VO O R D E P R A K T I J K
Influenzapandemie: rol van bedrijfsarts en arbodienst J.J. M a as , A. N. H . We e l
In dit artikel wordt bezien in hoeverre er sprake is van een planmatige voorbereiding op de influenzapandemie in Europa en Nederland. Vervolgens bespreken we de bijdrage van arbodiensten en bedrijfsartsen aan preventie en profylaxe. E U RO P E E S P E R S P E C T I E F
Recent is een rapport verschenen van de European Centre for Disease Control (ECDC).1 In dit rapport is de status van de pandemievoorbereidingen in de diverse EU-landen met elkaar vergeleken. De EU streeft naar een vaccinatiegraad voor seizoensinfluenza boven de 75% van de bevolkingsgroep vanaf 65 jaar. De nationale organisaties en bedrijven die zorg dragen voor de voorlichting, uitvoering, monitoring en vaccinproductie moeten in een pandemische situatie opgeschaald kunnen worden naar de behoefte die dan aanwezig is. In het ECDC-rapport wordt de mate van voorbereiding vermeld voor wat betreft continuïteit van de bedrijfsvoering bij zorginstellingen en andere ondernemingen. Wat de sector gezondheidszorg betreft zijn de EU-landen over het algemeen goed voorbereid. Van de EU-landen heeft 92 tot 96% hier maatregelen genomen.2 Dit geldt helaas niet voor de overige sectoren (o.a. energie, voedsel, communicatie). Slechts 50% van de EU-landen heeft hiervoor een plan op de plank liggen. Het rapport stelt vast dat alle lidstaten van de EU de afgelopen tijd veel hebben geïnvesteerd in de zorgsector. Veel landen hebben vernieuwende maatregelen genomen, waarvan andere landen kunnen leren. In een ander vergelijkend onderzoek3 komt Nederland er relatief gunstig uit. Er zijn landen die arbodiensten hebben opgenomen in hun nationale plannen. N AT I O N A A L P E R S P E C T I E F De overheid, RIVM, CIb INFLUENZA, PANDEMIE, ARBODIENST, BEDRIJFSARTS, BEDRIJFSCONTINUÏTEIT.
68
Infectieziektebestrijding is één van de taken van de overheid. Dit vloeit voort uit artikel 22 van de grondwet: ‘... de overheid ... maatregelen treft ter bescherming van de gezondheid van haar burgers’. Hierbij zijn een groot aantal organisaties, bestuurlijke overheidsorganen en ministeries betrokken. Bij een uitbraak fungeert het Cen-
trum Infectieziektebestrijding (CIb, ondergebracht bij het RIVM) als spin in het web. Het CIb coördineert en ondersteunt de acties van de lokale GGD-en. Door een snelle analyse van alle beschikbare data en na consultatie met nationale en internationale deskundigen maakt het CIb een inschatting wat Nederland kan verwachten. Vervolgens kan het ministerie van VWS besluiten welke scenario’s en draaiboeken er moeten worden uitgerold. Onder het CIb valt ook Landelijke Coordinatie Infectieziektenbestrijding (LCI). Momenteel heeft het LCI een zevental draaiboeken beschikbaar. Globaal zijn er twee typen nationale draaiboeken, namelijk draaiboeken over de handelwijze bij ruiming van een met aviaire influenza besmet pluimveebedrijf, en draaiboeken over de handelwijze bij een pandemie. Bij de ruiming van een pluimveebedrijf hoeft er nog geen sprake te zijn van een pandemie, omdat het een incidenteel geval van aviaire influenza kan betreffen. Het CIb vervult ook de rol van contactpunt voor het Europese Early Warning and Response System. In geval van een dreigende pandemie kan het CIb een groep deskundigen bij elkaar roepen, het Outbreak Management team (OMT), dat via het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO) de minister van VWS kan adviseren. Vervolgens kan VWS maatregelen treffen om de dreigende pandemie te beteugelen. Bestuurlijk is in eerste instantie het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het pandemische virus zich heeft geopenbaard, verantwoordelijk. B&W worden bijgestaan door de GGD. Bij een dreigende uitbreiding wordt het CIb geconsulteerd, dat via het OMT de minister van VWS kan adviseren. Het bedrijfsleve n
Economen hebben in het tijdschrift van de Nederlandsche Bank onder de prikkelende kop ‘Massaal ziekteverzuim grootste schadepost’,4 een dringend appel op bedrijven en de overheid gedaan om zich adequaat voor te bereiden.5 Naar verwachting zal bij een manifeste pandemie 75% van de mensen het openbaar vervoer vermijden en 40 tot 50% niet naar het werk gaan.6
