Incubatorennetwerk werkt! Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking
Incubatorennetwerk werkt! Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
3
Inhoud
Voorwoord Bram de Kort, algemeen directeur Interreg Vlaanderen-Nederland
6
Interreg Gesprek met Sus Bergmans, projectmanager Interreg Vlaanderen-Nederland
Economische ontwikkeling in grensregio’s stimuleren
8
Situering Innotek coördineert project dat interregionaal hiaat opvult door interuniversitaire samenwerkingsverbanden
Grensoverschrijdend universitair onderzoek economisch valoriseren
12
Partneruniversiteiten Rondetafelgesprek met de trekkers uit de technologietransfer-afdelingen van de universiteiten van Antwerpen, Eindhoven, Hasselt en Leuven
Interregionale valorisatie-opportuniteiten ondersteunen
16
TUC & detectietool Methodieken om universitaire spin-offs en complementaire kenniscomponenten te detecteren
Sherlock Holmes vindt dé aanwijzing 4
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
22
Legale verschillen Spin-offondernemingen in België en Nederland: keuze vennootschapsvorm
28
Masterclasses Leuven.Inc: drijvende kracht achter de Masterclasses Terugblik Van onderzoek naar real business
34 37 38
De praktijk Inzoomen op enkele concrete projecten
41
Projectfiches Overzicht van de 15 samenwerkingsprojecten
56
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
5
Voorwoord Bram de Kort, algemeen directeur Interreg Vlaanderen-Nederland
6
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Voorwoord
Na drie jaar werking, sluit het partnerschap met deze publicatie het Interreg IV VlaanderenNederland project Incubatorennetwerk(t) af. Het einde van zo’n intensieve periode van samenwerking tussen heel wat verschillende organisaties en mensen leidt bijna vanzelfsprekend tot een terugblik op wat is geweest en luidop dromen over toekomstige uitdagingen. In de publicatie ‘Innovation Union – A pocket guide on a European 2020 initiative (2013)’ windt de Europese Commissie er geen doekjes om. “Europe’s future is connected to its power to innovate. Europe and its Member States and regions need to act together in partnership to help innovation flourish”.* De partners uit Incubatorennetwerk(t) hadden deze inspirerende woorden van de Commissie echter niet nodig. In 2011 reeds legden ze onomwonden hun vinger op de interuniversitaire wonde: “Incubatorennetwerk(t) speelt in op het ontbreken in onze regio van een interuniversitair en grensoverschrijdend samenwerkingsverband dat door technologie-uitwisseling en de inzet van beschikbare kennis, ervaring en expertise, universitaire spin-off creatie in de pre-startfase - en snelle groei van pas opgerichte spin-offs tijdens de incubatie & groeifase - optimaal ondersteunt”.** Een projectidee beschrijven in één zin, het is niet ieder partnerschap gegeven. Via doelgerichte ervaringsuitwisseling en methodeontwikkeling, probeerde men de bestaande kennis en ervaring uit de grensregio te capteren en te bundelen. Eens het speelveld bekend, ging men een stap verder en werd de aanwezige expertise, verspreid over de gehele regio, gematcht. Op deze manier hoopte men interuniversitaire samenwerkingsprojecten in de pre-startfase en bestaande universitaire spin-offs te detecteren en een flinke duw in de rug te geven. Tot slot voorzag het project ook in masterclasses om starters en groeiers te ondersteunen in hun traject.
Zoals de naam van de Europese strategie al doet vermoeden, hebben we nog een aantal jaren voor de boeg vooraleer Europa omgevormd is tot een slimme, duurzame en inclusieve economie. Ook de doelstellingen van het nieuwe Interreg V VlaanderenNederland programma zijn geënt op deze Europa 2020-strategie. Innovatie vormt het codewoord, samen met duurzame energie, efficiënt omgaan met hulpbronnen, milieu en arbeidsmarktmobiliteit. Voortbouwen op projecten als Incubatorennetwerk(t) zal dus kansrijk zijn, in Interreg V.
Bram de Kort Algemeen directeur Interreg Vlaanderen-Nederland
1 Europese Commissie, Innovation Union – A pocket guide on a European 2020 initiative. Luxemburg, 2013, p. 2 en p. 12. | 2 Uit de eerste pagina van het aanvraagformulier van Incubatorennetwerk(t).
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
7
Interreg
GESPREK MET SUS BERGMANS, PROJECTMANAGER INTERREG VLAANDEREN-NEDERLAND
Economische ontwikkeling in grensregio’s stimuleren Incubatorennetwerk(t) kadert in het Europese Interreg-programma Grensregio VlaanderenNederland waarmee Europa de economische groei in de grensregio’s wil stimuleren. Sus Bergmans is een van de acht projectmanagers die Incubatorennetwerk(t) als een van de grensoverschrijdende projecten opvolgt.
8
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Met het Interreg-prgramma wil Europa de grensoverschrijdende samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland verbeteren en zo de economische positie van de grensregio in Europa en daarbuiten versterken. Onder het luik ‘economie’ werden 33 projecten weerhouden. Incubatorennetwerk(t) was daar een van. Incubatorennetwerk(t) stimuleert samenwerking tussen universiteiten om bedrijvigheid te creëren. Met het Interreg-project ambieert Europa net hetzelfde, maar dan op grote schaal? Precies. De redenering is: als Vlaanderen en Nederland hun expertise, hun kennis, hun ervaring en krachten bundelen, komen ze er samen nog sterker uit. De belangrijkste bedoeling van deze programma’s is om de regio’s meer competitief te maken. Niet enkel binnen Europa, maar ook op wereldvlak. Door dergelijke concrete samenwerkingsprojecten te ondersteunen, wil men de eventuele barrières in kaart te brengen die bedrijven, overheden en kennisinstellingen momenteel hinderen om samen te werken. Wat maakt Incubatorennetwerk(t) zo interessant als Interreg-project? Het programma speelt in op de uitdaging die we overal in Europa zien: er is zeer veel kennis, onderzoek en technologie, maar de overstap naar bedrijvigheid wordt te weinig gemaakt. Daar wil Incubatorennetwerk(t) iets aan doen. Er zitten drie grote luiken aan dat project: 1. Uitwisselen van methodieken om tot een consensus te komen van wat nu de best practice is om onderzoek en technologieontwikkeling te laten resulteren in meer economische bedrijvigheid 2. Masterclasses organiseren om starters of groeiers te begeleiden en verder te professionaliseren zodat zij een bedrijf kunnen starten of met hun bedrijf verder
kunnen groeien. Vooral de ‘Masterclass groeiers’ is een interessant gegeven: bestaande bedrijven een niveau hoger brengen zodat ze kunnen doorgroeien en meer werkgelegenheid creëren. Hier gaat het dan om marktverbreding in binnen- of buitenland en hoe dat kan begeleid worden. 3. Onderzoekers of startende bedrijven op interregionaal en interuniversitair vlak samenbrengen en kijken of zij samen een stap vooruit kunnen zetten. Dit is voor ons vanzelfsprekend een zeer interessant luik omdat het volledig de Europese doelstellingen concretiseert. Incubatorennetwerk(t) krijgt hiervoor een budget van 25.000 euro per startend of opstartend bedrijf zodat deze bedrijven hiermee een deel verder onderzoek kunnen doen, iemand extern kunnen inhuren om hen verder te brengen of bijkomende apparatuur kunnen kopen op hun weg naar economische validatie. U volgt dit project regelmatig op: hoe ziet u het evolueren? Elke projectverantwoordelijke rapporteert driemaandelijks de financiële gang van zaken en om de zes maanden het inhoudelijke luik. Daarnaast gaan de projectmanagers halfjaarlijks bij hen op bezoek om de voortgang van het project te bespreken: waar zitten de knelpunten, worden de objectieven op tijd gehaald, hoe ver staat het met de financiën, moet er een wijziging worden aangevraagd aan het projectplan en zo ja, in welke richting? Aanvankelijk leek het voor Incubatorennetwerk(t) niet zo gemakkelijk om samenwerkingsmogelijkheden te detecteren, maar nu lijken ze daar toch aardig in te slagen. Ik heb het gevoel dat ze hun beoogde resultaten goed zullen halen. Natuurlijk verwachten we niet dat dit project tien kant en klare spin-offs zal opleveren, maar wel dat er onderzoekers worden gedetecteerd die van hun kennis een bedrijf willen maken, die kunnen inschatten hoe ze dat moeten aanpakken zodat ze daar ook in slagen. Wat wij wel jammer vonden van in het begin is dat er slechts één Nederlandse universiteit bij betrokken is, waardoor het grensoverschrijdende samenspel toch wat beperkter was. Als we aan een vervolgtraject zouden denken, wordt dit zeker een aandachtspunt. Wat maakt Incubatorennetwerk(t) uniek? De uitdrukkelijke wil van de kennisinstellingen om samen te werken, wat betekent dat ze bereid zijn om hun kaarten op tafel te leggen en hun kennis en beschikbare technologieën met elkaar te delen. Het is de eerste keer dat incubatiecentra elkaar treffen en met zo’n intensiteit samenwerken.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
9
Interreg
Het Europese Interreg programma Grensregio Vlaanderen-Nederland is een grensoverschrijdend samenwerkingsverband tussen de 8 provincies in de grensstreek van Vlaanderen en Nederland: West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, VlaamsBrabant, Belgisch-Limburg, Nederlands-Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. In de programmaperiode 2007-2014 werden 65 grensoverschrijdende projecten binnen de thema’s economie, mens en milieu tot 50 % gesubsidieerd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
Interreg
Het project wordt ook goed geleid. Ze hebben een goede expertise om dit in de juiste banen te leiden, ook wat de Masterclasses betreft. Het was duidelijk dat ze niet aan hun proefstuk toe waren: enkele universiteiten hadden reeds ervaring in samenwerking en daar kunnen andere kennisinstellingen nu mee van profiteren. Is Interreg geïnteresseerd in een Incubatorennetwerk(t) deel twee? Niet als het om een herhaling van dezelfde processen gaat. Als zij een andere invalshoek vinden om die samenwerking een zekere gestalte te geven, dan staan we daar zeker voor open omdat dat toch wel aansluit bij de prioriteiten van het nieuwe programma (zie kader). Bottomline is dat het moet leiden tot nieuwe bedrijvigheid, nieuwe producten of nieuwe diensten die de kans hebben om door de markt te worden opgenomen. We zijn van mening dat de economie in onze grensregio enkel kan overleven door vernieuwing, want de klassieke industrie is verleden tijd. Bij deze innovatie kunnen universiteiten en kennisinstellingen zeker een rol spelen. Op voorwaarde dat zij hiermee bedrijvigheid creëren.
Nieuw programma oogt veelbelovend voor Incubatorennetwerk(t).2 Voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 heeft de Grensregio Vlaanderen-Nederland de ambitie om voluit in te zetten op de EU2020doelstellingen. Concreet betekent dit een focus op slimme, duurzame en inclusieve groei. Het programma ambieert met concrete vernieuwende projecten verder bij te dragen aan de positie van de grensregio Europa. Daarom is de Grensregio op zoek naar projectideeën die aansluiten bij volgende thema’s: • versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie • steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
Onder het luik ‘economie’ werden 33 projecten weerhouden. Incubatorennetwerk(t) was daar één van.
10
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
• bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen • bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit.
Interreg
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
11
Situering INNOTEK COÖRDINEERT PROJECT DAT INTERREGIONAAL HIAAT OPVULT DOOR INTERUNIVERSITAIRE SAMENWERKINGSVERBANDEN
Grensoverschrijdend universitair onderzoek economisch valoriseren Erik Degroof, Christy Huybrechts, Roger Dams
12
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Innotek, samen met Vlaamse en Nederlandse universiteiten een pilootproject dat een meerwaarde moest bieden van nieuw op te richten universitaire spin-offs en van bestaande spin-offs met groeipotentieel. Erik Degroof, tenchnologiemanager, Roger Dams, senior businessdevelopment manager en Christy Huybrechts, businessanalist en projectverantwoordelijke, schetsen het ontstaan, de resultaten en de mogelijke toekomst van dit innovatief project. Incubatorennetwerk(t) speelt in op bepaalde lacunes in onze Vlaams/Nederlandse regio? Roger Dams: Er ontbreekt een interuniversitair en grensoverschrijdend samenwerkingsverband dat, door middel van technologie-uitwisseling en de inzet van beschikbare kennis, ervaring en expertise, universitaire spin-offs optimaal ondersteunt. En dit zowel voor spinoffcreatie in de pre-startfase als voor pas opgerichte spin-offs tijdens hun incubatie en groeifase. Erik Degroof: Met dit project wilden we de beschikbare kennis en expertise van universiteiten in Vlaanderen en Nederland zo efficiënt mogelijk inzetten, waarbij zij een meerwaarde konden bieden door technologie uit te wisselen die kon leiden naar een economische valorisatie van hun onderzoek. Roger Dams: In feite speelden we met dit project in op vier probleemstellingen: het ontbreken van een interuniversitair en grensoverschrijdend samenwerkingsverband in onze grensregio, het moeilijk te overbruggen spanningsveld tussen de identificatie van universitaire spin-offprojecten en het vinden van (risico)financiering, het ontbreken van gepaste kortlopende opleidingen voor onderzoekers die een universitaire spinoff willen oprichten en voor universitaire spin-off ondernemers met de ambitie om snel door te groeien en tenslotte: de moeizame economische valorisatie van wetenschappelijk onderzoek.
Situering
Met het interregionaal project Incubatorennetwerk(t) lanceerde
Hoe wilden jullie dat concreet aanpakken? Christy Huybrechts: Innotek ging de coördinatie van het hele gebeuren in handen nemen met de bedoeling ervoor te zorgen dat de universiteiten ervaringen uitwisselden, een methodiek ontwikkelden en een grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking opzetten die zou leiden tot 15 nieuwe projecten. Daarnaast wilden we ook grensoverschrijdende en interuniversitaire Masterclasses organiseren. In de praktijk kwam het er op neer dat we bestaande technologie transfer offices (TTO’s) van universiteiten bij elkaar wilden brengen die samen ervaringen gingen uitwisselen, spin-offs detecteren en dit evalueren. Om van daaruit te kijken of het mogelijk was om interuniversitaire en interregionale spin-offmogelijkheden te detecteren en verder te ontwikkelen waarbij de expertise van de ene universiteit toegevoegde waarde levert voor een mogelijke spin-off van een andere universiteit en omgekeerd. Ten derde wilden we, samen met Leuven.Inc, hun bestaande aanbod van Masterclasses voor (potentiële) academische ondernemers ook in dit project aanbrengen en uitbreiden voor groeiers. Roger Dams: Innotek kon binnen dit samenwerkingsverband optreden als neutrale partner en dat was heel belangrijk. Wij konden objectief naar de valorisatiecapaciteiten van een bepaald onderzoek kijken zonder dat een TTO of universiteit (die tot op een bepaalde hoogte soms concurrent zijn van elkaar) zich benadeeld voelde. Vanuit diezelfde neutraliteit konden we ook de Interreg-middelen verdelen over de samenwerkingsverbanden. Hoe veel universiteiten waren bij dit Interreg-project betrokken? Erik Degroof: Toen we het project indienden, waren dit de Belgische universiteiten van Antwerpen, Gent, Hasselt en Leuven en voor Nederland deze van Eindhoven, Maastricht en Tilburg. Maar omdat het verkrijgen van de vereiste cofinanciering een lang en moeizaam proces bleek, hebben Gent, Maastricht en Tilburg onderweg afgehaakt. Bleven dus over: de technologietransferoffices van Antwerpen, Eindhoven, Hasselt en Leuven. Dit project liep drie jaar. Hoe waren de concrete resultaten? Christy Huybrechts: Zeer goed. We hadden vooropgesteld dat we tien interuniversitaire startersprojecten zouden identificeren, waarvan drie interregionaal. We hebben die tien geïdentificeerd, waarvan twee interregionaal. Daarnaast was het de bedoeling om vijf groeiende bedrijven te identificeren, waarvan twee grensoverschrijdende. In de praktijk zijn dit zes groeibedrijven geworden, waarvan vier interregionale.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
13
Situering
Dat we minder interregionale starters hebben kunnen oprichten dan oorspronkelijk gepland, is voor een groot deel te wijten aan het feit dat de meeste starters zich in de sector van de life sciences situeren en weinig aansluiting vinden bij de enige Nederlandse universiteit in dit samenwerkingsverband: Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) is immers vooral een technisch geörienteerde universiteit. Verder wilden we acht Masterclasses3 aanbieden, vijf voor starters en drie voor groeiers. Dit zijn er uiteindelijk negen geworden: zeven voor starters en twee voor groeiers. Roger Dams: Masterclasses voor groeiers aanbieden is niet zo eenduidig als voor starters. De ‘groeiers’ zitten weliswaar allemaal in een groeiproces, maar hebben verschillende, concrete noden. Daar is meer maatwerk voor nodig. Incubatorennetwerk(t) wilde ook een methodiek ontwikkelen om universitaire spin-offs op een gestructureerde manier te detecteren? Christy Huybrechts: We wilden de verschillende methodieken die door de individuele TTO’s gehanteerd werden, formaliseren in een overkoepelende detectietool4 die we dan ook aan de TTO’s van andere universiteiten konden aanbieden. Die detectietool is er, maar in feite is het belangrijkste resultaat van deze oefening, dat zo’n dingen niet echt kunnen geformaliseerd worden. Elke case is immers anders en vraagt een individuele aanpak. Elke TTO volgt op die manier een eigen, ongeveer gelijkaardige flow. Op welke manier kreeg Incubatorennetwerk(t) financiële ondersteuning van Interreg? Christy Huybrechts: Elk geïdentificeerd project kreeg een financiële ondersteuning van 25.000 euro. Dit kon gebruikt worden voor alle mogelijke acties die het onderzoek een hogere economische valorisatie gaven: bijkomende testen in een ander labo, het inhuren van een externe business developer, de aankoop van een specifieke kit ... Erik Degroof: Het geld diende om een commerciële proof of concept te realiseren zodanig dat het product interessant genoeg zou zijn om bijkomend kapitaal aan te trekken. Zo kan de ene universiteit de hand uitreiken naar de andere om toegevoegde waarde te genereren en daar een financiële vergoeding tegenover zetten. Roger Dams: Wat we echter niet hadden voorzien, was dat de meeste universitaire projecten nog bijkomend technisch onderzoek nodig hadden om tot de valorisatiefase te kunnen overgaan. Waardoor er onvoldoende financiën overbleven voor het luik business development en het definiëren van de marktfocus.
