HP Notebook-pc
Naslaggids
Kennisgeving Dit handboek en alle hierin vermelde voorbeelden kunnen zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. Hewlett-Packard biedt ten aanzien van dit materiaal geen enkele garantie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de impliciete garanties van verkoopbaarheid en geschiktheid voor bepaalde doeleinden. Hewlett-Packard is niet aansprakelijk voor fouten in dit materiaal noch voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met de levering, het functioneren of het gebruik van dit materiaal. Consumententransacties in Australië en het Verenigd Koninkrijk: De hierboven vermelde kennisgeving en beperkingen zijn niet van toepassing op consumententransacties in Australië en het Verenigd Koninkrijk, en zijn niet van invloed op de statutaire rechten van de consument. © Copyright Hewlett-Packard Company 2002. Alle rechten voorbehouden. Reproductie, bewerking of vertaling van deze handleiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hewlett-Packard Company is verboden, met uitzondering van de in de wetgeving op het auteursrecht vastgelegde uitzonderingen. De softwareprogramma’s voor dit product worden auteursrechtelijk beschermd en alle rechten zijn voorbehouden. Reproductie, bewerking of vertaling van deze programma’s zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hewlett-Packard Company is eveneens verboden. Delen van softwareprogramma’s voor dit product kunnen ook onderworpen zijn aan auteursrecht van Microsoft Corporation, Phoenix Technologies, Ltd., ATI Technologies Inc., S3 Graphics Incorporated, Intel Corporation en Adobe Systems Incorporated. Raadpleeg de afzonderlijke softwareprogramma’s voor meer informatie hierover. Dit product omvat technologie voor bescherming van het auteursrecht en wordt beschermd door bepaalde Amerikaanse patenten en andere intellectuele eigendomsrechten die in het bezit zijn van Macrovision Corporation en andere eigenaren. Voor het gebruik van deze door auteursrecht beschermde technologie moet toestemming worden verkregen van Macrovision Corporation. Deze technologie is alleen bedoeld voor thuisgebruik en andere beperkte weergavedoeleinden tenzij anders wordt toegestaan door Macrovision Corporation. Reverse engineering of deassembleren is verboden. Microsoft®, MS-DOS® en Windows® zijn in de V.S. geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium® en het Intel Inside-logo zijn in de V.S. geregistreerde handelsmerken en Celeron™ en SpeedStep™ zijn in de V.S. geregistreerde handelsmerken van Intel Corporation. Adobe® en Acrobat® zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Hewlett-Packard Company HP Notebook Customer Care 1000 NE Circle Blvd., MS 425E Corvallis, OR 97330 USA
2
Naslaggids
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Om brandgevaar te voorkomen, raden wij u aan alleen een telefoondraad van het type 26 AWG of dikker te gebruiken voor de verbinding tussen de modem en de telefoonaansluiting. Voor Australië geldt dat de computer moet worden aangesloten op het telecommunicatienetwerk door middel van een snoer dat voldoet aan de eisen van ACA Technical Standard TS008. Houd u altijd aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u een telefoondraad op uw computer aansluit, om de kans op brand, elektrische schokken en verwondingen te voorkomen: • Gebruik dit product niet met een telefoonverbinding in de buurt van water (bijvoorbeeld in de buurt van een bad, gootsteen, zwembad of in een vochtige kelder). • Vermijd het gebruik van een telefoon tijdens onweer (dit geldt niet voor draadloze telefoons). Er bestaat een kleine kans op blikseminslag. • Mocht u een de telefoon willen gebruiken om een gaslek te melden, dan moet u dit uit de buurt van het lek doen. • Gebruik alleen het stroomsnoer en de batterijen die in deze handleiding worden vermeld. Gooi batterijen nooit in een vuur. De batterijen kunnen daarbij exploderen. Informeer bij de gemeentereiniging naar de geldende bepalingen voor de inzameling van oude batterijen.
Gebruiksovereenkomst voor software van HP Dit HP-product bevat softwareprogramma’s. LEES DEZE GEBRUIKSOVEREENKOMST ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U DEZE HARDWARE IN GEBRUIK NEEMT. RECHTEN OP DE SOFTWARE WORDEN ALLEEN VERLEEND INDIEN DE KLANT AKKOORD GAAT MET ALLE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN VAN DE GEBRUIKSOVEREENKOMST. ALS U DE HARDWARE IN GEBRUIK NEEMT, BETEKENT DIT DAT U AKKOORD GAAT MET DEZE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN. ALS U NIET AKKOORD GAAT MET DE GEBRUIKSOVEREENKOMST, MOET U NU DE SOFTWARE VAN UW VASTE SCHIJF VERWIJDEREN EN DE ORIGINELE DISKETTES VERNIETIGEN, OF HET GEHELE HP-PRODUCT PLUS SOFTWARE NAAR UW LEVERANCIER TERUGBRENGEN, WAARBIJ DE AANSCHAFKOSTEN AAN U WORDEN TERUGBETAALD. ALS U VERDERGAAT MET DE CONFIGURATIE, BETEKENT DIT DAT U AKKOORD GAAT MET DE GEBRUIKSOVEREENKOMST. TENZIJ HIERONDER ANDERS AANGEGEVEN, IS DEZE GEBRUIKSOVEREENKOMST VOOR SOFTWARE VAN HP VAN TOEPASSING OP HET GEBRUIK VAN ALLE SOFTWARE DIE AAN U, DE KLANT, IS GELEVERD ALS
Naslaggids
3
ONDERDEEL VAN HET HP-PRODUCT. DEZE OVEREENKOMST VERVANGT ALLE GARANTIEBEPALINGEN DIE ON LINE OF IN DE VERPAKKING VAN HET PRODUCT KUNNEN WORDEN AANGETROFFEN. Besturingssystemen en softwaretoepassingen van Microsoft vallen onder de gebruiksrechtovereenkomst van Microsoft. U vindt deze overeenkomst in de Microsoftdocumentatie of op het scherm wanneer u een softwareproduct van Microsoft voor het eerst start. Als u een pc met een Microsoft-besturingssysteem hebt, geldt het volgende: De gebruiksrechten die u verwerft door de pc op te starten en de gebruiksrechtovereenkomst van Microsoft te accepteren, zijn alleen geldig als er een Certificate of Authenticity (Certificaat van Echtheid) voor het Microsoft-besturingssysteem in kwestie met de pc is meegeleverd. Het Certificaat van Echtheid bevindt zich meestal aan de onderkant van de computer. Als het Certificaat van Echtheid niet overeenkomt met het geïnstalleerde Microsoft-besturingssysteem of als het certificaat ontbreekt, neemt u contact op met uw HP-leverancier. Voor andere besturingssystemen en softwareproducten die niet afkomstig zijn van HP geldt de licentie van de leverancier. De volgende gebruiksvoorwaarden gelden voor de HP-software: GEBRUIK. De klant mag de software op één HP-product gebruiken. De klant mag de software niet via een netwerk beschikbaar stellen of op andere wijze op meer dan één HP-product gebruiken. De klant mag de software niet deassembleren of decompileren, tenzij dat wettelijk is toegestaan. KOPIEËN EN AANPASSINGEN. De klant mag kopieën of aanpassingen van de software maken (a) voor archiefdoeleinden of (b) voor het geval het kopiëren of aanpassen een essentiële stap is in het gebruik van de software op een HP-product, mits de kopieën en aanpassingen niet op een andere wijze worden gebruikt. EIGENDOM. De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij geen eigendomsrechten op de software kan doen gelden, behalve het eigendom van de fysieke media. De klant erkent en gaat ermee akkoord dat de software middels het auteursrecht is beschermd. De klant erkent en gaat ermee akkoord dat de software ontwikkeld kan zijn door een onafhankelijke leverancier, genoemd in de auteursrechtelijke vermeldingen bij dit pakket, die de klant aansprakelijk kan stellen voor inbreuk op de auteursrechten of schending van deze overeenkomst. CD-ROM OF DVD VOOR PRODUCTHERSTEL. Als uw HP-product is geleverd met een cd-rom of dvd voor productherstel: (i) mag deze cd-rom of dvd en/of de bijbehorende software alleen worden gebruikt voor herstel van de vaste schijf van het HP-product waarbij de cd-rom of dvd voor productherstel oorspronkelijk is geleverd. (ii) Het gebruik van enige besturingssysteemsoftware van Microsoft die op deze cd-rom of dvd voor productherstel staat, is onderworpen aan de Microsoft Gebruiksrechtovereenkomst. OVERDRACHT VAN RECHTEN OP SOFTWARE. De klant mag de rechten op de software overdragen aan derden, mits dit gepaard gaat met overdracht van alle rechten en mits de klant vooraf van de derde een verklaring verkrijgt waarin de derde kenbaar maakt dat hij akkoord gaat met de voorwaarden van deze Gebruiksovereenkomst. De klant gaat
4
Naslaggids
ermee akkoord dat zijn/haar rechten op de software na deze overdracht zijn beëindigd en dat hij/zij kopieën en aanpassingen zal vernietigen of overdragen aan deze derde. SUBLICENTIE EN DISTRIBUTIE. De klant mag de software niet in lease geven, er geen sublicentie op verlenen en geen kopieën of aanpassingen van de software openbaar verspreiden op fysieke media of via telecommunicatie zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hewlett-Packard. BEËINDIGING. Hewlett-Packard kan deze gebruiksovereenkomst voor de software beëindigen wanneer de klant niet aan deze voorwaarden voldoet, mits Hewlett-Packard de klant heeft verzocht zijn/haar verplichtingen na te komen en deze hieraan niet binnen dertig (30) dagen na bedoeld verzoek heeft voldaan. UPDATES EN UPGRADES. De klant gaat ermee akkoord dat de software geen updates en upgrades omvat die onder een aparte ondersteuningsovereenkomst bij HewlettPackard verkrijgbaar kunnen zijn. EXPORTCLAUSULE. De klant stemt toe de software of enige kopie of aanpassing daarvan niet (opnieuw) te zullen exporteren indien dit een inbreuk is op de bepalingen van de exportwetgeving van de Verenigde Staten of op enige andere toepasselijke bepaling. BEPERKTE RECHTEN VAN DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN. Gebruik, duplicatie of publicatie is onderhevig aan de standaard HP-gebruiksovereenkomst. Voor departementen en instellingen die geen onderdeel uitmaken van het Amerikaanse ministerie van Defensie gelden de beperkingen die zijn vastgelegd in FAR 52.227-19(c)(1-2) (juni 1987) Hewlett-Packard Company, 3000 Hanover Street, Palo Alto, CA 94304 U.S.A. Copyright (c) 2000 Hewlett-Packard Company. Alle rechten voorbehouden. De klant gaat er tevens mee akkoord dat de software wordt geleverd en gelicentieerd als “Commercial computer software” zoals gedefinieerd in DFARS 252227-7014 (juni 1995), als een “commercial item” zoals gedefinieerd in FAR 2.101(a) of als “Restricted computer software” zoals gedefinieerd in FAR 52.227-19 (of een voorschrift of contractclausule van vergelijkbare strekking), indien en voor zover van toepassing. De klant gaat ermee akkoord dat hij/zij alleen de rechten voor de software heeft die worden verschaft volgens de geldende FAR- of DFARS-clause of de standaard HP-gebruiksovereenkomst voor het betrokken product. Ondersteuningsbeleid voor Service Packs voor Microsoft-besturingssystemen. HP biedt ondersteuning aan de eindgebruikers van HP-pc’s met Microsoft-besturingssystemen. Hieronder vallen ook de nieuwste Service Packs. Deze ondersteuning is binnen 30 dagen na de release van het Service Pack beschikbaar.
Edities Eerste editie (KB, KC) ....................................April 2002 Deze handleiding is op kringlooppapier gedrukt.
Naslaggids
5
Inhoud
Aan de slag met de HP Notebook-pc..............................................................................11 Inventarisatie ................................................................................................................12 De inhoud van de doos ...........................................................................................12 Accessoires aanschaffen.........................................................................................12 Meer informatie raadplegen ...................................................................................13 Onderdelen van de computer .......................................................................................14 Voorkant.................................................................................................................14 Achterkant ..............................................................................................................15 Onderkant ...............................................................................................................16 Statusindicators ......................................................................................................17 De computer gebruiksklaar maken ..............................................................................19 Stap 1: De batterij plaatsen.....................................................................................19 Stap 2: De netstroomadapter aansluiten .................................................................21 Stap 3: Een telefoonlijn aansluiten.........................................................................22 Stap 4: De computer aanzetten...............................................................................23 Stap 5: Windows configureren...............................................................................24 Stap 6: De notebook-pc registreren........................................................................24 Verbinding maken met het Internet........................................................................25 De volgende stappen ..............................................................................................25
Basiswerking.....................................................................................................................27 De computer bedienen .................................................................................................28 De computer aan- en uitzetten................................................................................28 De computer resetten..............................................................................................29 Het opstartapparaat wijzigen..................................................................................30 De touchpad gebruiken...........................................................................................30 De Fn-sneltoetsen gebruiken..................................................................................32 De snelknoppen gebruiken .....................................................................................33 De toetsen Windows en Applications gebruiken ...................................................34 Het ingebouwde numerieke toetsenblok gebruiken ...............................................35 De toets ALT GR gebruiken ..................................................................................35 De weergave aanpassen..........................................................................................36 Het volume aanpassen ............................................................................................37 De computerinstellingen wijzigen voor een presentatie ........................................38 Cd’s of dvd’s gebruiken...............................................................................................39 Een cd of dvd plaatsen of verwijderen ...................................................................39 Dvd-films afspelen .................................................................................................39 Cd’s maken of kopiëren .........................................................................................40 De computer beveiligen ...............................................................................................41 Wachtwoordbeveiliging instellen...........................................................................41 De computer vergrendelen .....................................................................................42 Een beveiligingskabel aansluiten ...........................................................................42
Naslaggids
7
Bescherming tegen virussen...................................................................................43 Pc-identificatie instellen .........................................................................................43 Comfortabel werken met een notebook-pc ..................................................................44 Uw computer met zorg behandelen .............................................................................46 Het vasteschijfstation beschermen .........................................................................46 De computer onderhouden .....................................................................................46 Uw gegevens beschermen ......................................................................................47 De levensduur van het beeldscherm verlengen ......................................................47 De computer reinigen .............................................................................................48
Batterijen en Energiebeheer ...........................................................................................49 Het energieverbruik beheren........................................................................................50 De voorziening voor automatisch energiebeheer van de computer..........................50 Het energieverbruik handmatig beheren ................................................................53 De batterij gebruiken....................................................................................................54 De status van de batterij controleren ......................................................................54 Hoe te handelen wanneer de batterij leeg raakt......................................................55 De batterij opnieuw opladen ..................................................................................55 Optimaal gebruikmaken van de batterijen .............................................................56
Modem- en netwerkverbindingen ..................................................................................59 De modem gebruiken ...................................................................................................60 De modem aansluiten .............................................................................................61 Verbinding maken met het Internet........................................................................62 De verbinding met het Internet verbreken..............................................................63 Inbellen op een netwerk .........................................................................................63 De modeminstellingen wijzigen.............................................................................64 E-mail verzenden en ontvangen .............................................................................64 Faxen verzenden en ontvangen (Windows XP) .....................................................65 Faxen verzenden en ontvangen (Windows 2000) ..................................................66 Verbinding maken met een LAN .................................................................................68 Verbinding maken met een LAN ...........................................................................68 Draadloze verbindingen tot stand brengen...................................................................69 Verbindingen voorbereiden (Windows XP)...........................................................69 Verbindingen voorbereiden (Windows 2000)........................................................71 Draadloze communicatie in- en uitschakelen.........................................................73
Uitbreidingsapparaten.....................................................................................................75 Pc-kaarten aansluiten ...................................................................................................76 Een pc-kaart plaatsen of verwijderen .....................................................................76 Externe apparaten aansluiten .......................................................................................78 Connectoren voor externe apparaten herkennen ....................................................78 Een printer of ander parallel apparaat aansluiten ...................................................80 Een extern toetsenbord of externe muis aansluiten................................................80 Een USB-apparaat aansluiten.................................................................................80
8
Naslaggids
Een audioapparaat aansluiten .................................................................................81 Een externe monitor gebruiken ..............................................................................82 Een tv-toestel gebruiken als monitor......................................................................84 Een IEEE 1394-apparaat aansluiten.......................................................................85 Een serieel apparaat aansluiten ..............................................................................85 Een infraroodapparaat aansluiten ...........................................................................85 Een poortreplicator gebruiken ................................................................................87 Extra RAM-geheugen installeren.................................................................................90 Een RAM-uitbreidingsmodule installeren .............................................................90 Een RAM-uitbreidingsmodule verwijderen ...........................................................91 Het vasteschijfstation vervangen .................................................................................92 U vervangt het vasteschijfstation als volgt.............................................................92 De schijfstationhouder vervangen..........................................................................93 Een nieuw vasteschijfstation gebruiksklaar maken................................................94
Problemen oplossen en onderhoud.................................................................................95 Methoden voor probleemoplossing..............................................................................96 Audioproblemen.....................................................................................................96 Problemen met cd-rom en dvd ...............................................................................97 Problemen met het beeldscherm ............................................................................99 Problemen met de vaste schijf..............................................................................101 Problemen met de temperatuur ............................................................................101 Problemen met infrarood......................................................................................102 Problemen met het toetsenbord en de aanwijsmechanismen ...............................102 Problemen met het LAN ......................................................................................104 Problemen met het geheugen ...............................................................................105 Problemen met de modem....................................................................................105 Problemen met pc-kaarten (PCMCIA).................................................................108 Problemen met de prestaties.................................................................................109 Problemen met de poortreplicator ........................................................................110 Problemen met de stroomvoorziening en de batterijen........................................111 Problemen met afdrukken ....................................................................................113 Problemen met seriële, parallelle en USB-poorten ..............................................113 Opstartproblemen .................................................................................................115 Problemen met draadloze communicatie .............................................................116 De hardware testen.....................................................................................................118 Diagnostische tests uitvoeren met e-Diagtools ....................................................118 De computer configureren .........................................................................................120 U voert BIOS Setup als volgt uit..........................................................................120 TopTools installeren.............................................................................................123 Software opnieuw installeren en bijwerken ...............................................................124 De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen.............................................124 Opstartdiskette maken (Windows 2000) ..............................................................125 Een vervangend exemplaar van de cd-rom of dvd voor productherstel bestellen................................................................................................................125 Het BIOS bijwerken .............................................................................................126 Windows-stuurprogramma’s bijwerken...............................................................126
Naslaggids
9
HP-service en -ondersteuning .......................................................................................127 Assistentie voor uw computer....................................................................................128 Hulp via het web ..................................................................................................128 Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning ...................................128 Reparatieservice ...................................................................................................131 De computer gereedmaken voor verzending........................................................132 Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard ............................................133
Naslaggegevens...............................................................................................................135 Hardwarespecificaties ................................................................................................136 Naslaggegevens voor modems...................................................................................140 Naslaggegevens (Conexant-modem)....................................................................140 Veiligheidsvoorschriften............................................................................................148 Stroomsnoeren......................................................................................................148 Ergonomie ............................................................................................................149 Batterij ..................................................................................................................149 Laser .....................................................................................................................150 LED ......................................................................................................................150 Blootstelling aan straling van radiofrequenties....................................................151 Informatie over voorschriften ....................................................................................152 Europese Unie ......................................................................................................152 Internationaal........................................................................................................152
Index................................................................................................................................155
10
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc
Naslaggids
11
Aan de slag met de HP Notebook-pc Inventarisatie
Inventarisatie Van harte gefeliciteerd! Deze notebookcomputer vertegenwoordigt een nieuwe mijlpaal op pc-gebied. Deze computer is compact en gemakkelijk te dragen, en is gemaakt met de zorg voor kwaliteit en detail die u van Hewlett-Packard gewend bent. In deze handleiding vindt u informatie over de configuratie en de bediening van de computer alsook over het oplossen van eventuele problemen.
De inhoud van de doos • HP Notebook-pc. • Een batterij (geïnstalleerd). • Een netstroomadapter en netsnoer. • Het instructieblad Quick Start. • De Gebruikshandleiding. • De cd of dvd voor productherstel, waarmee u Windows en de overige software die bij de computer hoort, kunt terugzetten. • De handleiding van Microsoft Windows. • Cd met speciale software (voor modellen met bepaalde typen stations). Daarnaast bevat uw HP Notebook-pc vooraf geïnstalleerde softwareprogramma’s. (Welke softwareprogramma’s er zijn geïnstalleerd is afhankelijk van uw notebookmodel.)
Accessoires aanschaffen U kunt on line accessoires voor de computer aanschaffen. Bezoek de website voor HP-notebooks (www.hp.com/notebooks). HP biedt momenteel accessoires, zoals: • Netstroomadapter • Vervangende vaste schijf
12
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc Inventarisatie
• RAM-modules voor het uitbreiden van geheugen • Batterij • Poortreplicator
Meer informatie raadplegen In de volgende tabel vindt u andere bronnen met informatie over deze computer en verwante producten.
Bron
Omschrijving en locatie
Gebruikshandleiding
Deze gedrukte handleiding laat u nader kennismaken met de computer. De handleiding bevat ook installatie-instructies, richtlijnen voor het werken met de computer, informatie over het oplossen van problemen en informatie over de garantie.
On line Naslaggids
De volledige Naslaggids vindt u de vaste schijf van de computer. Hierin kunt u terecht voor uitgebreide informatie over het werken met en het onderhouden van de computer. Kijk in de on line HP-bibliotheek of op de cd of dvd voor productherstel in \hp\Library. Voor Windows XP bevindt de HP-bibliotheek zich in Help en ondersteuning.
On line HP Notes
In het document HP Notes in de on line HP-bibliotheek of op de cd of dvd voor productherstel in \hp\Library vindt u informatie die pas beschikbaar kwam toen de handleiding al gereed was.
Microsoft Windowshandleiding
Deze handleiding wordt bij de computer meegeleverd en bevat informatie over het gebruik van de versie van Microsoft Windows die op de computer is geïnstalleerd.
Website voor HP Notebook-pc's
www.hp.com/notebooks www.europe.hp.com/notebooks (Europese mirrorsite).
Website HP Business Support
www.hp.com/go/bizsupport
Corporate Evaluator's Guide
In deze publicatie vindt u informatie over de installatie van andere besturingssystemen en over het configureren van de notebookcomputer in een zakelijke netwerkomgeving. Deze publicatie vindt u op de website HP Business Support.
Naslaggids
13
Aan de slag met de HP Notebook-pc Onderdelen van de computer
Onderdelen van de computer Voorkant
1. Veerslot voor het openen/sluiten van de computer
7. Geïntegreerde microfoon*
2. Snelknoppen
8. Infraroodpoort*
3. Statusindicators voor toetsenbord
9. Aan/uit-knop voor draadloze communicatie en indicatielampje*
4. Aan-/uitknop (voor het aan- en uitzetten van de computer) 5. Touchpad, scrollpad, klikknoppen plus aan/uitknop. 6. Statuslampjes (van links naar rechts): energiemodus, batterij, vasteschijfactiviteit
14
Naslaggids
10. Batterij 11. Cd-rom- of dvd-station 12. Poort voor PS/2-toetsenbord of PS/2-muis (Y-adapter mogelijk) * bij bepaalde modellen
Aan de slag met de HP Notebook-pc Onderdelen van de computer
Achterkant
13. Aansluiting voor netstroomadapter
21. Modempoort*
14. Twee USB-poorten (Universal Serial Bus) 15. LAN-poort*
22. Sleuf en knop voor pc-kaart en CardBus (bepaalde modellen hebben twee sleuven en twee knoppen).
16. S-videopoort*
23. IEEE 1394-poort*
17. Parallelle poort (LPT1) Gebruik deze poort voor een parallelle printer of ander parallel apparaat
24. Aansluitingen voor audio (van links naar rechts): audio uit (hoofdtelefoon), externe microfoon
18. Seriële poort (COM1) (voor een seriële muis, modem, seriële printer of ander serieel apparaat)
25. Volumeregeling*
19. Poort voor externe monitor
26. Knop voor uitzetten geluid en indicator voor uitzetten geluid*
20. Kensington-vergrendeling (beveiligingsconnector)
27. Diskettestation* * bij bepaalde modellen
Naslaggids
15
Aan de slag met de HP Notebook-pc Onderdelen van de computer
Onderkant
28. Vasteschijfstation
31. Resetknop
29. Veerslot batterijvak
32. Dockingpoort*
30. RAM-afdekplaat
33. Mini-PCI-afdekplaat (bevat geen gebruikersonderdelen) * bij bepaalde modellen
16
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc Onderdelen van de computer
Statusindicators De computer bevat een aantal statuslampjes voor de energiestatus, de batterijstatus, de activiteit van de vaste schijf en voor toetsenbordfuncties, zoals Caps Lock en Num Lock. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste statuslampjes aan de voorkant van de computer.
1. Energiemodus. • Aan: de computer is ingeschakeld (ook als het beeldscherm is uitgeschakeld). • Knipperend: de computer staat in de stand-bymodus. • Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaapstand. 2. Activiteit vaste schijf. • Aan: de computer is bezig met de vaste schijf. 3. Status batterij. • Groen: de netstroomadapter is aangesloten en de batterij is volledig geladen. • Oranje: de netstroomadapter is aangesloten en de batterij wordt opgeladen. • Knipperend: de netstroomadapter is aangesloten, maar de batterij ontbreekt of is defect. • Uit: de netstroomadapter is niet aangesloten.
Naslaggids
17
Aan de slag met de HP Notebook-pc Onderdelen van de computer
De indicators boven het toetsenbord geven de status van de toetsenbordvergrendelingen aan.
1. Caps Lock. Caps Lock is ingeschakeld. 2. Num Lock. Num Lock is ingeschakeld. (Keypad Lock moet ook zijn ingeschakeld als u het geïntegreerde toetsenblok wilt gebruiken.) 3. Keypad Lock. Het geïntegreerde toetsenblok is ingeschakeld (Fn+F8). Num Lock moet ook zijn ingeschakeld voor de numerieke toetsen, anders is de cursorbesturing actief (volgens de pijlen op het externe toetsenbord).
18
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
De computer gebruiksklaar maken WAARSCHUWING
Een verkeerde houding bij het gebruik van toetsenborden en andere apparatuur kan tot lichamelijke klachten leiden. Om het risico hierop tot een minimum te beperken, raden wij u aan de sectie Comfortabel werken in de on line HP-bibliotheek te lezen of de informatie over ergonomie op onze website, www.hp.com/ergo. Zie “Comfortabel werken met een notebook-pc”op pagina 44 voor een overzicht van het werken met een notebook-pc. Als u de notebookcomputer voor al uw werk of gedurende langere perioden gebruikt, kunt u beter een extern toetsenbord en een gewone monitor en muis aansluiten. Met de HP-dockingaccessoires kunt u deze apparaten snel aansluiten. Op deze manier vermindert u de kans op lichamelijke klachten. Zie de sectie Comfortabel werken in de on line HP-bibliotheek. Voordat u de computer kunt gebruiken, moet u de batterij plaatsen en opladen, de netstroomadapter aansluiten, de computer inschakelen en Windows Setup uitvoeren.
Stap 1: De batterij plaatsen WAARSCHUWING
U mag de batterijen niet beschadigen of doorboren. Gooi de batterijen niet in het vuur, omdat ze daardoor kunnen barsten of exploderen waardoor gevaarlijke chemische stoffen vrijkomen. Oplaadbare batterijen moeten worden gerecycled of als klein chemisch afval worden aangeboden. Wanneer u de computer ontvangt, is de batterij al geplaatst. Als de batterij verwijderd is, moet u deze alsnog plaatsen: 1. Plaats de computer ondersteboven. 2. Steek de connectoruiteinde van de batterij in het batterijcompartiment en schuif de batterij totdat deze vastzit.
Naslaggids
19
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
De batterij verwijderen 1. Voordat u de batterij verwijdert, voert u een van de volgende bewerkingen uit: • Schakel de computer uit of zet deze in de slaapstand. Of: • Sluit de netstroomadapter aan. 2. Verschuif het veerslot van het batterijcompartiment en haal de batterij uit het compartiment.
20
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
Stap 2: De netstroomadapter aansluiten WAARSCHUWING
Gebruik alleen de netstroomadapter van HP die bij de computer wordt geleverd (of een andere goedgekeurde adapter die aan de spanningsvereisten van de computer voldoet). Als er onder de aansluiting voor de netstroomadapter op de computer “75W” staat, mag u geen adapter van 60 watt en 3,16-amp., zoals HP F1454A of F1781A, gebruiken. Gebruik dan ook de wisselstroomadapteraccessoires F1455A en F2297A niet. Bij gebruik van een andere netstroomadapter kan de computer of adapter beschadigd raken, waardoor het recht op garantie kan vervallen (zie “Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard” op pagina 133). • Sluit de netstroomadapter aan op de computer en sluit het netsnoer aan op de netstroomadapter. Steek het netsnoer vervolgens in een stopcontact. De batterij van de computer wordt nu opgeladen.
Belangrijk
Als u de netstroomadapter wilt loskoppelen, moet u eerst het netsnoer uit het stopcontact halen.
Terwijl de batterij wordt opgeladen, kunt u verder gaan met stap 3.
Naslaggids
21
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
Stap 3: Een telefoonlijn aansluiten Sla deze stap over als in de computer geen modem is ingebouwd. U kunt in plaats van een ingebouwde modem ook een pc-modemkaart of een externe modem aansluiten. 1. Controleer of u over een analoge telefoonlijn beschikt (dit wordt ook wel een datalijn genoemd). (Gebruik geen digitale lijn.) 2. Sluit de telefoonkabel aan op een telefoonaansluiting. Als de stekker van de telefoonkabel niet in de aansluiting past, moet u een adapter gebruiken. 3. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de ingebouwde modem.
Zie “De modem gebruiken” op pagina 60 voor meer informatie over modems.
22
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
Stap 4: De computer aanzetten • Druk op de aan/uit-knop boven de linkerkant van het toetsenbord. De computer wordt opgestart en Windows wordt automatisch gestart.
Tip
Wanneer u de batterij gebruikt als stroomvoorziening en de computer niet wordt ingeschakeld, kan de batterij leeg zijn. Sluit de netstroomadapter aan en druk nogmaals op de aan/uit-knop. Laat de batterij ten minste één uur opladen (of twee tot drie uur om deze volledig op te laden).
Naslaggids
23
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
Stap 5: Windows configureren Microsoft Windows is alvast op de vaste schijf van uw notebook geïnstalleerd. Als u de computer de eerste keer aanzet, wordt het Setup-programma van Windows automatisch uitgevoerd, zodat u de instellingen kunt aanpassen. 1. Volg de instructies van het Setup-programma die op het scherm verschijnen. Het kan zijn dat wordt gevraagd om de productidentificatiecode. Deze vindt u op de onderkant van de computer. 2. Als de computer een modem bevat, controleert u de landinstellingen voor de modem: • Windows XP: klik op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware, Telefoon- en modemopties, en klik tot slot op Bewerken op het tabblad Kiesregels. • Windows 2000: klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, dubbelklik op Telefoon- en modemopties, en klik tot slot op Bewerken op het tabblad Kiesregels.
Stap 6: De notebook-pc registreren Vergeet niet uw computer te registreren. Dit duurt maar even en kost niets. Bovendien kunnen wij u dan nog sneller en beter van dienst zijn. Met de gegevens die u ons tijdens de registratie verstrekt, kunnen we onze producten en diensten beter op uw situatie afstemmen. Bij registratie van uw computer gebeurt het volgende: • U wordt bij Hewlett-Packard geregistreerd als eigenaar van de computer, waarmee u toegang krijgt tot bepaalde diensten, ondersteuning en informatie. • U wordt bij Microsoft geregistreerd als eigenaar van het besturingssysteem Windows XP. Als u Windows 2000 hebt, moet u voor registratie zelf contact opnemen met Microsoft. Als u geen registratie uitvoert tijdens de installatie van Windows, kiest u de optie voor het afdrukken van het registratieformulier en stuurt u dit per fax naar HP op het faxnummer op het formulier. Of u kunt zich registreren contact op te nemen met HP Customer Care—zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning”op pagina 128 voor het telefoonnummer.
24
Naslaggids
Aan de slag met de HP Notebook-pc De computer gebruiksklaar maken
Verbinding maken met het Internet Als uw computer is verbonden met een (draadloos) LAN met Internet-toegang of als uw computer een (ingebouwd, pc-kaart of extern) modem bevat, kunt u een Internetverbinding tot stand brengen. Zie voor meer informatie “De modem gebruiken” op pagina 60, “Verbinding maken met een LAN” op pagina 68 of “Draadloze verbindingen tot stand brengen” op pagina 69.
