Namen in Amsterdam
-
Docentenhandleiding
Inhoud � � � � �
Introductie Opbouw van het project Het verhaal van Hermanus Informatie over naamgeving Literatuur en links
Sectie Presentatie/Educatie 2011
pag. pag. pag. pag. pag.
2 3 4 6 8
Introductie Amsterdammers van vroeger horen bij de geschiedenis van de stad. Hun namen zijn in oude documenten bewaard gebleven. Ook onze persoonsgegevens zullen ooit in het archief worden opgeslagen. Leerlingen maken in het Namenproject kennis met deze oude documenten en namen van mensen die vroeger in Amsterdam woonden. In de familiekring doen ze onderzoek naar hun eigen naam en schrijven daarover een verhaal. Zo rijgen ze verleden, heden en toekomst aan elkaar en worden ze zich ervan bewust dat ze deel uitmaken van de geschiedenis. Doelgroep Het Namenproject is bedoeld voor de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs. In groep 5 maken de leerlingen voor het eerst kennis met geschiedenis. Vaak maken leerlingen dan een eenvoudige stamboom om hen na te laten denken over hun eigen geschiedenis. Het is ook een goed moment om hen kennis te laten maken met het archief als bewaarplaats van het historische geheugen. Doel Met dit project vormen leerlingen zich een beeld van hun persoonlijke en familiegeschiedenis. Zij ontwikkelen besef van continuïteit en verandering. Leerlingen leren vragen te stellen over hun naam, hun familie en de herkomst. Zij kunnen de uitkomst van die vragen verwerken in een document. Leerlingen weten dat historische informatie wordt bewaard in archiefbewaarplaatsen. Leerlingen kunnen daarbij gebruik maken van IT. Leergebied en Kerndoelen Het project sluit aan bij het leergebied Oriëntatie op jezelf en de Wereld. Binnen de Kerndoelen staat Tijd centraal met kerndoel 51: De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. Ook kerndoel 54 (Kunstzinnige Oriëntatie) is van belang voor dit project : De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Bronnen uit het Stadsarchief Het Stadsarchief Amsterdam is het geheugen van de stad. In de depots van het archief liggen bronnen opgeslagen die samen de geschiedenis van de stad en de burgers vormen. Het is de taak van het archief om deze bronnen te bewaren, om ze te ordenen (beschrijven en registeren) en om ze beschikbaar te stellen voor verder onderzoek. Hier liggen dus ook de persoonsgegevens van Amsterdammers van vroeger. Bij dit pakket zijn archiefbronnen opgenomen die het verhaal over de geschiedenis van de naamgeving onderbouwen. Er is gelet op spreiding door de tijd om het besef van een historische ontwikkeling te verduidelijken. Het voorbeeldverhaal over Hermanus Wilders is geschreven op basis van bronnen die in het Stadsarchief zijn aangetroffen. Met dank aan Cees Hageman, Koosje Hofman en Anja van Manen.
2
Opbouw van het project Het Namenproject bestaat uit drie onderdelen of lessen: � � �
Introductieles op school Kennismaking met het Stadsarchief en historische bronnen Verwerking: Een stamboom maken en een verhaaltje over de betekenis van je naam.
Introductieles De docent introduceert het onderwerp op school. In deze les staan naamgeving vroeger en nu en het bewaren van naamgegevens centraal. Het doel is om de leerling te laten nadenken over de eigen herkomst en de persoonlijke geschiedenis. Voor de voorbereiding van deze les kan gebruik gemaakt worden van de informatie op deze website. Kennismaking met het Stadsarchief De leerlingen brengen met hun docent/begeleiders een bezoek aan het Stadsarchief Amsterdam. Zij worden daar ontvangen door medewerkers van het archief. Het programma bestaat uit twee delen. 1) De leerlingen leren wat een archief is: welke informatie wordt bewaard en hoe die informatie wordt bewaard. Ze leren ook welke informatie over namen op de website van het Stadsarchief staat. 2) In de Schatkamer van het Stadsarchief bekijkt de groep oude documenten. Een medewerker van het archief vertelt de verhalen die bij die documenten horen. Ze gaan over de naam ‘Amsterdam’ en over de namen van enkele Amsterdammers. Dat levert spannende en ontroerende verhalen op. De leerlingen leren ook waarom die oude documenten worden bewaard. Verwerking op school De leerlingen maken een eenvoudige stamboom. Op de website staat een printblad dat hiervoor gebruikt kan worden. Ze vullen gegevens in van zichzelf, eventuele broertjes en zusjes, hun ouders en grootouders: naam (voornaam), geboortejaar en geboorteplaats. Daarnaast schrijven ze een kort verhaaltje over hun voornaam. De leerlingen worden aangezet om in de familie vragen te stellen over hun voornaam: Waar komt mijn naam vandaan; waarom is deze naam gekozen; betekent de naam iets en wat dan wel; komt de naam vaak voor in de familie; is de naam alleen bij de burgerlijke stand aangegeven of is er ook nog een ander plechtig moment geweest zoals doop of besnijdenis; is het een Nederlandse naam of een buitenlandse; waar ben ik geboren; is de familie vaak verhuisd, enz. Om de leerlingen inspiratie te laten opdoen, kan op dit moment het verhaal van Hermanus (voor)gelezen worden. Ook kan nog eens verwezen worden naar de informatie die de bronnen geven. Naar keuze kunnen de documenten door de leerlingen: - bewaard worden in een persoonlijk portfolio - opgeslagen worden in het archief van de school - gescand en op de website van de school gepresenteerd worden.