T BV 16 / nr 2 / februari 2008
Het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het beperken van de gevolgen van de pandemie voor de eigen bedrijfsvoering. Anderzijds heeft de minister van VWS aangegeven zicht bewust te zijn van afstemmingsproblemen tussen de private en de publieke sector. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een interdepartementale werkgroep opgericht om de private en publieke sectoren te stimuleren zich adequaat voor te bereiden op een pandemie. Verder heeft VWS samen met VNO-NCW een website gelanceerd (www.min vws.nl/grieppandemie) en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld, dat vooral gericht is op het MKB.7 De multinationals nemen de pandemiedreiging zeer serieus en zijn al begonnen met hun eigen voorbereidingen in de vorm van plannen voor de bedrijfscontinuïteit (business continuity plans ofwel BCP’s). Profylaxe in de vorm van antivirale middelen is één van de strategieën om uitval van personeel te beperken. Omdat met de door de overheid ingekochte voorraad antivirale middelen slechts 30% van de bevolking kan worden voorzien, zijn bedrijven voor profylaxe bij hun werknemers aangewezen op hun eigen voorraden.8 Bij het MKB leeft het urgentiegevoel niet of nauwelijks. Men is zich hier amper bewust van de risico’s en de mogelijke schade aan de bedrijfsvoering. Communicatie zal hierin verbetering moeten brengen.8 Onlangs is in dit tijdschrift een praktische opzet voor een pandemiebeleid op maat voor werkgevers beschreven.9 De huisar tsen
Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft in opdracht van het ministerie van VWS een Standaard Influenzapandemie ontwikkeld die nauw aansluit bij de bestaande draaiboeken.10 De NHG-Standaard richt zich in het bijzonder op de rol van de eerste lijn tijdens de pre- en vroegpandemische fase. De huisarts is belast met het antiviraal behandelen van symptomatische geïnfecteerde patiënten en het profylactisch behandelen van hun gezinsleden. Deze patiënten en hun gezinsleden zijn vaak ook werknemers met collega’s. Dit is des te meer van belang, omdat slechts 30% van de influenzatransmissie familiegebonden is, en 37% plaatsvindt op het werk en op school.11,12 De huisarts heeft meestal geen zicht op de werkomstandig-
T BV 16 / nr 2 / februari 2008
heden. De NHG-Standaard richt zich vooral op de kleinste epidemiologische schakel van de infectietransmissie en -beheersing, namelijk het gezin. Wat de factor werk betreft, gaat men ervan uit dat de werknemers met beginnende influenzaverschijnselen thuis zullen blijven. De NHGStandaard besteedt geen aandacht aan de betekenis van het werk en de werkomgeving als plaats van transmissie. Hier ligt een taak voor bedrijfsarts en arbodienst. B E D R I J F S A RT S E N A R B O D I E N S T Bestaande situatie
In Nederland hebben de arboprofessionals, althans in de eerste pandemische fasen, geen rol toebedeeld gekregen. In het begin van een pandemie is het zaak snel te handelen. Zowel asymptomatische als symptomatische patiënten moet zo snel mogelijk behandeld of geïsoleerd worden. In de draaiboeken is deze taak toebedacht aan de huisartsen en GGD’en. De vraag is echter of deze hiervoor goed zijn toegerust. Dit in termen van menskracht, maar ook in kennis van werkomstandigheden en werkgerelateerde netwerken. Ingeval van een laag basisreproductiegetal en een milde virulentie is de kans groot dat de pandemie voldoende beteugeld kan worden met de bestaande interventiescenario’s. Als het influenzavirus zich evenwel onverhoopt anders gedraagt dan verwacht, schieten deze interventies tekort. Er zullen dan veel meer inspanningen moeten worden verricht. Het zou dan ook logisch zijn als de overheid hierop zou anticiperen en de groep van arboprofessionals zou benaderen om afspraken te maken over die scenario’s waarbij er ook op hen een beroep zal worden gedaan, en hoe de bedrijfsartsen de huisartsen en GGD-artsen kunnen ondersteunen, zodat besmette en besmettelijke werknemers kunnen worden geïsoleerd en behandeld.
