Forum Vlaams-Brabant
INBRAKEN EN VEILIG WONEN? Samen maken we het verschil! Vrijdag 29 november 2013 - Provinciehuis Leuven SAMENVATTEND RAPPORT
Wat hebben we gehoord en wat hebben we geleerd? In dit document vindt u de kernboodschappen terug per spreker. Deze samenvatting is gebaseerd op onze notities tijdens de uiteenzetting, op de digitale presentaties en op de samenvatting (‘abstract’) van de spreker. Dit rapport respecteert de volgorde van het programma: preventie en slachtoffer, opsporing en dader, vervolging en opheldering. Behalve wat het nawoord betreft; dat krijgt u eerst te lezen.
Inhoud Provinciegouverneur Lodewijk De Witte trekt twee belangrijke conclusies............................. 2 Verwelkoming en duiding problematiek inbraken ................................................................... 3 Welke inspanningen leveren de politie- en preventiediensten op preventief vlak? ................. 3 Greet ligt soms nog wakker van de inbraak ........................................................................... 4 De verschillende fasen in de emotionele verwerking van een inbraak ................................... 4 Klaarheid bij DARK (Diefstallen in woning Aanpakken door Responsabilisering van de inwoners in politiezone KASTZE) .......................................................................................... 5 Situationele preventie of hoe de ruimtelijke omgeving inbrekers kan afschrikken .................. 7 Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) bewust van het nut van inbraakvertragend materiaal ..................................................................................... 7 Waarom kiest een dader net die woning uit? Zwaktes van de woning en dadertypologieën .. 8 Naar een meer gedreven en gezamenlijke aanpak van inbraak Rondtrekkende dadergroepen en lokale (veel)plegers .......................................................................................................... 9 Van info tot opheldering: 10 jaar VIEW, RIR… Welke info brengt wat op?............................. 9 Wat kan het openbaar ministerie bieden?.............................................................................10 Ervaringen met het politiekeurmerk in Nederland .................................................................11 Wat hebben we geleerd vandaag? .......................................................................................12
1
Provinciegouverneur Lodewijk De Witte trekt twee belangrijke conclusies 1. We moeten er iets aan doen 2% van onze inwoners riskeert jaarlijks een inbraak. 2. Er is iets aan te doen Met gezamenlijke extra inspanningen dalen de inbraken (vb. project DARK) Veilig wonen en veiligheid in het algemeen kan je niet afdwingen van de overheid. Dat is een illusie. Veiligheid bouw je op met iedereen samen, met de hele omgeving. Veiligheid is een totaal concept. Denk lokaal en integraal. Samen kunnen we wel degelijk het verschil maken. Stevige woningen met goede preventieve maatregelen, maakt het de inbreker moeilijker. Hij krijgt minder de gelegenheid tot stelen. De bouwheer heeft er voordeel bij wanneer hij van bij de bouw degelijk hang- en sluitwerk plaatst (cfr. de positieve ervaringen met energiebesparende maatregelen en opvang hemelwater). De bouwsector zorgt voor kwaliteitsvol materiaal (WK2 – 3 minuten weerstand). De gemeente kan de bouwheer extra stimuleren door het nemen van een gemeentelijke politieverordening techno-preventieve maatregelen bij (nieuw)bouw met nieuwe gevelopeningen, door het zorgen voor gratis inbraakpreventieadvies, door het aanbieden van een inbraakpreventiepremie. Goede menselijke contacten helpen de veiligheid. Let op een goede inrichting en aankleding van de publieke of openbare ruimte. Zorg dat mensen er zich thuis voelen en actief aanwezig zijn in het straatbeeld. De ogen van de inwoners zijn onze camera’s. Met meer communicatie aan en van de burger, kan de politie sneller optreden en de dief bij de kraag grijpen. Meld verdachte handelingen via 101. Via analyse leren we waar de gevoelige plekken zijn of wanneer extra politie-inzet nodig is. Alle informatie kan belangrijk zijn. Speel daarom informatie door aan de collega’s via het AIK en andere kanalen. Wat motiveert de dader? R/I of de ‘Return on Investment’. Wat levert de inbraak mij op? Een gerichte en persoonlijke aanpak van daders en van het helerscircuit kan hen tot andere gedachten brengen. Wanneer de investering hoog wordt en de opbrengst laag, stopt het voornemen om in te breken. Een goed werkend strafrechtelijk apparaat geeft de inbreker of heler zijn gepaste straf. Nazorg helpt het slachtoffer: bij het eerste contact bij de vaststelling (empatisch, erkennen van beleving), bij het later contact (vb. hercosi of hercontact slachtoffers inbraak) en bij de doorverwijzing naar de hulpverlening. De hulpverlening ondersteunt het slachtoffer in het verwerken van het traumatisch gebeuren. Kortom, we blijven investeren in het voorkomen van inbraken via betere modellen, inspirerende projecten, degelijk materiaal, dagelijks politie- en preventiewerk, gerechtelijk optreden en hulp verlenen. Men zegge het voort ….