De volgende stappen • Als u niet bekend bent met de Windows-versie die op de computer is geïnstalleerd, klikt u op Start, Rondleiding Windows XP of Start, Help (Windows 2000), of kijkt u in de Windows-handleiding welke nieuwe functies het programma biedt. • Zie de on line Naslaggids voor meer informatie over het gebruik en onderhoud van uw computer: klik op Start, Help en ondersteuning, HP-bibliotheek (Windows XP) of Start, Programma’s, Hewlett-Packard, Notebook, HP-bibliotheek (Windows 2000).
Naslaggids
25
Basiswerking
Naslaggids
27
Basiswerking De computer bedienen
De computer bedienen Met de aan/uit-knop kunt u de computer starten en uitzetten. U kunt de computer echter ook op andere manieren starten en uitzetten, afhankelijk van overwegingen als energiebesparing, soorten actieve verbindingen en opstarttijd.
De computer aan- en uitzetten Energiemodus
Deze modus activeren
Aan De statusindicator brandt.
Druk op de aan/uit-knop.
Stand-by Hiermee kunt u energie besparen. Het beeldscherm en andere onderdelen worden uitgeschakeld. De huidige sessie blijft in het RAM-geheugen bewaard. Hiermee kunt u de computer snel opnieuw starten. Netwerkverbindingen worden hersteld. De statusindicator knippert.
Druk op de aan/uit-knop –of– klik op Start, Computer uitschakelen, Stand-by (Windows XP) –of– klik op Start, Afsluiten, Stand-by (Windows 2000) –of– stel time-out in.
Slaapstand Hiermee kunt u maximaal energie besparen. De werksessie wordt op de vaste schijf opgeslagen, de computer wordt uitgeschakeld. Netwerkverbindingen worden hersteld. Statusindicator brandt niet.
Druk op Fn+F12 –of– klik op Start, Afsluiten, Slaapstand (Windows 2000) –of– stel time-out in.
Afsluiten (uit) Hiermee kunt u maximaal energie besparen. Het systeem wordt uitgeschakeld, de werksessie wordt niet opgeslagen. Bij het opstarten wordt een nieuwe werksessie gestart en worden de netwerkverbindingen hersteld. Statusindicator brandt niet.
Klik op Start, Computer uitschakelen, Uitschakelen (Windows XP) –of– klik op Start, Afsluiten, Afsluiten (Windows 2000) –of– druk gedurende 4 seconden op de aan/uit-knop (alleen als de procedure met het menu Start niet werkt).
Inschakelen: Druk op de aan/uit-knop om de computer opnieuw te starten of hervat de sessie vanuit de standbymodus of de slaapstand.
U kunt de werking van deze energiemodi ook aanpassen. Zie “De voorziening voor automatisch energiebeheer van de computer” op pagina 50.
28
Naslaggids
Basiswerking De computer bedienen
De computer resetten Het kan soms gebeuren dat Windows of de computer niet meer reageert en u de computer niet kunt uitschakelen. Als dit gebeurt, probeert u de volgende oplossingen in de aangegeven volgorde. • Sluit zo mogelijk Windows af: Windows XP: druk op CTRL+ALT+DEL en klik vervolgens op Afsluiten, Opnieuw opstarten. Windows 2000: druk op CTRL+ALT+DEL, klik op Afsluiten en druk op de aan/uitknop om opnieuw te starten. –of, als dit niet lukt– • Druk gedurende 4 seconden op de aan/uit-knop totdat de weergave wordt afgesloten en druk vervolgens nogmaals op de aan/uit-knop om opnieuw te starten. –of, als dit niet lukt– • Breng de punt van een pen in de resetknop aan de onderkant van de computer en druk vervolgens op de aan/uit-knop om opnieuw te starten.
Als u de computer opnieuw wilt instellen terwijl deze aan een poortreplicator is gekoppeld, kunt u op de resetknop aan de linkerkant van de poortreplicator drukken.
Naslaggids
29
Basiswerking De computer bedienen
Het opstartapparaat wijzigen Normaliter wordt de computer opgestart vanaf de interne vaste schijf. U kunt de computer ook opstarten vanaf een diskettestation, een cd-rom-station of een interne netwerkinterfacekaart. 1. Klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. 2. Wanneer het HP-logo verschijnt, drukt u op ESC om naar het opstartmenu te gaan. 3. Selecteer het opstartapparaat met de pijltoetsen en druk op ENTER. Als u wilt opstarten vanaf een bepaald apparaat wanneer dat aanwezig is, wijzigt u de opstartvolgorde met het programma BIOS Setup. Zie “U voert BIOS Setup als volgt uit” op pagina 120.
De touchpad gebruiken De touchpad is voorzien van een aan/uit-knop waarmee u de touchpad kunt uitschakelen om te voorkomen dat u de aanwijzer per ongeluk verplaatst, bijvoorbeeld door de pad tijdens het typen aan te raken. Het indicatielampje gaat uit wanneer u de touchpad uitschakelt.
30
Naslaggids
Basiswerking De computer bedienen
1. Klikknoppen. De klikknoppen werken op dezelfde manier als de linker- en rechterknop op een standaardmuis. 2. Touchpad (reageert op aanraking). 3. Aan/uit-knop en indicatielampje van touchpad. 4. Scrollpad Met de scrollpad verschuift u de inhoud van het actieve venster. Verplaatsen en selecteren 1. Plaats uw handen boven het toetsenbord, alsof u gaat typen. 2. Beweeg een duim of andere vinger over de touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. 3. Gebruik voor het selecteren de linker- en rechterklikknop, net zoals u de linker- en rechterknop van een muis gebruikt: • U start een toepassing door de aanwijzer op het pictogram te plaatsen en met de linkerklikknop te dubbelklikken. • U selecteert een menuopdracht door de aanwijzer erop te plaatsen en met de linkerklikknop te klikken. • U opent het snelmenu van een item door de aanwijzer op het item te plaatsen en op de rechterklikknop te drukken. • U kunt een item slepen door de aanwijzer op het item te zetten, de linkerknop ingedrukt te houden terwijl u de aanwijzer verplaatst en daarna de knop los te laten. Daarnaast kunt u items selecteren door op de touchpad te klikken en andere geavanceerde functies van de touchpad benutten. Als u meer informatie wilt, dubbelklikt u op het pictogram van de touchpad in de taakbalk en klikt u op Help op het tabblad voor informatie over een bepaalde functie. Met behulp van Muis in Configuratiescherm of het pictogram Touchpad in de taakbalk kunt u de aanwijsmechanismen van de computer (touchpad en externe muis) aanpassen: zo kunt u onder meer de werking van de linker- en rechterknop en de scrollpad, de dubbelkliksnelheid en de aanwijzersnelheid wijzigen. Schuiven met de scrollpad • Beweeg een vinger naar beneden over de scrollpad om door de inhoud van een venster omlaag te schuiven. Beweeg een vinger naar boven over de scrollpad om omhoog te schuiven.
Naslaggids
31
Basiswerking De computer bedienen
De Fn-sneltoetsen gebruiken
De combinatie van de Fn-toets plus een andere toets vormt een sneltoets voor diverse systeemfuncties. Als u een sneltoets wilt gebruiken, houdt u Fn ingedrukt, drukt u op de gewenste tweede toets en laat u daarna beide toetsen los. Sneltoets Fn+F1
Resultaat Hiermee verlaagt u de helderheid.
Fn+F2
Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
Fn+F5
Hiermee schakelt u tussen het ingebouwde scherm, een extern scherm en beide schermen.
Fn+F8
Hiermee schakelt u het ingebouwde numerieke toetsenblok in of uit. Dit geldt niet voor het externe toetsenbord. Als Num Lock is ingeschakeld, is het numerieke toetsenblok actief, anders is cursorbesturing actief (volgens de pijlen op het externe toetsenbord).
Fn+F12
Hiermee plaatst u de pc in de slaapstand.
Fn+NumLock
Hiermee schakelt u Scroll Lock in en uit.
Fn+Page Up
Hiermee verhoogt u het geluidsvolume en annuleert u de instelling voor de geluidsweergave.
Fn+Page Down
Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
Fn+Backspace
Hiermee zet u het geluid uit.
32
Naslaggids
Basiswerking De computer bedienen
De snelknoppen gebruiken De computer is voorzien van vijf snelknoppen waarmee u een toepassing kunt starten of een document of website kunt openen. • Druk op de snelknop om het gewenste item (een toepassing, website of document) te starten of te openen.
De computer is vooraf ingesteld voor het gebruik van de volgende services: 1. Microsoft Outlook Express (e-mailsoftware). 2. HP TV Now—zie “Een tv-toestel gebruiken als monitor” op pagina 84. –of– HP Presentation Ready—zie “De computerinstellingen wijzigen voor een presentatie” op pagina 38. 3. Microsoft Internet Explorer. 4. HP Quick Lock—zie “De computer vergrendelen” op pagina 42. 5. Microsoft Media Player. –of– Online notebookinformatie.
Naslaggids
33
Basiswerking De computer bedienen
Een snelknop herprogrammeren 1. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP One-Touch, HP One-Touch Configuration. 2. Klik op het tabblad One-Touch (Snelknoppen) op de toets die u wilt herprogrammeren. 3. Typ een label voor de knop en selecteer vervolgens de toepassing die u wilt starten of het document of de website die u wilt openen met de knop. 4. Als u wilt dat een label op het scherm verschijnt als u op een sneltoets drukt, selecteert u deze optie op het tabblad Onscreen Display (Weergave op scherm).
De toetsen Windows en Applications gebruiken
Met de toets Windows geeft u het menu Start van Windows weer. Dit gebeurt ook wanneer u op de taakbalk op de knop Start klikt.
Met de toets Applications geeft u het snelmenu van de huidige toepassing weer. Dit menu verschijnt ook wanneer u met de rechtermuisknop klikt terwijl u de toepassing aanwijst. Toetsencombinatie
Resultaat
Windows-toets+E
Windows Verkenner wordt gestart.
Windows-toets+F1
Windows Help wordt geactiveerd.
Windows-toets+F
Zoekvenster van Windows wordt geactiveerd. Zoeken (Windows XP) of Bestanden of mappen (Windows 2000).
Windows-toets+M
Alle weergegeven vensters worden geminimaliseerd.
Shift+Windows-toets+M
Het vorige formaat van geminimaliseerde vensters wordt hersteld.
Windows-toets+R
Het dialoogvenster Uitvoeren van Windows wordt weergegeven.
34
Naslaggids
Basiswerking De computer bedienen
Het ingebouwde numerieke toetsenblok gebruiken Het ingebouwde toetsenbord van de computer bevat een geïntegreerd toetsenblok waarmee u getallen en rekenkundige operatoren kunt typen. Op de toetsen van dit toetsenblok staan lichtblauwe tekens. • Druk op Fn+F8 als u het geïntegreerde toetsenblok wilt inschakelen. • Houd Fn ingedrukt terwijl u op een toets drukt, als u het geïntegreerde toetsenblok tijdelijk wilt inschakelen. Wanneer het geïntegreerde toetsenblok actief is, kunt u met Num Lock de functies van het toetsenblok wijzigen: • Num Lock ingeschakeld: Met de toetsen voert u de getallen en de rekenkundige operatoren in die goudkleurig op het toetsenbord worden weergegeven. • Num Lock uitgeschakeld: met de toetsen regelt u de besturing van de cursor (volgens de pijlen op het externe toetsenbord).
De toets ALT GR gebruiken Op niet-Amerikaanse toetsenborden bevindt zich rechts naast de spatiebalk de toets ALT GR. Met deze zogenaamde wisseltoets kunt u bepaalde speciale tekens oproepen. • U kunt het teken dat in de rechterbenedenhoek van een toets wordt weergegeven, typen door ALT GR ingedrukt te houden terwijl u op de tekentoets drukt.
1. Met Shift-toets. 2. Zonder Shift-toets. 3. Met ALT GR.
Naslaggids
35
Basiswerking De computer bedienen
De weergave aanpassen De helderheid wijzigen • Druk op Fn+F1 of Fn+F2 om de helderheid van het beeldscherm (respectievelijk) te verlagen of verhogen. –of– • Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP Display Settings. U kunt een pictogram aan de taakbalk toevoegen, zodat u voortaan snel gebruik kunt maken van deze optie. Tip
Als u de helderheid instelt op het laagste niveau waarop u het scherm nog comfortabel kunt bekijken, gaan de batterijen het langst mee. Beeldscherminstellingen wijzigen U kunt een aantal beeldscherminstellingen voor de computer aanpassen, zoals de diepte van de kleuren en het schermgebied. 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Vormgeving en thema’s, Beeldscherm (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Beeldscherm (Windows 2000). 2. Klik op het tabblad Instellingen en breng de gewenste wijzigingen aan. Het LCD-scherm van de computer werkt anders dan een gewone computermonitor. Wanneer u de resolutie wijzigt, verandert het formaat van het bureaublad, maar niet het formaat van de objecten op het bureaublad. U hoeft de resolutie normaliter niet te wijzigen, alleen als u een externe monitor wilt gebruiken. Het formaat van pictogrammen en labels wijzigen Als de pictogrammen en labels op het beeldscherm te klein zijn, kunt u deze vergroten met HP Desktop Zoom. • Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, HP Desktop Zoom, HP Desktop Zoom. Een extern beeldscherm gebruiken Als u wilt, kunt u een extern beeldscherm aansluiten op de notebookcomputer. Zie “Een externe monitor gebruiken” op pagina 82.
36
Naslaggids
Basiswerking De computer bedienen
Het volume aanpassen Het volume verhogen of verlagen • Druk op Fn+PageUp of Fn+PageDown. • Druk op het achterste of voorste gedeelte van de volumeregeling op de linkerkant van de computer (bij bepaalde modellen). • Klik op het luidsprekerpictogram op de taakbalk (raadpleeg de Help bij Windows als het pictogram niet wordt weergegeven) en sleep de volumeschuifregelaar omhoog of omlaag. Het geluid uitzetten U kunt het geluid uitzetten zonder de volume-instelling te wijzigen. Deze functie is handig wanneer u al het geluid wilt uitschakelen, onafhankelijk van wat de computer aan het doen is. • Druk op Fn+Backspace. • Druk op de knop voor het uitzetten van het geluid aan de linkerkant van de computer (bij bepaalde modellen). Het indicatielampje van de knop gaat aan wanneer het geluid wordt uitgezet. • Klik op het luidsprekerpictogram op de taakbalk (raadpleeg de Help bij Windows als het pictogram niet wordt weergegeven).
Naslaggids
37
Basiswerking De computer bedienen
De computerinstellingen wijzigen voor een presentatie Als u een presentatie wilt geven voor publiek, kan het beter zijn bepaalde instellingen voor video en energiebeheer te wijzigen. Dat doet u met HP Presentation Ready, een toepassing waarmee u de computer automatisch geschikt kunt maken voor het geven van diavoorstellingen en presentaties. De presentatie wordt tevens gestart. Wanneer de presentatie is afgelopen, wordt de computer weer ingesteld op de beginwaarden. De computer voorbereiden op een presentatie 1. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, HP Presentation Ready, Configure. –of– Klik op het pictogram HP Presentation Ready op de taakbalk (indien aanwezig) en klik vervolgens op Configure. 2. Selecteer de presentatie die u wilt geven. U kunt de presentatie ook later selecteren, op het moment dat u deze start. 3. Klik op Settings (Instellingen) als u de instellingen voor video of energiebeheer voor de presentatie wilt wijzigen. De presentatie starten • Als er een snelknop aan HP Presentation Ready is toegewezen, drukt u op die knop. –of– Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, HP Presentation Ready, Start Presentation. –of– Klik op het pictogram HP Presentation Ready op de taakbalk (indien aanwezig) en klik vervolgens op Start Presentation (Presentatie starten). Als u de instellingen tijdens de presentatie wilt wijzigen, drukt u op de snelknop of klikt u op het taakbalkpictogram en kiest u Configure. Als u de presentatie wilt afsluiten en de beginwaarden van de computer wilt herstellen, sluit u de presentatietoepassing af of klikt u op het desbetreffende het taakbalkpictogram en kiest u Stop Presentation (Presentatie stoppen).
38
Naslaggids
Basiswerking Cd’s of dvd’s gebruiken
Cd’s of dvd’s gebruiken Een cd of dvd plaatsen of verwijderen WAARSCHUWING
Verwijder een cd of dvd nooit terwijl deze wordt gelezen. Anders kan het gebeuren dat de computer niet meer reageert en er gegevens verloren gaan. Zorg ervoor dat u de cd of dvd goed aandrukt. Als u de cd of dvd enkel in het station legt, kan het medium of het station beschadigd raken. 1. Druk op de knop aan de voorkant van het cd-rom- of dvd-station. Als u het station voor de eerste keer gebruikt, controleert u of het verpakkingskarton uit het station is verwijderd. 2. Plaats de cd of dvd in het station (met het label naar boven) en druk deze voorzichtig vast. –of– Verwijder de cd of de dvd-schijf. 3. Schuif de lade terug in de module.
Als de computer geen stroom meer krijgt, kunt u het station handmatig openen om de cd te verwijderen. Steek een spits voorwerp (bijvoorbeeld een rechtgebogen paperclip) in het gaatje aan de voorkant van het station om het station te openen.
Dvd-films afspelen Als bij de computer een dvd-station is geleverd, is er tevens software meegeleverd waarmee u dvd-films kunt afspelen.
Naslaggids
39
Basiswerking Cd’s of dvd’s gebruiken
• Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Multimedia, Dvd-speler, InterVideo WinDVD. Bij Windows XP kunt u ook Windows Media Player gebruiken om dvd-films af te spelen. Zie “Een tv-toestel gebruiken als monitor” op pagina 84 voor meer informatie over het afspelen van dvd-films op een tv. Tip
Bij gebruikmaking van de batterijvoeding voor het afspelen van films, moet u voor de beste resultaten het energiebeheerschema Draagbaar/Laptop selecteren in het Configuratiescherm (Windows XP) of de instelling voor SpeedStep instellen op Max. prestatie (Windows 2000). Zie “De voorziening voor automatisch energiebeheer van de computer” op pagina 50.
Belangrijk
Dvd-schijven kunnen zijn voorzien van regiocodes. Deze codes zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat dvd-films niet kunnen worden afgespeeld buiten de regio waarin ze worden verkocht. Als er een regiocodefout optreedt, probeert u een dvd-schijf af te spelen die voor een andere regio bedoeld is dan de regio waarop het dvd-station is ingesteld. Voor de meeste dvd-stations geldt dat u de regiocode slechts een beperkt aantal keren kunt wijzigen (gewoonlijk niet meer dan vier keer). Als u deze limiet bereikt, wordt uw laatste wijziging van de regiocode “hard-coded” aangebracht op het dvd-station en wordt deze code permanent. De kosten die zijn verbonden aan het herstellen van deze situatie, worden niet gedekt door uw HP-garantie. Raadpleeg de Help bij uw dvdsoftware voor meer informatie over het instellen van regiocodes.
Cd’s maken of kopiëren Als bij de computer een cd-rw-station is geleverd, is er tevens software meegeleverd waarmee u cd’s kunt maken en kopiëren. • Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Multimedia, CD Writer, RecordNow, RecordNow. In Windows XP kunt u vanuit Windows Media Player audio-cd’s maken en vanuit Windows Verkenner data-cd’s maken met behulp van een cd-rw-station. Raadpleeg de Help van de software voor meer informatie over het maken en kopiëren van cd’s. HP raadt u aan HP-media te gebruiken (C4403A (CD-R) of C4404A (CD-RW)). De lees- en schrijfkwaliteit van andere media kan variëren.
40
Naslaggids
Basiswerking De computer beveiligen
De computer beveiligen Wachtwoordbeveiliging instellen Via Windows en het programma BIOS Setup kunt u de computer beveiligen tegen onbevoegd gebruik door wachtwoordbeveiliging in te stellen. Voor een optimale beveiliging kunt u wachtwoorden instellen in zowel Windows als BIOS Setup. Als u de wachtwoordbeveiliging wilt annuleren, stelt u een leeg wachtwoord in. BIOS Setup 1. Klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. 2. Wanneer het HP-logo verschijnt, drukt u op F2 om BIOS Setup te activeren. 3. Vanuit het menu Security voert u een beheerderswachtwoord (Administrator Password) of een gebruikerswachtwoord (User Password) in of wijzigt u het wachtwoord. Zie “Menu Security” op pagina 122. 4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en BIOS Setup af te sluiten. Windows XP 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Gebruikersaccounts en selecteer uw account. 2. Klik op Een wachtwoord instellen en stel het wachtwoord in. 3. Klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Energiebeheer. 4. Selecteer op het tabblad Geavanceerd de optie waarbij om een wachtwoord wordt gevraagd wanneer de computer de stand-bymodus verlaat. Windows 2000 1. Druk op CTRL+ALT+DEL en selecteer vervolgens Wachtwoord wijzigen om het wachtwoord te wijzigen. 2. Typ of wijzig het Windows-wachtwoord. 3. Klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik daarna op Energiebeheer. 4. Selecteer op het tabblad Geavanceerd de optie waarbij om een wachtwoord wordt gevraagd wanneer de computer de stand-bymodus verlaat.
Naslaggids
41
Basiswerking De computer beveiligen
Zie “De computer vergrendelen” hieronder als u de computer wilt beveiligen wanneer deze niet in gebruik is.
De computer vergrendelen Om te voorkomen dat uw computer zonder uw toestemming wordt gebruikt terwijl hij aanstaat, moet u de computer vergrendelen voordat u weggaat bij de computer of een schermbeveiliging met een wachtwoord instellen in het onderdeel Beeldscherm van het Configuratiescherm. U kunt de computer op de volgende manieren vergrendelen: • Druk op de knop van HP Quick Lock (de vijf snelknoppen bevinden zich boven aan het toetsenbord). –of– • Druk op CTRL+ALT+DEL en klik vervolgens op Computer vergrendelen. Deze optie is mogelijk niet beschikbaar in alle configuraties. Om de computer te ontgrendelen volgt u de gebruikelijke stappen voor inloggen.
Een beveiligingskabel aansluiten De computer is voorzien van een connector waarop u een kabel met een slot kunt aansluiten (zoals de Kensington MicroSaver-vergrendeling die verkrijgbaar is in veel computerwinkels). 1. Maak de kabel vast aan bijvoorbeeld een tafelpoot. 2. Maak een lus in de kabel zodat een schuifknoop ontstaat. Zorg ervoor dat de kabel niet uit zichzelf kan losglijden. 3. Plaats de vergrendeling in de veiligheidsaansluiting aan de linkerkant van de computer en haal de sleutel eruit. Bewaar de sleutel op een veilige plaats uit de buurt van de computer.
42
Naslaggids
Basiswerking De computer beveiligen
Bescherming tegen virussen Antivirussoftware kan uw gegevens helpen beschermen. Dit is vooral van belang als u het Internet gebruikt. Uw computer is voorzien van antivirussoftware in de vorm van Norton AntiVirus. Raadpleeg de on line Help voor gedetailleerde informatie over het gebruik van het programma.
Pc-identificatie instellen Pavilion-modellen
HP TopTools en Pc-identificatie worden niet door alle Pavilion-modellen ondersteund. Alleen de beheerder kan het pc-identificatienummer instellen. U moet daarvoor over het juiste beheerderswachtwoord voor het BIOS beschikken. 1. Installeer HP TopTools als u dat nog niet hebt gedaan. Zie “TopTools installeren” op pagina 123. 2. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, HP TopTools Agent, en klik vervolgens op Setup. 3. Typ in het vak “Identification String” (Unieke naam) een unieke tekenreeks om uw pc op ondubbelzinnige wijze aan te duiden. U kunt maximaal 80 tekens typen, inclusief spaties en speciale tekens. Druk tijdens het typen niet op ENTER. 4. Klik op Toepassen. 5. Typ uw beheerderswachtwoord voor het BIOS en druk op ENTER.
Naslaggids
43
Basiswerking Comfortabel werken met een notebook-pc
Comfortabel werken met een notebook-pc WAARSCHUWING
Een verkeerde houding bij het gebruik van toetsenborden en andere apparatuur kan tot lichamelijke klachten leiden. Raadpleeg onze website over ergonomie www.hp.com/ergo of Comfortabel werken in de on line HP-bibliotheek, voor meer informatie over hoe u het risico hierop kunt beperken. U kunt uw HP Notebook-pc bijna altijd en overal gebruiken. De volgende aanbevelingen kunnen u helpen om comfortabeler te werken.
Opmerking
Als u uw draagbare computer voor al uw werk of gedurende langere perioden gebruikt, moet u een gewoon toetsenbord, beeldscherm en muis aansluiten. Zo is uw draagbare computer net zo verstelbaar en comfortabel als een bureaumodel. Met de HP-dockingaccessoires kunt u deze apparaten snel aansluiten. Meer informatie over het inrichten van uw werkomgeving en het instellen van uw HP-apparatuur vindt u in Comfortabel werken dat in de HP-bibliotheek op de vaste schijf is opgeslagen en ook beschikbaar is op de Windows 2000 cd of dvd voor productherstel in \hp\library en ook op www.hp.com/ergo. Uw mobiele werkomgeving • Gebruik een stoel die het onderste gedeelte van uw rug goed ondersteunt. Als u geen verstelbare stoel hebt, kunt u een kussen of een opgerolde handdoek gebruiken om het onderste gedeelte van uw rug te ondersteunen. • Probeer uw bovenbenen parallel aan de vloer te houden en uw voeten plat op de vloer te plaatsen. In een mobiele omgeving kunt u uw voeten op een telefoonboek of aktetas plaatsen. • Pas de hoogte van het werkoppervlak of de stoel aan om uw armen in een neutrale positie te houden. Ontspan uw armen, houd de ellebogen naast uw bovenlichaam, met de onderarmen en handen parallel aan de vloer. • Plaats het beeldscherm van de notebook-pc zodanig dat het zo min mogelijk glanst en reflecteert. In een vliegtuig trekt u bijvoorbeeld het rolgordijn omlaag of in een hotelkamer sluit u de gordijnen. U moet ook een comfortabele kijkafstand in acht nemen, ca. 40 tot 60 cm. Pas de hoek van het beeldscherm aan, zodat u uw hoofd licht voorover gebogen, in een comfortabele positie kunt houden.
44
Naslaggids
Basiswerking Comfortabel werken met een notebook-pc
De mobiele computer gebruiken • Plaats de computer zodanig dat u polsen en handen niet hoeft te buigen. Houd uw polsen daarbij zo recht mogelijk, zowel in horizontale als in verticale richting (maximaal tien graden naar boven of beneden). Als de notebook-pc geen ingebouwde polsondersteuning heeft, kunt u een opgerolde handdoek gebruiken. • Probeer zo licht mogelijk te typen. U hoeft weinig kracht te gebruiken om het toetsenbord van de notebook-pc te activeren. • Neem regelmatig korte pauzes. Dit is vooral belangrijk in een mobiele werkomgeving. • Draagbare computers wegen ruwweg 1,4 tot 3,7 kilogram. Draag uw computer zodanig dat deze uw lichaam zo min mogelijk belast. Verplaats de tas met de notebookapparatuur regelmatig van uw linker- naar uw rechterhand en van uw linkernaar uw rechterschouder, en terug.
Naslaggids
45
Basiswerking Uw computer met zorg behandelen
Uw computer met zorg behandelen Neem de volgende aanbevelingen in acht bij het dagelijkse gebruik van de computer en om beschadiging en verlies van gegevens te voorkomen.
Het vasteschijfstation beschermen Vasteschijfstations zijn, net als andere interne componenten, niet onverwoestbaar en kunnen schade oplopen door onjuist gebruik of onzorgvuldige behandeling. • Vermijd stoten of schokken. • Werk niet met de computer terwijl u over hobbelig terrein reist. • Sluit de computer af of schakel de stand-bymodus in voordat u de pc vervoert. Zo zorgt u ervoor dat de vaste schijf is uitgeschakeld. Wanneer de pc een val van een paar centimeter maakt op een hard oppervlak terwijl de vaste schijf werkt, kunnen gegevens verloren gaan of kan de vaste schijf beschadigd raken. • Vervoer de computer in een beklede draagtas om de computer te beschermen tegen stoten en schokken. • Zet de computer voorzichtig neer.
De computer onderhouden • Zorg voor voldoende ventilatie rondom de computer. Plaats de computer altijd op een plat oppervlak, zodat de lucht er gemakkelijk omheen en onderdoor kan stromen. • Voordat u de computer in een draagtas of een andere gesloten ruimte plaats, moet u de computer altijd afsluiten of in de slaapstand plaatsen. • Til de computer nooit op aan het scherm. • Houd rekening met de temperatuurlimieten en andere specificaties in “Hardwarespecificaties” op pagina 136. Gebruik de computer niet buitenshuis in de regen of sneeuw (onstuimig weer). Als de computer koud is, laat u de computer langzaam op temperatuur komen om condensatie te voorkomen. • Zie “Optimaal gebruikmaken van de batterijen” op pagina 56 voor informatie over het onderhoud van de batterij om de levensduur van de batterij te maximaliseren.
46
Naslaggids
Basiswerking Uw computer met zorg behandelen
Uw gegevens beschermen • Maak geen gebruik van een aanwijsmechanisme en activeer geen andere apparatuur die de werking onderbreekt terwijl het systeem bezig is met opstarten of afsluiten. • Maak regelmatig een reservekopie van uw werk. Sla de reservekopieën op op een diskette, cd-rw-schijf of netwerkschijf. • Gebruik een programma voor het scannen op virussen (zoals het meegeleverde programma Norton AntiVirus) om de integriteit van uw bestanden en besturingssysteem te controleren. Omdat er regelmatig nieuwe virussen verschijnen, is het wenselijk de virusdefinities van het programma regelmatig bij te werken. U vindt updates voor Norton AntiVirus op de volgende website: www.symantec.com. • Controleer de vaste schijf op fouten via het tabblad Extra in het eigenschappenvenster van de schijf.
De levensduur van het beeldscherm verlengen • Stel de helderheid van het beeldscherm in op het laagste niveau waarbij u comfortabel kunt werken (Fn+F1). • Sluit een externe monitor aan en schakel het interne scherm uit (Fn+F5) als u aan uw bureau werkt. • Stel de time-outs waarin de monitor wordt uitgeschakeld, in op het kortste acceptabele interval (zowel bij gebruik van de netstroomadapter als de batterij), als u niet werkt met een externe monitor. • Gebruik geen schermbeveiliging of andere software waardoor de computer het beeldscherm niet kan uitschakelen en niet stand-by kan worden gezet als de timeoutperiode is verstreken. Als u wel een schermbeveiliging gebruikt, moet u de optie voor het uitschakelen van het beeldscherm na een time-out instellen. • Schakel de time-outs voor het uitschakelen van het beeldscherm en voor de standbymodus niet uit. • Als u een netstroomadapter gebruikt en geen extern beeldscherm hebt aangesloten, zet u de computer in stand-bymodus wanneer u deze niet gebruikt.
Naslaggids
47
Basiswerking Uw computer met zorg behandelen
De computer reinigen • U kunt de computer reinigen met een zachte doek die is bevochtigd met schoon water of water met een mild schoonmaakmiddel. Gebruik geen drijfnatte doek en voorkom dat er water in de pc terechtkomt. • Gebruik geen schuurmiddelen, zeker niet op het scherm. Breng reinigingsmiddelen niet rechtstreeks op het beeldscherm aan. Breng het middel in plaats daarvan aan op een zachte doek en reinig daarmee voorzichtig het beeldscherm. • U kunt het toetsenbord reinigen met een stofzuiger om overtollig stof te verwijderen.
48
Naslaggids
Batterijen en Energiebeheer
Naslaggids
49
Batterijen en Energiebeheer Het energieverbruik beheren
Het energieverbruik beheren Wanneer u voor de stroomvoorziening van de computer gebruikmaakt van de batterij, kunt u de werktijd van de batterij maximaliseren zonder de prestaties aan te tasten. De computer is energiezuinig en hoeft niet te worden uitgeschakeld om batterijstroom te besparen. • Wanneer de computer niet actief is, wordt de computer na bepaalde time-outperioden automatisch in een energiebesparingsmodus geplaatst. U kunt deze time-outs aan uw werkgewoonten aanpassen. • U kunt de computer altijd in de energiebesparingsmodus zetten door op de desbetreffende toets te drukken. Zie “Het energieverbruik handmatig beheren” op pagina 53.
De voorziening voor automatisch energiebeheer van de computer Uw computer schakelt automatisch over op de slaapstand en stand-bymodus. Daarbij worden de vaste schijf en het beeldscherm uitgeschakeld volgens de instellingen die zijn opgegeven in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm. Automatische actie
Wordt in het volgende geval ingeschakeld
Wordt in het volgende geval uitgeschakeld
Vaste schijf uitschakelen De vaste schijf wordt uitgeschakeld. Dit vindt meestal plaats vlak nadat het beeldscherm wordt uitgeschakeld.