| Er is geen aandacht voor pandemiepreventie voor medewerkers van arbodiensten die zorgdragen voor de gezondheid van medewerkers in de zorg. | Bij een pandemie zullen bedrijfs- en verzekeringsartsen te maken krijgen met vragen rond het al dan niet mogen of kunnen doorwerken van werknemers. | Bedrijfsartsen moeten zich scholen in advisering omtrent pandemie en bedrijfscontinuïteit. Dit laatste dient een vast onderdeel van de RI&E te zijn.
69
Algemene taken van de arbodienst Momenteel is de taak van de arbodiensten beperkt tot het geven van algemene gezondheidskundige adviezen met betrekking tot de aviaire influenza, met uitzondering van pluimveebedrijven en zorginstellingen (zie de paragrafen Ruiming van pluimveebedrijven en Zorginstellingen). Deze algemene adviezen luiden als volgt. 1. Vermijd zo veel mogelijk direct contact met watervogels en pluimvee. Mest is ook een mogelijke bron van besmetting. Het virus kan daarin dagen tot weken overleven. 2. Ga niet naar markten waar watervogels en pluimvee worden verhandeld. 3. Was veelvuldig uw handen als uzelf watervogels of kippenvlees bereidt. 4. Eet alleen goed gegaarde watervogels en kippenvlees (minimaal 70 °C), ook in restaurants. 5. Neem geen dierlijke producten zoals eieren, vlees, kaas of andere melkproducten, huiden en jachttrofeeën mee tijdens de door- en terugreis, ook niet in kleine hoeveelheden. 6. U bent primair zelf verantwoordelijk voor uw eigen gezondheid. Indien u na een bezoek aan een vogelmarkt griepachtige verschijnselen ervaart, neemt u dan zo spoedig mogelijk contact op met een arts. Als specifieke risicogroepen voor aviaire influenza gelden: boeren, taxateurs, dierenartsen, medewerkers van ruimingsbedrijven en personen die betrokken zijn bij screening, monsterafname en bewerking, zoals laboratoriummedewerkers. Ruiming van pluimveebedrijven In de draaiboeken wordt de rol van de arbodienst als volgt geformuleerd: ‘grondslagen: de arbodiensten van de bedrijven die de ruimingen verrichten zijn verantwoordelijk voor de advisering aan ruimers’.13 De verantwoordelijkheid van de arbodiensten betreft dus niet primair het te ruimen bedrijf, maar de ruimers, die meestal in dienst van andere organisaties zijn. Volgens de draaiboeken wordt het volgende van de arbodiensten verwacht: 1. het monitoren van de gezondheid van de ruimers op conjunctivitis en griepachtige klachten; 2. het monitoren van de arbeidsomstandigheden (beschermende kleding, mondkapjes); 3. het indiceren, behandelen en begeleiden van ruimers die profylactisch antivirale medicatie moeten gebruiken; 4. het coördineren, registreren en uitvoeren van vaccinaties;
70
5. de acute opvang van een geestelijk trauma bij werknemers en eigenaren van geruimde bedrijven.14 Zorginstellingen In de draaiboeken is er, naast de GGD’en en de huisartsen, ook een rol weggelegd voor de arbodiensten van de zorginstellingen: 1. ‘Inventariseer de aantallen van de prioritaire groep hulpverleners die bij het beschikbaar komen van pandemisch vaccin gevaccineerd dienen te worden’. Dit betreft onder meer die zorgverleners die tijdens een influenzapandemie direct in aanraking komen met potentiële influenzapatiënten (naar schatting 80.000–160.000 personen). 2. ‘Een plan van aanpak voor vaccinatie van deze beroepsbeoefenaren in de zorgsector dient voorbereid te worden.’ De uitvoering van de vaccinatie van deze beroepsbeoefenaren ligt bij de betreffende arbodiensten.13 3. ‘Afhankelijk van de beschikbaarheid van een pandemisch vaccin, actualiseer de draaiboeken voor het vaccineren van gezondheidswerkers (15) en andere doelgroepen,’ zoals specifieke pandemische risicogroepen (bijvoorbeeld 0- tot 20-jarigen, jongvolwassenen; in totaal gaat het om drie tot vier miljoen personen). 4. In geval van een massavaccinatie: een plan van aanpak maken voor de doelgroepen van beroepsbeoefenaren en vaccinatie. Conform het advies van de Gezondheidsraad houdt VWS de volgende volgorde bij vaccinatie aan: (1) gezondheidszorgwerkers, (2) essentiële service workers (brandweer, politie) en (3) de bekende medische risicogroepen.16 Ten slotte wordt in de literatuur vaccinatie van (schoolgaande) kinderen en tieners geadviseerd. Welke bijdrage kunnen bedrijfsar ts en ar b od iens t l eve ren?
Medewerkers van arbodiensten komen niet voor in de lijst van ‘gezondheidsmedewerkers’.15,17 In de diverse protocollen krijgen de gezondheidsmedewerkers, direct na de bekende medische risicogroepen, voorrang als het gaat om preventieve maatregelen. Maar voor degenen die zorg dragen voor de gezondheid van de werknemers in de zorg is geen aandacht. Vanuit het standpunt van zowel infectieziektebestrijding als outbreak management is dit een ernstige omissie. Tijdens een influenzapandemie kan de eerstelijnszorg onder grote druk komen te staan. Niet alleen nemen de hulpvragen gedurende een pan-
T BV 16 / nr 2 / februari 2008
demie toe, maar ook zal door ziekte van gezondheidswerkers de omvang van het zorgaanbod beperkt worden. Diverse studies laten zien dat er geen enkel verschil in ziekteverzuim is tussen zorgwerkers en niet-zorgwerkers. Dit verzuim kan bij een pandemie oplopen tot een kleine 50%.6,18 Er kan dan een situatie ontstaan waarbij de reguliere eerstelijnszorg anders georganiseerd moet worden. Andere argumenten waarom arbodiensten actief zouden moeten participeren in de pandemiebeheersing zijn: 1. de publieke gezondheidszorg heeft onvoldoende expertise over werkgerelateerde zaken; 2. de draaiboeken zijn geschreven vanuit het standpunt van het algemene maatschappelijk belang en regelen weinig voor het bedrijfsleven en de werkende mens; 3. bedrijfsartsen hebben een signalerende taak, omdat zij – na de dierenartsen – het meest geconfronteerd worden met diergerelateerde infecties; dit aspect is van groot belang gelet op de verhoogde kans op nieuw opkomende zoönoses.19 Risico-inventarisatie Een risico-inventarisatie die mede is gericht op bedrijfscontinuïteit is van groot belang, omdat een bedrijf ingeval van een pandemie geheel zelfstandig de bedrijfsprocessen draaiende moet kunnen houden. Zo snel mogelijk na de pandemie moeten deze processen weer worden opgevoerd naar het oude niveau.20,21 Aandachtspunten voor de bedrijfscontinuïteit zijn onder meer: 1. Vorming van een crisismanagementteam. 2. Definitie van de kernactiviteiten van het bedrijf. 3. Aanwijzen van de essential pandemic phase workers die elke dag aanwezig moeten zijn om de continuïteit van het bedrijf veilig te stellen. 4. Aanwijzen van de leveranciers en distributeurs die nodig zijn voor de voortgang van de bedrijfsprocessen. 5. Definitie van risicogroepen voor werkgerelateerde infectie. 6. Bepalen van beleid inzake zieke en mogelijklijk besmette werknemers. 7. Nagaan van de mogelijkheden tot thuiswerken. 8. Regelen van de communicatie tijdens de pandemie. 9. Testen van plannen.
