In gesprek met slachtoffers van loverboys ‘EEN ONDERZOEK NAAR ERVARINGEN MET POLITIE EN JUSTITIE VAN HET PROCES VAN AANGIFTE TOT DE VEROORDELING’ ONDER EMBARGO TOT MAANDAG 15 JUNI 11.00 UUR
juni 2009 ROOD Utrecht
2
In gesprek met slachtoffers van loverboys
In gesprek met slachtoffers van loverboys ‘Een onderzoek naar ervaringen met politie en justitie van het proces van aangifte tot de veroordeling’ ONDER EMBARGO TOT MAANDAG 15 JUNI 11.00 UUR juni 2009
ROOD Utrecht
3
4
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Inhoudsopgave Inleiding
7
Verhalen van slachtoffers
9
Aangifte
19
Financieel & Schadevergoeding
29
Conclusie & aanbevelingen
33
Bijlage 1 Vragenlijst
39
Bijlage 2 Verslag gesprek dhr. H. Werson
43
Bijlage 3 Samenvatting scriptie ‘Uit de Hemel gevallen’ door Lotte Graat
47
Bijlage 4 Loverboys - links
49
Contactgegevens
53
5
6
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Inleiding Het onderwerp “loverboys” is zeer actueel. Regelmatig verschijnen er berichten over in de media en ook de landelijke politiek lijkt zich met het onderwerp bezig te houden.1 Verschillende punten leiden tot discussie, zoals preventie, opvang, veroordeling, verhoging prostitutie leeftijd, sluiting wallengebied, nazorg et cetera. Een opvallend onderdeel, dat op 1 oktober 2007 het nieuws haalde, is het grote aantal zogenaamde “plankzaken” van slachtoffers mensenhandel. Er blijken jaarlijks ongeveer honderd aangiftes te blijven liggen en er is geen capaciteit om onderzoek in te stellen.2
De Utrechtse afdeling van ROOD, jong in de SP’ kreeg in 2007 klachten binnen over politie en justitie van meiden die slachtoffers waren van loverboys.3 Om deze reden is een onderzoek gestart naar de persoonlijke beleving van slachtoffers van mensenhandel. Dit project startte in februari 2008 en werd “onderzoek loverboys” genoemd. Onderzocht is “de ervaring van slachtoffers loverboys omtrent het functioneren van politie en justitie rondom het proces van aangifte tot veroordeling van de dader”. Hierin zijn feitelijke aspecten aan de orde gesteld, maar ook de beleving van het gehele proces door de slachtoffers zelf. Met de verhalen van de slachtoffers is dit rapport opgesteld. Uit ons onderzoek is gebleken dat: meiden worden weggestuurd bij de politie, controles ontoereikend zijn, de communicatie tussen het slachtoffer en de politie na een intakegesprek of de aangifte slecht is, slechts een klein aantal loverboys is veroordeeld en veel meiden in de financiële problemen zijn gekomen door hun loverboy maar desondanks meestal geen schadevergoeding kregen. In het rapport ‘In gesprek met slachtoffers van loverboys’ zijn de bevindingen beschreven en worden aanbevelingen gedaan ter verbetering van het functioneren van politie en justitie evenals preventie en slachtofferhulp. Om in contact te komen met slachtoffers, zijn hulpverlenende organisaties benaderd die slachtoffers begeleiden en bijstaan tijdens het verwerkingsproces en het reïntegreren in de samenleving. Er is een samenwerking aangegaan met de Stichting Stop Loverboys Nu, Pretty Woman en Asja. Via deze organisaties zijn er bijeenkomsten georganiseerd, waarbij slachtoffers konden worden geïnterviewd. Tevens heeft ROOD Utrecht een website ontworpen waar slachtoffers zich konden melden voor deelname aan het onderzoek.4 Voor het onderzoek heeft ROOD Utrecht met 21 meiden gesproken. In de vorm van een open interview hebben zij vragen over aangifte, vertrouwen in de politie, controle en hun financiële situatie beantwoord. ROOD Utrecht is zich ervan bewust dat de onderzoeksgroep te beperkt is om een representatief beeld te geven van de gehele groep slachtoffers mensenhandel. Ook omdat aannemelijk is dat voornamelijk respondenten die ontevreden zijn over het functioneren van politie en justitie zich hebben gemeld voor deelname aan het onderzoek. Toch schetst dit rapport een beeld van een flink aantal ervaringen die, op bepaalde punten, gelijkenissen vertonen. Bovendien is het niet voor iedereen weggelegd om een twintigtal meiden te spreken over hun ervaringen met loverboys. ROOD Utrecht heeft diverse aanbevelingen geformuleerd ter verbetering van de situatie bij politiek en justitie. Dat zijn de volgende. Elke aangifte en melding van loverboys wordt opgenomen en onderzocht en meiden
7
worden nooit weggestuurd bij het politiebureau, voordat er een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Ook moet er voldoende opvang zijn voor slachtoffers van loverboys. En moet in het onderwijs meer aandacht komen voor loverboypraktijken, bijvoorbeeld als vast onderdeel van de seksuele voorlichting. Wat betreft de controles moet de politie regelmatiger en intensiever controleren bij prostituees en proberen te achterhalen of meiden er al dan niet gedwongen werken. Verder moet een loverboy die in de gevangenis heeft gezeten in de gaten worden gehouden door de reclassering. Tot slot, het kabinet moet onderzoek doen naar de financiële situatie van slachtoffers van loverboys en naar de bekendheid van het schadefonds. Met dit rapport wil ROOD Utrecht beter inzicht verschaffen in de ervaringen van slachtoffers van loverboys. Het gaat dan vooral om het functioneren van politie en justitie tijdens het proces van aangifte tot veroordeling van de dader. ROOD Utrecht zou graag zien dat de politiek de aanbevelingen oppakt. De politiek moet inzien dat er nog veel te verbeteren valt aan de situatie van slachtoffers van loverboys. Die verbetering houdt vooral in dat er het een en ander verandert bij politie en justitie. ROOD Utrecht zal het rapport maandag 15 juni presenteren aan de pers op het ROC ASA te Utrecht. MBO-leerlingen van de opleiding Zorg en Welzijn zullen daarbij aanwezig zijn. Zij zullen vanuit hun toekomstige werkveld mogelijk te maken krijgen met slachtoffers van loverboys. Leeswijzer Het rapport bestaat uit verschillende delen.Eerst worden de ervaringen van de meiden beschreven met behulp van citaten. Het gaat om algemene informatie over de meiden, over de politie, aangifte doen, financiële zaken en schadevergoeding. Tenslotte worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. In de bijlagen wordt verslag gedaan van het gesprek met Henk Werson, coördinator van het Expertise Centrum Mensenhandel en Mensensmokkel, treft u de vragenlijst aan, is een samenvatting opgenomen van de scriptie ‘Uit de Hemel gevallen - Van Prinses tot Prostituee en daarna’ door Lotte Graat en vindt u een overzicht van instanties die zich bezig houden met loverboypraktijken. Woord van dank ROOD heeft samengewerkt met Stichting Stop Loverboys Nu, Pretty Woman en Asja. Ook kwam ROOD Utrecht in contact met Henk Werson, coördinator van het Expertise Centrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). De heer Werson traint rechercheurs en verzorgt opleidingen voor het certificeren van rechercheurs mensenhandel. Verder is ROOD Utrecht in contact gekomen met Lotte Graat. Zij schreef haar bachelorscriptie over de loverboyproblematiek. Ook heeft zij de nodige hulp verleend aan dit onderzoek. De hulp van bovenstaande personen en organisaties is zeer nuttig geweest. Het was een prettige samenwerking. Daarvoor danken wij hen hartelijk. Speciale dank gaat uit naar de 21 jonge vrouwen die ons openhartig hebben verteld over hun ervaringen met loverboys. Dit vereist moed en kracht.
1 www.tweedekamer.nl/kamerstukken/dossiers/mensenhandel.jsp 2 Naar aanleiding hiervan stelde de Nationaal Rapporteur Mensenhandel een kwantitatief onderzoek in gericht op de verschillende politiekorpsen in Nederland. 3 Loverboys zijn jongens die meiden tegen hun vrije wil in de prostitutie brengen. Deze jongens worden ook wel pooierboys genoemd. Loverboys zijn eigenlijk een specifieke groep pooiers. 4 rood.utrecht.sp.nl/mpl/
8
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Verhalen van slachtoffers Hier volgen verhalen van slachtoffers van loverboys. Er wordt eerst een algemeen verhaal over de meiden verteld, vervolgens gaan we in op de handelswijze van de politie en het proces rondom aangifte. Daarna volgt een financieel gedeelte en tot slot, wat er beter kan. De namen van de meiden zijn om privacyredenen gefingeerd. Algemeen In deze paragraaf wordt eerst enige informatie over de meiden (die zelf anoniem blijven) gegeven. Het gaat onder andere om hun leeftijd, op welke wijze ze uitgebuit zijn en of ze al dan niet gedwongen werden om in de prostitutie te werken. Tijdens het onderzoek is met 21 meiden gesproken. Deze meiden zijn nu tussen de 16 en 30 jaar oud. Toen ze in de prostitutie werkten of omgingen met hun loverboy lag hun leeftijd tussen de 12 en 24 jaar. Er is een groot verschil in de tijdsduur dat meiden in de prostitutie hebben gewerkt. Dit verschilt namelijk van twee dagen tot zeven jaar. Waar woonden en werkten de meiden De slachtoffers van loverboys woonden, toen ze de loverboy leerden kennen, in diverse plaatsen in Nederland en België. Toen ze aan het werk gingen (bijvoorbeeld in de prostitutie) woonden ze in Nederland, maar ook in Brussel en Parijs. Drie meiden geven aan dat ze toen bij hun ouders woonden. Eén meisje woonde wel in een andere stad dan waar ze werkte. Een ander meisje vertelde dat ze in die periode in de daklozenopvang woonde. Weer een ander meisje geeft aan dat ze bij een jeugdinstelling bij haar ouders in de buurt woonde en ook een tijdje in een besloten inrichting heeft gezeten. Diverse manieren van uitbuiting De meiden zijn op diverse manieren uitgebuit. Ze spreken over groepsverkrachtingen, escort, (illegale) (raam) prostitutie, ‘seks met mannen voor geld’, financiële uitbuiting en sommige meiden is ook drugs toegediend. Ook hebben een aantal meiden drugs moeten smokkelen en dealen. Anderen hebben in (privé)clubs gewerkt, getippeld of moesten met vrienden van hun loverboy naar bed. Verder hebben sommige meiden in pornofilms moeten spelen.
Eline: “Ik ben slachtoffer van meerdere groepsverkrachtingen, illegaal prostitueren, afhandig maken van geld en ik ben doorverhandeld aan andere ‘loverboys’ ofwel pooiers. Verder is er vaak GHB en andere soorten drugs toegediend.” “Die woonbootjes hadden echt een kamertje. Die loverboys stonden daar dan voor de deur, en dan konden de klanten daar naar binnen. Dat was in Utrecht” vertelt Imke.
9
Daniëlle geeft aan: “Ik ben uitgebuit door twee dagen raamprostitutie, ik moest rekeningen openen op banken en daar dan rood op gaan staan en ook een extra lening laten afsluiten bij de studiefinanciering.” “Ik werd gedwongen om pornofilms te gaan maken, omdat het goed verdient” vertelt Marlene. “Maar ik ben gevlucht voordat ik dat echt moest gaan doen, omdat hij vertelde dat hij in de nacht met me wilde gaan verhuizen.” “Ik ben twee maal in handen gevallen van een loverboy” vertelt Jasmijn. “De eerste keer via internet toen ik in een opvangtehuis verbleef. Ik leerde hem wel buiten de opvang kennen. Hij was als een soort vaderfiguur voor mij. Hij nam mij mee naar de bioscoop en nam mij mee naar familie om leuke dingen te doen. Ik was toen 14 en hij 28. Ik wist dat dit leeftijdsverschil te groot was, maar ik werd toch verliefd op hem. Ik werkte als prostituee vanuit zijn huis. Hij zorgde voor klanten via internet of mensen die hij uit het café of zijn vriendenkring kende. De tweede jongen leerde ik kennen, toen ik 17 was, via een meetingsite. Tot mijn 19e is dat ‘goed’ gegaan, ik had niet door dat hij een loverboy was. Ik zat op school, had een baan en vrienden en vriendinnen. Ik had bewust mijn eigen leven opgebouwd na de eerste jongen, zodat het voor een loverboy moeilijker was om mij in te palmen. Ook bij hem werkte ik vanuit zijn huis. Hij vond klanten via internet en daarnaast gaf hij gitaarles. De gitaarleerlingen gingen na de gitaarles vaak nog even naar mij voor betaalde seks. Daarnaast werkte ik achter het raam in Assen en Groningen.” Michelle vertelt: “Waarschijnlijk werd ik gedrogeerd en in mijn slaap verkracht door derden, omdat ik niet met anderen wilde slapen. Er zijn ook naaktfoto’s van mij gemaakt. En misschien toen ik gedrogeerd was en in slaap was, ook.” De geïnterviewde meiden hebben diverse vormen van prostitutie bedreven.
Eline vertelt: “Wat ik mij het meest kan herinneren is dat er sprake was van escort diensten, prostitutie waarbij ik in huizen van de pooiers aanwezig was. Verder zijn er foto en filmopnames van mij gemaakt waarmee ik gechanteerd werd. Ik weet niet wat hier mee gebeurd is.” Melanie: “Dat wat ik moest doen was escort, in clubs en bij vrienden van de loverboy.” “Ik moest thuis mensen ontvangen. Die betaalden aan mijn ex-vriend en vertelden aan hem wat ze wilden dat ik deed” vertelt René. Onder dwang
Bijna alle meiden werden gedwongen om in de prostitutie te werken. “Ik was emotioneel afhankelijk van hem” vertelt Vlinder. “Ik bouwde mijn leven rondom hem op. Ik mocht geen drugs gebruiken van hem, daar hield hij niet van. Enige aan verdovende middelen was de champagne die ik met de gasten dronk. Hierdoor heb ik juist alles heel erg bewust meegemaakt. Ik ben zelfs gestopt met roken voor hem.” Nina vertelt: “Ik had wel het gevoel dat ik werd gedwongen. Hij heeft mij nooit mishandeld, maar hij heeft mij in zijn macht gekregen. Op een gegeven moment moest ik anderen werven om zelf niet te hoeven werken als prostituee en op een gegeven moment kon ik niet meer nee zeggen. Door wat hij steeds zei, en dat anderen het niet wilden doen, kon het uiteindelijk niet anders en dwong hij mij ertoe om te gaan werken. Ik was vooral emotioneel afhankelijk van hem.” Jasmina: “Ik werd emotioneel gechanteerd. Als ik niet voor hem in de prostitutie zou gaan werken, dan zou hij terug gaan naar zijn ex of een ander meisje voor hem laten werken en bij mij weg gaan. Toen ik al werkte, wilde ik op een gegeven moment stoppen. Vanaf dat moment is hij fysiek geweld gaan gebruiken om mij te dwingen. Ook dreigde hij bij me weg te gaan als ik zou stoppen met werken of niet naar hem luisterde. Hij schold me vaak uit, zei dat ik dom of gek was, gaf me het gevoel dat ik niets waard was. Ik had daardoor een heel laag zelfbeeld en liet hem alles voor mij beslissen.”
10
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Eline vertelt: “Ik werd gedwongen door dreiging tot groepsverkrachting, dreiging tot inname van drugs,, dreiging tot anale seks, dreiging met wapens en uiteindelijk door chantage met foto’s van mijn nichtje die ze iets aan zouden doen als ik niet mee werkte.” Imke: “Ik werd gedwongen. Ik werd bedreigd met een mes, ze zeiden als je dit of dat niet doet dan pakken we je broertje of je zus. En er werd drugs in mijn drankje gedaan, eigenlijk iets waar je helemaal verlamd van raakte. Ik weet eigenlijk nog steeds niet hoe dat eigenlijk gekomen is. Dat is heel vaag. Ik kon me dan niet bewegen en heel slecht praten. In die drie weken heeft hij mij dat twee weken toegediend. Ook als ik had geslapen voelde het daarna nog steeds alsof ik mijn armen niet kon optillen.” René: “Ik werd gedwongen. Als ik het niet deed werd ik geslagen, ook met voorwerpen. Ook door middel van seksueel geweld. Ik moest alcohol en drugs (cocaïne, XTC) nemen, totdat ik verslaafd was en ik het uit mezelf wel nam. Ik deed het om de vrede te bewaren. Ik zei gewoon geen nee, anders kwam ik in de problemen.” Conclusie De meiden die we hebben gesproken zijn nu tussen de 16 en 30 jaar. Toen ze bij hun loverboy waren, waren ze 12 tot 24 jaar. De duur van de perioden dat de meiden in de prostitutie hebben gewerkt verschilt van twee dagen tot zeven jaar. De meiden woonden en werkten in die periode in diverse plaatsen in Nederland en België, maar ook in Parijs. De meiden zijn op diverse manieren uitgebuit en bijna alle meiden werden gedwongen om in de prostitutie te werken. Politie In deze paragraaf komen de ervaringen met de politie aan de orde. De meiden geven aan in hoeverre ze vertrouwen hebben in de politie en wat hun ervaring is met de politiecontroles. Ook wordt er beschreven of de meiden de politie om hulp hebben gevraagd. Beeld van en vertrouwen in de politie Het beeld van en vertrouwen in de politie voordat de slachtoffers in aanraking kwamen met hun loverboy verschilt per meisje. Dat werd anders nadat de daders in beeld kwamen. Bijna alle meiden hadden een slecht beeld van de politie of hadden geen vertrouwen in de politie. Dit komt onder andere doordat de loverboy invloed uitoefende op het beeld. De politie werd enerzijds gezien als iets bedreigends, anderzijds kwam er bij de politie geen signaal vandaan als zijnde veilige haven en mogelijke bescherming.
