HOUTSTROMEN VOOR
WARMTE & STROOM Regionale haalbaarheidstudie voor opzetten inzamelstructuur knip- & snoeihout Achterhoek
Maart 2012
2
Inhoudsopgave Samenvatting
03
1. Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Haalbaarheidstudie 1.3 Aanpak 1.4 Leeswijzer
05 05 05 06 06
2. Inventarisaties 2.1 Het bestaande systeem van inzameling, verwerking en afzet 2.2 Capaciteit van regionale private partijen 2.3 Wet- en regelgeving t.a.v. opslag snoeihout 2.4 Mogelijke afzet van snoeihout als brandstof 2.5 Alternatieve inzamelsystemen buiten de regio
07 07 13 15 19 21
3. Modellenstudie 3.1 Aanpak 3.2 De resultaten
22 22 25
3.2.1. 3.2.2 3.2.2. 3.2.3.
25 26 28 30
3.3
Opbrengsten Kosten-batenanalyse Toetsing CO2-balans Toetsing Werkgelegenheid
Ontwerp meest gewenste scenario
32
4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies 4.2 Aanbevelingen
35 35 36
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
38 40 43 46 58 59 60 61
I: II: III: IV: V: VI: VII: VIII:
Onderzoeksopdracht Vragenlijst gemeentelijke enquête Vragenlijst enquête agrarische natuurverenigingen Ingevoerde gegevens inzamel- en afzetsystemen Resultaten kosten/batenanalyses (verwijzing) Resultaten toets CO2-balans (verwijzing) Resultaten toets werkgelegenheid(verwijzing) Gebruikte bronnen
3 SAMENVATTING De acht gemeenten van Regio Achterhoek hebben een haalbaarheidsonderzoek laten doen naar de concrete mogelijkheden voor een inzamelstructuur van snoeihout die expliciet gericht is op regionaal gebruik. De haalbaarheidstudie bestaat uit twee onderdelen: inventarisaties en een modellenstudie. Uit de inventarisatie blijkt dat in de regio Achterhoek: Per huishouden 22,4 kilogram snoeihout wordt aangeboden voor inzameling; Per gemeente 188 stookontheffingen worden verleend waarbij 4.413 m 3 hout wordt verbrand; Het totaal snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer 14.186 ton is; De Achterhoekse agrarische natuurverenigingen een belangrijke rol spelen bij houtinzameling; gezamenlijk zamelen zij jaarlijks 4.220 ton in en hun potentie is 13.000 ton per jaar. De door de gemeenten ingezamelde houtstromen van particulieren en bedrijven worden gescheiden behandeld en afgevoerd via (afval)verwerkingsbedrijven, waarna de gemeenten er geen zeggenschap meer over hebben. De verwerkingsbedrijven verkopen het meeste hout als snippers aan bedrijven buiten de regio die het als brandstof in grote verwarmingsinstallaties of warmtekrachtkoppelingsinstallaties gebruiken. Daarvan gaat het grootste deel naar het buitenland, waar hogere prijzen voor de houtsnippers wordt betaald. De modellenstudie had tot doel enkele alternatieve inzamelsystemen te ontwerpen die voldoen aan de eisen van duurzame regionale afzet van snoeihout en deze te vergelijken met het huidige inzamelsysteem, uitgedrukt in: PROFIT (kosten/baten-verhouding). PLANET (CO2-balans); PEOPLE (regionale werkgelegenheid); Uit het meest gewenste toekomstige systeem blijkt dat als alle houtstromen gecoördineerd bij elkaar gebracht worden: Ongeveer tweemaal zoveel hout (39.200 ton) ingezet kan worden als regionaal geproduceerde brandstof; 16.302 ton CO2 minder uitgestoten wordt; 32,8 FTE aan werkgelegenheid gecreëerd kan worden; € 375.900,- verdiend kan worden. Het hout dat momenteel in de Achterhoek wordt geoogst vertegenwoordigt al een energiewaarde van minstens 230.000 GJ. Deze hoeveelheid zou kunnen groeien tot 355.000 GJ als alle beschikbare snoeihout zou worden geoogst en ingezet als brandstof. Door deze brandstof voor warmte- en stroomproductie binnen de regio te benutten, kan al voor 1,1% voldaan worden aan de ambitie van de regio Achterhoek om duurzame energie te gebruiken. 1,3 % kan worden behaald als er weinig verliezen zijn in de keten en er goede rendementen worden behaald met zowel kleine houtketels als WKK’s. Aanbevolen wordt om op korte termijn de volgende maatregelen te nemen: Voor burgers en bedrijven aantrekkelijk maken om het materiaal te scheiden door prijsverschil bij aanbieden van snoeihout en ander grof tuinafval; De lokale brengpunten uitbreiden en regelmatig over de regio verspreiden, zodat de meeste bewoners op korte afstand een brengpunt ter beschikking hebben; Het stoppen met afgeven van stookontheffingen gepaard laten gaan met het bieden van inzameldiensten voor snoeihout; Snoeihout in een zo vroeg mogelijk stadium versnipperen, zo mogelijk op de snoeilocatie; Zorgen dat maximaal één opslagpunt voor het snoeimateriaal nodig is en bij voorkeur meteen naar de conversielocatie brengen, waar het ter plaatse wordt gedroogd;
4
De houtstromen van gemeentelijk groenbeheer, van inzameling bij burgers en bedrijven en van particulier landschapsonderhoud bundelen; Voor de inzameling van groenafval incl. snoeihout nieuwe contracten afsluiten, waarin minimaal is geregeld dat snoeihout gescheiden wordt ingezameld en binnen de regio wordt benut; Bij het aanbesteden van opdrachten rond de inzameling van snoeihout niet alleen de afvalverwerkende bedrijven benaderen, maar ook organisaties die zich in de regio al bezighouden met landschapsbeheer; Met de winsten uit verkoop van snoeihout een landschapsfonds creëren waarmee landschapsontwikkeling en –onderhoud gefinancierd kan worden; Stimuleringsbeleid om gebruik van houtgestookte installaties mogelijk te maken, zoals actief zoeken naar mogelijkheden en faciliteren van initiatieven van bedrijven en instellingen die een houtgestookte cv-ketel willen installeren; Aandacht voor mogelijke oorzaken van een lager rendement van keten en ketel, en kansen benutten om rendementen te verhogen. In geval van de WKK zorgen dat ook de geproduceerde warmte efficiënt wordt benut.
5
Inleiding 1.1.
Achtergrond
De acht gemeenten van Regio Achterhoek hebben de intentie om knip- & snoeihout beter te benutten. Zij onderzoeken ondermeer de mogelijkheden voor het gebruik van dit hout als energiebron, waarbij het materiaal gebruikt wordt in regionale biomassacentrales. Ook wil men afkomen van de stookontheffingen die momenteel nog veel worden afgegeven aan particulieren en bedrijven in het kader van verwerken van snoeihout. Dit streven is mede gebaseerd op de ambities van de regio Achterhoek om in 2030 energieneutraal te worden door in te zetten op energieopwekking en energiebesparing. Deze ambitie is vastgelegd in het ‘Akkoord van Groenlo’. Ook heeft de regio haar agenda 2020 opgesteld met ondermeer als speerpunt de transitie naar duurzame energie. In 2010 voerde BuildDesk samen met de acht gemeenten in de Achterhoek een korte verkenning uit waarin de mogelijkheden worden geschetst voor een duurzame verwerking van gemeentelijk groenafval. De nadruk lag op houtachtige biomassa, zoals houtsnippers en schoon snoeihout. BuildDesk concludeerde dat er mogelijkheden zijn om een collectieve en duurzame aanbesteding voor verwerking van gemeentelijk groenafval te organiseren. Een aanbesteding is daarvoor een geschikt middel. Zowel duurzaamheid als kostenefficiëntie vormen in de aanbesteding belangrijke uitgangspunten. Ook werd duidelijk dat de gemeenten een lokale verwerking willen nastreven, vanwege drie redenen: Vanwege lokale werkgelegenheid; Vanwege duurzaamheidoverwegingen (transportbewegingen); Vanwege kostenoverwegingen (transportkosten zijn hoog). Geschat werd dat de potentiële kostenbesparing voor verwerking van groenafval (uitgaande van een aan te besteden massa van 20.000 ton per jaar) € 100.000 tot € 200.000 /jaar kan bedragen; een tariefverlaging van € 5,- à € 10,- /ton. Ook werd geopperd, dat een collectieve en duurzame aanbesteding ook een efficiënte logistiek als resultaat kan hebben. Deze efficiëntieverbetering resulteert in een lagere CO2-uitstoot, welke alleen gekwantificeerd kan worden als er een nulmeting gedaan is. De CO2- uitstoot wordt gereduceerd door: Een hogere beladingsgraad van vrachtwagens (max. 80 m3 per transport); Een slimme logistiek: combineren van transporteren tussen verschillende gemeenten; Zo min mogelijk ‘lucht’ vervoeren, door bijvoorbeeld snoeihout eerst te versnipperen. 1.2.
Haalbaarheidstudie
Deze haalbaarheidstudie is wederom in opdracht van de acht Achterhoekse gemeenten uitgevoerd en gefinancierd door de regio Achterhoek in het kader van het regiocontract 2008-2011. Doel van deze studie is concrete mogelijkheden in kaart te brengen voor een inzamelstructuur van snoeihout die expliciet gericht is op regionaal gebruik. De gemeenten willen daarbij gebruik maken van de in de regio aanwezige kennis en ervaring. De haalbaarheidstudie bestaat uit twee onderdelen: inventarisaties en een modellenstudie. Deze bestaan uit de volgende onderdelen: Inventarisaties: a. Het bestaande systeem van inzameling, verwerking en afzet van snoeihout bij de verschillende Achterhoekse gemeenten. b. Capaciteit van regionale private partijen om snoeihout in te zamelen, c. Mogelijke nieuwe locaties voor opslag van snoeihout en verwerking tot houtige brandstofproducten, d. Inzicht in bestaande wet- en regelgeving en vergunningprocedures t.a.v. opslag snoeihout, e. Mogelijkheden voor afzet van brandstofproducten afkomstig van snoeihout,
6 f.
Ervaringen van alternatieve regionale inzamelstructuren elders die als voorbeeld kunnen dienen voor een Achterhoeks systeem.
Modellenstudie: a. Ontwerp van enkele alternatieve inzamelsystemen die voldoen aan de eisen van duurzame regionale afzet van snoeihout, b. Financiële vergelijking kosten en baten van deze modellen en van huidige systeem. c. Toetsing huidige systeem en de alternatieve systemen t.a.v. de gemeentelijke duurzaamheiddoelen. 1.3
Aanpak
De inventarisaties zijn uitgevoerd met behulp van deskstudies aangevuld met enquêtes en interviews. Daarbij is gebruik gemaakt van recente onderzoeksrapporten en aanwezige kennis en ervaring bij gemeenten en private partijen binnen de regio. Deze kennis is bijeengebracht door deskundigen uit de regio: medewerkers van Achterhoekse agrarische natuurverenigingen (ANV’s) en een adviseur duurzame energie. De betrokken personen zijn allen ook werkzaam voor en/of betrokken het project Stoken op Streekhout, dat in de Achterhoek wordt uitgevoerd en vergelijkbare doelstellingen heeft als dit gemeentelijke project, namelijk regionale benutting van snoeihout als brandstof. De modellenstudie is uitgevoerd door een studiegroep bestaande uit Irma Corten van Zilverberg advies, Erik Mol van gemeente Bronckhorst, Wilfried Klein Gunnewiek van VAN Berkel& Slinge, Jan Oldenburger van St. Probos en Petra Vervoort van Rurealis, Projectbureau voor Plattelandsontwikkeling. Naast de twee bestaande scenario’s, namelijk ophalen van snoeihout en brengpunten instellen, werden enkele alternatieve scenario’s ontworpen. Van elk scenario werden de verschillende stappen in de keten bepaald. Ook moesten aannames worden gedaan om de basisgegevens van de scenario’s te bepalen, omdat uit de inventarisaties niet alle benodigde gegevens beschikbaar kwamen. De toetsing werd verricht door van elke ketenstap de kosten en baten, de werkgelegenheid en de CO2-emissie te bepalen. Door optelling van alle waarden per criterium en per scenario werd een beeld verkregen hoe elk scenario scoorde en bij welk aspect van de keten nog winst behaald kon worden. Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van het E-land simulatiemodel, dat door KandT management en Zilverberg advies is ontwikkeld om scenario's voor de biomassaketen te analyseren en met elkaar te vergelijken. Op basis van de toetsingsuitslagen werd een meest gewenst scenario ontworpen in die zin dat deze verondersteld wordt het beste te voldoen aan de eisen van duurzame regionale afzet van knip- & snoeihout. Ook deze is getoetst volgens bovengenoemde methode. 1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft de resultaten van de inventarisaties weer. Dit betreft zowel de resultaten van de enquêtes als de deskstudies. Hoofdstuk 3 beschrijft de modellenstudie. In par. 3.1 wordt de aanpak inclusief de gebruikte gegevens kort beschreven. Een uitgebreide beschrijving van de gegevens waarmee de modellen zijn getoetst is te vinden in bijlage IV. In par. 3.2 worden de resultaten van de toetsen besproken. Alle toetsingsresultaten zijn opgenomen in bijlagen V-VII. Vanwege het grote formaat van de tabellen zijn deze opgenomen in een apart bestand. Hoofdstuk 4 bespreekt de conclusies en aanbevelingen van de gehele haalbaarheidstudie.