3
Het verhaal van Hermanus Dit is het verhaal van Hermanus Casper Gerrit Wilders. Hij is geboren op 29 oktober 1794 in Amsterdam. Alles wat over hem is opgeschreven, komt uit de papieren in het Gemeentearchief. Nadat Hermanus uit Amsterdam vertrok, ontbreekt van hem elk spoor. Hallo, mijn naam is Hermanus Casper Gerrit Wilders! De naam Hermanus is Latijn voor Herman. Klinkt wel deftig eigenlijk. Ik heb gehoord van mijn vader en moeder dat mijn naam `dappere krijgsman' of `held uit het leger' betekent. Nou, ik ben geen dappere held, hoor! Ik heb het een beetje verprutst hier in Amsterdam en ik ga dan ook weg uit de stad. De wijde wereld ga ik in, misschien word ik dan toch nog een `held uit het leger `. Voordat ik ga, wil ik jullie wat vertellen over mijn naam en mijn familie. Ik ben geboren op 29 oktober 1794. Mijn vader heette Gerrit Wilders en mijn moeder Helena Beunings. Zij kwam uit Amsterdam en hij was geboren in het Duitse stadje Oldenburg. Ik ben nu helemaal alleen op de wereld, maar vroeger had ik een broertje en heel veel zusjes: Mettje, Anna Sophia, Aaltje, Johanna Sophia, toen kwam ik en daarna Hermanus, Helena, Eldert, Gerritje en Anna Sophia. Twee van mijn zusjes heetten dus Anna Sophia. Mijn oudere zusje Anna Sophia overleed toen ze een baby was. Later vernoemden mijn vader en moeder mijn jongere zusje naar haar. Onze namen kregen we bij het dopen in de Lutherse Kerk, waar wij bij hoorden. Onze ouders vernoemden ons bijna altijd naar familieleden. Mijn broer Eldert bijvoorbeeld kreeg de naam van mijn grootvader, de vader van mijn moeder. Zelf ben ik vernoemd naar mijn andere grootvader Casper én naar mijn vader: Gerrit. Je weet al wat over mij en m'n broertjes en zusjes. Nu zal ik wat over m'n vader en moeder vertellen. Mijn ouders trouwden in 1785. Mijn vader was toen vierentwintig jaar en mijn moeder twintig. Ik weet niet hoe ze elkaar hebben leren kennen. Waarschijnlijk uit de Jordaan waar ze allebei woonden. Het liep al snel treurig af met mijn ouders. Mijn vader overleed op 15 oktober 1805, midden op straat. Mijn moeder bleef toen achter met vijf kinderen. Dat was twee weken voor mijn elfde verjaardag. Maar verjaardagen vierden wij toch al nooit. M'n ouders waren arm en cadeautjes waren er dan ook niet bij. Omdat we zo arm waren kregen we gratis brood van de kerk. Nog geen twee jaar later, op 22 mei 1807, werd mijn moeder dood gevonden op het Oetgenspad vlak bij de Amstel. Toen bleven we over met z'n drieën: Gerritje, Helena en ik. Wezen waren we voortaan, kinderen zonder ouders. Wat zou er met ons gebeuren? Vreemde mensen brachten ons naar het Aalmoezeniersweeshuis, dat was een weeshuis voor de armen. Al gauw overleed Gerritje ook, ze was pas vijf jaar. De mensen van het weeshuis kwamen er achter dat wij bij de Lutherse kerk hoorden. Daarom moesten we naar het Lutherse weeshuis. Daar stierf Helena en toen had ik helemaal geen familie meer! Toen ik vijftien was ging ik werken bij een zilversmid in Amsterdam. Ik werd daar ontslagen omdat ik van hem had gestolen. Dat was verkeerd, maar er lagen zulke mooie spullen. Mijn baas stuurde me terug naar het weeshuis. Ik kwam toen bij schoenmaker Van den Woude als knecht. Maar ja, daar ging het ook niet goed. Baas Van den Woude probeerde het een paar keer met me, maar toen ik nog een keer iets stal kon ik vertrekken. Daar zat ik weer, zonder werk en geld. Ik ging bij een andere schoenmaker werken, maar ik kreeg er gauw genoeg van. Altijd maar schoenen repareren, ik moet er niet aan denken.
