak en ondersteuning van s am enw er k in g m et de omg e v in g ver an tw oo rd w ord t o p b as is va n: 4. Actuele ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de maatschappij die relevant zijn voor het onderwijs. 5. Actuele ontwikkelingen op het gebied van inhouden, werkwijzen en organisatievormen in het voortgezet onderwijs en bve. 6. Actuele ontwikkelingen op het gebied van de pedagogiek en de didactiek die relevant zijn voor het onderwijs.
62
Onderbouwing bij competentie 7:
© Copyright ADEF, 2009 73
Ondertekening EVC aanbieder
Datum: ...................................................................................................................
Naam + handtekening verantwoordelijke:
.......................................................................................................
Ondertekening kandidaat
Handtekening kandidaat:
.............................................................................................................................................
© Copyright ADEF, 2009
64