7
2.
Inventarisaties
2.1
Het bestaande systeem van inzameling, verwerking en afzet
Om een beeld te krijgen van de huidige inzamelsystemen die Achterhoekse gemeenten hanteren, is een enquête gehouden via de gemeentelijke contactpersonen. De vragenlijst is opgenomen in bijlage II. 2.1.1 Inzameldiensten algemeen
De acht gemeenten hebben ieder grofweg tussen de 10.000 en 20.000 huishoudens (zie onderstaande tabel 2.1.1.). Doetinchem ligt daar iets boven met 23.500 huishoudens. Gemiddeld hebben deze gemeenten 15.494 huishoudens. De acht gemeenten hebben samen 123.953 huishoudens. Alle gemeenten bieden hun burgers de mogelijkheid om van hun snoeihout af te komen. Zij doen dit met behulp van een ophaalsysteem of het hebben brengpunten opengesteld voor burgers. Gemeenten Bronckhorst en Oost Gelre bieden beide mogelijkheden. (Zie tabel 2.1.1). Op de vraag hoeveel huishoudens gebruik maken van de gemeentelijke inzameldiensten, blijkt bij een aantal gemeenten het aantal overeen te komen met het aantal huishoudens dat de gemeente telt. In principe staan de inzameldiensten dus ter beschikking van alle huishoudens. Het is echter de vraag of alle huishoudens daadwerkelijk gebruik maken van deze diensten. Waarschijnlijk wordt dit niet apart geregistreerd.
gemeenten Bronckhorst
Montferland
Aantal huishoudens dat gebruik maakt van gemeentelijke inzameldiensten
Hoeveelheid jaarlijks ingezameld particulier snoeihout
15.735
15.735
686 ton
14.455
?
Aantal huishoudens
Gemiddelde per Manier van huishouden inzamelen 43,6 kg Ophaalsysteem en brengpunt 34,0 kg Brengpunt
491ton Oude IJsselstreek 16.500
16.500
11.330
11.330
Aalten Doetinchem
?
220 ton
13,3 kg Ophaalsysteem
214 ton
18,9 kg Brengpunt
1.117 ton
47,5 kg Brengpunt
23.500 Oost Gelre 12.074
12.074
18.197
18.197
12.162
12.162
Berkelland Winterswijk gemiddeld per gemeente
15.494
92 ton
7,6 kg Ophaalsysteem en brengpunt
175 ton
9,6 kg Ophaalsysteem Brengpunt
514,5
22,4 kg
Tabel 2.1.1: Aantal huishoudens, hoeveelheid ingezameld snoeihout van particulieren en inzamelwijze per gemeente
De gemeente Winterswijk zamelt jaarlijks 1.121 ton grof tuinafval in, maar de fractie snoeihout daarin is onbekend.
8 De hoeveelheid particulier snoeihout varieert per gemeente van 92 ton tot 1.117 ton vers hout. De verschillen zijn zo groot, dat verondersteld mag worden dat een deel van het ingezamelde hout niet is geregistreerd. Volgens bovengenoemde cijfers zou gemiddeld 22,4 kg per huishouden aangeboden worden. Gezien de twijfels over de registratie wordt verwacht dat het gemiddelde feitelijk hoger ligt. 2.1.2 Ophaalsystemen Vier gemeenten (Berkelland, Bronckhorst, Oude IJsselstreek en Oost Gelre) maken gebruik van een ophaalsysteem, waarbij zowel binnen als buiten de bebouwde kom het snoeihout wordt opgehaald. De frequentie van ophalen verschilt van 2x tot 5x per jaar. Bronckhorst doet dit op afroep. Wat betreft de kosten betalen de huishoudens in Bronckhorst € 31,- per keer, in Oost Gelre is dit € 57,66, plus nog eens € 5,51/huishouden/jaar. In Berkelland en Oude IJsselstreek worden de kosten voor het ophalen verrekend via de afvalstoffenheffing. Het snoeihout wordt in deze gemeenten opgehaald door bedrijven als Berkel Milieu NV, Rova, Dusseldorp, Langezaal, Ter Horst en Rouwmaat. Het materiaal wordt opgeslagen bij VAR, Dusseldorp, of Rouwmaat. De gemeenten werken met langdurige contracten, jaarlijkse opdrachten of zelfs zonder contract. Zie gegevens per gemeente in onderstaande tabel 2.1.2. gemeente
Ophaalritten per jaar
Bronckhorst
Op afroep
Ook binnen de bebouwde kom Ja
Wijze van verrekenen
Kosten per huishouden
Betaalwijze
Uitvoerende instantie
Contractduur
Oude IJsselstreek
5
Ja
Oost Gelre
2
Ja
Per gewichtseenheid
Berkelland
2
Ja
Opgenomen in afvalstoffenheffing
Opslag- en verwerking s-locatie
Per partij
€ 31,- per keer
Eenmalige machtiging aan Berkel Milieu
Berkel Milieu NV
31-12-2016
VAR
Wordt verrekend via afvalstoffenheffing € 57,66 per keer + € 5,51 per huishouden
via afvalstoffenheffing
Huisvuilinzamelaars
Geen contract
VAR
via afvalstoffenheffing
Jaarlijkse opdrachten
Rouwmaat en Dusseldorp
Wordt verrekend via afvalstoffenheffing
via afvalstoffenheffing
ROVA coordineert, Rouwmaat en Dusseldorp zamelen in Dusseldorp en Langezaal
1-12-2012
Vanaf 01-01-2012 ter Horst
Tabel 2.1.2 Gemeentelijke gegevens ophaalsystemen voor snoeihout van particulieren
2.1.3 Brengpunten Bronckhorst, Montferland, Aalten, Doetinchem, Oost Gelre en Winterswijk maken gebruik van één of meerdere brengpunten voor het snoeihout. Op deze locaties wordt het hout opgeslagen. De kosten worden zowel per partij als per gewichtseenheid verrekend. De kosten voor het brengen van snoeihout liggen tussen € 10,- en € 15,- per m³, en ongeveer € 70,- per ton. In de meeste gevallen wordt dit ter plekke contant betaald. In Winterswijk kunnen de burgers het materiaal gratis aanbieden. De brengpunten worden door externe partijen beheerd, m.u.v. Doetinchem waar het hout op de gemeentewerf wordt verzameld en de gemeente dus ook verantwoordelijk is voor het beheren hiervan. In Doetinchem wordt het ingezamelde snoeihout vermengd met snoeihout uit het groenbeheer. In de overige gemeenten is dit niet het geval.
9
Locaties gemeenten brengpunten Bronckhorst Groendepot Vorden en Steenderen, en afvalbrengpunten Zutphen en Doetinchem
Wijze van verrekenen 2m³ gratis, daarna tegen betaling.
Montferland Aanbiedstations Per partij 's Heerenberg en Zevenaar
Kosten Boven 2m³ de eerste 100kg €10,daarna €2,-/kg
Betaalwijze Contant, pin en verwerkt in totaalberekening afvalinzameling
€15,-/m³
Contant
€70,-/ton
Afrekenen per aanbod
Contant
ContractBeheerder duur Externe t/m 2016 partij
Externe partij
Opslag- en verwerkingslocatie VAR, Wilp
Gemengd met snoeihout uit groenbeheer? nee
Geen Aanbiedstation einddatum 's Heerenberg en Zevenaar
nee
t/m 2011
Aalbers in Aalten en Rouwmaat in Dinxperlo
Onbekend
Gemeente
Gemeentewerf
Ja
Rouwmaat in Groenlo en Dusseldorp in Lichtenvoorde
Nee
Oude nvt IJsselstreek Aalten
Aalbers in Aalten Per en Rouwmaat in gewichtsDinxperlo eenheid
Doetinchem Gemeentelijk afvalpunt Doetinchem Oost Gelre Rouwmaat in Groenlo en Dusseldorp in Lichtenvoorde
Per partij
€10,50/m³
Per gewichtseenheid + weegbrugkosten
Externe partij
Berkelland
Alleen particuliere afvalbrengpunten
nvt
€45,-/ton + Contant €6,- weeg brug of €75,-/ton + €12,weegbrug nvt nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
Winterswijk
ROVA-werf
nvt
gratis
ROVA
?
Bruins&Kwast Goor
ja
nvt
Tabel 2.1.3 Gemeentelijke gegevens brengpunten voor snoeihout van particulieren
2.1.4 Stookontheffingen Om in te schatten hoeveel hout potentieel ingezameld kan worden, zijn ook gegevens opgevraagd over de stookontheffingen. Dit betreffen namelijk partijen snoeihout die niet worden ingezameld, maar in het buitengebied worden verstookt. Aanvragers zijn over het algemeen particulieren die het vrijgekomen hout op plaatsen hebben liggen waar het eenvoudig kan worden verbrand (wei, maïsland). Ook worden stookvergunningen verleend voor de traditionele paasvuren. Uit de gegevens die gemeente Bronckhorst heeft aangeleverd kan geschat worden dat het om gemiddeld 60 m³ snoeihout per paasvuur gaat. Montferland is de enige gemeente waar in de perioden oktober-november en maart-april schoon snoeihout vrij mag worden verbrand. Buiten deze periodes worden ook geen stookontheffingen verleend. Het aantal stookontheffingen dat in de overige gemeentes wordt afgegeven varieert van 100 tot ruim 300 stuks per jaar. Hierbij wordt tussen de 2.500 m³ en de 5.000 m³ snoeihout verbrand. Bronckhorst geeft aan dat er jaarlijks ook ongeveer 900 m³ verbrand wordt in paasvuren. Gemeente Winterswijk gaf in 2010 en 2011 gemiddeld 122 ontheffingen af, waarvan 45 voor paasvuren. Op basis van de aangeleverde gegevens kan geconcludeerd worden, dat de gemeenten die stookvergunningen verlenen gemiddeld 188 vergunningen per jaar afgeven. In deze gemeenten wordt gemiddeld 4.413 m³ per jaar verstookt met stookvergunning. Het totaal zal een schatting zijn van de totale hoeveelheid hout dat in de openlucht wordt verbrand.
10
gemeente
Aantal stookontheffingen per jaar
Hoeveelheid hout verbrand (m³)
Bronckhorst
150 (+ 15 paasvuren)
Montferland
nvt
5.250 + 900 m³ ?
Oude IJsselstreek
100
5.000 m³
Aalten
300
onbekend
Doetinchem
250
2.500 m³
Oost Gelre
242
4.000 m³
Berkelland
300
onbekend
Winterswijk
122
onbekend
Gemiddeld per gemeente
188
4.413 m³
Tabel 2.1.4 Gemeentelijke gegevens stookontheffingen
2.1.5 Snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer Niet alle gemeenten hebben in beeld hoeveel gemeentelijk snoeihout er jaarlijks vrijkomt. In de gemeenten waar dit wel helder is varieert het grofweg van 1.600 ton tot 4.300 ton. In Berkelland is dit slechts 478 ton, maar deze gemeente besteedt ook onderhoudswerkzaamheden uit. Het onderhoud aan gemeentelijk groen wordt uitgevoerd door de eigen gemeentedienst, Hameland Groen of door andere groenbedrijven. Zij zijn dan ook verantwoordelijk voor het inzamelen van het snoeihout. Het hout wordt meestal opgeslagen op de gemeentewerf. De capaciteit van deze locaties varieert van 100m³ (Doetinchem) tot 7500m³ (Aalten).
gemeente Bronckhorst
Jaarlijkse productie snoeihout 800 ton
Montferland
?
Uitvoerende instantie groenbeheer Eigen dienst en Delta
Verantwoordelijke instantie inzameling Gemeente
?
Contractduur Jaarlijks
?
Opslaglocatie Gemeentelijk depot ?
?
Opslagcapaciteit 2.000 m3
?