2
Verwelkoming en duiding problematiek inbraken Provinciegouverneur Lodewijk De Witte Doel van dit forum is kennis delen en inspireren met het oog op een meer gedreven en gezamenlijke aanpak van het inbraakfenomeen en dit zowel proactief, preventief als reactief. ‘Veilig wonen’ kan alleen maar als we geïntegreerd en integraal werken. We hebben voor een mix van invalshoeken gezorgd: van slachtoffer tot beleidsmatig werken zowel op gemeentelijk als federaal niveau en academische inzichten. Vanuit verschillende hoek moeten we onze verantwoordelijkheid opnemen om het inbraakfenomeen in te dijken. De stijgende trend moet worden omgebogen. De gemiddelde maatschappelijke kost per inbraak is 4.667 euro volgens een onderzoek van het Britse Home Office van 2000 en geïndexeerd in 2009. (Bron: Jaap De Waard – Veiligheidsconferentie diefstal in woningen, Antwerpen, 2012. Onderzoek Home Office in 2000 en geïndexeerd.) Hierin zit o.a. vervat: de kosten voor het slachtoffer (herstellen van de
aangebrachte schade, vervangen van de gestolen goederen, inzet slachtofferhulp), kosten van de inzet politie en preventie en de kosten inzet justitie. Op een aanklampende manier kan de gemeente ervoor zorgen dat de bouwheer de woning van bij de start - bij de nieuwbouw of verbouwing waarvoor een vergunning moet worden gevraagd - goed beveiligt. Want, hoe zwakker de woning, hoe enthousiaster de inbreker is. In de bundel zit een model voor het nemen van een gemeentelijke politieverordening technopreventieve maatregelen tegen inbraak bij nieuwbouw of verbouwing van een woning met nieuwe of aangepaste gevelopening (naar analogie met de voorwaarden en dwingende maatregelen inzake hemelwater, energieprestatieregelgeving of brandpreventie). De bouwheer wordt verplicht om degelijk sluitwerk te voorzien aan de gevelopeningen zodat deze minimum drie minuten weerstand bieden bij een inbraakpoging. Het is beter te voorkomen dan nadien te moeten herstellen. De sociale huisvestingsmaatschappijen bouwen een aanzienlijk aantal wooneenheden. Het zou goed zijn dat ze onmiddellijk degelijk inbraakwerend materiaal plaatsen. Zij hanteren een typebestek van de VMSW (Vlaamse Maatschappij Sociaal Wonen). Dit typebestek bevat richtlijnen voor alle sociale woningbouwprojecten. Zij zijn bereid om te overleggen over een vernieuwde versie van het type-bestek waarin ook het inbraakwerend materiaal zou worden opgenomen. Wij hopen dat ze in de toekomst ook bouwen met degelijk inbraakwerend materiaal. Er moet meer ingezet worden op nieuwe technologie. We leven in een sterk evoluerende maatschappij op vlak van techniek en technologie. Hier kan de federale overheid en de federale politie een grotere rol in opnemen. Ik denk aan het verwerven van kennis om de nieuwe toepassingen zorgvuldig te evalueren. De gebruiksvriendelijke, nuttige en betaalbare technologie kenbaar te maken en ingang te doen vinden ook bij politiediensten, overheden en preventiediensten is een must. Ieder heeft vanuit zijn invalshoek een rol te spelen en is deel van de keten. Samen kunnen we het verschil maken en het aantal inbraken doen dalen.
Welke inspanningen leveren de politie- en preventiediensten op preventief vlak? Femke Mertens - dienst maatschappelijke veiligheid Ondanks alle inspanningen blijft het aantal woninginbraken stijgen. Politiezones en gemeenten trachten onder meer door het geven van diefstalpreventieadvies (DPA) deze problematiek aan te pakken. Sinds 2004 vragen steeds meer inwoners binnen de provincie
3
Vlaams-Brabant een diefstalpreventieadvies aan. Op negen jaar tijd is het aantal gegeven adviezen verdubbeld. Toch blijft er werk aan de winkel. Enkele factoren hebben een invloed op het aantal preventieadviezen. Een eerste factor is de bereikbaarheid van de informatie over diefstalpreventie. Hoe meer informatie over diefstalpreventie, hoe meer burgers zich aangesproken voelen. Op de websites van de politiezones en preventiediensten is deze informatie overwegend snel en eenvoudig te raadplegen. Aanbevelingen om het te verbeteren: een goede zichtbare vindplaats, groepering van alle informatie over inbraakpreventie en uniformiteit in terminologie (diefstalpreventie i.p.v. techno-preventie). De tweede factor is de functie en motivatie van de adviseur. Indien het advies wordt verstrekt door een preventiedienst, een vrijwilliger of een politiedienst kan dit de cijfers beïnvloeden. Het inschakelen van vrijwilligers of het hebben van een preventiedienst leidt tot een toename van het aantal adviezen. Ook een gemotiveerde adviseur heeft een positieve invloed op het aantal adviezen. Er kan ook een DPA-light gegeven worden door wijkagenten of de gemeenschapswachten kunnen doorverwijzen naar de DPA. Als laatste factor bewijzen de financiële stimulansen hun nut. Voor particuliere woningen bestaan er twee mogelijkheden, een belastingvermindering en een gemeentelijke inbraakpremie. De belastingvermindering kan door alle belastingplichtige Belgen benut worden. Toch stellen we vast dat vooral hoger opgeleiden en personen met een hoger inkomen hiervan gebruik maken. Deze stimulans speelt echter niet in op de gehele beveiliging van de woning en vereist geen advies van de adviseur. Uit onderzoek is gebleken dat de inbraakpremie een stimulans is om een DPA aan te vragen en dat deze maatregel een positieve invloed heeft op het uitvoeren en de mate (volledig vs. onvolledig) van de aanbevolen aanpassingen. De inbraakpremie betekent een extra stimulans om de bewoners te overtuigen hun woning beter te beveiligen tegen inbraak.
Greet ligt soms nog wakker van de inbraak Een slachtoffer aan het woord via video (6 min). Wim D’haese - verbindingsambtenaar dienst maatschappelijke veiligheid Het meemaken van een inbraak is een schokkende gebeurtenis. De dagelijkse routine wordt helemaal door elkaar geschud. Om jullie dit te laten aanvoelen, heeft Wim een slachtoffer van woninginbraak geïnterviewd. De feiten dateren van bijna een jaar geleden. Greet brengt een getuigenis die ondanks de voorbije periode nog sterk emotioneel aanvoelt.