Er is geen schijfactiviteit gedurende het opgegeven interval.
U gaat de computer gebruiken: de vaste schijf wordt ingeschakeld wanneer dat nodig is.
Beeldscherm uitschakelen Het beeldscherm wordt uitgeschakeld om de batterij te sparen en de levensduur van het beeldscherm te verlengen.
Er zijn geen activiteiten van het toetsenbord of van een aanwijsmechanisme en er is geen andere invoeractiviteit gedurende het opgegeven interval.
Druk op een toets of beweeg een aanwijsmechanisme om het beeldscherm weer in te schakelen.
Stand-bymodus activeren De huidige sessie wordt in het RAMgeheugen opgeslagen en het beeldscherm en andere onderdelen worden uitgeschakeld om de batterij te sparen.
Er worden geen aanwijsmechanismen gebruikt, er is geen schijfactiviteit en er is geen poort (serieel, parallel of IR) actief gedurende het opgegeven interval.
Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar de huidige sessie.
Slaapstand activeren De huidige sessie wordt op de vaste schijf opgeslagen en de computer wordt uitgeschakeld.
De computer blijft in stand-bymodus gedurende het opgegeven interval.
Druk op de aan/uit-knop om uw vorige sessie weer op het scherm te brengen.
50
Naslaggids
Batterijen en Energiebeheer Het energieverbruik beheren
WAARSCHUWING
Maak er een gewoonte van uw werk op te slaan voordat de computer in de standbymodus wordt geplaatst. Als de stroom wordt uitgeschakeld terwijl de computer stand-by staat, gaan alle gegevens die niet zijn opgeslagen verloren. De slaapstand van de computer wordt ook geactiveerd als de batterij leegraakt. (Zie “Hoe te handelen wanneer de batterij leeg raakt” op pagina 55.) Als dit gebeurt, zult u, als u weer gaat werken, merken dat alle gegevens zijn opgeslagen, maar dat sommige functies mogelijk zijn uitgeschakeld. Als u weer aan het werk wilt gaan, herstelt u de stroomtoevoer door een netstroomadapter aan te sluiten of een opgeladen batterij te plaatsen. Daarna schakelt u de computer uit en start u deze opnieuw op. Time-outinstellingen wijzigen en energieschema’s maken U kunt instellen hoe lang de computer inactief moet zijn, voordat automatisch onderdelen worden uitgeschakeld of een energiebesparingsmodus wordt geactiveerd. Bovendien kunt u deze instellingen opslaan als energieschema. 1. Open Energiebeheer in het Configuratiescherm: • Windows XP: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Energiebeheer. • Windows 2000: klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik daarna op Energiebeheer. 2. Klik op het tabblad Energiebeheerschema’s en voer de gewenste instellingen in. Wanneer u een bepaalde time-out niet wilt gebruiken, stelt u de waarde in op Nooit. Zie de Help van Windows voor meer informatie. Als u de instellingen als een energieschema wilt opslaan, klikt u op Opslaan als en voert u een naam in voor het schema.
WAARSCHUWING
Schakel de ondersteuning voor de slaapstand niet uit bij de instellingen voor energiebeheer. Als u dit wel doet, raakt u niet-opgeslagen gegevens kwijt als de batterij van de computer volledig leeg is.
Naslaggids
51
Batterijen en Energiebeheer Het energieverbruik beheren
Energiebeheer CPU Als de computer een processor met meerdere snelheden bevat die gebruikmaakt van Intel SpeedStep-technologie, wordt in de taakbalk van Windows 2000 een pictogram voor Intel SpeedStep Technology afgebeeld. Door deze voorziening kan de processor automatisch overschakelen naar lagere, energiebesparende snelheden, maar ook naar een hogere snelheid voor grotere prestaties als de hoeveelheid werk dat vereist. U kunt SpeedStep aanpassen aan uw werkomgeving. • Windows XP: Klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Energiebeheer. Selecteer een energieschema op het tabblad Energiebeheerschema’s. Dit schema zorgt voor een automatische besturing van de processorsnelheden: • Bij het schema Max Battery worden de laagste processorsnelheden gebruikt wanneer de computer werkt op de batterij, maar gemiddelde en hoge processorsnelheden wanneer de computer werkt op netstroom. • Bij de optie Portable/Laptop worden gemiddelde en hoge processorsnelheden gebruikt, ongeacht of de computer werkt op de batterij of op netstroom. • Windows 2000: Dubbelklik op het pictogram voor Intel SpeedStep Technology op de taakbalk en selecteer de gewenste batterij en opties. Als u de optie Max Battery selecteert, worden de laagste processorsnelheden gebruikt voor maximale werkingsduur van de batterij. Als u de optie Auto selecteert, worden gemiddelde en hoge processorsnelheden gebruikt. Zie Windows Help voor aanvullende informatie over energiebeheerschema’s.
52
Naslaggids
Batterijen en Energiebeheer Het energieverbruik beheren
Het energieverbruik handmatig beheren Naast de mogelijkheid om de computer automatisch in een energiebesparingsmodus te plaatsen, kunt u de computer ook in een van de volgende drie modi plaatsen wanneer dat nodig is. Energiemodus
Resultaat
Wanneer toepassen?
Deze modus activeren
Stand-by
De huidige sessie wordt in het RAM-geheugen opgeslagen en het beeldscherm en andere onderdelen worden uitgeschakeld.
U verlaat de computer voor maximaal een paar uur.
Druk op de aan/uit-knop –of– klik op Start, Computer uitschakelen, Stand-by (Windows XP) –of– klik op Start, Afsluiten, Standby (Windows 2000)
Slaapstand
De huidige sessie wordt op schijf opgeslagen en de computer wordt afgesloten. Levert maximale energiebesparing terwijl de huidige sessie kan worden hersteld.
U verlaat de computer voor minimaal een dag, maar wilt verdergaan met uw sessie.
Druk op Fn+F12 –of– klik op Start, Afsluiten, Slaapstand (Windows 2000).
Uit
De computer wordt uitgeschakeld, zodat de energiebesparing maximaal is. De huidige sessie wordt niet opgeslagen en nietopgeslagen gegevens gaan verloren.
U bent klaar met uw werk.
Klik op Start, Computer uitschakelen, Uitschakelen (Windows XP) –of– klik op Start, Afsluiten, Afsluiten (Windows 2000) –of– druk op de aan/uit-knop (alleen als de procedure met het menu Start niet werkt).
U kunt het beeldscherm ook uitschakelen door de klep te sluiten.
Naslaggids
53
Batterijen en Energiebeheer De batterij gebruiken
De batterij gebruiken De status van de batterij controleren Aan de hand van het statuslampje van de batterij Uw computer heeft een statuslampje voor de batterij—zie “Statusindicators” op pagina 17. Via de taakbalk van Windows Op de taakbalk van Windows kan een energiepictogram worden afgebeeld dat gedetailleerde informatie geeft over de batterijstatus (zie Windows Help voor meer informatie). Als de pc niet is aangesloten op het lichtnet, ziet het pictogram eruit als een batterij. • Plaats de aanwijzer op het energiepictogram om de resterende batterijlading weer te geven. Deze waarde wordt weergegeven als het resterende percentage van de lading of als de resterende tijd. • Dubbelklik op het energiepictogram om het venster met de batterij-informatie te openen. Via het Configuratiescherm van Windows • Windows XP: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Energiebeheer en klik vervolgens op het tabblad met batterij-informatie voor de batterijstatus. Op de tabbladen Waarschuwingen en Geavanceerd vindt u aanvullende energie-informatieopties. • Windows 2000: klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik daarna op Energiebeheer. Zo krijgt u toegang tot alle opties met energiegegevens in Windows. Op de batterij 1. Verwijder de batterij uit de computer. Zie “Stap 1: De batterij plaatsen” op pagina 19. 2. Druk op het contact aan de zijkant van de batterij. Het aantal indicators dat gaat branden geeft de resterende lading aan (elke indicator staat voor 20% van een volledig opgeladen batterij).
54
Naslaggids
Batterijen en Energiebeheer De batterij gebruiken
Hoe te handelen wanneer de batterij leeg raakt U wordt automatisch gewaarschuwd wanneer het energieniveau van de batterij te laag wordt. U hoort een hoge pieptoon of er verschijnt een waarschuwingsbericht. Daarna wordt de computer in de slaapstand geplaatst, tenzij u de stroomvoorziening binnen korte tijd herstelt. Als de computer op deze manier overschakelt naar de slaapstand, kunt u de computer pas opnieuw inschakelen wanneer u de stroomvoorziening op een van de volgende manieren hebt hersteld: • Vervang de batterij door een opgeladen batterij. Zie “Stap 1: De batterij plaatsen” op pagina 19. • Sluit de netstroomadapter aan. Zie “Stap 2: De netstroomadapter aansluiten” op pagina 21. Opmerking
Wanneer u de netstroomadapter aansluit, kunt u verdergaan met uw werk terwijl de batterij wordt opgeladen.
De batterij opnieuw opladen WAARSCHUWING
De netstroomadapter voelt warm aan wanneer deze op het lichtnet is aangesloten. De computer produceert warmte wanneer de batterij wordt opgeladen. Laad de batterij niet op terwijl de computer in een tas of iets dergelijks zit, omdat de batterij anders oververhit kan raken. • Verbind de netstroomadapter met de computer. Als u de batterij altijd volledig oplaadt zodra de lading onder de vijftig procent zakt, werkt de batterij het langst. Het opladen kan wel twee uur duren. Als u doorwerkt terwijl de batterij wordt opgeladen, kan het opladen wel driemaal zo lang duren. Een volledig opgeladen batterij kan ongeveer twee tot drie uur worden gebruikt, afhankelijk van het type computer, de instellingen voor energiebeheer en de manier waarop u de computer gebruikt.
Naslaggids
55
Batterijen en Energiebeheer De batterij gebruiken
Optimaal gebruikmaken van de batterijen Aan de hand van de volgende tips kunt u zo lang mogelijk met de batterij werken. • Sluit de netstroomadapter aan, vooral wanneer u gebruikmaakt van een cd-rom- of dvd-station of andere externe verbindingen, zoals een pc-kaart of een modem. • Stel de helderheid van het beeldscherm in op het laagste niveau waarbij u comfortabel kunt werken (Fn+F1). • Plaats de computer in stand-bymodus wanneer u de computer korte tijd niet gebruikt: druk op de aan/uit-knop of klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Standby. • Plaats de computer in de slaapstand wanneer u de huidige sessie wilt opslaan, maar de computer een of meer dagen niet zult gebruiken: druk op Fn+F12. • Stel de automatische time-outinstellingen in om zo veel mogelijk energie te besparen. Als uw computer een processor met meerdere snelheden bevat en gebruikmaakt van Windows 2000, gebruik dan de lagere snelheden als de computer op de batterij werkt (de standaardinstellingen besparen batterijenergie)—zie “De voorziening voor automatisch energiebeheer van de computer” op pagina 50. • Als uw computer een knop heeft waarmee u de draadloze communicatie kunt in- en uitschakelen, wordt aanbevolen de draadloze communicatie uit te schakelen wanneer u er geen gebruik van maakt. Druk op de aan/-uitknop voor draadloze communicatie totdat het lampje uitgaat. • Als uw model is voorzien van de technologiecode KB (zie hiervoor het etiket met het serienummer), moet u controleren of de optie Powerplay voor het beeldscherm is ingeschakeld. Ga naar Beeldscherm in het Configuratiescherm, klik op Geavanceerd op het tabblad Instellingen en controleer op het tabblad Powerplay of Powerplay is ingeschakeld. De computer spaart energie als het beeldscherm geen stroom verbruikt. • Wanneer u een I/O-pc-kaart hebt, dat wil zeggen een pc-kaart met een externe aansluiting zoals een netwerkkaart, kunt u deze het beste verwijderen als u de kaart niet gebruikt. Sommige I/O-kaarten verbruiken veel energie, zelfs als ze niet worden gebruikt. • Wanneer u werkt met een toepassing die gebruikmaakt van de seriële poort of van een I/O-pc-kaart, dient u de toepassing af te sluiten als u klaar bent. Volg daarnaast de volgende instructies om de werktijd van uw batterijen te maximaliseren.
56
Naslaggids
Batterijen en Energiebeheer De batterij gebruiken
• Laat batterijen niet gedurende langere tijd ongebruikt. Als u meerdere batterijen hebt, is het verstandig deze afwisselend te gebruiken. • Als u altijd een netstroomadapter gebruikt, moet u zich aanwennen toch minimaal eenmaal per week de batterij als energiebron te gebruiken. • Verwijder de netstroomadapter wanneer u de computer niet gebruikt. • Laad de batterij regelmatig op om de levensduur te verlengen. • Wanneer u de batterij voor langere tijd opslaat, moet deze voor 20-50% zijn geladen om capaciteitsverlies door zelf-ontlading en vermindering van de batterijprestaties te voorkomen. • Voer deze kalibratieprocedure ongeveer een maal per maand uit om de maximale batterijcapaciteit en nauwkeurigheid van de batterijmeter te behouden: 1. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP Battery Optimizer. 2. Volg de weergegeven instructies om de batterij testen en te trainen. Het proces kan per batterij 4 tot 6 uur duren. U kunt de computer gebruiken tijdens het proces. Als u het proces onderbreekt, is het mogelijk dat de batterij nog nauwelijks is opgeladen.
Naslaggids
57
Modem- en netwerkverbindingen
Naslaggids
59
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
De modem gebruiken Als de computer een modempoort heeft, kunt u de modem op een telefoonlijn aansluiten en met andere computergebruikers overal ter wereld communiceren. U kunt surfen op het Internet, e-mail verzenden en ontvangen en uw pc gebruiken voor het verzenden en ontvangen van faxen. De computer bevat diverse softwareprogramma’s die gebruikmaken van de modem: • Met Internet Explorer kunt u surfen op het World Wide Web • Met Outlook Express kunt u e-mailberichten verzenden en ontvangen • Met Faxconsole van Windows XP of de faxsoftware van Windows 2000 kunt u faxberichten verzenden en ontvangen De modem heeft een snelheid van 56 kbps. Voor de hoogste prestaties kunt u het best verbinding maken met een Internet-aanbieder (ISP) die met V.90 of V.92 samenwerkende modems heeft. Informeer bij uw ISP voor een lijst met telefoonnummers die V.90 of V.92 ondersteunen. De maximumsnelheid voor faxen bedraagt 14,4 kbps. Hoewel de modem gegevens kan downloaden met een snelheid van 56 kbps, kan het zijn dat uw ISP of modemnetwerk niet met deze snelheid werkt of deze technologie niet ondersteunt. Neem contact op met uw ISP voor informatie over de mogelijkheden. Bovendien is de downloadsnelheid afhankelijk van de conditie waarin de telefoonlijn verkeert.
60
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
De modem aansluiten WAARSCHUWING
Om brandgevaar te voorkomen, raden wij u aan alleen een telefoondraad van het type 26 AWG of dikker te gebruiken voor de verbinding tussen de modem en de telefoonaansluiting. 1. Controleer of de telefoonlijn een analoge lijn is (dit wordt soms een datalijn genoemd). (Gebruik geen digitale lijn.) 2. Sluit het telefoonsnoer met een RJ-11-connector aan op een telefoonaansluiting. Als de stekker van de telefoonkabel niet in de aansluiting past, moet u een adapter gebruiken. 3. Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de ingebouwde modem.
4. Controleer de landinstellingen van de modem: • Windows XP: klik op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware, Telefoon- en modemopties. • Windows 2000: klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, dubbelklik op Telefoon- en modemopties, en klik tot slot op Bewerken op het tabblad Kiesregels. WAARSCHUWING
Het is mogelijk dat uw ingebouwde modem niet werkt in combinatie met meerdere telefoonlijnen of een telefooncentrale (PBX), niet kan worden verbonden met een munttelefoon en niet werkt met gemeenschappelijke telefoonlijnen. Het voltage van sommige van deze lijnen kan te groot zijn, waardoor de interne modem defect kan raken. Controleer daarom wat voor telefoonlijn u gebruikt voordat u de verbinding tot stand brengt.
Naslaggids
61
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
Speciale beperkingen in bepaalde landen • In veel landen wordt een computer tijdelijk buitenspel gezet als een modem er herhaaldelijk niet in slaagt verbinding met een serviceprovider te maken. Het aantal toegestane pogingen en de tijd tussen twee pogingen verschilt per land: neem zo nodig contact op met uw telefoonmaatschappij voor meer informatie. Als u bijvoorbeeld vanuit Italië belt en geen verbinding kunt maken met uw server of de verbinding verbreekt, moet u één minuut wachten voordat u het nummer opnieuw kunt kiezen. Als u eerder belt, wordt er een foutbericht weergegeven waarin wordt gesproken van een ‘vertraging’. Na de vierde mislukte poging moet u een uur wachten voordat u het nummer opnieuw kunt kiezen. Als u belt voordat het uur voorbij is, wordt er een foutbericht weergegeven waarin wordt gesproken van een ‘zwarte lijst’. • Als u een modem gebruikt in Zuid-Afrika, kan een externe spanningsbeveiliging nodig zijn om te voorkomen dat de computer wordt beschadigd door bliksem of andere elektrische spanningspieken. Sluit een goedgekeurde spanningsbeveiliging op de modem aan als u de modem gebruikt.
Verbinding maken met het Internet Aanmelding bij een Internet-aanbieder Voordat u verbinding kunt maken met het Internet, moet u een account aanvragen bij een Internet-aanbieder (ISP). In sommige landen en bij sommige modellen kunt u via Hewlett-Packard een Internet-account aanvragen, zodat u gemakkelijk verbinding kunt maken met een ISP. 1. Sluit de ingebouwde modem aan (zie het vorige onderwerp). (Als uw computer geen ingebouwde modem heeft, kunt u ook een pc-modemkaart of een externe modem gebruiken.) 2. Indien beschikbaar, dubbelklikt u op het pictogram Verbinding met het Internet maken of Easy Internet Signup op het bureaublad. Hiermee start u de wizard Internetverbinding of Nieuwe verbinding waarmee u een ISP in uw omgeving kunt zoeken, een bestaande Internet-account kunt overbrengen naar deze computer of handmatig een Internet-verbinding kunt instellen. –of– Indien beschikbaar, klikt u op Start, Programma’s, On line services (Windows XP of 2000) of Start, Alle programma’s, Easy Internet Signup (Windows XP) en selecteert u een van de weergegeven ISP’s. Vervolgens kunt u zich registreren bij de aanbieder van uw keuze.
62
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
Een verbinding tot stand brengen met het Internet 1. Dubbelklik op het pictogram Internet Explorer op het bureaublad. Bij de eerste verbinding wordt om informatie over de verbinding gevraagd. 2. Klik op de knop Verbinden in het venster Inbelverbinding of Netwerkverbindingen. In Windows XP kunt u een pictogram voor uw verbinding weergeven door Netwerkverbindingen te openen in het Configuratiescherm. Klik met de rechtermuisknop op de verbinding, selecteer Eigenschappen en selecteer de optie Pictogram. In Windows 2000 ziet u, wanneer u met het Internet bent verbonden, op de taakbalk een verbindingspictogram (twee verbonden computers).
De verbinding met het Internet verbreken De verbinding met het Internet blijft bestaan totdat u de computer afsluit, de aansluiting tussen telefoonlijn en computer ontkoppelt of de opdracht geeft de verbinding te verbreken. • In Windows XP klikt u op Start, Configuratiescherm, Netwerk- en Internetverbindingen en Netwerkverbindingen. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op de verbinding en selecteer de optie voor het verbreken van de verbinding. –of– Dubbelklik op het verbindingspictogram op de taakbalk en klik daarna op Verbinding verbreken. (In Windows XP kunt u dit pictogram activeren door de procedure te volgen die wordt beschreven in “Verbinding maken met het Internet” eerder in deze handleiding.)
Inbellen op een netwerk Met de modem kunt u inbellen op een LAN (Local Area Network), als dat inbelverbindingen ondersteunt. Zo krijgt u toegang tot netwerkgegevens op een externe locatie. • Zie de Help van Windows voor informatie over het instellen en gebruiken van inbelnetwerkverbindingen (klik op Start en vervolgens op Help en ondersteuning of op Help).
Naslaggids
63
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
De modeminstellingen wijzigen De modem is al ingesteld voor compatibiliteit met telefoonsystemen en modems in de meeste gebieden. In sommige situaties moet u de modeminstellingen echter aanpassen aan de lokale omstandigheden. Als u vragen hebt over de lokale vereisten, neemt u contact op met de telefoonmaatschappij. • Configuratiescherm. Open het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm als u modeminstellingen wilt wijzigen. Klik op Eigenschappen op het tabblad Modems om de verbindingssnelheid in te stellen of klik op Bewerken op het tabblad Kiesregels om kiesopties in te stellen. • Communicatiesoftware. Veel communicatieprogramma’s bevatten opties waarmee u de modeminstellingen kunt wijzigen. Raadpleeg de Help van de software. • AT-opdrachten. U kunt diverse functies van de modem instellen met AT-opdrachten. AT-opdrachten zijn speciale tekenreeksen die naar de modem worden verzonden voor het instellen van bepaalde voorwaarden. Deze tekenreeksen beginnen gewoonlijk met “AT”. Zie “Naslaggegevens voor modems” op pagina 140 voor een lijst met ATopdrachten voor de ingebouwde modem. Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Klik op Eigenschappen op het tabblad Modems. Op het tabblad Geavanceerd kunt u ATopdrachten typen voor extra instellingen. Als u bijvoorbeeld de luidspreker van een ingebouwd modem wilt uitschakelen, kunt u de opdracht M0 gebruiken, zoals in de tabel met AT-opdrachten wordt aangegeven. Typ ATM0 in de ruimte voor extra instellingen.
E-mail verzenden en ontvangen Als u e-mail wilt verzenden of ontvangen, hebt u een e-mailaccount nodig bij een Internet Service Provider of bij het communicatiesysteem van uw bedrijf. Wanneer u AOL gebruikt, is e-mail onderdeel van de AOL-service. Bij een andere ISP kunt u Outlook Express gebruiken (aanwezig op de computer) of een e-mailsysteem naar keuze. In dit onderwerp vindt u instructies voor het gebruik van Outlook Express. Outlook Express starten 1. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Outlook Express of dubbelklik op Outlook Express op het bureaublad (indien beschikbaar).
64
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
2. Wanneer u momenteel niet bent verbonden met het Internet, verschijnt het venster Verbinden met. Kies Verbinden om verbinding te maken met het Internet. E-mail verzenden 1. Klik in Outlook Express op de werkbalk op Nieuw bericht of Bericht maken. 2. Geef het gewenste bericht op in het venster Nieuw bericht. 3. Klik op de knop Verzenden als u klaar bent. E-mail ontvangen 1. Klik in Outlook Express op de werkbalk op Verzenden/ontvangen zodat Outlook nieuwe berichten kan ophalen. 2. Klik op de map Postvak IN om de lijst met berichten te bekijken. Ongelezen berichten worden vet weergegeven. 3. Klik eenmaal op het bericht om het te bekijken. (Of dubbelklik om het bericht in een afzonderlijk venster te bekijken.)
Faxen verzenden en ontvangen (Windows XP) Voor het verzenden en ontvangen van faxen is een telefoonverbinding nodig. U hebt geen Internet-verbinding nodig. U kunt de modem- en faxsoftware gebruiken om op uw computer faxen te verzenden en te ontvangen. De faxsoftware van Faxconsole maakt deel uit van Windows XP. Faxconsole installeren U moet Faxconsole installeren voordat u het kunt gebruiken. 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Software. 2. Klik op Windows-onderdelen toevoegen of verwijderen, selecteer Fax Services en volg de instructies op het scherm. Als u wordt gevraagd naar de cd-rom met Windows, bladert u naar de map c:\i386. Faxconsole starten • Klik op Start, Alle programma’s, Bureau-accessoires, Communicatie, Fax, Faxconsole. De eerste keer dat u Faxconsole start, verschijnt de wizard Faxconfiguratie die u begeleidt bij de instelling van de opties en de aanpassing van het programma aan uw persoonlijke wensen. Volg de instructies op het scherm. Wanneer u niet zeker weet welke instelling u moet kiezen, kunt u het beste de standaardinstelling accepteren.
Naslaggids
65
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
Faxen verzenden • Klik op Start, Alle programma’s, Bureau-accessoires, Communicatie, Fax, Een fax verzenden en volg de instructies die op het scherm verschijnen. Als u een document als een fax wilt verzenden, opent u het document in het venster van de desbetreffende toepassing en opent u daarna het dialoogvenster Afdrukken. Wijzig de geselecteerde printer in Fax en druk het document af. Faxen ontvangen Faxen worden automatisch ontvangen wanneer Faxconsole is gestart in een geopend of geminimaliseerd venster. Nieuwe faxen worden aangegeven in het statusvak in het venster Faxconsole. Een fax handmatig ontvangen: • Wanneer een faxoproep binnenkomt, klikt u op Nu ontvangen op de menubalk van Faxconsole. Een fax bekijken en afdrukken 1. Klik in de Faxconsole-structuur op Postvak IN en dubbelklik vervolgens op de fax die u wilt bekijken. 2. Klik op het printerpictogram als u de fax wilt afdrukken.
Faxen verzenden en ontvangen (Windows 2000) Voor het verzenden en ontvangen van faxen is een telefoonverbinding nodig. U hebt geen Internet-verbinding nodig. U kunt de modem- en faxsoftware gebruiken om op uw computer faxen te verzenden en te ontvangen. Faxsoftware is in Windows 2000 ingebouwd. Faxverkeer instellen 1. Klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Fax. Voer de faxgegevens in. 2. Voeg op het tabblad Geavanceerde opties een faxprinter in. Als u geen faxen wilt ontvangen, stopt u hier. 3. Open op het tabblad Geavanceerde opties het venster Beheer van Fax-service. 4. Klik in de lijst onder Fax op Apparaten en klik daarna met de rechtermuisknop op de modem en klik op Eigenschappen. 5. Schakel op het tabblad Algemeen de modem in voor het ontvangen van faxen. 6. Selecteer op het tabblad Ontvangen faxen de optie voor het opslaan van faxen in een map.
66
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen De modem gebruiken
Faxen verzenden • Klik op Start, Programma’s, Bureau-accessoires, Communicatie, Fax, Faxvoorblad verzenden. Volg de instructies voor het maken en verzenden van de fax. Als u een document als een fax wilt verzenden, opent u het document in het venster van de desbetreffende toepassing en opent u daarna het dialoogvenster Afdrukken. Wijzig de geselecteerde printer in de faxprinter en druk het document af. Faxen ontvangen, bekijken en afdrukken Als de modem is ingeschakeld voor het ontvangen van faxen, worden faxen automatisch ontvangen. 1. Klik op Start, Programma’s, Bureau-accessoires, Communicatie, Fax, Mijn Faxberichten. 2. Dubbelklik op de fax in de map Ontvangen faxberichten. 3. Als u de fax wilt afdrukken, klikt u op Bestand, Afdrukken.
Naslaggids
67
Modem- en netwerkverbindingen Verbinding maken met een LAN
Verbinding maken met een LAN Als het model een LAN-poort heeft, kunt u een verbinding maken met LAN’s (Local Area Networks). Met LAN’s krijgt u toegang tot netwerkvoorzieningen zoals printers en bestandsservers in het bedrijfsnetwerk en mogelijk op het Internet.
Verbinding maken met een LAN 1. Controleer of het bestaande LAN verbindingen via Ethernet 10Base-T (10 Mbps) of 100Base-TX (100 Mbps) ondersteunt. 2. Sluit de LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de ingebouwde LAN-poort. De kabel moet een RJ-45-connector hebben. 3. De LAN-verbinding wordt automatisch herkend en geconfigureerd. U kunt de instellingen bewerken in Netwerk- en inbelverbindingen in het Configuratiescherm. Zie de Help van Windows voor informatie over het instellen en gebruiken van LANverbindingen (klik op Start, Help en ondersteuning of Help). Neem contact op met de netwerkbeheerder voor informatie over het netwerk.
Twee indicators naast de LAN-poort geven de status van de verbinding aan (zie de bovenstaande afbeeldingen): • Het gele lampje geeft netwerkactiviteit aan. • Het groene lampje geeft aan dat er een verbinding met 100 MB per seconde is.
68
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
Draadloze verbindingen tot stand brengen Als uw computer een aan/uit-knop voor draadloze communicatie heeft, kunt u via de radio verbinding maken met een draadloos LAN (Local Area Network) en toegang krijgen tot computers en andere bronnen op het netwerk. Deze knop bevindt zich aan de rechterkant van het beeldscherm van de computer. Een draadloos netwerk biedt alle functies die een “gewoon” bekabeld netwerk biedt, maar biedt daarnaast ook mogelijkheden om te “zwerven”. Doordat uw computer niet via kabels, maar via radiogolven met het netwerk is verbonden, kunt u uw computer binnen het netwerk verplaatsen (bijvoorbeeld van uw kantoor naar de vergaderruimte) en toch voortdurend met het netwerk verbonden blijven.
Verbindingen voorbereiden (Windows XP) Voordat u verbinding kunt maken met een bepaald draadloos 802.11-netwerk, moet u uw computer configureren voor de draadloze verbinding in kwestie. Verbinding maken met een bestaand draadloos netwerk U kunt verbinding maken met een toegangspunt dat toegang verschaft tot een LAN (Local Area Network) of u kunt rechtstreeks verbinding maken met andere computers in een zogenaamd adhoc-netwerk. 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor de draadloze netwerkverbinding en kies vervolgens Beschikbare draadloze netwerken weergeven in het snelmenu. 2. Er verschijnt een lijst met beschikbare netwerken. Kies het gewenste netwerk, voer de coderingssleutel in (indien nodig) en klik op Verbinden. Als het netwerk dat u wilt gebruiken niet voorkomt in de lijst, klikt u op Geavanceerd, Configureren en voert u de benodigde netwerkparameters in. Als het netwerk geen gebruikmaakt van het 802.1-verificatieprotocol, schakelt u de optie voor de automatische sleutel uit. 3. Pas de netwerkinstellingen op het tabblad Algemeen aan aan de vereisten van het lokale netwerk dat u gebruikt. Neem eventueel contact op met de netwerkbeheerder. U kunt desgewenst een pictogram op de taakbalk laten weergeven wanneer u verbonden bent met een netwerk. 4. Op het tabblad Draadloze netwerken kunt u zien welke draadloze netwerken beschikbaar en binnen bereik zijn. Van elk netwerk wordt het SSID vermeld. Klik op het gewenste netwerk en klik op Configureren.
Naslaggids
69
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
5. Als voor uw draadloze netwerk gebruik wordt gemaakt van gecodeerde communicatie, moet u de optie voor de automatische sleutel uitschakelen en daarna de volgende parameters selecteren. Informeer bij de netwerkbeheerder naar de vereiste instellingen: • Sleutel: ASCII-wachtwoord of hexadecimale sleutelreeks. • Sleutelindeling: ASCII voor wachtwoord of hexadecimaal voor sleutelreeks. • Sleutellengte: kleiner getal voor 64-bits codering, groter getal voor 128-bits codering. 6. Klik op OK om de configuratie op te slaan. Dit netwerk wordt toegevoegd aan uw lijst van voorkeursnetwerken. De computer wordt automatisch verbonden met het eerste voorkeursnetwerk dat binnen bereik is als draadloze communicatie ingeschakeld is. Zie “Draadloze communicatie inen uitschakelen” op pagina 73. Een nieuw netwerk maken tussen computers onderling (AdHoc) U kunt een nieuw netwerk opzetten dat toegankelijk is voor andere lokale computers. 1. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Netwerk- en Internetverbindingen, Netwerkverbindingen. 2. Dubbelklik op de draadloze verbinding waarvan u de status wilt weergeven en klik vervolgens op Eigenschappen. 3. Klik op het tabblad Draadloze netwerken op Toevoegen om een nieuw netwerk te maken. 4. Typ een naam voor het nieuwe netwerk. 5. Als u gecodeerde communicatie wilt gebruiken, schakelt u de optie voor de automatische sleutel uit en selecteert u de volgende parameters: • Sleutel: ASCII-wachtwoord of hexadecimale sleutelreeks. • Sleutelindeling: ASCII voor wachtwoord of hexadecimaal voor sleutelreeks. • Sleutellengte: kleiner getal voor 64-bits codering, groter getal voor 128-bits codering. 6. Geef aan dat dit een netwerkverbinding tussen lokale computers is (ad hoc) door de desbetreffende optie te selecteren. 7. Klik op OK om de configuratie op te slaan. Dit netwerk wordt toegevoegd aan uw lijst met voorkeursnetwerken en wordt toegankelijk voor andere computers.