Vlinder vertelt: “Ik heb gebeld naar de afdeling Zeden in Rotterdam, om aangifte te doen van praktijken binnen de club waar ik werkte. De volgende dag bleek mijn aanklacht echter uitgelekt te zijn, mensen van de club wisten ervan en wilden mij tegenhouden. Een van de vaste klanten was rechercheur in Rotterdam. Ik heb mijn aanklacht toen niet verder doorgezet. Het beeld wat ik van de politie had was dus dat het deels corrupt was en dat het een kwestie van geluk is bij wie je terechtkomt.” Dunya: “Voordat ik in de prostitutie werkte heb ik nooit contact met de politie gehad. Ik dacht dat het goede mensen waren die andere mensen helpen. In de prostitutie begon ik er anders over te denken. De politie gaat je niet helpen. Ze geven niet om jou. Het enige dat ze willen is via jou de loverboy te pakken krijgen. Dat idee kwam door mijn loverboy. Hij vertelde mij dat de politie slecht was.” “Ik had geen vertrouwen, omdat ik op straat was opgepakt omdat ze dachten dat ik aan het tippelen was” vertelt Melanie. “Ik ben twee uur lang in de cel gestopt. Toen de politie er achter kwam dat ik al eerder in aanraking met loverboys was geweest wilden ze met mij praten om mij te redden. Maar toen wilde ik niet meer met hen praten door de manier hoe ze mij behandeld hadden.” De houding van de politie en hoe zij de meiden benaderden droeg bij tot de argwaan. Het gevoel niet begrepen te worden door de politie werd een aantal maal genoemd als reden om geen vertrouwen te hebben.
Caroline geeft aan: “Omdat ik al eerder aangifte had gedaan voor verkrachting en toen gaven ze mij het advies dat ik het maar moest vergeten en laten gaan, vertrouwde ik de politie niet.”
11
Jasmijn: “Ik heb alleen vertrouwen gehad in de mensen van de politie die mij hebben geholpen met de aangifte. De rechercheurs in Den Haag vertrouwde ik niet, ik had geen band met hen. Daarom wilde ik ook geen aangifte doen in Den Haag. Dit kwam doordat ik het gevoel had dat ik niet begrepen werd. Ze kwamen heel hard over en stelden vragen die ik onprettig vond. Ook kwamen ze afspraken niet na. Ik moest bijvoorbeeld het huis aanwijzen in Den Haag waar alles was gebeurd. Iemand van de Stichting Stop Loverboys Nu zou met mij meegaan omdat ik me dan meer op mijn gemak zou voelen. De politie had toegezegd dat dit mocht. Uiteindelijk mocht dat toch niet van de politie, maar ik moest toch nog het huis aanwijzen en ben daar toen alleen met de politie naartoe gegaan. De reden die hiervoor werd gegeven was dat degene van Stop Loverboys Nu ook als getuige zou optreden in de rechtszaak en nog in verhoor zat. Maar omdat de politie die afspraak niet is nagekomen, heb ik het vertrouwen in ze verloren.” Jasmina vertelt: “Toen ik aan de gracht (Oudezijds Achterburgwal, wallen Amsterdam) werkte kreeg ik een hekel aan de politie door hun houding. Ik kan me nog goed herinneren dat er een keer twee politie agenten op hun motor op de brug stonden. Ze zaten achterover geleund op hun motor, met hun handen over elkaar en keken alleen maar naar de meiden achter het raam. Ik zag dat ze grapjes maakten met elkaar. Die ongeïnteresseerde houding zag ik vaak bij ze en dat irriteerde mij. Ik had niet het idee dat de politie mij kon helpen als dit nodig was.” “Ik had een heel slecht beeld van de politie” vertelt José. “Ik heb geprobeerd aangifte te doen, maar ze zeiden dat ik loog en mijn aangifte werd niet serieus genomen. Ze zeiden dat ik er als een hoer bij liep.” Jasmina: ”Op de wallen heb ik vaak op de alarmknop in mijn kamer gedrukt als ik problemen had met een klant. Soms werd ik bijna verkracht of ik werd bedreigd en op andere momenten had ik ruzie met een klant over de betaling. Er was in iedere kamer een alarmknop voor dit soort situaties. Maar het is niet één keer voorgekomen dat de politie kwam om me te helpen toen ik op het alarm drukte, terwijl ik ze buiten wel altijd zag lopen. Ik was daardoor afhankelijk van mijn pooier of andere pooiers die wél meteen kwamen om de klanten in elkaar te slaan of uit mijn kamer op straat te zetten.” Imke geeft aan: ”Ik had het gevoel dat zij niet snappen hoe ik me voelde. Bij de tweede loverboys heb ik echt gebeden dat er iemand moest komen van de politie of familie, dat ze me zouden vinden.” Daarnaast zorgt de loyaliteit van het meisje naar de loverboy voor een vijandige houding naar de politie of in ieder geval het mijden van contact.
Daniëlle vertelt: “Ik had een slecht beeld van de politie, doordat de politie als het ware aan de verkeerde kant stond aangezien mijn vriendje/loverboy een crimineel was en gezocht werd door de politie.” “Ik zag de politie als mensen die mij lastig vielen. Ik was bang voor ze en wilde niets met de politie te maken hebben omdat ik niet wilde dat ze erachter kwamen dat ik werd gedwongen. Als dat wel zo was, zouden ze me proberen over te halen bij mijn loverboy weg te gaan en dat was nu juist wat ik niet wilde, omdat ik van hem hield en emotioneel afhankelijk van hem was. Ik had het idee dat ik op mijn hoede moest zijn voor de politie en dat als ze in de buurt waren ik me heel normaal moest gedragen en vooral niet moest opvallen, zodat ze mij niet op zouden merken en geen vragen aan me zouden stellen. Dus deed ik of ik heel blij en gelukkig was als er een agent in de buurt liep” zegt Jasmina. Verder werd er door loverboys een negatief beeld over de politie gegeven of werd onder bedreiging druk uitgeoefend om te voorkomen dat hun slachtoffer in contact zou komen met de politie. Dan speelde angst dus een grote rol bij de beslissing de politie wel of niet te vertrouwen of zorgde de loverboy er zelf voor dat het onmogelijk was om de politie te spreken.
Daniëlle: “Ik kon zelf niet weg om hulp te vragen, mijn loverboy heeft ervoor gezorgd dat er altijd wel iemand in mijn buurt was om mij in de gaten te houden.” Ook vertelt ze: “Het negatieve beeld kwam door de verhalen van mijn loverboy, maar ook door wat ik op straat zag. Als ik de politie bijvoorbeeld langs zag komen lopen dan dacht ik: “Ze zien het toch, waarom grijpen ze dan niet in?”” Eline: “In al die tijd heb ik zo veel mogelijk de politie gemeden. Als ik naar de politie zou stappen dan zouden ze mijn foto’s en mijn video-opnames gebruiken tegen mijn familie. Verder zouden ze mijn nichtje ook pakken. Dus ik heb gezorgd dat ik niet in contact kwam met de politie. En ik werd meestal
12
In gesprek met slachtoffers van loverboys
door mijn pooiers weggebracht dus zo moeilijk was het niet om de politie te ontlopen. Het beeld wat ik van de politie had was angst. Ik wilde niets met hen te maken hebben, omdat ik bang was voor mijn familie.” “Ik had wel vertrouwen in de politie, maar ik denk dat ik al dood zou zijn, voordat ik naar de politie stapte, doordat hij mij dan zou vermoorden” vertelt Marlene. Jasmina: “Mijn loverboy had een hekel aan de politie. Hij schold ze altijd uit als ze langsreden wanneer we in de auto zaten. Hij was ook bang voor ze en vond het domme mensen. Als er politie in de buurt was zei hij altijd: “oh, kijk uit, politie.” Ook al deden we niets fout. Maar daardoor was ik ook altijd op mijn hoede als de politie in de buurt was.” Het kwam voor dat een meisje werd weggestuurd aan de balie omdat de politie “toch niets kon doen”.
René: “Ik ben de eerste keer weggestuurd, ze konden niks doen volgens hen. Dus waarom zou ik dan teruggaan? Ik had de eerste keer alleen gezegd dat ik ruzie had met mijn toenmalige vriend, dat hij me geslagen had, en dat ik hulp nodig had. Ik heb niks gezegd over het diepere probleem. Dat kwam grotendeels omdat ze ook niet verder vroegen, maar me direct wegstuurden. Daarbij komt ook nog dat je niet alles zegt aan de balie, met al die mensen om je heen. Ze gingen gewoon geen gesprek met me aan, namen met niet apart.” Eén meisje had wél vertrouwen in de politie.
Elise vertelt: “Ik wist gewoon dat als je hulp nodig hebt dan helpen ze je wel. Eerder heb ik geen contact met de politie gehad waardoor dat vertrouwen kan zijn opgebouwd.” Politiecontroles Vijf van de meiden die aan dit onderzoek hebben meegewerkt werkten “ondergronds” oftewel in de illegale prostitutie, zoals in speciaal daarvoor ingerichte appartementen of woonhuizen/woonbootjes waar klanten via de loverboys terecht kwamen en daar seks hadden met een meisje of werden gefilmd voor pornofilms. Vaak waren dit klanten uit de vrienden- of kennissenkring van de pooier en kwam dit vooral voor bij minderjarige meiden. Ook werd er “vanuit huis” gewerkt en zocht de loverboy via het internet contact met de klant die vervolgens op uitnodiging langskwam. Het spreekt voor zich dat deze huizen niet bekend waren bij de politie en dat er daarom geen controles plaats vonden. Het kwam ook voor dat er achter het raam gewerkt werd of in een privé-club, maar dat er nooit controles plaatsvonden. Eline: “Ik ben nooit gecontroleerd, omdat ik niet achter de ramen zat. Het was een illegale vorm van prostitutie.”
Daniëlle heeft geen controles meegemaakt. “Wel liep er politie rond, maar het was voor mij onduidelijk waarvoor die daar rondliepen, aangezien ze dus niet ingrepen. Ik vroeg me af of ze er misschien rondliepen om zelf naar een prostituee te gaan.” Imke: “Het was allemaal illegaal, dus er waren geen controles. In Groningen, waar Jasmijn een maand achter het raam werkte, kwam niet veel politie langs. “In de periode dat ik daar werkte ben ik geen enkele keer gecontroleerd. De overige periode werkte ik “vanuit huis”, daar was dus geen sprake van politietoezicht.” Nina werkte vier maanden in Amsterdam op de wallen en heeft in die periode geen controles meegemaakt. Jane: “Doordat ik ondergronds moest werken heb ik nooit controle gehad van de politie. Er hing wel een camera voor de deur.” Lisanne werkte als raamprostituee, in clubs en in de escort. Dit deed ze 1,5 jaar. Ze vertelt: “Er zijn geen politiecontroles geweest. Wel is de zedenpolitie een keer met een foto van mij langs geweest, maar ze zochten ‘niet serieus’. Deze zoektocht was naar aanleiding van mijn ouders die naar mij op zoek waren.”
13
De meiden die wel controles van de politie meemaakten, werkten in clubs, privé-huizen of achter het raam. De controles waren zeer sporadisch, wat blijkt uit de verhouding tussen de frequentie van de politiebezoeken en het aantal jaren of maanden dat een meisje in de prostitutie werkte. Sommige meiden zijn nooit gecontroleerd of werden daar door de loverboy niet toe in de gelegenheid gesteld omdat, zodra de politie in zicht kwam, het meisje door de loverboy werd meegenomen naar een andere plek. De meiden die controles hebben meegemaakt zijn onverdeeld teleurgesteld in de manier waarop er werd gecontroleerd door de politie. De benadering was te naïef en vrijblijvend en er werden weinig vragen gesteld. Meestal werd naar het paspoort gevraagd en soms werd er gevraagd of het meisje vrijwillig werkte. Maar als er werd doorgevraagd gebeurde dit op een manier dat er van het meisje niet verwacht kon worden dat ze eerlijk antwoordde. De redenen hiervoor hebben te maken met schaamte, loyaliteit naar de loverboy, angst of te weinig vertrouwen in de politie.
José: “Er werd wel eens gecontroleerd maar zodra de politie er aankwam dan werd ik direct door mijn loverboy en zijn hulpjes met een auto weggebracht naar een andere plek. Daardoor heb ik de controles nooit meegemaakt.” Dunya heeft in totaal één keer politiecontroles meegemaakt. “Dat was in Amsterdam op de wallen. […] Ik vond de politie erg dom. Ze vroegen mij alleen maar om mijn paspoort. Ik gaf mijn loverboy aan de telefoon en zei: “hier is mijn loverboy”. Toen lachten ze alleen maar!” Caroline is in zeven jaar tijd twee keer gecontroleerd door de politie. Over de controle vertelt ze: “Ik moest mijn legitimatie tonen, zodat ze konden controleren of ik wel 18 was (ik kreeg valse legitimatie van mijn loverboy) daarna lieten zij mij gaan en er werden verder geen vragen gesteld.” Jasmina vertelt: “Ik kan het me niet meer exact herinneren. Maar in de twee jaar dat ik op de Wallen in Amsterdam heb gewerkt denk ik dat ik hooguit vier keer ben gecontroleerd.” Ik wist dat ze af en toe langskwamen om het paspoort te controleren. Ik was bang voor ze. Alsof ik iets fout deed en te verbergen had, terwijl dat niet zo was. Ik voelde me behandeld als een crimineel als ze bij me langskwamen en was bang dat ze vragen zouden stellen over mijn vriend (loverboy) of dat ze zouden vragen hoe ik in dit werk terecht was gekomen en of ik het wel echt wilde. Gelukkig hebben ze dat nooit gevraagd, want ik schaamde me dood om er iets over te vertellen. Ze hebben wel een keer gevraagd hoe ik aan de tatoeage op mijn rug kwam. Ik had de naam van mijn vriend op mijn rug getatoeëerd. Ik vertelde dat het de naam van mijn vriend was. Ze wilden hem bekijken en ik liet het zien. Ik zag dat ze zijn naam in een boekje noteerden. Daarna vroegen ze zijn achternaam. Ik zei: “dat gaat jullie niets aan.” Ik was niet van plan om zijn naam te vertellen, omdat ik van hem hield en hem niet wilde verraden bij de politie. Zo zou dat namelijk voelen. Ik was heel loyaal ten opzichte van hem. Een keer werd ik tijdens een controle aan het raam bijna gearresteerd omdat iemand aangifte van diefstal tegen mij had gedaan. Ik was daarvoor opgeroepen via een brief, maar had hier niet op gereageerd. Toen ben ik op Schiphol aangehouden en in de cel gestopt. Die dag ben ik ook verhoord en daarna weer vrijgelaten. Toen ze aan het raam op de Wallen kwamen controleren vroegen ze om mijn paspoort en ze maakten er een notitie van. Ongeveer een half uur later kwamen ze terug en zeiden dat ik werd gearresteerd, omdat ik voortvluchtig was en toen moest ik mee naar het bureau. Ik gaf aan dat ik al was gehoord in verband met de diefstal en dat ik dus niet gearresteerd kon worden. Ik hoorde ze even overleggen met het politiebureau en toen bleek inderdaad dat mijn verhaal klopte en konden ze me niet meenemen. Ik denk dat het voor hun ook een methode was om mij weg te krijgen bij mijn loverboy, maar dat was op die manier echt niet gelukt.” Melanie: “Mijn begeleidster (een opbouwwerkster van de buurt waar ze opgegroeid is, red.) wist dat ik eerder in aanraking geweest was met loverboys. Toen ik weer verdwenen was, heeft mijn begeleidster de politie gebeld om min te zoeken. De politie kwam in de club kijken of ik daar was en vroeg om mijn legitimatie. Ze hebben mij toen naar het bureau meegenomen. Ik vind het niet slim dat ik op het werk gezocht en aangehouden werd. Iedereen kon het zien en doorvertellen. Daardoor zou ik problemen krijgen met mijn loverboy. Ik wilde zelf niet met de politie meewerken, omdat ik eerder slecht door hen behandeld was.”
14
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Vlinder werkte in clubs, privéhuizen en escort. “Ik ben twee keer gecontroleerd in vijf jaar tijd. De controles waren in verband met de wetswijziging. Ik werd gevraagd of ik onvrijwillig werkte, maar mijn antwoord was altijd “nee”. Ik heb wel een kaartje gekregen.” Vlinder vindt het dom dat de politie echt denkt dat een meisje zou toegeven dat ze onvrijwillig werkt. Op zo’n moment in een privé-huis zijn alle andere meiden erbij en aangezien je jezelf sterk moet houden door een rol aan te nemen waaruit blijkt dat je sterk bent en het allemaal wel zelf kan, is het dus niet logisch dat een meisje zou toegeven dat ze slachtoffer is en vertelt dat ze onvrijwillig werkt. Bovendien hebben de meiden onderling een houding van dat ze een hekel aan de politie hebben, de kwetsbare houding tonen ze niet.” “Ik werd erdoor geïrriteerd, omdat er daardoor geen klanten komen” vertelt Vlinder. “Ik vind de controles echt “een lachertje”. Ik heb meegemaakt dat de zedenpolitie binnenkwam samen met de Belastingdienst en de Vreemdelingenpolitie (en soms een uitkeringsinstantie). Alle gegevens worden dan genoteerd, de leeftijd wordt gecheckt evenals legaliteit. Ik heb een keer meegemaakt dat mijn gegevens naar de Belastingdienst zijn gestuurd. Die hebben mij toen een verslag thuisgestuurd, waarna ik er nooit meer wat van heb gehoord.” Politie om hulp gevraagd? Het grootste deel van de meiden heeft de politie om hulp gevraagd. Eén meisje kan het zich niet meer herinneren en zes meiden hebben, om verschillende redenen, nooit om hulp gevraagd.
José heeft nooit om hulp gevraagd. Zij stond onder toezicht van jeugdzorg. Ook Wendy heeft niet om hulp gevraagd bij de politie. “Ik had al wel hulpverlening maar ik heb in die tijd nooit kunnen praten over dat ik in de prostitutie zat… omdat ik bang was!” Nina: “Op dat moment had ik niet het gevoel dat ik hulp nodig had, het is bij mij een korte periode geweest .” Imke: “Nee, ik heb de politie nooit om hulp gevraagd. Maar uiteindelijk wel bij mijn moeder toen het kon. Als ik dat zou doen (om hulp vragen bij de politie) dan was ik echt de klos geweest, zij hielden mij in de gaten ik moest zelfs telefoonnummers van meiden voor jongens regelen, en hij liep echt de hele tijd achter me aan. Hij hield mij in de gaten, ik kon niet om hulp vragen. Op een gegeven moment was er een moment dat ik weg kon en toen heb ik snel mijn moeder gebeld, zij was de enige die ik kon bellen. Ook bij klanten had ik het kunnen vragen maar ik was heel erg bang en ik was ook helemaal in de war. Ik probeerde de hele tijd een plan te bedenken hoe ik daar weg kon komen. En toen ik weg kon, dacht ik echt: nu moet ik wegwezen! En dat is gelukt.” Eén meisje kon het zich niet meer herinneren.
Elise vertelt: “Dat kan ik mij niet echt herinneren. Ik ben bij het opvanghuis terecht gekomen, doordat ik van huis ben weggelopen (meer door hem), en de politie heeft mij toen gevonden en naar het opvanghuis gebracht. Ik was zwanger van hem en was heel erg bang dat mijn ouders erachter zouden komen. Daarom ben ik weggegaan. De politie heeft mij dus geholpen. Dat ik in het opvanghuis zit is dus eigenlijk niet vrijwillig, maar ik heb wel het gevoel dat het goed voor mij is.” Hieronder citaten van meiden die aangaven de politie om hulp te hebben gevraagd.