De verschillende fasen in de emotionele verwerking van een inbraak Christel De Bruycker - CAW Oost-Brabant, slachtofferhulp Inbraak – Inbreuk Inbraak als term verwijst naar inbreuk: een goede metafoor om de impact, ontwrichting en betekenis van een diefstal weer te geven. Het gaat nooit alleen om materiële zaken die ontvreemd worden. Psychisch dragen we vertrouwen en veiligheid met ons mee. Na een inbraak moeten we het evenwicht terug zoeken en de psychische basisveiligheid terugvinden. Algemeen zijn er drie coping-trajecten te onderscheiden na schokkende gebeurtenissen (cfr. Bonanno, Amerikaans psychiater trauma): veerkrachttraject (resilience), herstel (recovery) 4
traject en gecompliceerd traject. Welk traject mensen doorlopen, is afhankelijk van persoon tot persoon. De impact van een ‘schokkend gebeuren’ is subjectief gekleurd door onder meer persoonlijke betekenisgeving en de reeds bestaande draaglast (veerkracht). Een inbraak lokt post-traumatische stressreacties uit. Het is belangrijk dat je dat weet en dat je het slachtoffer daarin kan begeleiden. Mogelijke reacties zijn emoties van onveiligheid, angst, verhoogde waakzaamheid, …en/of lichamelijke klachten: vermoeidheid, hartkloppingen, concentratieproblemen, … Christel wijst op de dialectiek tussen innerlijke en externe veiligheid. Kinderen reageren ook op dit schokkend gebeuren. Een tijdelijke regressie (zoals moeder achterna lopen, bedplassen, licht aan ’s nachts) is mogelijk. De kinderen goed informeren en niet willen ontzien, is aan te bevelen. Zij voelen immers mee de spanningen. Do’s en dont’s van een goede slachtofferbejegening met het oog op herstel, is voorkomen van secundaire victimisering, voldoende empathie tonen en erkennen (niet minimaliseren) van het slachtofferschap.
Klaarheid bij DARK (Diefstallen in woning Aanpakken door Responsabilisering van de inwoners in politiezone KASTZE) Een goede praktijk. Bart Coopman, burgemeester Zemst en Jack Vissers, korpschef pz KASTZE Concept In november 2012 startte de PZ KASTZE (Kampenhout, Steenokkerzeel en Zemst) met het project ‘Dark’. Dit jaar start tussen 01/11/2013 en 01/03/2014 de actie Dark 2.0. Doel is opnieuw een inspanning leveren om het aantal diefstallen in woning te reduceren tot een minimum. Om dit te bereiken willen we volgens de filosofie van het ‘probleemoplossend werken’ inzetten op een gedifferentieerde aanpak naar ‘hot times’ (diefstalgevoelige tijdstippen), ‘hot places’ (diefstalgevoelige plaatsen) en ‘hot shots’ (veelplegers). Op welbepaalde tijdstippen, in welbepaalde regio’s streven we, via verschillende actiemodi, naar een significante daling in het aantal diefstallen in woning. Deze doelstelling willen we bereiken in samenwerking met zoveel mogelijk attente burgers en alle andere partners (lokale middenstand, gemeentebesturen, verenigingen). We willen tijdens deze actiemaanden transparant communiceren over de ingezette middelen en over de resultaten die we behalen. Filosofie Om een maximaal resultaat te bekomen, willen we actief de burger, woonachtig op het grondgebied van de PZ KASTZE, zoveel mogelijk betrekken bij ons concept. Om deze doelstelling te bereiken zal de burger via verschillende kanalen worden gevraagd attent te zijn voor verdachte handelingen en deze ook snel te melden aan de politie. Onderzoek toont immers aan dat in 85% van de gevallen waarin de daders van een diefstal worden gesnapt, dit gebeurt bij een heterdaad-situatie. De politie wil actief inzetten op zowel preventie (sensibiliseren van de burgers, aanbieden techno-preventief advies), pro-actie (aanwezig zijn op de diefstalgevoelige tijdstippen, in de diefstalgevoelige regio’s), reactie (vatten van daders, kwalitatieve vaststellingen en onderzoek) en nazorg (her-bezoek aan slachtoffers door de wijkagent).
5
Samen met de burger willen we erin slagen om het aantal diefstallen tijdens de donkere maanden met 15% te laten dalen ten aanzien van het gemiddeld aantal diefstallen van de afgelopen drie jaren. Differentiatie Bij de aanpak van de diefstallen willen we inzetten op een gedifferentieerde aanpak. Dit zowel op vlak van preventie en pro-actie als op vlak van reactie en nazorg. Alle medewerkers van de team PZ KASTZE zullen betrokken worden in het project, dit zowel in burgerkledij als in politie-uniform, zowel de wijkagent als de rechercheur. Preventie Op dit vlak kunnen er een aantal initiatieven worden genomen door de wijkagenten en de gemeenschapswachten, maar ook via de website en via het verspreiden van folders en affiches. Er kunnen sleutelfiguren worden aangesproken en ‘deur-aan-deur bezoeken’ uitgevoerd. Via ‘Dark-boodschappen’ willen we de mensen leren kennismaken met het project en hen persoonlijk vragen om attent te zijn en verdachte zaken snel door te geven. Deze boodschap zal ook gegeven worden aan de inwoners van de politiezone in de dispositieven die worden opgezet. Aan de lokale middenstand zal door de gemeenschapswacht gevraagd worden om een affiche op te hangen. Aan de gemeentebesturen zal er gevraagd worden om de boodschap ook via hun communicatiekanalen te verspreiden. We streven naar een hogere en snellere aangiftebereidheid en naar een hogere waakzaamheid. Pro-actie Tijdens de actieperiode zijn wij zoveel mogelijk aanwezig op de ‘hot spots’ (diefstalgevoelige plaatsen) en tijdens de ‘hot times’ (diefstalgevoelige tijdstippen). Door een gediversifieerde aanpak van voetpatrouilles, verkeersacties, patrouilles op anoniem voertuig en patrouille op politievoertuig, zijn we op de meest efficiënte manier aanwezig op het terrein. Het blauw op straat zal niet altijd herkenbaar zijn, maar dit geldt uiteraard ook voor de daders van de diefstallen. Tijdens deze periode krijgen tevens de gekende ‘veelplegers’ extra aandacht van de politie. Reactie Tijdens de actiemaanden zal er een extra kwaliteitscontrole gebeuren. Er zal attent worden nagegaan of er sporen aanwezig zijn die tot de daders kunnen leiden. Er zal tevens op worden toegezien dat alle ingezamelde informatie op een adequate manier wordt verwerkt in de politionele bestanden. Nazorg Door de eerste vaststellers zal telkens worden voorgesteld of de slachtoffers van de diefstal een gesprek willen hebben met de slachtofferbejegenaar. Na de diefstal zullen slachtoffers een bezoek krijgen van de wijkinspecteur. De resultaten van al onze inspanningen zullen transparant aan alle inwoners worden verspreid via onze website www.kastze.be. Geïnteresseerden kunnen zich inschrijven op een e-mail-lijst via
[email protected] om rechtstreeks op de hoogte gehouden te worden van de actie. (Heel wat inspiratie heeft de pz KASTZE gevonden in vakliteratuur uit Nederland, die gratis te downloaden is.)