T BV 16 / nr 2 / februari 2008
De arbodiensten, met hun kennis van enerzijds bedrijfsprocessen en anderzijds gezondheid en belastbaarheid, kunnen de bedrijven op basis van een dergelijke risico-inventarisatie gericht adviseren en eventueel helpen met het ontwikkelen van een BCP. Wij pleiten er dan ook voor om bedrijfscontinuïteit een vast onderdeel te laten zijn van de RI&E, omdat een falen hiervan ernstige gezondheids- en veiligheidsrisico’s met zich meebrengt. Het opstellen van een dergelijke risico-inventarisatie vereist een samenspel tussen de bedrijfsarts, de arbeidshygiënist en eventueel de arbeids- en organisatiedeskundige. Arbeidsverzuim Bedrijfs- en verzekeringsartsen zullen nog op een andere manier bij de pandemieproblematiek worden betrokken, en wel via de te verwachten piek in het verzuim. Eén op de drie werknemers zal naar schatting 6 tot 12 dagen ziek zijn. Daarnaast zullen bij het uitbreken van de pandemie werknemers uit angst thuisblijven en zich ziek melden. Ook zal het voorkomen dat werknemers door hun werkgever (en soms tegen hun zin) naar huis worden gestuurd. De arbeidsongeschiktheid die dan door werknemers of werkgevers wordt geclaimd zal door anderen ter discussie worden gesteld. Deze situatie kan worden voorkómen door in een BCP duidelijk aan te geven welke werknemers in de verschillende fasen van de pandemie wel of niet zullen doorwerken, en dit vooraf met alle betrokkenen goed af te stemmen. De bedrijfsarts kan bij een dreigende pandemie werknemers met duidelijke of onduidelijke klachten adviseren thuis te blijven of andere passende werkzaamheden te gaan verrichten (bijvoorbeeld thuiswerken). De bedrijfsarts kan het contact onderhouden met de thuiszittende werknemer en zo de vinger aan de pols houden. Dit is belangrijk omdat werknemers die hersteld zijn van de pandemische griep, niet nog een keer ziek kunnen worden door hetzelfde virus. Nauwgezette monitoring van het verloop van de aantallen zieke en herstelde werknemers is essentieel voor de bedrijfscontinuïteit. AANBEVELINGEN
Arbodiensten dienen bedrijfscontinuïteit als een vast onderdeel in de RI&E op te nemen. Zij kunnen bedrijven en instellingen ondersteunen bij het opstellen van een bedrijfscontinuïteitsplan (BCP) dat bij een (dreigende) pandemie in werking treedt. In het BCP dient ook het verzuimbeleid en het al
71
dan niet doorwerken van werknemers ten tijde van een pandemie worden vastgelegd. De huidige eerstelijnsaanpak en de NHG-Standaard Influenzapandemie besteden geen aandacht aan de betekenis van het werk en de werkomgeving als plaats van transmissie van het pandemievirus. Dit houdt, gezien de grote aantallen werknemers en de intensieve sociale contacten op het werk, een hoog risico in. De bedrijfsarts is de aangewezen professional om deze lacune op te vullen en om de op het werk blootgestelde werknemers te behandelen of te verwijzen. Bij het beschikbaar komen van een pandemievaccin zorgt de bedrijfsarts ervoor dat werkers in de zorg die bij een pandemie direct in aanraking komen met influenzapatiënten, met voorrang worden gevaccineerd. Veel bedrijven hebben zelf een voorraad antivirale middelen aangelegd. De bedrijfsarts is hiervan meestal op de hoogte en kan een rol spelen in de indicatiestelling voor behandeling en profylaxe van werknemers en hun familieleden. Voor wat betreft de profylaxe met antivirale middelen is afstemming tussen huisarts en bedrijfsarts zeer gewenst. LITERATUUR 1. Technical report. Pandemic Influenza preparedness in the EU. Status report as of Autumn 2006 January 2007 http://www.ecdc.eu.int/pdf/Pandemic_preparedness.pdf. 2. Mounier-Jack S, Coker RJ. How prepared is Europe for pandemic influenza? Analysis of national plans. Lancet 2006; 367(9520): 1405–1411. 