Toen Jasmijn problemen kreeg met de tweede jongen, heeft ze een aantal keer contact gezocht met de politieagente waar ze aangifte heeft gedaan tegen de eerste jongen. “In augustus 2007 bleek dat een ander meisje aangifte tegen hem (de tweede jongen) had gedaan in verband met bedreiging. Ik wilde zelf geen aangifte doen, omdat ik nog verliefd op hem was en mijn loyaliteit jegens hem niet wilde verliezen. Ik wilde hem niet verraden. De politieagente vertelde mij dat ik aangifte kon doen of een melding kon maken. Ze lieten mij er vrij in of ik dit ook wilde.” Dunya heeft wel om hulp gevraagd. De politie is een keer bij haar thuis langsgekomen omdat de buren hadden gebeld dat ze in elkaar werd geslagen. Op straat heeft ze ook eens de politie aangesproken en zei: “hij is een loverboy”. Dunya vertelt: “De politie liet mij toen bij hen in de auto stappen. Ik vertelde
15
hen wat er aan de hand was. De politie kende mijn loverboy, ze zeiden: “we weten hoe hij in elkaar zit.”. Ze gaven mij een visitekaartje en vertelden mij dat ik kon bellen als er iets zou gebeuren. Ik heb goede ervaringen met de politie.”
Marlene heeft bij haar maatschappelijk werker de situatie met haar “vriend” besproken. “Daar werd mij verteld dat hij een loverboy was, nadat ik over hem had verteld. De maatschappelijk werker heeft allerlei organisaties voor mij gebeld, maar er was nergens plek. Toen ben ik weer naar hem terug gegaan. Het Blijf-van-mijn-lijfhuis heeft later naar mij teruggebeld, ik heb toen gezegd dat het goed ging. Later belde de politie om te zeggen dat ze mij kwamen halen om mee te nemen, daar ben ik heel erg bang van geworden, want als de politie voor zijn huis zou staan was ik bang dat hij mij ‘af zou maken’. Ik ben toen gevlucht en naar het politiebureau gegaan.” Marlene vond verder dat er goed was omgegaan met haar hulpvraag. Ze is weer terug gegaan naar hem, maar dat wist het maatschappelijk werk in Emmen niet. Een paar opvanghuizen hebben haar teruggebeld, maar zonder na te gaan of ze niet naar haar loverboy terugging. Jasmina: “Ik ben naar maatschappelijk werk in Zandvoort gegaan toen mijn “vriend” op vakantie was naar Marokko. Ik vertelde die mevrouw dat ik hele hoge schulden had en niet wist hoe ik er vanaf moest komen. Ze vroeg hoe ik aan die schulden kwam, omdat ik al heel erg begon te huilen. Toen vertelde ik haar dat ik in de prostitutie werkte en dat mijn vriend op vakantie was. Dat ik niet wist wat ik moest doen. Ze vroeg of ik weg wilde bij hem en of ik iemand kende die me kon helpen en waar ik eventueel terecht kon. Ik zei dat ik wel iemand kende, maar dat ik dat niet durfde te vragen of ik daar naartoe mocht. Ze zei dat het belangrijk was dat ik aan mijn moeder of die andere persoon vertelde wat er aan de hand was. Ik zei dat ik dat niet durfde. Maar volgens haar moest ik dat wel zelf doen, zij kon het niet voor me doen. Ze heeft het nummer van Asja (vrouwenopvang speciaal voor slachtoffers van loverboys) voor me opgezocht om na te gaan of ik daar terecht kon. Die hadden op dat moment geen plek, dus gaf ze mij het nummer zodat ik er zelf nog een keer naartoe kon bellen na een paar dagen. Ook verwees ze me door naar de Stadsbank van Haarlem om mij te helpen met de schulden. Daarna ben ik weggegaan. Ik was niet in staat om alles zelfstandig te doen. Ik voelde me wel een beetje opgelucht dat ik haar had verteld wat er aan de hand was. Maar het lukte me niet om alles voor elkaar te krijgen via de Stadsbank. Psychisch en emotioneel was ik te veel in de war om alles op een rijtje te zetten en overzicht te krijgen. Ik heb nog wel naar Asja gebeld om te vragen of ik daar terecht kon. Maar zij hadden geen plek. Omdat ik een eigen appartement had en voor mijzelf kon zorgen, stelden ze voor dat ik het over een week nog een keer zou proberen. Dat had voor mij geen zin, want mijn vriend/ loverboy was de week erna weer terug van vakantie en toen kon ik dus geen contact meer krijgen met maatschappelijk werk of met Asja. Hij hield constant in de gaten met wie ik belde en waarover het ging. De maatschappelijk werkster heeft me nadien nog een keer gebeld om te vragen hoe het ging en of ik nog hulp nodig had. Ik zei dat het heel goed met me ging (mijn vriend/loverboy zat namelijk in de andere kamer en luisterde het gesprek af) en dat ik geen hulp meer nodig had. Ze gaf aan dat als het niet goed ging, ik haar altijd mocht bellen. Ook ben ik een keer naar een psycholoog gegaan, omdat ik zwaar depressief was en last had van paniekaanvallen. Tijdens het intakegesprek vroeg ze me naar de relatie met mijn vriend. Ik vertelde haar dat ik in de prostitutie werkte en altijd voor hem zorgde, omdat hij niet gelukkig was en vaak depressief. Ze legde mij uit, dat als ik zou veranderen door de therapie, dat het mogelijk zou zijn dat ik dan bij hem weg zou gaan. Dat was het stomste wat ze tegen mij had kunnen zeggen! Ik wilde helemaal niet bij hem weg. Ik was verslaafd aan hem, emotioneel afhankelijk en kon niet zonder hem. Daarna ben ik nooit meer naar haar toegegaan. Ze heeft me nog wel eens gebeld om een nieuwe afspraak te maken en vroeg of ik niet meer van hem naar de therapie mocht. Van hem mocht het wel, maar ik wilde het zelf niet.” Eline: “Toen ik net in aanraking gekomen was met de eerste groep pooiers heb ik hulp gevraagd aan een andere jongen. Hij heeft gezorgd dat ik een maand met rust gelaten werd. Uiteindelijk bleek hij ook een pooier te zijn. Vorig jaar zomer ben ik naar de politie gegaan maar het was te druk en ik kon niet zo goed uit mijn woorden komen. Toen ben ik naar het juridische loket gegaan en daar zeiden ze dat ik meer bewijs moest krijgen, omdat het verhaal van een slachtoffer in de rechtbank niets is. De man bij het juridische loket deed erg naar en was echt hufterig. Hij vroeg nog net niet wie wil jou nou als prostituee?”
16
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Mieke: “Ja. Ik werd vaak geslagen. Mijn ouders hebben een melding bij de Antwerpse politie gemaakt en gevraagd om meer controle op hem uit te oefenen, omdat ze hem niet vertrouwden en bang waren dat hij hun dochter iets aan zou doen.” Daniëlle: “Ik heb nooit om hulp gevraagd, omdat ik bang was. Ik ben wel een aantal keer weggelopen, en zag de politie dan wel staan, maar die durfde ik niet aan te spreken uit angst dat mijn loverboy of een vriend van hem het zou zien. Ook werd ik constant in de gaten gehouden op de momenten dat ik niet weggelopen was, waardoor ik niet om hulp kon vragen. Ik heb eenmaal vastgezeten op het politiebureau in Zeist voor zes dagen en nachten, omdat mijn vriend een overval had georganiseerd op mijn beste vriend, waarbij hij mijn naam noemde als tipgever. De overval heeft hij georganiseerd vanuit de gevangenis in Boxmeer. Ik ben toen opgepakt en op verhoor geweest en heb vastgezeten op grond van de aanklacht “tipgever gewapende overval”. Aan de politie heb ik toen verteld in welke situatie ik zat, ook dat ik gedwongen werd mij te prostitueren. De politie wist dat ik een slachtoffer was, maar toch werd ik samen met vrienden van de loverboy in hetzelfde arrestatiebusje vervoerd. Ik was toen 19 jaar oud, en werd door de politie geadviseerd om naar een blijfvan-mijn-lijfhuis te gaan. De politie waarschuwde mij ervoor dat ik waarschijnlijk toch weer terug zou gaan naar hem als ik dat niet deed, maar het enige wat ik wilde was mijn vrijheid. Uiteindelijk heeft de politie gelijk gekregen en ben ik inderdaad terug gegaan naar hem, ook al had ik dat op dat moment zelf niet verwacht. Deze gesprekken met de politie waren met de afdeling Jeugd en Zeden. In het begin had ik het gevoel dat de politie niet aan mijn kant stond, maar later begon ik hen meer te vertrouwen.” Melanie: “Ik heb beide keren om hulp gevraagd. Ik heb bij een opbouwwerkster van de buurt waar ik ben opgegroeid om hulp gevraagd. Zij is mijn begeleidster. Zij heeft de politie gebeld en heeft mij een tijdje bij haar in huis opgevangen. Bij de tweede man heb ik mijn begeleidster gebeld en mijn tante. Ik heb niets eerlijk verteld. Alleen dat ik in een bar werkte. Ik wilde alleen praten, zodat ik mij niet alleen voelde. Mijn tante was eerst boos, maar omdat ik dan ophing was ze daarna wel lief voor me. Mijn tante wilde graag dat we in contact bleven met elkaar.” Vlinder: “Ik heb wel eens om hulp gevraagd, maar kreeg dan geen begrip. De politie heeft mij juist in gevaar gebracht door mijn klacht door te spelen naar de club. Bij zeden in Rotterdam kon ik dus niet meer terecht. Verder ben ik onder behandeling van een psychologe geweest, maar die had geen begrip voor mij en vond dat het mijn eigen schuld was. Later ben ik begonnen met een psychotherapeut, maar nadat hij had gehoord dat ik in de prostitutie werkzaam was had hij het alleen nog maar daarover, en vroeg mij tot in de details hoe dat dan verliep en wat alles kost. Hij bleek zelf dus geïnteresseerd te zijn. Dit is mij later nog een keer overkomen met een andere therapeut. Nu ben ik onder behandeling bij Humanitas, waar ik redelijk tevreden over ben. Het enige probleem is dat ik daar maar één uur in de twee weken een behandeling heb, terwijl ik behoefte heb aan veel intensievere therapie.” Conclusie De meeste meiden hebben weinig vertrouwen in de politie. Dit komt doordat ze niet serieus zijn genomen. Eén meisje werd zelfs weggestuurd aan de balie. Het beeld van de politie wordt ook sterk bepaald door het beeld dat de loverboy geeft aan de meiden. De politie gaat hier slecht mee om. De vraag is of de politie weet dat de meiden al een bepaald beeld hebben van de politie als ze er voor de eerste keer mee in aanraking komen? En weten ze hoeveel invloed een loverboy op het meisje heeft? Verder hebben de meiden aangegeven dat de controles zeer ontoereikend waren en dus weinig voorstelden.
17
18
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Aangifte In deze paragraaf gaat het over de aangiftes. De vraag is of de meiden aangifte hebben gedaan en waarom wel of waarom niet. In de gevallen dat de meiden aangifte hebben gedaan wordt beschreven hoe dit proces is verlopen. Wel of geen aangifte? De meeste meiden doen na verloop van tijd melding van hun zaak. Slechts vier van de geïnterviewde meiden deden geen aangifte. Aangifte doen de meiden vaak op aandringen van een vertrouwenspersoon, zoals een familielid, vrienden, een mentor of maatschappelijk werker. Soms zetten meiden deze stap vanuit eigen beweegredenen. In één geval werd er aangifte gedaan na contact met rechercheurs van de zedenpolitie. Een aangifte wordt voorafgegaan door een intakegesprek5. Dunya had goed contact met de politie in Utrecht. Haar loverboy werd opgepakt en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
“Ik had al maanden contact met rechercheurs van de zedenpolitie. Ze hebben mij “wakker gemaakt” en een melding gedaan. Ze wisten wat er aan de hand was door alle blauwe plekken. Ze vroegen mij of ik “werkte” [in de prostitutie]. Ik zei dat het klopte, maar zei dat ze niets tegen mijn “vriend” mochten zeggen. Ze beloofden mij de aangifte ambtshalve te doen omdat er veel slachtoffers waren van mijn loverboy. Ik vond het zielig voor hem dat hij in een celletje moest zitten. Maar nu vind ik het zijn verdiende loon.” Over de aanpak van de politie vertelt Dunya:
“Ze stelden mij vragen, zoals: “werk je voor hem?”, “hoe ging dat?”, “wil je hier weg, wil je bescherming?” en: “denk na over de aangifte want we zijn bezig met een onderzoek naar jouw vriend. We gaan hem sowieso oppakken omdat hij met meerdere meiden gaat.” Sommige meiden werden door hun omgeving aangespoord om aangifte te doen. Omdat het misbruik bij Mary in de buurt van school plaatsvond hebben haar vrienden de school gewaarschuwd. De school heeft toen de politie ingeschakeld. Mary vertelt: “Ik kon in eerste instantie met een rechercheur praten die naar de school zou komen, maar heb er toch voor gekozen naar het 5 Een intake gesprek is een uitleg over de mogelijkheden voor het slachtoffer. Daarin wordt onder andere besproken wat de consequenties zijn van het doen van aangifte en hoe het verloop van een strafrechtelijk proces is. Het slachtoffer kan na aanleiding van het intakegesprek nadenken of hij of zij aangifte wil doen. Voor de politie is het intakegesprek een moment om te vast te stellen of er sprake is van signalen van mensenhandel, er wordt echter nog niet beoordeeld of er daadwerkelijk een strafbaar feit heeft plaatsgevonden, aangezien dit zonder onderzoek en bewijsmateriaal niet mogelijk is. In principe is iedere opsporingsambtenaar verplicht om een aangifte van mensenhandel op te nemen. Het is niet aan die persoon om te beslissen of een aangifte doorgezet zou moeten worden en uiteraard ook niet om hier uitspraken over te doen aan de aangeefster.
19
politiebureau te gaan. Daarna bleef het misbruik doorgaan. Op een keer was het zo heftig dat ik in het ziekenhuis terecht kwam. Via het ziekenhuis ben ik toen weer bij de politie terecht gekomen.” Elise: “Ik heb een gesprek gehad met mijn mentor, mijn ouders en mijn psychiater en toen heb ik besloten om de aangifte te gaan doen. Mijn mentor heeft het verder geregeld.” Wendy vertelt dat ze aangifte deed bij het politiebureau in Zoetermeer. “Ik zat in een jeugdgevangenis omdat ik daarvoor van huis was weggelopen, daar kwam alles tot uitbarsting, mijn mentor heeft toen veel met me gepraat en vroeg of ik misschien aangifte wilde doen. Zonder te twijfelen zei ik meteen ja.” Eline: “Ik ben door mijn ouders als vermist opgegeven.” Nadat de politie haar vond heeft ze aangifte gedaan in Rotterdam. Teleurstelling De aangifte gaat helaas niet altijd zoals de meiden verwacht hadden. Sommigen stuitten op een behandeling door de politie die op zijn zachts gezegd afstandelijk genoemd kan worden.
“Ik heb zes keer aangifte gedaan, bij verschillende bureaus. Alle keren ben ik weggestuurd. Één keer heb ik een één-op-één gesprek gehad in Amsterdam (volgens mij het hoofdbureau). Het was op een donderdagnacht in 2004. Daar heb ik verteld wat er werkelijk aan de hand was. Ze hebben hierna geen contact meer met me opgenomen, ook al hadden ze gezegd van wel” vertelt René. Een ander voorbeeld van deze houding is een meisje dat in België bij een loverboy zat en bij haar ontsnapping hiervan aangifte wilde doen in Nederland.
Mieke: “Toen ik over de grens was […] heb ik direct de politie gebeld en gevraagd om mij te komen halen omdat ik gevlucht was. Het antwoord was: “wij zijn geen taxibedrijf”. Toen ze eenmaal door haar ouders opgehaald was en langs een politiebureau ging voor de aangifte gebeurde het volgende:
“[Daar] werd ik door een baliemedewerker geholpen en er werd mij verteld dat ze [bij de politie] niets voor mij konden doen, omdat het misdrijf in België had plaatsgevonden.” Uiteindelijk liep ook in België de aangifte spaak bij gebrek aan hard bewijs en omdat het een ‘familie probleem’ zou zijn. Opvallend aan dit verhaal is - in verband met het gebrek aan bewijs - dat het meisje ons vertelde: “Ik was op mijn lichaam bont en blauw, en had een blauwe plek op mijn keel van het ene oor naar het andere, wat kon bewijzen dat ik bijna vermoord ben. De politiemedewerker raadde mij aan om foto’s te nemen van mijn verwondingen.” Redenen om géén aangifte te doen De meiden die geen aangifte doen, zijn over het algemeen bang voor de gevolgen die de aangifte zal hebben voor henzelf of hun familie.
“Mijn loverboy is een vrij hooggeplaatst persoon en ik ga er vanuit dat hij mij zal willen vermoorden als hij erachter komt dat ik aangifte wil doen. […] Hij heeft veel op het spel staan; zijn baan, vriendin en kinderen” vertelt Vlinder. Mary: “Als ik aangifte wilde doen, dan zou ik verplicht zijn om te getuigen. Er werd gezegd dat het doen van aangifte wellicht traumatiserend zou kunnen zijn voor mij.” Vlinder: “Het heeft volgens mij toch geen zin omdat het niet te bewijzen is dat ik onvrijwillig in de prostitutie heb gezeten en dat hij misbruik van mij heeft gemaakt.” Melanie: “Ik was bang dat mijn familie erachter zou komen.”
20
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Ook doen de meiden soms geen aangifte, omdat er nog een bepaald gevoel van loyaliteit of liefde voor de loverboy is. Zodra er wat afstand is doen zij dat later alsnog. In een enkel geval werd een meisje door de politie geadviseerd om geen aangifte te doen, omdat dit zou kunnen leiden tot wraakacties van de loverboy.