Welke waren de belangrijkste drempels van dit project? Christy Huybrechts: Het juridische luik was echt een tegenvaller. Van zodra twee onderzoeksgroepen bereid zijn tot samenwerking en het project richting valorisatie gaat, moet er een juridisch document opgesteld worden. Dat document moet eerst door de juridische dienst van de ene universiteit goedgekeurd worden en vervolgens door de juridische dienst van de andere universiteit. Dat ging nooit zonder slag of stoot en dat heeft heel wat zaken vertraagd. Roger Dams: Ook dit kan je als een leerproces beschouwen, natuurlijk: hoe gaan universiteiten op juridisch vlak om met een samenwerking rond gezamenlijke valorisatie? Samenwerken op onderzoeksvlak is voor hen dagelijkse kost en daarvoor bestaan de nodige procedures en (standaard)overeenkomsten. Samenwerken rond concrete valorisatie was meestal nieuw. Christy Huybrechts: En dan heb je ook nog de legale verschillen tussen het opstarten van een bedrijf in Nederland en het opstarten van een bedrijf in België.5 Het juridische luik is één groot kluwen dat het hele proces bemoeilijkt en vertraagt. Waren er ook onverhoopte resultaten, die jullie niet voorzien hadden? Erik Degroof: Dankzij onze maandelijkse bijeenkomsten zijn de TTO’s actiever op zoek gegaan naar spin-offopportuniteiten binnen hun universiteit. Waar zijn onderzoekers mee bezig, waar is spin-offpotentieel aan het ontluiken, is er in de andere universiteiten complementaire knowhow die ons spin-offproces kan versnellen? Dat dit nu gebeurt, is mede dankzij dit project. En door het feit dat we nu enkele jaren samenwerken, weten de mensen van die verschillende TTO’s beter waar andere universiteiten sterk in staan. Ze vinden mekaar nu veel sneller. Roger Dams: Het is duidelijk dat dit project de TTO’s van de deelnemende universiteiten dichter bij elkaar heeft gebracht en een proces in gang heeft gezet van over de eigen muren heen te kijken. In feite was het project eind september afgelopen. Jullie hebben verlenging aangevraagd en gekregen tot eind december. Vanwaar deze verlenging? Christy Huybrechts: Daar waren verschillende redenen voor. De samenwerkingsprojecten hadden een heel trage opstart. In twee TTO’s was er een personeelswissel van de projectverantwoordelijken, waardoor het proces van identificatie van mogelijke
3. Lees meer over de Masterclasses op pagina 34 | 4. Lees meer over de detectietool op pagina 22 | 5. Lees meer over deze legale verschillen op pagina 28
14
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Situering
samenwerkingsprojecten vertraging opliep. Daarnaast komt het vinden van samenwerkingsmogelijkheden bovenop de workload van de onderbemande TTO’s, waardoor dit meer tijd vroeg dan verwacht. Ten derde, het herverdelen van de toegewezen middelen voor het uitvoeren van de projecten resulteerde in een ingewikkelde financiële wijziging die door Interreg diende goedgekeurd te worden. En zoals eerder aangehaald, vertraagde het juridische luik ook een en ander. Hoe loopt het verder? Roger Dams: We hopen dat we hieraan een vervolg kunnen koppelen. Alle partners willen verder en willen ook het consortium uitbreiden met enkele bijkomende universiteiten. Hierbij denken we aan UGent en Maastricht University. Als dit mogelijk zou zijn, willen we in elk geval de Masterclasses behouden en bekijken hoe we de groeiers een interessant aanbod kunnen geven. Maar er moet in ieder geval meer budget kunnen vrijgemaakt worden per project, omdat we gemerkt hebben dat die 25.000 euro ontoereikend is voor zowel een luik technisch onderzoek als voor het luik businessdevelopment en markpotentieelverkenning. Christy Huybrechts: In die optiek zou Innotek in een volgend project ook meer kunnen betekenen dan enkel instaan voor coördinatie en administratie. Want in businessdevelopment kunnen wij ons netwerk van professionele coachen inbrengen en op die manier nog meer toegevoegde waarde leveren.
In businessdevelopment kan Innotek zijn netwerk van professionele coachen inbrengen en op die manier nog meer toegevoegde waarde leveren Christy Huybrechts, projectverantwoordelijke
Erik Degroof: Wat we in dit project ook geleerd hebben, is dat valorisatie niet per definitie gelijk staat met spin-offcreatie. Ook contractonderzoek en licenties zijn een vorm van valorisatie. En dat willen we in een mogelijk vervolgtraject beter definiëren: vanuit business development onderzoeken wat de meest interessante weg is om een onderzoek te valoriseren. Valorisatie krijgt dan een breder perspectief dan enkel een spin-off oprichten.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
15
Partneruniversiteiten RONDETAFELGESPREK MET DE TREKKERS UIT DE TECHNOLOGIETRANSFER-AFDELINGEN VAN DE UNIVERSITEITEN VAN ANTWERPEN, EINDHOVEN, HASSELT EN LEUVEN
Interregionale valorisatie-opportuniteiten ondersteunen Van links naar rechts: Bart Nelissen, Christian Daman, Peggy Verelst, Ann-Pascale Bijnens, Bart de Jong, Ilse Sienaert en Rudi Cuyvers
16
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
TTO’s, van de vier samenwerkende universiteiten kwamen regelmatig bijeen om het Incubatorennetwerk(t) gestalte te geven. Onder de naam TUC (Technologie Uitwisseling Commissie) verbonden ze zich ertoe zeven doelstellingen na te streven om op die manier interuniversitaire en interregionale potentiële bedrijvigheid te genereren uit bestaande onderzoeken. We vroegen hen naar hun motivatie om in dit project te stappen, het groeiproces dat ze hadden meegemaakt en welke lessen ze allemaal hadden geleerd. Dat bleken er behoorlijk wat. Alle TUC-partners waren ervan overtuigd dat een samenwerking enkel voordelen kon opleveren. Opstarten van spin-offs doe je sowieso met andere partners en door deel te nemen aan dit project werden ze gestimuleerd om actief te zoeken naar opportuniteiten buiten hun eigen universiteit, buiten hun regio, deze mee op te volgen en vorm te geven.
SYSTEMATIEK EN STRUCTUUR Alle TTO’s hebben een soortgelijke manier van werken om het potentieel van een spin-off te laten groeien, maar toch was er bij verschillende partners de honger naar een soort
Partneruniversiteiten
De technologietransferafdelingen, kortweg
systematiek. Het merendeel van hen had universitaire spinoffs begeleid, en wisten nu, door het samenleggen van hun methodieken, dat iedere TTO een gelijkaardige aanpak hanteerde. Door het delen van de ‘best practices’ ontstond er een soort generieke en gestructureerde detectietool waarin iedereen zich kon vinden en die ook ten dienste zal gesteld worden van andere TTO’s. Een ander belangrijk hulpmiddel bleken de samenkomsten te zijn. In het begin niet echt regelmatig, waardoor het belletje “Zit in mijn TTO een potentieel interuniversitair/interregionale samenwerkingsmogelijkheid?” niet al te vaak ging rinkelen. Dit kende een ommekeer toen besloten werd veel intensiever samen te komen, waardoor het Incubatorennetwerk verder doorleefde binnen de eigen TTO’s en er al sneller werd gedacht “misschien kan dit onderzoeksproject wel versterkt worden door dit aan te haken bij een onderzoeksgroep in een andere universiteit”. De partners gaven aan zeer tevreden te zijn dat dit project hen een beetje forceerde om tijd te maken samen met de andere partijen naar een meerwaarde te zoeken. Het kan eenvoudig lijken, maar ook het feit van de andere TTO’s te leren kennen op een systematische, frequente en structurele basis, was een grote meerwaarde. Elke TUC-meeting gooiden de leden hun kaarten op tafel (vanzelfsprekend onder een non-disclosure agreement) en vertelden de anderen welke interessante onderzoeken op hun universiteiten liepen. Door die kennis te delen, verhoogden de mogelijkheden tot samenwerking omdat iedereen wist dat de ander zijn dossier mogelijks sterker kon maken. Ook hier geldt dat het geheel meer is dan de som van zijn delen.
Ann-Pascale Bijnens UHasselt
Hoe vroeger je onderzoekers in het traject bij elkaar brengt, in de fase waar hun idee nog niet helemaal is uitgekristalliseerd, hoe makkelijker het samenwerken verloopt Ann-Pascale Bijnens, Tech Transfer UHasselt
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
17
Partneruniversiteiten
Zo’n universitaire spin-off is toch iets heel anders dan een industriële spin-off. Van zodra je in het bedrijfsleven nog maar denkt aan een spin-off, moet hij binnen de zes maand up and running zijn of de raad van bestuur haakt af. Op universitair niveau betekent dit dat er nog een stukje onderzoek aan voorafgaat, waardoor het makkelijk nog twee jaar kan duren. Christian Daman, Tech Transfer UAntwerpen
Een universitaire spin-off opstarten is al een hele uitdaging, maar een interuniversitaire spin-off opstarten is nog een veel grotere uitdaging. Rudi Cuyvers, KU Leuven Research & Development (afdelingshoofd spin-off en innovatie)
18
VAN PROEFBUIS NAAR VERKOOPPUNT
INCENTIVES
Waar TTO’s altijd en overal mee worstelen - en het deed hen deugd het binnen deze samenwerking ook eens van een ander te horen - is dat onderzoekers dusdanig gefocust zijn op het vernieuwende karakter van hun onderzoek, dat zij ervan uitgaan dat de buitenwereld dit enthousiasme deelt. “De meeste denken: als ik een technologie vind die 5 % beter is dan alle andere technologieën, dan verkoopt dat toch gewoon zichzelf?” Hierin kunnen de TTO’s een zeer belangrijke rol spelen: door een brug te maken naar andere universiteiten waar ze misschien over de nodige applicatiekennis beschikken en zeker ook door hen binnen dit project de Masterclasses te laten volgen. Op deze intense driedaagse krijgen ze vragen van mensen uit het bedrijfsleven, van businessdevelopers en moeten deze researchers nadenken over businessdevelopment, businessmodellen, marketing, waardoor hen als het ware een spiegel wordt voorgehouden en hen de nodige realiteitszin wordt bijgebracht.
Allemaal goed en wel, die samenwerkingsopportuniteiten onderzoeken en de puzzelstukjes combineren, maar wie betaalt de bijkomende onderzoeken, testen, validaties? Daarvoor heeft het Interreg-programa een subsidie voorzien. Voor velen een dankbaar financieringsprogramma, ware het niet dat dit gepaard ging met een overkill aan administratie en contracten. “Het bleek een heel ingewikkelde transfer met cofinancieringsbijdragen waarvan wij op voorhand onmogelijk konden inschatten hoe dit werkte. Normaliter heb je één Interreg-project, maar dit waren allemaal projecten binnen het project, dus moest er voor elk project een contract opgesteld worden en dat bleek niet zo eenvoudig.” Maar, het moet gezegd: de financiële ondersteuning van Interreg was vaak de dankbare wortel die een onderzoeksgroep over de streep hielp om bijkomende onderzoeken uit te voeren ten behoeve van een partner in het netwerk.
Eén van de moeilijkheden bij de creatie van een spin-offteam is de juiste mensen samenbrengen die dit kunnen realiseren. De onderzoeker heeft niet altijd het profiel en de ambitie om een bedrijf operationeel of financieel te leiden. Voor de TTO’ers is het een uitdaging om hiervoor een geschikte trekker (CEO) te vinden die voldoende voeling heeft met de technologie en waarmee het tegelijkertijd ‘klikt’ met de onderzoeksgroep. Daarenboven moet de onderzoeksgroep ook achter het idee van een spin-off staan ... En dan hebben we het nog niet over de ‘market intelligence’ gehad. Welk businessmodel moet men kiezen, wat is de vraag van de markt? Vaak zijn universiteiten en onderzoeken hun tijd (te) ver vooruit en dan is het moeilijk om de juiste applicaties te vinden die een voldoende groot commercieel potentieel hebben. De vinger aan de pols houden met het bedrijfsleven is ook alweer een taak voor de TTO’s.
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
LESSONS LEARNED De grote meerwaarde aan dit project is dat TTO’ers een netwerk hebben opgebouwd om de verschillende valorisatieopportuniteiten te kunnen ondersteunen. Door samen te zitten en good practices met elkaar uit te wisselen, zijn heel wat inzichten naar boven komen drijven. Zoals daar zijn ... Onderzoeksgroepen moeten elkaar vertrouwen om goed met elkaar te kunnen samenwerken. Je kan er als TTO nog zo van overtuigd zijn dat beide groepen tot een pracht van een product zullen komen, als het menselijke niet ‘matcht’, lukt het niet. Je kan dat als TTO dus ook niet forceren.
Onderzoeksgroepen die werken rond gelijkaardige technologieën of kennis zijn vaak in competitie met elkaar en niet altijd bereid om hun innovatieve ideeën te delen. TTO’ers moeten een grote diplomatie aan de dag leggen om onderzoeksgroepen samen te brengen. Het resultaat hoeft niet altijd een nieuw bedrijf te zijn. Een samenwerking kan verschillende vormen aannemen: het kan leiden tot het samen oprichten van een spin-off of tot het verlenen van licenties. De partners hebben in dit project geleerd om goed te kijken naar welke mechanismen het beste kunnen ingezet worden. “De uitkomst van een onderzoek naar een spin-off kan resulteren in de beslissing om geen spin-off op te richten”, zei een partner. “En ook dat is een resultaat, want misschien werd er een bestaand bedrijf gevonden dat geïnteresseerd
Partneruniversiteiten
Onderzoekers weten perfect met wie ze moeten samenwerken op onderzoeks- en technologievlak. Daar moet je als TTO’er niet tussenkomen. Maar wel als het hoofdstuk spin-off wordt aangesneden: dan kan je een gebied aanboren waarin ze niet thuis zijn. Dat is ook het geval bij het zoeken naar een toepassing: er is steeds een multitude aan toepassingen, maar om een succesverhaal te maken moet je een ‘killer application’ kiezen waarop je je gaat toespitsen. Dat is een zeer moeilijk oefening omdat ze dan in een domein komen waarin ze te weinig expertise hebben en ze moeten kunnen vertrouwen op een andere partij. TTO’ers hebben dus een heel belangrijke rol in het uitklaren van het sterke commerciële aspect van hun toepassing: niet zozeer in de technologische kant, maar vooral in de toegevoegde waarde voor de markt. Onderzoekers hebben het moeilijk om de juiste elementen naar voren te brengen en daarin kunnen TTO’ers hen helpen. Ook in hun kiezen voor de juiste applicatie, want kiezen voelt altijd een beetje als verliezen ...
is in licenties of resulteerde het in een andere vorm van samenwerking. De bedoeling van dit project is om zo veel mogelijk knowhow en onderzoeksresultaten te laten doorstromen. We hebben zelfs onderzoeksgroepen gehad die geen samenwerkingsproject konden definiëren binnen de scope van dit project, maar die elkaar ondertussen wel gevonden hebben en mogelijke opportuniteiten zagen in een ander gezamenlijk onderzoeksproject. Wat misschien ooit wel kan leiden tot een spin-off. Het belangrijkste was in elk geval dat ze elkaar gevonden hadden.”