6
Situationele preventie of hoe de ruimtelijke omgeving inbrekers kan afschrikken Willy Miermans – lector Universiteit Hasselt, socioloog Vertrekpunt van de lezing is dat sociale veiligheid niet of minder gebaat is met technopreventieve maatregelen. Vaak werken die contraproductief. Uit onderzoek blijkt dat de menselijke aanwezigheid zorgt voor een veiligheidsgevoel. De vraag wordt dan: hoe kunnen we dat als ruimtelijke planners realiseren? Zoals Jan Gehl zegt: “Leven tussen huizen”. Wanneer de ruimtelijke kwaliteit stijgt, dan stijgt ook het subjectieve veiligheidsgevoel. In zijn lezing gaat Willy Miermans in op deze ontwerp-uitdaging. Hij overloopt achtereenvolgens 3 ruimtelijke schaal-niveaus: 1)
Macro: stads-regionale planning.
2)
Meso: stads- en buurtplanning.
3)
Micro: straat- en gebouw-design.
Op elk niveau worden diverse aandachtspunten concreet voorgesteld en geïllustreerd. Op macroniveau moeten we meer rekening houden met de sociale mix. Het publiek trekt zich terug uit de publieke ruimte. Dus is het van belang te werken aan de actieve betrokkenheid van de burger. Mensen sluiten hun huizen af vanuit privacy oogpunt, maar daar dienen ze de sociale veiligheid niet mee. Een combinatie van privaat-publieke ruimte is het te respecteren patroon. Dingen hebben een maat. Een te smalle doorgang tussen twee woonblokken bijvoorbeeld geeft een onveiligheidsgevoel, want er is risico op monopolie door een derde. Een te ruim plein, schept te veel afstand en de herkenbaarheid verdwijnt (vb. autodiefstalplaag).
Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) bewust van het nut van inbraakvertragend materiaal Ing. Erik Kinnaert – projectleider WTCB Woninginbraken blijven dominant aanwezig in de criminaliteitsstatistieken. Om de 7 minuten vindt er een inbraakpoging plaats aan een woning in België. Er is vastgesteld dat doorgaans de beperkte ‘weerstand’ van een gevelelement de inbreker mogelijk maakt het gebouw in te breken. Daarnaast stelt men evenzeer vast dat de (amateur)inbreker na 5 minuten zijn inbraakpoging opgeeft. Deze vaststellingen laten zien dat ‘maatregelen’ tegen inbraak gericht dienen te zijn op het ‘vertragen’ van de inbraakpoging. Dit is de geest achter de Europese normen m.b.t. inbraakwerendheid van gevelelementen, namelijk de normenreeks EN 1627 – EN 1630. De normenreeks beschrijft een eenduidige manier om het ‘inbraakvetragend’ karakter van een gevelelement te bepalen aan de hand van een classificatiesysteem bestaand uit 6 klassen van inbraakwerendheid. Deze klassen verschillen naargelang de duur van de weerstand van het gevelelement tegen pogingen tot inbraak. Normenreeks EN 1627-EN 1630 geven geen eisen of aanbevelingen m.b.t. de ‘vereiste’ inbraakwerendheid van een gevelelement in een gebouw. De ‘vereiste’ inbraakwerendheid van een gevelelement is afhankelijk van het ‘vereiste’ beschermingsniveau van een gebouw tegen inbraak. Om deze reden heeft het WTCB in samenwerking met SECO (Technical Control Bureau for Construction) een referentiesysteem voor inbraakwerendheid opgesteld en op de website geplaatst van de Normen Antenne ‘Manueel bediende en aangedreven gevelelementen’. Dit referentiesysteem laat toe het ‘vereiste’ beschermingsniveau van een 7
gebouw tegen inbraak te bepalen en dit voor 4 gebouwtypes: (1) huizen, (2) appartementsgebouwen, (3) winkels en showrooms en (4) ondernemingen en instellingen. Het referentiesysteem laat vervolgens toe de ‘vereiste’ prestaties van de inbraakvertragende gevelelementen te bepalen aan de hand van het gekende ‘vereiste’ beschermingsniveau van het gebouw. In de loop van het projectjaar 2014 zal de Normen Antenne “Manueel bediende en aangedreven gevelelementen” het typebestek voor inbraakvertragend schrijnwerk, samengesteld in kader van (IWT) TIS Innovatie-stimulering in de bedrijven die bijdragen tot de inbraakbeveiliging van gebouwen (2002-2007), actualiseren aan de hand van nieuwe kennis verkregen door het uitvoeren van veelvuldige laboproeven in het kader recente onderzoeken en ontwikkelingen. Het geactualiseerde typebestek zal beschikbaar worden gesteld voor de gehele sector (zowel Wallonië, Brussel als Vlaanderen) via de Normen Antenne website “Manueel bediende en aangedreven gevelelementen”.