70
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
Verbindingen voorbereiden (Windows 2000) Voordat u verbinding kunt maken met een bepaald draadloos 802.11-netwerk, moet u ede computer configureren voor het specifieke verbindingstype: ‘AdHoc’ of ‘Infrastructuur’. Verbinding van computer-naar-computer (AdHoc) Een AdHoc-netwerk biedt een draadloze verbinding van een computer naar één of meer computers met draadloze mogelijkheden, zelfs als deze computers geen verbinding met een LAN hebben. Vervolgens kunt u bronnen zoals gedeelde bestanden, printers en Internet-verbindingen met de andere computers delen. 1. Klik op het pictogram voor de draadloze verbinding op de taakbalk (indien aanwezig). –of– Klik op Start, Programma’s, Hewlett-Packard, Notebook, HP Wireless LAN, Configuration Utility. 2. Ga naar het tabblad Configuratie en stel de volgende parameters in: Mode: AdHoc. ESSID: een willekeurige naam. Deze naam moet gelijk zijn voor alle computers die met elkaar worden verbonden. Gebruik geen naam die ook wordt gebruikt voor een nabijgelegen toegangspunt. AdHoc Channel: deze naam moet gelijk zijn voor alle computers die met elkaar worden verbonden. Met het oog op de prestaties is het raadzaam geen kanaal te gebruiken dat overeenkomt met of grenst aan een kanaal dat al wordt gebruikt voor een nabijgelegen toegangspunt. 3. Als de computers versleutelde communicatie gebruiken, moet u de volgende parameters instellen op het tabblad Versleuteling. Deze parameters moeten voor alle computers die met elkaar worden verbonden, gelijk zijn: Versleuteling: 64-bits of 128-bits. Sleutel: zie onderstaande tip. Wanneer de computers zich binnen elkaars bereik bevinden en het gebruik van draadloze communicatie is ingeschakeld, wordt automatisch een verbinding tot stand gebracht. Zie “Draadloze communicatie in- en uitschakelen,” verderop.
Naslaggids
71
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
LAN-verbinding (Infrastructuur) In een netwerk van het type Infrastructuur, maakt de computer een LAN-verbinding via een draadloos toegangspunt. Zo krijgt u toegang tot bronnen op het netwerk zoals printers en bestandsservers en eventueel op het Internet. De netwerkbeheerder kan u de instellingen verschaffen die u nodig hebt om verbinding te maken met een draadloos toegangspunt, evenals de instellingen die u verder nog nodig hebt voor het netwerk zelf. 1. Maak uw computer gereed voor het lokale netwerk: De LAN-verbinding wordt automatisch herkend en geconfigureerd. U kunt de instellingen bewerken in Netwerk- en inbelverbindingen in het Configuratiescherm. 2. Klik op het pictogram voor de draadloze verbinding op de taakbalk (indien aanwezig). –of– Klik op Start, Programma’s, Hewlett-Packard, Notebook, HP Wireless LAN, Configuration Utility. 3. Ga naar het tabblad Configuratie en stel de volgende parameters in: Mode: Infrastructure. ESSID: het ID dat door het toegangspunt wordt gebruikt. “ANY” zorgt voor verbinding met het toegangspunt met het sterkste signaal, ongeacht de ESSID. 4. Als uw draadloze netwerk gebruikmaakt van versleutelde communicatie, moet u deze parameters instellen op het tabblad Versleuteling. Vraag de netwerkbeheerder naar de vereiste instellingen: Versleuteling: 64-bits of 128-bits. Sleutel: zie onderstaande tip. Wanneer de computer zich binnen het bereik van een toegangspunt bevindt en het gebruik van draadloze communicatie is ingeschakeld, wordt er automatisch een verbinding tot stand gebracht met het infrastructuurnetwerk. Zie “Draadloze communicatie in- en uitschakelen,” hieronder. Tip
Als u een verbinding maakt met een toegangspunt of computer die op Lucent/Agere gebaseerde software gebruikt, moet u op uw computer een versleutelingsmethode instellen die hiermee compatibel is. U kunt de versleuteling handmatig opgeven. Zie c:\hp\drivers\wireless\readme.txt, als u alleen het wachtwoord van Lucent/Agere kent.
72
Naslaggids
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
Draadloze communicatie in- en uitschakelen Belangrijk
Draadloze netwerken en mobiele modems zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie. Het gebruik van dergelijke apparaten kan in bepaalde situaties of onder bepaalde omstandigheden aan regels zijn gebonden, zoals bijvoorbeeld in een vliegtuig. Als u niet zeker weet of het gebruik is toegestaan, raden wij u aan toestemming te vragen voordat u draadloze communicatie inschakelt. In Italië en Singapore en mogelijk ook in andere landen kunt u de draadloze functie pas gebruiken wanneer u hiervoor bij de verantwoordelijke instelling een licentie hebt aangeschaft. Communicatie inschakelen en verbinding maken 1. Schakel de computer in, als deze niet was ingeschakeld. 2. Als de functie voor draadloze communicatie actief is, brandt het statuslampje. Als het statuslampje niet brandt, gaat u als volgt te werk: Druk op de knop waarmee u draadloze communicatie kunt in- en uitschakelen. –of– Windows XP: Klik op Start, Configuratiescherm, Netwerk- en Internet-verbindingen, Netwerkverbindingen en dubbelklik vervolgens op het pictogram van de draadloze netwerkverbinding. –of– Windows 2000: Klik op Start, Programma’s, Hewlett-Packard, Notebook, HP Wireless LAN, Configuration Utility en klik vervolgens op Radio On/Off.
Naslaggids
73
Modem- en netwerkverbindingen Draadloze verbindingen tot stand brengen
Als u zich binnen het bereik van het draadloze netwerk bevindt, wordt er automatisch een verbinding tot stand gebracht. Als u de status van uw draadloze verbinding wilt controleren, opent u Netwerkverbindingen in Configuratiescherm en dubbelklikt u op de verbinding (Windows XP) of klikt u op het pictogram voor de draadloze verbinding op de taakbalk en klikt u op de tab Verbinding (Windows 2000). Communicatie uitschakelen en de verbinding verbreken 1. Belangrijk: sluit alle bestanden die zich op andere computers in het netwerk bevinden. 2. Als u de draadloze verbinding wilt verbreken zonder uw pc uit te zetten, gaat u als volgt te werk: Druk op de knop waarmee u draadloze communicatie kunt in- en uitschakelen. –of– Windows XP: Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de draadloze netwerkverbinding op de taakbalk en kies Uitschakelen. –of– Windows 2000: Klik op Start, Programma’s, Hewlett-Packard, Notebook, HP Wireless LAN, Configuration Utility en klik vervolgens op Radio On/Off. Als u de computer afsluit of uitschakelt, wordt de functie voor draadloze communicatie ook uitgeschakeld.
74
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten
Naslaggids
75
Uitbreidingsapparaten Pc-kaarten aansluiten
Pc-kaarten aansluiten U kunt de pc-kaartsleuf in de computer gebruiken voor gegevensopslag en voor uitbreiding van de communicatiemogelijkheden van de computer. De computer ondersteunt pc-kaarten van standaardtype II en III (PCMCIA en CardBus). Als uw model is voorzien van twee uitwerpknoppen, kunt u twee kaarten van type II of één kaart van type III installeren. Als uw model slechts één knop heeft, kunt u één kaart installeren van een willekeurig type.
Een pc-kaart plaatsen of verwijderen Een pc-kaart plaatsen 1. Houd de pc-kaart met de bedrukte kant naar boven en met de verbindingsopeningen in de richting van de sleuf. 2. Schuif de pc-kaart helemaal in de sleuf. De meeste kaarten zijn goed geplaatst als de kaart niet meer uit de sleuf steekt, maar sommige kaarten zijn zo ontworpen dat deze een stukje uitsteken.
76
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Pc-kaarten aansluiten
Een pc-kaart verwijderen WAARSCHUWING
Voordat u een pc-kaart verwijdert, moet u het pictogram voor het uitwerpen van hardware of voor het veilig verwijderen van hardware op de taakbalk gebruiken of de computer afsluiten. Anders kunt u gegevens kwijtraken. 1. Voordat u de kaart verwijdert, klikt u op de taakbalk op het pictogram voor het uitwerpen van hardware of voor het veilig verwijderen van hardware en klikt u daarna op de kaart die u wilt verwijderen. Zo worden uw gegevens beschermd en onverwachte problemen voorkomen.
Als het nodig is, kunt u de kaart opnieuw starten door de kaart te verwijderen en opnieuw te plaatsen. 2. Druk op de uitwerpknop zodat de knop naar buiten komt en druk daarna op de knop om de pc-kaart uit te werpen.
Naslaggids
77
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Externe apparaten aansluiten Connectoren voor externe apparaten herkennen In de volgende afbeeldingen worden de connectoren van de computer voor externe apparaten en voor de poortreplicator weergegeven. De plaats van de connectoren op de computer
1. Poort voor PS/2-toetsenbord of PS/2-muis (Y-adapter mogelijk) 2. Aansluiting voor netstroomadapter 3. Twee USB-poorten (Universal Serial Bus) 4. LAN-poort (op bepaalde modellen) 5. S-videopoort (op bepaalde modellen) 6. Parallelle poort (LPT1) Gebruik deze poort voor een parallelle printer of ander parallel apparaat 7. Seriële poort (COM1) 8. Poort voor externe monitor 9. Modempoort (op bepaalde modellen) 10. Sleuf voor pc-kaart en CardBus-kaart Zie “Pc-kaarten aansluiten” op pagina 76.
78
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
11. IEEE 1394-poort (op bepaalde modellen) 12. Audiopoorten 13. Infraroodpoort (op bepaalde modellen) De plaats van de connectoren op de poortreplicator
14. Aansluiting voor netstroomadapter 15. Poorten voor PS/2-toetsenbord en PS/2-muis 16. USB-poorten 17. Poort voor externe monitor 18. Parallelle poort 19. Seriële poort 20. LAN-poort (werkt alleen als uw computer een ingebouwde LAN-poort heeft). 21. Digitale audiopoort (SPDIF) 22. S-videopoort 23. Audiopoorten (microfoon, hoofdtelefoon, lijningang). 24. USB-poort Opmerking
Voordat u een apparaat aansluit, raadpleegt u de documentatie van het apparaat om te kijken of u instellingen van het apparaat moet aanpassen voordat u dit in gebruik neemt. Misschien moet u schakelaars instellen om het apparaat te configureren zodat het op de juiste manier samenwerkt met de computer en de software die u wilt gebruiken.
Naslaggids
79
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een printer of ander parallel apparaat aansluiten De parallelle poort van de computer is een standaard 25-pins connector, die meestal wordt gebruikt voor het aansluiten van matrix-, inkjet- en laserprinters. U kunt hierop ook een parallel Zip-station aansluiten. • Sluit de kabel vanuit de parallelle printer of een ander parallel apparaat aan op de parallelle poort van de computer.
Een extern toetsenbord of externe muis aansluiten • Sluit een USB-muis of -toetsenbord aan op een USB-poort. –of– • Sluit een PS/2-muis of -toetsenbord aan op een PS/2-poort. De aanwijsknop en de touchpad zijn gewoonlijk uitgeschakeld als een extern PS/2-muis is aangesloten. Gebruik de Y-adapter HP F1469A om zowel een PS/2-muis als een toetsenbord te kunnen aansluiten.
Een USB-apparaat aansluiten De USB-poort (Universal Serial Bus) van de computer is een bidirectionele seriële interface voor het aansluiten van randapparaten zoals spelcontrollers, seriële en parallelle poorten en scanners op een enkele bus. • Sluit de USB-kabel van het apparaat aan op een van de USB-poorten. Windows herkent het USB-apparaat automatisch. Sommige USB-apparaten kunnen in serie met de computer worden verbonden. Dit wordt een daisychainverbinding genoemd. Opmerking
Als u problemen ondervindt bij het tot stand brengen van deze verbinding, kunt u contact opnemen met de fabrikant van het apparaat of een bezoek brengen aan de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) voor de nieuwste versie van het stuurprogramma voor dit apparaat.
80
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een audioapparaat aansluiten Als uw model een ingebouwde microfoon heeft (er wordt dan een microfoonpictogram weergegeven naast de rechterklikknop op de touchpad), kunt u deze gebruiken om spraak, geluid en muziek op te nemen. Daarnaast kunt u een externe microfoon, externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten. Bovendien kunt u, als u de computer aansluit op de poortreplicator, een stereoapparaat aansluiten (zoals een cd-speler) of een apparaat dat digitaal geluid accepteert (zoals een digitale audiorecorder). WAARSCHUWING
De hoofdtelefoonaansluiting en lijningang zijn drievoudige stereoaansluitingen. Deze zijn niet compatibel met tweevoudige monoaansluitingen. Als u een monoconnector op een van deze ingangen aansluit, kunt u de computer beschadigen. • Sluit de audiokabel aan op de juiste audiopoort op de computer of op de poortreplicator.
1. Audio uit (hoofdtelefoon) 2. Externe microfoon 3. Volumeregelaar (op bepaalde modellen) Opmerking
4. Knop voor uitzetten geluid en indicator voor uitzetten geluid (op bepaalde modellen) Als uw model is voorzien van een ingebouwde microfoon en u een apparaat aansluit op de poort voor een externe microfoon, wordt de ingebouwde microfoon automatisch uitgeschakeld. Als u een apparaat op de poort voor de hoofdtelefoon aansluit, worden de ingebouwde luidsprekers automatisch uitgeschakeld. Als u een apparaat aansluit op een audiopoort van de computer, wordt het apparaat dat op de overeenkomstige poort op de poortreplicator is aangesloten, genegeerd.
Naslaggids
81
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een externe monitor gebruiken Een externe monitor aansluiten 1. Klik op Start, Computer uitschakelen, Uitschakelen (Windows XP) of Start, Afsluiten, Afsluiten (Windows 2000). 2. Sluit de beeldschermkabel vanuit het beeldscherm aan op de beeldschermpoort aan de achterkant van de computer. 3. Sluit de monitor aan op een energiebron en schakel de monitor in. 4. Zet de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Overschakelen naar het externe beeldscherm • Druk op Fn+F5 om te kunnen kiezen uit de schermopties: notebookscherm, extern beeldscherm, beide. –of– Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP Display Settings. U kunt ook een pictogram voor beeldscherminstellingen toevoegen aan de taakbalk voor snelle toegang. • Als u beide schermen tegelijk wilt gebruiken, drukt u enkele keren op Fn+F5 totdat het beeld op beide schermen wordt weergegeven. Als de standaard beeldscherminstellingen zijn ingesteld, gebruikt het externe beeldscherm dezelfde instellingen als het interne beeldscherm. Het externe beeldscherm geeft hetzelfde beeld weer als het interne beeldscherm, ongeacht het schermgebied, de kleuren en andere instellingen. De vernieuwingsfrequentie is ook hetzelfde als de frequentie van het interne beeldscherm (60 Hz). Als u alleen het externe beeldscherm gebruikt, kunt u andere instellingen kiezen, waarbij u niet beperkt wordt door de instellingen voor het interne beeldscherm. De beeldschermresolutie en andere instellingen aanpassen 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Vormgeving en thema’s (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Beeldscherm (Windows 2000). 2. Pas op het tabblad Instellingen het schermgebied aan. Er zijn ook andere instellingen beschikbaar.
82
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Zie “Hardwarespecificaties” op pagina 136 voor informatie over de maximaal ondersteunde resoluties, kleuren en vernieuwingsfrequenties van externe monitors met een hoge resolutie. De mogelijkheden van externe monitors lopen sterk uiteen en de weergavekwaliteit van uw monitor bij hogere resoluties kan tegenvallen. Als u de vernieuwingsfrequentie op het externe beeldscherm moet verhogen, kunt u ervoor kiezen alleen het externe beeldscherm te gebruiken. U kunt ook een van de beeldschermen instellen als "secundair" beeldscherm, zodat u verschillende vernieuwingsfrequenties kunt instellen: 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Vormgeving en thema’s, Beeldscherm (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Beeldscherm (Windows 2000). 2. Klik op het tabblad Instellingen op de knop Geavanceerd en klik vervolgens op het tabblad Beeldscherm of Monitor. Stel de vernieuwingsfrequentie in op het tabblad Beeldscherm. De computer instellen voor gebruik met twee beeldschermen (Windows XP) Als uw computer is voorzien van de technologiecode KB (deze vindt u op het etiket met het serienummer), kunt u uw apparatuur uitbreiden door een externe monitor aan de computer te koppelen. 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Vormgeving en thema’s, Beeldscherm. 2. Klik op het tabblad Instellingen. 3. Klik op het tweede beeldscherm en selecteer de optie voor het uitbreiden van het bureaublad. Voor elk beeldscherm kunt u een andere resolutie en aan ander aantal kleuren instellen. Bij gebruik van het vergrote bureaublad moet het videogeheugen echter worden verdeeld over beide beeldschermen. Het kan daarom voorkomen dat de beeldschermen zich bij hogere resoluties en een hoger aantal kleuren anders gedragen dan verwacht. Probeer eerst een resolutie van 1024 × 768 op de externe monitor en 64.000 kleuren (16-bits) op beide beeldschermen. Vervolgens kunt u hogere instellingen proberen om te kijken of deze met uw toepassingen werken. Daarnaast kan voor bepaalde bewerkingen, zoals het afspelen van dvd’s en het weergeven van 3D-afbeeldingen, extra videogeheugen nodig zijn, zodat u de beeldscherminstellingen misschien moet aanpassen. Als u een dvd-film afspeelt, wordt deze alleen weergegeven op het primaire scherm. Als u een ander beeldscherm wilt instellen als primair beeldscherm, gaat u naar het tabblad Instellingen in het dialoogvenster Beeldscherm (zie bovenstaande stappen). Klik met de rechtermuisknop op het gewenste beeldscherm en kies Primair.
Naslaggids
83
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een tv-toestel gebruiken als monitor Als uw model beschikt over een S-videopoort (aan de achterkant), kunt u een televisie of ander videoapparaat op de computer aansluiten en dat gebruiken als beeldscherm. Een tv-toestel aansluiten 1. Sluit het tv-toestel aan op de S-videopoort met een standaard S-videokabel of een composiet-videoadapter met een standaard RCA-videokabel. 2. Optioneel: sluit een audiokabel aan op de hoofdtelefoonaansluiting van de computer en de tv. De S-videopoort is niet voorzien van audio-uitvoer. Het tv-toestel/beeldscherm activeren HP TV Now past de computer automatisch voor het gebruik van een tv aan. Zo wordt de time-out van het beeld uitgeschakeld om te voorkomen dat het beeld verdwijnt en wordt de resolutie geoptimaliseerd voor weergave op tv. • Als er een snelknop aan HP TV Now is toegewezen, drukt u op die knop. (De vijf snelknoppen bevinden zich boven aan het toetsenbord.) –of– • Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP TV Now. Als u de HP TV Now-opties wilt aanpassen, klikt u op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP TV Now Options. Als u de normale instellingen voor het beeldscherm weer wilt herstellen, voert u HP TV Now nogmaals uit. De normale beeldscherminstellingen worden ook hersteld als de computer de stand-bymodus aanneemt of wordt uitgeschakeld. Als het beeld op de tv slecht is, is de instelling die is opgegeven voor de tv-uitvoer niet juist voor uw tv. Controleer in BIOS Setup de instelling Television Type in het menu System Devices—zie “U voert BIOS Setup als volgt uit” op pagina 120. In NoordAmerika is de normale instelling doorgaans NTSC. In Europa, Azië en Afrika is deze doorgaans PAL. Dvd-films afspelen op tv Als uw computer is voorzien van technologiecode KB (u vindt de code op het etiket met het serienummer), kunt u de film alleen op het hoofdscherm zien. Als de film niet op de tv verschijnt, opent u Beeldscherm in Configuratiescherm en kiest u het tabblad Instellingen. Klik vervolgens op Geavanceerd en stel de tv als primair beeldscherm in. Zie voor meer informatie "Dvd-films afspelen" op pagina 39.
84
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een IEEE 1394-apparaat aansluiten Als uw computer beschikt over een IEEE 1394-poort, kunt u deze gebruiken om apparaten zoals audio- en videoapparatuur, schijfstations, printers en andere computers aan te sluiten. Deze poort bevindt zich aan de linkerkant van de computer. • Sluit de kabel van het apparaat aan op de IEEE 1394-poort van de computer. U vindt de poort aan de linkerkant. Windows herkent het apparaat automatisch. De IEEE 1394-poort is een poort met 4 draden. Als u een apparaat met een stekker met 6 draden wilt aansluiten, moet u een eenvoudige adapter aanschaffen als het apparaat geen stroom krijgt of een hub als het apparaat stroom vereist. Opmerking
Als u problemen ondervindt bij het tot stand brengen van deze verbinding, kunt u contact opnemen met de fabrikant van het apparaat of een bezoek brengen aan de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) voor de nieuwste versie van het stuurprogramma voor dit apparaat.
Een serieel apparaat aansluiten De computer beschikt over een standaard 9-pins seriële poort waarop u diverse apparaten kunt aansluiten, zoals externe modems en faxmodems. • Sluit de seriële kabel van het apparaat aan op de seriële poort van de computer.
Een infraroodapparaat aansluiten Als uw model is voorzien van een infraroodpoort (een kleine, rechthoekige lens aan de voorkant van de computer), is er draadloze seriële communicatie mogelijk tussen de computer en andere infraroodapparaten, zoals printers of andere computers. Standaard is de infraroodpoort niet ingeschakeld, zodat u deze moet inschakelen voordat u er gebruik van kunt maken. 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). 2. Klik op het tabblad Hardware op Apparaatbeheer en breidt de infraroodapparaten uit. Dubbelklik op de infraroodpoort en selecteer de optie om het apparaat in te schakelen.
Naslaggids
85
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
De infraroodpoort gebruiken • Zorg ervoor dat de infraroodpoorten van de computer en van het andere apparaat zoveel mogelijk in een rechte lijn liggen. De afstand tussen de twee poorten mag niet meer dan 1 meter bedragen en er mogen zich geen obstakels tussen de poorten bevinden. Geluiden van andere apparatuur in de omgeving kunnen verzendfouten tot gevolg hebben. • Als u de status van de communicatie wilt bekijken, opent u Draadloze verbinding in het Configuratiescherm. De infraroodpoort uitschakelen Wanneer u de infraroodfunctie niet gebruikt, kunt u deze functie over het algemeen het best uitschakelen. 1. Sluit alle toepassingen die infrarood gebruiken en alle mappen in een infraroodverbinding. 2. Klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). 3. Klik op het tabblad Hardware op Apparaatbeheer en breidt de infraroodapparaten uit. Dubbelklik op de infraroodpoort en selecteer de optie om het apparaat uit te schakelen. Afdrukken op een infraroodprinter • Installeer de printer en wijs de IR-poort van de computer toe als poort. U kunt vervolgens vanuit toepassingen op dezelfde manier afdrukken als met een andere printer Bestanden oversturen via een infraroodverbinding Via de infraroodpoort van de computer kunt u bestanden verzenden met behulp van Draadloze verbinding. Zie de on line Help van Windows voor instructies over het gebruik van een draadloze verbinding.
86
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
Een poortreplicator gebruiken Met een poortreplicator beschikt de computer over externe aansluitingen die u op hun plaats kunt laten wanneer u de computer meeneemt. In plaats van de randapparaten los te koppelen en weer aan te sluiten, kunt u de computer gewoon uit het dock halen of in het dock plaatsen. WAARSCHUWING
Gebruik alleen de netstroomadapter van HP die bij de computer wordt geleverd (of een andere goedgekeurde adapter die aan de spanningsvereisten van de computer voldoet). Als er onder de aansluiting voor de netstroomadapter op de computer "75W" staat, mag u geen adapter van 60 watt en 3,16-amp., zoals HP F1454A of F1781A, gebruiken. Gebruik dan ook de wisselstroomadapteraccessoires F1455A and F2297A niet. Bij gebruik van een andere netstroomadapter kan de computer of adapter beschadigd raken, waardoor het recht op garantie kan vervallen (zie "Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard" op pagina 133). U kunt de computer ongeacht de energiemodus in het dock plaatsen of deze eruit verwijderen: aan, uit, stand-by of slaapstand. Zorg er echter wel voor dat de computer niet net in of uit de stand-bymodus of slaapstand gaat, als u deze in het dock plaatst of eruit verwijdert. De computer kan anders worden vergrendeld. De poortreplicator in het dock plaatsen 1. Sluit de netstroomadapter aan en verbind deze met de achterkant van de poortreplicator. U kunt ook met de poortreplicator werken door voeding van de batterij van de computer te gebruiken. 2. Plaats de computer zodanig dat de pinnetjes van de poortreplicator op de juiste plaats komen.
Naslaggids
87
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
3. Druk de computer omlaag totdat beide kanten op de juiste plaats klikken. 4. Als de computer uit is, opent u de computer en drukt u op de aan/uit-knop om deze aan te zetten. De lampjes op de poortreplicator gaan branden. Als de computer uit het dock is verwijderd, kunt u de beveiligingsconnector van de computer gebruiken om de computer te vergrendelen. Met de Kensington-vergrendeling vergrendelt u zowel de computer als de poortreplicator. U installeert de Kensingtonvergrendeling in de beveiligingsconnector naast de knop waarmee u de computer uit het dock verwijdert. Hierdoor wordt de knop voor het verwijderen van de computer vergrendeld. Opmerking
Als een apparaat op een audiopoort van de computer is aangesloten, wordt elk apparaat dat op de overeenkomstige poort van de poortreplicator is aangesloten, genegeerd.
88
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Externe apparaten aansluiten
De computer uit de poortreplicator verwijderen 1. Druk op de knop waarmee u de computer uit het dock verwijdert. U vindt deze knop aan de rechterzijde van de poortreplicator.
2. Til de computer uit de poortreplicator.
Naslaggids
89
Uitbreidingsapparaten Extra RAM-geheugen installeren
Extra RAM-geheugen installeren De computer heeft geen intern RAM-geheugen, maar wel twee sleuven voor twee RAMmodules. Ten minste één sleuf bevat een RAM-module die al in de fabriek is geïnstalleerd. Beide sleuven kunt u gebruiken om het RAM-geheugen uit te breiden.
Een RAM-uitbreidingsmodule installeren Als uw model is voorzien van de technologiecode KB (u vindt deze code op het etiket met het serienummer), gebruikt u alleen HP PC2100 DDR-266 RAM of hoger. Als uw model is voorzien van de technologiecode KC, gebruikt u alleen HP PC-133 SDRAM of hoger. Voor deze procedure hebt u een kleine kruiskopschroevendraaier nodig. WAARSCHUWING
De chips van de computer zijn uiterst gevoelig voor statische elektriciteit en kunnen daardoor permanent beschadigd raken. Houd de RAM-module uitsluitend aan de randen vast. Voordat u de geheugenmodule installeert, moet u even de metalen delen rond de connectoren aan de achterzijde van de computer aanraken. Op die manier kunt u zich ontdoen van eventueel opgebouwde statische elektriciteit. 1. Klik op Start, Computer uitschakelen, Uitschakelen (Windows XP) of Start, Afsluiten, Afsluiten (Windows 2000). 2. Belangrijk: verwijder de stekker van de netstroomadapter uit de aansluiting en verwijder de batterij. 3. Zet de computer ondersteboven neer, draai de twee schroeven van de RAMafdekplaat los en verwijder de plaat. 4. Druk de RAM-module onder een hoek van ongeveer 30° in de connector. Druk vervolgens op beide zijden tot de beide klemmetjes vastklikken.
90
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Extra RAM-geheugen installeren
5. Plaats de afdekplaat terug. 6. Plaats de batterij.
Een RAM-uitbreidingsmodule verwijderen U kunt een RAM-module verwijderen om een grotere module te installeren. Voor deze procedure hebt u een kleine kruiskopschroevendraaier nodig. WAARSCHUWING
De chips van de computer zijn uiterst gevoelig voor statische elektriciteit en kunnen daardoor permanent beschadigd raken. Houd de RAM-module uitsluitend aan de randen vast. Voordat u de geheugenmodule installeert, moet u even de metalen delen rond de connectoren aan de achterzijde van de computer aanraken. Op die manier kunt u zich ontdoen van eventueel opgebouwde statische elektriciteit. 1. Klik op Start, Computer uitschakelen, Uitschakelen (Windows XP) of Start, Afsluiten, Afsluiten (Windows 2000). 2. Belangrijk: verwijder de stekker van de netstroomadapter uit de aansluiting en verwijder de batterij. 3. Zet de computer ondersteboven neer, draai de twee schroeven van de RAMafdekplaat los en verwijder de plaat. 4. Klik de klemmetjes aan weerszijden van de RAM-module los, zodat de vrije rand van de module omhoog komt.
5. Trek de module uit de aansluiting. 6. Plaats de afdekplaat terug. 7. Plaats de batterij.
Naslaggids
91
Uitbreidingsapparaten Het vasteschijfstation vervangen
Het vasteschijfstation vervangen U vervangt het vasteschijfstation als volgt Voor deze procedure hebt u een kleine kruiskopschroevendraaier nodig. 1. Koppel de netstroomadapter los (indien aanwezig) en verwijder de batterij. 2. Draai de eenheid met de onderzijde naar boven. 3. Gebruik een voorwerp met een punt om de pluggen uit de twee schroefgaten te halen en verwijder vervolgens de twee schroeven. 4. Trek het vasteschijfstation voorzichtig uit de computer.
5. Schuif het nieuwe station voorzichtig in het vasteschijfcompartiment. Druk het stevig aan zodat de connector goed vastzit. 6. Installeer de schroeven en pluggen van de vaste schijf weer. Belangrijk
Als u een nieuw vasteschijfstation wilt installeren, moet u eerst een partitie voor hulpprogramma’s op het station maken voordat u software laadt. Zie “De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen” op pagina 124.
92
Naslaggids
Uitbreidingsapparaten Het vasteschijfstation vervangen
De schijfstationhouder vervangen Als u een nieuw vasteschijfstation installeert dat geen houder heeft, kunt u de onderdelen van de houder van het oude schijfstation halen. Voor deze procedure hebt u een kleine kruiskopschroevendraaier nodig. 1. Verwijder de vier schroeven van de zijkanten van de behuizing van de houder en het station, en schuif vervolgens het station uit de houder. 2. U ziet dat het vasteschijfstation aan één kant een pinconnector bevat. Verwijder deze connector voorzichtig van het station. Maak beide zijden gelijkmatig los, zodat de connectorpinnen niet worden verbogen en de connector zonder moeite loskomt.
3. Plaats de pinconnector voorzichtig op de pinnen van het nieuwe vasteschijfstation. Druk gelijkmatig op beide zijden, zodat de connector er recht opschuift en de connectorpinnen niet worden verbogen. 4. Plaats het station in de houder. 5. Draai de schroeven weer vast in de houder en de behuizing van het station.
Naslaggids
93
Uitbreidingsapparaten Het vasteschijfstation vervangen
Een nieuw vasteschijfstation gebruiksklaar maken Wanneer u een nieuw vasteschijfstation installeert, moet u dit ook voor gebruik in de computer gereedmaken. • Als u het besturingssysteem en de software van Windows wilt herstellen die oorspronkelijk op de computer waren geïnstalleerd, kunt u dat doen met de cd of dvd voor productherstel die bij de computer wordt geleverd. Zie “De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen” op pagina 124. • Als u de vaste schijf wilt gebruiken met andere software en een ander besturingssysteem, bereidt u de schijf voor op de manier die wordt beschreven in de Corporate Evaluator’s Guide. Deze publicatie is beschikbaar op de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport).
94
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud
Naslaggids
95
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Methoden voor probleemoplossing Deze sectie bevat oplossingen voor veel soorten problemen die u met de computer kunt hebben. Probeer de oplossingen één voor één, in de volgorde waarin deze worden weergegeven. Daarnaast kunt u de volgende informatiebronnen raadplegen voor het oplossen van problemen: • Open het op het web gebaseerde hulpprogramma voor het oplossen van problemen van HP: klik op Start, Alle programma’s, HP Instant Support (Windows XP) of dubbelklik op het pictogram HP Instant Support op het bureaublad van Windows (Windows 2000). Zoek in de database naar informatie over uw probleem. • Klik op Start, Help en ondersteuning, Een probleem oplossen (Windows XP) of op Start, Help (Windows 2000) en gebruik de probleemoplossers van Windows. • De handleiding van Microsoft Windows die bij de computer is geleverd kan ook uitkomst bieden. • Bij HP Notes in de on line HP-bibliotheek vindt u bijgewerkte informatie. • Bezoek de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) voor technische tips en software-updates voor de computer. • Met het diagnoseprogramma e-DiagTools kunt u de computer testen. Zie “De hardware testen” op pagina 118. • Neem contact op met uw dealer of Hewlett-Packard. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. Zorg ervoor dat u de computer bij de hand hebt wanneer u belt.