EN VERDER? De grootste stappen zijn gezet. Het vliegwiel kan nu draaien om het netwerk uit te breiden. Dat is Incubatorennetwerk(t) ook van plan. Nog een Nederlandse en een Vlaamse partner erbij, dat zou mooi zijn. Maar samenwerken kost geld. Interuniversitaire grensoverschrijdende samenwerking is niet gebudgetteerd in de werkingskosten van de universiteiten. De 25.000 euro die voorzien zijn om de individuele projectkosten te dekken, blijken onvoldoende. “Die zijn goed als incentive om bijkomende onderzoeken of technologische valorisaties uit te voeren, maar onvoldoende om de markt te verkennen. Voor businessdevelopment en meer focus op de marktopportuniteiten zullen er meer middelen voorzien moeten worden.”
Team KU Leuven | Rudi Cuyvers en Ilse Sienaert
Voor een succesvolle samenwerking is het belangrijk dat een onderzoeksgroep voor zichzelf helder kan formuleren wat de tekortkomingen zijn aan zijn project. Pas wanneer die vraag heel zuiver gedefinieerd is, kan hij op zoek gaan naar relevante samenwerkingsopportuniteiten. Ilse Sienaert, KU Leuven Research & Development (afdeling spin-off en innovatie)
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
19
Partneruniversiteiten
Vier Technologie Transfer Offices
Team UA | Peggy Verelst en Christian Daman
Wij lijsten samen met de onderzoekers de aandachtspunten op die nodig zijn om een aantal cruciale partners over de streep te krijgen. Zo leg je een deel van de taken bij hen en als ze daar een grondig antwoord op gegeven hebben, kan je weer een stap vooruit.
KU LEUVEN RESEARCH & DEVELOPMENT
TECH TRANSFER UANTWERPEN
Opgericht in 1972
Opgericht in 2006
Een multidisciplinair LRD team van experten op vlak van onderzoekssamenwerking, intellectuele eigendom en de oprichting van spin-offs ondersteunt onderzoekers in hun interactie met bedrijven en de maatschappij, en de valorisatie van hun onderzoeksresultaten. Daarnaast bevordert LRD ondernemerschap en innovatie en ondersteunt de regionale ontwikkeling en kenniseconomie.
De medewerkers helpen de onderzoekers van de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen met de transfer van kennis en technologieën naar het bedrijfsleven door de onderzoekers te helpen met de valorisatie van hun kennis, uitvindingen en ideeën. En omgekeerd: zij brengen bedrijven in contact met de juiste onderzoekspartners of leiden hen naar de juiste technologieën of infrastructuur.
TU/E INNOVATION LAB
TECH TRANSFER UHASSELT
Opgericht in 2004
Opgericht in 2007
De medewerkers willen ‘faciliteren en ontzorgen bij financiering van onderzoek’ en zijn dan ook expert op het gebied van subsidies/funding, IP, financiën, support en juridische zaken. Tegelijkertijd willen zij er als business developers voor zorgen dat de kennis naar de markt wordt gebracht.
Doelstelling: Limburgse onderzoekers van UHasselt en Hogeschool PXL aanzetten en begeleiden om de stap naar het bedrijfsleven te zetten en vice versa. De activiteiten spitsen zich toe op onderzoek met bedrijven, intellectuele eigendom en spin-offbegeleiding.
Peggy Verelst, Tech Transfer UAntwerpen
20
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
OVER WELKE FONDSEN BESCHIKKEN DE TTO’S VOOR HUN ONDERZOEKERS? TU/e Innovation Lab BrightMove pre-seed en proof-of-concept-leningen TTO UAntwerpen IOF en Qbic, een interuniversitair risicokapitaalfonds
Wat deze onderzoekers goed beheersen, is hun technologievalidatie. Daar staan ze zeer ver in. Maar wat een marktvalidatie precies inhoudt, is voor hen een nieuw leerproces. Bart Nelissen, TU/e Innovation Lab
TTO UHasselt IOF en Arkiv KMOFIN2 KU Leuven Research and Development (LRD) Pre-seed financiering (IOF, CD3) en zaaikapitaalfonds (Gemma Frisius Fonds KU Leuven) Via SOFI biedt Vlaanderen ook nog de mogelijkheid om risicokapitaal ter beschikking te stellen aan universitaire spin-offs.
Partneruniversiteiten
Spin-off fondsen
Team TU/e | Bart de Jong en Bart Nelissen
De uitdagingen in Vlaanderen en Nederland zijn precies hetzelfde: je werkt met onderzoekers en niet met ondernemers. Het is de taak van de TTO’s om hen dat ondernemerskantje bij te brengen. Bart de Jong, TU/e Innovation Lab
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
21
TUC & detectietool
METHODIEKEN OM UNIVERSITAIRE SPIN-OFFS EN COMPLEMENTAIRE KENNISCOMPONENTEN TE DETECTEREN
Sherlock Holmes vindt dé aanwijzing Een van de doelstellingen van Incubatorennetwerk(t) was het oprichten van een Technologie Uitwisseling Commissie die potentiële samenwerkingsmogelijkheden in een vroeg stadium kon detecteren. Deze TUC ging zich ook buigen over een geharmoniseerde detectietool, een procesflowmodel om na te gaan of een onderzoek/technologie voldoende marktpotentieel had. De vergelijking met de speurder Sherlock Holmes is misschien wat vergezocht, maar toch is er sprake van een welomschreven methodiek om businesspotentieel te ontdekken. Bart de Jong (TU/e Innovation Lab) en Rudi Cuyvers (KU Leuven Research & Development) lichten toe. 22
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
TUC: doelstellingen • ontwikkelen van een detectietool op welke manier interuniversitaire en interregionale technologie-uitwisseling kan uitgroeien tot een spin-off • detecteren van technologie-uitwisselingsopportuniteiten die in aanmerking komen voor een interuniversitaire en interregionale samenwerking • detecteren van bestaande universitaire spin-offbedrijven die in aanmerking komen voor een interuniversitaire en interregionale samenwerking zodat het bestaande bedrijf sneller kan groeien • selecteren van interuniversitaire en interregionale technologie-uitwisseling samenwerkingsprojecten in de pre-startfase • selecteren van interuniversitaire en interregionale technologie-uitwisseling samenwerkingsprojecten in de incubatie- en groeifase • implementatie en begeleiding interuniversitaire en interregionale samenwerkingsprojecten in de pre-startfase • implementatie en begeleiding interuniversitaire en interregionale samenwerkingsprojecten in de incubatie- en groeifase
Bart de Jong: “Op de TUC zijn alle partners aanwezig. Een bepaalde partner kent bijvoorbeeld binnen zijn universiteit een onderzoek wat hem heel interessant lijkt en vraagt aan de rest van de commissie of iemand daar een bijdrage kan aan leveren zodat dit een hogere valorisatie kan krijgen. Misschien is er aan een andere universiteit een complementair onderzoek aan de gang dat daar prima op kan aansluiten?” Rudi Cuyvers: “Als wij vanuit onze werking zien dat aan een bepaald idee nog een stukje kennis, technologie of toepassingsgebied ontbreekt waarin we niet echt thuis zijn, dan vragen we binnen de TUC wie van onze partners die leemte eventueel kan opvullen. Als we daarmee een match kunnen realiseren hebben we een interuniversitair project.’ Bart de Jong: “De eerste keren dat we samen kwamen was een aftoetsen: wie zijn we en waarin zijn we goed? En vervolgens hebben we elkaar verteld welke projecten er allemaal lopen.” Rudi Cuyvers: “Die bron droogt nooit op. Ten eerste zijn er heel veel valabele onderzoeken bezig en ten tweede kan een bepaalde technologie die op het eerste gezicht economisch niet interessant is, dit toch worden als je naar een ander toepassingsgebied gaat dat buiten de eigen universiteit ligt. Op de TUC-meetings raken we nooit uitgepraat: de projecten leven en veranderen van focus, er komen nieuwe projecten bij ...”
MOEILIJKE OPSTART Het leek allemaal mooi op papier, maar toch liepen de TUC-meetings niet onmiddellijk van een leien dakje. Rudi Cuyvers: “Dat was ook vrij logisch. We hebben ongelooflijk veel werk met onze bestaande techtransferactiviteiten en dit kwam er allemaal bovenop, zodat we niet echt gefocust waren op interuniversitaire spin-offs. Pas enkele dagen voor de TUC-meeting begon je er eens over na te denken.” Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
23
TUC & detectietool
Van bij de oprichting van het Incubatorennetwerk(t) was het duidelijk dat het zoeken naar interregionale en interuniversitaire spin-offmogelijkheden gelijk stond met een intense samenwerking tussen de technologie transferdiensten (TTO’s) van de partner-universiteiten. Zij hebben immers het overzicht van wat er leeft aan onderzoek binnen hun universiteit en waar mogelijks marktpotentieel uit te halen valt. In het project werden de medewerkers van deze TTO’s samengebracht onder de noemer Technologie Uitwisseling Commissie (TUC) met de bedoeling gezamenlijk op zoek te gaan naar mogelijke samenwerkingsprojecten.
TUC & detectietool
“In het eindstadium worden er een paar mijlpalen tegelijkertijd genomen. Sluiten we een licentie af met een bepaald bedrijf of wordt het een spin-off? In het laatste geval: opmaken van een businessplan, een team bij elkaar krijgen, investeerders en partners vinden ...” Bart de Jong en Rudi Cuyvers
24
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
DETECTIETOOL: HULPMIDDEL, GEEN TOVERMIDDEL Iedere TTO heeft zo zijn manier om spin-offopportuniteiten op te sporen. Het lag in de bedoeling van de TUC om de good practices bij elkaar te leggen en zo te komen tot één generieke detectietool die ook aan andere TTO’s kan aangeboden worden. Bart de Jong: “We hebben onderzocht of we een gemeenschappelijke werkwijze konden vastleggen voor het detecteren van nieuwe spin-offopportuniteiten. Bij de ene was de werkwijze al wat expliciter dan de ander, maar iedereen werkt min of meer op dezelfde wijze.” Rudi Cuyvers: “Wij raden onderzoekers aan om, als ze een idee hebben met commercieel potentieel, dit zo snel mogelijk te communiceren met de techtransferdienst zodat we samen kunnen kijken of we dat idee kunnen commercialiseren in ofwel een samenwerking en/of een licentie met een bestaande onderneming, dan wel in de opstart van een nieuw spin-offbedrijf.” Volgens welke flow dit proces loopt, heeft de TUC in onderstaand model gegoten. Eerst is er het idee. Ofwel stappen de onderzoekers ermee naar het TTO ofwel heeft het TTO dit idee zelf opgespoord door met verschillende partners te praten. Het idee wordt een project: het gaat in de database en krijgt een projectnummer. Bart de Jong: “Vervolgens wordt op dat project een quickscan losgelaten: kunnen wij als universiteit over de onderzoeksresultaten beschikken? Zo ja, dan schrijven we een nonconfidential disclosure waarmee we in grote lijnen aan de buitenwereld laten weten dat we met iets bezig zijn. Tegelijkertijd kijken we of de basiselementen aanwezig zijn om een succesvol economisch parcours te kunnen lopen.” Rudi Cuyvers: “Leveren de quick scan en het commercieel parcours groen licht op, dan hebben we een eerste mijlpaal gehaald: het project gaat door.
Daarna volgt een eerste marktstudie: welke bedrijven zijn op dit terrein actief? Dit gebeurt in overleg met de onderzoeksgroep die contacten heeft met de industrie. Dit is ook de fase waarin we het project op de TUC-meeting brengen en de partners deels als positief klankbord gebruiken en deels als motor om dit idee naar een hoger echelon te brengen.” Bart de Jong: “Als hieruit blijkt dat het project nog steeds interessant is, gaan we na of het nodig is om een voorlopig patent aan te vragen. Is het antwoord ja, dan moeten we de businesscase nog sterker maken om een definitief patent te kunnen aanvragen. Dit betekent nog een meer grondige marktstudie, klanten en concurrenten in kaart brengen, marktaandeel bepalen. Daaruit kan blijken dat de businesscase toch niet sterk genoeg is. Een tweede mijlpaal dus.” Rudi Cuyvers: “Maar we kunnen ook met een sterke business case beslissen om geen definitieve patentaanvraag in te dienen en te bekijken op welke manier we business kunnen genereren. Misschien is het beter om niet te patenteren, omdat patenteren betekent dat je de vinding gedetailleerd beschrijft, wat iedereen kan lezen. Misschien is in bepaalde gevallen geheimhouding gewoon beter? Niemand kent toch de formule van Coca Cola?” Vanaf dan gaat het in rechte lijn naar de laatste fase. De businesscase moet nu spijkerhard gemaakt worden via diepgaande gesprekken met potentiële partners, experten, financiers en dies meer. Is dat het geval, dan kan er gekeken worden op welke manier dit gevaloriseerd wordt. Bart de Jong: “In dit stadium worden er een paar mijlpalen tegelijkertijd genomen. Sluiten we een licentie af met een bepaald bedrijf of wordt het een spin-off? In het laatste geval: opmaken van een businessplan, een team bij elkaar krijgen, investeerders en partners vinden ...” Op vier slides (zie volgende pagina) wordt deze detectietool helder weergegeven, maar, benadrukken beide heren: dit is geen wiskunde en ook geen scorecard. De optelling is niet de uitkomst: het is niet omdat je globaal 60 op 100 haalt, dat je geslaagd bent. Rudi Cuyvers: “Er zitten veel subjectieve zaken tussen en dat is ook logisch. Maar er staan een boel kritische vragen tussen die een TTO verder kunnen helpen.” Bart de Jong: “We willen vooral niet dat mensen gaan denken: als we dit netjes volgen, komt alles goed. Spin-offdetectie en -creatie is een people’s business. Op alle vlakken. Daar kan je geen rekenmachientje op loslaten.”
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
25
TUC & detectietool
Bart de Jong: “Dat is allemaal veranderd vanaf het moment dat we de werking geïntensifieerd hebben en maandelijks bij elkaar kwamen. Sindsdien bleef het bij iedereen op de agenda en op de voorgrond staan, waardoor er veel meer samenwerkingsmogelijkheden opdoken.” Rudi Cuyvers: “Het project dwingt je echt om na te denken over interuniversitaire spin-offs. Wat niet zo eenvoudig is, want dat betekent: nog meer partners, nog meer aandeelhouders ...” In ieder geval waren beiden het er roerend over eens: zelfs al wordt dit project niet verlengd, ze kennen nu alvast de weg naar de andere universiteiten. Ze kennen de TTO’s, ze kennen een aantal onderzoeksgroepen ... Deze manier van werken laat hen toe om als universiteit grotere stappen te nemen.
TUC & detectietool 26
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
TUC & detectietool
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
27
Legale verschillen
SPIN-OFFONDERNEMINGEN IN BELGIË EN NEDERLAND:
Keuze vennootschapsvorm De definitie van spin-offonderneming kan sterk verschillen van land tot land, en zelfs van universiteit tot universiteit. Terwijl voor sommige universiteiten het reeds voldoende is dat een student of onderzoeker betrokken is bij een start-up zonder dat er een formele of substantiële transfer is van onderzoeksresultaten, hanteren andere universiteiten een veel striktere definitie. Zij spreken enkel van een spin-off indien er een formele transfer van onderzoeksresultaten gebeurt én de universiteit aandeelhouder wordt in de spin-off. In elk geval is een spinoffonderneming steeds een onafhankelijke entiteit. In België is de meeste toegepaste vennootschapsvorm voor ondernemingen een bvba (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) of nv (naamloze vennootschap). In Nederland is dit een bv (besloten vennootschap).
Anne Roucourt (Baker Tilly Belgium)
28
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
VERSCHILLEN TUSSEN BELGIË EN NEDERLAND
In België wordt bij een spin-off normaliter gekozen voor de naamloze vennootschap (nv) en in Nederland voor de besloten vennootschap (bv). De redenen hiervoor zijn gelijkaardig. Bij een universitaire spin-off, zeker indien de onderneming product- of technologiegeoriënteerd is en dus niet louter gebaseerd op consultancy & engineering, zijn er meerdere aandeelhouders: • de oprichtende onderzoeker-ondernemer(s) die, eventueel aangevuld met een ervaren ondernemer, het kernteam vormt in de onderneming; • de universiteit die intellectuele eigendomsrechten en/of onderzoeksresultaten transfereert en vaak ook financiële middelen inbrengt; • één en vaak meerdere investeerders die meestal het grootste deel van de financiële inbreng voor hun rekening nemen.
De kapitaalbehoefte van een spin-off overschrijdt in de meeste gevallen het vennootschapsrechterlijk minimum van 61.500 euro voor een nv. Vandaar dat het hogere vereiste minimumkapitaal bij een nv tegenover een bvba meestal ook geen probleem vormt. Bij een bv speelt dit niet, omdat daar geen sprake is van een minimumkapitaal.