Oude IJsselstreek
1.700 ton Eigen dienst
Depotbeheerder
nvt
Groendepot
1.000 m³
Aalten
Gemeente
jaarlijks stilzwijgend verlengd
Gemeentelijk depot
7.500 m³
Doetinchem
1.650 ton Gemeentelijke organisatie en Hameland 4.273 ton Gemeente
Oost Gelre
1.620 ton Hameland
Hameland
t/m 2019
Hameland
Gemeente
t/m 2011
Ter Horst
Gemeente en ROVA
?
ROVA-werf
Berkelland
Winterswijk
478 ton Diverse groenbedrijven 1.892 ton Diverse groenbedrijven
gemiddeld
1.773,3 ton
Geschat totaal
14.186 ton
Gemeente
Gemeentewerf
100 m³
0
nihil
?
Tabel 2.1.5 Gemeentelijke gegevens productie, inzameling en opslag snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer
11 2.1.6 Bestemming snoeihout Het snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer komt uiteindelijk terecht bij bedrijven als VAR, Bruins & Kwast, Wassinkbrink waar het wordt gecomposteerd (compost) of versnipperd (biomassa). De gemeenten hebben in een aantal gevallen zeggenschap over de bestemming van zowel gemeentelijk als particulier snoeihout. De bestemming per gemeente is weergegeven in tabel 2.1.6
gemeente Bronckhorst Montferland
Gemeentelijke zeggenschap over bestemming Ja
Bestemming particulier snoeihout VAR, Wilp
Bestemming gemeentelijk snoeihout Biomassa
Gemeente zeggenschap over bestemming Ja
Afzetmogelijkheden Zwembad Zelhem
Bruins & Kwast en Wassinkbrink Composteerbedrijf
Nee Ja
Biomassa
Ja
Stoken op snippers
Grondveredeling
Ja
Ja
Versnipperen in groenstrook of biogas
Doetinchem
Composteerbedrijf
Ja
Houtsnippers, compost Ja
Oost Gelre
Dusseldorp en Rouwmaat bepalen dit Compost of biomassa Bruins & Kwast
Nee (in nieuw contract wel)
Hameland bepaalt
Nee
Industrieterrein de Laarberg
Nee
Aannemer bepaalt
Houtkachels
Nee
Bruins & Kwast
Alleen als het contract afloopt Nee
Oude IJsselstreek Aalten
Berkelland Winterswijk
Ja
Tabel 2.1.6.1 Gemeentelijke gegevens t.a.v. bestemming en zeggenschap hierover.
Aan bovengenoemde bedrijven die het snoeihout verwerken is gevraagd wat de uiteindelijke bestemming is van dit hout.
Bedrijf
hoeveelheid snoeihout uit Achterhoek
Vestigingsplaats
Bestemming -
Bruins& Kwast
Goor
0-1.000 ton/jr
VAR
WilpAchterhoek
?
Ebola BV
Voorst
2.000 – 3.000 ton /jr
-
Vooral Duitsland Parenco België
Mensink bosbouw
Gelselaar
20.000 ton /jr
-
Over grote deel aan Duitsland Parenco
-
Parenco Wageningen Ciclo biomassa (?)
Groenrecycling Wassinkbrink
Zelhem
5.800 ton/jr
Twence Duitsland België Denemarken Topell (toekomst)
Bijzonderheden Heeft slecht zicht op houtige fractie. Pleit voor scheiding afvalstromen.
VAR richt zich vooral op composteren biomassa. VAR is overgenomen door Attero (voormalig Essent-milieu). Deze heeft wel plannen in de richting van energie uit biomassa.
Geleverd wordt aan degene die het meest betaalt.
Tabel 2.1.6.2 Bestemming gemeentelijk snoeihout via verwerkingsbedrijven.
In onderstaande tabel een overzicht. Hieruit blijkt dat momenteel het merendeel van het hout naar het buitenland gaat, vooral naar Duitsland. Reden hiervan is, dat daar de prijs van houtsnippers hoger is. In Duitsland wordt rond € 50,-/ton verse snippers betaald, terwijl in Nederland rond € 27,50 /ton wordt betaald.
12 Op de vraag aan de ambtenaren welke mogelijkheden de gemeenten zagen om het snoeihout binnen de regio af te zetten, werden diverse suggesties gedaan. Gebruik als brandstof werd het meest genoemd, hoewel alleen zwembad Zelhem en industrieterrein de Laarberg als concrete locaties werden genoemd. Ook gebruik voor de productie van biogas werd genoemd en het verstrooien in groenstroken. 2.1.7 Kostenberekening De kosten van het huidige inzamelsysteem zijn niet bij alle gemeenten even duidelijk. Slechts drie gemeenten hebben in beeld wat jaarlijks betaald wordt voor het ophalen van snoeihout. Bronckhorst betaalt € 0,89 per huishouden, Oude IJsselstreek betaalt jaarlijks € 30.000,- en Oost Gelre betaalt € 66.539,64. De kosten voor beheer van de brengpunten varieert sterk. Aalten en Oost Gelre betalen jaarlijks respectievelijk € 70.000,- en € 18.000,-. Oude IJsselstreek betaalt hiervoor niets, zoals ook het inzamelen van gemeentelijk snoeihout deze gemeente niets kost. In Berkelland wordt €3-/ton betaald voor het chippen, laden en afvoeren van schoon snoeihout. Oost Gelre schat de kosten voor het inzamelen van gemeentelijk snoeihout op ruim € 23.000,-, wat overeenkomt met 2/3 van de totale kosten voor groenafval. Inzamelkosten, transport en het onderhoud van het depot zijn additionele kosten die ook nog toegerekend moeten worden aan de totale kosten. De totale gemeentelijke kosten voor het inzamelen van snoeihout bedragen in Berkelland € 2.000,-, in Aalten € 142.000,- en in Oost Gelre € 89.872,97. In de overige gemeenten is dit bedrag niet bekend.
gemeente Bronckhorst
Ophaalkosten particulier snoeihout € 0,89 per aansluiting
Beheerkosten brengpunten Onbekend
Montferland
nvt
Onderdeel van totaalkosten, niet te splitsen
Oude IJsselstreek
€ 30.000
Niets
Ophaalkosten gemeentelijk snoeihout
Verwerkingsen opslagkosten
Niets
Hout wordt verkocht
€ 72.000,-
Aalten
Additionele kosten Inzamel-kosten en transport
Totale kosten inzamelen snoeihout
Onderhoud depot
€ 70.000,-
€ 142.000,-
Doetinchem
Oost Gelre
€ 66.539,64
€ 18.000,-
€ 23.333,33
€0,-
€ 89.872,97
Berkelland
Opgenomen in afvalstoffenheffing n.v.t.
nvt
€ 3,- / ton
Onbekend
€ 2.000,-
Winterswijk
Kosten zijn voor ROVA
Takken €18,50/ton
Chippen €7,50/ton
Tabel 2.1.7 Schatting van de jaarlijkse kosten voor inzameling en verwerking snoeihout.
13 2.2
Capaciteit van regionale private partijen
2.2.1
Algemeen
In 2010 is door de Universiteit Wageningen onderzocht hoeveel hout in de Achterhoek geoogst kan worden bij onderhoud van kleine landschapselementen (zie rapport ‘Het landschap: bron van energie’ 2011). Daaruit blijkt dat jaarlijks 53.000 m³ hout geoogst zou kunnen worden, waarvan 23.000 m³ ter beschikking staat van de Achterhoekse agrarische natuurverenigingen (hierna verder ANV’s genoemd). N.B. Dit betreft echter wel de hele Achterhoek, incl. gemeente Lochem en Zutphen (ten oosten van de IJssel). De Achterhoekse ANV’s spelen momenteel al een belangrijke rol bij houtinzameling doordat zij zorg dragen voor het onderhoud van landschapselementen. Zij hebben hun eigen inzamelstructuur, waarbij zij werken met eigen werkploegen en of loonwerkbedrijven. De ANV’s zorgen ook voor de afzet van het hout op de markt. Tot nu toe wordt veel hout als brandhout aan particulieren en als stukshout (stammetjes) verkocht. In de toekomst willen de ANV’s zich gaan toeleggen op de verkoop van houtsnippers als brandstof voor houtgestookte HR cv-ketels. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de kennis en inzichten van de Achterhoekse ANV’s door het opvragen van gegevens en meningen via een enquête (zie vragenlijst in bijlage III). De resultaten van de enquête zin hierbij in het kort weergegeven. 2.2.2 Locaties en hoeveelheden De ANV’s verschillen sterk in grootte van ledental en werkgebied. De meesten werken in één gemeente. ’t Onderholt is de grootste ANV en werkt in drie gemeenten, terwijl Marke Vragenderveen alleen actief is in Natuurgebied Vragenderveen. Geschat wordt dat de 6 ANV’s momenteel 4.220 ton per jaar inzamelen. Agrarische natuurvereniging ‘t Onderholt
Werkgebied Gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen
Verzamelt nu al stookhout Ja
Hoeveelheid in tonnen 1.000
Ja Groen Goed VAN Berkel en Slinge Marke Vragenderveen Oude IJssel PAN Winterswijk totaal in Achterhoek
GemeenteOost Gelre Gemeente Berkelland Natuurgebied Vragenderveen Gemeente Oude IJsselstreek Gemeenten Winterswijk en Aalten
330 Ja
390
Ja
80
Ja ja
? 2420 4220
Tabel 2.2.2 De Achterhoekse agrarische natuurverenigingen met hun werkgebied en houtproductie
2.2.3 Inzamelsysteem Alle ANV’s verzamelen en verwerken snoeihout. Vijf van de zes verenigingen heeft mogelijkheden tot het ophalen van snoeihout. Alle ANV’s versnipperen het snoeihout, meestal in samenwerking met loonwerkers. Twee ANV’s hebben de beschikking over een versnipperaar, één tot een dikte van 18 cm doorsnede, de andere tot 30 cm doorsnede. De ANV’s zeggen bijna allen dat ze opslagmogelijkheden kunnen creëren verspreid door het gebied. Het gaat dan meestal om kuilplaten/sleufsilo’s bij boeren en op een voormalige stortplaats. Behalve Marke Vragenderveen kunnen alle ANV’s het materiaal wegen. Dit gebeurt meestal op weegbruggen van afnemers of loonwerkers.
14 Drogen van snippers gebeurt op dit moment op enkele locaties in de opslag door middel van droogbroeien. Het materiaal blijft dan minimaal een half jaar liggen en daardoor daalt het vochtpercentage.
ANV Onderholt
Ophalen Ja eigen uitrijwagen Ja
Versnipperen Ja loonwerk
Opslag Ja enkele locaties Ja sleufsilo 1000 m3
Wegen Ja verschillende weegbruggen Ja Schieven
Drogen Ja in 0pslag
Afzet Ja
Ja in opslag
Ja
Ja, trekker en kipper, container afnemer Nee
Ja loonwerk en eigen
Nog niet
Ja weegbruggen in omgeving
Ja in opslag
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja via loonwerker
Ja oude kuilplaats
Ja weegbrug derden
Nee
Nee
Ja, met trekker en kieper
Ja eigen vernipperaar tot 30 cm
Ja op verschillende erven
Ja weegbruggen in de regio
Ja in opslag
Ja
Groen Goed VAN Berkel en Slinge Marke Vragenderveen VAL Oude IJssel PAN
Ja loonwerk
Tabel 2.2.3 Inzamelsystemen en mogelijkheden op dit moment
2.2.4
Huidige afzetmogelijkheden
Vier van de zes verenigingen heeft op dit moment afzet in het gebied. Zij leveren vooral bij enkele agrariërs en bij particulieren. Bij de laatste betreft het vooral stukshout. De afzet van snoei en brandhout vindt op dit moment plaats bij particulieren door het hele gebied en bij vier bedrijven die stoken op hout (pluimvee en varkenshouders). Er zijn meerdere installaties in het gebied waar op snippers en hout gestookt wordt, waarmee eventuele afzet geregeld kan worden op duurzame basis. De huidige opbrengstprijzen voor houtsnippers bedragen ongeveer € 15,- per ton gehaald op de oogstplek en € 27,50 per ton gebracht op locatie. Stukshout levert € 35,- - € 42,- per ton op gehaald op oogstlocatie en tot € 50,- per ton geleverd. Deze prijzen zijn niet voldoende om het afzetten van houtopstanden kostendekkend te maken. ANV Onderholt Groen Goed
Afzet Rexwinkel en Schieven, diverse particulieren Ten Have en Schieven
Potentiële afnemers Nog niet
Kuenen en diverse particulieren
Diversen (5 kachels in Berkelland)
geen
geen
€25,- per ton snippers geleverd en €35,- - € 40,- voor stamhout Geen
Via loonwerker
Nog niet
Nog niet aan de orde geweest
Particulieren en Schieven
Ja
€ 40,- - € 50,- per ton geleverd, € 25,- - € 30,- euro per m3
Nog niet bekend
VAN Berkel en Slinge Marke Vragenderveen VAL Oude IJssel PAN
Opbrengst prijzen € 16,- per ton snippers op locatie, € 42,- per ton voor stamhout € 0-10,- per ton
Tabel 2.2.4 Afzetmogelijkheden en prijzen
2.2.5 Stookontheffingen De agrarische natuurverenigingen hebben afgelopen jaar 5 stookontheffingen aangevraagd (1 voor een paasvuur) en is in totaal circa 300 m3 verstookt. In het verleden werd meer gestookt, maar door andere werkwijzen is dit verminderd. 2.2.6 Mogelijkheden voor verbeterde inzamelstructuur Voor een alternatieve inzamelstructuur waarbij het snoeihout binnen de regio benut wordt zullen extra verzamel- en opslagpunten verspreid over de regio nodig zijn. Bij zulke locaties
15 zijn weegbruggen nodig om het gewicht van de houtladingen te meten. Ook is enige toezicht om de aan- en afvoer van de houtstromen te controleren. Tabel 2.2.6 laat zien waar de ANV’s momenteel hun hout opslaan. Daaruit valt af te leiden, dat er momenteel in de Achterhoek geen aparte opslagpunten worden gebruikt waar hout gedroogd wordt. Enkele ANV’s leveren rechtstreeks verse houtsnippers aan enkele bedrijven met een houtgestookte cv-ketel. Er zijn wel ideeën/plannen om in containers snippers te drogen met behulp van restwarmte die bij biovergisting vrij komt.