Waarom kiest een dader net die woning uit? Zwaktes van de woning en dadertypologieën Stijn Van Daele - onderzoekcoördinator Universiteit Gent, criminoloog Doelwitkeuze bij woninginbraken De keuze voor een woninginbraak kan omschreven worden als een ruimtelijk gestructureerd, hiërarchisch, sequentieel keuzeproces in hoofde van de dader. Dit heeft twee belangrijke implicaties. In de eerste plaats houdt dit in dat de keuze voor een precieze woning vaak een finale stap is een groter keuzeproces dat vaak wordt vergeten. Bij dit proces houden we ook rekening met de ruimere omgeving. Ten tweede betekent dit ook dat dit keuzeproces voor verschillende daders op een andere manier kan tot stand komen. Zij hebben immers elk een ander referentiekader waarop het keuzeproces gebaseerd is. Een eerste luik van de presentatie handelt over de kwetsbaarheid van doelwitten voor woninginbraak. Hierbij zien we verschillende niveaus. Op buurtniveau wordt aandacht besteed aan de welvaart van een buurt, functiemenging, toezicht, en toegankelijkheid. Op straatniveau kijken we naar de connectiviteit en het straattype. Op het niveau van het individuele huis zijn kenmerken zoals aanwezigheid, toezicht, zichtbaarheid en toegankelijkheid van belang. Ook de verwachte buit komt hierbij kort aan bod. In een tweede luik staan we stil bij de diversiteit tussen daders. We noteren vier verschillende assen waarop daders kunnen verschillen. Op elk van deze assen worden de uitersten geschetst. Een eerste as heeft betrekking op de voorbereiding van de feiten, waarbij er een onderscheid is tussen opportunistische daders en daders die systematisch plannen. Een tweede as betreft de actieradius van de daders, met een onderscheid tussen lokale en (inter)nationale daders. In een derde as komt het samen-plegen aan bod, waarbij individuele plegers en groepen aan bod komen. Op een vierde as plaatsen we de motivatie om te plegen. Hierbij zien we het onderscheid tussen het handhaven van een luxueuze levensstijl enerzijds en een perceptie van ‘overleven’ anderzijds. Tot slot reflecteert de spreker in welke mate deze bevindingen relevant kunnen zijn voor de aanpak van de strijd tegen woninginbraken en welke mogelijkheden dit schept. ‘It is easier to change places than people’ (R. Clarke). Daders veranderen niet snel en blijken eerder opportunistisch te zijn. Ze kiezen dus een gemakkelijk doelwit (dicht bij huis, gekende omgeving, weinig tegenstand, grote buit). Dus is het belangrijk om ook te focussen op de doelwitten. Dit kan door bijvoorbeeld de buit minder aantrekkelijk te maken (vb. registratie van juwelen bij juweliers, strengere controles, helers opsporen), door sociale cohesie te 8
stimuleren, door burgers bewust te maken van techno-preventie en van preventieve handelingen, door gericht op te sporen (geografische profilering?), door buitgericht te rechercheren, door sleutelfiguren te zoeken in het land van herkomst bij internationale plegers (heling, voorverkenning, transport, huisvesting).
Naar een meer gedreven en gezamenlijke aanpak van inbraak Rondtrekkende dadergroepen en lokale (veel)plegers Eddy De Raedt - Federale Politie Het fenomeen woninginbraken is de laatste jaren sterk stijgend. We zien een verschuiving van het pleegtijdstip van ‘s nachts naar de namiddag. Vooral juwelen vormen het doelwit. Internationalisering en economische crisis beïnvloeden in negatieve zin het inbraakfenomeen. Is er iets tegen te doen? Ja, natuurlijk! Dankzij het inzicht dat politiediensten verworven hebben omtrent de daders (al dan niet bovenlokaal), moet het mogelijk zijn deze negatieve trend te keren. Dit veronderstelt dat we gerichtere acties ondernemen tegen daders (binnen het breder kader van de veiligheidsketen), en dat we daar waar mogelijk een breder bestuurlijk draagvlak creëren voor deze maatregelen. De dader denkt bij zichzelf na over de mogelijke opbrengst en de pakkans: R/I of return (buit) ten opzichte van Investering (pakkans – straf). Kortom, wanneer de pakkans groot is en de buit of opbrengst klein, stopt de inbraak. Onze aanpak moet integraal gebeuren, door de hele veiligheidsketen: beeldvorming, bestuurlijk preventief (vb. gemeentelijke politieverordening inbraakpreventie), gerechtelijk, slachtoffergericht en dadergericht. Samen met de verschillende partners (geïntegreerd) werken is het advies bij uitstek. Maatregelen die kunnen en moeten genomen worden ten aanzien van de lokale en bovenlokale dader zijn: diefstalpreventie, controleren van juweliers en tweedehandsinkopers (register wie juwelen heeft aangekocht), beter beveiligen van de buit via technologische beveiliging (vb. auto’s met gps beveiligingssysteem – veel minder autodiefstallen!), de sociale waakzaamheid van burgers verhogen (vb. via BIN of BuurtInformatieNetwerk), actieve politiemensen op de baan en aan het werk (VIP of ‘very iritating policing’: wat eigenlijk gewoon de politietaak is, namelijk toezicht en controle), goede recherche en sporenopname, buitgericht rechercheren. Maatregelen ten aanzien van bovenlokale plegers zijn niet spectaculair, maar wel belangrijk. Identificeer daders en sein deze gegevens (SIS II). Het heeft een belangrijk ontradend effect bij de bovenlokale daders en op internationaal vlak is die informatie nuttig. Er is vooruitgang geboekt in de samenwerking met de dienst vreemdelingenzaken (DVZ). Weet wie in je dorp woont of tijdelijk verblijft. Kortom, maatregelen moeten meer en meer maatwerk zijn en dan heeft men resultaat!