“Ik ga het doen, morgen heb ik een afspraak voor een intake gesprek” vertelt Elise. “Eerder heb ik geen aangifte gedaan omdat ik in het begin nog van hem hield en dacht dat ik hem dat niet aan wilde doen, maar later - nu ik echt meer afstand van hem heb gehouden - denk ik: hij heeft het verdiend. Hij heeft mij zoveel aangedaan, hij moet ervoor gestraft worden.” Mary werd in een acute situatie naar het politiebureau gebracht. Haar verhaal: “Van te voren was mij niet verteld dat het een intakegesprek was, dat bleek achteraf. Er werden zeer gedetailleerde vragen gesteld. De vragen tijdens het intakegesprek waren al zo heftig dat ik veel moeite had met het gesprek. De forensisch rechercheur heeft foto’s gemaakt van mijn blauwe plekken. Ook werd ik naar het ziekenhuis gebracht. Daar werd ik getest op Hepatitis B en C, kreeg ik Aids-remmers (uit voorzorg) en een morning-afterpil en werd er inwendig onderzoek verricht. Vanaf toen werd er acht maanden lang iedere twee weken bloed afgenomen.” Tijdens het eerste gesprek geven de meiden vaak aan dat hun verhalen ‘moeilijk te bewijzen’ zijn, wat zowel voor de meiden als voor de politie een lastige kwestie is. Toch laten sommige agenten zich hierdoor niet uit het veld slaan, en sporen de meiden aan toch aangifte te doen.
Jasmina: “Hij gaf aan dat ik er maar even rustig over na moest denken voordat ik de beslissing zou nemen, maar dat hij graag wilde dat ik aangifte zou doen, voor mijzelf, maar ook om ervoor te zorgen dat mijn loverboy opgepakt zou worden en zijn verdiende loon zou krijgen.” Tijdens de meeste gesprekken vraagt het politiepersoneel niet alleen om het verhaal van de meiden, maar vertellen ze ook de details van de vervolgstappen.
Eline vertelt: “In het eerste gesprek werd er aan de telefoon uitgelegd wat de volgende stappen zouden zijn. Vervolgens kreeg ik bij het politiebureau de kans om mijn verhaal te doen, tussendoor werd er op mijn verzoek uitgelegd wat aangifte inhield wat valse aangifte meebracht, wat mijn rechten en plichten waren, vervolgens wat voor bescherming ik kon krijgen.” “Het eerste gesprek was een informatief gesprek om erachter te komen wat zij konden doen voor mij en of ik anoniem kon blijven” vertelt Nina. Ze vertelt ook: “Ik wilde dat ik geïnformeerd zou worden over wanneer hij opgepakt zou worden en dat hij niet zomaar opgepakt zou worden zonder dat de politie er vertrouwen in zou hebben dat het een zaak zou worden. Als zij zouden zeggen dat het niet zou lukken had ik het niet gedaan, omdat hij dan weer vrij zou komen.”
Jasmijn: “In het eerste gesprek werd mij verteld wat mijn rechten waren en hoe de procedure zou verlopen. Er werd een klein stukje van mijn verhaal opgeschreven om na te kunnen gaan of strafrechtelijke vervolging mogelijk zou zijn.” Advies tijdens het intakegesprek Bij het intakegesprek krijgen de meiden diverse adviezen. Ze worden geadviseerd ‘uit de buurt te blijven van hun ex’, ‘terug te bellen bij bedreiging’ en ‘van MSN af te blijven’, De meeste meiden worden vervolgens naar huis gestuurd. Als dat niet kan worden ze doorverwezen naar een hulpinstelling. In deze instellingen is niet altijd een opvangplaats beschikbaar. Initiatief politie Het komt er bijna altijd op neer dat er geen vervolg wordt gegeven aan het gesprek. De bemoeienis van de agenten stopte vaak na het intakegesprek.
Jasmijn: “Er werd geadviseerd eerst 14 dagen goed na te denken over wat ik wilde en als er iets aan de hand was kon ik contact met de rechercheurs opnemen.”
21
“Ik kreeg de mobiele nummers van de twee rechercheurs en ik kon de vrouwen iedere dag bellen in geval van bedreiging etc. Als ik zou bellen, zouden ze agenten bij mij langs sturen” vertelt Dunya. René zegt: “Ik heb wel gevraagd of ik ergens terecht kon. Hij vertelde me dat ik naar een vriendin moest gaan, hij zei niks over aangifte doen.” Eline: “Er werd mij duidelijk gemaakt dat ik eerlijk moest blijven als mijn pooiers weer contact zochten en echt niet meer in hun trucjes moest trappen. Niet meer alleen over straat gaan en als ik mij thuis niet meer veilig voelde daar weg moest gaan naar een veilig onderkomen.” Gevoelens tijdens en na de intake De aangifte is voor de meiden een emotionele ervaring. De ervaringen met de agenten en het ‘verhoor’ na de aangifte zijn, mede door de emotionele lading, erg wisselend. Ook de invulling die door de politie aan het gesprek gegeven wordt is bepalend voor hoe de meiden het ervaren. De gevoelens die de meiden hadden tijdens hun eerste gesprek liepen sterk uiteen. De één geeft aan blij te zijn haar verhaal gedaan te kunnen hebben, terwijl anderen aangeven dat ze zich totaal niet serieus genomen voelen.
Imke: “Ik vond het in Rotterdam niet fijn. Ze bleven de hele tijd op dingen doorvragen en dat vond ik heel moeilijk, want ik was heel erg in de war, ik was nog maar twee uurtjes thuis, en ik voelde me verdrietig, over de zeik, boos, alles. Dus dat was heel moeilijk. Er werden ook dingen gevraagd zoals hoe is hij naar binnen gegaan, van voren of van achteren, en dat vond ik echt niet fijn. Ik was aan het schelden tegen de politie, ze konden ook wel zien dat ze me even tot rust moesten laten komen. Ik begreep wel dat ze die jongen wilde pakken, maar ze konden ook wel rekening houden met mij, ik had nog helemaal geen rust gehad.” Ze vertelt verder: “Ik had ook niet het gevoel dat ik die mensen kon vertrouwen of dat zij een band probeerden op te bouwen. Ik zat daar alleen maar heel boos te doen, en zij deden dan ook echt een beetje bozig tegen mij. De politie in Alphen hield wel echt rekening met mij, die waren wel heel aardig. Hij praatte heel rustig en er zat ook een vrouw bij.” Melanie vertelt: “Ik voelde opluchting. Er werd goed geluisterd, waardoor ik mij serieus genomen voelde. Ik heb veel gehuild.” Wendy: “Ik vond het super eng en allerlei emoties vlogen door mijn hoofd heen.” Eline: “Ik was zo bang dat mijn pooiers mijn nichtje iets aan zouden doen dat ik daarom eiste dat zij bescherming kreeg en dat ik alleen op die voorwaarde aangifte zou doen om te zorgen dat geen enkel ander meisje ooit meer in hun vallen zou lopen. Ik was opgelucht dat ik het in een veilige plek kon vertellen. Het was geen standaard verhoor kamer en ik kon gewoon vertellen wat er allemaal gebeurde en van tevoren vroegen ze ook of ze tussendoor vragen mochten stellen of dat ze dat achteraf moesten doen. Dit heb ik als erg prettig ervaren.” “De agenten hebben mij heel goed ondersteund, het was een saamhorigheidsgevoel daar op het bureau, ook als mijn contactpersoon vrij was hielpen andere agenten mij dan die aanwezig waren op het bureau” vertelt Nina. “Ik denk dat als de klik niet goed was geweest dat ik ook geen aangifte had gedaan. Ik had nog niet het gevoel dat ik slachtoffer was. “ Mieke: “Uiteindelijk heb ik wel mijn hele verhaal kunnen doen, maar had ik het gevoel dat ik niet echt serieus genomen werd. De politie maakte een ongeïnteresseerde indruk.” René: “Bij het eerste gesprek heb ik verteld dat hij me sloeg en dat hij me dwong om seks te hebben met andere mensen. De agent zei wel dat het moeilijk zou zijn om dat te bewijzen. Mijn gevoel over het gesprek was niet goed. De agent deed geen moeite mij te helpen, en ik dacht echt dat dat aan mij lag.” Mannelijke of vrouwelijke rechercheur? Er lijkt bij de politie geen landelijk beleid te zijn of vrouwelijke of mannelijke agenten de aangifte afnemen. Bij
22
In gesprek met slachtoffers van loverboys
veel aangiftes is er wel een vrouw aanwezig. Zelfs wanneer meiden te kennen hebben gegeven een agent van een bepaald geslacht bij het gesprek te willen hebben, kan hier niet altijd gehoor aan worden gegeven. Dit kan er toe leiden dat de meiden het gesprek als bedreigend ervaren of niet alle informatie willen verstrekken.
Mary: “Ik heb geen aangifte gedaan omdat de aangifte door mannelijke rechercheurs afgenomen zou worden en mijn beste vriend alleen mee mocht als ik alleen een melding deed. Bij een aangifte mocht er niemand mee. Als de rechercheur een vrouw was geweest had ik waarschijnlijk wel aangifte gedaan, maar nu heb ik alleen melding van het misbruik gemaakt.” Ze vertelt verder: “Doordat hij een man was, schaamde ik me extra en wilde daarom dat mijn beste vriend erbij was. Ik had schuwheid en angst voor mannen opgelopen en durfde daarom niet alleen met de rechercheur te praten.” En ook zegt Mary: “Als het een vrouw was geweest had ik waarschijnlijk wel aangifte gedaan. Vrouwen begrijpen elkaar beter, je hoeft niet alles uit te leggen en het voelt veilig. Bij een man voel ik me niet veilig.” Voor een ander meisje geldt dat ze terughoudender is geworden in het vertellen van haar verhaal:
Imke: “Er was ook een man bij. Dat vond ik niet zo fijn. Je moet alles vertellen en het is niet zo fijn als er dan een man bij zit. Daardoor heb ik ook minder verteld.” Andere meiden zitten juist niet te wachten op de aanwezigheid van een vrouwelijke agent.
Eline vertelt: “Eerlijk gezegd heb ik vanaf het begin gezegd dat ik geen vrouw erbij wilde hebben, omdat ik niet op de sympathieke manier zit te wachten om als slachtoffer gezien te worden. Vrouwen kunnen soms zo begripvol zijn. Ik zit daar niet op te wachten. Ik wilde aangifte doen en zat er niet op te wachten om zielig gevonden te worden. Ik wilde zo snel mogelijk aangifte doen, sterk blijven en zodra de aangifte erop zit instortten bij een psychiater, zodat ik het echt kan gaan verwerken. Wendy: “Later kon ik beter praten met die man dan met die vrouwen.” Ook zijn er genoeg meiden die het gewoon fijn vinden om eindelijk hun verhaal te kunnen doen. Het geslacht van de agenten die het verhoor afnemen levert dan bij hen ook geen bezwaren op.
“Ik vond het wel prettig dat er een vrouw bij was, maar met de man had ik eigenlijk een betere band. Het was eigenlijk leuk gezelschap, niet alleen maar heel negatief, er werd ook gelachen” vertelt Nina. “Via een melding vanuit de Stichting Stoploverboys.nu kwam ik terecht bij het Prostitutie Team Mensenhandel in Deventer. Ik sprak daar met twee mannen; een rechercheur en een coördinator Mensenhandel. Ze waren wel aardig maar hebben mij in het begin flink onderuit gehaald. Ze vertelden mij dat ze er alles voor zouden doen om mij zo ver te krijgen dat ik aangifte zou doen en verder dat ik niet meer op MSN moest gaan” zegt Chantal. Op het moment dat er wel om een vrouwelijke rechercheur werd gevraagd, antwoordden ze bijna allemaal dat de politie hier goed op reageerde. Ze kregen alleen geen vrouw toegewezen wanneer deze niet beschikbaar was.
René: “Dat ene gesprek was met een man, ook al vroeg ik om een vrouw. Volgens hem waren die niet aanwezig op dat moment. Ik begreep best dat er niemand aanwezig was, ik had daarbij ook niet het gevoel dat ik er recht op had. Terwijl het met een vrouw vertrouwelijker is, en ik dan makkelijker mijn verhaal kan doen.” De straf- en civielrechtelijke procedure6 Informatie over de straf- en civielrechtelijke procedure is niet bij alle meiden bekend. De redenen hiervoor zijn onduidelijk. Negen meiden hebben aangegeven dat hen verteld is wat de strafrechtelijke en civielrechtelijke procedure inhoudt. Bij zeven meiden die aangifte deden is er geen uitleg gegeven over de procedure. Sommige meiden hebben zich zelfstandig verdiept in de gerechtelijke procedures.
23
José: “Mij is duidelijk gemaakt wat het allemaal inhoudt zoals dat ik bijvoorbeeld gesprekken kan gaan krijgen met de advocaat van de tegenpartij.” “Ik heb een advocaat, waar ik weinig contact mee heb. Eigenlijk wil ik een goede advocaat om een schadevergoeding te verkrijgen want er is mij verteld dat ik een schadevergoeding kan krijgen” vertelt Dunya Volgens Jasmina zit het als volgt in elkaar: “Er werd verteld dat de strafrechtelijke procedure erover ging of mijn loverboy mij daadwerkelijk had gedwongen om in de prostitutie te werken en daarop berecht zou worden. De civiele procedure zou ik zelfstandig op kunnen starten om ervoor te zorgen dat er een schadevergoeding werd geëist.” “Ik wist dat zij [de politie] eerst alle bewijs moesten gaan verzamelen” vertelt Nina. “Zij hebben mij heel goed uitgelegd wat er allemaal ging gebeuren. Ik heb me er zelf ook heel erg in verdiept, ik wilde overal van op de hoogte blijven.” “Zelf wist ik al wat van het onderwerp af en de politie heeft mij aangevuld wat ik nog niet wist. In ieder geval kwam het er op neer dat zij het strafrechtelijke vervolgen deden en dat ik voor het civiele stuk doorverwezen werd naar een Jos-advocaat (een gespecialiseerde advocaat) die bijna kosteloos helpt om een stuk van de financiële zaken terug te krijgen” vertelt Eline. “Over de strafrechtelijke procedure hebben ze verteld dat de advocate vragen gaat stellen, dat ik bij de rechter commissaris moet komen, en dat ik dan te horen krijg of hij vast moet zitten” zegt Imke. Doorverwijzing naar hulpverlening Veel meiden worden doorverwezen naar hulpverlenende instanties, meestal gaat dit om een blijf-van-mijn-lijfhuis of Slachtofferhulp. Een paar meiden werden door de politie naar het opvanghuis gebracht, anderen moesten er zelf contact mee opnemen. Is er geen plaats, dan is er geen alternatief en moeten de meiden zelf opnieuw naar de politie of de hulpverlenende instantie stappen.
René: “Ik heb wel gevraagd of ik ergens terecht kon. Hij vertelde me dat ik naar een vriendin moest gaan, hij zei niks over aangifte doen. Ik ging wel naar een vriendin, maar mijn ex-vriend vond mij daar heel snel. De politie had me naar een blijf-van-mijn-lijfhuis moeten sturen, bij mijn vriendin was het echt niet veilig. Ze hadden kunnen bedenken dat mijn ex me daar kon vinden. Ik ben trouwens wel goed geholpen door een blijf-van-mijn-lijfhuis in Leeuwarden [Asja].” Nina: “Ik had zelf contact gezocht met Shop Den Haag [Stichting Hulpverlening en Opvang Prostituees], toen ik nog aan het werk was, omdat ik op het laatst wel wist dat het niet helemaal goed zat. Daar ben ik toen ook gebleven tijdens de aangifte Tijdens de hele procedure ben ik ondersteund door Shop. Er is ook een samenwerking tussen Team Commerciële Zeden [toezichthouder prostitutie, regiopolitie Haagladen] en SHOP, zij werken heel nauw samen. Dat heb ik als heel goed ervaren.” Imke die drie maal aangifte deed waarvan twee maal in Alphen a/d Rijn en één maal in Rotterdam, maar niet werd doorverwezen naar Slachtofferhulp, zegt: “volgens mij is er geen slachtofferhulp aangeboden aan mij, omdat ik al hulp had.” Eline kreeg wel slachtofferhulp aangeboden. Zij kwam via het politiebureau Baarn in Rotterdam terecht, waar de aangifte werd opgenomen. “Op het moment sta ik nog op de wachtlijst” vertelt ze. “Daarom zoek ik ook hulp van een psychiater omdat ik er zelf niet helemaal uitkom. En voornamelijk omdat ik voor de hulp die ik aangeboden heb gekregen moet reizen naar gebieden waar mijn pooiers actief zijn en zij veel op straat lopen.”
6 Tijdens de intake worden de meiden op de hoogte gesteld van het verdere verloop van de zaak. Een belangrijk deel van deze uitleg betreft de strafprocedure die zal volgen na aangifte. De politie vertelt het slachtoffer over mogelijk contact met de advocaat die door de tegenpartij wordt ingeschakeld. En zij vertelt ook dat het verhaal mogelijk nog een keer opnieuw als getuigenis voor de rechtbank moet worden gedaan. Vaak wordt, al dan niet in een vervolggesprek, dan ook nog verteld over een eventuele civielrechtelijke procedure. Deze procedure leidt tot het eisen van een schadevergoeding.
24
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Jasmina deed aangifte bij het Politiebureau Utrecht Overvecht, Team Commerciële Zeden. Zij vertelt: “vlak voor de rechtzaak ben ik in contact gekomen met slachtofferhulp. Een vrijwilligster van Slachtofferhulp stelde mij voor om te helpen met het opstellen van de slachtofferverklaring die tijdens de rechtzaak werd voorgelezen. Zij heeft de verklaring samen met mij opgesteld en heeft ervoor gezorgd dat de rechter het voorlas tijdens de rechtzaak, zodat ik dat niet zelf hoefde te doen. Dat vond ik erg prettig. Zo kon ik aan mijn loverboy uiten hoe ik mij behandeld voelde door hem en welk effect dit op mijn leven heeft, zonder het zelf uit te hoeven spreken, want dat durfde ik niet.” Dunya deed aangifte in Utrecht. Zij wordt binnenkort gebeld door Slachtofferhulp voor een verklaring tijdens de rechtzaak. Zij lezen het dan voor aan de rechter zodat zij dat niet hoeft te doen. “Ik wilde geen hulpverlening van Slachtofferhulp. Ik heb wel andere hulpverlening via Altrecht. Hier leer ik “nee” te zeggen. Daarnaast kom ik regelmatig bij Pretty Woman in Utrecht.” Wendy kreeg via het politiebureau Zoetermeer Slachtofferhulp aangeboden: “Het stelde in principe heel weinig voor.” Melanie is positiever over haar ervaringen met Slachtofferhulp: “Ik vind het prettig om te praten en mijn verhaal uit te leggen. Ik heb het gevoel dat er naar mij geluisterd wordt zonder dat er wordt geoordeeld.” Zij deed aangifte in Culemborg. Jasmijn kwam via Politiebureau Assen in contact met Slachtofferhulp en had een goede klik met degene die haar hielp. Helaas bleek de hulpverleenster echter een stagiaire te zijn en werd op een gegeven moment vervangen door een ander, dat vond ze erg jammer. Na de aangifte Als de meiden na de intake besloten hebben om aangifte te doen, wordt de aangifte opgetekend. Daarna is het afwachten. In een aantal gevallen wordt niets meer bericht over de verdere voortgang. Vaak is het onduidelijk of de aangifte daadwerkelijk in behandeling is genomen.