Onderholt
ANV
Afleveradressen Diverse kuilplaten
Droogpunten Natuurlijke wijze
Sleufsilo Penterman1000 m3
Weegpunten Nee, mogelijk mobiele weegbrug aanschaffen Nvt
Groen Goed VAN Berkel en Slinge
Bellegoor, diverse kuilplaten
Kuenen en Bellegoor
Bellegoor
Marke Vragenderveen
geen
geen
geen
VAL Oude IJssel
geen
geen
geen
PAN
Verzamelpunten nu bijna niet gebruikt door rechtstreekse levering
Nee
Ja bij biogasinstallaties
?
Tabel 2.2.6: Huidige opslagplaatsen houtsnippers
In de enquête is ingegaan op extra verzamel- en opslagpunten en de aanwezigheid van weegbruggen in de regio. De meeste ANV’s hebben locaties op het oog die mogelijk een dergelijke functie kunnen krijgen. Niet al deze locaties hebben weegbruggen. Om dit te ondervangen is het voorstel gelanceerd om een mobiele weegbrug te gaan gebruiken, zodat op locatie het gewicht bepaald kan worden. 2.2.7 Mogelijkheden voor samenwerking met derden Op dit moment hebben vier van de zes ANV’s samenwerking met partijen als het waterschap, Rijkswaterstaat en gemeenten. Alle ANV’s zien de opdracht om samen met de gemeenten in de Achterhoek de inzamelstructuur voor snoeihout van de grond te krijgen als uitdaging en willen hier aan mee werken. De randvoorwaarde is dat het economisch haalbaar moet zijn.
2.3
Wet- en regelgeving t.a.v. opslag snoeihout
Bij inzameling van snoeihout voor de regionale markt zijn lokale opslaglocaties nodig. Regelgeving rond de opslag van snoeihout is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Daarin is snoeihout gedefinieerd als afvalstof. Ook de afgifte en transport van snoeihout is in deze wet aan regels gebonden. De Provincie Gelderland heeft in het kader van het project Op Eigen Hout een toolkit voor gemeenten samengesteld waarin ondermeer informatie wordt verschaft over de huidige regelgeving rond opslag van snoeihout. Deze informatie is te vinden op de website:http://netwerkduurzameenergie.wing.nl/home. Hierop is een link naar ‘Toolkit vergunningen’ en een link naar ‘Afvalhout / Houtafval’ te vinden. 2.3.1 Huidige regelgeving Sinds 5 maart 2011 is de Europese Afvalstoffenrichtlijn (EU-Richtlijn 2008-98-EG) niet meer van toepassing op het in categorie 4 bedoelde snoeihout uit bossen en van agrarische percelen en op categorie 5 uit de Toolkit Afvalhout / Houtafval (zie hierboven), als deze (nietgevaarlijke) materialen rechtstreeks uit de land- of bosbouw komen en daarin worden gebruikt of voor de productie van energie uit die biomassa. Zie ook artikel 10.1a, eerste lid, onder f, en tweede lid van de Wet milieubeheer, waarin is geregeld dat hoofdstuk 10, enkele bepalingen in hoofdstuk 15 van de Wet milieubeheer en enkele bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op deze afvalstoffen niet meer van toepassing zijn.
16 Het snoeihout is na de wijziging van de richtlijn en de Wet milieubeheer echter nog steeds afval en moet dus worden behandeld en opgeslagen als afval (zie ook hierboven de Toolkit: Afvalhout / houtafval) Hiervoor gelden de volgende regels: 2.3.1.1: Opslaan, versnipperen en composteren tot 600 m3 hout Bij opslag van ten hoogste 600 m³ (schoon) houtsnippers en bij opslag, versnippering en compostering van ten hoogste 600 m³ knip- en snoeihout, is geen omgevingsvergunning vereist, maar volstaat een melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer als de activiteit plaatsvindt bij agrarische bedrijven of op grond van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) als de activiteit plaatsvindt bij andere bedrijven ( zie het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C, categorie 28.10. onder 28). De algemene voorschriften in die besluiten zijn dan op die activiteit van toepassing. T.a.v. het functioneren van een opslagdepot zijn de algemene voorwaarden in het Activiteitenbesluit van toepassing bij opslag tot en met 600 m3 hout. Per situatie kan dat verschillen. De AIT-Activiteitenbesluit Internet Module kan hierover duidelijkheid geven: http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/activiteitenbesluit/activiteitenbesluit-2 Bij opslag binnen agrarische bedrijven dient ook rekening te worden gehouden met de voorschriften in het Besluit Landbouw Milieubeheer. 2.3.1.2: Opslaan, versnipperen en composteren van meer dan 600 m3 hout Bij opslag van meer dan 600 m³ hout is wel een omgevingsvergunning vereist. De volgende onderwerpen kunnen daarbij van belang zijn afhankelijk van de situatie: Lucht: geur (stof/verstuiven is niet te verwachten zolang er geen zaagsel buiten wordt opgeslagen); Bodem: als het schone houtige biomassa betreft lijken er geen voorwaarden zoals vloeistofdichte vloer noodzakelijk; Geluid: ivm transport; Geluid: ivm versnipperinstallatie (en eventueel zeefinstallatie); BBT (best beschikbare technieken); In de meeste gevallen zullen burgemeester en wethouders het bevoegde gezag zijn en de vergunning verlenen. Zij zullen daartoe een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) moeten vragen aan gedeputeerde staten van hun provincie. 2.3.1.3: Afgifte en transport van snoeihout en houtsnippers Op snoeihout en houtsnippers zijn de voorschriften in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer van toepassing. Dat betekent dat aan alle voorschriften met betrekking tot het melden en registreren (zoals die zijn opgenomen in Titel 10.6 van die wet en in het besluit en de Regeling melden en registreren van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen) van de ontvangst en de afgifte moet worden voldaan en dat tijdens het transport een begeleidingsbrief moeten worden gevoerd. N.B. Deze verplichtingen gelden echter sinds 5 maart 2011 niet meer voor de niet-gevaarlijke materialen die rechtstreeks uit de land- of bosbouw komen en daarin worden gebruikt of voor de productie van energie uit die biomassa. Het gaat dan om het in categorie 4 van de Toolkit Afvalhout/Houtafval bedoeld snoeihout uit bossen en van agrarische percelen en om de materialen bedoeld in categorie 5 van die Toolkit. Ten aanzien van transport is de informatie te vinden in de brochure “Transport van afval. Het transporteren, registreren en melden van afvalstoffen”. De volgende link leidt naar de brochure: http://www.beurtvaartadres.nl/sites/default/files/PDF/TransportVanAfvalpdf.pdf
17 2.3.2 Ontwikkelingen in de wet- en regelgeving Momenteel speelt de discussie over de vraag of voor de overige onder categorie 4 bedoelde materialen die uitzondering ook van toepassing is. Daarover heeft de Staatssecretaris voor milieu inmiddels duidelijkheid gevraagd aan de Europese Commissie te Brussel . Het wachten is op het antwoord. De informatie hierover wordt actueel gehouden via de volgende link: http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/de-nieuwe-europese-kaderrichtlijnafvalstoffen-en-de-gewijzigde-wet-milieubeheer Een belangrijke ontwikkeling op de langere termijn is de ‘omgevingswet’, die de minister van Infrastructuur en Milieu kort geleden via een brief aan de Tweede Kamer heeft aangekondigd. Welke gevolgen dit zal hebben voor de Wet milieubeheer en daarmee op de afvalstoffenregelgeving, daarover is nog niet te zeggen. Wel gaf de minister in haar brief aan dat zij daarbij de administratieve lasten zoveel mogelijk wil beperken.