In tegenstelling tot de bvba, die een gesloten karakter heeft en meestal wordt toegepast bij familiale ondernemingen, bieden de nv en de bv een open structuur waar meerdere partijen op een eenvoudige manier kunnen betrokken worden bij belangrijke beslissingen via deelname aan een raad van bestuur (België) of een raad van commissarissen (Nederland) en aandeelhoudersvergaderingen. Hierbij kan men de nodige beslissingsmeerderheden aanpassen. In een nv of bv kan de overdracht van aandelen op een eenvoudige en flexibele manier gerealiseerd worden. Investeerders kijken bij de instap immers naar een return on investment via de verkoop van hun participatie na een bepaalde periode (typische termijnen zijn 5 tot 7 jaar). Bovendien vragen de investeerders preferenties bij een exit (verkoop van aandelen) of liquidatie (stopzetting vennootschap). Dit houdt in dat zij tegenover de oprichtende partijen voorrang vragen bij het recupereren van de ingezette financiële middelen en het realiseren van een rendement. In tegenstelling tot een bvba kunnen dergelijke preferenties eenvoudig voorzien worden in een nv of bv. In een nv of bv kunnen optieplannen gemakkelijk opgenomen worden. Optieplannen zijn een belangrijk instrument om de oprichters en het management toe te laten bijkomende aandelen te verwerven, meestal in functie van vooropgestelde technologische en commerciële mijlpalen.
Bij een nv kan men vermijden dat alle partijen oprichtersaansprakelijkheid dragen, waardoor deze venootschapsvorm tegemoetkomt aan de Belgische regelgeving die bepaalt dat universiteiten geen oprichtersaansprakelijkheid mogen dragen. Tot slot is het belangrijk te wijzen op het feit dat in België de universiteiten geen meerderheidparticipaties mogen verwerven terwijl dit in Nederland geen probleem is. Dit leidt ertoe dat in Nederland vaak reeds in een zeer vroege fase van het spin-offproces een bv wordt gestart waarbij de universiteit nagenoeg alle aandelen bezit en de incubatie verder veelal gebeurt vanuit de bv. In België daarentegen, gebeurt de incubatie binnen de universiteiten tot er een voldoende sterk investeringsdossier is opgebouwd en er een sterk investeringsconsortium kan worden aangetrokken. De incubatiefilosofie van iedere universiteit bepaalt dus in grote mate de timing van de creatie van een vennootschap. Kwaliteitsbewaking van de spin-offportfolio is in elk geval essentieel om de nodige credibiliteit op te bouwen en in stand te houden tegenover investeerders en alle stakeholders van de nieuwe onderneming. De keuze om een spin-off in België dan wel in Nederland op te starten wordt in essentie bepaald vanuit economisch en juridisch perspectief, inclusief financierings- en subsidiemogelijkheden, aangewezen locatie en fiscale aspecten. De tabel op de volgende pagina’s geeft een kort overzicht van de belangrijkste aandachtspunten vanuit juridisch perspectief en vergelijkt de Belgische en Nederlandse situatie op vlak van regelgeving en mogelijkheden betreffende kapitaal, soorten effecten en hun overdracht, bestuur en vertegenwoordiging, preferenties bij exit en liquidatie …
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
29
Legale verschillen
GELIJKENISSEN TUSSEN BELGIË EN NEDERLAND
Legale verschillen
Opstart
BELGIË (bvba/nv)
NEDERLAND (bv)
Vereist
Vereist
• Tussenkomst Belgische notaris – authentieke akte
• Tussenkomst Nederlandse
• Opmaak financieel plan
notaris – authentieke akte
> prognose van de te ontwikkelen activiteiten en van de financiële
• Kapitaal op gewone bankrekening
middelen waarover de bvba/nv daartoe moet beschikken > trigger voor oprichtersaansprakelijkheid in geval van faillissement binnen 3 jaar • Geblokkeerde rekening/borgstelling en bankattest Oprichtersaansprakelijkheid
bvba
nv
bv
> voor ALLE oprichters
> Minstens ¹/3 van kapitaal =
Neen
oprichter Aantal aandeelhouders/vennoten
bvba
nv
bv
> 1 vennoot voldoende, behoudens
> minstens 2 aandeelhouders
> 1 aandeelhouder voldoende
enige vennoot = rechtspersoon Overdracht aandelen
Tussenkomst notaris
& effecten
Neen
Ja
bvba
nv
bv
= besloten vennootschap
= open vennootschap
Vrij, maar beperkingen kunnen
Niet vrij
Vrij, maar beperkingen kunnen
worden overeengekomen
Goedkeuringsregeling
worden overeengekomen
> ook voor intrede nieuwe vennoot
30
• Strenger kan, soepeler niet
Blokkeringsregeling (voorkooprecht,
• Mogelijkheid: voorkooprecht, volgrecht, volgplicht, call/putopties
goedkeuringsclausule) standaard,
• Good en bad leaver regelingen
maar kan van afgeweken worden
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Kapitaal & effecten
Legale verschillen
BELGIË (bvba/nv)
NEDERLAND (bv)
Minimumkapitaal
bvba
nv
bv
> 18.550 euro
> 61.500 euro
Kleinste geldeenheid > 0,01 euro
bvba
nv
bv
• 1/5de per aandeel
• 1/4de per aandeel
Geen!
• Minimum 12.400 euro indien
• Minimum 61.500 euro
Volstorting
1-hoofdig
• Volledig indien in natura
• Minimum 6.200 euro indien meerhoofdig • Volledig indien in natura Wijzigingen kapitaal altijd voor Belgische notaris
Wijzigingen kapitaal altijd voor Nederlandse notaris
Soorten effecten
bvba
nv
bv
• Kapitaalaandelen
• Kapitaalaandelen
• Allerlei soorten effecten mogelijk
• Kapitaalaandelen zonder stemrecht
• Kapitaalaandelen zonder stemrecht
• Met of zonder winstdeelname of
> automatisch met
> automatisch met
dividendpreferentie!
dividendpreferentie!
NIET
• Preferentiële aandelen
• Preferentiële aandelen
• Winstbewijzen (winstaandelen)
• Winstbewijzen (winstaandelen)
> automatisch stembeperking
• Inschrijvingsrechten (warrants) • Converteerbare obligatielening
stemrecht • Winstbewijzen meestal contractueel recht op deel van winst • Inschrijvingsrechten nauwelijks gebruikt in bv
t.o.v. kapitaalaandelen! • Inschrijvingsrechten (warrants) • Converteerbare obligatielening
Bestuur &
Samenstelling
vertegenwoordiging
bvba
nv
bv
1 zaakvoerder is voldoende
2 <> 2 aandeelhouders
• 1 bestuurder is voldoende
3 <> vanaf 3 aandeelhouders
(directeur)
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
31
Legale verschillen
BELGIË (bvba/nv)
NEDERLAND (bv)
Benoeming door algemene vergadering
bvba
nv
bv
Statutair kan, moet niet
• Niet-statutair
• Flexibiliteit
• Steeds ad nutum afzetbaar
• De raad van commissarissen heeft
> op elk ogenblik kan de algemene
het recht om de directie te
vergadering bij gewone
schorsen, waarna op de
meerderheid en zonder reden
eerstvolgende algemene
beslissen tot afzetting bestuurder
vergadering van aandeelhouders deze een beslissing moeten nemen
Duur
bvba
nv
bv
Naar keuze (on)beperkt
• Maximum 6 jaar
• Naar keuze (on)beperkt
• Herbenoembaar Interne beslissingsbevoegdheid
bvba
nv
bv
• Principe: elke zaakvoerder
College = meerderheidsprincipe
• Principe: meerderheid indien
individueel, ook indien meerdere
meerdere
• Afwijking: zaakvoerders gezamenlijk
• Afwijking: flexibiliteit
of in college Externe vertegenwoordiging
bvba
nv
bv
• Principe: elke zaakvoerder
• Principe: meerderheid
• Principe: alle bestuurders
individueel, ook indien meerdere • Afwijking: 2-handtekeningsclausule
• Afwijking: 2-handtekeningsclausule, • Afwijking: flexibiliteit …
…
(2-handtekeningsclausule, individueel, …)
Mogelijkheid bestuurder/zaakvoerder = rechtspersoon
> aanduiding natuurlijke persoon ‘vaste vertegenwoordiger’ > vaste vertegenwoordiger draagt zelfde aansprakelijkheid
32
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
> vaste vertegenwoordiger draagt zelfde aansprakelijkheid
NEDERLAND (bv)
3-trapstructuur op
Mogelijkheid verstrengde regeling in bvba en nv
Mogelijkheid tot differentiatie
bestuursniveau
1. college met bijzondere meerderheid
Legale verschillen
BELGIË (bvba/nv)
2. college met gewone meerderheid 3. individueel [ dagelijks bestuur] Preferentie
bvba
nv
bv
> Exit = verkoop
Liquidatiepreferentie? Neen
Exit- en liquidatiepreferentie mogelijk
Liquidatiepreferentie? Begrensd
aandelen
Exit preferentie? Begrensd
binnen grenzen
Exitpreferentie? Vrij
bvba
nv
bv
Niet mogelijk via inschrijvingsrechten
Flexibel
Meestal contractuele opties
> Liquidatie = einde vennootschap Stock Option Plan
Alleen via bestaande aandelen > goedkeuringsregeling naleven
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
33
Masterclasses
MANAGER NICOLE DE SMYTER VERTELT OVER
Leuven.Inc: drijvende kracht achter de Masterclasses De Masterclasses zijn geen vinding van het Incubatorennetwerk(t), maar bestaan reeds vele jaren. Het is een succesvol product van Leuven.Inc, het multidisciplinaire platform voor startende en technologie groeibedrijven. De Masterclasses waren bij verschillende partneruniversiteiten bekend en ze wilden dit maar al te graag meenemen in hun samenwerkingsproject, vandaar dat het de evidentie zelve was om Leuven.Inc als partner op te nemen in het Incubatorennetwerk(t). Manager Nicole De Smyter was tijdens dit project getuige van alweer de grote impact van deze Masterclasses op de deelnemers.
34
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Leuven.Inc is een neutrale organisatie, onafhankelijk van KU Leuven. Het kantoor ligt niet op de campus, maar middenin startende en groeiende bedrijven. De organisatie staat open voor iedere universiteit en elk startend en groeiend bedrijf (zie kader). “Wij coördineren de Masterclasses, uiteraard in samenspraak met de verschillende universiteiten om input te krijgen in niet alleen de specialisatie van de teams die daaraan deelnemen, maar ook qua inhoud. Daarnaast is het ook de bedoeling dat de deelnemers tijdens deze driedaagse met elkaar in contact treden: soms hebben projecten raakvlakken en zien de deelnemers opportuniteiten om samen te werken.” Geen enkele Masterclass is dezelfde: afhankelijk van de vraag van de groepen, worden er andere accenten gelegd. “Op basis van de feedback en van de input van onze partners, sturen wij de inhoud van deze Masterclasses voortdurend bij zodat we zo dicht mogelijk kunnen aansluiten aan de behoeften van de deelnemende teams. Dat is niet altijd zo evident omdat elk team in een andere fase zit in hun traject naar een spin-off of groei. Het is steeds opnieuw een zoeken naar de juiste invalshoek en de juiste sprekers zodat de doelgroep optimaal aan zijn trekken komt.” Vaak worden onderzoekers op deze driedaags voor het eerst intens geconfronteerd met de economische wereld buiten het onderzoek. Waarbij sommigen voor zichzelf moeten toegeven dat ze misschien niet de ideale CEO zullen worden ... “De Masterclasses confronteren hen met de realiteit, met het leven buiten het onderzoek. Als we tijdens deze driedaagse kunnen bewerkstelligen dat ze misschien tot de vaststelling komen dat het niets voor hen is, wat soms gebeurt, dan geef je ze tijdens dit denkproces toch ook de juiste elementen mee. Het zijn vanzelfsprekend uitzonderingen, maar ook dit vind ik
Masterclasses
“Met Leuven Innovation Networking Circle organiseren we samen met een aantal initiatiefnemende spin-offs, KU Leuven en imec een reeks activiteiten rond verschillende thema’s. Dat kunnen zowel technologische als managementthema’s zijn, waarbij we steeds in het achterhoofd houden dat de doelgroep startende of pril groeiende technologiebedrijven zijn. Naast een reeks open initiatieven en events, organiseren we sinds 2007 de Masterclasses, zowel voor starters als voor groeiers. Je kan deze Masterclasses beschouwen als een soort bad waarin de teams van deze jonge bedrijven worden ondergedompeld om hun project meer bodem te geven en waar ze meer voeding krijgen om van daaruit, met de kennis die ze hebben opgedaan en de begeleiding die ze hebben gekregen, te kunnen starten, groeien en bloeien.”
een meerwaarde. Onze sprekers winden er geen doekjes om: de economie, de markt, is een keiharde wereld die moet overtuigd worden van het nut van hun onderzoek. Het is de enige manier om hen met een andere realiteit dan die van het onderzoek in contact te brengen.” De confrontatie met elkaar is eveneens een bijzondere meerwaarde aan deze Masterclasses. Bovendien is het ook veel aannemelijker als een lotgenoot-deelnemer je wijst op een tekort in je businessplan dan dat deze opmerking van een TTO of een begeleider komt. “Het is soms grappig als je de ene deelnemer tegen de andere hoort zeggen dat hij meer moet focussen terwijl hij dat zelf ook eigenlijk niet doet. En dan het moment waarop ze dit beseffen ... Het gebeurt telkens weer. Wonderbaarlijk.”
Overzicht aantal Masterclasses (PRE) START 7-9 dec. ‘11
(PRE) START 20-22 jun. ’12
GROEI
(PRE) START 19-21 jun. ‘13
(PRE) START 27-29 nov. ‘13
GROEI
23-24 nov. ‘12
(PRE) START 5-7 dec. ‘12
13-14 dec. ‘13
(PRE) START 11-13 jun. ‘14
# teams TU/e
5
4
3
2
3
5
3
3
# teams UA
2
2
2
3
3
1
3
2
# teams
3
4
3
3
4
3
3
5
/
1
1
1
2
1
1
1
# deelnemers
22
19
11
21
21
23
14
21
# coaches
8
10
7
10
10
10
7
9
# jury/sprekers
16
17
11
15
16
17
10
16
KU Leuven # teams UH
1. Lees meer over Interreg op pagina xxx
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
35
Masterclasses
Leuven.Inc Opgericht in 1999 door imec, KU Leuven, Arthur Andersen (Deloitte), Fortis Bank (BNP Paribas Fortis) en KBC. Daarnaast hebben een 7-tal Leuvense spin-offs hun schouders mee onder dit initiatief gezet. Missie: een duurzame verbinding maken tussen kennisinstellingen, hightechondernemers, bedrijven en hun socio-economische partners. Via netwerkevents creëert Leuven.Inc een communicatieplatform waar jonge starters, wetenschappers en technologiebedrijven elkaar ontmoeten en kennis en expertise uitwisselen. Na 15 jaar is Leuven.Inc uitgegroeid tot een veelzijdig expertennetwerk, gaande van micro-elektronica, engineering, medisch onderzoek, over ICT, lifesciences tot voeding en materialen en nog veel meer. Leuven.Inc streeft naar een gezonde, dynamische, toekomstgerichte en groeiende welvaart in de Leuvense regio, Vlaanderen en daarbuiten. Partnerships: Leuven.Inc heeft door de jaren heen succesvolle samenwerkingen opgebouwd met regionale, nationale en internationale partners zoals Innovatiecentrum Vlaams-Brabant, Flanders Investment & Trade, Flanders Smart Hub, ELAt (Eindhoven, Leuven, Aken triangle), Triangle & the Top Technology Region, Tampere Region (Finland), Cambridge (VK) ... Activiteiten: • entrepeneurscafés (enkel voor leden) • visionaire seminaries • open en thematische seminaries • Masterclasses • een reeks van begeleidingstrajecten voor starters en groeibedrijven Meer info op www.leuveninc.com
36
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Hoe kijken de deelnemers aan de Masterclasses na jaren terug op die driedaagse? We vroegen het aan Kristof Mertens, medeoprichter en managing director van Porphyrio (KU Leuven) en Jeoffry van den Berg, directeur van Flowid (TU/e).
Kristof Mertens: Ik heb de Masterclass starters gevolgd in 2011, toen Porphyrio nog moest opgericht worden. Ik herinner mij hoe belangrijk het was dat de deelnemers konden netwerken en heel veel van elkaar opstaken. En ook de interessante gesprekken in de bar. We hebben toen een band gesmeed met een van de coaches die nog altijd zeer nauw betrokken is bij ons bedrijf.
Flowid wil ervoor zorgen dat chemische reacties veilig, flexibel en efficiënt kunnen plaatsvinden, zowel qua gebruik van grondstoffen als energieverbruik. Flowid ontwikkelt, bouwt en test apparatuur voor continue processen in de chemie. Zo ontwikkelen ze kleine reactoren voor chemische continu-processen. Het meest tot de verbeelding sprekende resultaat is FlowFlex, een modulair platform waarmee je je eigen mini-fabriek kunt bouwen. Allerlei types pompen, mengers en reactoren zijn in modules gezet die via een touchscreen kunnen aangestuurd worden als een bouwdoos.
Oorspronkelijk hadden we de bedoeling om te voorspellen welk geslacht de kuikens zouden hebben die in het ei zaten, maar toen bleek dat we dit slechts konden voorspellen bij 25 % van alle pluimvee. Het is dankzij die Masterclass dat we heel onze businesscase hebben omgegooid en nadien alle puzzelstukjes beter in elkaar kregen.