Via via heeft Mieke vernomen dat haar ex voor verhoor is geweest bij de politie, maar nog steeds op vrije voeten is. “Hij blijft onverhinderd actief op internet op zoek naar nieuwe slachtoffers. Dit heb ik o.a. kunnen zien via Hyves. Erg jonge meiden zijn op dit moment in contact met hem.” René: “De politie zou me op de hoogte houden en het uitzoeken. Met die woorden ben ik weggegaan en heb ik nooit meer iets van ze gehoord.” “Ik deed de aangifte in 2005. Er zijn toen twee dagen voor uitgetrokken om alles op papier te krijgen en er werd beloofd dat ik gebeld zou worden als er nadere stappen ondernomen werden in het onderzoek. Ik heb toen een half jaar gewacht, maar werd niet gebeld” verklaart Jasmina. “Ik werd aan het lijntje gehouden. Zelf belde ze mij nooit. Iedere keer dat ik belde werd er gezegd dat ik nog even geduld moest hebben, dat ze het zo erg vonden dat ik moest wachten, maar dat het onderzoek nog niet van start had kunnen gaan omdat de prioriteit niet hoog genoeg was. Ik was namelijk al uit de prostitutie en daarom had het weinig prioriteit. Ze hadden te weinig rechercheurs om alle zaken die bij hun in behandeling waren te onderzoeken.” Dunya is niet op de hoogte gehouden. De politie belt haar wel om te vragen hoe het persoonlijk met haar gaat, maar niet over haar loverboy. “Hij [de loverboy] belt mij zelf wel, maar belt ook met andere meiden, heb ik gehoord. Hij zit op dit moment in detentie.” Wendy: “Ik moest er zelf telkens achteraan, uiteindelijk heb ik mijn aangifte pas in kunnen zien twee dagen voor de zitting, en toen kon ik dus niks meer veranderen, terwijl er super veel fouten in zaten.” De politie beloofde regelmatig te patrouilleren op de aangegeven plek, waar de misdrijven zich voltrokken” vertelt Mary. “Af en toe zag ik ook dat de politie aanwezig was. Maar het misbruik bleef doorgaan.” Jasmijn: “Mijn aangifte werd in Assen opgenomen, maar omdat mijn loverboy in Den Haag woonde en ik daar voor hem heb gewerkt, werd de aangifte doorgestuurd naar Den Haag. Daar moest ik nogmaals op gesprek komen en het huis aanwijzen waar het was voorgevallen. Daarna heb ik een hele tijd niets meer gehoord. Zelf ben ik er achteraan gaan bellen, maar kreeg geen contact met de politiebalie. Dus belde ik de rechercheur die mijn aangifte had opgenomen. Ik werd teruggebeld door een rechercheur. Ze vertelde
25
mij dat ze met de zaak bezig waren, maar dat nog niet duidelijk was of het strafrechtelijk vervolgbaar was omdat het al zo lang geleden was gebeurd (Het was in 2001 gebeurd en in 2007 deed ze aangifte). Wel zouden ze ermee verder gaan. Eind mei 2007 heb ik nogmaals gebeld en toen bleek het bij Justitie te liggen. Die bepalen of er een rechtzaak komt. Op dit moment (augustus 2008) is het nog onduidelijk hoe het verder gaat en of er al een strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.” In andere zaken is de politie veel helderder over het verloop en worden de meiden juist wel op de hoogte gehouden.
Nina: “Ik werd goed op de hoogte gehouden van wat er met mijn aangifte gebeurde. Het onderzoek is binnen twee maanden opgepakt.” “Er is een onderzoek gedaan en hij zit nu vast, hij heeft 10 maanden gekregen. Het onderzoek werd meteen in behandeling genomen en mijn moeder werd op de hoogte gehouden” vertelt Imke. Eline: “Ik zit nog middenin de aangifte en word goed op de hoogte gehouden. “ In de gevallen dat er niets wordt vernomen ligt het initiatief bij de meiden zelf. Ze bellen naar het politiebureau of naar de rechercheur die hun aangifte heeft afgenomen.
Jasmina vertelt: “Na 2,5 jaar wachten op inhoudelijke behandeling van mijn aangifte was ik het zat en heb een advocaat op de zaak gezet om de politie aan het werk te krijgen. Er werd toen meteen gereageerd en beloofd dat mijn aangifte binnen een maand in behandeling zou worden genomen. Daarnaast vertelde ik mijn verhaal in de media. Hierdoor was er ineens wel prioriteit voor mijn zaak. Er werden ongeveer zeven dagen uitgetrokken om mijn aangifte op te nemen. Ieder detail werd opnieuw besproken en uitgetypt. Ook werd ik heel goed op de hoogte gehouden. De rechercheurs belden mij regelmatig om te vragen hoe het ging en mij op de hoogte te houden van het verloop van het onderzoek. Daar was ik erg blij mee.” Aangifte in behandeling? Van de vijftien meiden die aangifte deden, werden in totaal zeven zaken door de recherche in behandeling genomen. Omdat de politie het slachtoffer niet altijd op de hoogte houdt van de ontwikkelingen, is het voor sommige meiden onduidelijk of de zaak in behandeling is genomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Jasmijn.
Jasmijn: “Ik weet niet of er een strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. In oktober 2007 heb ik aangifte gedaan en heb een aantal getuigen opgegeven. Van deze personen heb ik niet vernomen of ze al zijn verhoord. Ik ga er daarom vanuit dat dit nog niet is gebeurd.” Nu is het onduidelijk of de aangifte in behandeling is genomen. Jasmijn heeft de politie hierover gebeld vanuit Asja [opvangtehuis] om te vragen of het veilig voor haar was om naar buiten te gaan. “we zijn ermee bezig” werd er geantwoord. “Verder heb ik geen uitleg gekregen over de voortgang van mijn zaak.” Heeft de politie genoeg gedaan? Veel meiden zijn ontevreden over het optreden van de politie, dat algemeen wordt ervaren als onvoldoende proactief. In één van de gevallen leidde deze afwachtende houding tot een waar drama.
“Als ik terugkijk vind ik dat ze niet genoeg hebben gedaan. Ik had toen ook niet verwacht dat mijn ex m’n zoontje zou vermoorden. Diezelfde morgen was ik naar ze toegegaan, en de agent had gezegd dat ze de volgende dag langs zouden komen. Toen was het dus al te laat” vertelt René. “De politie had me naar een blijf-van-mijn-lijfhuis moeten sturen, bij vriendin was het echt niet veilig. Ze hadden moet kunnen bedenken dat mijn ex me daar kon vinden. Bovendien hadden ze niet in slechts drie kwartier (zo lang duurde het één-op-één gesprek) kunnen weten wat mijn verhaal was. Ze hadden dat onderzoek moeten starten én me op de hoogte moeten houden.” Ook een ander meisje vertelt dat het optreden van de politie onvoldoende was nadat zij melding van de misbruik situatie had gedaan.
26
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Mary: “De manier waarop met mijn gevoelens werd omgegaan, was niet juist. Ook bleef het misbruik doorgaan, dus heeft de politie mij niet geholpen.” Gelukkig voor de andere meiden die in het kader van dit onderzoek gesproken zijn is het verhaal van René een uitzonderlijk geval. In de meeste gevallen leidt het passieve optreden van de politie tot de eerder beschreven ‘radiostilte’ rond het verloop van de aangifte en tot onvoldoende begeleiding bij het traject in de hulpverlening.
Melanie heeft veel hulp ervaren van de wijkagent, maar verder is er nooit iets gedaan omdat het “te gevaarlijk was”. Melanie: “Door de negatieve ervaring met politie bij mijn eerste loverboy, was ik het vertrouwen in de politie bij de tweede loverboy kwijt. Ze hebben teveel beloftes gedaan wat betreft veiligheid en opvang. Deze zijn niet nagekomen. Ik ben veel bedreigd door mijn loverboy.” José: “Het is nog niet volledig in behandeling, maar er is op zich wel voldoende gedaan alleen zou het allemaal wel iets sneller mogen gaan.” Jasmina: “Ik vind het zeer kwalijk dat pas nadat ik zoveel druk op de zaak heb moeten zetten, de aangifte in behandeling is genomen. Ik kon niet verder met mijn leven voordat alles was opgelost uit mijn verleden en dat was nog niet zo, dus werd ik tegengehouden in mijn verwerking. Ook dat ze mij zelf niet op de hoogte hebben gehouden en met smoesjes aan het lijntje hielden vond ik erg vervelend.” Jasmijn: “Ja, op het gebied van de aangifte is er wel voldoende gedaan. Maar het zou fijn zijn geweest als ze uit zichzelf contact met mij hadden opgenomen om mij op de hoogte te houden van de voortgang.” Ook zijn meiden in het geval van de aangifte niet emotioneel klaar voor ‘het volledige’ verhaal of wordt aangifte door de politie afgeraden. Dit staat de veroordeling van de dader in de weg.
“Dat hij niet veroordeeld is ligt niet aan de politie, maar meer aan mijzelf” vindt Nina. “Op dat moment heb ik misschien nog niet genoeg verteld. Toen ik later het dossier las zag ik dat ik heel erg rechtlijnig had verteld, omdat ik er toentertijd nog niet van overtuigd was dat ik een slachtoffer was. Dat wisten zij wel. Maar op dat moment was dat ook het verhaal voor mij, maar nu achteraf, nu ik meer aan het verwerken ben, kom ik weer achter dingen die ik toen nog niet kon zien. Hij heeft het ook heel goed gespeeld, want hij heeft het heel goed gespeeld dat er geen getuigen zijn, en ook geen fysiek bewijs. De zaak was dus minder sterk dan dat wij dachten Het rechtssysteem wil dus blijkbaar dat iemand helemaal in elkaar wordt geslagen en van alles en nog wat, maar ja, die jongens zijn gewoon slim. Bij mij heeft hij het gewoon heel mooi gedaan.” Daniëlle: “Er is geen onderzoek ingesteld omdat er geen aangifte is gedaan. Dit werd afgeraden door de politie. Maar dan blijft het de vraag waarom er geen onderzoek is ingesteld, aangezien de politie zelf aangaf dat de loverboy en zijn vrienden gevaarlijk waren. De politie vreesde voor wraakacties.” Er zijn ook positieve berichten over de manier van handelen binnen de recherche.
Zo vertelt Jasmina: “Toen het onderzoek eenmaal liep, werd het vlekkeloos gedaan en hebben de rechercheurs hun benen onder het lijf uitgelopen om mijn ex achter de tralies te krijgen. Daardoor voelde ik mij echt gesteund.” Eline: “De onderzoeken naar mijn daders lopen nog steeds, er is nog geen officiële aanklacht omdat ik nog middenin de aangifte zit. Mijn aangifte loopt nog maar er is meteen in gesprongen door de politie omdat ik nog best veel weet en ook veel kan herinneren in detail waardoor het gemakkelijker is om bij de officier van justitie een zaak te maken. Er wordt op dit moment veel door de politie gedaan en ook veel gedaan om mij toch een beetje vakantie te geven en mij op te halen voor verhoor, of ik nou op vakantie of op mijn schuiladres ben op dat moment.” Imke: Het onderzoek werd meteen in behandeling genomen. “Ze hebben hun best wel gedaan. “
27
Veroordeling Niet alle loverboys kunnen worden veroordeeld. Soms door gebrek aan bewijs. Bij veroordeling lopen de straffen uiteen. De dader van de moord op het kind van een van de meiden is veroordeeld tot 18 jaar met TBS voor die moord maar niet voor het misbruik van het slachtoffer in de illegale prostitutie. Een ander kreeg 10 maanden celstraf, zonder aftrek bij goed gedrag. Bij andere meiden loopt de aangifte nog, waardoor er nog geen veroordeling heeft plaatsgevonden. Hoger beroep In een aantal gevallen is de loverboy na de veroordeling in eerste aanleg in hoger beroep gegaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zaak van Nina, waarin de dader in eerste aanleg werd veroordeeld, maar in hoger beroep is vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Een ander kreeg in eerste aanleg 3,5 jaar en werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 50.000 euro.
Jasmina vertelt hierover: “Ik was erg blij met de uitspraak. Nu hij in hoger beroep is gegaan, is het weer afwachten of hij dezelfde straf krijgt. Dat wachten kost weer een paar maanden van mijn leven.” Ook de loverboy van Wendy kreeg 2 jaar gevangenisstraf.
“Dat was alleen vanwege geslachtgemeenschap met minderjarigen en niet om wat hij mij psychisch allemaal heeft aangedaan. En nu gaat hij in hoger beroep.” Conclusie De meiden die geen aangifte hebben gedaan geven aan dat ze bang zijn voor hun loverboy. Ze verwachten een wraakactie, deze kan gericht zijn op haar of op haar familie. Ook zijn de meiden bang gemaakt doordat het niet te bewijzen is. Verder moeten de meiden getuigen en dit is voor hen ook niet gemakkelijk. De meiden die wel aangifte hebben gedaan of proberen hebben te doen, vertellen dat ze zijn weggestuurd of dat ze niets meer hebben gehoord na het intakegesprek. De reacties op de intake zijn wisselend. Net als op het eerste gesprek. Sommige meiden kregen een advies waar ze echt niets aan hebben. Verder is het meestal niet de politie die aanstuurt op een aangifte, maar een vertrouwenspersoon. Wat betreft een mannelijke of vrouwelijke rechercheur bij de aangifte zijn de meiden heel wisselend in wat ze willen. De een wil een mannelijke rechercheur, de ander liever een vrouwelijke rechercheur. Er wordt echter niet altijd gehoor gegeven aan wat de meiden willen. Na de aangifte is het vaak onduidelijk wat er gaat gebeuren. Meiden horen soms niets en moeten het zelf maar uitzoeken. Het is vaak erg willekeurig of de aangifte in behandeling wordt genomen, hier is geen eenduidig beleid en aanpak te vormen. En als het al in behandeling wordt genomen is het eveneens onduidelijk wat er gaat gebeuren. De meiden kunnen zelf via de juridische weg of media stappen ondernemen, want anders gebeurt er vaak vrij weinig.
28
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Financieel & Schadevergoeding Op de volgende bladzijden behandelen we de schadevergoeding en financiële gevolgen voor de slachtoffers van loverboys. Schadevergoeding toegekend? Geen van de slachtoffers heeft een schadevergoeding ontvangen van de loverboys. Op de vraag of er een schadevergoeding is toegekend antwoordt slechts één van de ondervraagde slachtoffers dat zij dit heeft ontvangen, maar dat deze schadevergoeding geen verband houdt met de uitbuiting in de prostitutie door haar loverboy. Ook komt het voor dat familieleden van loverboys te hulp schieten. Bij enkelen van de ondervraagden is de aangifte en de strafrechtelijke vervolging nog niet volledig afgehandeld waardoor het niet mogelijk is in te gaan op de vraag of er een schadevergoeding zal volgen.
Nina vertelt dat zij geen schadevergoeding toegekend heeft gekregen. De strafzaak tegen haar loverboy is afgewezen in hoger beroep. “De drempel voor het opstarten van een civiele procedure was voor mij te hoog omdat de strafzaak al twee jaar had geduurd en ik niet weer opnieuw een zaak wilde aangaan om een schadevergoeding te verkrijgen. Zij konden mij immers niet verzekeren dat ik dan niet weer face-tot-face moest komen te staan met hem.” Aan Daniëlle is een schadevergoeding van 1.200 gulden toegekend vanwege haar onterechte opsluiting in de gevangenis na een overval waarbij haar loverboy was betrokken. De zaak tegen Daniëlle werd geseponeerd, maar haar loverboy is zelf nooit opgepakt. De schadevergoeding heeft dus niets met de zaak tegen de loverboy te maken. Aan Jasmina werd in de eerste aanleg van de strafzaak tegen haar loverboy een schadevergoeding van 50.000 euro toegekend wegens materiële- en immateriële schade en dit bedrag werd door de rechter op “nihil” geschat. Omdat de verdachte in hoger beroep is gegaan, zal nog moeten blijken of dit bedrag in het hoger beroep ook zal worden toegekend. Lisanne vertelt: “Ik heb geen schadevergoeding toegewezen gekregen, maar de familie van mijn loverboy heeft 500 euro aan mij gegeven.” Dunya geeft aan dat de zaak tegen haar ex-vriend nog in behandeling is en er daarom nog geen bedrag aan haar is toegewezen. Haar advocaat gaat nu haar best doen om het geld dat Dunya in de prostitutie heeft verdiend terug te vorderen via de uitkering van haar ex-vriend. “Er is mij geen schadevergoeding toegekend, maar er wordt nu gekeken of het zin heeft om die procedure op te gaan starten” vertelt Imke, wier ex-vriend tien maanden celstraf opgelegd kreeg in het kader van mensenhandel en gedwongen prostitutie van haar als minderjarige.
29
Wendy, die schat dat er “per klant wel zo’n 200 euro over de balk ging” en bijna twee jaar gedwongen in porno films speelde en escort service verleende, eiste 2.000 euro tijdens de rechtzaak, maar dit bedrag werd afgewezen. Schadefonds geweldsmisdrijven Tijdens de aangifteprocedure werden zeven meiden op de hoogte gesteld van het schadefondsgeweldsmisdrijven. Twee meiden hebben hier ook gebruik van gemaakt. Tien slachtoffers zijn hier niet mee bekend en op drie van de meiden is dit niet van toepassing.
René: “Ik ben niet op de hoogte van schadefonds geweldsmisdrijven. Daar hadden ze me wel over mogen informeren. Gelukkig ben ik nu wel schuldenvrij.” De bekendheid met de werkwijze van het fonds speelt ook een rol voor slachtoffers om te besluiten hier wel of geen gebruik van te maken.