2.4
Mogelijke afzet van snoeihout als brandstof
Snoeihout kan worden aangewend als brandstof. De meest bekende vorm is de productie van kloofhout voor houtkachels. Deze markt is beperkt, omdat het gebruik van houtkachels veel arbeid vraagt en daardoor slechts op kleine schaal wordt toegepast. Bovendien is het aandeel van het snoeihout dat geschikt is voor de productie van kloofhout beperkt. De grootste fractie van het snoeihout bestaat uit dunnere takken die alleen geschikt zijn voor houtsnipperproductie. Daarom wordt in deze studie alleen ingegaan op de mogelijke afzet van houtsnippers als brandstof. In versnipperde en gedroogde vorm kunnen houtsnippers verstookt worden in houtgestookte HR cv-ketels die qua efficiëntie kunnen concurreren met de gasgestookte warmte-installaties. Deze houtgestookte installaties worden al op grote schaal gebruikt in omringende landen als Duitsland en Scandinavië. Ook de fijnstofuitstoot van deze installaties is zo laag, dat zij ruim voldoen aan de huidige EU-normen. Aangezien zij door computersturing volautomatisch opereren, kost het beheer en onderhoud weinig tijd. Zij kunnen worden gebruikt waar voldoende ruimte is voor de aanvoer en (tijdelijke) opslag van de houtsnippers. Vooral voor bedrijven en instellingen met een grote(re) warmtebehoefte kan het aantrekkelijk zijn te investeren in dergelijke snipperhout gestookte HR cv-ketels. Ten behoeve van deze studie is een profielschets opgesteld van bedrijven en instellingen voor wie dergelijke houtgestookte installaties interessant zouden kunnen zijn. In 2010 is een enquête gehouden onder een aantal bedrijven in de Achterhoek (zie rapport ‘Het landschap: bron van energie’ 2011). Hieruit bleek, dat ideële overwegingen zoals gebruik van CO2neutrale brandstof en streekproduct wel een rol spelen, maar dat lagere stookkosten de belangrijkste reden zou zijn om te investeren in een houtgestookte cv-ketel. De hoge investeringskosten van dergelijke ketels vormen echter het grootste bezwaar voor deze bedrijven. Daarom wordt in deze profielschets vooral ingegaan op de economische aspecten. 2.4.1 Economische haalbaarheid De winst met houtgestookte installaties is vooral te halen uit het prijsverschil tussen aardgas en houtsnippers. Berekend is dat met de huidige brandstofprijzen voor bedrijven met een gasverbruik tussen 15.000 – 170.000 m3 investeren in een houtgestookte verwarmingsinstallatie aantrekkelijk kan zijn. Deze grenzen zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten: Ondergrens 15.000 m3: De praktijk leert dat de aanschaf van een goede houtsnippergestookte cv-ketel, gezien de hoge investering, rendabel is te maken vanaf een vermogen van tussen 70 kW en 100 kW. Deze norm is mede afhankelijk van eventuele bijkomende kosten en de mate waarin het vermogen van de installatie optimaal kan worden benut. Dit komt overeen met ongeveer 15.000 m3 aardgasverbruik per jaar. Per situatie zal dit moeten worden beoordeeld. In het rapport ‘Het landschap: bron van energie’ wordt uitgegaan van een ondergrens van 200 kW. Deze grens is bepaald met behulp van een voorzichtige berekening en is
18 gebaseerd op praktijkvoorbeelden van een zeer beperkt aantal bedrijven. Met optimalisering van de stookpraktijk valt nog veel winst te boeken. Bovengrens 170.000 m3: De gasprijs kent meerdere tarieven. Vanaf een verbruik van 170.000 m3 aardgas is er sprake van een laag aardgastarief. Door dit lage aardgastarief is het overstappen op een houtsnippergestookte cv-ketel financieel doorgaans niet aantrekkelijk. Overigens kan deze situatie zich ook voordoen bij bedrijven die gezamenlijk aardgas inkopen om in dat lage aardgastarief te kunnen vallen. Bij verbruik van 170.000 m3 gas is een houtsnippergestookte cv-vermogen van omstreeks 1000 kW = 1 MW nodig. Bij bovengenoemde berekeningen is uitgegaan van een terugverdientijd van maximaal 10 jaar. Deze norm is ook aangehouden in bovengenoemd rapport. Zoals hierboven al naar voren is gekomen, is optimale benutting van de cv-ketel belangrijk om economisch rendement te behalen uit deze investering. Naarmate de warmtevraag gelijkmatiger is, ook verspreid over het hele jaar, kan met een relatief klein vermogen aan een relatief grote warmtevraag worden voldaan. De investeringskosten kunnen dan relatief laag zijn omdat voor een relatief grote warmtevraag een relatief kleine installatie voldoende is. Ook door toepassing van één of meerdere buffervaten kunnen pieken in de warmtevraag worden afgevlakt, waardoor de ketel gelijkmatig kan branden. Door te combineren met andere technieken kan het benodigde vermogen ook verminderd worden. In situaties waarin WKO (warmte- koudeopslag) wordt toegepast kan een houtgestookte installatie aantrekkelijk zijn als naverwarming voor de hogere temperaturen (warm tapwater, afwasmachine, etc.) omdat het rendement van de warmtepomp ligt bij lage temperaturen (tot 40o C). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij wat grotere zorginstellingen. 2.4.2 Logistieke randvoorwaarden De houtsnippergestookte cv moet regelmatig worden voorzien van houtsnippers. Hiertoe kan sprake zijn van opslag ter plaatse of opslag op afstand. De exploitatie van de ketel vraagt beperkte arbeidsinzet en bestaat hoofdzakelijk uit het bijvullen van de voorraadbunker. De frequentie is afhankelijk van de grootte van de installatie, de grootte van de voorraadbunker en het seizoen. Bij een voldoende grote voorraadbunker kan dat in het koudeseizoen oplopen tot 1 à 2 maal per week. Het vullen van de voorraadbunker hoeft niet meer dan 15 tot 30 minuten in beslag te nemen. Daarnaast moet gemiddeld eens per maand de ascontainer worden geleegd. De mate van onderhoud en kans op storingen is erg afhankelijk van de brandstofkwaliteit. Schone-, droge- en de juiste maat en vorm houtsnippers zijn de beste garantie voor bedrijfszekerheid. Storingen kunnen via een GSM worden gemeld, dus vragen ook geen permanente aanwezigheid van een beheerder. 2.4.3 Planologische randvoorwaarden Bij de verbranding van gas komt vrijwel geen fijnstof vrij. De fijnstof-emissie van een houtgestookte cv-ketel is daarom al snel hoger dan die van een gasgestookte installatie, hoewel de houtgestookte ketel ook binnen de gestelde normen blijft. Ook locaties waar al een hoge fijnstof emissie aanwezig is, bijvoorbeeld in de nabijheid van drukke wegen, dient daarmee rekening te worden gehouden. Houtgestookte installaties produceren weliswaar fijnstof en rookgassen die voor overlast kunnen zorgen, maar de betere houtgestookte HR cv-ketels voldoen aan de vereiste emissienormen: 100 mg/m3 voor 20 tot 500 kW ; 50 mg/m3 500 tot 1000 kW. Voor de juiste informatie over emissie-eisen zie Toolkit emissie: http://netwerkduurzameenergie.wing.nl/file.php/41/toolkit_emissies.pdf In de omgeving van Natura-2000 gebieden kan door toenamen van NOx –emissie de natuurbeschermingswet een rol spelen. http://netwerkduurzameenergie.wing.nl/file.php/44/toolkit_natuurbeschermingswet.pdf
19 Bij een minder regelmatige warmtevraag kan sprake zijn van het met een bepaalde regelmaat opstarten van de verbranding in de installatie. Tijdens dat opstarten kan er korte tijd sprake zijn van enige geuroverlast. Ook de houtsnipperopslag kan voor enige geuroverlast zorgen. Het ruimtebeslag van een houtgestookte installatie is groter dan die van een gasgestookte installatie, omdat naast een houtgestookte cv-ketel een bunker voor de houtsnipperinvoer geplaatst moet worden. Ook is een groter of extra buffervat vaak gewenst. Afgezien van eventuele extra installaties t.b.v. de combinatie met andere technieken is extra ruimte nodig. Bovendien worden er strengere eisen gesteld aan de stookruimte. Deze moet voldoen aan NEN-3028. Deze norm schrijft ondermeer voor dat de stookruimte maar één functie mag hebben, namelijk de opstelling van de stooktoestellen en alles wat daarbij behoort. En er dient rekening te worden gehouden met extra maatregelen/voorzieningen om de brandveiligheid te garanderen. Tenslotte dient rekening te worden gehouden met transportbewegingen voor de aanvoer van de houtsnippers. Uit bovengenoemde voorwaarden kan geconcludeerd worden, dat houtgestookte cv-installaties alleen wenselijk zijn bij bedrijven en instellingen die kunnen voldoen aan de volgende planologische kenmerken: Vrij liggend gebouw, met voldoende afstand t.o.v. woongebouwen (per situatie te bepalen), Op enige afstand van Natura-2000 gebieden, Aparte stookruimte en voorraadbunker, Voorraadbunker makkelijk toegankelijk voor vrachtverkeer, zonder verkeersoverlast te veroorzaken. 2.4.4 Toepassingsmogelijkheden bij bedrijven In principe kan bij alle typen bedrijven een afweging gemaakt worden of gebruik van een cvketel op houtsnippers rendabel is. Gezien bovenstaande beperkingen komen vooral plattelandsbedrijven en bedrijven op bedrijventerreinen eventueel in aanmerking voor eventuele omschakeling naar een houtgestookte installatie. Bovendien betreffen het bedrijven die voor hun productieproces of dienstverlening een grote warmtevraag hebben. Hieronder worden de belangrijkste sectoren besproken:
Agrarische bedrijven: In de agrarische sector zijn er een viertal soorten bedrijven met een relatief grote vraag naar warmte. Het betreffen vleeskuikenbedrijven, kalvermesterijen, fokzeugenbedrijven en glastuinbouw. Vanwege het hoge energieverbruik is er grote interesse in alternatieve energiebronnen die de kosten kunnen reduceren. Uitbreiding en vervanging van de oude gasketel zijn momenten waarop de overstap naar een andere energiebron het meeste kans maakt. Door in 2013 ingaande wet –en regelgeving staan blijvende bedrijven voor grote investeringen waarbij de overstap naar een andere vorm van energie makkelijk kan worden genomen en aantrekkelijk kan zijn. Uit recente onderzoeken zoals rapport Michel Hoitink en Rapport Wur onderzoek en uit interviews blijkt, dat diverse agrarische ondernemers overwegen om over te stappen op een houtgestookte installatie, of al hierin hebben geïnvesteerd. Het economisch aspect is daarbij de belangrijkste drijfveer.
Recreatiebedrijven zijn er in vele variaties. Vooral de wat grotere campings en vakantieparken met zwembad hebben een grote warmtevraag vanwege het hoge verbruik aan warm water . Als de recreatiewoningen ook ‘s winters worden bewoond is er naast warm tapwater ook een grote vraag naar ruimteverwarming. In dat laatste geval kan een houtgestookte cv-ketel dienst doen als warmtecentrale voor meerdere recreatiewoningen en overige gebouwen en voorzieningen.
Loonwerkbedrijven hebben vaak kantoorruimten en ruimten voor werktuigenonderhoud die vooral in de winter verwarmd moeten worden. Soms is er ook sprake van reiniging/ontsmetting van voertuigen en machines waarbij veel heet water wordt
20 gebruikt. Uit interviews blijkt, dat ook hier mogelijkheden liggen voor houtgestookte cvinstallaties. 2.4.5 Toepassingsmogelijkheden bij instellingen In alle instellingen is in de wintermaanden vraag naar verwarming van ruimten. Daarnaast zijn in een aantal instellingen het hele jaar door een warmtevraag vanwege de behoefte aan warm water. Dit zijn met name de volgende instellingen: Zwembaden en sportaccommodaties: Vooral zwembaden verbruiken veel energie om het zwemwater op temperatuur te brengen en te houden. Daarnaast verbruiken zowel zwembaden als sportaccommodaties veel warm tap- en douchewater. In enkele gemeenten elders in Nederland zien we voorbeelden van een mobiele houtgestookte verwarmingsinstallatie die in de zomermaanden een openluchtzwembad verwarmt en in de wintermaanden een sporthal. Door deze combinatie wordt de installatie optimaal benut. De halfjaarlijkse transportkosten worden ruimschoots gedekt door de winst die met het dubbele gebruik van deze installatie te behalen is. Wel is in deze opstelling een back-up in de sporthal nodig in de vorm van een gasketel om de beperkte warmtevraag op te vangen in de periode dat de houtgestookte cv-ketel niet is aangesloten. In deze gevallen is de ketel eigendom van een bedrijf dat de warmte levert voor een gegarandeerd percentage onder de aardgasprijs. Voordeel hiervan is dat de instellingen die gebruik maken van deze warmtelevering geen investerings- en exploitatiekosten hebben voor de houtgestookte installatie.
Zorginstellingen zoals gebouwen voor ouderenzorg, ziekenhuizen, herstel- en revalidatiecentra en gehandicapteninstellingen hebben naast vraag naar ruimteverwarming een grote vraag naar warm tapwater, douche- en badwater. Bovendien hebben sommige zorginstellingen een revalidatiebad. De vraag naar warm water is redelijk constant verspreid over het jaar. Uit enkele interviews met dergelijke instellingen blijkt dat de mogelijkheden voor alternatieve vormen van energievoorziening erg afhankelijk is van de houding van het bestuur/management. Bovendien moet zich een kans tot verandering voordoen zoals bij nieuwbouw, uitbreiding en renovatie. Vaak is in geval van grotere instellingen met verschillende gebouwen een combinatie van elkaar aanvullende verschillende duurzame energie technieken, waaronder een houtgestookte cv-ketel mogelijk. Deze ketel kan dan als laatste in de schakel van deze technieken worden gebruikt om het water na te verwarmen tot voldoende hoge temperatuur. Het is dus belangrijk om tijdig op de hoogte te zijn van ontwikkel- en bouwplannen van dit soort instellingen om de optie van een houtgestookte cv-ketel tijdig aan te kunnen dragen en bij gebleken interesse in het proces mee te kunnen nemen.
2.4.6 Investering versus warmtelevering Onder bedrijven en instellingen zijn verschillende vertegenwoordigers geïnterviewd over hun belangstelling voor houtgestookte verwarmingsinstallaties en hun bereidheid te investeren in zo’n installatie. Hieruit bleek dat vooral agrarische bedrijven zelf een houtgestookte cv-ketel willen aanschaffen en beheren. Bij instellingen is er met name interesse in inkoop van warmte. In geval van meerdere warmteafnemers van eenzelfde houtgestookte warmtecentrale is dat mogelijk ook de meest passende optie. Wat betreft de warmtelevering hebben drie potentiële afnemers belangstelling getoond. Eén geïnteresseerde geeft voorkeur aan een onafhankelijke energieleverancier, dus niet de gemeente zelf.