Audioproblemen Er is geen geluid hoorbaar • Als uw model is voorzien van een volumeregelaar, drukt u diverse keren op het achterste gedeelte van de volumeregelaar. • Klik op het speakerpictogram op de taakbalk (indien aanwezig) en controleer of Dempen niet is geselecteerd en de volumeregelaar niet helemaal beneden is geschoven. Of als uw model is voorzien van een knop voor het uitzetten van geluid, drukt u op die knop zodat het indicatielampje uitgaat. • Als u de computer in de MS-DOS-modus gebruikt (voor bijvoorbeeld MS-DOSspellen), kan het zijn dat het geluid niet goed werkt. Gebruik Windows-toepassingen als u de geluidsfunctionaliteit volledig wilt benutten.
96
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Geluid wordt niet opgenomen • Probeer een externe microfoon aan te sluiten. Misschien heeft uw model geen ingebouwde microfoon. • Controleer de software-instellingen voor het opnemen van geluid: klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Bureau-accessoires, Multimedia (of Entertainment), Geluidsrecorder. • Klik in het venster Volumeregeling op Opties, Eigenschappen en controleer of de microfoonoptie is ingeschakeld. • Test het geluid met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. Er komt een hoog, doordringend geluid (feedback) uit de luidsprekers • Probeer het algemene volume in de volumeregeling te verlagen: dubbelklik op het luidsprekerpictogram op de taakbalk. • Klik in het venster Volumeregeling op Opties, Eigenschappen en selecteer de microfoonoptie voor de afspeelinstellingen. Zorg er daarna in het venster Volumeregeling voor dat de microfoon is gedempt. • Als uw model een ingebouwde microfoon heeft, moet u vermijden dat deze tegelijk met de ingebouwde speakers wordt gebruikt.
Problemen met cd-rom en dvd U kunt het systeem niet opstarten vanaf een cd-rom of dvd-schijf in het cd-rom- of dvd-station • Controleer of de cd- of dvd-schijf een opstartschijf is, zoals de cd of dvd voor productherstel. • Controleer of het cd-rom- of dvd-station is geselecteerd als het opstartstation. Zie “Het opstartapparaat wijzigen” op pagina 30. • Start de computer opnieuw op: klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. • Test het dvd-station met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118.
Naslaggids
97
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Een dvd-schijf wordt niet naar behoren afgespeeld • Door vuil of vlekken kunnen delen van een schijf worden overgeslagen. Maak de schijf schoon met een zachte doek. Als de schijf ernstig is beschadigd, moet u de schijf waarschijnlijk vervangen. • Wijzig het energieschema als u een dvd wilt afspelen met de batterijvoeding. Zie de tip onder “Dvd-films afspelen” op pagina 39. Een dvd-film stopt halverwege met afspelen • Misschien is het een dubbelzijdige dvd-schijf. Open de dvd-lade en lees de tekst op het midden van het etiket op de dvd-schijf. Als daar Side A (Kant A) staat, draait u de schijf om, sluit u de lade en drukt u op de afspeelknop om de film verder af te spelen. • Misschien hebt u de dvd-film per ongeluk onderbroken. Druk op de afspeelknop om verder te gaan. Er wordt een regiocodefout gemeld bij het afspelen van een dvd-film • Dvd-schijven kunnen zijn voorzien van regiocodes. Deze codes zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat dvd-films niet kunnen worden afgespeeld buiten de regio waarin ze worden verkocht. Als er een regiocodefout optreedt, probeert u een dvd-schijf af te spelen die voor een andere regio is bedoeld. De computer kan een cd of dvd-schijf niet lezen • Controleer in geval van een enkelzijdige cd of dvd-schijf of deze met het etiket naar boven in het station is geplaatst. • Maak de schijf schoon. • Wacht 5 tot 10 seconden nadat u de lade sluit, zodat de computer tijd heeft de schijf te herkennen. • Start de computer opnieuw op: verwijder de schijf uit het station en klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. • Als u de cd op een cd-rw-station hebt gemaakt, kunt u proberen of dit probleem ook optreedt als u een ander type medium gebruikt, zoals de aanbevolen media HP C4403A (CD-R) en C4404A (CD-RW). De lees- en schrijfkwaliteit van verschillende media kan variëren. Een dvd-film vult niet het hele scherm • Elke zijde van een dubbelzijdige dvd-schijf heeft een andere indeling (standaard of breedbeeld). Bij breedbeeld verschijnen er zwarte randen aan de boven- en onderkant van het scherm. Als u het standaardbeeld wilt bekijken, draait u de schijf om en speelt u de andere kant af.
98
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Een dvd-schijf wordt niet afgespeeld op twee beeldschermen • Bij gebruik van het vergrote bureaublad (twee beeldschermen) onder Windows XP, verplaatst u het venster van de dvd-speler naar beeldscherm 1. Als u het vergrote bureaublad niet gebruikt en beide beeldschermen actief zijn, drukt u op Fn+F5 om op een van beide beeldschermen over te schakelen. • Onder Windows 2000: als beide beeldschermen actief zijn, drukt u op Fn+F5 om een van beide te activeren. De computer kan Wordpad.exe niet vinden wanneer u een cd hebt geplaatst • Er wordt geprobeerd een doc-bestand te openen in WordPad, maar het programmabestand Wordpad.exe kan niet worden gevonden. Typ C:\Program Files\Accessories in het vak met het foutbericht.
Problemen met het beeldscherm De computer staat aan, maar het beeldscherm is leeg • Beweeg de muis of raak het touchpad aan. Hierdoor wordt het beeldscherm weer ingeschakeld als het was uitgeschakeld. • Druk op Fn+F5 als het interne beeldscherm was uitgeschakeld. (Doe dat driemaal om terug te keren naar de modus waarin u bent begonnen.) • Laat de computer op temperatuur komen. Het beeldscherm is slecht leesbaar • Probeer de standaardinstelling (afhankelijk van het model is dit 1024×768 of hoger) voor het beeldscherm in te stellen: klik op Start, Configuratiescherm, Vormgeving en thema’s, Beeldscherm (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Beeldscherm, Instellingen (Windows 2000). • Probeer of u het formaat van de pictogrammen en labels op het bureaublad kunt aanpassen. Zie “De weergave aanpassen” op pagina 36. Een extern beeldscherm werkt niet • Controleer de aansluitingen. • Druk op Fn+F5 als de externe monitor was uitgeschakeld. (Doe dat driemaal om terug te keren naar de modus waarin u bent begonnen.)
Naslaggids
99
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• De externe monitor wordt misschien niet herkend. Probeer via BIOS Setup in het menu System Devices de optie Video Display Device in te stellen op Both. • Als u een tv-toestel gebruikt dat is aangesloten op de S-videopoort moet u het tvtoestel eerst aanzetten. Zie “Een tv-toestel gebruiken als monitor” op pagina 84. • Test de weergave met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. HP Presentation Ready activeert de video-instellingen niet • Bij gebruik van een externe monitor die niet Plug-and-Play is, opent u het Configuratiescherm en configureert u een monitor die de gewenste video-instellingen voor uw presentatie ondersteunt. Een of meer pixels worden niet goed weergegeven Het maken van een TFT-beeldscherm gebeurt volgens een zeer precieze, maar imperfecte technologie. Het is niet mogelijk om een cosmetisch perfect beeldscherm te maken. De meeste, zoniet alle, TFT-beeldschermen hebben enige mate van cosmetische ongerechtigheden. Deze cosmetische ongerechtigheden kunnen onder verschillende omstandigheden zichtbaar worden in de vorm van heldere, doffe of donkere stippen. Dit probleem doet zich voor bij alle leveranciers van TFT-beeldschermen en treedt niet alleen op bij het beeldscherm van HP Notebook-pc’s. De TFT-beeldschermen van HP Notebook-pc’s voldoen of overtreffen alle HP-eisen voor cosmetische kwaliteit van TFT-beeldschermen. HP garandeert niet dat de beeldschermen vrij van cosmetische ongerechtigheden zijn. TFT-beeldschermen kunnen een beperkt aantal cosmetische ongerechtigheden bevatten en toch nog voldoen aan de kwaliteitsspecificaties van HP, zoals: • Maximaal 6 pixels staan altijd aan (altijd één kleur, zoals witte, rode, groene of blauwe stippen). • Maximaal 6 pixels staan altijd uit (altijd donker). • In totaal staan niet meer dan 8 pixels altijd aan of uit. • Defecte pixels zijn minimaal 15 mm van elkaar verwijderd. Neem contact op met HP Customer Care als er iets mis is met de kwaliteit van het beeldscherm en u een uitgebreidere beschrijving wilt van de kwaliteit van HP-beeldschermen. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. HP verwacht dat er in de toekomst beeldschermen zullen worden gemaakt met steeds minder cosmetische ongerechtigheden. Wanneer dit gebeurt zal HP de richtlijnen aanpassen.
100
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Problemen met de vaste schijf De vaste schijf van de computer draait niet • Controleer of de computer op een energiebron is aangesloten. Sluit zo nodig de netstroomadapter aan en controleer of deze goed op het stopcontact en op de computer is aangesloten. • Verwijder de vaste schijf en plaats hem terug. Zie “Het vasteschijfstation vervangen” op pagina 92. De vaste schijf maakt een zoemend of piepend geluid • Maak onmiddellijk een reservekopie van de inhoud van de vaste schijf. • Controleer of het geluid ergens anders vandaan komt, bijvoorbeeld van een ventilator of een station voor pc-kaarten. Er zijn bestanden beschadigd • Open Deze computer, selecteer de schijf die u wilt scannen, klik achtereenvolgens op Bestand en Eigenschappen, en klik op het tabblad Extra. • Voer het VirusScan-programma uit. Zie “Bescherming tegen virussen” op pagina 43. • Test de vaste schijf met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. • U kunt, indien nodig, de vaste schijf formatteren en de oorspronkelijke fabrieksmatig ingestelde software opnieuw installeren. Zie “De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen” op pagina 124.
Problemen met de temperatuur Het is normaal als de computer warm wordt wanneer u ermee werkt. De computer wordt abnormaal heet • Plaats de computer altijd op een plat oppervlak, zodat de lucht er gemakkelijk omheen en onderdoor kan stromen. • Zorg ervoor dat de luchtuitlaten aan de onderkant en zijkanten van de computer niet geblokkeerd zijn. • Houd er rekening mee dat bij het gebruik van spelletjes en andere programma’s die de processor maximaal belasten, de temperatuur van de computer aardig kan oplopen.
Naslaggids
101
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Problemen met infrarood Standaard is de infraroodpoort niet ingeschakeld, zodat u deze moet inschakelen voordat u er gebruik van kunt maken. Problemen met infraroodcommunicatie • Zorg ervoor dat het pad tussen de twee infraroodpoorten niet is geblokkeerd en dat de poorten zo recht mogelijk tegenover elkaar liggen. (De infraroodpoort van de computer bevindt zich aan de voorkant van de computer.) De poorten mogen zich niet meer dan 1 meter uit elkaar bevinden. • Controleer de instellingen in Apparaatbeheer: 1. Klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). 2. Klik op het tabblad Hardware op Apparaatbeheer en breidt de infraroodapparaten uit. Dubbelklik op de infraroodpoort en zorg ervoor dat het apparaat is ingeschakeld. • Zorg ervoor dat slechts één programma de infraroodpoort gebruikt. • Verwijder alle pc-kaarten uit de computer. Er kan een IRQ-conflict met de infraroodpoort optreden als er twee pc-kaarten tegelijkertijd aanwezig zijn.
Problemen met het toetsenbord en de aanwijsmechanismen De volgende suggesties kunnen goed van pas komen bij problemen met ingebouwde of externe apparaten. De aanwijzer is moeilijk te besturen • Pas de opties voor de besturing van de aanwijzer aan: klik op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware, Muis (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Muis (Windows 2000). De touchpad werkt niet • Druk op de aan/-uitknop van de touchpad zodat het lampje aangaat. • Raak de touchpad niet aan terwijl de computer opnieuw wordt gestart of wanneer de stand-bymodus wordt opgeheven. Als dit gebeurt, probeert u het volgende: druk op een toets op het toetsenbord om de normale werking te herstellen of onderbreek en herstel de normale werking met de aan/uit-knop.
102
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Als er een externe muis is aangesloten, zijn de ingebouwde aanwijsmechanismen gewoonlijk uitgeschakeld. U kunt deze instelling wijzigen via BIOS Setup. Zie “U voert BIOS Setup als volgt uit” op pagina 120. • Start de computer opnieuw op: klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. De touchpad verplaatst de aanwijzer of de cursor terwijl u typt • Druk op de aan/uit-knop van de touchpad om de touchpad uit te schakelen terwijl u typt. Een PS/2-scroll-muis werkt niet • De scroll-functie van de muis werkt alleen als de ingebouwde aanwijsmechanismen zijn uitgeschakeld. Zorg ervoor dat in BIOS Setup de optie External Pointing Devices in het menu System Devices is ingesteld op Auto. Zie “U voert BIOS Setup als volgt uit” op pagina 120. • Zet de computer in de stand-bymodus of sluit deze af voordat u de scroll-muis aansluit, zodat de muis op de juiste manier wordt herkend. Als u de touchpad weer wilt gebruiken, moet u de computer stand-by zetten of afsluiten voordat u de scroll-muis loskoppelt. • Test het toetsenbord en de aanwijsmechanismen met het diagnoseprogramma eDiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. Het geïntegreerde numerieke toetsenblok werkt niet • Als u cijfers wilt typen, moet Num Lock zijn ingeschakeld. • Zorg ervoor dat de geïntegreerde toetsenblokvergrendeling (Fn+F8) is ingeschakeld of houd de Fn-toets ingedrukt om het geïntegreerde toetsenblok tijdelijk te activeren. U kunt het euroteken niet typen • Houd ALT GR ingedrukt wanneer u op de desbetreffende toets drukt. • Het euroteken komt niet voor op Amerikaanse toetsenborden. Zorg ervoor dat het geïntegreerde toetsenblok actief is (Fn+F8) en dat Num Lock is ingeschakeld. Houd daarna ALT ingedrukt terwijl u 0128 typt op het numerieke toetsenblok. U kunt HP One-Touch niet bijwerken of opnieuw installeren • Meld u aan als beheerder om de update of installatie uit te voeren.
Naslaggids
103
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Problemen met het LAN De ingebouwde netwerkadapter maakt geen verbinding met het LAN • Controleer alle kabels en aansluitingen. Probeer verbinding te maken met een ander netwerkstation, als dat beschikbaar is. • Als de groene indicator naast de LAN-poort niet brandt, kan het zijn dat de LANkabel niet op het netwerk is aangesloten of dat het netwerk is uitgeschakeld. Sluit de kabel aan op een andere computer. • Zorg ervoor dat de LAN-kabel een kabel van categorie 3, 4 of 5 is voor 10Base-T of categorie 5 voor 100Base-TX. De maximale kabellengte is 100 meter. • Klik op Start, Help en ondersteuning (of Help) en gebruik de probleemoplosser voor netwerken. • Open Apparaatbeheer: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). Als de netwerkinterface is uitgeschakeld, probeert u deze in te schakelen. Als er een conflict is, schakelt u een ander apparaat uit. U kunt niet bladeren door Netwerkomgeving of Mijn netwerklocaties • Klik op Start, Zoeken, Computers of personen (Windows XP) of klik op Start, Zoeken, Computer zoeken (Windows 2000) om een computer te zoeken. • Installeer het NetBEUI-netwerkprotocol in Windows 2000. Open Netwerk- en inbelverbindingen in het Configuratiescherm. U kunt u niet aanmelden bij Netware-servers • Als een Netware-server het protocol IPX/SPX gebruikt, moet u het frametype misschien geforceerd aanpassen aan het frametype van de server. Raadpleeg de netwerkbeheerder. De netwerkverbinding reageert traag • Bij gebruik van een proxyserver onder Windows XP schakelt u de optie in die ervoor zorgt dat de proxyserver voor lokale adressen niet wordt gebruikt. U kunt dit doen door de eigenschappen van de netwerkverbinding te wijzigen in het Configuratiescherm.
104
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Problemen met het geheugen Er wordt gemeld dat er niet voldoende geheugen beschikbaar is • Controleer of op station C nog voldoende vrije geheugenruimte is. • Als er geheugenproblemen optreden terwijl u MS-DOS-programma’s uitvoert, gebruikt u de probleemoplosser voor MS-DOS of de probleemoplosser voor applicaties en software in de Help van Windows: klik op Start, Help en ondersteuning (of Help). • Geheugenkaarten van andere fabrikanten zijn niet door HP getest voor gebruik met de computer. • Test het geheugen van de computer met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. Er is niet meer geheugen beschikbaar nadat RAM-geheugen is toegevoegd • Als uw model is voorzien van de technologiecode KB (u vindt de code op het etiket met het serienummer), mag de computer alleen gebruikmaken van PC2100 DDR-266 of hogere (RAM-)geheugenmodules. Als uw model is voorzien van de technologiecode KC, mag de computer alleen gebruikmaken van PC-133 of hogere (RAM-)geheugenmodules. De computer piept, maar start niet op nadat u RAM hebt toegevoegd. • U hebt een incompatibel soort RAM-geheugen geplaatst. Verwijder de module.
Problemen met de modem De modem lijkt traag • Veel statische ruis op een lijn vermindert de overdrachtssnelheid. Informeer zo nodig bij de telefoonmaatschappij naar een oplossing voor dit probleem. • Als u een internationaal nummer belt, is ruis op de lijn vaak een probleem dat niet of nauwelijks te verhelpen is. • Als u de functie voor wisselgesprekken gebruikt, schakelt u deze uit. De telefoonmaatschappij kan hiervoor instructies geven. Dit kan ruisachtige verschijnselen veroorzaken.
Naslaggids
105
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Verwijder extra aansluitingen van de lijn. Maak, als het mogelijk is, een rechtstreekse aansluiting met de wandcontactdoos. • Probeer een andere telefoonlijn, bij voorkeur een lijn die gewoonlijk wordt gebruikt voor een faxmachine of een modem. De modem kiest geen nummer of er is geen kiestoon • Controleer alle kabels en aansluitingen. • Sluit een standaardtelefoontoestel op de telefoonlijn aan en controleer of de lijn werkt. • Zorg ervoor dat niemand anders dezelfde telefoonlijn gebruikt. • Probeer een andere telefoonlijn, bij voorkeur een lijn die gewoonlijk wordt gebruikt voor een faxmachine of een modem. • Als u in het buitenland bent, kan het zijn dat de kiestoon niet door de modem wordt herkend. Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Schakel de optie voor het wachten op een kiestoon uit. De modem kiest verkeerd • Controleer het telefoonnummer dat u hebt ingevoerd, inclusief de nummers die nodig zijn voor een buitenlijn of een interlokaal gesprek. • Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Controleer de kiesopties. Ga na of de nummers voor een buitenlijn of een interlokaal gesprek kloppen. • Controleer of het nummer dat u belt niet in gesprek is. • Als u in het buitenland bent, kan het zijn dat de kiestoon niet door de modem wordt herkend. Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Schakel de optie voor het wachten op een kiestoon uit. • Als u de functie voor wisselgesprekken gebruikt, schakelt u deze uit. De telefoonmaatschappij kan hiervoor instructies geven. De modem kiest het nummer maar maakt geen verbinding • Zorg ervoor dat u een analoge telefoonlijn gebruikt (2, 3 of 4 draden). Gebruik geen digitale lijn. In een hotel vraagt u om een datalijn. • Probeer een andere telefoonlijn, bij voorkeur een lijn die gewoonlijk wordt gebruikt voor een faxmachine of een modem.
106
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Misschien is er een probleem met de modem aan de andere kant van de lijn. Probeer een andere modem te bellen. • Schakel foutcorrectie en gegevenscompressie uit. De modem wordt niet herkend • Controleer de modeminstellingen. Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Controleer de COM-poort. • Open Apparaatbeheer: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). Als de modem is uitgeschakeld, probeert u deze in te schakelen. Als er een conflict is, schakelt u een ander apparaat uit. • Als u faxsoftware gebruikt met faxklasse 2, probeert u klasse 1. De modem kiest een nummer maar u kunt dat niet horen • Als uw model een indicatielampje voor het uitzetten van geluid heeft, moet dit lampje uit zijn. Als het lampje brandt, drukt u op de knop voor het uitzetten van geluid. • Controleer de instelling van het speakervolume. • Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Selecteer de modem, klik op Eigenschappen en controleer daarna de volumeinstelling op het tabblad Algemeen. De modem maakt een verbinding maar de gegevensoverdracht is slecht • Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm. Controleer of de pariteit, snelheid, woordlengte en stopbits gelijk zijn voor de modem die verzendt en de modem die ontvangt. • Schakel foutcorrectie en gegevenscompressie uit. De modem geeft een foutbericht • Een tekenreeks met AT-opdrachten kan een onjuiste opdracht bevatten. Als u in het Configuratiescherm of in de communicatiesoftware extra opdrachten hebt ingevoerd voor de modem, controleert u die opdrachten. De modem verzendt geen faxen • Als u faxsoftware gebruikt met faxklasse 2, probeert u klasse 1. • Sluit alle andere communicatieprogramma’s.
Naslaggids
107
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Als u faxt via afdrukken vanuit een toepassing, controleert u of u de faxprinter hebt geselecteerd. • Schakel de functies voor energiebeheer tijdelijk uit. Er is veel storing op de lijn • Zorg ervoor dat u een analoge telefoonlijn gebruikt (2, 3 of 4 draden). Gebruik geen digitale lijn. In een hotel vraagt u om een datalijn. De modem klikt herhaaldelijk maar maakt geen verbinding • Zorg ervoor dat u een analoge telefoonlijn gebruikt (2, 3 of 4 draden). Gebruik geen digitale lijn. In een hotel vraagt u om een datalijn. • Controleer alle kabels en aansluitingen.
Problemen met pc-kaarten (PCMCIA) Een pc-kaart wordt niet herkend • Verwijder de pc-kaart en plaats hem terug. • Als uw model is voorzien van twee sleuven voor pc-kaarten en twee uitwerpknoppen, installeert u de pc-kaart in een andere sleuf. • Druk op de aan/uit-knop om de stand-bymodus in te schakelen en druk daarna opnieuw op de knop om de stand-bymodus uit te schakelen. • Start de computer opnieuw op: klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. • Plaats de kaart in een andere computer en controleer of de kaart daarin goed functioneert. • Zoomed Video wordt niet ondersteund. • Bij gebruik van bepaalde LAN-kaarten van het type Xircom CE2 (IIps) treedt een conflict op met de spelpoort in Windows 2000. Informeer bij Xircom of dat voor uw kaart geldt. • Als voor de kaart een IRQ nodig is, controleert u of er een IRQ beschikbaar is. Open Apparaatbeheer: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000).
108
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Test de pc-kaart met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. Een I/O-kaart communiceert niet meer naar behoren • Het kan zijn dat de kaart is gereset als de computer stand-by staat of is uitgeschakeld. Sluit alle toepassingen, verwijder de kaart en plaats deze opnieuw. Een pc-kaartmodem werkt niet • Schakel de interne modem uit: 1. Open Apparaatbeheer: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). 2. Dubbelklik op Modem voor een lijst met de huidige modems. 3. Dubbelklik op de interne modem en selecteer de optie om de modem uit te schakelen. Een I/O-kaart communiceert niet meer naar behoren • Sluit de toepassing en start deze opnieuw. Het kan zijn dat de kaart is gereset als de computer stand-by staat of is uitgeschakeld. • Controleer de instellingen in het Configuratiescherm.
Problemen met de prestaties Voor optimale prestaties moet de computer ten minste 128 MB RAM-geheugen hebben. De computer pauzeert steeds of werkt traag • Dit kan normaal zijn onder Windows. Achtergrondprocessen kunnen de reactietijd vertragen. • Bepaalde achtergrondprocessen (zoals een programma voor het scannen van virussen) kunnen van invloed zijn op de snelheid. • Druk op CTRL+ALT+DEL en gebruik Taakbeheer om te kijken of er een toepassing is die niet reageert. • Start de computer opnieuw op: klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten.
Naslaggids
109
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Sommige bestandsbrowsers reageren traag tijdens het verwerken van afbeeldingen of bij het wachten op de time-out van verbroken netwerkverbindingen. • Als het vasteschijfstation van de computer regelmatig werkt (als de indicator voor het vasteschijfstation op de voorkant van de computer oplicht) terwijl de computer lijkt te zijn gestopt of langzaam werkt, wordt waarschijnlijk geschreven in het wisselbestand van Windows op de vaste schijf van de computer. Als dit vaak gebeurt, kunt u overwegen meer geheugen te installeren. • Controleer de hoeveelheid vrije schijfruimte. Verwijder tijdelijke en overbodige bestanden. De computer reageert niet meer • Druk op CTRL+ALT+DEL en gebruik Taakbeheer om de toepassing te beëindigen die niet reageert. • Houd de aan/uit-knop ten minste 4 seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen en te resetten. Druk vervolgens nog eens op de aan/uit-knop om de computer weer aan te zetten. • Als er niets gebeurt, drukt u de punt van een pen in de resetknop aan de onderkant van de computer. Druk vervolgens op de aan/uit-knop om de computer weer aan te zetten.
Problemen met de poortreplicator Een verbinding werkt niet • Controleer of de poortreplicator op het lichtnet is aangesloten, of de computer volledig in het dock is geplaatst en of de lampjes van de poortreplicator branden. • Controleer of het randapparaat op het lichtnet is aangesloten en of het is ingeschakeld. • Controleer of de kabel van het apparaat goed is aangesloten. • De LAN-poort werkt alleen als uw computer een ingebouwde LAN-poort heeft. • Probeer de overeenkomstige poort op de computer te gebruiken wanneer de computer uit het dock is verwijderd. • Controleer of de computer volledig in de poortreplicator is geplaatst.
110
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Het besturingssysteem weigert dienst wanneer u de computer in het dock plaatst of deze eruit verwijdert • Het systeem kan vastlopen als u de computer in het dock plaatst of deze eruit verwijdert terwijl de stand-bymodus wordt in- of uitgeschakeld. Controleer of de stand-bymodus volledig in- of uitgeschakeld is voordat u de computer in het dock plaatst of eruit verwijdert. Ook moet u de computer niet onmiddellijk in het dock plaatsen of eruit halen; wacht even terwijl de computer de configuratie bijwerkt.
Problemen met de stroomvoorziening en de batterijen De computer schakelt zichzelf onmiddellijk uit nadat deze is aangezet • Waarschijnlijk is de batterij bijna leeg. Sluit de netstroomadapter aan of plaats een geladen batterij in het apparaat. De computer geeft voortdurend piepgeluiden • De computer piept herhaaldelijk of beeldt een waarschuwingsbericht af als de batterij bijna leeg is. Sla uw werk op, sluit Windows onmiddellijk af en plaats een opgeladen batterij of sluit de netstroomadapter aan. De batterij wordt niet opgeladen • Controleer of de netstroomadapter goed is aangesloten op het lichtnet en de computer. De indicator op de adapter moet branden. • Als u een tafelcontactdoos gebruikt, verwijdert u de stekker van de netstroomadapter en sluit u de adapter rechtstreeks aan op een wandcontactdoos. • Zorg ervoor dat de batterij goed op zijn plaats zit. • Gebruik alleen de netstroomadapter van HP die bij de computer wordt geleverd (of een andere goedgekeurde adapter die aan de spanningsvereisten van de computer voldoet). Als er onder de aansluiting voor de netstroomadapter op de computer "75W" staat, mag u geen adapter van 60 watt, 3,16-amp., zoals HP F1454 of F1781, gebruiken. • Plaats de computer verder weg van een nabije warmtebron. Trek de stekker van de netstroomadapter uit het stopcontact en laat de batterij afkoelen. Als de batterij te heet wordt, wordt deze niet goed opgeladen. • Probeer eventueel een andere batterij en een andere netstroomadapter.
Naslaggids
111
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
De computer heeft een korte gebruiksduur • Probeer energie te besparen aan de hand van een van de suggesties in “Optimaal gebruikmaken van de batterijen” op pagina 56. • Als u een toepassing uitvoert waarin gegevens automatisch worden opgeslagen (zoals MS Word), schakelt u deze functie uit of verlengt u de tijd voor het automatisch opslaan, zodat de vaste schijf minder vaak wordt benaderd. • Als de werktijd geleidelijk korter is geworden en de batterij meer dan een jaar of twee oud is, moet u waarschijnlijk de batterij vervangen. • Veelvuldig gebruik van de modem kan van invloed zijn op de werktijd van de batterij. • Gebruik van pc-kaarten kan van invloed zijn op de werktijd van de batterij. • Test en train de batterij ongeveer om de drie maanden met HP Battery Optimizer. Zie “Optimaal gebruikmaken van de batterijen” op pagina 56. De resterende batterijduur wordt niet correct aangegeven • De resterende tijd is een schatting, geen exacte waarde, en is gebaseerd op het energieverbruik van de computer op dat moment. Deze waarde is daarom afhankelijk van de huidige taak en de aanname dat het energieverbruik hetzelfde zal blijven totdat de batterij leeg is. Als u de resterende tijd controleert terwijl de computer een taak uitvoert waarvoor veel energie nodig is (zoals lezen vanaf een cd of een dvd-schijf), is deze waarde waarschijnlijk lager dan de werkelijke waarde, omdat u later waarschijnlijk taken gaat uitvoeren waarvoor minder energie nodig is. De stand-bymodus wordt niet ingeschakeld zoals verwacht • Als u een verbinding met een andere computer hebt, wordt de stand-bymodus niet ingeschakeld als de verbinding actief is. • Als de computer een bewerking uitvoert, wordt de stand-bymodus gewoonlijk pas ingeschakeld als de bewerking is voltooid. De slaapstand wordt niet automatisch ingeschakeld zoals verwacht • Controleer of ondersteuning voor de slaapstand is ingeschakeld. Open het onderdeel Energiebeheer in het Configuratiescherm en klik op het tabblad Slaapstand. Controleer ook het tabblad Energiebeheerschema’s. Zorg ervoor dat de time-outs voor de slaapstand voor zowel netvoeding als batterijvoeding niet zijn ingesteld op Nooit.
112
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
Problemen met afdrukken Tip
Gewoonlijk kunt u de meeste afdrukproblemen oplossen met de probleemoplosser voor afdrukken in de Help van Windows: klik op Start, Help en ondersteuning (of Help). Een seriële of parallelle printer drukt niet af • Controleer of de printer aan staat en papier bevat. • Controleer of u de juiste printerkabel of kabeladapter gebruikt en of de kabel aan beide einden goed is aangesloten. • Controleer of er printerfouten zijn. De linkerkant van de afdruk ontbreekt • Bepaalde toepassingen werken niet goed met 600-dpi-printers. Als u een dergelijke printer gebruikt, probeert u een compatibel stuurprogramma te selecteren voor een 300-dpi-printer. Als u bijvoorbeeld een 600-dpi HP LaserJet-printer gebruikt, kunt u het stuurprogramma voor de HP LaserJet IIIsi (300-dpi) proberen. Een infraroodprinter drukt niet af • Zorg ervoor dat het pad tussen de twee infraroodpoorten niet is geblokkeerd en dat de poorten zo recht mogelijk tegenover elkaar liggen. (De infraroodpoort van de computer bevindt zich aan de voorkant van de computer.) De poorten mogen zich niet meer dan 1 meter uit elkaar bevinden. • Controleer of de printer aan staat en papier bevat. • Controleer of er printerfouten zijn. • Zorg ervoor dat Windows is gestart; anders is afdrukken via infrarood niet mogelijk. • Zie “Problemen met infrarood” op pagina 102.
Problemen met seriële, parallelle en USB-poorten Een seriële muis werkt niet • Controleer of u de installatie-instructies van de fabrikant volledig hebt uitgevoerd en de muis goed hebt geïnstalleerd. Als dat niet zo is, herhaalt u de procedure. • Controleer of de poortverbinding in orde is. • Druk op de aan/uit-knop om de stand-bymodus in en uit te schakelen.