Zo vertelt Vlinder: “Ja, ik was wel op de hoogte van het schadefonds, maar ik weet niet hoe het werkt, en het kan alleen als er ook aangifte is gedaan.” Jasmijn is door slachtofferhulp in contact gebracht met het Schadefonds geweldsmisdrijven. Volgens Jasmijn is het formulier vlak na de aangifte (oktober 2007) ingevuld. “Ik heb nog geen bericht ontvangen over een eventuele uitkering van het schadefonds omdat er nog wordt gewacht op een verklaring van de huisarts. Daarnaast wordt gewacht op de uitspraak in de strafzaak.” “Mijn aangifte loopt nog” vertelt Eline. Daarom heeft ze nog geen formulier opgestuurd naar het schadefonds. Nina is wel op de hoogte gesteld van het schadefonds, maar is hier niet mee verder gegaan. “Ik ben op de hoogte gesteld van het schadefonds geweldsmisdrijven, ik heb er om dezelfde rede als waarom ik niet in hoger beroep ben gegaan geen gebruik van gemaakt. Zij hebben me ook duidelijk verteld dat ik nog een civiele procedure kon opstarten, maar ik heb er goed over nagedacht en besloten dat ik echt moe was van het vechten en eigenlijk niet meer verder wilde met de zaak.” “Ik heb het schade formulier opgestuurd en ben nog in afwachting van de uitslag” deelt Jasmina mee. Dunya is niet via de politie, maar via haar advocaat op de hoogte gesteld van het fonds en gaat de aanvraag nog doen via haar advocaat. “De politie heeft alles opgeteld wat ik heb verdiend.” Ze hoopt een gedeelte terug te krijgen via het Schadefonds. Vroegtijdige vrijlating Een aantal loverboys werden veroordeeld. Slechts één van de veroordeelde loverboys werd vroegtijdig vrijgelaten. Het slachtoffer werd daar noch door het Openbaar Ministerie, noch door de politie van op de hoogte gesteld. Bij twee meiden zaten de loverboys hun hele straf uit.
Op de vraag of haar loverboy vroegtijdig is vrijgelaten, zegt Wendy: “Tot nu toe nog niet, hij zit pas net vast. De rechtzaak was eind juli en nu is hij in hoger beroep gegaan.” “Mijn loverboy heeft aftrek van voorarrest gehad waardoor hij na de veroordeling direct kon gaan” vertelt Lisanne. Schulden Twaalf meiden hebben financiële problemen overgehouden aan de periode dat ze contact hadden met de loverboy. Ze hebben tussen de 200 en 30.000 euro schuld. De manier waarop de schuld is ontstaan verschilt per meisje.
Daniëlle: “Na elke klant kwam hij het geld halen. Hij of zijn vrienden stonden altijd in de buurt om het
30
In gesprek met slachtoffers van loverboys
geld in ontvangst te nemen. De schulden zijn ontstaan, doordat ik werd gedwongen bankrekeningen te openen op mijn naam, waarbij ik mijn studiefinanciering steeds moest laten storten op de nieuwste rekening, zodat ik daarop rood kon staan. Onder dwang haalde hij het geld er dan direct af. Ik heb nooit iets van het geld gekregen. Verder heb ik een extra lening bij de studiefinanciering afgesloten, en heeft hij de simkaart van mijn mobiele telefoon gestolen. Daarmee is hij voor hoge bedragen gaan bellen. Mijn vader kwam erachter doordat de rekeningen bij hem thuis kwamen. Hij kon bewijzen dat ik niet in Turkije en België aanwezig was op de momenten, dat daar vandaan gebeld was met de simkaart. Ook heeft mijn loverboy geprobeerd om mij een lening af te laten sluiten maar dit lukte niet, omdat ik te weinig geld had.” René vertelt: “Ik kon rood staan bij de bank, dus moest ik extra pinnen. De schuld werd ook verhoogd door zwartrijden en verder deed hij ook allerlei dingen op mijn naam. Ik heb eigenlijk geen idee wat hij aan mij verdiende. Wel weet ik dat er dagen waren dat er vier klanten kwamen, en dagen dat ik meer dan twintig klanten had. Hij kreeg al het geld. Ik kreeg alleen geld om boodschappen te doen. Soms nam hij me de stad in om kleding te kopen, maar achteraf gezien was dat alleen voor het werk: sexy kleding enzo. Als ik bijvoorbeeld een keer een dikke trui wilde kopen, dan mocht dat niet.” Jasmina werkte twee jaar achter het raam in Amsterdam. Daar verdiende ze meestal tussen de 1.000 en 2.000 euro per dag. “Mijn vriend nam het geld altijd meteen in beslag. Hij vertelde mij dat hij het in een kluis zou sparen zodat we er later een café van konden kopen en ik dan nooit meer hoefde te werken. Ik kreeg meestal wat zakgeld om boodschappen van te doen of kleding te kopen. Hij bepaalde hoeveel ik uitgaf. Als ik “stiekem” geld had uitgegeven omdat hij het nog niet van me had afgepakt werd hij boos.” Verder werd er een appartement gehuurd, waarvan het contract op haar naam werd gezet. Dit appartement kostte 1250 euro per maand, wat ze met een gewoon baantje dus onmogelijk zou kunnen betalen. “Aan dat appartement zat ik een jaar vast en kon het op een gegeven moment niet meer betalen, omdat ik stopte met het werk in de prostitutie toen mijn “vriend” op vakantie was. Toen hij terug kwam moest ik kiezen: of weer gaan werken of geld bij de bank lenen om het appartement te betalen.” Jasmina koos voor het laatste en pinde net zoveel totdat de bank haar op een limiet zette. Daarnaast ontstonden er andere schulden, o.a. door het kopen van spullen via internet. “Hij hield bewust de schulden in stand als chantagemiddel om mij in de prostitutie te houden. Hij beloofde dat als ik het geld bij elkaar had verdiend om de schulden af te betalen, dat ik dan mocht stoppen met werken in de prostitutie. Daarom ben ik nog een aantal maanden verder gaan werken. Ik wilde niet achter blijven met schulden. Maar toen ik het eenmaal bij elkaar had gespaard, gebruikte hij dat geld om een nieuwe auto voor zichzelf te kopen.” De schulden ontstonden op verschillende manieren. Zo werden meerdere bankrekeningen geopend om daarop rood te kunnen staan of werd een lening afgesloten. Ook de studiefinanciering moest worden afgestaan of er moest een extra lening bij de IB-groep worden afgesloten. Door een duur appartement op haar naam te huren, kwamen twee respondenten in de problemen met een huurschuld. Daarnaast werd veel zwart gereden of kocht en huurde één van de jongens auto’s op naam van zijn vriendin. Twee loverboys kochten via internet artikelen en lieten de factuur op haar naam zetten. Twee andere jongens verzaakten de verzekeringspremie van hun slachtoffer te betalen, waardoor achteraf een bedrag openstond. Verder werd als reden genoemd “drugs”, een sportpas op haar naam of beloven het geld terug te betalen. Wat gebeurde er met het geld? Op de vraag wat er gebeurde met het geld dat de meiden in de prostitutie verdienden werd er unaniem geantwoord dat al het geld in beslag werd genomen door de pooiers.
Jane: “Al het geld dat ik kreeg ging naar mijn loverboy.” Jasmijn: “Hij gaf het meteen uit aan andere dingen, zelf kreeg ik er niets van.” Zijn de schulden afbetaald? De meeste meiden hebben de schulden nog niet afbetaald. Sommigen worden wel geholpen door familie, vrienden of Stadsgeldbeheer om hun schulden af te lossen. Bij twee meiden is de schuld gedeeltelijk kwijtgescholden op vertoon van bewijsmateriaal. Eén meisje betaalde zelf haar schulden af.
Daniëlle: “De studiefinanciering dient per maand afbetaald te worden, Dit was moeilijk omdat ik later weer naar school ben gegaan en dus geen inkomsten had. Mijn schuld bedraagt nu -10 jaar later- nog
31
tussen de 2.000 en 3.000 euro.” Vlinder: ”Ik ben nu sinds een half jaar gestopt met werken in de prostitutie en leef tijdelijk van een uitkering. Het is erg moeilijk om van een uitkering te leven en tegelijkertijd een schuld af te betalen.” Jasmijn geeft aan dat een aantal schulden kwijtgescholden zijn. “Andere ben ik nu zelf aan het afbetalen. Er zijn er ook een paar schuldeisers die wachten op de uitspraak in de rechtzaak zodat ze kunnen zien of het bij hem (de dader) te verhalen is. Daarnaast waren enkele schuldeisers bereid de schuld kwijt te schelden, nadat ik mijn verhaal vertelde. Ook het tonen van de aangifte en mijn plaatsing bij Asja heeft meegeholpen om de schulden kwijtgescholden te krijgen. Enkele schuldeisers wachten nog op de uitspraak en tot het afbetaald is.” Nina: “Alle schulden zijn inmiddels opgelost door heel zuinig te leven. Mijn opa en oma hebben mijn bankleningen afgelost en ik heb een contract met hun opgesteld dat ik het bij hun zou aflossen, daardoor heb ik geen rentekosten. Wat dat betreft heb ik heel veel geluk gehad, maar ik heb wel heel zuinig geleefd. Daar ben ik wel heel erg trots op.” Mieke: “Ik heb de IB-Groep uitgelegd dat ik in handen ben gevallen van een loverboy en daardoor niet meer naar school kon, maar er wordt mij verteld dat ik helaas geen grond heb om voor enige vorm van tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen.” Conclusie Geen enkel meisje heeft een schadevergoeding gekregen als gevolg van wat de loverboy haar heeft aangedaan. Er is verdeeldheid over de bekendheid met het schadefonds geweldsmisdrijven. Een aantal loverboys werden veroordeeld. Eén loverboy werd vroegtijdig vrijgelaten een aantal anderen zaten hun volledige straf uit. Een groot deel van de meiden heeft schulden overgehouden aan de periode dat ze contact hadden met hun loverboy. Het geld dat in die periode verdiend werd moest worden afgestaan aan de loverboy en verder moesten de meiden leningen e.d. aangaan. Veel meiden hebben daarom nu nog steeds schulden.
32
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Conclusie & aanbevelingen Onderstaand onze conclusie met aanbevelingen verdeeld over diverse thema’s, van aangifte tot opvang, en van controle tot vertrouwen in de politie. Er wordt aandacht besteed aan de thema’s die in de vorige hoofdstukken zijn besproken. Ook zijn er nieuwe onderwerpen toegevoegd waarop aanbevelingen worden gedaan. Deze zijn gebaseerd op onze algemene politieke standpunten en sluiten aan op de kamerstukken over loverboys die momenteel door de Tweede Kamer worden behandeld. De meiden die we hebben gesproken zijn nu tussen de 16 en 30 jaar. Toen ze bij hun loverboy waren, waren ze 12 tot 24 jaar. De duur van de periode dat ze in de prostitutie hebben gewerkt verschilt van twee dagen tot zeven jaar. De meiden woonden en werkten in diverse plaatsen in Nederland en België, maar ook in Parijs. Ze zijn op diverse manieren uitgebuit en werden bijna allemaal gedwongen om in de prostitutie te werken. Een groot deel van de slachtoffers heeft schulden overgehouden aan de periode dat ze contact hadden met hun loverboy. Het geld dat in die periode verdiend werd moest worden afgestaan aan de loverboy en bovendien moesten de meiden leningen e.d. aangaan. Veel van hen hebben daarom nu nog steeds schulden. Aangifte Voor de politie is het gebrek aan bewijs een probleem in de aanpak van loverboys. Des te belangrijker zijn dus de aangiften. Uit dit onderzoek blijkt dat sommige meiden bij de politie zijn weggestuurd toen ze aangifte wilden doen. Verder hebben een aantal meiden het idee dat er niets gebeurde met hun aangifte. Een enkeling stapte daarom naar de media maar dat zou niet nodig moeten zijn. Jan de Wit, SP-Tweede Kamerlid, woordvoerder Justitie: “‘Voor het doen van aangifte is enorm veel moed nodig, en als dat eenmaal is verzameld, moet er heel zorgvuldig worden gehandeld. Iedere melding moet serieus genomen worden. In dit stadium is het niet van belang of de politie de melding wel of niet serieus inschat en of er wel of niet voldoende bewijsmateriaal verzameld kan worden. Hierin moet je gewoon geen risico nemen.” Het doen van aangifte is daarnaast van groot belang voor het verwerkingsproces van het slachtoffer. Dit blijkt uit de interviews die ROOD Utrecht heeft afgenomen en het wordt bevestigd door het onderzoek van Lotte Graat, die haar bachelorscriptie schreef over de loverboyproblematiek (zie bijlage 3): “Het doen van aangifte in de periode na de rolbeëindiging bleek niet alleen belangrijk te zijn voor het meisje vanuit het oogpunt dat er recht gesproken zou worden, maar ook om haar gevoel van agency te herwinnen, en haar verleden los te kunnen laten. De vraag of de aangifte serieus in behandeling wordt genomen door politie en justitie is van invloed op de wijze waarop het meisje haar verleden een plek kan geven, en eigenlijk het proces van rolbeëindiging kan afsluiten. De erkenning dat haar inderdaad onrecht is aangedaan kan helpen bij het proces van het herwinnen van de eigenwaarde.”
33
Aanbevelingen: • Elke aangifte en melding van activiteiten van loverboys wordt opgenomen en onderzocht. • Meiden worden nooit weggestuurd bij het politiebureau voordat een intakegesprek heeft plaatsgevonden. • Elk meisje dat aangifte of melding doet van loverboys krijgt een landelijke informatiefolder. In deze folder is in ieder geval informatie te vinden over slachtofferhulp, opvangplaatsen, de procedure rondom aangifte, het schadefonds geweldsmisdrijven, schuldhulpverlening, psychologische hulpverlening en reïntegratie. Onderdeel van de vaste procedure is dat deze folder gezamenlijk doorgenomen wordt. Indien gewenst neemt de politie direct contact op met slachtofferhulp voor doorverwijzing. • Aangifte doen in een opvangcentrum voor slachtoffers van mensenhandel wordt mogelijk gemaakt. Vertrouwen in de politie Uit het onderzoek naar de aangifte blijkt dat meiden bang zijn om aangifte te doen. De meiden die geen aangifte hebben gedaan geven aan dat ze bang zijn voor hun loverboy. Ook zijn de meiden onzeker over het gebrek aan bewijsmateriaal. In een recent onderzoek van Ten Boom en Kuipers wordt gesteld “dat het aannemelijk lijkt dat wanneer het aanbod van hulp en bescherming beter aansluit bij de behoeften van de slachtoffers dit een positief effect zal hebben op de aangiftebereidheid van de slachtoffers” (A. ten Boom, K.F. Kuijpers m.m.v. M.H. Moene, >Behoeften van slachtoffers van delicten. Een systematische literatuurstudie naar behoeften zoals door slachtoffers zelf geuit >, Boom Uitgevers, Den Haag 2008, p.40). Uit ons eigen onderzoek lijkt dat een aantal meiden niets meer van de politie hoort na het intakegesprek of de aangifte, terwijl het juist van groot belang is dat de meiden op de hoogte worden gehouden van de stand van zaken. Verder blijkt dat er niet altijd gehoor wordt gegeven aan de voorkeur van de meiden naar een mannelijke of vrouwelijke rechercheur bij de aangifte. Het is van belang dat altijd een man en een vrouw gezamenlijk de intake en aangifte doen, tenzij het slachtoffer anders aangeeft.
Aanbevelingen: • De politie is in staat om bescherming van het slachtoffer te versterken. Er moeten genoeg opvangplaatsen zijn (zie Opvang). Meiden moeten vanuit het politiebureau direct naar een hulpverlenende instantie kunnen. Het steunpunt jeugdprostitutie speelt hier dan een rol in. Soms zullen meiden overtuigd moeten worden, maar uiteindelijk kan het wel eerder een aangifte en een veroordeling tot gevolg hebben. • Naast rechercheurs mensenhandel wordt politiepersoneel dat als eerste in contact komt met slachtoffers mensenhandel (zoals baliemedewerkers) getraind in communicatie met slachtoffers en kennen zij de interne route naar intake en aangifte. • Een mannelijke en vrouwelijke rechercheur doen de intake en aangifte gezamenlijk, tenzij het slachtoffer het anders wil. • Na de aangifte is de politie verantwoordelijk voor het behoud van het contact met het slachtoffer. De politie houdt het slachtoffer op de hoogte van alle vervolgstappen en ontwikkelingen. Het contact mag niet verwateren. • De alarmknop die meiden tijdens hun werk kunnen gebruiken, dient in verbinding te staan met het dichtstbijzijnde politiebureau. Als er gebruik wordt gemaakt van de alarmknop, dient de politie altijd onmiddellijk een bezoek te brengen aan het desbetreffende prostitutiegebied. Opsporing en vervolging In ons onderzoek is een klein aantal loverboys veroordeeld. Eén loverboy werd vroegtijdig vrijgelaten een aantal anderen zaten hun volledige straf uit. Onze conclusie sluit aan op het onderzoek van Bovenkerk en Pronk: “Tot nu toe hebben nog maar heel weinig jongemannen wegens loverboytechnieken de strafrechter hoeven trotseren. Gespecialiseerde rechercheurs noemen tegenover ons steeds dezelfde zaken bij name en op grond daarvan vermoeden we dat hun aantal de vijf per jaar niet te boven zal gaan. Dit roept de vraag op wat er hapert in de machine van opsporing en vervolging...”. (Bovenkerk, F., Pronk, G.J, Over de bestrijding van loverboymethoden, in: Justitiële Verkenningen 2007, nr. 7, p. 90).
34
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Belangrijk is dat hier verandering in komt. Meer loverboys moeten worden opgespoord en veroordeeld. Hiervoor moet er iets veranderen in de opsporing en vervolging.
Aanbevelingen: • Een onderzoek moet ook kunnen worden gestart zonder aangifte, maar door stapeling van signalen. Alle signalen over mogelijke loverboys moeten leiden tot actie. Potentiële verdachten moeten in de gaten worden gehouden. Via diverse wegen komen bij politie signalen binnen, deze informatie dient te worden verzameld zodat een loverboy als verdachte kan worden aangemerkt. Bij voldoende signalen dient de politie de verdachte vervolgens streng in de gaten te houden. Deze stapelmethode is bekend, maar moet worden uitgebreid, er dient sneller en vaker een onderzoek te worden gestart na binnengekomen signalen. 7 • De Eindhovense aanpak wordt landelijk ingevoerd. Deze aanpak sluit aan op de stapelmethode, maar gaat verder door middel van preventief aanspreken. Bij de Eindhovense aanpak wordt de betrokkene regelmatig confronterend toegesproken, uit de anonimiteit gehaald en in beeld gehouden. Daarnaast is er iemand die zich om het betrokken meisje bekommert. 8 • Een loverboy die in de gevangenis heeft gezeten moet na vrijlating in de gaten worden gehouden door de reclassering (langdurig reclasseringstoezicht). Dit om te voorkomen dat daders weer de fout in gaan en meiden weer in handen vallen van een loverboy. Controle In ons onderzoek hebben diverse meisjes aangegeven dat de controles zeer ontoereikend waren en dus weinig voorstelden. Dit betekent dat er beter gecontroleerd moet worden bij prostitutie. De politie moet beter proberen te achterhalen of een meisje gedwongen in de prostitutie werkt of niet. Ze moeten proberen te achterhalen of er een loverboy achter zit. Verder is het van belang dat de politie er tijdens de controle op inspeelt dat meisjes aangifte gaan doen. Als ze weten dat het om een slachtoffer van een loverboy gaat moet de politie aansturen op het doen van aangifte.