3. Coker R, Mounier-Jack S. Pandemic influenza preparedness in the Asia-Pacific region. Lancet 2006; 368(9538): 886–889. 4. Vahl R. Massaal ziekteverzuim grootste schadepost. DNB magazine. Een uitgave van de Nederlandse Bank, Amsterdam 2006; 1(2): 4–7. 5. Marshall SJ. Governments in a dilemma over bird flu. Bull World Health Organ 2005; 83(5): 325–326. 6. Sadique MZ, Edmunds WJ, Smith RD, Meerding. W.J. Precautionary behavior in response to perceived threat of pandemic influenza. Emerg Infect Dis 2007; 13(9): 1307–1313. 7. Minister van VWS. Antwoorden schriftelijke vragenronde grieppandemie. Kamerstuk Tweede kamer, 1 mei 2007 (22894, nr. 113), 1-5-2007.
72
8. 9.
10.
11.
12.
13.
14. 15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
BlomBerg Instituut, Verslag conferentie nationale pandemiebestrijding, 22 november 2007 te Delft. Vodegel MIC, Blekemolen JRM. Grieppandemie: organisatiegerichte preventie en risicobeheersing. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd 2007; 15: 75–78. Essen GA van, Berg HF. NHG-Standaard Influenzapandemie (M88), 2007 http://nhg.artsennet.nl/uri/?uri=AMGAE_6059_104_ TICH_R190191273363736. Wu JT, Riley S, Fraser C, Leung GM. Reducing the impact of the next influenza pandemic using household-based public health interventions. PLoS Med 2006; 3(9): e361. Ferguson NM, Cummings DA, Fraser C, et al. Strategies for mitigating an influenza pandemic. Nature 2006; 442(7101): 448–452. Regionaal draaiboek influenzapandemie Groningen https://www.ghorgroningen.nl/Taken/Preventieve_op enbare_gezondheidszorg_(POG)/Influenzapandemie. RIVM: RIVM & Instituut voor psychotrauma: Beleidssamenvatting 2003. Gezondheidsraad. Gebruik van antivirale middelen en andere maatregelen bij een grieppandemie, 2005 http://www.gr.nl/pdf.php?ID=1155&p=1. Straetemans M, Buchholz U, Reiter S, et al. Prioritization strategies for pandemic influenza vaccine in 27 countries of the European Union and the Global Health Security Action Group: a review. BMC Public Health 2007; 7(236). Gezondheidsraad: Antivirale middelen bij een grieppandemie, 24-2-2004 http://www.gr.nl/pdf.php?ID=909&p=1. Balicer RD, Omer SB, Barnett DJ, Everly GS Jr. Local public health workers’ perceptions toward responding to an influenza pandemic. BMC Public Health 2006; 6: 99. Gezondheidsraad: Emerging zoonoses/Opduikende zoönosen,16-9-2006 http://www.gr.nl/pdf.php?ID=1058&p=1. Guidance on Preparing Workplaces for an Influenza Pandemic http://www.osha.gov/Publications/OSHA3327pandemic.pdf. Pandemicflu.gov: http://www.pandemicflu.gov/plan/business/index.html.
PERSONALIA Dr. J.J. (Jaap) Maas, arts-epidemioloog in opleiding tot bedrijfsarts, werkzaam bij Arbo Unie Nederland, en redacteur KIZA (Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten). Dr. A.N.H. (André) Weel, bedrijfsarts en epidemioloog, werkzaam bij het Kwaliteitsbureau NVAB, en redacteur KIZA (Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten). CORRESPONDENTIEADRES
[email protected].
T BV 16 / nr 2 / februari 2008