Van info tot opheldering: 10 jaar VIEW, RIR… Welke info brengt wat op? Stefan De Proft - Arrondissementeel Informatie Kruispunt (AIK) Asse De gemeenschappelijke en dwingende richtlijn MFO 6 van de ministers van Justitie en Binnenlandse zaken betreffende de werking en organisatie van de arrondissementele informatiekruispunten (AIK)(BS, 9 februari 2003) is de bijbel voor de werking van het AIK.
9
De basisfunctionaliteiten zijn: opvolgen van recente feiten en gebeurtenissen, identificatie van verbanden tussen feiten, coördinatie en opvolging aangemelde onderzoeken, opvolgen gebeurtenissen in tijd en ruimte, fenomeenopvolging, opvolgen van dader- en slachtoffergroepen, grensoverschrijdende politionele informatie verzamelen en ondersteunen van het functioneel beheer. Een snelle detectie van bovenlokale veiligheidsproblemen betekent dat recente feiten en gebeurtenissen zo spoedig mogelijk moeten verspreid worden. Dit gebeurt om de 24 uur (24 uurs flux). De flux zorgt ervoor dat vooral de korte termijn informatie beschikbaar wordt gesteld. Alle gegevens komen in de fenomeendatabank van het AIK. Er kunnen verbanden gelegd worden tussen fenomenen en verder onderzoek en opvolging gevoerd worden. Dus uit de flux volgt de rest! Maar …. Zonder input geen output. Elke informatie is belangrijk en moet volledig zijn. Men hanteert als checklist het ‘NMBS’ (Nadeel, Modus Operandi, Buurtonderzoek, Sporen) en ‘TGV’ (Timing, Genomen matregelen, Verdachte) letterwoord. Er is geen synchronisatie van de gegevens van de flux. Er zijn geen inter-arrondissementele gegevens beschikbaar via de flux. Deze doorstroming moet nog manueel gebeuren. De verwerking hangt af van de goodwill van de andere AIK’s. Er zijn (nog) geen gegevens van andere federale politie-eenheden zoals de weg-, de spoorweg- en luchthavenpolitie (DGA, SPC, LPA, SPN). Bovendien is het AIK werkzaam met een beperkte capaciteit aan ICT en personeel. Deze problemen zijn al jaren gekend, maar nog steeds niet federaal opgelost. I have a dream …
Wat kan het openbaar ministerie bieden? Patrick Vits - procureur des Konings arrondissement Leuven Ik trap een open deur in door te zeggen dat het inbraakfenomeen al verschillende jaren een prioriteit is voor het parket in aansluiting met de zonale veiligheidsplannen, het nationaal veiligheidsplan, het parketbeleidsplan en de omzendbrieven. Het indringen in de onmiddellijke leefomgeving van de burger en zijn gezin voedt de onveiligheidsgevoelens. De burger verwacht terecht een performante politie en justitie. Kwaliteitsvol werken elke dag opnieuw in elke schakel is de uitdaging. Uit onze statistieken blijkt dat slechts 5 à 7% van de woninginbraken opgelost worden. Er is nog veel werk te doen! De pakkans moeten we verhogen, de ophelderingsgraad moet hoger, we moeten een daadwerkelijke bestraffing realiseren. De enig mogelijke benadering is dit samen te doen: geïntegreerde samenwerking van alle bevoegde overheden + de burger (ketengericht). Het openbaar ministerie wil de opsporing verbeteren door zone-overschrijdende en gezamenlijke controleacties te organiseren en zoveel mogelijk inspelen op recente evoluties en verschuivingen. Er is nood aan een ruime en volledige detectie van alle relevante informatie: aandacht voor verdachte handelingen (opmaken informatierapporten (RIR) en processen verbaal), benutten mogelijkheden gerechtelijke triptiek en nuttige informatie via camera’s. Het AIK speelt hierin een belangrijke rol. Opsporing start bij de kwaliteitsvolle eerste vaststellingen via buurtonderzoek, sporenonderzoek, consequente exploitatie van beschikbare sporen, zoals telefonie. Het labo van de federale politie levert kwalitatief werk, we moeten dat proberen zo te houden. We streven een efficiënte aansturing en coördinatie van lopende onderzoeken na, o.a. via de referentiemagistraat rondtrekkende daders en het fenomeenoverleg diefstallen. Belangrijk is ook rekening te houden met de dadertypologie bij de opsporing. Elke dadergroep vraagt een specifieke aanpak door de federale gerechtelijke politie en de recherchedienst lokale politie. Bij rondtrekkende dadergroepen en daders uit 10
andere arrondissementen (grootsteden) is er vooral nood aan diepteonderzoeken. Die gebeuren vooral reactief. De lokale veelplegers moeten we meer proactief aanpakken en zoveel mogelijk op maat door de lokale politie. Het openbaar ministerie wil de gevolgverlening effectiever laten verlopen door systematisch strafrechtelijk gevolg te verlenen aan inbraken en hen dus voor te leiden voor de onderzoeksrechter. We sensibiliseren parketmagistraten tot andere bruikbare strafrechtelijke kwalificaties (de strafbare poging en bendevorming) en onderzoeksrechters voor het criminaliteitsfenomeen (omvang, evolutie) en het gevoerde beleid van het parket. Via het requisitoir moet het openbaar ministerie de strafrechter ten gronde overtuigen van de ernst van de gepleegde feiten. De strafuitvoering moet verbeteren door de effectieve uitvoering van vrijheidsstraffen, door korte opvolging probatie, door samenwerking met de dienst vreemdelingenzaken en door het benutten van de mogelijkheden om de straf in het thuisland te laten uitzitten. Tot slot, het openbaar ministerie moet beter communiceren over de behaalde resultaten naar politie en burger toe. Wat we goed doen, mogen we zeggen.