Aanbevelingen: • De politie moet regelmatiger en intensiever controleren bij prostitutie en proberen te achterhalen of meiden er al dan niet gedwongen werken. Dit ook om het vertrouwen te wekken. Belangrijk hierbij is dat er waar meerdere meisjes samenwerken ze individueel worden gecontroleerd, dat controles uitgevoerd worden in burgerkleding om zo de afstand naar het meisje te verkleinen en dat pas als er een vertrouwensband is opgebouwd, er confronterende vragen worden gesteld. • De politie moet tijdens een controle waaruit blijkt dat een meisje mogelijk slachtoffer is van een loverboy, aansturen op het doen van aangifte. De politie deelt dan standaard aan ieder meisje een folder uit waarop puntsgewijs kenmerken van gedwongen prostitutie te vinden zijn (bijv.: mishandeling, chantage, geld afgeven aan pooier, emotionele manipulatie). Dit om het meisje bewust te maken van het feit dat zij mogelijk een slachtoffer van mensenhandel is en dat ze hier aangifte van kan doen. De politie moet uitleggen wat de mogelijkheden zijn en het verdere traject, een goede informatievoorziening is daarbij van groot belang. Opvang In mei 2008 heeft het Coördinatiecentrum voor mensenhandel (Comensha) een brandbrief aan de ministeries van justitie en welzijn gestuurd. Slachtoffers van mensenhandel belanden vaak weken in de politiecel of op straat door een schrijnend tekort aan veilige opvangplekken. (…) De slachtoffers kunnen een cruciale rol spelen voor politie en justitie, maar doen vaak geen aangifte door het gebrek aan opvang. Daarvoor waarschuwt het Coördinatiecentrum Mensenhandel (Comensha). De organisatie die opvang regelt voor de slachtoffers luidt de noodklok, omdat er continu een wachtlijst is met slachtoffers. Nederlands Dagblad 13 september 2008
Aanbevelingen: • De wachtlijsten voor (acute) opvang van slachtoffers worden weggewerkt. • Er moeten zo spoedig mogelijk ruim voldoende opvangmogelijkheden speciaal voor slachtoffers van mensenhandel komen, verspreid over het hele land. Een dergelijk diagnostisch opvangcentrum be-
35
hoort minimaal 60 plaatsen te bieden voor slachtoffers van mensenhandel, eer gerelateerd geweld en huiselijk geweld, waaraan een politieman/vrouw, psycholoog en psychiater verbonden zijn. • Slachtoffers mogen nooit in dezelfde inrichting worden ondergebracht als daders. Nu komt het wel eens voor dat slachtoffers uit noodzaak (gebrek aan opvangplaatsen) opgevangen worden in een justitiële jeugdinrichting. Onderwijs & voorlichting In 2008 stelt maar liefst 21 procent van de leidinggevenden in het voortgezet (speciaal) onderwijs problemen te ervaren vanwege loverboys. 9 Het Coördinatiecentrum Mensenhandel (Comensha) heeft bij de Nationaal rapporteur Mensenhandel gemeld dat steeds meer slachtoffers van loverboys licht verstandelijk gehandicapt zijn. Dit wordt bevestigd door hulpverleningsinstanties.
Aanbevelingen: • In het onderwijs wordt aandacht besteed aan de problematiek rond loverboys. Speciale aandacht gaat naar de groep licht verstandelijk gehandicapte meiden in het VMBO en het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Door middel van een preventieve aanpak worden potentiële slachtoffers weerbaarder gemaakt. • De politie pakt signalen van verontruste ouders en leraren adequaat op door een bezoek aan de school en het aanbieden van voorlichtingsprogramma’s. • Alle middelbare scholen worden jaarlijks op de hoogte gebracht van de mogelijkheden om binnen het onderwijs aandacht te besteden aan het fenomeen loverboys. Dit gebeurt door middel van een actuele voorlichtingsbrochure van Centrum School en Veiligheid. Daarin worden alle beschikbare lespakketten over loverboyproblematiek aangeboden, is een lijst te vinden met boeken, films en theatervoorstellingen over loverboys en worden cursussen aangeboden voor personeel. • Loverboyproblematiek wordt een vast onderdeel van seksuele voorlichting binnen het voortgezet onderwijs. Financiële situatie slachtoffers Bijna alle meisjes hielden financiële problemen over aan hun loverboy. De schuld liep bij enkelen zelfs op tot 30.000 euro. Psychisch en financieel belet dit de meisjes om verder te gaan met hun leven en kost het afbetalen van de schulden hen nog extra jaren wat leidt tot depressie en het niet kunnen verwerken van het verleden. Het komt voor dat meisjes de schuld afbetalen door nog langer in de prostitutie te werken. Bovendien zijn lang niet alle meisjes bekend met het schadefonds geweldsmisdrijven en geen enkel meisje heeft een schadevergoeding gekregen als tegemoetkoming voor wat de loverboy haar heeft aangedaan.
Aanbevelingen: De mogelijkheden om de financiële situatie van slachtoffers te verbeteren worden verruimd en optimaal benut. • De
bekendheid van het schadefonds geweldsmisdrijven moet worden vergroot. Meisjes die aangifte doen krijgen een landelijke informatiefolder, waar ook informatie over het schadefonds is opgenomen. Zie aanbeveling Aangifte. • Slachtoffers dienen vaker een schadevergoeding toegewezen te krijgen. Deze schadevergoeding moet door de veroordeelde loverboy betaald worden. Landelijk expertisecentrum jeugdprostitutie/loverboys CoMensha is het Coördinatiecentrum Mensenhandel en fungeert als landelijk meldpunt voor de centrale aanmelding, plaatsing en registratie van slachtoffers van mensenhandel. Naast CoMensha zijn er tientallen andere steunpunten en instanties die zich bezig houden met de problematiek rondom loverboys. In de bijlage is een overzicht toegevoegd van alle bestaande organisaties. Voor sommige meiden is de wirwar op internet nu zo onoverzichtelijk dat ze niet de informatie vinden waar ze naar zoeken.
Aanbevelingen: • Alle bestaande hulpverlening, stichtingen, voorlichtingsinstanties en dergelijke die zich bezig houden met loverboypraktijken sluiten zich aan bij het expertisecentrum.
36
In gesprek met slachtoffers van loverboys
• Op
de website van het expertisecentrum (www.jeugdprostitutie.nl) is een overzicht te vinden van alle aanpakken met betrekking tot loverboys. • Het expertisecentrum beschikt over alle actuele cijfers en feiten met betrekking tot loverboys. Term loverboys versus pooierboys Onder meer de vier grote steden en het Openbaar Ministerie noemen in navolging van minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin (CDA) loverboys tegenwoordig pooierboys. Die naam zou de lading beter dekken. De term loverboys zou onterecht een romantisch beeld geven. Echter, de term ‘loverboy’ is inmiddels al ruim tien jaar ingeburgerd en zeer bekend binnen alle lagen van de samenleving. De tactiek van deze jonge pooiers is bovendien ‘LOVER’. Op het eerste gezicht zijn het vriendelijke jongens die meiden inpalmen met cadeaus, complimenten en mooie beloften. Deze jonge mannen veranderen als de kwetsbare meiden eenmaal in hun macht zijn, in gewelddadige pooiers.
Aanbeveling: • Hanteer altijd beide termen.
7 Bron: Kamerstuk 28 638 Mensenhandel Nr.33 8 Bron: Informatie methodiek aanpak loverboys – Gemeente Eindhoven 9 Bron: http://www.its-nijmegen.nl/pdf/view.asp?id=546
37
38
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Bijlage 1 Vragenlijst Naam enquêteur Datum Plaats Gegevens geïnterviewde: Voornaam Leeftijd Email Telefoon
Vragen Algemeen 1a. Wat is je leeftijd? 1b. Op welke manier ben je uitgebuit? 1c. Waar woonde je toen je hem leerde kennen? tot 2. In welke periode heb je in de prostitutie gewerkt? Van 3. Welke vorm van prostitutie heb je bedreven? Escort / Raamprostitutie / Pornofilms / anders nl: 4a. In welke plaats(en) heb je gewerkt? 4b. Waar woonde je toen? 5. Werd je door een Loverboy/pooier gedwongen om in de prostitutie te werken? (bijvoorbeeld door fysieke en/ of psychische bedreiging en/of mishandeling, emotionele afhankelijkheid, afhankelijkheid van alcohol / drugs / andere middelen, iets anders) JA / NEE / SOMS 6.
Kun je hier meer over vertellen? Op welke manier ging dat?
39
Politie 7. Welk beeld had je van de politie toen je in de prostitutie werkte? 8a. Had je vertrouwen in de politie? 8b. Hoe kwam dat? (ook in geval van wel vertrouwen) 9. Hoe vaak werd er door de politie gecontroleerd? 10. Hoe heb je deze controles ervaren? Graag uitgebreide uitleg geven 11. Heb je wel eens om hulp gevraagd? Dit kan ook hulpverlening zijn. JA / NEE 12. Zo ja, bij wie? En hoe werd hiermee omgegaan? Aangifte 13. Heb je aangifte gedaan bij de politie, recherche of ergens anders? JA / NEE 14a. Zo ja, waar heb je dit gedaan?(Welk politiebureau) 14b. Zo nee, wat is de reden dat je dit niet hebt gedaan? 15. Hoe ben je bij de politie terecht gekomen? 16. vervalt (dit was 14b) 17. De rechercheur met wie je sprak, was dit een man of een vrouw? En wat voor functie had hij/zij? 18. Wat vond je daarvan? 19a. Heb je om een vrouwelijke rechercheur gevraagd? JA / NEE 19b. Had het voor jou verschil gemaakt als het een vrouw was geweest? 20. Hoe werd er op de eventuele vraag gereageerd om een vrouwelijke rechercheur te mogen spreken? 21. Wat werd er in het eerste gesprek besproken? 22. Wat was je gevoel over/tijdens dit eerste gesprek? 23. Welk advies werd jou gegeven tijdens dit gesprek? 24. Welke informatie werd er vanuit de politie verstrekt? 25. Is de B9 uitgelegd? (alleen in geval van een buitenlandse prostituee) 26. Ben je doorverwezen naar hulpverlenende organisaties?(als dit nodig was) JA /NEE 27. Ben je op de hoogte gesteld van de strafrechtelijke- en civiele procedure? (zie documentatie achterin) JA / NEE 28. Zo ja, wat is er over verteld? 29. Wat is er vervolgens met je aangifte gebeurd? Ben je daarvan op de hoogte gehouden? 30. Is er een onderzoek ingesteld naar jouw Loverboy? JA / NEE 31. Zo nee, waarom niet? 32. Binnen welke termijn is jouw aangifte in behandeling genomen?
40
In gesprek met slachtoffers van loverboys
33. 34. 35. 36. 37.
Is er naar jouw mening voldoende gedaan door politie en/of recherche? n.v.t. (ja/nee vraag vervalt). Kun je dit nader verklaren? Is jouw Loverboy veroordeeld? JA/NEE Welke vorm van straf heeft hij gekregen?
Financieel / schadevergoeding 38. Is er een schadevergoeding toegekend? JA / NEE, eventueel uitleg geven 39. Ben je op de hoogte gesteld van het schadefonds geweldsmisdrijven? 40. n.v.t. (Ja/nee vraag vervalt). 41. Heb je hier gebruik van gemaakt? JA / NEE 42. Is er beslag op bezittingen van jouw Loverboy gelegd? JA / NEE 43. Zo nee, welke reden werd hiervoor gegeven? 44. Is hij vroegtijdig vrijgelaten? JA / NEE 45. Ben je op de hoogte gesteld van de vrijlating? JA / NEE 46. Zo nee, hoe ben je erachter gekomen? 47. Heb je slachtofferhulp gekregen? JA / NEE 48. Zo ja, hoe heb je dit ervaren? 49. Heb je financiële problemen overgehouden aan de periode dat je in de prostitutie werkte? JA / NEE 50. Zo ja, om wat voor bedrag(en) gaat het? 51. Hoe zijn de schulden ontstaan? 52. Wat verdiende je gemiddeld per dag toen je als prostituee werkte? 53. Wat gebeurde er met het geld dat je verdiende? 54. Zijn de schulden inmiddels opgelost? 55. Zo ja, hoe is dit gebeurd? 56. Zo nee, wat is de reden waarom dit nog niet is gelukt? Overig 57. 58. 59. 60.
Wat denk jij dat de politie kan doen aan het probleem omtrent Loverboys? Wat denk jij dat de overheid / politiek kan doen aan het probleem van Loverboys? Overige opmerkingen die in het belang van dit onderzoek kunnen zijn Ben je bereid mee te werken aan een collectieve aanklacht tegen de politie? JA / NEE / MISSCHIEN (uitleggen wat dit inhoudt, de artikel 12 procedure)
41
42
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Bijlage 2 In gesprek met dhr. Henk Werson Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel Interview: Evelien Graat
Tijdens het onderzoek kwam ROOD Utrecht in contact met de heer Henk Werson. Hij is expert Mensenhandel van het Korps Landelijke Politie Diensten en plaatsvervangend voorzitter van de Landelijke Expertgroep Mensenhandel. Hij is als juridisch docent medeverantwoordelijk voor de opleiding en certificering van alle rechercheurs die in Nederland binnen dit gebied werken. Tot nu toe zijn dat er ruim 800 en er komen jaarlijks zo’n 80 gekwalificeerde rechercheurs bij. In een café in Amsterdam beschrijft Henk Werson ongenuanceerd zijn filosofie over de problematiek in de prostitutiebranche en welke veranderingen er –vooral op parlementair niveau– nodig zijn om dit aan te pakken en de positie van slachtoffers Mensenhandel te verbeteren. Slachtoffers vinden het soms moeilijk om de aangifte bij een mannelijke rechercheur te doen. Hoe is dat geregeld? Kan een slachtoffer om een vrouwelijke rechercheur vragen? “We gaan er vanuit dat altijd een man en een vrouw samen de intake doen en de aangifte opnemen. Je kunt dan snel zien waar het slachtoffer naartoe trekt. Vaak zie je wanneer aangiftes concreet op papier worden gezet dat vrouwelijke slachtoffers zich meer tot de mannen wenden en de mannelijke slachtoffers meer naar de vrouwen. Dat is vanuit de psychologie ook normaal, want de afstand is groter en dat maakt het vertellen voor het slachtoffer gemakkelijker. Je kan als slachtoffer naar een vrouw of man vragen. Wanneer je begint met de intake is het zaak om heel goed naar de non-verbale reacties van het slachtoffer te kijken. Dat te leren observeren maakt daarom ook essentieel onderdeel uit van onze opleiding en de rechercheurs worden er uitvoerig op getoetst. Als rechercheur gaat het erom dat je een brug kunt slaan tussen jou en het slachtoffer en dat de communicatie goed verloopt, ook naar degene met wie je samenwerkt. Het gevoelsleven van mannen zit over het algemeen anders in elkaar als dat van vrouwen. Juist vragen daarover, geef uitleg over je gevoel, kan een meerwaarde geven in de bewijsvoering.” Artikel 163 Sv stelt dat het verplicht is een aangifte van een strafbaar feit op te nemen en onderzoek in te stellen, onafhankelijk van de inschatting die op dat moment gemaakt kan worden betreffende bewijsmiddelen. Uit ons onderzoek komt duidelijk naar voren dat er gevallen zijn waar slachtoffers bij het politiebureau worden weggestuurd en de aangifte niet wordt opgenomen onder het mom van “gebrek aan bewijs.” Dit is in strijd met de wetgeving en het werkt ontmoedigend om aangifte te doen en de eerste stap naar het politiebureau te zetten. “Ik hoop dat het niet vaak voorkomt, maar ik weet dat het gebeurt en vind dat zeer schandalig . Je hebt iemand aan de balie die niet weet wat Mensenhandel is of niet weet waar je terecht kunt en dat is een slechte zaak. De verwijzingsroute zal gewoon bekend moeten zijn in Nederland. Daarom is er op de website www.lover-boys.nl een routing uitgeschreven en is er te lezen wat de politie wel of niet voor je kan betekenen. Er staat bij ‘Als het je
43
niet lukt om tot die eerste stap te komen, bel dan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Wij gaan het dan voor jou proberen’.” Het komt voor dat minderjarige slachtoffers van gedwongen prostitutie in het kader van het Wetsvoorstel Gesloten Jeugdzorg voor eigen veiligheid onder toezicht worden gesteld (OTS) in een jeugdinrichting. ROOD vangt signalen op dat ze hier de kans lopen in contact te komen met loverboys die in dezelfde inrichting zijn opgesloten. “In de instellingen was het eerst zo dat daar mensen voor justitiële doeleinden zitten en dan kwamen dit soort meiden terecht bij meiden met een strafrechtelijke achtergrond. Nu zie je meer splitsing tussen een OTS-groep en een strafrechtelijke groep. Dat wordt steeds meer uitgebouwd omdat een OTS-groep een heel andere begeleiding nodig heeft dan een strafrechtelijke groep. Maar een slachtoffer Mensenhandel moet je natuurlijk nooit bij een pooier plaatsen. Als je een OTS oplegt dan helpt dat alleen als je er een programma op zet waarvan die persoon iets kan leren. De maatschappelijk werker, de hulpverlener, de SPW’er – noem ze maar op – die krijgen een algemene opleiding, maar zijn op dit vakgebied niet geschoold op specifieke trauma’ en die kunnen heel divers zijn. En dan komen we bij het probleem wat wij als politie tegenkomen: van ons wordt wel verwacht dat we 100 procent goed werken, maar we spelen meer voor psycholoog dan voor politieman en zijn meer hulpverlener dan de hulpverlener zelf. Kortom: het maakt veel uit wat de hulpverlener doet. Ik heb daarom nationaal gevraagd om diagnostische opvangcentra met minimaal 60 plaatsen voor Mensenhandel, eergerelateerd geweld en huiselijk geweld, waaraan een politieman, psycholoog en psychiater verbonden zijn. Want de psychologische stoornissen bij deze doelgroepen zijn over het algemeen hetzelfde. Op die manier druk je geen stempel op mensen of wordt er gecategoriseerd, maar boots je een afspiegeling van de samenleving na waar vrouwen, mannen en kinderen elkaar tegenkomen. In de opvang en het traject tot re-integratie – wat maximaal drie maanden duurt – en waarin je individuele- en groepsgesprekken hebt, word je door middel van een maatwerktraject voorbereid om weer de boze buitenwereld in te gaan waar je ook weer jongens en mannen tegenkomt. Dit voorstel heb ik bij beleidsmedewerkers van de diverse Ministeries geïntroduceerd (Justitie, Binnenlandse zaken, Volksgezondheid Welzijn & Sport (VWS)).” Hoe staat dat er nu voor? “Ik weet dat Comensha opdracht heeft gekregen mogelijkheden te bestuderen. Onlangs vernam ik dat ze mijn stuk niet kenden. Ik heb het ze wederom ingestuurd. Zij zullen het meenemen in de besprekingen. Helaas zijn mijn gesprekspartners van toen niet meer actief op dit dossier. Ruim twee jaar geleden heb ik het al ingebracht. Toen mét steun van Asja, Prostitutie Maatschappelijk Werk Rotterdam en de toenmalige beleidsmedewerker van het Ministerie van Justitie en Binnenlandse zaken. Maar het ministerie van VWS heeft dat toen tegengehouden. En waarom? Omdat ze graag een gedecentraliseerde opvang willen én omdat ze de problematiek niet kennen. En daarnaast omdat je met de WMO gelden te maken hebt. Het is schijnbaar moeilijk om iedere gemeente 1 procent van zijn WMO gelden te laten ophoesten zodat er in Nederland centraal drie diagnostische centra neergezet kunnen worden. Omdat er veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen werd er als tegenargument opgeworpen dat het al heel snel bekend zou worden waar deze opvangcentra zich bevinden. Ik vind dat geen goede reden, want ieder opvanghuis is overal bekend in Nederland. Als er een getraumatiseerd slachtoffer namelijk haar pooier belt, is een adres niet meer anoniem.” Wat moet er volgens u gebeuren om illegale prostitutie aan te pakken? Ik zou graag willen zien dat er een kaderwet komt waardoor alle gemeenten hun autonomie verliezen. Op dit moment wil het parlementaire stelsel dat prostitutie decentraal geregeld is en bepalen gemeenten zelf of ze een seksinrichting een vergunning verlenen of niet en of ze het zelfstandig beroep van prostituee accepteren. Maar hoe wil je klanten oppakken als we overal een verschillend systeem hebben? Zorg er eerst voor dat overal dezelfde basisregels gelden voor wat betreft: wat is een legale instelling en aan welke voorwaarden moet die voldoen. Illegale sectoren vallen op als je weet wat de legale sectoren zijn en waar ze aan moeten voldoen. Als al die andere instellingen een vergunning hebben gekregen, aan de inrichtingseisen voldoen en in een landelijke database staan, dan is het veel gemakkelijker voor de politie om te controleren en als je een melding krijgt deze aan te pakken.