21 2.5 Alternatieve inzamelsystemen buiten de regio Om te komen tot een alternatief inzamelsysteem voor snoeihout is ook een korte inventarisatie gedaan naar ervaringen elders. Er is zowel gekeken naar inzamelsystemen bij andere Nederlandse gemeenten als naar systemen over de grens. Uitgangspunt was het zoeken naar ervaringen in vergelijkbare situaties, dus vergelijkbare landschappen met veel kleinschalige houtopstanden. Daarom hebben de onderzoekers zich beperkt tot Oost Nederland en de Duitse grensregio waarmee de Achterhoek al contacten heeft. Hieronder worden twee systemen geschetst. 2.5.1 Hardenberg De gemeente Hardenberg heeft met drie pluimveehouders een afspraak gemaakt over de afzet van snoeihout afkomstig van gemeentelijk groenbeheer. Deze pluimveehouders die verspreid in de gemeente zijn gevestigd, hebben alle drie een verwarmingsinstallatie die op houtsnippers wordt gestookt. Als de gemeentelijke onderhoudsdienst gaat snoeien, dan wordt de contactpersoon van deze pluimveehouders ingelicht. De onderhoudsdienst brengt het gemeentelijke snoeiafval naar het dichtstbijzijnde pluimveebedrijf. Als er voldoende materiaal ligt, dan laat deze pluimveehouder de versnipperaar komen. Bij grotere projecten versnippert de onderhoudsdienst op de snoeilocatie en brengt de snippers naar het bedrijf. Als de pluimveehouders teveel hebben, haalt afvalverwerker Van Gansewinkel het snoeiafval gratis op, mits er voldoende ligt voor een goede vracht. Transport door derden wordt ook door deze groep pluimveehouders geregeld, dit kost ca. € 5,per m³. Als alle kosten worden doorberekend (ophalen, snipperen, opslagruimte, interen door broei) komt men op een kostprijs van ca. 35 euro per ton voordat het snipperhout gestookt wordt. 2.5.2 Kreis Steinfurt In de Kreis Steinfurt (en ondertussen ook de omliggende Kreisen Borken, Warendorf, Coesfeld, Grafschaft Bentheim) is de inzameling van hout geregeld via een “Heckenmanager” (houtwalmanager). Hiervoor is een beheerssysteem genaamd “WALLIS” (Wallheck Information Systeem) ontwikkeld. Dit is een computerprogramma met GIS-toepassing waarin de (eigen) houtopstanden van de Kreis in beeld worden gebracht door een inventarisatie. Als alles goed is ingebracht rolt daaruit een planning die aangeeft wanneer onderhoud nodig is. Per jaar kan dan per ‘blok’ of regio een uitdraai gemaakt worden waar onderhoud gepleegd moet worden. Deze klussen kunnen met kaarten en beschreven onderhoudsmethode worden aanbesteed. De aannemer moet dan zorgen voor de snipperafzet en dit natuurlijk meenemen in de prijsvorming. Dit systeem levert een scherpe prijs op voor regulier onderhoud aan houtopstanden. Eenmalig moet echter veel geïnvesteerd worden in de inventarisatie, waarmee het GIS-systeem moet worden gevoed.
22
3
Modellenstudie
3.1
Aanpak
Opdracht van de modellenstudie was enkele alternatieve inzamelsystemen te ontwerpen die voldoen aan de eisen van duurzame regionale afzet van snoeihout en deze te vergelijken met het huidige inzamelsysteem. De vergelijking betrof zowel de financiële consequenties als de mate waarin de gemeentelijke duurzaamheiddoelen worden behaald. 3.1.1 Beschrijving getoetste systemen Op basis van de inventarisaties is gekozen voor de uitwerking van verschillende varianten waarbij onderscheid is gemaakt tussen inzamelsystemen en afzetsystemen. t.a.v. Inzamelsystemen de huidige inzamelsystemen van de gemeenten zijn als uitgangspunt genomen. Deze gebruiken twee systemen: a) Snoeihout door particulieren en bedrijven laten brengen naar brengpunten. b) Snoeihout (laten) ophalen. Deze diensten worden alleen aan particulieren geboden, dus niet aan bedrijven. Bedrijven die van hun snoeihout af willen, vragen een stookontheffing aan om hun hout zelf in de openlucht te verbranden. Zoals uit de inventarisatie naar voren komt (zie par. 2.1.2) hebben de meeste gemeenten contracten afgesloten met (afval)verwerkingsbedrijven die het snoeihout huis-aan-huis en/of van brengpunten verwijderen, verwerken en afzetten. Zij brengen de takken naar hun eigen regionale opslagterrein, (of vlak buiten de regio zoals Wilp en Goor), waar het wordt versnipperd en opgeslagen, alvorens het naar de afnemer wordt vervoerd.
Als eerste alternatieve inzamelsysteem is gekozen voor het systeem dat de Agrarische Natuurverenigingen (ANV’s) hanteren. Zij versnipperen het hout zoveel mogelijk ter plaatse bij de oogstlocatie en leveren zoveel mogelijk rechtstreeks aan afnemers, zonder tussenopslag. De ANV’s of vergelijkbare landschapsbeheerorganisaties (of gemeentelijk groenbeheer) zouden de ophaaldiensten kunnen verzorgen in combinatie met hun eigen werkzaamheden. Zij kunnen ook het hout bij bedrijven ophalen. De stroom snoeihout uit landschapsonderhoud en de stroom snoeihout van particulieren en bedrijven kunnen dan worden samengevoegd.
Als tweede alternatieve inzamelsysteem is gekozen voor brengpunten, waar particulieren (en ev. ook bedrijven) hun snoeihout kunnen brengen. Het snoeihout wordt op het brengpunt versnipperd en daarna naar de afnemer getransporteerd.
t.a.v. afzetsystemen het huidige systeem is het laten afzetten door afvalverwerkingsbedrijven. Het materiaal wordt buiten de regio als brandstof benut. Uit de inventarisatie blijkt dat het merendeel naar het buitenland en vooral naar Duitsland worden vervoerd (zie par. 2.1.6). Daarom is geschat dat het transport naar de houtketel buiten de regio gemiddeld 100 km bedraagt. Voor de berekeningen staat een regionale warmtekrachtkoppelingsinstallatie (verder aangeduid als WKK) model omdat dit hout meestal naar grotere installaties gaat.
Als eerste alternatieve afzetsysteem is gekozen voor gebruik van het hout in een centrale regionale WKK (zoals een WKK op RBT Doetinchem en/of Laarberg in Groenlo.)
Als tweede alternatieve afzetsysteem is gekozen voor gebruik van het hout in kleine houtgestookte cv-installaties (100-1000 kW) verspreid door de regio. Daarbij wordt uitgegaan, dat in elke gemeente een aantal bedrijven en instellingen houtgestookte cvketels gebruiken waaraan geleverd kan worden.
Samengevat zijn dan de volgende varianten ofwel scenario’s mogelijk:
23
afzet buiten regio door verwerkings-bedrijf
binnen regio naar centrale WKK
Meerdere kleinere hout-cv’s binnen de regio
Brengpunten
Huidige praktijk
Alternatief
Alternatief
Ophaaldienst verwerkingsbedrijf ophaaldienst door landschapsbeheerorganisatie
Huidige praktijk
Alternatief
Alternatief
Alternatief
Alternatief
Alternatief
inzamelsystemen
Om de toetsen te vereenvoudigen is een selectie gemaakt van 5 scenario’s: a) Huidige systeem brengpunten verspreid over de regio: afvoer takken door verwerkingsbedrijf, afzet buiten de regio; b) Huidige systeem ophaaldienst: afvalverwerker zamelt takken in, afzet buiten de regio; c) Alternatief brengsysteem: verwerken tot snippers op brengpunten, afzet binnen de regio, zowel centrale WKK als lokale houtgestookte cv-installaties; d) Alternatief haalsysteem: ophaaldienst met verwerking op ophaallocatie, afzet binnen de regio bij centrale WKK’s;. e) alternatief systeem opschalen landschapsonderhoud: onderhoudswerk landschapsbeheerorganisatie, en afzet bij lokale houtgestookte cv-installaties. Op basis van de uitkomsten van de toetsen is het meest gewenste alternatief gekozen en getoetst. 3.1.3 Toetsingscriteria Om te toetsen op de gemeentelijke duurzaamheiddoelen is gekozen voor de volgende parameters: Planet: CO2-balans, Profit: kosten/baten-verhouding, People: regionale werkgelegenheid in vorm van aantal arbeidsuren in de regio. 3.1.4 Toetsingsmethode Er zijn verschillende scenario’s doorgerekend met behulp van het E-land-simulatiemodel. Voor iedere (potentiële stap) in de keten is berekend wat dit kost of oplevert op het financieel gebied en t.a.v. CO2-emissie en werkgelegenheid. Bij de toetsing zijn de mogelijke stappen van de keten in ogenschouw genomen. In de scenario’s verschillen de transport-, verwerkings- en opslagstappen en wel qua volgorde (moment van verwerking tot snippers), qua aantallen en locatie van opslagpunten en qua lengte en vorm van transport. Onderstaande tabel geeft per scenario weer welke stappen zijn meegenomen in de analyses. De invoerparameters waarmee de toetsing is uitgevoerd staan nauwkeurig omschreven in bijlage IV. N.B. Bij de kosten-batenanalyse zijn alleen de kosten en baten van de gemeenten in ogenschouw genomen. Bij inkoop is bepaald wat de burgers betalen voor het inzamelen van hun snoeihout. Bij verkoop verwerker zijn de bedragen genomen die de gemeenten contractueel moeten betalen voor het laten inzamelen en verwijderen van het snoeihout van burgers door afvalverwerkingsbedrijven als Dusseldorp B.V., VAR en Bruins & Kwast. Bij de berekening van de alternatieven is voor inzameling en afvoer door derden nog geen contractprijs berekend, maar de ingeschatte kosten voor inzameling, verwerking en afzet apart berekend. Bij de alternatieve haalsystemen is ervan uitgegaan dat een deel van de houtsnippers rechtstreeks naar de afnemer gebracht kan worden. Hiervoor is dus geen tussenopslag nodig. Tussenopslag blijft wel nodig voor afnemers die niet over eigen opslag- en drooglocatie beschikken. Ook kan het wenselijk zijn dat kleine hoeveelheden houtsnippers eerst verzameld
24 worden op lokale opslagterreinen, alvorens ze met efficiënt transport naar de eindafnemer worden gebracht.
stappen
Houtstroom burgers en bedrijven Huidig systemen Alternatieve conversie buiten systemen, afzet bij regio WKK op RBT brengen halen brengen halen
toelichting
Oogst/Inkoop
Bijdrage burgers
x
Bewerken vóór transport
Op inzamellocatie
Transport takken
Naar lokaal brengpunt
x
Tussenopslag takken
Op lokaal brengpunt
x
1
Bewerken na transport
x
a
Naar tussenopslag of direct naar b conversielocatie Op locatie afvalverwerker
x
transport snippers naar conversielocatie
x
x
1a
2
x
x
(deels a, deels
2
x
(deels a, deels b)
b)
x
x
Op lokaal brengpunt
x deels
Lokaal met controle Afvalverwerker regionaal of buiten regio buiten regio
halen
x
Opslag lokaal zonder controle Tussenopslag snippers
Systeem afzet bij lokale cv-ketels
x x
Kosten afvoer takken Bijdrage gemeente aan afvalverwerker Transport takken / 2 snippers
x
Houtstroom uit landschap
deels
x
x x
x x
regionaal
x
deels
lokaal
deels
Verkoop snippers
Aan houtgestookte installatie
x
x
conversie
grotere installatie buiten regio
x
x
WKK in regio Kleine installatie lokaal
x
x
x
x
x
x
Tabel 3.1.3: ketenstappen bij de verschillende scenario’s.
3.1.5 Afbakening In de inventarisatie is de volgende definitie van snoeihout gehanteerd: schoon hout geschikt voor versnipperen. In de toetsen is gewerkt met de volgende richtlijnen: Slechts de snoeihoutfractie is in het model meegenomen, ook als in de praktijk houtig en groen door elkaar worden ingezameld. Het transport van snoeihout door burgers is wel meegenomen voor de energie- en CO2balans, maar niet in de kosten-baten analyse en analyse van werkgelegenheid. Voor het huidige afzetsysteem naar buiten het gebied is de energie- en CO2-balans van transport en conversie meegenomen. Voor arbeid is transport tot het afleverpunt binnen de regio meegenomen. De grens van kosten-batenanalyses ligt bij de overdracht naar de afnemer.
25 3.1.6 Gebruikte gegevens Voor de berekeningen zijn zowel gegevens gebruikt die in vakliteratuur worden gehanteerd als gegevens van praktijkervaringen. De praktijkgegevens zijn vooral gebaseerd op data van de ANV uit de hele Achterhoek. De ingevoerde gegevens worden vermeld en toegelicht in bijlage IV. 3.2 De resultaten 3.2.1.Opbrengsten Onderstaande tabel geeft een schatting van de huidige en potentiële jaarlijkse opbrengsten uit houtopstanden. Aangezien voor de verschillende tussenproducten verschillende eenheden worden gebruikt (takken los of samengeperst, houtsnippers per m3 of per ton waarbij de vochtigheden verschillen) is besloten om de energiewaarde van de hoeveelheden om te rekenen naar m3 snippers (G30 met 45% vochtigheid voor een gemiddelde mix van houtsoorten). N.B. De gegevens van de grondgebieden van gemeenten Zutphen en Lochem zijn wel meegenomen bij de schattingen van ANV’s en totaal potentieel Achterhoek, maar niet in de gegevens van huidige opbrengsten van gemeentelijk groenbeheer, particulieren en bedrijven. Schatting
Producent
In ton W45
Huidig
Gemeentelijk groenbeheer (uit enquete 8 gemeenten)
14.000 ton
ANV’s Achterhoek
4.000 ton
Particulieren
4.200 ton
Bedrijven (geschat op basis van stookontheffingen)
3.000 ton
Totaal huidig Potentieel
25.200 ton Gemeentelijk groen en overig (waterschap, recreatieschap, RSW etc) gehele Achterhoek.