Jeoffry van den Berg volgde én de Masterclass starters én de Masterclass groeiers. “Beide opleidingen hebben een heel grote indruk op mij nagelaten. Bij de starters was ik heel erg getriggerd en was het heel leerzaam om de visie te horen van de kant van de investeerders. De Masterclass groeiers werkte ook heel inspirerend. Je hoorde er openhartige verhalen van collega-ondernemers, waardoor je wist: ‘Er zijn veel wegen die naar Rome leiden’. Het was ook heel fijn om te spiegelen met de deelnemers onderling, maar ook met de lesgevers. Ik herinner met het item ‘hoe ga je met je werknemers om?’ en de opluchting dat anderen met dezelfde dilemma’s worstelen als jij. Zodat je nadien naar huis kon met de wetenschap dat alle minder vlotte kanten gewoon bij het ondernemen horen en dat het niet aan jezelf ligt.”
www.porphyrio.com
www.flowid.nl
Het was zeer goed om drie dagen ‘opgesloten’ te zitten zodat we ons konden focussen. Een belangrijke opsteker voor ons was heel het gegeven rond het IP-gebeuren en de aandelenverdeling van een bedrijf.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
37
Masterclasses
Terugblik
Porphyrio spitst zich toe op pluimvee, en meer bepaald op geïntegreerde managementsystemen voor het verzamelen, verwerken en terugkoppelen van informatie voor moderne leghenbedrijven, vleeskippenbedrijven en integratoren. De software zorgt ervoor dat de veehouder onmiddellijk gewaarschuwd wordt van zodra zich een abnormaliteit voordoet. Het resultaat? Gezondere vlees- of legkippen die optimaal produceren met een efficiëntere voerconversie.
Masterclasses
“De drie belangrijkste valkuilen van een onderzoeker die een spin-off wil oprichten, zijn: té enthousiast (te veel opties), niet weten wat hun product is en liever onderzoeken dan ondernemen.” Coach
Van onderzoek naar real business Incubatorennetwerk(t) heeft als doel een meerwaarde te bieden bij het opstarten van nieuwe en bij de doorgroei van bestaande universitaire spin-offs door kennisen technologie-uitwisseling te stimuleren tussen de verschillende partners. Een van de luiken van dit project zijn de Masterclasses. In dit artikel nemen we u mee naar de Masterclass voor starters in hightech entrepeneurship, waar 23 deelnemers, 10 coaches en 17 sprekers en juryleden zich drie dagen lang terugtrokken in de weidse stilte van Geetbets. Vanuit de verschillende partneruniversiteiten werden deelnemers geselecteerd om deze Masterclass te volgen. Het zijn universitairen of afgestudeerden of doctors die bezig zijn met een onderzoeksproject dat spinoff potentieel biedt. Het enige wat zij nog te weinig bezitten, is het inzicht om hun project als een levensvatbaar product in de markt te zetten of te laten uitgroeien tot een winstgevend bedrijf. Tijdens deze drie dagen krijgen ze een bad met alle economische aspecten die komen kijken bij een spin-offcreatie.
38
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
De deelnemers komen uit allerlei sectoren: medisch, productontwikkeling, milieu, chemie, fysica ..., maar allemaal hebben ze één ding gemeen: ze focussen zich op hun onderzoek, hun kleine uitvinding, hun grandioos idee. Tijdens deze Masterclass zullen ze op verschillende manieren te horen krijgen hoe ze aan de andere kant moeten gaan staan om dit levensvatbaar te maken. De driedaagse start alvast met de belangrijkste voorwaarde om het product verkocht te krijgen: de klant. Hoe zorg je ervoor dat jouw product voor hem waarde krijgt, dat het hem een comfortabel gevoel geeft waarvoor hij wil betalen? Zet jouw product of oplossing ook eens in de wereld: welke meerwaarde heeft dit? En kies: You can’t be all things to all people. Focus je op de vraag: wil ik een product in de markt zetten dat anders is dan de andere of een product dat gewoon beter is dan wat er al bestaat? Je moet niet per se iets nieuws uitvinden, je kan met je idee ook iets toevoegen of ervoor zorgen dat er vervelende zaken niet meer hoeven ...
“Ik ben zeer onder de indruk van de coaches. Die kunnen onze plannen in een wip omzetten in een schema en vertalen in een businesstaal. Ik had plots een ander product! Het was een echte eyeopener.” Deelnemer
Marksegmentatie was een woord dat veel keren weerklonk. Na de lunch verdiepten de deelnemers zich in de intellectuele eigendom: wat valt er allemaal onder de noemer IPR (Intellectual Property Rights), wat is de waarde ervan, wat is een patent, welke procedure moet je doorlopen, wat is de relevantie, hoeveel tijd moet je daarvoor rekenen? Vervolgens kwam de aanloop naar het eigen werk: hoe stel je een businessplan op, wat moet zo’n plan allemaal bevatten en welke modellen bestaan er om zo’n plan op te maken?
CLOSE ENCOUNTERS In de late namiddag was het tijd voor een eerste confrontatie: de deelnemers stelden hun businessplan voor aan individuele coaches. Een heel interessante formule, waarbij de ondernemers in spe telkens opnieuw aan een ‘passerende’ coach uitlegden wat het plan was. Er volgden vragen, commentaren en de businessplannen werden à la minute bijgesteld en verfijnd. Een doorschuifoperatie die onmiddellijk zijn vruchten afwierp. Tijdens het aansluitende diner kregen de cursisten tussen het voor- en hoofdgerecht en voor en na het dessert een verhaal uit het leven gegrepen: Herman Verrelst, CEO van Cartagenia, wist iedereen te boeien met zijn ervaringen. Verrelst vertelde over de fouten die hij in het begin heeft gemaakt (niet kunnen kiezen op welk klantensegment je je gaat richten), gaf goede raad om beginnend succes te continueren (omring je met complementaire mensen) en liet wijze lessen na: 1. Het is niet omdat je het beste product hebt, dat je bedrijf succesvol is 2. Een plan hebben zonder het uit te voeren kan ook geld opleveren.
Masterclasses
LOSRUKKEN UIT EIGEN IDEE
Zakten de deelnemers vervolgens af naar de bar? Niet onmiddellijk: de businessplannen werden her en der bijgeschaafd met de inzichten van de dag.
ONONTBEERLIJK: DE FINANCIËN Dag twee werd grotendeels gedomineerd door de absolute voorwaarde om een idee, een onderzoek levensvatbaarheid te geven: de financiën. Hoe raak je aan het nodige kapitaal, op wie kan je beroep doen? Een gedegen financieel plan opmaken is hiervoor een basisvoorwaarde. Hoe pak je dit aan, waarmee moet je rekening houden, hoe schat je de waarde van je toekomstig bedrijf in, wat is een kosten-batenanalyse, hoeveel kapitaal vraag je en hoe ga je dit spreiden in de tijd? Financieringen kunnen verschillende vormen aannemen: leningen, aandelen, subsidies ... De deelnemers werden gewaarschuwd voor de valkuil van de subsidies: beginnende start-ups rekenen soms te veel op subsidies omdat het ‘easy money’ is en verliezen dan soms de focus door het project koste wat het kost te laten inpassen in de subsidievoorwaarden. Ook een mooie: “Eenmaal je een lening hebt gekregen van de bank, hou ze dan op de hoogte van de evolutie van je bedrijf. Ze weten graag hoe het met je gaat. En ze zien je graag regelmatig komen: neem dus een lokale bank.” Er zijn grosso modo vier groepen die je het nodige kapitaal kunnen leveren: FFF (friends, fools & family), banken, business angels en investeringsbedrijven. Wees niet naïef: allemaal willen ze hiervoor een return. Later op de dag kregen de deelnemers een inkijk in hoe investeringsmaatschappijen naar start-ups kijken en wat de onontbeerlijke tips zijn om ook nog maar in aanmerking
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
39
Masterclasses
te komen (slechts 1 à 2% van de aanvragen worden daadwerkelijk financieel ondersteund). Heel veel praktische weetjes en ook een gouden tip: “Het is beter om een snelle tweede te zijn dan de eerste. Soms is de markt nog niet klaar voor het idee en de tweede kan dan verbeteringstrajecten aanbrengen.” Ook deze dag eindigde zoals de vorige: door de herwerkte businessplannen voor te stellen. Maar nu aan de medecursisten die vragen stelden ... waardoor het bezoek aan de bar die avond ook weer eens werd uitgesteld omdat er nog een en ander moest bijgeschaafd.
OPSTARTEN IS ÉÉN DING, BLIJVEN EEN ANDER Bij het avondmaal hadden we ditmaal Raf Moons, investeringsdirecteur bij BNP Paribas Fortis. Hij gaf de deelnemers een inkijk in de beweegredenen van een bank om kapitaal te injecteren in een beginnend bedrijf. Aan de hand van zeven spreuken loodste hij het gezelschap langsheen de valkuilen en hindernissen van een opstartend bedrijf. Dat goede afspraken goede vrienden maken, weet iedereen, maar hij benadrukte toch dat je geen contract te veel kan maken. Ook met de familieleden die geldschieters zijn. En weet mevrouw thuis trouwens dat er bij een tweede investeringsronde min of meer verwacht wordt dat je opnieuw privékapitaal inbrengt? Dat time money is, wat hij vertaalde in: de meeste spin-offs worden te vroeg opgericht en te laat verkocht. ‘You’ll better sell the promise than the reality’. Time is money was eveneens de kapstok voor de volgende goede raadgevingen: stuur tijdig je facturen, geef korting als er op voorhand betaald wordt en verhoog je prijs als je voor de overheid werkt.
40
Een echte eyeopener was ‘Festina lente’ waarmee hij bij de CEO’s in spe nogmaals benadrukte hoe belangrijk het was om zich te focussen op het belangrijkste: de klant. En dat ze zich goed moeten voorbereiden: de juiste pitch, de juiste contactpersoon, korte responstijd. “Als ik na middernacht of om 6 uur ’s ochtends mails krijg van een CEO, word ik ongerust: hij heeft weinig tijd, hij focust zich niet.”
HOE MIJN PRODUCT VERKOPEN? De laatste dag kregen de deelnemers nog enkele inzichten hoe ze geldschieters konden overtuigen om te investeren en een bad verkooptechnieken. Niet zozeer moeite doen om je product aan de man te brengen, maar vragen stellen om zo de behoefte van je potentiële klant te leren kennen. Vier cruciale vragen: • Wat is uw probleem? • Wat is uw budget? • Wie beslist over de aankoop? • Hoeveel tijd is er? De deelnemers werden ook op het hart gedrukt om niet op elke offerte in te gaan, bijvoorbeeld als de probleemstelling onduidelijk is of als het nog te vroeg is. Verder werden de manieren belicht hoe je een product kan verlopen en wat hiervan de pro’s en contra’s zijn. En vergeet niet: een tevreden klant is je beste verkoper, dus draag zorg voor je naverkoopdiensten!
de verschillende projecten door een vijfkoppige jury. Het was opmerkelijk welke gedaanteverwisseling sommige businessplannen hadden ondergaan op drie dagen tijd (velen hadden ook de vorige avond en nacht opnieuw geschaafd en gesleuteld). De deelnemers kregen tien minuten de tijd om hun project voor te stellen, waarop de jury gedurende tien minuten vragen stelde. Wat is er nieuw aan het project? Hoe zal het team worden samengesteld? Wat zijn de potentiële klanten en concurrenten? Zijn er al commitments? Wat is uw marktstrategie? Opnieuw een learning opportunity zoals deze hele Masterclass er één was. Op het eind van de dag kregen alle projectteams een geschreven evaluatie van hun project met scores op de volgende factoren: team, technologie/oplossing, markt, businessmodel, uitvoering en investeerders. Het was een rijke afsluiting en tegelijkertijd een boeiend begin van de verdere weg naar een nieuwe business!
“Het format van deze Masterclass is altijd hetzelfde: na elf keren heeft het zijn effectiviteit duidelijk bewezen” Organisator
KERS OP DE TAART De driedaagse werd afgesloten met een gigantische kers op de taart: een beoordeling van de businessplannen van
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
De praktijk
Inzoomen op enkele concrete projecten Op de volgende pagina’s worden zes samenwerkingsverbanden nader toegelicht: drie pre-starters, een accelerator en twee groeiers. DOSEVUE, een pre-start spin-off (samenwerking tussen UHasselt, SCK.CEN en KU Leuven) FLEMISH CBI, een spin-off accelerator (samenwerking tussen UAntwerpen en KU Leuven) FOXDIAGNOSTICS, een pre-start spin-off (samenwerking tussen KU Leuven en UHasselt) NOVOSANIS, een groei spin-off (samenwerking tussen KU Leuven en UAntwerpen) PLASMAWORKS, een pre-start spin-off (samenwerking tussen TU/e en UAntwerpen) VABREMA, een groei-spin off (samenwerking tussen TU/e en KU Leuven)
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
41
DoseVue EMILIANO D’AGOSTINO IS VERBONDEN AAN HET MEDICAL IMAGING RESEARCH CENTER, AFDELING CARDIOVASCULAIRE BEELDVORMING EN DYNAMICA VAN KU LEUVEN. WWW.DOSEVUE.COM
Met DoseVue een juiste bestralingsdosis en -localisering
42
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Studiecentrum voor Kernenergie-Centre d’Etude de l’Energie Nucléaire) (SCK.CEN) in Mol die dosimetrie bij patiënten bepaalt.
“Aangezien deze techniek door de bevoegde autoriteiten (EMA, FDA) wordt beschouwd als een medicijn, duurt het zo’n zeven tot acht jaar alvorens we dit kunnen commercialiseren”
Dosimetrie heeft als doel om de juiste dosis op de exacte plaats te bestralen. Uniek aan dit onderzoek is dat het rechtstreeks bij patiënten wordt uitgevoerd: in de tumor en op een niet-invasieve manier.
Stel: u hebt prostaatkanker en moet worden bestraald. Vandaag de dag berekent een computer de hoeveelheid bestraling die u nodig hebt ‘in vitro’, dus niet rechtstreeks op de patiënt. Er wordt een planning opgesteld en een dosis en de patiënt wordt x aantal weken bestraald.
De oprichting van DoseVue werd ondersteund door Maarten Laga,een coach uit het netwerk van Innotek, die mee de constructie van het consortium mogelijk maakte met de universiteiten van Leuven (voor de ultrasone beelden), Hasselt (ontwikkeling microbubbels), Brussel (in vivo testen) en SCK. CEN (dosimetrie en straling). Emiliano D’Agostino: “In de aanloop van de oprichting naar DoseVue heb ik een Masterclass gevolgd, wat een enorme verrijking betekende. Deze spin-off zal binnenkort tot een succesvol verhaal leiden en dat heb ik mede te danken aan de coaches van Incubatorennetwerk(t).”
Waar het ons op dit moment aan ontbreekt, is een nauwkeurige follow-up of de dosis effectief aan de tumor werd toegediend. Verandert de morfologie? Verandert de plaats van het gezwel? Momenteel tasten we hierover in het duister, omdat er geen in-vivo-onderzoek mogelijk is. Ter compensatie wordt er nu bestraald in een veiligheidsmarge rond de tumor. DoseVue wil hierin verandering brengen. De onderneming ontwikkelt momenteel een technologie waarbij het mogelijk is om nauwkeurig de hoeveelheid en de lokalisatie van de kankerbestraling te bepalen door het bij de patiënt zelf te meten.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
43
DoseVue
Mede-oprichter Emiliano D’Agostino: “Aangezien deze techniek door de bevoegde autoriteiten (EMA, FDA) wordt beschouwd als een medicijn, duurt het zo’n zeven tot acht jaar alvorens we dit kunnen commercialiseren. Momenteel zitten we volop in de ontwikkelingsfase en ik verwacht dat we eind 2015 met de testen zullen kunnen beginnen.”
DoseVue is de eerste spin-off van het
DoseVue
COACH MAARTEN LAGA:
Enthousiasme, inzet en geloof
Maarten Laga, de coach die Incubatorennetwerk(t) heeft ingezet om het onderzoeksproject naar een commercieel traject te leiden, heeft veel ervaring in de heel moeilijke fase ‘van onderzoek naar business’. En hij weet: van primordiaal belang is een trekkersfiguur die erin gelooft, ook al weet hij dat het nog jaren zal duren alvorens dit onderzoek daadwerkelijk kan gecommercialiseerd worden. “Emiliano is zo iemand. Hij zette zijn tanden erin en met veel inzet en enthousiasme is hij erin geslaagd om dat businessidee bij iedereen te laten groeien.” Wat is precies de moeilijkheid om deze vinding te kunnen vermarkten? De in-vivotesten zijn supernoodzakelijk om potentiële investeerders en samenwerkingspartners te kunnen overtuigen van de innovativiteit en het toekomstige succes van dit concept. Ook belangrijk is dat je binnen je raad van bestuur iemand hebt met heel veel exposure en expertise in de wereld waarin je je met dat product gaat begeven. Mede op mijn aanraden hebben ze biotech-zwaargewicht Staf Van Reet aangetrokken als voorzitter en dat is een goede zet: hij was directeur van Janssen in Turnhout, is bestuurder in talloze gelijkaardige organisaties, goed verbonden met KU Leuven ... zo’n man schept vertrouwen. Maar specifiek voor de vermarkting van een nieuwe uitvinding als deze, is het feit dat je dit geneesmiddel moet terugbetaald krijgen. Er zijn twee manieren: ofwel de forfaitaire terugbetaling tegen een vaste prijs ‘per kanker’, ofwel de prestatiegebonden terugbetaling (zoals in België). Beide formules zijn niet evident om in opgenomen te worden. Om binnen de forfaitaire terugbetaling een kans te maken, moet je kunnen aantonen dat je kostenefficiënter bent dan een andere therapie.