Naslaggids
113
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Start de computer opnieuw op: klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. • Controleer de muisinstellingen in het Configuratiescherm: klik op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware, Muis (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Muis (Windows 2000). • Gebruik een muis die kan worden aangesloten op een USB- of PS/2-poort. Als u een PS/2-toetsenbord hebt aangesloten, gebruikt u een Y-adapter voor PS/2 (HPaccessoire F1469A). • Controleer de poortinstellingen in het Configuratiescherm. Open Apparaatbeheer en dubbelklik daarna op Poorten (COM & LPT). Een seriële modem werkt niet goed • Zie “Problemen met de modem” op pagina 105. • Controleer of de poortverbinding in orde is. • Gebruik de probleemoplosser voor modems in de Help van Windows: klik op Start, Help en ondersteuning (of Help). • Ga naar het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm en controleer de modeminstellingen. • Schakel de interne modem uit: 1. Open Apparaatbeheer: klik op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud, Systeem (Windows XP) of klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm, Systeem (Windows 2000). 2. Dubbelklik op Modem voor een lijst met de huidige modems. 3. Dubbelklik op de interne modem en selecteer de optie om de modem uit te schakelen. • Controleer de poortinstellingen in het Configuratiescherm. Open Apparaatbeheer en dubbelklik daarna op Poorten (COM & LPT). De seriële of parallelle poort werkt niet • Controleer of de poortverbinding in orde is. • Controleer de poortinstellingen in het Configuratiescherm. Open Apparaatbeheer en dubbelklik daarna op Poorten (COM & LPT).
114
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Test de poorten met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118. De USB-poort werkt niet • Neem contact op met de leverancier van het randapparaat en bezoek de website van HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) voor de nieuwste USBstuurprogramma’s. • Controleer de poortinstellingen in het Configuratiescherm. Open Apparaatbeheer en dubbelklik daarna op USB-controller. • Test de USB-poort met het diagnoseprogramma e-DiagTools. Zie “De hardware testen” op pagina 118.
Opstartproblemen De computer reageert niet wanneer u deze aanzet • Sluit de netstroomadapter aan. • Probeer het systeem aan te zetten door op de aan/uit-knop te drukken. • Stel de computer opnieuw in door de punt van een pen in de resetknop aan de onderkant van de computer te drukken. Druk vervolgens op de aan/uit-knop om het systeem aan te zetten. • Als de computer nog steeds niet reageert, verwijdert u de batterij en de netstroomadapter, verwijdert u eventuele pc-kaarten en verwijdert u de computer uit het uitbreidingsdock (indien van toepassing). Sluit daarna de netstroomadapter weer aan en stel de computer opnieuw in met de resetknop. De computer wordt niet opgestart bij gebruik van de batterijvoeding • Controleer of de batterij goed is geplaatst en volledig is opgeladen. Verwijder de batterij en controleer de spanning door op het knopje op de zijkant van de batterij te drukken. De indicators geven het niveau van de batterij aan. • Probeer eventueel een andere batterij. De computer kan niet worden opgestart vanaf het diskettestation • Controleer of het diskettestation is ingesteld als het opstartstation. Zie “Het opstartapparaat wijzigen” op pagina 30.
Naslaggids
115
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
• Als u een USB-diskettestation gebruikt, controleert u met BIOS Setup of Legacy USB Support is ingeschakeld. Zie “U voert BIOS Setup als volgt uit” op pagina 120. De computer reageert niet meer na het opstarten • Controleer of u bent verbonden op een TCP/IP-netwerk zonder DHCP-server. Het opstarten kan lang duren als DHCP is uitgeschakeld. Vraag de netwerkbeheerder om de juiste TCP/IP-configuratie. Het duurt lang voordat de stand-bymodus wordt uitgeschakeld • Als er een netwerkkaart is geïnstalleerd, kan het een minuut of langer duren voordat de stand-bymodus wordt uitgeschakeld. Terwijl het besturingssysteem stuurprogramma’s laadt en de hardware en de netwerkverbindingen controleert, knippert de cursor op het beeldscherm. Zodra de hardware opnieuw is geïnitialiseerd, verschijnt het bureaublad van Windows weer.
Problemen met draadloze communicatie Problemen met draadloze communicatie • Controleer of het statuslampje brandt. • Controleer of u de juiste SSID- (Windows XP) of ESSID- (Windows 2000) en kanaalinstellingen gebruikt: zie “Verbindingen voorbereiden (Windows XP)” op pagina 69 of “Verbindingen voorbereiden (Windows 2000)” op pagina 71. • Controleer of u zich binnen het bereik bevindt van een toegangspunt (ingeval van een infrastructuurverbinding) of een andere draadloze computer (ingeval van een AdHocverbinding). • Zie “Problemen met het LAN” op pagina 104. U kunt geen verbinding maken met een andere computer in de Netwerkomgeving of in Mijn netwerklocaties • Wacht een paar minuten en druk vervolgens op F5 om de lijst met computers in het netwerk te vernieuwen. • Klik op Start, Zoeken, Computers of personen (Windows XP) of klik op Start, Zoeken, Computer zoeken (Windows 2000) om een computer te zoeken.
116
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Methoden voor probleemoplossing
U kunt geen verbinding maken met een bepaalde computer in het netwerk • Controleer of de netwerkverbinding van de computer in orde is. • Controleer of TCP/IP correct is geconfigureerd voor het netwerk: open in het Configuratiescherm het onderdeel Netwerkverbindingen (Windows XP) of Netwerken inbelverbindingen (Windows 2000). U hebt verbinding, maar het netwerk is traag • Controleer of u zich in een gebied met meerdere draadloze LAN’s bevindt. In dat geval is het mogelijk dat de LAN’s storingen bij elkaar veroorzaken. • Verplaats u dichter naar het toegangspunt (ingeval van een infrastructuurverbinding) of een andere draadloze computer (ingeval van een AdHoc-verbinding). Het is mogelijk dat de afstand te groot is voor snelle communicatie.
Naslaggids
117
Problemen oplossen en onderhoud De hardware testen
De hardware testen Met het hardwarediagnoseprogramma e-Diagtools dat bij uw computer wordt geleverd, kunt u de hardware op twee manieren testen: • Automatisch, met behulp van de basistest voor hardware. • Geavanceerd, met behulp van afzonderlijke hardwaretests. Voordat u deze tests uitvoert, moet u het systeem opnieuw opstarten. Op die manier brengt u de computer in een voorspelbare toestand, zodat het diagnoseprogramma de hardwarecomponenten naar behoren kan testen. Er gaat geen informatie verloren tijdens de tests, alle instellingen van de computer blijven intact. Wanneer u het diagnoseprogramma afsluit, wordt de computer opnieuw opgestart zodat de stuurprogramma’s geladen kunnen worden.
Diagnostische tests uitvoeren met e-Diagtools 1. Klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. 2. Druk wanneer het HP-logo verschijnt op F10 om de diagnose te starten. De eerste keer dat u dit programma uitvoert, moet u de taal voor het programma kiezen. 3. Druk op F2 om e-Diagtools te starten wanneer het menu verschijnt. 4. Controleer in het scherm Configuration Description (Configuratiebeschrijving) de lijst van aangetroffen hardware. 5. Voer de standaardtest uit. Druk op F2 om de standaardtest van de hardware te starten. De resultaten worden afgebeeld zodra de test is voltooid. 6. Als u de diagnose wilt afsluiten zonder de geavanceerde tests uit te voeren, drukt u op F4 om het hardwareprofiel (Support Ticket) weer te geven. Druk op F3 om e-Diagtools af te sluiten. 7. Optioneel: voer de geavanceerde tests uit. Druk op F2 om het scherm voor geavanceerde tests te openen. 8. Selecteer met de pijltoetsen de test die u wilt uitvoeren, en druk op ENTER. De tests worden alleen afgebeeld voor gesignaleerde hardware.
118
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud De hardware testen
9. Druk op F2 om de geselecteerde tests uit te voeren en voeg de resultaten toe aan de Support Ticket. 10. Druk telkens na het uitvoeren op F2 om naar het geavanceerde testscherm terug te keren of druk op F4 om de Support Ticket weer te geven. 11. Afsluiten. Druk op F3 en druk vervolgens op een willekeurige toets om de computer af te sluiten en opnieuw te starten. 12. Optioneel: open het hardwareprofiel (Support Ticket). Klik in Windows op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP e-Diagtools, HP e-Diagtools for Windows. 13. Klik op View (Weergeven) om het hardwareprofiel weer te geven. 14. Als u informatie over het probleem wilt toevoegen, klikt u op Comments (Opmerkingen) en typt u de informatie. Klik vervolgens op OK. Druk het hardwareprofiel af met Print of sla het op met Save As. Klik op e-Mail als u het hardwareprofiel per e-mail wilt verzenden naar de technische ondersteuning. Wanneer u voor het eerst een e-mailverbinding vanuit dit programma maakt, klikt u op Change Settings (Instellingen wijzigen) in het venster Connect (Verbinden) en typt u de instellingen die u van de technische dienst hebt ontvangen. Met e-Diagtools voor Windows kunt u ook de versie van e-Diagtools op de vaste schijf van de computer bijwerken. Gebruik het menu e-Diagtools in e-Diagtools voor Windows. Als u problemen ondervindt bij het uitvoeren van e-Diagtools op de vaste schijf, kunt u dit programma ook uitvoeren vanaf de cd of dvd voor productherstel. Start de computer op vanaf de cd of dvd en kies de optie Diagnostics (Diagnose).
Naslaggids
119
Problemen oplossen en onderhoud De computer configureren
De computer configureren Er zijn twee programma’s die u helpen bij de configuratie van de computer: BIOS Setup en HP TopTools.
U voert BIOS Setup als volgt uit BIOS (Basic Input and Output System) Setup is een hulpprogramma waarmee u wijzigingen in de systeemconfiguratie van de computer kunt aanbrengen en de werking van de computer naar wens kunt aanpassen. De instellingen in BIOS Setup hebben in het algemeen betrekking op de werking van de hardware van de computer en hebben daarom een grote invloed op de werking van de computer. 1. Klik op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten. 2. Wanneer het HP-logo verschijnt, drukt u op F2 om BIOS Setup te activeren. 3. De aanwijsmechanismen zijn niet actief in BIOS Setup, zodat u met het toetsenbord moet navigeren: • Met de toetsen PIJL-LINKS en PIJL-RECHTS kunt u naar een ander menu gaan. • Met de toetsen PIJL-OMLAAG en PIJL-OMHOOG kunt u door de parameters in een menu bladeren. • Met + of - doorloopt u de waarden voor de desbetreffende parameter, terwijl u met ENTER een instelling kunt kiezen. 4. Nadat u de gewenste opties hebt geselecteerd, drukt u op F10 of sluit u BIOS Setup af via het menu Exit. 5. Mochten de gekozen instellingen bij het opnieuw opstarten een apparatuurconflict veroorzaken, dan wordt gemeld dat u BIOS Setup opnieuw moet starten. Hierbij wordt aangegeven welke instellingen het conflict veroorzaken. In de volgende tabellen vindt u een beschrijving van de BIOS-instellingen van de BIOSversie ten tijde van de publicatie van deze handleiding. Als u een andere BIOS-versie hebt, kunnen sommige instellingen anders zijn.
120
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud De computer configureren
Menu Main Instelling
Beschrijving
Standaardwaarde
BIOS Revision
De huidige BIOS-versie.
Wordt automatisch herkend.
System Time
De tijd in de 24-uurs notatie. De ingestelde waarden zijn onmiddellijk van kracht.
System Date
Hiermee stelt u de datum in volgens de notatie dd/mm/jj (behalve in het Engels, dan wordt mm/dd/jj gebruikt).
Internal Hard Disk
Het type van de vaste schijf en diverse parameters.
Wordt automatisch herkend.
Memory
De grootte van het extended memory.
Wordt automatisch herkend.
CPU Serial Number
Als een Pentium-processor een serienummer heeft, wordt dit serienummer beschikbaar gemaakt voor de software.
Disabled (Uitgeschakeld)
Serial Number
Toont het serienummer zoals vermeld op aan de achterkant van het apparaat.
Wordt automatisch herkend.
PC ID string
Vermeldt de id-tekenreeks van de pc die is opgeslagen in het gereserveerde gedeelte van het RAM.
Service ID
Vermeldt een id voor reparatieservice.
Wordt automatisch herkend.
UUID
Vermeldt de waarde van het 16-bits UUID (Universally Unique ID) als 32 hexadecimale tekens.
Wordt automatisch herkend.
MAC Address
Vermeldt het MAC-netwerkadres van het interne (vaste) LAN, indien aanwezig.
Wordt automatisch herkend.
Menu System Devices Instelling
Beschrijving
Standaardwaarde
Video Display Device
Geeft aan of automatisch naar een extern beeldscherm wordt overgeschakeld wanneer dat is aangesloten.
Auto (Automatisch)
Television Type
Regelt u de signaaluitvoer (NTSC of PAL) van de S-videopoort.
Van de regio afhankelijk
External Pointing Device
De interne aanwijsmechanismen worden uitgeschakeld wanneer een extern aanwijsmechanisme is aangesloten.
Auto (Automatisch)
Legacy USB Support
BIOS-ondersteuning voor USB-muis, -toetsenbord en diskettestation tijdens opstarten.
Enabled (Ingeschakeld)
Wake On LAN from Power Off
De computer blijft ingeschakeld via de LAN-poort. Als deze optie is ingeschakeld, gebruikt de computer meer stroom terwijl deze is afgesloten.
Disabled (Uitgeschakeld)
Naslaggids
121
Problemen oplossen en onderhoud De computer configureren
Menu Security Instelling
Beschrijving
Standaardwaarde
User Password is
Geeft het gebruikerswachtwoord weer als dat is ingesteld.
Leeg
Administrator Password is
Geeft het beheerderswachtwoord weer als dat is ingesteld.
Leeg
Set User Password
Druk op ENTER als u het gebruikerswachtwoord wilt instellen, wijzigen of wissen. Het wachtwoord mag uit maximaal 8 tekens bestaan (0-9, A-Z) en mag geen speciale tekens of accenttekens bevatten.
Enter
Set Administrator Password
Druk op ENTER als u het beheerderswachtwoord, waarmee de instellingen van BIOS Setup worden beveiligd, wilt instellen, wijzigen of wissen. Het wachtwoord mag uit maximaal 8 tekens bestaan (0-9, A-Z) en mag geen speciale tekens of accenttekens bevatten.
Enter
Require Password on Boot
Geeft aan of een gebruikerswachtwoord verplicht is bij het opstarten van de computer. Het beheerderswachtwoord is nodig om deze instelling te wijzigen.
Enabled (Ingeschakeld)
Menu Boot Instelling
Beschrijving
Standaardwaarde
Hard Disk Floppy CD-ROM/DVD Built-in LAN
Vermeldt de volgorde van opstartapparaten. Verplaats de vermeldingen om de volgorde te wijzigen. Met ingebouwd LAN kan er zonder schijf van een netwerkserver worden opgestart.
1. Hard Disk (Vaste schijf) 2. Floppy (Diskette) 3. CD-ROM/DVD 4. Built-in LAN (Ingebouwd LAN)
Instelling
Beschrijving
Standaardwaarde
Save Changes and Exit
De wijzigingen worden opgeslagen, Setup wordt afgesloten en het systeem wordt opnieuw opgestart.
Discard Changes and Exit
Alle wijzigingen die zijn aangebracht nadat de laatste wijzigingen zijn opgeslagen, worden genegeerd, Setup wordt afgesloten en het systeem wordt opnieuw opgestart. Heeft geen invloed op wijzigingen in wachtwoord, datum of tijd.
Get Default Values
De standaardinstellingen worden hersteld en u blijft in Setup. Heeft geen invloed op wijzigingen in wachtwoord, datum of tijd.
Menu Exit
122
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud De computer configureren
TopTools installeren HP TopTools is bedoeld voor netwerkmanagers en -beheerders die verantwoordelijk zijn voor het beheer van computersystemen. Het bevat configuratie- en beveiligingsopties waarmee u kunt controleren welke hardware- en softwareonderdelen in de computer zijn geïnstalleerd en nagaan of deze naar behoren werken. Pavilion-modellen
HP TopTools wordt niet op alle Pavilion-modellen ondersteund. U moet HP TopTools installeren voordat u het programma kunt gebruiken. 1. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, HP TopTools Agent, Setup. 2. Volg de instructies die op het scherm verschijnen. TopTools kan lokaal op een afzonderlijke computer worden uitgevoerd of extern vanaf een andere computer door een netwerkbeheerder. • Als u TopTools lokaal wilt uitvoeren, klikt u op Start, Alle programma’s (of Programma’s), HP TopTools Agent, HP TopTools Agent. Bezoek de website die is gewijd aan HP TopTools (www.hp.com/toptools voor informatie over het beheren van HP-computers.
Naslaggids
123
Problemen oplossen en onderhoud Software opnieuw installeren en bijwerken
Software opnieuw installeren en bijwerken Met de cd of dvd voor productherstel kunt u de oorspronkelijke software voor de computer herstellen. Op de cd of dvd voor productherstel vindt u ook specifieke Windows-stuurprogramma’s voor uw computer waarmee u een aangepast systeem kunt configureren. U vindt stuurprogramma’s op de volgende locaties: • Op de vaste schijf van de computer onder C:\hp\Drivers. • Op de cd of dvd voor productherstel onder \hp\Drivers. • Op de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport). Op deze website vindt u de nieuwste updates van stuurprogramma’s voor verschillende besturingssystemen.
De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen Met de cd of dvd voor productherstel kunt u de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van de software op de vaste schijf van de computer herstellen. Op dezelfde manier kunt u een partitie voor hulpprogramma’s maken op de nieuwe vaste schijf. De verborgen partitie voor hulpprogramma’s bevat de diagnosetests van e-Diagtools. WAARSCHUWING
Met deze procedure wordt het vasteschijfstation geformatteerd en worden alle gegevens op de schijf gewist. Na het formatteren moet u alle toepassingen opnieuw installeren. Onderbreek de onderstaande procedure niet en ontkoppel de netstroomadapter niet voordat de procedure is voltooid. 1. Belangrijk. Maak een reservekopie van alle gegevens op de vaste schijf. Tijdens het uitvoeren van de volgende stappen worden alle gegevens van de vaste schijf gewist. 2. Sluit de netstroomadapter aan. 3. Plaats de cd of dvd voor productherstel in het cd-rom- of dvd-station. Als de computer is uitgeschakeld, kunt u het station openen door een rechtgebogen paperclip in het gaatje aan de voorkant van het station te steken. 4. Schakel de computer weer in of start hem opnieuw op. Als de computer actief is, klikt u op Start, Computer uitschakelen (of Afsluiten), Opnieuw opstarten.
124
Naslaggids
Problemen oplossen en onderhoud Software opnieuw installeren en bijwerken
5. Druk op ESC wanneer u het logo van HP ziet. 6. Selecteer het cd-rom- of dvd-station als opstartapparaat. 7. Volg de aanwijzingen op het beeldscherm wanneer het dialoogvenster van de cd of DVD voor productherstel verschijnt. Druk op 2, 1, 1 om de standaardinstellingen te herstellen. Accepteer desgevraagd de aanbevolen partitiegrootte. Het herstellen van de in de fabriek ingestelde software kan 15 tot 45 minuten in beslag nemen. Als u de partitie voor hulpprogramma’s wilt maken zonder de fabriekssoftware te installeren, klikt u op Advanced (Geavanceerd) en geeft u aan dat u niet het hele besturingssysteem wilt installeren.. Als de vaste schijf diverse stations op verschillende partities bevat, kunt u de fabriekssoftware installeren op station C zonder dat u de andere stations wijzigt. Klik op Advanced en geef aan dat alleen partitie C moet worden hersteld. 8. Druk, wanneer u gevraagd wordt de computer opnieuw op te starten, op CTRL+ALT+DEL en volg eventuele aanwijzingen op het beeldscherm. Windows XP wordt geïnstalleerd met een NTFS-indeling. Deze indeling kan worden geconverteerd naar FAT32. Als u in Windows 2000 de indeling van station C wilt converteren van FAT32 naar NTSF, klikt u op Start, Uitvoeren, typt u convert c: /fs:ntfs en klikt u op OK.
Opstartdiskette maken (Windows 2000) Klik op Start, Uitvoeren en typ c:\i386\Bootdisk\Makeboot.exe. U hebt vier diskettes nodig.
Een vervangend exemplaar van de cd-rom of dvd voor productherstel bestellen Als u de cd-rom of dvd voor productherstel kwijtraakt of deze beschadigd raakt, neemt u de computer mee naar een HP-servicecentrum en vraagt u om een nieuwe cd of dvd. Vraag bij het HP Customer Care Center om het adres en het telefoonnummer van een HP-servicecentrum bij u in de buurt. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128.
Naslaggids
125
Problemen oplossen en onderhoud Software opnieuw installeren en bijwerken
Het BIOS bijwerken Bij Hewlett-Packard verschijnen regelmatig updates voor het BIOS van de computer. Deze vergroten de mogelijkheden van uw systeem. Met behulp van e-DiagTools voor Windows kunt u updates voor het BIOS downloaden en installeren. WAARSCHUWING
Omdat een BIOS-update de vorige versie vervangt, moet u deze instructies exact uitvoeren, anders kan uw computer beschadigd raken. Tijdens het bijwerken van het BIOS worden de configuratie-instellingen in BIOS Setup opnieuw ingesteld, met uitzondering van de wachtwoorden voor pc-identificatie en het BIOS. 1. Sluit in Windows alle actieve programma’s af. 2. Verwijder alle pc-kaarten. 3. Verwijder de computer uit het dock, als dat nog niet is gebeurd. 4. Sluit de netstroomadapter aan. 5. Sluit alle kabels en apparaten aan die nodig zijn voor het tot stand brengen van een verbinding met het Internet. 6. Klik op Start, Alle programma’s (of Programma’s), Hewlett-Packard, Notebook, HP e-Diagtools, e-Diagtools for Windows. 7. Klik op Update (Bijwerken), selecteer Download Now (Nu downloaden) en klik op OK. Volg de instructies op het scherm. Onderbreek het bijwerkproces niet. Wanneer u voor het eerst een e-mailverbinding vanuit dit programma maakt, klikt u op Change Settings (Instellingen wijzigen) in het venster Connect (Verbinden) en definieert u de instellingen voor de verbinding. 8. Als het proces voltooid is, stelt u de computer opnieuw in door de punt van een pen in de resetknop aan de onderkant van de computer te drukken. Bezoek de website van HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) voor informatie over BIOS-updates.
Windows-stuurprogramma’s bijwerken HP brengt regelmatig bijgewerkte versies uit van de stuurprogramma’s voor uw computer. Deze updates worden uitgegeven om eventuele problemen in de stuurprogramma’s op te lossen en om ervoor te zorgen dat uw computer probleemloos blijft werken. Daarnaast is het mogelijk dat HP ook stuurprogramma’s voor andere versies van Microsoft Windows verschaft, voor het geval u een andere versie van Windows hebt geïnstalleerd. • U kunt de nieuwste stuurprogramma’s voor uw computer downloaden van www.hp.com/go/bizsupport. Volg de instructies van de stuurprogramma’s.
126
Naslaggids
HP-service en -ondersteuning
Naslaggids
127
HP-service en -ondersteuning Assistentie voor uw computer
Assistentie voor uw computer Hulp via het web HP stelt via het Internet diverse websites beschikbaar met informatie voor gebruikers van HP-notebooks. De volgende sites zijn vooral nuttig als u ondersteuning nodig hebt voor uw computer: • Website van HP Business Support. Ondersteuning per e-mail en telefoon, technische informatie en software-updates. www.hp.com/go/bizsupport • Website voor HP-notebooks. Hier kunt u terecht voor het laatste nieuws over technische ondersteuning, inclusief informatie over garantie en ondersteuningsprogramma’s. www.hp.com/notebooks
Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning Tijdens de garantieperiode kunt u gratis de hulp inroepen van de HP Customer Care Centers (u betaalt uitsluitend de telefoonkosten). Tijdens de garantieperiode kunt u bij HP terecht met vragen over: • Meegeleverde toepassingen en besturingssystemen • De door HP voorgeschreven werkomgeving en gebruiksvoorwaarden voor de computer • Accessoires en upgrades van HP, basiswerking en probleemoplossing HP kan u niet van dienst zijn bij vragen die betrekking hebben op: • Hardware, software of besturingssystemen die niet afkomstig zijn van HP, niet bedoeld zijn voor of meegeleverd zijn met het product of niet volgens de regels zijn gebruikt • Het zelf repareren van het product • Productontwikkeling, aangepaste installaties • Adviezen
128
Naslaggids
HP-service en -ondersteuning Assistentie voor uw computer
Als u een e-mail wilt verzenden naar het HP Customer Care Center, bezoekt u de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) en klikt u op “Contact HP” voor het juiste e-mailadres. Als u telefonisch contact wilt opnemen met HP Customer Care Center, gaat u naar de website HP Business Support (www.hp.com/go/bizsupport) en klikt u op “Contact HP” voor een complete en actuele lijst met telefoonnummers. Als uw notebook-pc normaal gesproken niet door HP wordt verkocht in het land van gebruik, moet u contact opnemen met een Customer Care Center dat ondersteuning biedt voor uw notebookmodel. Op dit moment wordt alleen service en ondersteuning geboden in de volgende landen en regio’s: Pavilion-modellen Verenigde Staten (208) 323-2551. Verenigd Koninkrijk +44 (0)207-512-52-02 Frankrijk: +33 (0)1-43-62-34-34 Mexico: Mexico-stad 52-58-9922 buiten Mexico-stad: 01-800-472-6684 Australië: 61-3-8877-8000 Omnibook-modellen Zie de volgende tabel.
Naslaggids
129
HP-service en -ondersteuning Assistentie voor uw computer
Noord-Amerika Verenigde Staten: Omnibook: (970) 635-1000 Pavilion: (208) 323-2551 Canada: +1 (905) 206-4663 Mexico: Mexico-stad 52-58-9922 buiten Mexico-stad: 01-800-472-6684 Zuid-Amerika Argentinië: Buenos Aires: 5411-4778-8380 buiten B.A.: 0810-555-5520 Brazilië: São Paulo: (11) 7297-4998 buiten São Paulo: 0800-157751 Chili: 800-360999 Colombia: 9-800-114-726 Guatemala: 1 800 999-5105 Peru: 0-800-10111 Puerto Rico: 1-877-2320-589 Venezuela: 0 800 4746 8368 Europa Oostenrijk: 43 (0) 810 00 6080 België: Nederlands: +32 (0)2-626-8806 Frans: +32 (0)2-626-8807 Tsjechië: +42 (0)2-6130-7310 Denemarken: +45 39-29-4099 Engels internationaal: +44 (0)207-512-5202 Finland: +358 (0)203-47-288 Frankrijk: +33 (0)1-43-62-34-34 Duitsland: 49 (0)180-52-58-143 Griekenland: +30 10 60 73 603 Hongarije: +36 (0)1-382-1111 Ierland: +353 (0)1-662-5525 Italië: +39 02-264-10-350 Nederland: +31 (0)20-606-8751 Noorwegen: +47-22-11-62 99 Polen: +48 22 865 98 00 Portugal: +351-21-317-6333 Roemenië: +40 1 315 44 42
Russische Federatie: Moskou: +7-095-797-3520 Sint-Petersburg: +7-812-346-7997 Slowakije: +421-2-68208080 Spanje: +34-902-321-123 Zweden: +46 (0)8-619-2170 Zwitserland: +41 (0)848-80-11-11 Turkije: +90 (216) 579 71 71 Verenigd Koninkrijk: +44 (0)207-512-52-02 Oekraïne: +7 (380-44) 490-3520 Afrika en Midden-Oosten Algerije: 213 (0) 61 56 45 43 Egypte: 02 532 5222 Israël: + 972 (0)9 952 4848 Marokko: 212 22404747 Tunesië: 216 1 891 222 Saudi-Arabië: 800 897 14440 Zuid-Afrika: binnen RZA: 086 000 1030 buiten RZA: +27-11 258 9301 Verenigde Arabische Emiraten: 971 4 883 8454 Azië en Australië Australië: 61-3-8877-8000 China, vasteland: 800-810-5959 Hongkong: 852-300 28 555 India: 1-600 112267 Indonesië: 62-21-350-3408 Japan: Navi Dial: 0570-000-510 overige: 81-3-5344-7181 Korea: Seoul: 82-2-3270-0700 buiten Seoul: 080 999-0700 Maleisië: 1 800 805 405 Nieuw-Zeeland: 64-9-356-6640 Filipijnen: 63-2-867-3551 Singapore: 65-6272-5300 Taiwan: 0800-010055 Thailand: 66-2-353-9000 Vietnam: 84-(0)-8-823-4530
Neem voordat u contact met ons opneemt even de tijd om de volgende gegevens te noteren. Op die manier kunnen we u optimaal van dienst zijn. • De typeaanduiding en het serienummer van uw computer • Het besturingssysteem dat op uw computer is geïnstalleerd
130
Naslaggids
HP-service en -ondersteuning Assistentie voor uw computer
• De berichten die werden weergegeven toen het probleem zich voordeed • Eventuele wijzigingen met betrekking tot de computer, software, verwante hardware of accessoires voordat het probleem zich voordeed. Kunt u het probleem reproduceren?
Reparatieservice Als de notebook-pc normaal gesproken niet door HP in het land van gebruik wordt verkocht, moet deze voor service worden geretourneerd naar een land waarin de notebook wel wordt verkocht en ondersteund. Opmerking
Voor HP Pavilion-notebooks wordt ondersteuning en service geboden in bepaalde landen. Op dit moment wordt er alleen ondersteuning voor uw HP Pavilion-notebook geboden in het land waar u deze hebt gekocht. Als u zich buiten het land bevindt waar u de notebook hebt gekocht, zijn de kosten van verzending van de notebook naar het erkende HP-servicecentrum in het land van aankoop voor uw rekening. Mocht u nog vragen hebben met betrekking tot de beschikbare ondersteuningsopties voor uw notebook, dan kunt u contact opnemen met HP Customer Care. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128 voor meer informatie. De computer valt onder de garantie. Als u van de reparatieservice gebruik wilt maken, neemt u contact op met een erkende HP-leverancier of met het HP Customer Care Center. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. De ondersteuningstechnicus zal controleren of uw systeem voor deze service in aanmerking komt aan de hand van de geldende garantiebepalingen en de datum van aankoop, en de reparatie voor u regelen. De verzendkosten, administratiekosten, belastingen en de kosten van het transport naar en van de werkplaats kunnen onder de garantie vallen. De computer valt niet meer onder de garantie. Neem contact op met een erkende HPleverancier of met het HP Customer Care Center (zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning ” op pagina 128). De serviceverlener geeft u informatie over de reparatie en de kosten.
Opmerking
U bent financieel aansprakelijk voor alle reparaties aan uw notebook, voor zover deze niet worden gedekt door de HP-garantie (zie de garantiebepalingen op de volgende pagina). Hiermee worden ook reparaties van defecten bedoeld die u zelf hebt veroorzaakt, bijvoorbeeld door vloeistof te morsen, de notebook te laten vallen of het scherm te beschadigen. Hetzelfde geldt voor de regiocode die u op de meeste dvd-stations zelf moet instellen. Deze code kunt u slechts een beperkt aantal keren wijzigen (meestal niet meer dan vier keer). Als u deze limiet bereikt, wordt uw laatste wijziging van de regiocode “hard-coded” aangebracht op het dvd-station en wordt deze code permanent. De kosten die zijn verbonden aan het herstellen van deze situatie, worden niet gedekt door uw HP-garantie.
Naslaggids
131
HP-service en -ondersteuning Assistentie voor uw computer
De computer gereedmaken voor verzending Zie “Reparatieservice” hierboven om te bepalen of u de computer wilt opsturen ter reparatie. Als dat het geval is, bereidt u de computer als volgt voor verzending voor. Opmerking
Mocht u vragen hebben over de verpakking die u moet gebruiken voor het retourneren van een notebook die moet worden gerepareerd, dan kunt u contact opnemen met HPService and Support. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. Wanneer uw notebook niet goed is verpakt, bent u zelf verantwoordelijk voor alle schade die de zending tijdens het transport oploopt. 1. Belangrijk. maak een reservekopie van de gegevens op het vasteschijfstation. Het kan zijn dat de vaste schijf moet worden vervangen of opnieuw moet worden geformatteerd in verband met de reparatie. 2. Hewlett-Packard kan niet garanderen dat losse onderdelen worden geretourneerd. Verwijder de volgende onderdelen voordat u de computer verzendt: • Pc-kaarten • Een netstroomadapter en netsnoer. • Alle verwisselbare media, zoals cd’s, dvd-schijven of diskettes • Alle hardware die niets met het probleem te maken heeft en niet hoeft te worden gerepareerd 3. Gebruik de originele verpakking van het product of een andere stevige verpakking wanneer u de notebook-pc naar Hewlett-Packard verzendt, teneinde schade tijdens het vervoer te voorkomen. Zorg voor geschikt verpakkingsmateriaal met een dikte van minimaal 7,5 centimeter. U ontvangt de notebook terug in een nieuwe verpakking.