19. 500 ton
ANV’s Achterhoek totaal
13.000 ton
Particulier en bedrijven Af paasvuren Totaal potentie
In snippers G30
73.000 m
3
In energiewaarde hout
230.000 GJ
7.200 ton ‘- 500 ton 39.200 ton
3
113.000 m
355.000 GJ
Op dit moment is het potentieel aan geoogst hout in snippers uitgedrukt 73.000 m3. De totale potentie uit landschapshout is volgens het WUR-rapport ‘landschap bron van energie’ 30.000 tot 35.000 ton, dit is ca 94.000 m3. Dit is het hout dat het hele landschap kan leveren. Gesteld wordt dat dit (19.500 + 13.000=) 32.500 ton is uit landschapshout. De ANV’s kunnen volgens dit rapport nog 9.000 ton extra oogsten uit de bijgroei van houtopstanden, dus in totaal kan 13.000 ton extra geoogst worden. De rest van totale potentie van 32.5000 – 13.000 van de ANV’s = 19.500 ton is hout uit alle gemeenten (dus twee gemeenten meer dan in de enquête), provincies, waterschappen etc. gehaald kan worden. Dit zou ca 5.500 ton extra zijn, ten opzichte van de huidige opgave van de acht gemeenten.
26 Daarnaast blijft de stroom van particulier snoeihout gehandhaafd en kan hout van bedrijven worden ingezameld en benut als brandstof. Wel wordt een deel nog steeds bij vreugdevuren zoals paasvuren gebruikt (ingeschat op 500 ton in de Achterhoek). De totale potentie wordt dan 39.2000 ton hout uit de houtopstanden in de Achterhoek (buiten de bosbouw). Het hout dat momenteel in de in de Achterhoek wordt geoogst vertegenwoordigt al een energiewaarde van minstens 230.000 GJ. Deze hoeveelheid zou kunnen groeien tot 355.000 GJ als alle beschikbare snoeihout zou worden geoogst en ingezet als brandstof. Vanuit het Akkoord van Groenlo heeft de Achterhoek de ambitie om in 2030 energieneutraal te worden door in te zetten op energieopwekking en energiebesparing. Volgens opgave van Liander is het energieverbruik in de acht gemeenten 390.000.000 m3 gas en ca. 1.415.000.000 kWh stroom. Op energiebasis is dit voor gas 12,3 GJ * 106 GJ en voor elektriciteit 15,0 * 106 GJ (bij rendement E-productie 34 %). Dit moet in transitie van fossiele naar duurzame bronnen. Dit energieverbruik draagt bij aan een CO2-emissie van respectievelijk 845.000 ton CO2 en 694.000 ton CO2. Met stoken op hout is een CO2-emissie te besparen van 113.000 m3 snippers * 144 kg CO2/m3 = 16.300 ton CO2 uitgaande van de rendementen in de beschreven houtketens. (zie bijlage IV voor de berekende netto emissie per m 3 snippers). Het snoeihout kan daarmee 1,1 % emissiereductie leveren en 1,1 % van de fossiele energie vervangen. De beschreven ketenrendementen kunnen nog 10 tot 15 % worden verbeterd. Daarmee zou dan een emissiereductie van 1,3 % met het snoeihout mogelijk zijn of 1,3 % van de fossiele energie kunnen worden vervangen. Volgens de haalbaarheidstudie van BTG voor een WKK van 3,3 MWth op RBT Doetinchem is jaarlijks 41.000 m3 snippers nodig. Met het snoeihout uit inzameling bij particulieren en bedrijven zou zo’n ketel voor 48% voorzien kunnen worden. 3.2.2. Kosten-batenanalyse 3.2.2.1 Toetsing In de kosten/batenanalyse zijn de kosten en baten voor de gemeenten in ogenschouw genomen. Dat zijn dus de bijdragen die de burgers en bedrijven (zouden) moeten betalen om de kosten van inzameling, afvoer en eventuele verkoop van het hout te dekken. Daarnaast is een kosten/batenanalyse gemaakt van de inzameling van landschapshout volgens het systeem van de ANV’s. In dit laatste geval zijn geen inkomsten voor inzameling van snoeihout van derden meegerekend. Als de ANV’s ophaaldiensten voor de gemeenten zouden gaan verzorgen, zouden zij hier ook inkomsten voor moeten krijgen. De aangenomen biomassa-inkoopprijs die gehanteerd is in de haalbaarheidstudie van centrale regionale installatie hoger dan huidige verkoopprijs aan de klein lokale installaties: € 40,-/ton versus € 25,-/ton. Voor het doorrekenen van de modellen is overal de aangenomen biomassaprijs in de haalbaarheidsstudie € 40,-/ton W45 aangenomen. De uitgebreide toetsingsresultaten kosten/batenanalyses zijn opgenomen in bijlage V. De resultaten voor de toetsingsparameters per ketenstap zijn mede uitgedrukt per m3 of ton snippers (G30 met 45% vochtigheid voor een gemiddelde mix van houtsoorten). Op deze manier is het mogelijk de resultaten van de ketenstappen bij elkaar op te tellen (zie § 3.2.1). Onderstaande tabel geeft alleen de kosten/batenanalyses per geproduceerde m3 snippers weer. N.B. Bij houtstroom uit landschap is ervan uitgegaan, dat slechts 12% van de snippers naar tussenopslag gaat en 88% rechtstreeks naar de afnemer wordt gebracht.
27
Houtstroom burgers en bedrijven
Huidige systemen, conversie buiten regio stappen
alternatieven
inkoop/verkoop
Inkoop
brengen € 24,20
halen € 37,80
Afvoer verwerker
€ -15,60
€ -37,80
verkoop afnemer binnen regio Verwerking tot snippers Transport vanaf oogstlocatie
Opslag lokaal
Verwerking tot snippers Transport takken
Verwerking tot snippers transport naar conversielocatie
bij inzameling takken naar lokaal punt takken naar opslag verwerker transport snippers naar lokaal punt Opslag lokaal brengpunt Opslag lokaal zonder controle
€ 0,00
Alternatieve systemen, conversie in WKK op RBT
Systeem ANV’s afzet bij lokale cv-ketels
brengen € 24,20
halen € 37,80
€ 13,90
€ 13,90
€ 13,80
€ -15,00
€ -7,50
halen
€ -13,00
€ -5,60
€ -1,10
€ -0,10
€ 0,00
€ -8,60
€ -8,60
€ -15,00 bij lokale opslag naar (regionaal) verwerkings-bedrijf bij verwerkingsbedrijf buiten regio € -2,30
binnen regio
€ -2,30 € -0,30
locaal conversie
Houtstroom uit landschap
grote installaties buiten regio WKK binnen regio lokale kleine installaties
totaal
€ 0,-
€ 0
€ 12,20
€ 12,60
€
0,50
3
Tabel 3.2.1: kosten/batenanalyses per scenario omgerekend in € per m snippers
3.2.2.2 Conclusies t.a.v. het inzamelsysteem: De kosten van het haalsysteem worden aan de burger doorberekend dus zuiver financieel bekeken maakt het voor de gemeente niet zoveel uit welk systeem wordt gebruikt. De burger betaalt echter meer voor de ophaaldienst. Voor het brengsysteem, waarbij de transportkosten van de eerste rit voor de burger zijn, betaalt de burger in de referentiecasus ongeveer € 24,-/ m3 snippers G30 of € 70,-/ton W45. Voor de ophaaldienst in de referentiecasus betaalt de burger € 38,-/ m3 of € 109,-/ton. Dit is € 14,-/ m3 snippers of € 39,-/ton meer dan wanneer het hout zelf naar het brengstation gebracht wordt. In de referentiecasussen zijn de kosten voor de ophaaldienst verwerkt in de afvalstoffenheffing waaraan alle huishoudens en bedrijven meebetalen, voor de brengservice betaalt de brengende burger bij aflevering.
28 t.a.v. de transportkosten Transport is een relatief grote kostenpost. Dichtheid van de vervoerde biomassa, afstand, laadvermogen en laad- en lostijd zijn daarin bepalende factoren. Hogere dichtheid (de dichtheid van snippers is twee maal hoger dan van samengeknepen takken), korte rijafstanden, een zo groot mogelijk laadvermogen en korte laad- en lostijd zijn gunstig. Transportkosten variëren per rit van ongeveer € 2,-/m3 snippers G30 (transport snippers lokaal in containers) tot € 25,-/m3 snippers G30 (huidig haalsysteem takken bij particulieren). Bij dit laatste systeem is sprake van lage dichtheid en lange transportafstanden. T.a.v. de bewerking: De bewerking kan het beste in een zo vroeg mogelijk stadium plaatsvinden, omdat daarmee de dichtheid wordt verhoogd, waarmee het volume wordt gereduceerd en daarmee de transportkosten. t.a.v. opslag Meerdere keren opslaan op verschillende locaties vraagt meer transport- en opslagkosten. Het meest gunstig is directe levering aan eindgebruiker in de lokale omgeving. t.a.v. de afzet Voor de stroom particulier- en bedrijfshout en hout van stookontheffingen is het saldo van de keten voor de huidige systemen (opslag takken en verkoop takken aan de afvalverwerker) ongunstig vergeleken met de systemen waarbij het hout wordt verwerkt, opgeslagen, getransporteerd en uiteindelijk aan de regionale WKK of lokale houtgestookte installaties verkocht. De heffingen en kosten voor de burgers meegerekend is het saldo voor de gemeente ongeveer 0. Uitgaande van dezelfde bijdragen door de burgers is het saldo voor de alternatieve systemen positief, namelijk voor het brengsysteem rond € 12,-/ m3 en voor het haalsysteem rond € 23,-/m3 snippers G30. N.B. Voor de interpretatie van deze cijfers is het nodig op te merken dat bij het alternatieve haalsysteem uitgangspunt is dat alleen grotere hoeveelheden (> 10 m3 takken) worden opgehaald. Afzet lokaal in diverse kleine installaties of in de centrale regionale installatie zijn qua kosten en opbrengsten vergelijkbaar. Voor de stroom snoeihout van burgers en bedrijven is het huidig systeem (opslag takken en verkoop takken aan de afvalverwerker) zeer ongunstig (- 70, - €/ton)vergeleken met de systemen waarbij het hout wordt verwerkt, opgeslagen, getransporteerd en uiteindelijk aan de regionale WKK of lokale houtgestookte installaties verkocht. De kosten hiervoor bedragen voor het brengscenario € 9,- tot € 10,- /ton en voor het haalscenario -€ 40,- tot € 50,- /ton, afhankelijk van de mate van tussenopslag. Afzet lokaal in diverse kleine installaties of in de centrale regionale installatie zijn qua kosten en opbrengsten vergelijkbaar. 3.2.3. Toetsing CO2-balans 3.2.3.1 Toetsing In de CO2-balans is de hoeveelheid CO2 die vrijkomt afgezet tegen de CO2 die wordt uitgespaard omdat CO2-neutrale brandstof wordt gebruikt i.t.t. fossiele brandstoffen. De CO2productie komt geheel voor rekening van dieselgebruik voor transport en machines. De uitgebreide toetsingsresultaten zijn opgenomen in bijlage VI. Onderstaande tabel geeft alleen de CO2-balans per geproduceerde m3 verse snippers weer.