4
Ik ben nu zeventien jaar en ik wil wel eens wat van de wereld zien. Daarom ga ik bij het leger van de Franse keizer Napoleon. Ik ga met het Franse leger naar Versailles, helemaal in Frankrijk. Vaarwel Amsterdam! De oude papieren waarin van alles over Hermanus staat, kun je bekijken bij Hermanus in de bronnen.
5
Voornamen In 1811 moest iedereen verplicht zijn namen laten inschrijven. Napoleon, die toen de macht had, zei dat alleen voornamen van bekende mensen uit de Griekse en Romeinse geschiedenis gekozen mochten worden. Ook namen van heiligen waren toegestaan. Een paar jaar later, toen Napoleon vertrokken was, gaf koning Willem I toestemming om ook oude Hollandse namen op te geven. Maar ook die regels gelden niet meer. Tegenwoordig schrijft de Voornamenwet voor hoe het moet. Lees meer over het kiezen van voornamen bij welke naam. Welke naam? Volgens de Voornamenwet mogen ouders zelf een naam voor hun kind bedenken. Maar al te gekke namen kunnen geweigerd worden. Ook achternamen mogen niet als voornaam worden gebruikt. Daar zijn wel weer uitzonderingen op. Er zijn families die Roos heten, terwijl anderen deze als voornaam kiezen. De wet maakt geen onderscheid tussen jongens- en meisjesnaam. Je mag elke naam dus voor jongens én meisjes gebruiken. Sanne en Robin zijn daar voorbeelden van. Joden die naar Nederland kwamen, hadden hun eigen tradities en regels voor naamgeving. In de loop van de tijd hebben zij Nederlandse namen aan hun joodse namen vastgeplakt. In Marokko zijn er vaste naamlijsten. Voor meisjes staan er 720 namen op en voor jongens wel 865 namen. Marokkaanse families in Nederland kiezen meestal uit die namenlijst. Veel gekozen namen zijn Nadia, Samir en Mohammed. In de Turkse naamwet staat dat de naam moet passen in de Turkse cultuur. Hij mag niet buitenlands zijn en al helemaal niet belachelijk. Fatima is een bekende Turkse meisjesnaam of Merve. Jongens krijgen vaak de naam Mohammed. Sommige mensen hebben meer dan één naam. Daar lees je meer over bij hoeveel namen. Hoeveel? Ouders mogen zelf weten hoeveel namen ze hun kind willen geven. Sommige ouders vinden het deftig om hun kind veel namen te geven. Het record in Nederland is een jongetje dat maar liefst twaalf voornamen kreeg. Z’n ouders gaven hem de namen van de twaalf apostelen uit de bijbel: Matheus, Marcus, Lucas, Johannes enz. Maar dat is een uitzondering. Vergeleken met het jongetje heeft Prins Bernhard ‘maar’ negen namen. Veel ouders geven hun kind nu één naam. De naam krijgen van een familielid heet vernoeming. Vernoeming Vroeger vernoemden ouders hun kinderen vooral naar belangrijke leiders of stamhoofden . Ook namen uit de bijbel waren populair. Bij Islamieten is het traditie om de oudste zoon te vernoemen naar de profeet Mohammed. Heel bekend is ook de vernoeming naar familie. Vaak wordt de oudste zoon dan naar de vader van de vader vernoemd en de eerstgeboren dochter naar de moeder van de moeder. Sommige kinderen krijgen de voornaam van hun eigen vader. De achternamen krijgen dan meestal de toevoeging ‘senior’ (de oudere) en ‘junior’ (de jongere). De beroemde schaker Anatoli Karpov gaf zijn zoon zijn eigen naam. Hij hoopt namelijk dat hij ooit tegen zijn zoon moet spelen om het wereldkampioenschap schaken. Wie er ook wint, de kampioen heet altijd Anatoli Karpov. Vernoemen naar familie is een beetje uit. Ouders hebben vaak een ander voorbeeld in gedachten: een beroemde filmster, de hoofdpersoon uit een boek, een Olympisch kampioen of een beroemd model.