Opmerking
Als het vasteschijfstation defect is, ontvangt u een vervangend station dat niet is geformatteerd of waarop ter verificatie software is opgeslagen. U moet de oorspronkelijke software van de computer herstellen met behulp van de cd of dvd voor productherstel (zie “De fabrieksinstallatie van de vaste schijf herstellen” op pagina 124) of op een andere manier.
132
Naslaggids
HP-service en -ondersteuning Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard
Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard 1. HP garandeert u, de klant en eindgebruiker, dat de hardware, accessoires en benodigdheden die door HP zijn geleverd, vrij zijn van gebreken wat betreft materiaal en vakmanschap, vanaf de aankoopdatum voor de periode die is aangegeven in de onderstaande tabel Garantieduur. Als HP tijdens de garantieperiode op de hoogte wordt gesteld van dergelijke gebreken, zal HP, naar eigen keuze, producten die gebreken blijken te bevatten, repareren of vervangen. De vervangende producten kunnen nieuw zijn of gelijkwaardig in prestatie aan nieuwe producten. 2. HP garandeert u dat de software van HP bij juiste installatie en juist gebruik niet zal weigeren de bijbehorende programmeringsinstructies uit te voeren, ten gevolge van gebreken wat betreft materiaal en vakmanschap, vanaf de aankoopdatum voor de periode die is aangegeven in de onderstaande tabel Garantieduur. Als HP tijdens de garantieperiode op de hoogte wordt gesteld van dergelijke gebreken, zal HP de software die de bijbehorende programmeringsinstructies niet uitvoert, vervangen. 3. HP garandeert niet dat de werking van HP-producten ononderbroken en zonder fouten plaatsvindt. Als HP niet binnen een redelijk tijdsbestek in staat is een product dat onder de garantie valt, te repareren of te vervangen, hebt u recht op terugbetaling van de aankoopprijs na prompte retournering van het product. 4. De beperkte garantie van HP is van toepassing in elk land waarin HP ondersteuning biedt voor dit product en waarin HP dit product op de markt heeft gebracht. De garantieservice die wordt verleend kan per land verschillen, afhankelijk van de geldende standaarden. HP zal de vorm of functionaliteit van het product niet aanpassen om het te kunnen gebruiken in een land waarin het wegens wettelijke bepalingen en voorschriften nooit uitgebracht zal worden. 5. De garantie is niet van toepassing op gebreken die het gevolg zijn van (a) onjuist of onnauwkeurig onderhoud, of onjuiste of onnauwkeurige kalibratie, (b) software, interfacing, onderdelen of benodigdheden die niet door HP zijn geleverd, (c) onrechtmatige wijzigingen of misbruik, (d) gebruik buiten de gepubliceerde omgevingsspecificaties die voor het product gelden of (e) onjuiste voorbereiding van de locatie of onjuist onderhoud.
Naslaggids
133
HP-service en -ondersteuning Verklaring van beperkte garantie van Hewlett-Packard
6. VOOR ZOVER TOEGESTAAN ONDER TOEPASSELIJK RECHT, ZIJN DE BOVENSTAANDE GARANTIES EXCLUSIEF EN WORDT GEEN ENKELE ANDERE GARANTIE OF VOORWAARDE, SCHRIFTELIJK OF MONDELING, UITDRUKKELIJK NOCH IMPLICIET, VERLEEND, DAARONDER MET NAME MEDE BEGREPEN IMPLICIETE GARANTIES OF VOORWAARDEN BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID, BEVREDIGENDE KWALITEIT OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In sommige landen, staten of provincies is het niet toegestaan de duur van de impliciete garantie te beperken. Het is daarom mogelijk dat de bovenstaande beperkingen en uitsluitingen niet voor u gelden. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt. Deze rechten variëren van land tot land, van staat tot staat of van provincie tot provincie. 7. VOOR ZOVER IS TOEGESTAAN ONDER TOEPASSELIJK RECHT, ZIJN DE VERHAALSMOGELIJKHEDEN IN DEZE GARANTIEVERKLARING UW ENIGE EN UITSLUITENDE VERHAALSMOGELIJKHEDEN. MET UITZONDERING VAN DE BOVENSTAANDE BEPALINGEN, ZIJN HP EN ZIJN LEVERANCIERS IN GEEN GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR VERLIES VAN GEGEVENS OF VOOR DIRECTE, SPECIALE, BIJKOMENDE, INDIRECTE (WAARONDER WINSTDERVING OF VERLIES VAN GEGEVENS) OF ANDERE SCHADE, HETZIJ GEGROND DOOR CONTRACT, ONRECHTMATIGE DADEN OF ANDERSZINS. In sommige landen, staten of provincies is uitsluiting of beperking van bijkomende of indirecte schade niet toegestaan. Het is dus mogelijk dat bovenstaande beperking of uitsluiting niet voor u van toepassing is. DE GARANTIEBEPALINGEN IN DEZE VERKLARING, BEHALVE VOOR ZOVER TOEGESTAAN ONDER TOEPASSELIJK RECHT, BETEKENEN GEEN UITSLUITING, BEPERKING OF WIJZIGING VAN, MAAR ZIJN EEN AANVULLING OP DE VERPLICHTE, WETTELIJK OPGELEGDE RECHTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE VERKOOP VAN DIT PRODUCT AAN U.
Product
Duur van beperkte garantie
HP Notebook met “1YR”, “3YR” of vergelijkbare aanduiding op het serienummerlabel
1 jaar, 3 jaar of aangegeven aantal jaren.
HP Notebook met “90D” of vergelijkbare aanduiding op het serienummerlabel
90 dagen of aangegeven aantal dagen.
HP Notebook-accessoires en batterijen
1 jaar.
Niet van HP afkomstige accessoires
Niet gegarandeerd door HP. Raadpleeg garantiebepalingen van de fabrikant.
HP-software, Microsoft-software
90 dagen.
134
Naslaggids
Naslaggegevens
Naslaggids
135
Naslaggegevens Hardwarespecificaties
Hardwarespecificaties Technologiecodes
Elke notebookcomputer van HP is voorzien van een technologiecode, die bestaat uit twee letters. De technologiecode staat op het etiket met het serienummer aan de onderzijde van de computer, en maakt tevens deel uit van het versienummer van het BIOS. Omdat we onze producten voortdurend verbeteren, zijn de volgende specificaties aan veranderingen onderhevig. Bezoek de website voor HP-notebooks (www.hp.com/notebooks) voor de nieuwste specificaties.
Fysieke kenmerken
Afmetingen (14-inch beeldscherm): 328 × 272 × 33 mm. Afmetingen (15-inch beeldscherm): 328 × 272 × 35 mm. Gewicht: minimaal 2,9 kg, afhankelijk van de configuratie
Processor en busarchitectuur
Modellen met technologiecode KB: 1,4- tot 1,7-GHz Intel Mobile Pentium 4-M-processor met Intel Speed Steptechnologie. L2-cache van 512 kB. Laagvermogensprocessor met kernvoltage van 1,2 tot 1,3 V en processorsysteembus met een kloksnelheid van 400 MHz. Modellen met technologiecode KC: Intel Mobile Celeron-processor met een kloksnelheid van 1,06 tot 1,20 GHz. L2-cache van 256 kB. Laagvermogensprocessor met kernvoltage van 1.45 V en processorsysteembus met een kloksnelheid van 133 MHz.
Video
14,1 inch XGA (1024 × 768) of 15,0 inch XGA (1024 × 768) of SXGA+ (1400 x 1050) active matrix (TFT) LCD-beeldscherm. Hardwarematige 3D-versnellling en dvd-versnelling. Modellen met technologiecode KB: Externe monitors met een maximale resolutie van 1600 × 1200, 16 miljoen kleuren en een minimale vernieuwingsfrequentie van 75 Hz (maximaal 60 Hz bij 1400 × 1050). De vernieuwingsfrequentie en helderheid worden bepaald door de monitor, resolutie en kleurdiepte. Grafische versneller ATI Mobility Radeon met 16 of 32 MB DDR grafisch geheugen, 4x AGP grafische mogelijkheid. Ondersteuning voor twee beeldschermen (afhankelijk van ondersteuning door besturingssysteem). Modellen met technologiecode KC: Externe monitors met een maximale resolutie van 1600 × 1200 met 16 miljoen kleuren bij een vernieuwingsfrequentie van 60 Hz of 64.000 kleuren bij een vernieuwingsfrequentie van 85 Hz. De vernieuwingsfrequentie en helderheid worden bepaald door de monitor, resolutie en kleurdiepte. VIA-afbeeldingen met maximaal 32 MB dynamisch toegewezen videogeheugen (gedeeld met systeemgeheugen).
136
Naslaggids
Naslaggegevens Hardwarespecificaties
Voeding
Oplaadbare lithium-ion-batterij (14,8 Vdc) of nikkel-metaal-hybride-batterij (9,6 Vdc) met LED-aanduiding voor lading. Levensduur batterij: maximaal 3 uur (LiIon) of 2 uur (NiMH) bij normaal gebruik (afhankelijk van gebruik, model en energie-instellingen). Snel opladen batterij: 2 uur wanneer systeem uitgeschakeld is en 3 uur wanneer systeem ingeschakeld is. Waarschuwing bij lage batterijspanning: Stand-bymodus in-/uitschakelen. Modellen met technologiecode KB: Universele netstroomadapter: invoer 100–240 Vac (50/60 Hz), uitvoer 19 Vdc, 75 W. Modellen met technologiecode KC: Universele netstroomadapter: invoer 100–240 Vac (50/60 Hz), uitvoer 19 Vdc, 60 W (3,16 A).
Opslagcapaciteit
Verwisselbaar vasteschijfstation van 20 tot 40 GB met Ultra-DMA 100-interface. 1,44-MB diskettestation (bepaalde modellen). 24x cd-rom- of 8x dvd- of cd-rw- of cd-rw/dvd-station (of hoger).
RAM-geheugen
Minimaal 128 MB RAM-geheugen vooraf geïnstalleerd. Modellen met technologiecode KB: Twee sleuven voor PC2100 DDR-266 RAM-modules. Maximaal 1 GB (1024 MB) RAM-geheugen bij gebruik van 512-MB-modules, toekomstige ondersteuning voor 2 GB RAM-geheugen. Modellen met technologiecode KC: Twee sleuven voor PC-133 SDRAM-modules. Maximaal 1 GB (1024 MB) RAM.
Audiosysteem
Stereogeluid via twee ingebouwde luidsprekers. 3D-enhanced audio. Knoppen voor volume en geluid uitzetten (bepaalde modellen). Ingebouwde microfoon (bepaalde modellen). Hoofdtelefoonuitgang en microfooningang.
Toetsenbord en aanwijsmechanismen
QWERTY-toetsenbord met 87/88 toetsen, 101/102-toetsensimulatie. Geïntegreerd numeriek toetsenblok. 12 functietoetsen (Fn). 5 instelbare snelknoppen. Touchpad met geïntegreerde scrollpad, aan/uit-knop en indicator. Linker- en rechterklikknop.
LAN (bepaalde modellen)
Ondersteuning voor Ethernet 10Base-T (10 Mbps) en 100Base-TX (100 Mbps). Ondersteunt wake-on-LAN, fast IP, DMI, dRMON. MBA-ondersteuning (Managed Boot Agent) voor PXE/BINL, NCP/IPX, DHCP.
Naslaggids
137
Naslaggegevens Hardwarespecificaties
Modem (bepaalde modellen)
Softwaremodem. Gegevenssnelheid: Maximaal 56 kbps (V.92). Faxsnelheid: 14,4 kbps, Klasse 1 en 2. Modulatie: V.21, V.22, V.22bis, V.23, V.32, V.32bis, V.34, V.90, V.92, X2, Bell 103, Bell 212A. Synchrone overdracht: V.80. Compressie: V.42bis, MNP5. Foutcorrectie: V.42, MNP2-4. Fax: Groep 3 fax, Klasse 1. V.17, V.27ter, V.29, V.21.
Draadloos LAN (bepaalde modellen)
Radio: IEEE 802.11b, compatibel met WECA Wi-Fi, Direct-Sequence SpreadSpectrum. Actieve frequentie: 2,5-GHz ISM-band, frequenties en kanalen verschillen per land. Snelheid van onbewerkte gegevens: 1, 2, 5,5 of 11 Mbps. Zendvermogen: standaard 15 dBm (ong. 30 mW), maximaal 16 dBm (ong. 40 mW). Gevoeligheid ontvanger: –84 dBm bij normaal gebruik. Bereik: maximaal 100 m of verder, afhankelijk van de omgeving en omstandigheden. Aan/uit-knop en –indicator. Mini-PCI-interface.
Invoer/uitvoer
9-pins, 115.200 bps serieel. 25-pins bidirectioneel ECP/EPP parallel. 15-pins VGA-videouitgang met DDC-ondersteuning. S-videopoort (tv-uit) op bepaalde modellen. PS/2-toetsenbord/muis. 4Mbps IrDA-compatibele infraroodpoort (bepaalde modellen). IEEE-1394 (bepaalde modellen). Twee USB-poorten (Universal Serial Bus, USB 1.1).
Uitbreidingsmogelijkheden
Eén of twee 16-/32-bits pc-kaart-sleuven (type II of III), CardBus mogelijk. Optionele poortreplicator (bepaalde modellen).
Beveiliging
Wachtwoorden voor gebruiker en beheerder. Systeemwachtwoord. Weergave van pc-identificatie bij opstarten. Via DMI toegankelijk elektronisch serienummer. Kensington MicroSaver-vergrendeling.
Werkomgeving
Bedrijfstemperatuur: 5 tot 35 C. Vochtigheid bij gebruik: 20 tot 90 procent RV (5 tot 35 C). Werkhoogte: maximaal 3000 m bij 25 C. Opslagtemperatuur: -20 tot 50 C.
138
Naslaggids
Naslaggegevens Hardwarespecificaties
Voornaamste IC’s
Modellen met technologiecode KB: CPU: Intel Mobile Pentium 4 processor-M. Core logic: ALI 1671 / 1535+ chipset. Beeldschermcontroller: ATI Mobility Radeon M6-C/P. Audio-/modemcontroller: Conexant Smart AMC CX20468-21. CardBus-controller: TI PC1520. Toetsenbordcontroller/ingebouwde controller: National PC87570. Super I/O: geïntegreerd in core-logic. IEEE 1394: TI TSB43AB22. LAN: National NS83815. 802.11b Wireless LAN: Ambit met Intersil Prism 2.5-chipset. Modellen met technologiecode KC: CPU: Intel Mobile Celeron-processor. Core-logic: VIA Twister-T + VT8231-chipset. Beeldschermcontroller: geïntegreerd in core-logic. Audio-/modemcontroller: Conexant Smart AMC CX20468-21. CardBus-controller: O2Micro 6912. Toetsenbordcontroller/geïntegreerde controller: National PC87570. Super I/O: geïntegreerd in core-logic. LAN: VIA Phy, MAC geïntegreerd in core-logic. 802.11b Wireless LAN: Ambit met Intersil Prism 2.5-chipset.
Naslaggids
139
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Naslaggegevens voor modems Als de computer een modempoort heeft, kunt u de werking van de modem aanpassen met behulp van AT-opdrachten en S-registers. Dit kunt u doen via het onderdeel Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm, met behulp van de meeste communicatiesoftware of vanuit de terminalmodus van de software. Zie “De modeminstellingen wijzigen” op pagina 64. Opmerking
Wijzig de standaardinstellingen van de modem alleen als u goed weet hoe modems werken. Deze sectie bevat beknopte informatie over AT-opdrachten, S-registers en geselecteerde resultaatcodes voor de ingebouwde modem.
Naslaggegevens (Conexant-modem) Alle AT-opdrachten in dit overzicht moeten door de tekens “AT” worden voorafgegaan (behalve de opdracht “A/”). De opdrachten mogen in hoofdletters of kleine letters worden getypt. Veel opdrachten kunnen als zoekvragen worden gebruikt door “?” als argument op te geven. AT-opdrachten (Conexant) Opdracht
Functie (Conexant)
A A/ Dn
Hoorn opnemen en oproep proberen te beantwoorden Opdracht opnieuw uitvoeren (niet voorafgegaan door AT) Kiesmodificator: 0–9, A–D =DTMF-cijfers; L=laatste nummer opnieuw kiezen; P=pulskiezen; T=toonkiezen; W=op kiestoon wachten; * (“sterretje”); # (“pondteken”); +; !=flash; @=op stilte wachten; $ of &=wachten op kiestoon voor creditcard; ;=terug naar opdrachtenmodus; ‘=kiespauze; ^=kiestoon wijzigen. U kunt haakjes, streepjes en spaties voor de kiesreeks gebruiken maar dit is verder nergens op van invloed. Echo van opdrachten uitschakelen Echo van opdrachten inschakelen (standaard) Ophangreeks initiëren Neem hoorn op, indien niet opgenomen, en ga naar opdrachtenmodus Productcode weergeven LSB of opgeslagen controlegetal weergeven OK weergeven Identificatiecodes weergeven Productbeschrijving weergeven Landcodeparameter weergeven Data-pump-model en interne codeversie van modem weergeven Data-pump-model en interne codeversie van modem weergeven OK weergeven Land weergeven
E0 E1 H0 H1 I0 I1 I2 I3 I4 I5 I6 I7 I8 I9
140
Naslaggids
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
Ln Mn
Volume speaker instellen: 0=uit, 1=laag (standaard), 2=middelhoog, 3=hoog Speaker activeren: 0=uit, 1=aan tijdens onderhandelen en uit bij ontvangst lijn (standaard), 2=altijd aan, 3=uit bij kiezen en ontvangen van lijn, aan bij beantwoorden Alleen om compatibiliteitsredenen opgenomen; retourneert resultaatcode 0=on line gaan, 1=on line gaan en retrain-volgorde initiëren Pulskiezen forceren 0=resultaatcodes voor DTE inschakelen (standaard), 1=uitschakelen S-register n als standaardwaarde selecteren Standaard S-register n instellen op de waarde v DTMF-kiezen forceren Resultaatcodes weergeven: 0=korte vorm (beknopt), 1=lange vorm (uitgebreid) (standaard) DTE-snelheid weergeven (standaard) Lijnsnelheid, protocol voor foutcorrectie en DTE-snelheid weergeven DCE-snelheid weergeven DCE-snelheid en protocol voor foutcorrectie weergeven CONNECT-resultaatcode weergeven bij verbinden. Kiestoon en detectie van in gesprek zijn, worden niet weergegeven. CONNECT-
resultaatcode weergeven bij verbinden. Kiestoon en detectie van in gesprek zijn, worden niet weergegeven. CONNECT-resultaatcode weergeven bij verbinden. Kiestoon en detectie van in gesprek zijn, worden niet weergegeven. CONNECT-resultaatcode weergeven bij verbinden. Kiestoon wordt niet weergegeven, ingesprek-signaal wordt weergegeven indien gedetecteerd. CONNECT-resultaatcode weergeven bij verbinden. Kiestoon en in-gesprek-signaal worden weergegeven indien gedetecteerd (standaard). Opnieuw op standaardconfiguratie instellen Protocol voor foutbesturing selecteren: NONE=geen gegevenscompressie, V42B=42bis in beide richtingen, ALT=MNP 5-compressie 0=uitschakeling uitgebreid formaat "+DR:" tussentijdse resultaatcode, 1=inschakeling Regelt functie voor V.42bis-gegevenscompressie (b, c en d zijn optioneel): a stelt de functie voor richting(en) van gegevenscompressie in, gezien door DTE: 0=onderhandeld, geen compressie; 3=beide richtingen (standaard). b=0 geeft aan dat modem niet ontkoppelt als V.42bis niet is onderhandeld door externe modem zoals aangegeven door a. c stelt het maximumaantal woordenboekingangen (2048) in dat moet worden onderhandeld. d stelt de maximumtekenreekslengte (32 bytes) in die moet worden onderhandeld.
N0 of N1 On (Aan) P Qn Sn Sn=v T Vn W0 W1 W2 W3 X0 X1 X2 X3 X4 Z +DR: a +DR=n +DS=a,b,c,d
Naslaggids
141
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
+DS44=a,b,c,d, e,f,g,h,i
Regelt de functie voor V.44-gegevenscompressie (b, c, d, e, f, g, h en i zijn optioneel): a stelt de functie voor richting(en) van gegevenscompressie in, gezien door DTE: 0=onderhandeld, geen compressie; 1=alleen verzenden; 2=alleen ontvangen; 3=beide richtingen (standaard). b geeft aan of de modem ontkoppelt als V.44 niet externe DCE heeft onderhandeld zoals aangegeven in a: 0=niet ontkoppelen (standaard), 1=ontkoppelen. c: 0=stroommethode (standaard), 1=pakkettenmethode, 2=methode met meerdere pakketten. d (256 tot 2048) stelt maximum codewoorden in dat mag worden onderhandeld in verzendrichting (standaard=2048). e (256 tot 2048) stelt maximum codewoorden in dat mag worden onderhandeld in ontvangstrichting (standaard=2048). f (32 tot 255) stelt maximumtekenreekslengte in die mag worden onderhandeld in verzendrichting (standaard=32). g (32 tot 255) stelt maximumtekenreekslengte in die mag worden onderhandeld in ontvangstrichting (standaard=32). h (2048 tot 4096) stelt maximumgrootte van historiebuffer in die mag worden onderhandeld in verzendrichting (standaard=4096). i (2048 tot 4096) stelt maximumgrootte van historiebuffer in die mag worden onderhandeld in ontvangstrichting (standaard=4096). Regelt werking van modus voor synchrone toegang: a=0 geeft aan dat modem in transparante submodus een 8-bits SYN-reeks verzendt bij niet-actief. b=0 geeft aan dat modem in submodus met framing HDLC-vlaggen verzendt bij niet-actief (standaard en vast). c=0 geeft aan dat modem in submodus met framing afbreken verzendt bij uitvoering in te lage mate in midden van frame (standaard); c=1 geeft aan dat modem in submodus met framing vlag verzendt bij uitvoering in te lage mate in midden van frame, DTE wordt geïnformeerd. d: hier kan geen opdracht voor worden gegeven. e=0 geeft aan dat CRC-generatie en controle zijn uitgeschakeld (standaard en vast). f=0 geeft aan dat NZRI-codering en -decodering zijn uitgeschakeld (standaard en vast). g=255 stelt de octetwaarde in die wordt gebruikt bij tekengeoriënteerde framing. h: hier kan geen opdracht voor worden gegeven. Tekstoverzicht verzenden van opdrachten die in extra modemfuncties voorzien Land van installatie instellen met 8-bits landcode van Annex A van T.35 Fabrikant modem weergeven Model modem weergeven Versie, revisie of datum modem weergeven Tekst verzenden die het apparaat identificeert Serienummer model modem weergeven Werking van lokale besturingscontrole tussen DTE en modem instellen n =methode die DTE gebruikt om de gegevensstroom van de modem te regelen: 0=geen, 1=XON/XOFF bij verzonden gegevens, 2=Circuit 133 (klaar voor ontvangst) (standaard). m =methode die modem gebruikt om de gegevensstroom van DTE te regelen: 0=geen, 1=XON/XOFF bij ontvangen gegevens, 2=CTS/RTS (standaard). Snelheid lokale poort weergeven: 0=uitschakelen, 1=inschakelen. Stelt de gegevenssnelheid in waarmee de modem opdrachten accepteert wanneer deze is verbonden: 0 (alleen snelheden mogelijk die automatisch door de modem kunnen worden gedetecteerd), 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 of 115200.