44
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Vanwaar de keuze om een spin-off op te richten? Het project is een samenwerking tussen verschillende partijen, met elk een eigen inbreng, een eigen IP ... het is veel gemakkelijker om die zaken in te brengen in een losse, onafhankelijke vennootschap waarbij je kan zorgen dat iedereen medezeggingschap en eigendomsrechten heeft. Wat staat er nog allemaal te gebeuren? Emiliano zal een team op de been moeten brengen. Momenteel doet hij het inhoudelijke en het zakelijke allemaal zelf. Dat is goed voor in een beginperiode, maar als je het verdere onderzoek moet combineren met de zorg voor de financiën, het personeel, de administratie, de marketing ... op termijn zullen die functies moeten ontdubbeld worden.
En ze moeten op zoek gaan naar samenwerking met andere partners. Hier moet ook nog een strategische beslissing worden genomen: gaan we in zee met een producent van de nano-bolletjes die zorgen voor metingen in het bloed of gaan we proberen die zelf te produceren? In het eerste geval heb je onmiddellijk een partner die je product kan in de markt zetten, maar zijn de winstmarges bijzonder klein. In het tweede geval kan je waarschijnlijk de nano-bolletjes veel efficiënter produceren en heb je een grotere winstmarge, maar moet je op zoek naar een andere commerciële partner.
DoseVue
Maar DoseVue is nieuw, er is geen vergelijking mogelijk. En om een markt te vinden in de landen die de prestatiegebonden terugbetaling hanteren, moet een instantie (zoals het RIZIV in België) je geneesmiddel erkennen. Dat is een lange weg. Bovendien is er geen enkele wetgeving die een ziekenhuis oplegt om te controleren bij bestralingen. Een bijkomende strategische piste die we dus moeten bewandelen is lobbywerk: ervoor zorgen dat controle bij bestralingen in Europa verplicht wordt. En dan zitten we op de eerste rij. Maar ook dat duurt jaren.
DoseVue is nieuw, er is geen vergelijking mogelijk. En om een markt te vinden in de landen die de prestatiegebonden terugbetaling hanteren, moet een instantie je geneesmiddel erkennen. Dat is een lange weg.
Er moet nog kapitaal aangetrokken worden, want zo’n ontwikkelingen zijn duur. Maar ik zie daar niet veel problemen in: eenmaal de in-vivotesten duidelijke cijfers tonen kan dit alleen maar interessant zijn om te investeren. Op voorwaarde dat een VC niet te snel zijn geld wil terugzien.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
45
Flemish CBI
JURGEN JOOSSENS, VERBONDEN AAN HET DEPARTEMENT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN VAN UANTWERPEN. WWW.CBICLUSTER.BE
Flemish CBI wil Vlaams chemisch onderzoek op wereldkaart
46
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
samenstellingen (compounds) die in onderzoekslaboratoria worden uitgevonden, verdwijnen meestal in een goed afgesloten lade. Soms worden ze biologisch getest voor een ziektebeeld of een agro-toepassing, maar daar blijft het bij. Werkt dit product niet of onvoldoende of zijn er te veel bijwerkingen mee gemoeid, dan is deze vinding hetzelfde lot beschoren. Zo heeft iedere universiteit een eigen bibliotheek aan niet-verder geteste chemische samenstellingen. Flemish CBI wil hierin verandering brengen door deze laden open te gooien en breed te commercialiseren. Een van
hergebruiken voor nieuwe testen en door ze zo veel mogelijk te laten screenen door biologen. Daaruit is het CBI-concept gegroeid: Chemistry to foster Biology Innovation. Wij gaan de chemie gebruiken om de biologie te helpen om nieuwe innovatieve producten te lanceren.” Een ware primeur, want het is voor het eerst in Vlaanderen dat alle bio-organische chemici in een netwerk zullen verzamelen en hun expertise delen. In de biologische sector gebeurt dit reeds langer via het VIB, het Vlaams Instituut voor Biotechnologie. “In plaats van onze chemische expertise te versnipperen over de verschillende universiteiten willen wij dit verzamelen onder CBI en hiermee de biologen helpen bij hun validatie van onze producten. Daarnaast kunnen wij elkaar over de universiteiten heen een netwerk aanleveren van bedrijven of partners die op een specifiek project willen samenwerken. Dit zal veel zaken versnellen zodat mogelijke spin-offprojecten sneller kunnen gelanceerd worden.”
de bezielers hierachter is Jurgen Joossens,
USP
verbonden aan het Departement Farmaceutische
Er bestaan commerciële chemische compoundlibraries, maar blijkbaar is dit onvoldoende. En CBI kan meer aanbieden dan dat. “In de praktijk zie je dat iedereen dezelfde libraries aankoopt, screent en uitkomt bij dezelfde resultaten en valse hits. CBI kan een nieuwe en vooral innovatieve ruimte aanbieden omdat hij op academisch niveau is gemaakt: er zitten hier en daar wat ‘speciallekes’ tussen. Maar het grote voordeel is, dat je via CBI niet enkel het specifieke product, maar ook de chemist met al zijn expertise erbij hebt, waardoor je een veel grotere interactie krijgt. Misschien heeft hij in zijn labo nog andere producten die tegemoetkomen aan de vraag of misschien kan de vraag geherformuleerd worden, zodat de chemist een doelgericht onderzoek start.”
Wetenschappen van UAntwerpen. “De praktijk wil dat we in de medicinale chemie onze producten slechts voor één ziektebeeld of agro-toepassing testen. Werkt het niet of onvoldoende, dan verdwijnt dit in onze compound library. Tijdens een bijeenkomst van het IOF (Industrieel Onderzoeksfonds van de Vlaamse overheid) kwamen de IOFmandatarissen die actief zijn in het bio-organisch chemisch onderzoek (zowel de medicinale als de organische) op het idee om deze nieuwe producten te valoriseren door ze te
MARKT Er zijn verschillende grote marktsegmenten die mogelijks geïnteresseerd kunnen zijn tot de aankoop van dergelijke compounds, maar vooral zal de interesse gewekt worden vanuit: • de veterinaire en agro-industrie die op zoek zijn naar beschermingsmiddelen tegen een of andere bacterie of parasiet • de farma-industrie die hiermee haar onderzoeksproces ziet versnellen. “CBI streeft drie dingen na: • genereren van IP • accelereren van een spin-off • versnellen van onderzoek zodat een product sneller op de markt kan komen.”
INCUBATORENNETWERK(T) Met het geld van Incubatorennetwerk(t) heeft CBI een zeer toegankelijke website gebouwd waar iedereen zijn specifieke expertise promoot. Tegelijkertijd fungeert deze website als een pr-instrument waardoor mensen gesensibiliseerd worden. “Daarnaast hebben we de fondsen ook aangewend om een expert onder de arm te nemen die ons kon bijstaan met het opstellen van een businessplan om inkomsten te genereren. Momenteel zijn er nog twee mogelijkheden: ofwel vermarkten we onze gemeenschappelijke bibliotheek en onze expertise, ofwel wordt het een strategisch onderzoekscentrum dat later een publiek-private onderneming wordt. Het businessplan zal dit kunnen uitwijzen.”
TOEKOMST “We willen CBI eerst in Vlaanderen uitwerken en aantonen dat het concept werkt en aanslaat, en dan verder uitrollen over Europa. Want niet enkel in Vlaanderen zijn er chemische en farmaclusters; kijk naar Rijsel, naar Nijmegen, Wallonië, Aken ... Mogelijkheden te over.”
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
47
Flemish CBI
Chemische producten zoals nieuwe
FOxDiagnostics
FILIP DELPORT, VERBONDEN AAN DE AFDELING MECHATRONICA, BIOSTATISTIEK EN SENSOREN VAN KU LEUVEN.
Snelle, accurate en flexibele detectie met optische vezelsensoren
48
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
bedrijf dat medio volgend jaar waarschijnlijk het licht zal zien. Filip Delport is een van de onderzoekers die mee de innovatieve optische vezel SPR-biosensor heeft ontwikkeld waarmee men op een snelle en accurate manier specifieke biomolecules kan detecteren en kwantificeren. Maar niet enkel dat: tegelijkertijd werkt hij een platform uit dat het labo naar de werkplek brengt zodat bijvoorbeeld de voedselproducent zijn test snel en efficiënt kan uitvoeren. “We hebben een technologie ontwikkeld waardoor een staal niet langer naar een labo moet worden gebracht om bepaalde afwijkingen te detecteren, maar dat ter plekke kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd hebben we getracht om ervoor te zorgen dat de verschillende metingen op een meer flexibele manier kunnen uitgevoerd worden.” Heel specifiek is de onderzoeksgroep zich gaan toeleggen op DNA- en proteïnemetingen voor de onderzoeks-, medische en voedingsindustrie. Vooral deze laatste vormt een hele uitdaging: er zijn gigantisch veel verschillende voedingsproducten en elk product bepaalt hoe je met het DNA moet omgaan. In melk zit bijvoorbeeld het DNA van een koe, maar ook vetten, proteïnen, enzymen ... Daarenboven kunnen sommige melkproducten ook nog het DNA bevatten van een geit, een schaap ...
“De klassieke technieken zijn de PCR-techniek om het DNA te amplificeren en fluorescentie die bij een bepaalde golflengte lichtintensiteit doorheen het staal meet. Deze lichtintensiteit kan beïnvloed worden door het uitzicht van het staal en is pas zichtbaar vanaf een voldoende hoge concentratie. Wij hebben een technologie ontwikkeld waarbij we enkel op het oppervlakte van onze optische vezel DNA detecteren en dit bij lagere concentraties. Dat laat ons toe om veel accurater en veel voeger in het proces te meten.”
USP “Wij zijn de enigen die op deze technologie werken; alle grote bedrijven werken met fluorescentietechnologie. Onze technologie biedt talloze voordelen tegenover de klassieke technologie: wij kunnen veel sneller meten, onze test is minder gevoelig als het staal verandert, wij kunnen sneller identificeren en ook sneller controleren. En bovendien kunnen we deze technologie aanwenden om meerdere biomolecules tegelijkertijd te detecteren.” Filip Delport, verbonden aan de afdeling Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren van KU Leuven, begeleidt het onderzoek naar de spin-off en verbetert ondertussen het prototype. “Ik maak het kleiner en robuuster, zodat het makkelijker draagbaar is en kan overleven in een productieomgeving. En ik zorg voor een gebruiksvriendelijke software.”
MARKT “We gaan deze technologie eerst en vooral inzetten in de onderzoekswereld om het via deze weg verder door te testen voor de medische en voedingsindustrie. Het is de bedoeling via een partner te werken: wij gaan nooit rechtstreeks de klanten bewerken omdat dit zeer omslachtig is. Neem nu de medische sector: zonder partner zouden we de dokter moeten overtuigen, de klinisch laborant, de patiënt,
de terugbetalingsinstantie ... Het zal veel efficiënter werken indien we via meerdere partners werken die onze technologie bouwen, verdelen en toepassen.”
INCUBATORENNETWERK(T) Een heel belangrijk onderdeel van de analyse, zeker in de voedingsindustrie, is de staalvoorbereiding. Hoe behandel je dit staal zodat je de juiste gegevens kan verkrijgen? “Gezien onze beperkte ervaring hierin, moesten we ons hiervoor baseren op de literatuur. Gelukkig vonden we via Incubatorennetwerk(t) het Centrum voor Milieukunde van UHasselt dat gespecialiseerd is in staalvoorbereiding en alle verschillende types klassieke analyses. Zij hebben een heel aantal methodologieën uitgetest zodat we aan de markt een minimale staalvoorbereiding kunnen bieden met een maximale detectie van hetgeen zij wensen te vinden. Dit was een grote meerwaarde en het heeft ons een versneld inzicht gegeven in onze technologie. Ik heb ook twee maal de Masterclass starters gevolgd: heel interessant. Het waren geen identieke opleidingen: er waren andere sprekers met andere accenten ... ik heb er heel veel van opgestoken.”
TOEKOMST “Wij willen een toestel op de markt brengen dat toegankelijk is voor veel laboratoria, veel sneller het resultaat van de test geeft én met meer toepassingsmogelijkheden. Kortom, een flexibel toestel dat eenvoudig te gebruiken is.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
49
FOxDiagnostics
FOxDiagnostics is de naam van een nieuw
Novosanis VANESSA VANKERCKHOVEN IS CEO EN MEDEOPRICHTER VAN DEZE SPIN-OFF VAN UANTWERPEN. WWW.NOVOSANIS.COM
Efficiëntere vaccinatie met Novosanis
50
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
een veel beter effect dan de intramusculaire injecties. Bovendien heb je een kleinere dosis nodig voor een even grote effectiviteit. Novosanis ontwikkelde een medisch toestel die dit mogelijk maakt en kan dankzij Incubatorennetwerk(t) bijkomende overtuigende onderzoeksresultaten neerzetten om de
en mechanische verfijning van het device en we hadden al wat eerste data, maar het ontbrak ons aan verificatietesten. Dankzij het Incubatorennetwerk(t) kwamen we in contact met het Medical Imaging Resaerch Center (MIRC) van KU Leuven dat gespecialiseerd is in beeldvormingstechnologie, wat ons toelaat om na te gaan of de naald inderdaad op de juiste diepte prikt en of die vloeistof correct wordt afgeleverd. In een tweede fase gaan we nagaan hoe de vloeistof zich gaat verhouden in de huidlaag zodat we de correcte dosis kunnen bepalen.”
farmaceutische bedrijven hiervan te overtuigen.
Maar het Incubatorennetwerk(t) heeft voor veel meer gezorgd dan enkel de samenwerking met KU Leuven.
“Het toestel dat we in ontwikkeling hebben, injecteert in de huid net onder de opperhuid, wat een ideale toepassing biedt voor het toedienen van vaccins. Het grote voordeel om dit via de huid te doen is dat je slechts 10 % nodig hebt om even effectief te zijn. Bovendien kunnen we ook pijnloos prikken omdat we een hele korte dunne naald gebruiken. We zijn met Novosanis gestart als onderzoeksgroep binnen UAntwerpen en vorig jaar is daar een spin-off uit gegroeid en hebben we het toestel verder ontwikkeld. Het is belangrijk dat de farmaceutische wereld overtuigd is van de haalbaarheid van ons instrument. We merkten dat dit soort technologie nog sterk afhankelijk is van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke bewijsvoering. En ondanks de goede contacten die we hadden opgebouwd met de big five farmabedrijven, kregen we steeds opnieuw de vraag ‘waar is uw wetenschappelijk bewijs’? Dat hadden we aanvankelijk een beetje onderschat.“
“De Masterclass starters die ik daar heb gevolgd, was enorm interessant. Daar is het eigenlijk mee begonnen. We waren in maart met het bedrijf gestart en enkele maanden later hebben we de Masterclass gevolgd. Dankzij die driedaagse konden we veel verder ingaan op onze businesscase, de ontwikkelingsstappen die nodig waren, het einddoel dat we voor ogen hadden, de markt die we beter in kaart konden brengen ... Kortom, de Masterclass heeft enorm veel bijgedragen aan het hele commerciële traject van Novosanis. De eerste dag hebben we onze businesscase overboord gegooid en we zijn helemaal opnieuw begonnen. Het heeft ons enorm geholpen om onze marktpositie verder te kaderen. En een derde positief aspect aan het Incubatorennetwerk(t) is dat we in de nasleep hiervan IWT-financiering hebben aangevraagd die ons gaat toelaten dit instrument nog verder te ontwikkelen zodat we een platform aan devices kunnen aanbieden met meer naalden, verschillende reservoirs ..., wat meer toepassingsgebieden zal opleveren.
INCUBATORENNETWERK(T)
MARKT
“Het Incubatorennetwerk(t) kwam als geroepen: het toestel was in ontwikkeling, we waren bezig met de technische
De vaccins die Novosanis voor ogen heeft zijn preventieve vaccins zoals bijvoorbeeld tegen HPV, het virus dat het meest
Novosanis
Intradermale injecties van vaccins zorgen voor
bekend is als baarmoederhalskanker, maar ook voor de griepvaccins en hepatitis B. Daarnaast kan Novosanis ook gebruikt worden voor genezende vaccins zoals kanker- en HIV-vaccins.