6
Achternamen Een achternaam gaat over van ouder op kind. Het is dus een familienaam. In Nederland kregen kinderen tot voor kort automatisch de achternaam van de vader. Nu kunnen ouders bij de geboorte kiezen of het kind de naam van de vader of van de moeder krijgt. Zo heeft ieder land zijn eigen regels. De regels voor namen werden door Napoleon bedacht. In 1811 was hij hier de baas en iedereen die nog geen achternaam had, moest een naam bedenken om zich mee in te laten schrijven. Er waren tegenstanders die gewoon deden of ze niets gehoord hadden. Er waren ook mensen die het bericht niet serieus namen. Zij bedachten soms rare namen zoals: Boterkop, Platvoet, Armoedzaaier en Naaktgeboren. Na nog wat strubbelingen had in 1826 bijna iedereen een achternaam. Wie weigerde zou een fikse boete krijgen. De laatste weigeraars kregen tenslotte ook een naam. BR> Sommige achternamen waren eerst bijnamen of namen van de vader. In oude archiefstukken vindt je daar allerlei voorbeelden van. Namen naar keuze Sommigen maakten van een voornaam een achternaam: Adriaans, Gerritsen, Klaassen. Smit, De Boer en Metselaar gaven met hun naam duidelijk aan welk beroep ze hadden. Ook werd een bijnaam nu een officiële naam: De Vette, De Witte, Sorgeloos. Er werden dierennamen of plantennamen gekozen: Kievit, De Leeuw, Roos. Van Breukelen, van Staveren en van Amersfoort wilden laten merken dat ze in Breukelen, Stavoren en Amersfoort woonden. Of je vernoemde jezelf naar de provincie waarin je woonde: De Vries, De Zeeuw of Hollander. De herkomst is op nog andere manieren af te leiden. In het oosten van Nederland zette men de uitgang –ing of -ink achter de naam: Epping of Stokkink. Namen eindigend op ‘stra’ of ‘sma’ zijn vaak van oorsprong Fries namen (Dijkstra, Riemersma), terwijl in de provincie Groningen de uitgang –ma werd toegevoegd (Sikkema). Bijnamen Om mensen met dezelfde naam uit elkaar te houden, werden sinds de 11e eeuw bijnamen gebruikt. Zo'n bijnaam noem je een toenaam. Als er meerdere personen waren die Jan heetten, dan heette de één bijvoorbeeld `Jan de Kale' (vanwege z'n kale kop), `Jan de Bok' (omdat Jan geiten hoedde) of `Jan Gelijk' (want Jan had altijd gelijk). Zo'n toenaam hoort bij één persoon en werd niet geërfd. De kinderen van Jan de Kale heten dus niet automatisch ook zo. Ook kregen mensen als achternaam de naam van hun vader. Patroniemen Een andere manier om alle `Jannen' uit elkaar te houden, was door de naam van de vader achter de voornaam te zetten. Patroniemen heten zulke namen. Zo'n patroniem ontstaat door iets achter de voornaam te plakken, zoals Klaas `Janszoon'. Patroniem betekent letterlijk vadersnaam, naar het latijnse woord pater (vader) en het griekse woord onoma (naam). Het begon allemaal met `de zoon van Jan'. Vroeger zei je ook wel `des Jans zoon'. Dat werd al gauw: `Janszoon' of Jansz. Tenslotte werd het Janssen of Jansen. Meer over namen van vroeger vind je onder voorbeelden.
7
Literatuur en links www.stadsarchief.amsterdam.nl In de genealogische index van de Archiefbank kunt u zoeken naar namen. www.meertens.nl De website van het Meertens Instituut geeft informatie over voor- en achternamen. O.a. kan er gezocht worden naar de betekenis van de voornaam. Boeken (de boeken zijn allemaal in de bibliotheek van het Stadsarchief opgenomen, maar meestal ook te vinden in de Openbare Bibliotheek): Renee Damstra, Zogenaamd zogeheten, Voornamen in het dagelijks leven (Den Haag, 1987); Wim Daniëls, De naam is …. Over namen en naamgeving (Antwerpen/Amsterdam, 1992); D. Gerritzen, Prisma Voornamen (Het Spectrum, Utrecht, 2000) Jits van Straten en Harmen Snel, Joodse voornamen in Amsterdam. Een inventarisatie van Asjkenazische en bijbehorende burgerlijke voornamen tussen 1669 en 1850 Pim van Schaik, Arnoud Bijl, Voornaam ! Voornamen van oorspronkelijke én nieuwe Nederlanders (Amsterdam, 2002)
8