+ESA=a,b,c,d,e,f,g,h
+GCAP +GCI=n +GMI +GMM +GMR +GOI +GSN +IFC=n,m
+ILRR=n +IPR=n
142
Naslaggids
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
+ITF=a,b,c
Stelt drempelwaarden in voor verzending gegevens (b en c zijn optioneel): a (20 tot 7000) stelt de drempelwaarde (octets) in waarboven de modem een stroom-uit-signaal genereert bij de modus voor synchrone toegang (standaard=128). b (10 tot 5000) stelt de drempelwaarde (octets) in waaronder de modem een stroom-aan-signaal genereert bij de modus voor synchrone toegang (standaard=64). c=0 (vast). Stelt het modemgedrag bij wisselgesprekken in: 1=modem vragen te wachten en id-gegevens beller verzamelen, 2=ophangen, 3=wisselgesprek negeren. 0=PCM-upstream-onderhandeling inschakelen, 1=uitschakelen (standaard) Modem laten wachten: 0=ingeschakeld in V.92-modus (standaard), 1=uitgeschakeld Flash-reeks initiëren bij het MOH-procedure (Modem-On-Hold) Modem verzoeken om te initiëren of om MOH-procedure (Modem-On-Hold) en time-out te bevestigen: 0=V.92 MOH-verzoek geweigerd of niet beschikbaar, 1 tot 13 staan MOH toe met time-out (1=10 sec, 2=20 sec, 3=30 sec, 4=40 sec, 5=1 min, 6=2 min, 7=3 min, 8=4 min, 9=6 min, 10=8 min, 11=12 min, 12=16 min, 13=onbepaald). Instellen of modem MOH-verzoek (Modem-On-Hold) en MOH-time-out toestaat: 0=weigeren V.92 MOH-verzoek (standaard), 1 tot 13=MOH toestaan met time-out (1=10 sec, 2=20 sec, 3=30 sec, 4=40 sec, 5=1 min, 6=2 min, 7=3 min, 8=4 min, 9=6 min, 10=8 min, 11=12 min, 12=16 min, 13=onbepaald). Korte opstartprocedures gebruiken: 0=korte opstartprocedure 1 en 2 V.92 inschakelen (standaard), 1=alleen korte opstartprocedure 1 inschakelen, 3=uitschakelen. 0=modems beslissen of er korte opstartprocedures worden gebruikt, 2=bij alle volgende verbindingen volledige opstartprocedures gebruiken Weergave van beller-id instellen: 0=uitschakelen (standaard), 1=inschakelen met opgemaakte weergave, 2=inschakelen met niet-opgemaakte weergave Beller-id weergeven: 0=opgemaakte weergave gebruiken, 1=niet-opgemaakte weergave gebruiken Volledige opstartprocedures gebruiken bij volgende verbinding. Vervolgens opstartprocedure selecteren die is gedefinieerd door +PQC. 0=modem mag gegenereerde profiel voor snelle verbinding niet opslaan, 1=toestaan (standaard) RLSD instellen: 0=altijd aan, 1=volg status van lijn (standaard) 0=DTR negeren; 1=ga bij aan-naar-uit-overgang naar de status voor online opdrachten en voer de OK-resultaatcode in; de verbinding van het gesprek blijft gehandhaafd; 2=verwijder bij aan-naar-uitovergang gesprek en verwijder niet-verzonden gegevens volgens +ETBM 0=bewaking lijnkwaliteit, auto-retrain en opnieuw onderhandelen auto-snelheid uitschakelen;1=bewaking lijnkwaliteit, auto-retrain en opnieuw onderhandelen auto-snelheid inschakelen (standaard) Fabrieksconfiguratie herstellen Alleen om compatibiliteitsredenen opgenomen, heeft geen invloed (retourneert OK). DTE/DCE-besturingscontrole instellen 0=uitschakelen, 3=RTS/CTS DTE/DCE-besturingscontrole inschakelen (standaard), 4=XON/XOFF DTE/DCE-besturingscontrole inschakelen, 5 en 6 alleen opgenomen om compatibiliteitsredenen (heeft geen invloed, retourneert OK) Alleen om compatibiliteitsredenen opgenomen, heeft geen invloed (retourneert resultaatcode). Pulskiezen (pps) instellen met verbinden/verbreken: 0=10 pps met 39%–61% verbinden/verbreken (standaard), 1=10 pps met 33%–67% verbinden/verbreken, 2=20 pps met 39%–61% verbinden/verbreken, 3=20 pps met 33%–67% verbinden/verbreken. Asynchrone werking in modus voor foutcorrectie selecteren (n=0–3, 6) Asynchrone werking in normale modus selecteren (buffer voor snelheid) Alle tests die worden uitgevoerd onderbreken Lokale analoge loopback initiëren Huidige configuratie en opgeslagen profielen weergeven
+PCW=n +PIG=n +PMH=n +PMHF +PMHR=n
+PMHT=n
+PQC=n +PSS=n +VCID=n +VRID=n -QCPC -QCPS=n &Cn &Dn
&En
&F0 &Gn &Kn
&Mn &Pn
&Q5 &Qn &T0 &T1 &V
Naslaggids
143
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
%TTn
PTT-test van signaalniveau: 00–09=DTMF kies 0–9, 0A=DTMF *, 0B=DTMF #, 0C=DTMF A, 0D=DTMF B, 0E=DTMF C, 0F=DTMF D, 10=V.21 Channel 1mark-symbool, 11=V.21 Channel 2marksymbool, 12=V.23 Channel 1mark-symbool, 13=V.23 Channel 2mark-symbool, 14=Bell103 Channel 1mark-symbool, 15=Bell103 Channel 2mark-symbool, 20=V22Org, 21=V22Ans, 22=Bell212Org, 23=Bell212Ans, 24=V22BisOrg, 25=V22BisAns, 26=V32@4800, 27=V32@7200, 28=V32@9600, 29=V.32Bis@12000, 2A=V32Bis@14400, 30=Stilte, 31=2100Hz MISC, 33=1300Hz MISC, 34=1100Hz MISC, 40=Gereserveerd, 41=V27@2400 FAX, 42=V27@4800 FAX, 43=V29@7200 FAX, 44=V29@9600 FAX, 45=V17@7200LT FAX, 46=V17@7200ST FAX, 47=V17@9600LT FAX, 48=V17@9600ST FAX, 49=V17@12000LT FAX, 4A=V17@12000ST FAX, 4B=V17@14400LT FAX, 4C=V17@14400ST FAX. 5abc: a=bitsnelheid (0=2400, D=33600), b=V.34-symboolsnelheid (0=2400, 5=3429), c=benadrukkingsfilter (0 tot A). Buffermodus met normale snelheid selecteren Buffermodus met normale snelheid selecteren Betrouwbare modus (met foutcorrectie) selecteren Automatisch betrouwbare modus selecteren LAPM-modus forceren MNP-modus forceren Lijn weergeven Verzend- en ontvangstsnelheid weergeven Weergave van modulatieverbinding uitschakelen Weergave van modulatieverbinding inschakelen (+MCR: en +MRR: worden verzonden) (standaard) Weergave van modulatieverbinding inschakelen (+MCR: en Alleen ontvangstsnelheid: worden verzonden) Modulatie selecteren (b, c, d, e en f zijn optioneel) a is de lijn (toegestane snelheden tussen haakjes): B103 (300), B212 (1200 Rx/75 Tx of 75 Rx/1200 Tx), V21 (300), V22 (1200), V22B (1200/2400), V23C (1200), V32 (4800/9600), V32B (4800–14400), V34 (2400–33600), K56 (32000–56000), V90 (28000–56000), V92 (downstream: 28000–56000; upstream: 24000–48000). b is automodus: 0=uitgeschakeld, 1=ingeschakeld (standaard) c is minimumverzendsnelheid (bps) d is maximumverzendsnelheid (bps) e is minimumontvangstsnelheid f is maximumontvangstsnelheid (bps) PDC-modus instellen: 1=uitschakelen (standaard), 20=inschakelen
\N0 \N1 \N2 \N3 \N4 \N5 +MCR +MMR +MR=0 +MR=1 +MR=2 +MS=a,b,c,d,e,f
+WS=n
ECC-opdrachten %Cn
+EB=a,b,c
+EFCS=0 +ER: a +ER=n
Gegevenscompressie instellen: 0=uitschakelen, 1=V.42 bis en MNP 5 inschakelen, 2=V.42 bis en MNP 5 inschakelen, 3=V.42 bis en MNP 5 inschakelen (standaard). Verwerking verbreken selecteren (b en c zijn optioneel): a=0 — verbreken wordt genegeerd b=0 — verzonden V.42 L-SIGNAL geeft lengte verbrekingssignaal niet aan c=0 — verbreking wordt niet overgebracht naar DTE 16-bits FCS selecteren die is aangegeven in V.42 Protocol voor foutbesturing selecteren: NONE=geen foutbesturing in gebruik, LAPM=V.42 LAPMprotocol, ALT=MNP Foutbesturing weergeven: 0=uitschakelen, 1=inschakelen
144
Naslaggids
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
+ES=a,b,c
Foutbesturing en synchrone modus selecteren (b en c zijn optioneel). a is gevraagde modus wanneer modem de bron is: 0=gesprek initiëren met directe modus, 1=gesprek initiëren met normale modus, 2=V.42 initiëren zonder detectiefase, 3=V.42 initiëren met detectiefase (standaard), 4=MNP initiëren, 6=synchrone V.80-toegangsmodus initiëren als verbinding is voltooid b geeft de fallbackmodus aan als modem de bron is: 0=LAPM-, MNP- of optionele foutbesturing in normale modus (standaard); 1=LAPM-, MNP- of optionele foutbesturing in directe modus; 2=LAPM- of MNP-foutbesturing vereist; 3=LAPM-foutbesturing vereist; 4=MNP-foutbesturing vereist c geeft fallbackmodus aan als modem antwoordt of geeft synchrone V.80-toegangsmodus aan: 1=foutbesturing uitgeschakeld, gebruik normale modus; 2=LAPM-, MNP- of optionele foutbesturing in normale modus (standaard); 3=LAPM-, MNP- of optionele foutbesturing in directe modus; 4=LAPM- of MNP-foutbesturing vereist; 5=LAPM-foutbesturing vereist; 6=MNP-foutbesturing vereist; 8=synchrone V.80-toegangsmodus initiëren als verbinding is voltooid Selectieve herhaaloptie in V.42 uitschakelen Gegevens verwerken die achterblijven in modembuffers bij beëindiging gesprek (b en c zijn optioneel): a=0 — verbinding wordt direct verbroken en verzendgegevens in buffer worden verwijderd b=0 — verbinding wordt direct verbroken en ontvangstgegevens in buffer worden verwijderd c=0 — modem probeert gegevens in buffer niet af te leveren en gegevens worden verwijderd
+ESR=0 +ETBM=a,b,c
FAX Klasse 1 +FAE=n +FAR=n +FCL=n +FCLASS=n +FIT=n,a +FLO=a
+FMI +FMM +FMR +FPR=n +FRH=n +FRM=n +FRS=n +FTH=n +FTM=n +FTS=n
Automatisch beantwoorden gegevens/fax: 0=uitschakelen (standaard), 1=inschakelen 0=uitschakelen adaptieve ontvangst (standaard), 1=inschakelen Vertraging verlies van lijn instellen in eenheden van 100 ms (n=0 tot 255) Actieve serviceklasse instellen: 0=gegevensmodus (standaard), 1=faxklasse 1, 1.0=faxklasse 1.0mode, 8=spraakmodus Time-out bij geen activiteiten DTE instellen op n seconden waarna de modem niet meer antwoordt (a=0) of DCE niet meer antwoordt (a=1) Type besturingscontrole instellen: 0=XON/XOFF- en RTS/CTS-besturingscontrole uitgeschakeld; 1=XON/XOFF-besturingscontrole in een van beide richtingen; 2=RTS voor besturingscontrole van modem door DTE en CTS voor besturingscontrole van DTE door modem Fabrikant modem weergeven Model modem weergeven Versie, revisie of datum modem weergeven DTE/modem-interfacesnelheid instellen in bits/sec: 0=automatische detectie (standaard) Gegevens ontvangen met HDLC-framing Gegevens ontvangen Stilte ontvangen, n×10 ms Gegevens verzenden met HDLC-framing Gegevens verzenden Verzenden stoppen en wachten, n×10 ms
Spraakopdrachten +FCLASS=8 +VDR=a,b
+VDT=a,b
+VDX=a +VGM=n
Spraakmodus selecteren Toon van overgaan en timing van RING-gebeurteniscode instellen: a=0 schakelt weergave van de toon van het overgaan uit, met a=1 wordt deze ingeschakeld b stelt de inhoud van de melding in: 0=alleen DROF- en DRON -berichten Toon van overgaan instellen: a=0 schakelt weergave van de toon van het overgaan uit, met a=1 wordt deze ingeschakeld b=0 geeft alleen CPOF- en CPON-berichten weer Half-duplex (a=0) of full duplex (a=1) voor speaker selecteren Microfoonbereik van speakerfunctie instellen (0 tot 255)
Naslaggids
145
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
Opdracht
Functie (Conexant)
+VGR=n +VGS=n +VGT=n +VIP +VIT=n +VLS=n +VNH=n
Bereik voor ontvangen spraak instellen (0 tot 255) Speakerbereik van speakerfunctie instellen (0 tot 255) Volume instellen (120 tot 135) Alle spraakparameters op standaardwaarden initiëren Beginwaarde voor inactiviteitstimer DTE/modem instellen (0 tot 255 seconden) Bronnen/bestemmingen voor analoge gegevens selecteren Automatisch ophangen instellen: 0=inschakelen, 1=uitschakelen, 2=automatisch ophangen uitschakelen in modi anders dan spraak DTE/modem-interfacesnelheid instellen (0=autobaud) Instellen wat de vertraging is tussen terugbellen voordat modem ervan uitgaat dat het externe station niet opneemt (0 tot 255 x 0,1 sec) Instellen wat de vertraging is tussen terugbellen voordat modem ervan uitgaat dat het externe station niet opneemt (0 tot 60 sec) Spraakontvangst starten: 0=starten zonder periodieke productie van toon, 1=starten met periodieke productie van toon Ontvankelijkheid voor detectie van stilte instellen en instellen hoe lang het stil moet zijn voordat de modem stilte aan het einde van spraakontvangst rapporteert Spraak- en stiltecompressiemethoden, en snelheid voor spraaksamples instellen Speaker uitschakelen (a=0) of inschakelen (a=1). Duur van pieptoon instellen (1 tot 500 x 0,01 sec) Verzending en ontvangst spraak starten Spraaktonen verzenden Spraakverzending starten
+VPR=n +VRA=n +VRN=n +VRXn +VSD=a,b +VSM=a,b,c,d +VSP=a +VTD=n +VTR +VTS=tekenreeks +VTX
AT*-opdrachten *B *D
Black-list-nummers weergeven Vertraagde nummers weergeven
146
Naslaggids
Naslaggegevens Naslaggegevens voor modems
S-Registers (Conexant) Register
Functie (Conexant)
Bereik/eenheden
Standaardwaarde
S0 S1 S2 S3 S4 S5 S6 S7 S8 S10 S11 S12 S18 S29 S30 S46
Aantal keren dat automatisch moet worden geantwoord Aantal keren overgegaan Escape-teken Teken voor beëindiging lijn Teken voor opmaak antwoord Teken voor bewerking opdrachtregel Wachten op kiestoon Wachten op lijn Pauze voor kiesvertragingsfactor Tijd voor verbreken van verbinding bij verlies van lijn Duur van DTMF-toon Vertraging voor escape-prompt Testtimer Tijd voor flash-kiesmodificator Inactiviteitstimer voor verbreken van verbinding Besturing gegevenscompressie
0-255 keer 0-255 keer 0-255/ASCII 0-127/ASCII 0-127/ASCII 0-32/ASCII 2–255/sec 1–255/sec 0–255/sec 1–255/0,1 sec 50–255/0,001 sec 0–255/0,02 sec 0–255/sec 0–255/10 msec 0–255/10 sec 136 (foutcorrectie zonder compressie) of 138 (foutcorrectie met compressie)
0 0 43 13 10 (nieuwe regel) 8 (backspace) 2 50 2 14 (1,4 sec) 95 (95 msec) 50 (1 sec) 0 70 (700 msec) 0 138
S95
Uitgebreide besturing met resultaatcodeberichten
0
Geselecteerde resultaatcodes (Conexant) Code
Betekenis
0 1 2 3 4 5 6 7 8 24 32 33 35 83
OK CONNECT RING NO CARRIER ERROR CONNECT 1200 NO DIAL TONE BUSY NO ANSWER DELAYED BLACKLISTED FAX DATA LINE IN USE
Naslaggids
147
Naslaggegevens Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften Stroomsnoeren De stekker en het voltage van het stroomsnoer dat bij de netstroomadapter wordt geleverd, moeten voldoen aan de in uw land geldende eisen op dat gebied. Het stroomsnoer van de netstroomadapter voldoet aan de veiligheidsvoorschriften die gelden voor uw regio. Wanneer u echter naar een gebied reist waar een ander type stekker of een ander voltage wordt gebruikt, dient u een van de stroomsnoeren uit de onderstaande lijst te gebruiken. Neem contact op met de plaatselijke dealer of het plaatselijke Verkoop- en servicekantoor van HP als u een stroomsnoer (ook voor een gebied dat niet op de lijst voorkomt) of een vervangende netstroomadapter wilt kopen. Mocht u de zekering van een netsnoer moeten vervangen, dan moet u erop letten dat u een goedgekeurde zekering installeert. Land of regio
Voltage en stroomsterkte (nominaal)
HP-productnummer
Canada Mexico Filipijnen Taiwan Verenigde Staten
125 Vac (3 A)
8120-6313
Oost- en West-Europa Egypte Saudi-Arabië
250 Vac (2.5 A)
8120-6314
Hongkong Singapore Verenigd Koninkrijk
250 Vac (2.5 A)
8120-8699
Australië Nieuw-Zeeland
250 Vac (2.5 A)
8120-6312
Japan
125 Vac (3 A)
8120-6316
India
250 Vac (2.5 A)
8121-0702
Zuid-Afrika
250 Vac (2.5 A)
8120-6317
Argentinië
250 Vac (2.5 A)
8120-8367
Chili
250 Vac (2.5 A)
8120-8452
China
250 Vac (2.5 A)
8120-8373
Zuid-Korea
250 Vac (2.5 A)
8120-8441
148
Naslaggids
Naslaggegevens Veiligheidsvoorschriften
Ergonomie WAARSCHUWING
Een verkeerde houding bij het gebruik van toetsenborden en andere apparatuur kan tot lichamelijke klachten leiden. Zie de sectie Comfortabel werken in de on line HP-bibliotheek of bezoek onze website met ergonomische tips www.hp.com/ergo voor informatie over het voorkomen van lichamelijke klachten.
Batterij Opmerking
De volgende batterijen zijn alleen compatibel met HP-notebookcomputers: – HP: F4809 en F4812 – Sanyo: 8HR-4/3FAU-QC-KT – Simplo: 916-1030 • Houd metalen voorwerpen uit de buurt van de batterijcontacten om brand, verbrandingen of schade aan de batterijen te voorkomen. • Haal de batterij niet uit elkaar. Deze bevat geen bruikbare onderdelen. Gooi de batterijen niet weg in vuur of water. • Wees uiterst voorzichtig met een beschadigde of lekkende batterij. Wanneer u in aanraking komt met de elektrolyt, dient u de huid direct te reinigen met water en zeep. Als u de stof in uw oog krijgt, dient u het oog gedurende vijftien minuten met water te spoelen en medische hulp in te roepen. • Stel de batterij niet bloot aan temperaturen boven de 60° C. • Bewaar de batterij in het meegeleverde etui wanneer de batterij niet wordt gebruikt. • Gooi de batterij niet weg met het huisvuil. Informeer bij de gemeentereiniging naar de geldende bepalingen met betrekking tot klein chemisch afval of hergebruik van batterijen. • Neem voor een vervangende batterij contact op met de plaatselijke dealer of het plaatselijke verkoopkantoor van HP. • Laad de batterij niet op als de omgevingstemperatuur hoger is dan 45° C. • Vervang de batterij alleen door een batterij van hetzelfde of een vergelijkbaar type als de batterij die wordt aanbevolen door de fabrikant.
Naslaggids
149
Naslaggegevens Veiligheidsvoorschriften
Laser De dvd- en cd-rom-stations in de computer zijn goedgekeurd als laserapparatuur Klasse 1 in overeenstemming met de Radiation Performance Standard van het Department of Health and Human Services (DHHS) van de Verenigde Staten en de Internationale standaard IEC 825 / IEC 825-1 (EN60825 / EN60825-1). Deze apparatuur wordt niet beschouwd als schadelijk, maar de volgende voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen: • Lees de instructies zorgvuldig en volg deze nauwkeurig op zodat u de apparatuur op de juiste manier gebruikt. • Neem contact op met een erkend HP-servicecentrum als de computer onderhoud behoeft. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. • Probeer de eenheid nooit op enigerlei wijze aan te passen. • Vermijd directe blootstelling aan de laserstraal. Open de eenheid niet! CLASS 1 LASER PRODUCT LASER KLASSE 1
LED De infraroodpoort aan de voorkant van bepaalde modellen is geclassificeerd als LED Klasse 1 (light-emitting diode) apparatuur in overeenstemming met de Internationale standaard IEC 825-1 (EN60825-1). Deze apparatuur wordt niet beschouwd als schadelijk, maar de volgende voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen: • Neem contact op met een erkend HP-servicecentrum als de computer onderhoud behoeft. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. • Probeer de eenheid nooit op enigerlei wijze aan te passen. • Vermijd direct oogcontact met de infrarode LED-straal. Denk eraan dat de straal onzichtbaar is en dus niet kan worden gezien. • Probeer nooit de infrarode LED-straal met optische apparatuur te bekijken. CLASS 1 LED PRODUCT LED KLASSE 1
150
Naslaggids
Naslaggegevens Veiligheidsvoorschriften
Blootstelling aan straling van radiofrequenties De straling van het uitgangsvermogen van de interne draadloze radio (IEEE 802.11) is veel lager dan de limiet die door de FCC is vastgesteld voor radiofrequenties. Toch wordt de draadloze radio zo geïmplementeerd dat de kans op menselijk contact tijdens normaal gebruik minimaal is. De interne, draadloze radio voldoet aan de richtlijnen van de veiligheidsregels en aanbevelingen voor radiofrequenties, die zijn opgesteld door de wetenschappelijke gemeenschap. HP is derhalve van mening dat het gebruik van de interne draadloze radio veilig is. De straling die vrijkomt is veel lager dan de elektromagnetische straling van draadloze apparaten als mobiele telefoons. Het gebruik van draadloze radio’s kan in bepaalde situaties of onder bepaalde omstandigheden echter aan regels zijn gebonden, zoals bijvoorbeeld in een vliegtuig. Als u niet zeker weet of u de radio mag gebruiken, raden wij u aan toestemming te vragen voordat u de draadloze radio inschakelt.
Naslaggids
151
Naslaggegevens Informatie over voorschriften
Informatie over voorschriften In dit gedeelte vindt u informatie over de wijze waarop de computer voldoet aan de voorschriften die in bepaalde gebieden gelden. Wijzigingen aan de computer die niet uitdrukkelijk door Hewlett-Packard zijn goedgekeurd, kunnen de bevoegdheid tot gebruik van de computer in deze regio’s ongeldig maken.
Europese Unie De apparatuur is goedgekeurd volgens de Beschikking van de Raad 98/482/EC inzake gemeenschappelijke technische voorschriften voor de koppelingseisen voor de aansluiting op analoge openbare geschakelde telefoonnetwerken (PSTN’s) van eindapparatuur en op draadloze radiofrequentie-netwerken. Als gevolg van verschillen tussen de afzonderlijke PSTN’s in de verschillende landen, is de goedkeuring op zichzelf echter geen onvoorwaardelijke garantie voor een probleemloze werking op eindapparatuur in alle analoge openbare geschakelde telefoonnetwerken. Neem in geval van problemen in eerste instantie contact op met de leverancier van de apparatuur. Deze apparatuur is ontworpen voor alle landen van de Europese Gemeenschap (Public Switched Telephone Networks). De netwerkcompatibiliteit is afhankelijk van interne software-instellingen. Neem contact op met de leverancier van de apparatuur als u de apparatuur op een ander telefoonnetwerk wilt gebruiken. Neem voor verdere productondersteuning contact op met Hewlett-Packard. Zie “Contact opnemen met HP voor service en ondersteuning” op pagina 128. Nederland: Licentie verplicht voor installatie buitenshuis. Neem contact op met uw leverancier voor de juiste procedure.
Internationaal Producten die internationaal worden verkocht door Hewlett-Packard en erkende HP-leveranciers voldoen aan de specificaties op de volgende pagina. Opmerking
Uw product moet volgens de voorschriften worden geïdentificeerd. In dit kader is er een modelnummer aan uw product toegewezen. U vindt dit nummer in onderstaande verklaring. Dit nummer is niet hetzelfde als de marketingnaam en het productnummer.
152
Naslaggids
Naslaggegevens Informatie over voorschriften
Conformiteitsverklaring (in overeenstemming met ISO/IEC, richtlijn 22 en EN 45014) Naam fabrikant: Adres fabrikant:
Hewlett-Packard Company, Mobile Computing Division 19310 Pruneridge Ave., Cupertino, CA 95014, U.S.A.
verklaart dat het volgende product Productnaam: Modelnummers: Productopties:
HP Omnibook XE4000-serie en Pavilion ZE4000- en ZT-serie CRVSA-02T1-60 en CRVSA-02T1-75 Alle, inclusief opties voor analoge modem en radioverbinding
conform de volgende productspecificaties wordt geleverd Veiligheid:
IEC 60950: 1991 +A1,A2,A3,A4 / EN 60950: 1992 +A1,A2,A3,A4,A11 IEC 60825-1: 1993 +A1 / EN 60825-1: 1994 +A11 Klasse 1 (LED) GB4943-1995
EMC:
CISPR 22: 1997 / EN 55022: 1998, Klasse B [1] CISPR 24: 1997 / EN 55024: 1998 IEC 61000-3-2: 1995 / EN 61000-3-2:1995 +A1: 1998 +A2: 1998 IEC 61000-3-3: 1994 / EN 61000-3-3:1995 GB9254-1988 FCC-titel 47 CFR, Deel 15 Klasse B/ANSI C63.4: 1992 AS/NZS 3548: Regels en voorschriften van Klasse B uit 1995
Telecom:
TBR 21: 1998, EG 201 121: 1998
Radio: Equipment Class 2
EN 301 489-17 Elektromagnetische compatibiliteit en radiospectrumaangelegenheden EN 300 328-2 Elektromagnetische compatibiliteit en radiospectrumzaken Ingelichte instantie: 0682 Adres ingelichte instantie: CETECOM ICT Services GmbH, Untertuerkheimer Str. 6-10, D66117 Saarbruecken
Aanvullende informatie:
Dit product voldoet aan de normen van R&TTE Directive 1999/5/EC en draagt dan ook het CE -keurmerk. [1] Het product is getest in een veelgebruikte configuratie met pc-randapparatuur van Hewlett-Packard. Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-reglementen. Operation is subject to the following two conditions: (1) dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken, en (2) dit apparaat moet elke ontvangen storing accepteren, waaronder storingen die een ongewenste werking kunnen veroorzaken. De gelijkstroom-/wisselstroomadapters HP F1454, F1781, F4600, F4814, 5950-4334 en 5950-4359 die bij dit product worden gebruikt, zijn geschikt voor alle voedingssystemen, met uitzondering van ITvoedingssystemen.
Corvallis, OR, 1 april 2002
Contactpersoon in Europa, alleen voor onderwerpen betreffende voorschriften: Hewlett Packard GmbH, HQ-TRE, Herrenberger Straße 130, 71034 Boeblingen, Duitsland. Fax: +49 7031 143143. Contactpersoon in de Verenigde Staten: Hewlett Packard Co., Corporate Product Regulations Manager, 3000 Hanover Street, Palo Alto, CA 94304, Verenigde Staten. Telefoon: +1 (650) 857-1501.
Naslaggids
153
Index A aan/uit-knop locatie, 14 resetten met, 29 aanpassen beeldschermkleuren, 36 helderheid, 32, 36 schermgebied, 36 volume, 32 aansluiteisen, 148 aansluiten audioapparaten, 81 IEEE 1394-apparaten, 85 infraroodapparaat, 85 LAN, Zie LAN parallel apparaat, 80 poortreplicator, 87 serieel apparaat, 85 USB-apparaat, 80 aansluiting netstroomadapter locatie, 15 aanwijsmechanismen configureren, 31 gebruiken, 31 aanzetten locatie knop, 14 accessoires aanschaffen, 12 AdHoc draadloos netwerk definitie, 71 afdrukken compatibele printers, 80 infraroodprinters, 86 parallele verbinding, 80 problemen oplossen, 113 ALT GR, 35 ALT GR-toets, 35 antistatische voorzorgsmaatregelen, 90, 91 apparaten extern beeldscherm, 35 infrarood, 85 opstartvolgorde, 122 parallel, 80 poorten voor, 78 serieel, 85 tijdelijke opstartvolgorde, 30 USB, 80
Applications toets, 34 AT-opdrachten, 64, 140 audio apparaten aansluiten, 81 problemen oplossen, 96 volume, 32 volume aanpassen, 37, 96 audioaansluitingen, 15
B batterij energie besparen, 56 installeren, 19 levensduur optimaliseren, 56 locatie, 14 optimaal gebruik, 57 problemen oplossen, 111 status controleren, 54 statuslampjes, 54 testen, 57 trainen, 57 veerslot, 16 veiligheid, 149 waarschuwing dat batterij leeg raakt, 55 werktijd, 56, 112 Battery Optimizer, 57 beeldscherm BIOS-instellingen, 121 energie, 56 extern, 82 helderheid, 32, 36, 47, 56 instellingen, 36 kwaliteit, 100 levensduur verlengen, 47 overschakelen naar, 35 overschakelen naar extern, 35 poort, 15 problemen oplossen, 99 secundair, 83 twee beeldschermen, 83 twee monitors, 83 beeldschermkleuren aanpassen, 36 bescherming Kensington-vergrendeling, 42, 88 Norton AntiVirus, 43
besparen energie van batterij, 56 bestanden herstellen, 124 beveiliging Kensington-vergrendeling, 15, 42, 88 Norton AntiVirus, 43 pc-id, 43 Bibliotheek (HP), 13 BIOS bijwerken, 126 wachtwoord, 41 BIOS Setup gebruiken, 41, 120 instellingen extern beeldscherm, 121 menu Boot, 122 menu Exit, 122 menu Main, 121 menu Security, 122 Boot (BIOS-menu), 122
C Caps Lock, 14, 18 Cardbus-kaarten, 76 cd’s aanbevolen media, 40 maken of kopiëren, 40 cd-rom-station cd plaatsen, 39 cd verwijderen, 39 cd’s maken of kopiëren, 40 locatie, 14 codering, 69, 71 COM1-poort, 15 computer beveiligen, 46, 101 BIOS-instellingen wijzigen, 41, 120 dagelijks onderhoud, 46 inschakelen, 23 openen/sluiten, 14 reinigen, 48 resetten, 29 testen, 118 time-outs, 51 Windows opnieuw installeren, 124
Naslaggids
155
computer inschakelen, 23 configureren BIOS-instellingen, 41, 120 modem, 64 touchpad, 31 Corporate Evaluator’s Guide, 13 cursor (aanwijzer), 31 Customer Care ondersteuning krijgen, 128 website, 13
D Desktop Zoom, 36 desktop-pc-beheer, 123 diagnose, 118 diskettestation locatie, 15 docking poortreplicator, 87 dockingpoort, 16 draadloos AdHoc-netwerk opzetten, 70, 71 draadloos netwerk AdHoc, 70, 71 infrastructuur, 72 verbinding maken met, 69, 71 draadloze communicatie aan/uit-knop, 69 beperkingen voor gebruik, 73 infrarood, 85 inschakelen, 73 problemen oplossen, 116 status, 74 statuslampje, 14, 73 dvd-station afspelen van films, 40 locatie, 14 problemen oplossen, 97 regiocode instellen, 40
E e-Diagtools for Windows, 119 e-mail HP Customer Care, 129 verzenden en ontvangen, 64 energie besparen, 56 energiebeheer geautomatiseerd, 50 schema’s, 51 energievoorziening problemen oplossen, 111 ergonomie, 19 euroteken, 103
156
Exit (BIOS-menu), 122 extended memory, 121 externe muis configureren, 31
F F10 (diagnose), 118 FAT32-indeling, 125 Faxconsole (Windows XP), 65 faxen Windows 2000, 66 Windows XP, 65 films (dvd), 40 Fn-toets + Backspace (dempen), 32 + F1 (helderheid verlagen), 32, 36 + F12 (slaapstand), 32 + F2 (helderheid verhogen), 32, 36 + F5 (beeldscherm kiezen), 32, 82 + F8 (toetsenblok), 32, 35 + NumLock (Scroll Lock), 32 + Page Down (volume verlagen), 32 + Page Up (volume verhogen), 32 toetsenblok tijdelijk inschakelen, 35
HP Customer Care contact via e-mail, 129 ondersteuning krijgen, 128 HP Desktop Zoom, 36 HP Instant Support, 96 HP Notes, 13 HP Quick Lock, 42 HP TV Now, 84 HP-bibliotheek, 13
I
garantie, 131 gegevens beveiligen, 47 geheugen PC-133, 90, 105 PC2100 DDR-266, 90, 105 problemen oplossen, 105 toevoegen, 90 verwijderen, 91 geluid aan en uit, 37
IEEE 1394-poort apparaten aansluiten, 85 locatie, 15 inbelnetwerkverbindingen, 63 indicators status, 18 infraroodcommunicatie bestanden verzenden, 86 problemen oplossen, 102 infraroodpoort afdrukken, 86 locatie, 14 problemen oplossen, 102 veiligheid, 150 verbindingen maken, 85 infrastructuur draadloos netwerk configureren, 72 definitie, 72 installeren RAM-geheugen, 90 TopTools, 123 vasteschijfhouder, 93 vasteschijfstation, 92 instellen, 19 Internet verbinden met, 25, 62, 63 verbinding verbreken, 63 verbindingspictogram, 63 Internet Explorer, 63 Internet-aanbieder, 60, 62 inventarisatie, 12 ISP, 62
H
K
hardware specificaties, 136 helderheid aanpassen, 32, 36 Hewlett-Packard-ondersteuning, 128 HP Battery Optimizer, 57 HP Business Support website, 13
kaarten (PCMCIA), 76 Kensington-vergrendeling, 42, 88 Keypad Lock, 14, 18 klikken, 31 knop voor uitzetten geluid, 15 gebruiken, 37 locatie, 15
G
Naslaggids
L lampjes LAN-poort, 68 status, 14, 17 LAN draadloos, 69 problemen oplossen, 104 verbinding maken met, 68 LAN-poort locatie, 15 statuslampjes, 68 laser en veiligheid, 150 LPT1-poort, 15
M Main (BIOS-menu), 121 memory extended, 121 microfoon locatie, 14 mini-PCI locatie, 16 modem AT-opdrachten, 64, 140 e-mail verzenden, 64 faxen (Windows 2000), 66 faxen (Windows XP), 65 inbelverbinding, 63 ingebouwd, 22 instellingen, 64 locatie van poort, 15 problemen oplossen, 105 software, 60 verbinden, 61 verbinding maken met het Internet, 62 wachttijd, 62 zwarte lijst, 62 monitor BIOS-instellingen, 121 extern, 82 poort, 15 resolutie, 82, 83 muis problemen oplossen, 102
N netsnoeren, 148 netstroomadapter aansluiten, 21 compatibiliteit, 21, 87
netwerk draadloos, Zie wireless network inbellen, 63 verbinding maken met, 68 Norton AntiVirus, 43 notebookwebsites, 13 NTFS-indeling, 125 NTSC selecteren voor uitvoer, 121 Num Lock, 14, 18, 35
O ontvangen van faxen Windows 2000, 66 Windows XP, 65 oorspronkelijke software herstellen, 124 oorspronkelijke software installeren, 124 opnieuw opstarten opstartapparaat, 122 tijdelijk opstartapparaat, 30 opstartdiskette, 125 opstarten problemen oplossen, 115 opstartvolgorde apparaten, 30, 122 Outlook Express, 64 oververhitting, 101
P PAL selecteren voor uitvoer, 121 parallel apparaat aansluiten, 80 parallelle poort locatie, 15 partitie (hulpprogramma’s), 124 partitie voor hulpprogramma’s maken, 124 PC-133 RAM, 90, 105 PC2100 DDR-266 RAM, 90, 105 pc-kaarten energie besparen, 56 installeren, 76 problemen oplossen, 108 stoppen, 77 pc-kaartsleuf locatie, 15 PCMCIA-kaarten, 76 plaatsen cd, 39 dvd, 39 pc-kaart, 76
poort voor externe monitor locatie, 15 poortlocaties, 15 poortreplicator aansluiten, 87 problemen oplossen, 110 Powerplay, 56 presentaties geven, 38 voorbereiden, 38 Presentation Ready, 38 problemen oplossen aanwijsmechanismen, 102 afdrukken, 113 audio, 96 batterij, 111 beeldscherm, 99 draadloze communicatie, 116 dvd-station, 97 geheugen, 105 HP Instant Support, 96 infraroodcommunicatie, 102 LAN, 104 modem, 105 opstarten, 115 pc-kaart, 108 poortreplicator, 110 stand-by, 116 stroomvoorziening, 111 toetsenbord, 102 uitschakelen stand-bymodus, 116 vasteschijfstation, 101 processorsnelheid beheer, 52 PS/2-poort locatie, 14
Q Quick Lock, 42
R RAM locatie, 16 PC-133, 90, 105 PC2100 DDR-266, 90, 105 verwijderen, 91 RAM-geheugen toevoegen, 90 Recovery CD of DVD diagnose, 119 gebruiken, 124 vervangen, 125 regiocode, 40
Naslaggids
157
registreren computer, 24 reinigen computer, 48 reparatieservice verzending, 132 resetknop, 29 resetten, 29 resolutie externe monitor, 83
S schermgebied aanpassen, 36 scrollpad locatie, 14 secundair beeldscherm, 83 Security (BIOS-menu), 122 selecteren, 31 seriële poort aansluiten, 85 locatie, 15 slaapstand statuslampjes, 17 Slaapstand definitie, 28 overschakelen naar, 53 slaapstandpartitie, 92 slepen, 31 snelknoppen gebruiken, 33 Snelknoppen locatie, 14 sneltoetsen, 32 software vooraf geïnstalleerd, 12 spanningseisen, 148 specificaties hardware, 136 SpeedStep Technology, 52 standaard BIOS-instellingen, 121 stand-by energie besparen, 56 stand-bymodus in- en uitschakelen, 116 levensduur beeldscherm, 47 problemen oplossen, 116 statusindicators, 17 time-out, 28 Stand-bymodus definitie, 28 stations vaste schijf vervangen, 92, 94 vasteschijfhouder, 93
158
statische elektriciteit, 90, 91 statusindicators betekenis, 17 toetsenbord, 14, 18 statuslampjes batterijlading, 54 locatie, 14 stroom processorsnelheid, 52 stroomvoorziening netstroomadapter aansluiten, 21 stuurprogramma’s downloaden, 126 Support Ticket, 119 suspend levensduur beeldscherm, 47 S-videopoort locatie, 15 systeem stand-by, 53
T taakbalk HP Presentation Ready, 38 pc-kaart, 77 technologiecode, 136 telefoonkabel, aansluiten, 22 temperatuur maximum en minimum, 138 oververhitting, 101 time-outs computer, 51 toetsenblok (geïntegreerd), 35 toetsenbord ergonomische voorzorgsmaatregelen, 19 euroteken, 103 geïntegreerd toetsenblok, 35 niet-Amerikaans, 35 Num Lock, 35 openen, 90 problemen oplossen, 102 statusindicators, 14, 18 toevoegen RAM-geheugen, 90 TopTools, 123 touchpad configureren, 31 gebruiken, 31 locatie, 14 problemen oplossen, 102 TV Now, 84 tv-type, 121 typen speciale tekens, 35
Naslaggids
U uit statusindicators, 17 uitschakelen, 28 uitschakelen, 53 uitzetten locatie knop, 14 URL’s, 13 USB apparaten aansluiten, 80 USB-poorten locatie, 15
V vasteschijf houder, 93 vasteschijfstation beschermen, 46 FAT32-indeling, 125 locatie, 16 NTFS-indeling, 125 onderhoud, 47 problemen oplossen, 101 slaapstandpartitie, 92 vervangen, 92 voorbereiden voor gebruik, 94 veiligheid batterijgebruik, 149 draadloze communicatie, 73 infraroodpoort, 150 laser, 150 netsnoeren, 148 ventilatie, 46, 101 verbinden externe monitor, 82 LAN, 68 met het Internet, 62 met Internet, 25 modem, 61 verbinding maken draadloos netwerk, 69 verbinding maken met draadloos netwerk, 71 vergrendelen computer, 42 verwijderen cd, 39 dvd, 39 pc-kaart, 77 RAM, 91 vasteschijfhouder, 93 vasteschijfstation, 92
verzenden van faxen Windows 2000, 66 Windows XP, 65 virusbeveiliging, 43 vliegtuigen draadloze communicatie in, 73 volume aanpassen, 32, 37 problemen oplossen, 96 volumeregeling locatie, 15
documentatie, 13 instellen, 24 opnieuw installeren, 124 stuurprogramma’s bijwerken, 126 toets, 34 wachtwoord, 41
voorbereiden vasteschijfstation, 94 voorschriften, 152
W wachttijd modem, 62 wachtwoord, 41 warme computer, 101 websites, 13 Windows
Z Zip-station, 80 zwarte lijst (modem), 62
Naslaggids
159