TOEKOMST “Wij hebben ook een tweede device ontwikkeld, de ColliPee, een soort plastuit die de eerste plas opvangt. Daarin zitten namelijk de meeste DNA-partikels om een diagnose te stellen. Deze Colli-Pee garandeert een betere detectie van soa’s zoals HPV en chlamydia en ook prostaatkanker. Het is dus zowel geschikt voor vrouwen als mannen. Ook hiermee zitten we in de laatste fase van de klinische onderzoeken. We moeten sluitend bewijzen dat het toestelletje de eerste fractie kan opvangen en dat de testen betere resultaten geven dan wanneer men in een potje plast.”
De eerste dag hebben we onze businesscase overboord gegooid en we zijn helemaal opnieuw begonnen. De Masterclass heeft ons enorm geholpen om onze marktpositie verder te kaderen.
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
51
PlasmaWorks DIANA MIHAILOVA. WWW.PLASMAWORKS.COM
PlasmaWorks verenigt scheikunde en fysica
52
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Bulgarije rond de fysische aspecten van plasma’s en vervolgde haar studie aan de TU/e waar de focus ligt op het modelleren van die fysische aspecten. Ze doctoreerde en werkte daarna anderhalf jaar als PostDoc aan de Universiteit van Toulouse rond het modelleren van plasma dat wordt ingezet voor allerlei soorten reiniging. Terug in Eindhoven vond ze via het Innovation Lab bij het TTO van UAntwerpen de ideale complementariteit om haar fysische expertise aan te vullen met de chemische expertise over plasma’s.
“Plasma is een lichtgevend gas met veel geladen deeltjes. Het is heel moeilijk om precies te meten wat er zich in een plasma afspeelt. Modelleren is een oplossing voor het beter begrijpen van deze ‘black box’.” Plasma’s bieden een breed scala aan toepassingen voor de industrie: van de productie van zonnepanelen tot het desinfecteren van medische instrumenten. Voor producenten is het van groot belang dat ze het productieproces kunnen optimaliseren, en dit vereist een goed begrip van het plasma. PlasmaWorks biedt hiervoor een breed inzetbaar softwarepakket voor het modelleren van plasma’s.
USP Modelleren is een krachtig hulpmiddel dat het gedrag van plasma kan voorspellen en inspiratie kan bieden voor nieuwe experimenten. Door een gebruiksvriendelijke user interface moet de gebruiker geen fysicus zijn om deze software te kunnen toepassen.
bedrijven die de kennis in huis hebben en naar een specifiek modelleringsmodel zoeken. Die kopen onze licentie. Daarnaast heb je de kleinere bedrijven die ook op zoek zijn naar expertise. Wij kunnen hen die expertise bieden, inclusief het modelleren van de oplossing.
TOEKOMST INCUBATORENNETWERK(T) “We hadden het idee om dit softwaremodel aan te bieden aan de industrie en hiervoor een bedrijf op te richten. Toen kwam Innovation Lab met het voorstel om een Masterclass te volgen en ons idee aan te haken bij de onderzoeksgroep aan UAntwerpen die zich meer toespitste op de chemische kant van plasma’s. Die Masterclasses waren een echte eyeopener! Ik had eigenlijk geen flauw idee hoe ik een bedrijf moest oprichten en runnen. Ik leerde daar bijvoorbeeld dat je ook moest nadenken over je exit uit het bedrijf (lacht).” TU/e nam het initiatief om een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor de oprichting van een nieuwe spin-off om de gezamenlijke expertise van de fysische en chemische aspecten van plasma te bundelen en commercieel te exploiteren via de ontwikkeling van een softwarepakket voor plasmamodellering en dit in combinatie met contractonderzoek voor bedrijven.
“Er is al een eerste klant. Daarnaast hebben we al bedrijven gehad die toenadering zoeken. De toekomst is veelbelovend.”
Voor producenten is het van groot belang dat ze het productieproces kunnen optimaliseren, en dit vereist een goed begrip van het plasma
“Daarnaast kan ik met het geld van dit project mezelf betalen en zeer gespecialiseerde conferenties bijwonen, de website lanceren, onze technische organisatie professionaliseren ...’
MARKT Elke sector die plasma gebruikt, heeft baat bij deze software: het kan gebruikt worden in elke industrie. “Wij maken een onderscheid tussen twee soorten klanten. Er zijn de grote Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
53
PlasmaWorks
Diana Mihailova begon haar doctoraat in
Vabrema JAN-WILLEM VAN BREE EN JOFFRY MALTHA, RESP. CTO EN CEO VAN VABREMA WWW.VABREMA.COM
Nieuwe markt voor Vabrema’s snelgroeiende cellen?
Jan-Willem van Bree en Joffry Maltha
54
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
een apparaat op de markt gebracht dat de ontwikkeling van biologische cellen in celculturen drastisch versnelt. De technologie heeft zijn effectiviteit bewezen voor cellen en eiwitten, en kan misschien dankzij het Incubatorennetwerk(t) binnenkort ook toegepast worden voor celgebaseerde therapieën in de regeneratieve geneeskunde. Jan-Willem van Bree en Joffry Maltha, resp. CTO en CEO van Vabrema, hopen dat zij hiermee nieuwe markten kunnen aanboren.
De technologie heeft zijn effectiviteit bewezen voor cellen en eiwitten, wiens groei met 50 % (en zelfs cumulatief indien ze meerdere dagen na elkaar worden behandeld) kan toenemen. De technologie is eenvoudig toe te passen en duurt slechts vijf minuten. Het toestel is klein (50x50x80 cm) en de cellen hoeven hun kweekomgeving niet te verlaten
Binnen KU Leuven onderzoekt de Prometheusonderzoeksgroep dergelijke nieuwe celgebaseerde therapieën en richt zich ook op het vertalen van de laboresultaten naar klinische toepassingen. Momenteel wordt er een proofof-concept-studie uitgevoerd naar de toepassing van deze technologie.
USP
MARKT
Met traditionele technieken duurt een celcultuur al snel drie weken om een genoeg biomassa te verkrijgen. Met Mitoplication gaat alles veel sneller. Vabrema maakt zich sterk dat de productiekosten hiermee met 30 tot 60 % kunnen dalen. En aangezien de stroomstoot die de cellen wordt toegediend, zodanig kort is, krijgen deze cellen niet de kans om op te warmen, wat bij elektroporatie wel het geval, waardoor veel cellen afsterven. De techniek is toepasbaar in menselijke en dierlijke cellen, primaire cellen, stamcellen ...
Vabrema is momenteel actief in de sector van de eiwitproductie, met toepassingsgebieden in de medische sector (geneesmiddelen zoals EPO).
TOEKOMST Wanneer de proof-of-concept-studie van KU Leuven uitwijst dat de Vabrema-technologie ook van toepassing is voor regeneratieve therapieën, kan Vabrema hiermee zijn businesscase versterken en met zijn technologie een nieuwe markt aanboren.
INCUBATORENNETWERK(T) De Mitoplication-technologie kan een biologische cel in enkele nanoseconden elektrische stoten toedienen tot 10.000 volt. Door het feit dat dit zo snel gaat, gaan deze elektrische golven doorheen het plasmamembraan van de cellen, waardoor de celkernen elektrisch geladen worden. Deze Ultrashort Pulsed Electric Fields zorgen voor het ontstaan van nanoporiën, waardoor calcium kan binnendringen in de cellen. Het is dit calcium dat door Vabrema wordt aangewend om de kerndeling te accelereren.
Een van de mogelijke toepassingen van de Vabrematechnologie zijn de celgebaseerde therapieën in de regeneratieve geneeskunde. Dat dergelijke therapieën nog niet zijn doorgebroken, is te wijten aan de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare methoden om op grote schaal en een goedkope manier cellen te produceren. De Vabrema-technologie biedt hiervoor een mogelijke oplossing, maar het ontbreekt in dit toepassingsgebied nog aan de nodige validatie.
Een van de mogelijke toepassingen van de Vabrema-technologie zijn de celgebaseerde therapieën in de regeneratieve geneeskunde Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
55
Vabrema
Vabrema, een spin-off van TU/e, heeft
Projectfiches
ADx NeuroSciences
Chromometrics
Partners
Partners
• UAntwerpen • ADx NeuroSciences, spin-off van KU Leuven en UAntwerpen
• KU Leuven • UAntwerpen
Beschrijving
Beschrijving
ADx NeuroSciences richt zich op de ontwikkeling van nieuwe biomerkers voor neurodegeneratieve hersenziekten zoals de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson en frontotemporale lobaire degeneratie. Enkele biomerkers worden nu al gebruikt voor de klinische diagnose van patiënten. ADx NeuroSciences heeft een aantal nieuwe biomarkers in de pijplijn met het potentieel om verschillende vormen van dementie te onderscheiden. Deze markers zijn voldoende analytisch gevalideerd. Voor gebruik in een klinische diagnostiek is een verdere validatie op een patiëntenpopulatie noodzakelijk. Het Referentiecentrum voor Biomarkers van Dementie (BIODEM) van UAntwerpen (onder leiding van prof. Sebastiaan Engelborghs) heeft expertise in de validatie en standaardisatie van biomarkers voor neurodegeneratieve hersenziekten en heeft via samenwerkingen met klinische partners en de biobank van het Instituut Born-Bunge toegang tot een unieke collectie biologische stalen van een zeer goed gedocumenteerde patiëntenpopulatie.
Chromometrics is een spin-offproject van het Departement Chemie, afdeling Moleculaire Visualisatie en Fotonica van KU Leuven. Op basis van gepatenteerde technologie, ontwikkeld door dr. Robert Neely binnen de groep van prof. dr. Johan Hofkens, wordt een fluorocode DNA-kaart gegenereerd. Hierbij maakt men gebruik van hogeresolutiemicroscopie en methyltransferase-gerichte DNA-labeling. Deze nieuwe single-molecule optical mappingmethodologie biedt een aantal unieke voordelen tegenover bestaande commerciële mappingtechnologieën. De samenwerking met het vaccin- en infectieziekteninstituut Vaxinfectio van UAntwerpen laat een directe vergelijking toe tussen de fluorocode DNA-kaart en andere concurrerende technologieën voor bacteriële stamtypering.
Valorisatie Er werd een pilootstudie opgezet om het differentieel diagnostische potentieel van twee biomarkers van ADx NeuroSciences voor verschillende etiologische dementievormen te onderzoeken. Type Budget
56
Groei spin-off 25.000 euro voor UAntwerpen
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Valorisatie De resultaten van deze samenwerking zijn essentieel voor het onderbouwen van de onderscheidende aspecten (USP) en de toegevoegde waarde die deze innovatieve single-molecule optical mappingmethodologie biedt. Deze samenwerking beoogt volgende resultaten: • proof-of-concept-implementatie voor de fluorocode DNA-mapping • definiëren van de meerwaarde van deze innovatieve technologie en hierdoor een beter inzicht in potentiële applicaties en marktpositionering. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000 euro, verdeeld over beide universiteiten
DoseVue
Partners
Partners
• Hogeschool PXL (Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg) • UAntwerpen
• UHasselt • SCK•CEN • KU Leuven
Beschrijving In dit project werkten de onderzoeksgroep MIOS (Media & ICT in Organisaties & Samenleving) van UAntwerpen en de expertisecel ICTO (ICT in het onderwijs) van Hogeschool PXL samen om de haalbaarheid van het didactische concept ‘couch learning’ (aanbieden van leerinhouden via smart-tv en second-screen toepassingen) te onderzoeken en om te evalueren hoe dit concept past in de huidige ontwikkeling van een ‘serious’ tv-aanbod in Vlaanderen. Het project beoogt: • een scherpere afbakening en omschrijving van het didactische concept ‘couch learning’; • inzicht in de attitude van verschillende doelgroepen ten opzichte van ‘couch learning’; • inzicht in de leerbehoeften van de verschillende doelgroepen; • matchen van de leerbehoeften en het potentieel aanbod van partijen die leerinhouden kunnen creëren; • inzicht in technologische stakeholders en de technische setup voor het realiseren van ‘serious’ tv met second screen-toepassingen; • inzicht in de vereisten aan inhoudsleveranciers om een ‘serious’ tv-aanbod te ontwikkelen.
Projectfiches
Couch Learning
Beschrijving In het DoseVue project wordt een nieuwe technologie ontwikkeld voor dosimetrie van radiotherapie bij kankerbehandeling. De bedoeling is om op non-invasieve wijze een realtime 3D-beeld te vormen van de toegediende dosis en de precieze locatie van de bestraling, wat een enorme doorbraak in de dosimetrie betekent. In dit project werkten SCK•CEN, KU Leuven en UHasselt samen met het oog op de oprichting van een nieuwe spin-off vanuit SCK•CEN.
Valorisatie
De samenwerking moet uiteindelijk leiden tot de mogelijkheid om de financiële haalbaarheid van ‘couch learning’ en ‘serious tv’ en een daaruit voortvloeiend spin-offscenario te bestuderen.
Hoewel bij elk van de hoger genoemde partners expertise aanwezig is die essentieel is voor de creatie van de spin-off, biedt enkel de combinatie van deze expertises voldoende basis voor de oprichting ervan. Om dit te realiseren wordt er additionele coaching voorzien om tot een plan van aanpak te komen dat voor alle partners werkbaar is. Dit plan van aanpak voorziet in de begeleiding van het huidige projectteam voor de oprichting van de spin-off, inclusief het aantrekken van een aantal eerste financieringsvormen en het uitwerken van een aangepaste juridische structuur. Tenslotte wordt een high level Regulatory Affairs traject uitgeweekt, om op die manier de partners een eerste realistisch beeld te geven van de nodige stappen na de research tot aan de markt. De coördinatie van dit alles ligt in handen van UHasselt.
Type Budget
Type Budget
Valorisatie
Pre-start spin-off 32.650 euro, waarvan 3.000 voor UAntwerpen en 29.650 voor PXL
Pre-start spin-off 25.000 euro voor UHasselt
Lees meer op pagina 38-39
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
57
Projectfiches
Emultech
Flemish CBI
Partners
Partners
• TU/e • UAntwerpen
• KU Leuven • UAntwerpen
Beschrijving
Beschrijving
Emultech is een spin-off van TU/e die zich richt op de ontwikkeling van microfluïdische technologie voor het produceren van microdeeltjes voor drug delivery toepassingen in de farmaceutische industrie. UAntwerpen onderzoekt verschillende formuleringsmethoden voor bestaande en nieuwe therapeutica en heeft een brede expertise opgebouwd om deze te karakteriseren. Met deze expertise voert UAntwerpen een wetenschappelijke validatiestudie uit die de voordelen en de karakteristieken van de via de Emultech-technologie geformuleerde therapeutica vergelijkt met die van conventionele formuleringsmethoden.
Vlaanderen heeft een uitgebreide expertise in de (bio)organische en medicinale chemie en dit zowel binnen de academische als de industriële wereld. Het biologische academische landschap heeft met het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) een gecentraliseerde structuur. De scheikundige expertise daarentegen is zeer verspreid over de verschillende onderzoeksinstellingen en mist een overkoepelende structuur. Een dergelijke structuur, vertegenwoordigd door een centraal expertisecentrum, zal functioneren als een centraal aanspreekpunt voor de Vlaamse chemische expertise.
Valorisatie De resultaten zorgen voor een verdere onafhankelijke wetenschappelijke onderbouwing van de Emultech-technologie en zal de waarde ervan duidelijker demonstreren naar mogelijke klanten. Het versterkt de businesscase en draagt bij tot de groeistrategie van Emultech. Type Budget
Groei spin-off 30.000 euro, waarvan 10.000 voor UAntwerpen en 20.000 voor TU/e
Flemish CBI (Chemistry to foster Biology Innovation) is een initiatief van KU Leuven, UAntwerpen en UGent om als centraal expertisecentrum te fungeren als unieke toegangspoort tot de beschikbare chemische kennis.
Valorisatie Een belangrijk onderdeel van dit expertisecentrum is de organisatie van een unieke Vlaamse productenbibliotheek. Deze eerste samenwerking heeft tot doel om visibiliteit te creëren voor dit initiatief en om een industriële bevraging uit te voeren om de haalbaarheid, de uitdagingen, de opportuniteiten en dergelijke, in kaart te brengen en over te gaan tot een businessplan. Type Budget
Spin-off accelerator 25.000 euro, waarvan 10.000 euro voor UAntwerpen en 15.000 euro voor KU Leuven
Lees meer op pagina 46-47
58
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Projectfiches
FOxDiagnostics
FunMem
Partners
Partners
• KU Leuven • UHasselt
• UAntwerpen • UHasselt
Beschrijving
Beschrijving
FOxDiagnostics is een spin-off project van het Departement Biosystemen, Afdeling MeBioS (Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren) van KU Leuven. Aan de basis ligt de ontwikkeling van een innovatieve optische vezel (OV) en een surface plasmon resonance (SPR) biosensor platform. Dit platform, met toepassingen in de medische en voedingsdiagnostiek, kan snel, accuraat en met grote gevoeligheid specifieke biomolecules detecteren en kwantificeren in complexe matrices. In diverse proof-of-concept-studies werd aangetoond dat de OV-SPR-sensor kan worden toegepast voor zowel eiwit- als DNA-gebaseerde bio-assays. Cruciaal hierbij is de staalvoorbereidingsstap, waarbij de te meten biomolecule efficiënt en snel vrijgezet moet worden uit een complexe matrix: • bloed, speeksel of urine bij de ontwikkeling van een in-vitrodiagnostische test; • vlees, groenten, chocolade, eimengsels en spoelwater bij de ontwikkeling van testen voor de detectie van micro-organismen, productverontreinigingen of allergenen in voeding.