Ervaringen met het politiekeurmerk in Nederland Hans Schelvis - Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) Het ‘Politiekeurmerk Veilig Wonen’ (PKVW) is een succes in Nederland. Ongeveer 700.000 woningen zijn er de afgelopen 18 jaar van een certificaat voorzien, daarmee veruit de meest succesvolle certificatieregeling op het gebied van preventie. Het politiekeurmerk kent een handboek voor de nieuwbouw en een afzonderlijke voor de bestaande bouw. In de nieuwbouw wordt vanaf de stedenbouwkundige tekening sociale veiligheid een plaats gegeven in het bouwproces; in de bestaande bouw wordt gewerkt met deelcertificaten waarbij de ‘Beveiligde Woning’ de voornaamste is. De ontwikkeling van het ‘Politiekeurmerk Veilig Wonen’ heeft eind jaren ‘90 geleid tot een significante verbetering van het hang en sluitwerk, het ontwikkelen van testprotocollen en afspraken, alsmede het opnemen van inbraakwerendheid (deels) van woningen in de bouwregelgeving, het Nederlandse Bouwbesluit per 1 januari 1999. Het verlenen van een onafhankelijk certificaat, gedragen door alle partijen, brengt ook procedures en regelingen met zich mee die het lastig maakt daar vanaf te wijken. Immers, oplossingen die in het kader van inbraakwerendheid gekozen worden, moeten de toets der kritiek kunnen doorstaan en dienen getest en gecertificeerd te zijn voordat zij in het Keurmerk kunnen worden opgenomen. Alternatieve, mogelijk goedkopere, oplossingen die ook een bepaalde inbraakvertraging bieden, kunnen daardoor niet leiden tot een certificaat. Formeel hebben de gemeenten in Nederland in 2005 structureel de regie over het Politiekeurmerk overgenomen. Als verantwoordelijke partij voor de veiligheid en vergunningverlener in de bouw is dat een logische keuze. In de praktijk blijkt echter dat maar een beperkt aantal gemeenten die rol opgepakt te heeft. Het PKVW is geen wettelijke verplichting en daarmee een keuze van de gemeenten. De economische crisis heeft forse consequenties voor de nieuwbouw in Nederland, maar ook voor de budgetten van corporaties en bewoners. Het is dan ook niet vreemd dat het aantal certificaten op jaarbasis de afgelopen jaren dalende is. Het aantal inbraken is sinds langere tijd ook weer stijgende naar ongeveer 91.000 per jaar. Dit is voor gemeenten weer een motivatie om de inzet op het gebied van het Politiekeurmerk weer op te pakken. In toenemende mate binnen de hotspot-aanpak, de (sociale)veiligheid aanpakken daar waar de onveiligheid heerst. Buiten de 700.000 geregistreerde certificaten is de spin-off van het Politiekeurmerk Veilig Wonen nog veel groter geweest. Veel meer goede producten worden immers verkocht en 11
toegepast terwijl dit uiteindelijk niet leidt tot inspectie- en/of certificatie. Nog steeds is het onderbouwd dat een woning met een certificaat Beveiligde Woning minimaal 50% minder kans heeft dan een woning zonder certificaat. Zie voor meer info: www.ccv.nl en www.politiekeurmerk.nl. Alle handboeken en flyers zijn gratis te downloaden.
Wat hebben we geleerd vandaag? Kris Van Limbergen – directeur crime control De spreker dankt de organisatoren voor dit hoogstaand en kwaliteitsvol proces over het inbraakfenomeen. Hij heeft ook cijfergegevens geanalyseerd (eigen crimebarometer). Wat betreft de provincie Vlaams-Brabant stelt hij mee vast dat er een lichte stijging is van 5% over de laatste 10 jaar. In vergelijking met de andere provincies, is dat niet zo slecht: provincie Antwerpen daalt, Waals-Brabant blijft stabiel en de andere provincies stijgen sterker. In Brussel ligt het risico op inbraak vijf keer hoger. De nationale braakindex of de kans op inbraak ligt op 2,5%; in Vlaams-Brabant is dat 2%. Binnen de provincie is de kans het grootst in de gemeenten dicht bij de grootstad Bussel en wanneer men een grote buit verwacht (Drogenbos, Linkebeek, StGenesius-Rode, Kraainem, Dilbeek: 4%). Alles is relatief… De heer Van Limbergen is geschrokken van het lage percentage ophelderingen bij dossiers woninginbraken. Patrick Vits, procureur des konings te Leuven, stelt vast dat dit slechts 7% is. Dat ligt bijzonder laag. Hoe kan je dat verantwoorden aan de burger? Dit bewijst dat je zeker de burger moet motiveren om aan preventie te doen. Je moet dus preventiewerkers en politie op pad sturen. Van Femke Mertens verneemt hij dat slechts 0,5% van de woningen jaarlijks wordt bereikt. In Nederland zijn al 700.000 woningen voorzien van een keurmerk. Dat roept vragen op. Hij vindt dan ook dat meer moet gebeuren op het vlak van preventie. Het werken met vrijwilligers en de DPA-light (advies verstrekt door wijkinspecteurs met oog op sensibiliseren van de burger en stimuleren tot het bijkomend vragen van een omstandig advies) zijn mooie ontwikkelingen. Maar er moet duidelijk meer op ingezet worden. Temeer daar hij leert van Christel De Brycker van CAW Oost-Brabant en van de getuigenis van Greet, dat de confrontatie met een inbreker een aanslag betekent op de illusie van veiligheid. Post-traumatische stress reacties volgen. Ook kinderen kampen met een serieuse vertrouwensbreuk of veiligheidsgevoel in de eigen ‘thuis’. Dat uit zich vaak in regressie, zoals terug bedplassen, achter moeder aanlopen, sneller wenen, enzovoort. Ze moeten terug een evenwicht vinden. Gelukkig blijkt uit de cijfers dat meestal niemand thuis is tijdens de inbraak (81%). 