44
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Wat vindt u van de strafmaat van 6 jaar voor daders van mensenhandel? Een slachtoffer mensenhandel is voor de rest van haar leven getekend en de dader is er na een paar jaar cel vanaf. De straf die nu wordt opgelegd staat niet in verhouding met het levenslang. Ik vind dat de strafmaat van 6 jaar dan ook eens opgelegd mag worden en dat er in de tenuitvoerlegging niet per definitie een derde van de straf af zou moeten gaan bij wijze van “goed gedrag”, want dat hoef je tegenwoordig niet meer te verdienen. TBS wordt bijna nooit opgelegd. Dat zouden ze wel vaker moeten doen. Want als je andere mensen in zo’n setting zet en voor je uitbuit, dan is er iets zo ernstig mis met je dat je een bepaalde waardigheid over ander mensen bijgeleerd moet krijgen. De basis strafmaat wordt verhoogd naar 8 jaar. Dat is al een verbetering.”
45
46
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Bijlage 3 ROOD Utrecht is in contact gekomen met Lotte Graat. Zij schreef haar bachelorscriptie over de loverboyproblematiek. Ook heeft zij de nodige hulp verleend aan dit onderzoek. Hieronder vindt u een samenvatting van haar scriptie.
Uit de Hemel gevallen Van Prinses tot Prostituee en daarna Veertien jonge vrouwen vertellen… door Lotte Graat april 2008 Dit onderzoek is erop gericht inzicht te verkrijgen in het proces van rolbeëindiging van meisjes die gedwongen in de prostitutie hebben gewerkt voor een loverboy –de man die zij voor hun vriend aanzien, maar die hen in werkelijkheid afhankelijk van zich heeft gemaakt met het doel om hen uit te buiten in de seksindustrie. De levensloopbenadering die gebruikt is om tot de beantwoording van deze vraag te komen heeft ertoe geleid dat het hele verhaal van de meisjes, zoals zij het hebben beleefd, in kaart gebracht kon worden, met behulp van citaten afkomstig uit de gesprekken. Bij de analyse van de levensloop is enerzijds gekeken naar de veranderingen binnen het sociale netwerk van het meisje. De jongen zorgt er in eerste instantie voor dat hij steeds meer de controle over het meisje verkrijgt, door haar (emotioneel) afhankelijk van zich te maken, onder andere door het meisje af te schermen van haar sociale contacten. Anderzijds is gekeken naar de manier waarop het meisje steeds verder in de denkwereld van de jongen wordt gezogen, waardoor haar wereldbeeld en haar zelfbeeld veranderen. Dit wordt ook wel ‘normalisering’ genoemd; een proces waarbij de jongen zijn normen en waarden oplegt middels disciplinering. Aangaande de werking van de levensloop bleek verder dat de voorgeschiedenis van het meisje van invloed is op haar verdere leven, en dat eigenlijk iedere gebeurtenis weer een verandering in haar vertoog teweeg kan brengen. Zo bleek dat de meisjes met een sociaal vangnet en een (redelijke) stabiele thuissituatie minder ver verzeild raakten in de wereld van de prostitutie en de drugs, en de stap om te vertrekken relatief sneller konden nemen. Het onderzoek is opgedeeld in vier onderdelen, waarbij achtereenvolgens gekeken wordt naar de ontwikkeling van het meisje voordat ze de jongen ontmoet en de manier waarop de ontmoeting met de jongen daarin te plaatsen is; de manier waarop het meisje zich ertoe aangezet voelt om te gaan werken als prostituee; het proces om tot het besluit te komen om bij de jongen weg te gaan en met het werk te stoppen; en uiteindelijk het proces van aanpassing nadat het meisje weg is gegaan bij de jongen, en de rol die het doen van aangifte hier eventueel bij speelt. Opvallend is dat disciplinering een grote rol lijkt te spelen in de levens van de meisjes. Al uit de voorgeschiedenis blijkt dat disciplinering een rol heeft gespeeld in de vorm van een eetstoornis, een dominante
47
(vader) figuur in de vroege jeugd, en/of een strenge (klassieke) dansopleiding. Verder volgden veel van de meisjes eigenlijk een lager educatieniveau dan dat zij hadden aangekund wat intelligentie betreft, waarbij de relatie met de jongen in alle gevallen een negatieve invloed had op de studie die het meisje volgde. Duidelijk zichtbaar was dat de keuzemogelijkheden voor het meisje terug werden gedrongen vanaf het moment van de ontmoeting, aan de hand van de disciplinering, maar ook door de afbraak van het sociale netwerk, wat bij alle meisjes het geval was. Het proces van rolbeëindiging is geanalyseerd aan de hand van vier fases, zoals beschreven door Ebaugh (1988). Hierbij bleek dat de meisjes eigenlijk vaak al in een heel vroeg stadium hun twijfels hebben over de relatie, maar die eigenlijk negeren omdat zij niet goed weten wat zij ermee aan moeten. Vaak voelen zij wel aan dat er iets niet klopt, maar zij weten niet goed met dit gevoel om te gaan. Het proces van rolbeëindiging wordt in de meeste gevallen heel erg vertraagd door het optreden van de jongen. Wanneer het meisje er dan achter komt dat de jongen niet zo veel van haar houdt als zij gedacht en gehoopt had, en/of op het moment dat zij erachter komt dat de jongen vreemdgaat, neemt zij toch uiteindelijk de beslissing dat haar opofferingen niet opwegen tegen hetgeen zij ontvangt. Vanaf dat moment wordt het scheppen van de mogelijkheid voor het meisje om weg te gaan belangrijk. Er kan uiteindelijk nog heel veel tijd overheen gaan voordat het meisje in staat is om bij de jongen weg te gaan, door de angst die zij voor hem voelt, maar ook omdat deze stap haar hele leefwereld zal doen veranderen. De onzekerheid over wat haar te wachten staat en schaamte over het verleden spelen vaak een niet te onderschatten rol. De hulp van sociale contacten (uit het verleden) kan hierbij cruciaal zijn. Ook een betrouwbare plek om naartoe te gaan is een voorwaarde om de rolbeëindiging te doen slagen, aangezien het meisje een veilige omgeving nodig heeft vanaf het moment dat zij de jongen heeft verlaten om tot rust te komen, maar ook om beschermt te zijn tegen eventuele pogingen van de jongen om het meisje weer terug te krijgen. De grenzen van het meisje en de mogelijkheden die van buitenaf geboden worden om weg te gaan, vormen dus samen de twee componenten die bepalend zijn voor het moment waarop het meisje weggaat bij de jongen. Om de rolbeëindiging te voltooien is het belangrijk dat de ex-rol op een juiste wijze een plek krijgt in het leven van het meisje, door deze rol te incorporeren in haar huidige situatie. Hierbij kan het participeren in zelfhulpgroepen steun bieden, ook omdat het vaak moeilijk is voor deze meisjes om een nieuw sociaal netwerk op te bouwen. Het doen van aangifte in de periode na de rolbeëindiging bleek niet alleen belangrijk te zijn voor het meisje vanuit het oogpunt dat er recht gesproken zou worden, maar ook om haar gevoel van agency te herwinnen, en haar verleden los te kunnen laten. De vraag of de aangifte serieus in behandeling wordt genomen door politie en justitie is van invloed op de wijze waarop het meisje haar verleden een plek kan geven, en eigenlijk het proces van rolbeëindiging kan afsluiten. De erkenning dat haar inderdaad onrecht is aangedaan kan helpen bij het proces van het herwinnen van de eigenwaarde
48
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Bijlage 4 Loverboys - links
Bron: Centrum school en veiligheid www.schoolenveiligheid.nl Overzicht van organisaties die zich bezighouden met loverboyproblematiek
CoMensha CoMensha fungeert als landelijk meldpunt voor de centrale aanmelding, plaatsing en registratie van slachtoffers van mensenhandel. www.mensenhandel.nl/cms/
Informatiepunt Jeugdprostitutie, Loverboy-problematiek Op deze website vindt u informatie over alle organisaties die zich bezighouden met loverboyproblematiek, minderjarige slachtoffers van vrouwenhandel en jongensprostitutie. Het Informatiepunt Jeugdprostitutie is bedoeld voor een ieder die te maken heeft met de aanpak en preventie van jeugdprostitutie www.jeugdprostitutie.nu/
Pretty Woman Pretty Woman geeft zorg op maat in hulpverlening, voorlichting of deskundigheidsbevordering over loverboys. Pretty Woman richt zich op twee doelgroepen: minderjarige meisjes met risicovolle contacten en de al in de prostitutie werkende meerderjarige meiden. Pretty Woman geeft ook voorlichting aan scholen. www.stichtingstade.nl/Pretty-Woman-97.html Beware of Loverboys! Beware of Loverboys! is een landelijk preventieproject van het Scharlaken Koord voor meisjes van 13 -17 jaar. Scharlaken Koord geeft voorlichting en biedt preventielessen aan op scholen. Momenteel worden de lessen verder ontwikkeld op het niveau van de leerlingen uit het VSO, VMBO en de ROC. www.bewareofloverboys.nl./
Zorgconcept Adviesbureau inzake het opzetten van een integrale en eenduidige aanpak van het probleem loverboy waaronder ook aanpak van verdachten. Speciaal voor het Zwols loverboyproject ontwikkelde Zorgconcept de website www. lover-boy.nl www.zorgconcept.org/loverboy.php3
www.lover-boy.nl Website met brochure 'Gevaarlijke liefde'. www.lover-boy.nl/
49
Informatiecentrum loverboys Groningen Speciale informatievoorziening over loverboys bij GGD Groningen. Bij het Informatiecentrum kunnen professionals zoals leerkrachten en hulpverleners, jongeren en ouders terecht voor informatie, advies en verwijzingen. Telefoon (050) 3674177, e-mail
[email protected]. gezondheid.groningen.nl/nl/pagina/
Asja Leeuwarden Asja is een opvangvoorziening voor meisjes en jonge vrouwen die de (gedwongen) prostitutie willen verlaten. Naast info voor meiden is er op de site informatie voor ouders en voor professionals te vinden. www.asja.nl/home.php
Vrouwen opvang Friesland (VOF) Vrouwenopvang Friesland heeft een geheim opvanghuis voor slachtoffers van loverboys. Het opvanghuis moet er voor zorgen dat de meisjes niet terugvallen in het oude patroon. Ondersteuning voor ouders van kinderen die slachtoffer zijn (geweest) van loverboys. Telefoon: (058 ) 21 57 084. www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/
'Blijf van mijn lijf' huizen Opvanghuizen voor vrouwen en kinderen die mishandeld (geestelijk/lichamelijk/sexueel) zijn of daarmee bedreigd zijn. De huizen zijn 24 uur per dag bereikbaar. www.xs4all.nl/~jjruiter/lijf.html
Protocol 13 Protocol 13 is een samenwerkingsovereenkomst met bindende afspraken tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht, de Raad voor de Kinderbescherming en de Regiopolitie Utrecht, in het kader van hulpverlening en bescherming van tienerprostituees. www.jeugdprostitutie.nu/interventies
Prostitutie Maatschappelijk Werk (PMW) Hulpverlening aan jongens en meisjes in de prostitutie en deskundigheidsbevordering van hulpverleners, politie en andere betrokkenen op het gebied van signalering en doorverwijzing. www.humanitas-rotterdam.nl
Bureau Jeugdzorg In alle gevallen van problematiek rondom loverboys is het zaak om samen te werken met Bureau Jeugdzorg. Op de website staan links naar Jeugdzorg bureau's in Nederland. jeugdzorg.startpagina.nl
Girlz Only Op initiatief van Welzijn Eindhoven en Stichting Neos is de gespreksgroep Girlz Only opgezet om kwetsbare meisjes te beschermen tegen loverboys en misbruik. Voor meer informatie:
[email protected],
[email protected] of 06 1044 2792.
Meldpunt loverboys Apeldoorn Inwoners van de gemeente Apeldoorn kunnen vermoedens en signalen over loverboypraktijken 24 uur per dag, zeven dagen per week melden via het telefoonnummer (0900) 500 70 70 van het Meldpunt Loverboys. Dit kan ook anoniem. www.apeldoorn.nl
Meldpunt Loverboys Gouda Signalen en problemen rond loverboys in Gouda kunnen gemeld worden bij het meldpunt Zorg en Overlast (GGD), telefoon (0182) 54 56 46 (9.00-17.00u) of per e-mail:
[email protected]. www.gouda.nl
50
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Meldpunt loverboys Zwolle Het Meldpunt is onderdeel van de Vrouwenopvang Overijssel. Bij het Meldpunt kunnen slachtoffers en anderen voor informatie, advies en doorverwijzing 24 uur per dag terecht. Telefoon: 038 - 42 68 343. www.huiselijkgeweld.nl
SPIOR De Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) is op 1 november 2006 gestart met een preventieproject om loverboyproblematiek tegen te gaan. Doelgroep is de moslimgemeenschap in het Rijnmondgebied. www.spior.nl/
Stichting ambulante FIOM Zelfhulpgroepen voor ouders van kinderen die slachtoffer zijn (geweest) van loverboys. www.fiom.nl/
Stichting Stop Loverboys Nu De Stichting Stop Loverboys Nu richt zich op zowel slachtoffers als betrokkenen van loverboypraktijken. www.stoploverboys.nu/
Website VNG De VNG website heeft onder andere de Loverboys-informatiemap, een inventarisatie van de problemen rond loverboys in gemeenten. www.vng.nl
Politie (therulez.nl) Website van de politie met allerlei informatie over loverboys, pesten, wapens, drugs en drank is voor kinderen van 12 t/m 18 jaar. www.therulez.nl
Politie/preventie/loverboys Website met algemene preventieve informatie over loverboys. www.politie.nl
Blixum Informatieve jongerensite van de provincie Zuid-Holland, met informatie en verwijzing rondom loverboys. www.blixum.nl
www.stayinlove.nl Site, die in vormgeving en taalgebruik speciaal gericht is op jongeren, met tips en informatie hoe jongeren met uiteenlopende situaties in relaties kunnen omgaan. www.stayinlove.nl
JIP Den Haag Op deze jongerenwebsite van JIP den Haag is informatie te vinden over loverboys, gedwongen prostitutie, slachtofferschap en hulpverlening. www.jipdenhaag.nl
51
52
In gesprek met slachtoffers van loverboys
Contactgegevens Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ROOD, jong in de SP, afdeling Utrecht
Jamila Yahyaoui Of
[email protected] 06 20 76 24 80
Nienke Visschers
[email protected] 06 26 47 13 63
Postadres ROOD Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht Internet www.rood.utrecht.sp.nl Over het rapport Het rapport ‘In gesprek met slachtoffers van loverboys’ is tot stand gekomen dankzij de inzet van ROOD Utrecht. Leden van deze lokale jongerenafdeling van de SP hebben het onderzoek gedaan en het rapport geschreven. Het volledige proces werd gecoördineerd door ROOD-lid Evelien Graat. Over ROOD, jong in de SP ROOD is de jongerenorganisatie van de SP. ROOD heeft drie belangrijke doelstellingen. Op de eerste plaats wil ze jongeren betrekken bij het bereiken van een socialistische maatschappij in Nederland. Een maatschappij waarin op een menswaardige manier, op gelijkwaardige basis en solidair met elkaar wordt omgegaan. Het tweede doel dat ROOD heeft, is het vergroten van de bekendheid van de Socialistische Partij (SP) onder jongeren. Op de derde plaats wil ROOD jongeren die zich tot de SP aangetrokken voelen in de partij een eigen plek bieden om actief te zijn. ROOD, jong in de SP is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot de tweede politieke jongerenorganisatie van Nederland. ROOD is op twee manieren georganiseerd: in lokale groepen en in de landelijke vereniging. De laatste zet de grote lijnen uit en de groepen zijn actief op lokaal niveau. In beide gevallen staan we volledig achter de ideologie en standpunten van de SP, maar we praten dan ook volwaardig mee, in de afdelingen en in de landelijke partij.
53
SP www.sp.nl Vijverhofstraat 65 3032 SC Rotterdam T. 010 243 55 55 F. 010 243 55 66