Functionalised Membranes (FunMem) is een project van UAntwerpen en VITO, dat zich richt op de ontwikkeling en commercialisering van gefunctionaliseerde keramische membranen voor de moleculaire scheiding van organische processtromen binnen de chemische en farmaceutische industrie. Het projectteam heeft een nauwe samenwerking met de onderzoeksgroep Toegepaste en Analytische Chemie van UHasselt rond oppervlaktekarakterisatie van de membranen. Om het project te versterken, is het herwerken en verfijnen van een businessmodel en businessplan nodig. De resultaten hiervan vormen een cruciale basis voor het verder onderbouwen van de spin-offcase en contacten met mogelijke investeerders en partners.
De expertise van het Centrum voor Milieukunde (CMK) van UHasselt op het vlak DNA-isolatie uit verschillende biologische organismen en complexe matrices werd aangewend om de methode(s) van staalvoorbereiding voor optische vezel biosensortoepassingen te optimaliseren.
Valorisatie
Valorisatie Vanuit UAntwerpen wordt een externe consultant aangetrokken voor het uitwerken van een businessmodel, een marktanalyse en een businessplan. Het is de bedoeling om op basis van deze resultaten begin 2015 een spin-off op te richten. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000 euro voor UAntwerpen
Deze samenwerking levert een belangrijke bijdrage in het optimaliseren, valideren en marktrijp maken van de staalvoorbereiding voorafgaand aan OV-SPR-gebaseerde detectie. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000 euro, waarvan 12.500 voor KU Leuven en 12.500 voor UHasselt
Lees meer op pagina 48-49 Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
59
Projectfiches
Hysopt Partners • KU Leuven • TU/e
Beschrijving
Valorisatie
Hysopt is een spin-off van UAntwerpen en ontwikkelt en commercialiseert specifieke software voor het optimaliseren van middelgrote tot zeer grote HVAC-installaties (Heating, Ventilation & Air Conditioning). Hysopt richt zich commercieel tot de stakeholders van HVAC-ontwerpers: studiebureaus, installatiebedrijven, bouwheer, fabrikanten … Het Hysopt softwareplatform is een combinatie van een ontwerptool en een simulatiesoftware. De cloudbased softwarearchitectuur maakt uitdagende simulatie- en rekentechnieken beschikbaar op een modale computer, die wordt gekoppeld met een high-end serverinfrastructuur door middel van een webbased interface.
Door deze uitbreidingen zal Hysopt een breder scala aan moderne installatieconcepten kunnen afdekken en dus beter en sneller kunnen inspelen op de noden van de klant, wat zich zal vertalen in een snellere omzetgroei. Door de betere integratie van het gebouw in het optimalisatievraagstuk, wordt ook meer interesse verwacht vanuit bouwkundige ontwerpers en architecten.
Binnen KU Leuven zetten de teams van prof. Lieve Helsen (departement Werktuigkunde) en prof. Dirk Saelens (departement Bouwkunde) hun expertises in op het vlak van resp. thermische systemen en systeemintegratie, en energie in gebouwen. Binnen deze samenwerking zal worden nagegaan hoe de modellenbibliotheek van het Hysopt softwareplatform kan worden uitgebreid met o.a. modellen voor warmtepompen, WKK, chillers, vloerverwarming, koelplafonds, betonkernactivering, luchtgroepen, ventilatie, VAV, CAV ... Om het systeemgedrag in een dynamische interactie met het gebouw te voorspellen, dienen bovendien nog andere simulatiemodellen en -methodes te worden geïmplementeerd. Zo zal het team van prof. Jan Hensen (faculteit Bouwkunde, TU/e) vanuit zijn expertise op het gebied van gebouwprestatiemodellering en -simulatie kennis inbrengen over modellering van gebouwgebruikersgedrag, mogelijkheden voor cosimulatie van Hysopt met andere software, en kwaliteitsbewaking.
60
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Het project zal zich vooral focussen op de haalbaarheid van bepaalde aanpakken, zoals de uitbreiding van de huidige modellen (focus op installaties en gebouwen), een correcte evaluatie van thermisch comfort en het implementeren van gebruikersgedrag en interne winsten binnen Hysopt. Een brainstorm over een R&D Roadmap moet potentiële toekomstige samenwerkingen blootleggen. Type Budget
Groei spin-off 30.000 euro, waarvan 10.000 euro aan TU/e en 20.000 euro aan KU Leuven
Projectfiches
Mycologie
Novosanis
Partners
Partners
• UAntwerpen • KU Leuven
• Novosanis, spin-off van UAntwerpen • KU Leuven
Beschrijving
Beschrijving
Binnen het onderzoeksdomein mycologie hebben de onderzoekspartners valorisatie-initiatieven lopen op basis van twee nieuwe klassen antifungale agentia (antimycotica). KU Leuven heeft de 2-(2-Oxo-morpholin-3-yl)acetamide derivaten gepatenteerd en UAntwerpen de Pyrrolo benzodiazepine derivaten. De onderzoeksgroep van prof. Louis Maes (UAntwerpen) heeft een uniek geïntegreerd platform ontwikkeld voor in-vitro- en in-vivovalidatie van antimycotica.
Novosanis, een spin-off van UAntwerpen, heeft momenteel twee medische devices in ontwikkeling: Novosanis voor intradermale injecties en Colli-Pee voor een vroege urinecollectie ten behoeve van een correctere diagnose van infectieuze ziekten en kanker. Het ontbreekt Novosanis vooralsnog aan een sterkere onderhandelingspositie met farmaceutische bedrijven, met het oog op deelname in klinische studies met actieve stof. Daarom werd een beroep gedaan op het KU Leuven Medical Imaging Research Center (MIRC) voor het opzetten van een imaging studie. Imaging studie heeft als doel om kennis en inzicht in huiddiktes en intradermale injecties op te bouwen.
De onderzoeksgroep van prof. Cammue en dr. Thevissen (Centrum voor Microbiële en Plantengenetica, KU Leuven) heeft een zeer sterke expertise in doelwitidentificatie en -validatie, en onderzoek naar het werkingsmechanisme van antimycotica: zowel op plankton- als op biofilmculturen. De medicinaal-chemische aspecten van de onderzoekslijnen worden respectievelijk ondersteund door de onderzoeksgroep medicinale chemie aan UAntwerpen en het Centrum voor Drug Design & Development, CD3 (dr. Patrick Chaltin) aan KU Leuven.
Valorisatie De samenwerking tussen beide onderzoeksinstellingen zal leiden tot: • een versterking van de valorisatiedossiers van deze twee nieuwe antimycotica klassen inzake profilering, mogelijke herpositionering en identificatie van hun doelwitten en werkingsmechanisme • een bundeling van krachten van het mycologieonderzoek in Vlaanderen zodat een Vlaamse onderzoekscluster in het mycologiedomein kan uitgebouwd worden. Deze cluster moet het genereren van een spin-off en de interactie met de industrie gevoelig faciliteren. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000, waarvan 12.500 euro aan UAntwerpen en 12.500 euro aan KU Leuven
Valorisatie Met dit explorerend onderzoek wil Novosanis antwoorden vinden op belangrijke onderzoeksvragen als: “is verticale intradermale injectie mogelijk?”, “wat zijn de meest gebruiksvriendelijke lichaamslocaties voor intradermale injectie?” en “hoeveel volume mag er geïnjecteerd worden om lekkages te vermijden?”. De bevindingen zullen bijdragen tot evaluatie en validatie van het Novosanis device. Type Budget
Groei spin-off 25.000 euro, waarvan 12.500 euro aan KU Leuven en 12.500 euro aan UAntwerpen/Novosanis
Lees meer op pagina 50-51
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
61
Projectfiches
OxyPoint
Patent-mining
Partners
Partners
• UAntwerpen • TU/e
Beschrijving Oxypoint is een spin-off van UAntwerpen en ontwikkelt inventieve zuurstofdoseerssystemen voor ziekenhuizen die, in tegenstelling tot de huidige systemen, geen continue stroom zuurstof afleveren, maar enkel een puls geven wanneer de patiënt inademt. Dit levert én een verbeterd comfort voor de patiënt én een aanzienlijke besparing op zuurstofverbruik. Oxypoint levert al aan een 10-tal ziekenhuizen in België waarbij het aspect van kostenbesparing is aangetoond. In samenwerking met het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven voert TU/e een studie uit om ook de verbetering van het patiëntencomfort objectief te meten en te demonstreren. Daarnaast onderzoekt TU/e de haalbaarheid van een nieuw product voor toepassingen in de mobiele zuurstofdoseersystemen in ziekenhuizen.
Valorisatie Beide trajecten passen in de groeistrategie van Oxypoint om ook de Nederlandse markt te kunnen aanboren en om hun productgamma uit te breiden. Type Budget
62
Groei-spin-off 25.000 euro voor TU/e
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
• • • •
UHasselt UAntwerpen TU/e KU Leuven
Beschrijving Het project onderzoekt of een systematische analyse van de octrooien van de partneruniversiteiten de identificatie van interuniversitaire en grensoverschrijdende valorisatie- en spin-offprojecten kan ondersteunen en efficiënter maken. Om deze methodologie te ontwikkelen en te valideren, werd de mining van de octrooigegevens beperkt tot het domein Materialen. Aan de hand van octrooigebaseerde indicatoren heeft men eerst een algemene mapping uitgevoerd van de technologische textuur in het domein Materialen. De afbakening gebeurde via een selectie van klassen in bestaande technologieclassificaties, namelijk EPO, USPTO en PCT/WIPO octrooien tussen 2000 en 2012. Geografisch heeft men zich beperkt tot de EU, VS, Canada, Japan, Korea, China en Singapore. Werden vervolgens verder in kaart gebracht: trends in octrooivolume, opdeling naar type aanvragers (bedrijven, kennisinstellingen, individuen …) en de belangrijkste octrooiaanvragers voor België en Nederland. Om een beter zicht te krijgen op mogelijke opportuniteiten voor een interuniversitaire samenwerking tussen België en Nederland, werd verder ingezoomd op de technologische activiteit van kennisinstellingen binnen het domein Materialen door de positie van deze instellingen te benchmarken met de algemene technologische activiteit in het domein. Daarnaast werd op het niveau van subdomeinen binnen Materialen gekeken naar: • octrooivolumes en trends • het voorkomen van bestaande combinaties van subdomeinen op octrooien (één octrooi kan toegewezen zijn aan meerdere subdomeinen) • welke instellingen actief zijn binnen deze te combineren subdomeinen (ter identificatie van mogelijke samenwerkingsopportuniteiten). volgende pagina >>
Projectfiches
PlasmaWorks Partners • TU/e • UAntwerpen
Beschrijving Valorisatie Hoewel de octrooivolumes binnen het domein Materialen laag zijn, biedt een dergelijke mapping potentieel voor uitbreiding naar andere technologiedomeinen en andere types actoren (sector, geografische locatie …). Daarnaast kunnen de technometrische gegevens gecomplementeerd worden met bibliometrische gegevens, door een gelijkaardige mapping uit te voeren aan de hand van wetenschappelijke publicaties in plaats van octrooien. De haalbaarheid van deze vervolgtrajecten wordt momenteel afgetoetst. Voor het uitvoeren van dit onderzoek deed KU Leuven een beroep op de technometrische en bibliometrische expertise van ECOOM, het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring van de Vlaamse Gemeenschap. Type Budget
Pre-incubatie spin-off identificatietool 25.000 euro voor KU Leuven
Op het gebied van modellering van plasma’s vervullen UAntwerpen en TU/e internationaal een toonaangevende rol en hebben beide universiteiten al op verschillende manieren samengewerkt. Binnen TU/e ligt de focus op de modellering van de fysische aspecten van plasma’s. Over de jaren heen werd met deze expertise een softwaretoepassing (Plasimo) ontwikkeld. De focus binnen UAntwerpen ligt eerder op het modelleren van de chemische aspecten van plasma’s waarvoor ook verschillende softwareapplicaties ontwikkeld werden. Beide expertises zijn sterk complementair.
Valorisatie TU/e nam het initiatief om een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor de oprichting van een nieuw spin-offbedrijf, met de bedoeling hun gezamenlijke expertise te exploiteren door middel van de ontwikkeling van een commercieel softwarepakket voor plasmamodellering in combinatie met contractonderzoek voor bedrijven. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000 euro voor TU/e
Lees meer op pagina 52-53
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
63
Projectfiches
RELIFE
Vabrema
Partners
Partners
• TU/e • KU Leuven
• TU/e • KU Leuven
Beschrijving
Beschrijving
De Europese privacyverordening zal het individu veel meer controle geven over zijn persoonlijke gegevens. De conclusie van het WEF Personal dataproject in Davos (2013) was hierover duidelijk: 500 jaar na de Renaissance wordt het individu een stakeholder in zijn eigen processen en als dusdanig ook het ethische integratiepunt van zijn persoonlijke gegevens. Belangrijk is dat deze vorm van postindustriële emancipatie niet voortvloeit uit maatschappelijk idealisme, maar steeds meer uit pure economische noodzaak. Oude concepten staan dus onder druk, maar er is nog geen nieuwe orde. Het introduceren van het individu als stakeholder creëert echter ook nieuwe uitdagingen. Zo zijn persoonlijke gegevens vandaag meestal opgemaakt om een bedrijfsproces te dienen, niet om het individu in zijn zelfrealisatie te ondersteunen. Waar gegevens tot nog toe (stiefmoederlijk) dienden beschermd te worden voor wat betreft de privacy, moeten ze nu door het individu ‘trusted’ worden gedeeld met allerlei partijen. Kortom, het individu heeft een eigen persoonlijke infrastructuur nodig om zijn mobiliteit en zijn eigen digitaal leven te kunnen leiden (‘life management’). Dat gebeurt bij voorkeur in zogenaamde ‘Personal Data Ecosystemen’. Momenteel worden zulke regionale Personal Data Ecosystemen voorbereid in drie domeinen: Health, Human Capital en Consument. De burger (patiënt, werkende, consument) krijgt hiervoor een infrastructuur die hem toelaat om zijn persoonlijke gegevens te controleren en ‘trusted’ te delen. De finaliteit van dergelijke ecosystemen is een digitaal nutsbedrijf dat publiek-privaat beheerd wordt via een strak governance model. Diverse partijen hebben ieder op hun eigen manier steun betuigd aan deze ontwikkelingen.
Valorisatie Met de middelen van Incubatorennetwerk(t) wordt iemand extern aangetrokken om het businessplan te schrijven voor de oprichting van een digitaal nutsbedrijf, waarin de betrokken partijen participeren. Type Budget
Pre-start spin-off 25.000 euro aan TU/e, waarvan 12.826 euro effectief werd besteed
Vabrema, een spin-off van TU/e, ontwikkelt apparatuur om de groei van cellen in celculturen drastisch te versnellen, en daarmee de kosten van dergelijke culturen te reduceren. Een van de mogelijke toepassingsgebieden van de Vabrema-technologie zijn celgebaseerde therapieën in de regeneratieve geneeskunde. Een doorbraak van dergelijke therapieën wordt momenteel nog gehinderd door de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare methoden om op grotere schaal en kosteneffectief cellen te produceren. De Vabrema-technologie biedt een mogelijke oplossing voor dit probleem, maar het ontbreekt in dit toepassingsgebied nog aan de nodige validatie. De Prometheus onderzoeksgroep binnen KU Leuven doet onderzoek naar dergelijke nieuwe cel-gebaseerde therapieën en richt zich nadrukkelijk op het vertalen van laboresultaten naar klinische toepassingen.
Valorisatie KU Leuven voert een proof-of-concept-studie uit naar toepassing van de Vabrema-technologie in celgebaseerde regeneratieve therapieën. De resultaten dragen bij tot het verder versterken van de businesscase van Vabrema voor toepassing van zijn technologie in een nieuwe markt. Type Budget
Groei-spin-off 25.000 euro, waarvan 19.500 voor KU Leuven en 5.500 voor TU/e
Lees meer op pagina 54-55
64
| Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking.
Colofon
Incubatorennetwerk werkt! Is een uitgave naar aanleiding van de afsluiting van het Interreg IV Vlaanderen-Nederland project Incubatorennetwerk(t). Eindredactie: Annemie Morbee Foto’s: Koen Fasseur Lay-out: Mariëtte van Oort Drukwerk: Impressa
Van kennisparadox naar grensoverschrijdende interuniversitaire samenwerking |
65
Incubatorennetwerk(t) is een Interreg IVA Vlaanderen-Nederland-project dat Innotek coördineert.