7% heeft een confrontatie met de inbreker en 12% was thuis, maar heeft de inbreker niet gezien of gehoord. Dat doet niets af natuurlijk van het emotionele besef dat een vreemde in je woning is binnengeraakt. Van de burgemeester Bart Coopman en de korpschef Jack Vissers hoort hij over het project DARK: Diefstallen Aanpakken door Responsabiliseren van de bewoners van de pz KASTZE. Hij onthoudt de volgende drie interessante zaken. 1. Hercosi werkt. Het opnieuw contact nemen met het slachtoffer voor bijkomende informatie en preventieve tips, wordt positief ervaren. Het klopt dat er sprake is van een ‘repeated victimisation’ na een inbraak. De volgende 6 maanden na de inbraak zou de kans op inbraak viermaal groter zijn. Hoe dat komt? De dader heeft succes gehad, dus de afweging van zijn kosten/baten balans is positief. Hij kent de omgeving en het huis al. Het slachtoffer denkt dat het hem/haar niet meer zal overkomen en 12
wordt slordiger. Ook Stijn Van Daele vond in zijn onderzoek dat het gekend zijn van de buurt mee het keuzeproces van de dader bepaalt en hem voordeel oplevert. 2. Herstel het vertrouwen in de politie en vraag aan personeel en bevolking om mee te stappen in het project. Dat blijkt resultaat op te leveren! (Zie de dalende cijfers in de pz KASTZE.) Bijvoorbeeld door het motiveren van de manschappen om via een vroeg soepmoment (17u) ze tijdens de lunchtijd (18:00 – 19:00u = ook moment van inbraak) op straat te laten patrouilleren. Inwoners werken als extra camera’s (ogen). Geef extra aandacht aan de veelplegers, dat blijkt een succes. Op basis van de cijfers zouden 10% van de daders veelplegers zijn die voor 60% verantwoordelijk zijn voor inbraken (40% gelegenheidsdieven en 50% rondtrekkers volgens Kris Van Limbergen – 60% gelegenheidsdaders en 40% rondtrekkende daders volgens Hans Schelvis, Nederlands Politiekeurmerk – ooit was die verhouding 80/20). 3. Er is geen verplaatsing van criminaliteit naar omliggende buurten wanneer je de woning beter beveiligt, wel een daling van het aantal inbraken. Deze vaststelling is belangrijk. Dit wordt ook bevestigd in het onderzoek van Stijn Van Daele. Het is geen tegenargument om niet te beveiligen. Integendeel, wanneer in een wijk de meeste huizen goed zijn beveiligd, dan profiteert de hele buurt hiervan mee. Interessant is de uiteenzetting over het belang van een goede ruimtelijke ordening en planologie. Willy Miermans heeft de toehoorders gewezen op het feit dat we de publieke ruimte zo actief mogelijk moeten houden. Via sociale cohesie en sociale controle hou je ongewenste dieven buiten of krijg je snel als politie info over wie de mogelijke dader kan zijn. De straat en het plein moet dan ook aantrekkelijk ingericht worden zodat maximaal contacten tussen de bewoners en gebruikers van die openbare ruimte mogelijk is. Naast de hot-spots, heb je ook de hot-shots. In het AIK (Arrondissementeel Informatie Kruispunt) worden gegevens onderling vergeleken en verbanden gezocht met het oog op het vinden van de inbrekers. Stefan De Proft legt goed uit dat elke info belangrijk kan zijn. De arrondissementscommissaris van Antwerpen, Luc Baetens heeft eens het aantal politionele informatierapporten (RIR en RAR) vergeleken met het aantal inbraken en hij vond een correlatie: hoe meer informatierapporten, hoe minder inbraken. Hoe moeilijker we het de inbreker maken, hoe minder kans op een geslaagde inbraak. Dat ontmoedigt de dief. Prof. Jan Van Dijk heeft dit fenomeen onderzocht. Hij vond dat wanneer het slachtoffer slechts 1 maatregel neemt, het risico op inbraak met factor 16 daalt. Dit zou een slogan moeten zijn voor alle DPA-ers: “1 maatregel en je risico daalt”. Uit het betoog van Hans Schelvis blijkt dat geen bepaald aspect bepalend is, wel het samenspel van verschillende maatregelen om inbraak te voorkomen (info op basis van een bevraging bij 18 daders naar wat houdt je tegen om in te breken). Samen en dynamisch met alle actoren werken en elkaar motiveren. Dat werkt. Bewijs is te zien in de pz KASTZE waar het aantal inbraken in bepaalde locaties met 44% is gedaald!
Rapport Forum inbraken en veilig wonen – provincie Vlaams-Brabant Opgesteld door: Kaat Boon - arrondissementscommissaris Wim D’haese – verbindingsambtenaar provincie Vlaams-Brabant Kevin Devos – stagiair bij dienst maatschappelijke veiligheid 12 december 2013 Alle documenten (powerpoints – model – nuttige teksten) kunt u digitaal opvragen via:
[email protected] Consulteer ook onze website: www.vlaamsbrabant.be/criminaliteitspreventie 13