29
stappen
alternatieven
Verwerking tot snippers
bij inzameling
Transport vanaf oogstlocatie
takken naar lokaal punt
Huidig systemen conversie buiten regio
Alternatieve systemen, afzet bij RBT
brengen
brengen
halen
3,5
Opslag lokaal
0
0
bij lokale opslag
Transport takken naar (regionaal) verwerkingsbedrijf
0
3
Opslag lokaal zonder controle Verwerking tot snippers
0
halen
3,5
takken naar opslag verwerker transport snippers naar lokaal punt Opslag lokaal brengpunt
1,3
Houtstroom uit landschap, ophalen en afzet bij lokale cvketels 1,3
1,3 2,2
Verwerking tot snippers
bij verwerkingsbedrijf
2,5
2,5
transport naar conversielocatie
buiten regio
1,5
1,5
binnen regio
0,3
0,3
locaal conversie
grote installaties buiten regio
0,3 -145,5
-145,5
WKK binnen regio
-145,5
-145,5
locale kleine installaties totaal
-146,3 -135,8
-138,5
-140,4
-143,9
-144,7
3
Tabel 3.2.2: CO2-balans per scenario omgerekend in kg per m snippers
Uit de toetsing blijkt dat het positieve effect van gebruik van CO2-neutrale brandstof vele malen groter is dan het negatieve effect van dieselverbruik. Wel moet hierbij worden aangetekend, dat in het huidige systeem dit positieve effect niet in de eigen regio wordt behaald, maar vooral in het buitenland, omdat daar de conversie plaatsvindt. Dit huidige systeem draagt dus niet bij aan het streven van de gemeenten om CO2-emissies te reduceren en energieneutraal te worden. 3.2.3.2 Conclusies t.a.v. CO2-balans t.a.v. de transporten Transport vormt het grootste aandeel in de indirecte CO2 emissies. Net als bij kosten-baten zijn dichtheid van de vervoerde biomassa, de afstand en laadvermogen de bepalende factoren. Transporten naar installaties in het buitenland zorgen in dit licht voor de hoogste CO2emissie en wel 5 maal zo hoog als bij afzet in de eigen regio. De CO2 emissies van transport zijn voor het brengsysteem beduidend hoger omdat relatief veel meer ritten met slecht beladen voertuigen worden uitgevoerd door de particulieren die hun snoeihout wegbrengen.
30
De indirecte CO2-emissie voor verwerking en transport is het grootste bij het huidig brengsysteem en het huidig haalsysteem en vervolgens transport naar Duitsland: 28 respectievelijk 20 ton CO2/ton W45 biomassa. Bij het alternatief brengsysteem en haalsysteem en uiteindelijke transport naar een regionale WKK is de indirecte CO 2-emissie resp. 15 en 6 ton CO2/ton W45 biomassa. Voor de landschapsstroom met afzet bij lokale houtketels is de indirecte CO2 emissie 6 ton CO2/ton W45 biomassa.
t.a.v. de conversie De vermeden CO2-emissies door te stoken op biomassa i.p.v. fossiele brandstof zijn ongeveer vergelijkbaar voor alle gekozen afzetscenario’s: kleine lokale ketels 423 kg/ton of voor een WKK Centraal Regionaal in de Achterhoek of over de grens 419 kg/ton ingevoerde biomassa. De indirecte CO2-emissie voor verwerking en transport is verhoudingsgewijs klein vergeleken (1 tot 7 %) met de vermeden CO2 emissie door stoken op hout. Meer winst op de CO2-balans valt waarschijnlijk te behalen door de conversiesystemen te optimaliseren. De als referentie genomen WKK-installatie kan dit door de afzet van warmte te vergroten. Nu is gekozen voor het scenario met verplichte afzet voor ruimte verwarming op het bedrijventerrein. Dit zou verruimd kunnen worden door afzetmogelijkheden voor proceswarmte te vinden. De als referentie genomen kleine installaties verbruiken volgens opgave meer biomassa dan in theorie nodig zou moeten zijn. Afhankelijk van de oorzaak van de discrepantie tussen theorie en praktijk betekent dit dat er mogelijkheden om het energie- en klimaatresultaat, en wellicht ook economisch resultaat voor dit scenario te optimaliseren. De verbetermogelijkheden zouden in de grootteorde van 10 % of meer kunnen liggen. 3.2.4. Toetsing regionale werkgelegenheid 3.2.4.1 Toetsing Voor de toetsing regionale werkgelegenheid is per scenario het aantal arbeidsuren berekend dat door Achterhoekse werknemers in de verricht worden. Daarbij moet worden aangetekend, dat in de huidige systemen de arbeid door verwerkingsbedrijven vanaf hun eigen opslagterrein niet zijn meegenomen. In hoeverre Achterhoekse werknemers ook werkzaam zijn bij opslag en transport van deze bedrijven, is moeilijk in te schatten. De uitgebreide toetsingsresultaten zijn opgenomen in bijlage VII. Onderstaande tabel geeft alleen de werkgelegenheid per geproduceerde m3 verse snippers weer.
31
Huidig systemen , conversie buiten regio stappen
alternatieven
Verwerking tot snippers Transport vanaf oogstlocatie
bij inzameling takken naar lokaal punt takken naar opslag verwerker snippers naar lokaal punt
brengen
halen
brengen
0
0 0,25
Opslag lokaal Opslag lokaal brengpunt Opslag lokaal zonder controle Verwerking bij lokale opslag tot snippers Transport naar verwerkingstakken bedrijf Verwerking bij verwerkingstot snippers bedrijf transport buiten regio naar binnen regio conversielokaal locatie
0,12
conversie
0,01
0,01
0
0
grote installaties buiten regio WKK binnen regio
Houtstroom uit landschap, ophalen en afzet bij lokale cvhalen ketels 0,1 0,05
Alternatieven , afzet bij WKK op RBT
0,17
0,07
0,02
0,01
0,12 0,02 0,10
0,12
0,02
0,02 0,03
0,07
0,07
locale kleine installaties totaal
0,35 0,25
0,27
0,31
0,38
0,46
3
Tabel 3.2.2: Werkgelegenheid per scenario omgerekend in FTE per m snippers
3.2.4.2 Conclusies
De scenario’s voor conversie in een regionale WKK leveren niet veel extra werkgelegenheid op vergeleken met de huidige scenario’s. Oorzaak is dat het takkentransport in de huidige systemen veel arbeid vraagt. Het inzetten van particulier snoeihout in een regionaal centrale WKK levert niet meer werkgelegenheid op dan de huidige praktijk. Het verstoken in kleine installaties wel. Het verstoken in kleine lokale installaties vraagt relatief veel tijd en is op 1 uur/ton biomassa ingerekend. Kanttekening hierbij is dat ondernemers met een dergelijke installatie niet al die uren ‘rekenen’. Kanttekening is ook is dat deze uren mogelijk hoog zijn ingeschat vanwege afrondingen, aangezien is uitgegaan van 313 keer kleine ketels.
3.3 Ontwerp meest gewenste scenario 3.3.1 Omschrijving Het meest gewenste scenario is een combinatie van de alternatieve inzamelingsystemen, waarbij alle verschillende snoeihoutstromen worden samengevoegd. In dit toekomstscenario wordt uit het landschap in totaal 32.500 ton snoeihout per jaar geoogst door de diverse partijen, zoals gemeenten (groenbeheer), Provincie en Rijkswaterstaat (wegbeheer), Waterschap, Recreatieschap en door de natuur- en landschapsorganisaties. Hieraan wordt de 7.200 ton ingezameld snoeihout van burgers en bedrijven toegevoegd, wat een totaalopbrengst van 39.700 ton hout per jaar kan opleveren (zie ook par. 3.2.1).
32 Uitgegaan wordt, dat ca. 5.000 ton snoeihout als stukhout aan particulieren wordt verkocht (ook brandstof) en 500 ton voor paasvuren. Er blijft dan 39.200 ton over om te stoken (als snippers of stukhout). N.B. In de berekening is al het snoeihout op dezelfde manier ingerekend, namelijk eerst snipperen en dan stoken. Het meest gewenste scenario is als volgt:
Als inzamelsysteem wordt gekozen voor een combinatie van brengpunten en een ophaalsysteem. o Voorstel is dat elke gemeente 2 brengpunten creëert of aanhoudt voor kleine partijen snoeihout (bijv. < 10 m3) van particulieren en bedrijven. Deze brengpunten kunnen worden gelokaliseerd op terreinen die al voor inzameling van grof vuil worden gebruikt, zodat de beheerskosten van de brengpunten laag blijven. Verschil met de huidige situatie is, dat het schone snoeihout gescheiden van het GFT-afval moet worden aangeboden en ter plaatse tot snippers wordt verwerkt. Het brengen van snoeihout is gratis i.t.t partijen GFT, waarvoor wel moet worden betaald. o Grote partijen (bijv. > 10 m3) kunnen worden opgehaald door één van de samenwerkende landschapsbeheerorganisaties. Hiervoor wordt een centraal meldpunt ingesteld. Deze zorgt voor een datum waarop het hout aan de weg kan worden gelegd om te worden opgehaald. Versnippering van hout gebeurt op de aanbiedlocatie, waarna de snippers naar een opslagplaats in eigen beheer of van de afnemer worden gebracht. Geschat wordt dat ongeveer 60 % van het particuliere hout gebracht wordt en 40 % deel opgehaald. Aan het hout dat wordt opgehaald, kan het aandeel worden toegevoegd, dat de landschapsbeheerorganisaties oogsten. Uitgaande dat de ANV’s het snoeihout inzamelen en combineren met hun eigen oogst, zou zij 15.880 ton (13.000 ton eigen hout + 2.880 ton van burgers en bedrijven) kunnen ophalen en ter plaatse versnipperen. Dan zouden zij ongeveer 46.000 m3 verse snippers (G30) kunnen produceren. Daarnaast zou dan 4320 ton snoeihout door burgers en bedrijven naar de brengpunten kunnen worden gebracht, wat bij versnippering nog ongeveer 12.500 m3 verse snippers oplevert. Voor het ophalen bij particulieren en bedrijven wordt nu € 30,10 per m3 snippers gerekend, maar uitgegaan wordt dat de kosten voor ophalen in rekening wordt gebracht. (N.B. voor het ophalen bij particulieren en bedrijven wordt nu in de gemeente Berkelland € 37,80 per m3 snippers bij de burgers in rekening gebracht ,maar dit betreft al het grof tuinafval en geldt ook voor kleinere hoeveelheden. Deze dienst is niet vergelijkbaar/inwisselbaar met de voorgestelde haaldienst door landschapsbeheerorganisaties, want hierbij wordt uitgegaan van uitsluitend schoon aanbod, wat tegen een lagere prijs opgehaald kan worden. In dat geval is scheiden van tuinafval in schoon snoeihout en rest groenafval van belang.
Opslag vindt plaats op 60 locaties, allen gecombineerd met een conversie (stookeenheid). Er zijn drie soorten locaties: o de brengpunten waar toezicht wordt gehouden op de kwaliteit van de aangeboden partijen snoeihout van burgers en bedrijven en waar gewogen kan worden. Er wordt van uitgegaan dat elke gemeente 2 brengpunten heeft, waardoor het voor de burgers aantrekkelijk blijft om snoeihout te brengen. o Opslagplaatsen bij afnemers. Bij voorkeur wordt het opgehaalde en versnipperde hout rechtstreeks naar de afnemers gebracht, wat opslagkosten bespaart. De afnemer kan dan zelf zorgen voor droging. o Lokale opslagplaatsen met mogelijkheid van droging. Dit kan natuurlijke droging zijn of gebruikmaking van restwarmte. Het gedroogde materiaal is bestemd voor afnemers die onvoldoende opslagruimte hebben om het materiaal zelf te laten drogen. Deze opslagplaatsen hebben geen toezicht nodig en kunnen beheerd worden door o.a. landschapsbeheerorganisaties.
Verwerking tot snippers vindt op twee manieren plaats: o Kleine partijen snoeihout (bijv. < 10 m3) worden op de brengpunten versnipperd. Hiervoor worden grote versnipperaars gebruikt met een automatische invoer.
33 Grote partijen snoeihout (bijv. > 10 m3) worden langs de weg gesnipperd door de ophaaldienst. Deze gebruiken versnipperaars achter een trekker met handinvoer; bij grotere partijen wordt een grote automatische versnipperaar in gezet. Transport van het materiaal vindt zoveel mogelijk plaats in de vorm van snippers. Alleen het transport van kleine partijen van particulieren en bedrijven naar brengpunten vindt plaats in de vorm van takken.
o
Conversie vindt op diverse locaties in de regio plaats: o in WKK’s op 2 regionale bedrijventerreinen (Doetinchem en Groenlo). Uitgangspunt is dat deze WKK’s een capaciteit van 3,3 MW hebben en daarvoor 41.000 m3 snippers per jaar verbruiken. Dat betreft 70% van de totale opbrengst. o De resterende 30% wordt verstookt in houtgestookte cv-installaties variërend tussen 100-1.000 kW, die verspreid over de regio zijn gesitueerd. Geschat wordt dat ongeveer 100 houtgestookte cv-ketels gevoed kunnen worden met de resterende snippers, waarbij gemiddeld 300 m3 snippers per jaar nodig is (vergelijkbaar met een installatie met 35.000 m3 gasverbruik).
Onderstaand schema geeft de gecombineerde keten weer voor het inzamelen van hout van burgers en bedrijven. Inzameling snoeihout van burgers en bedrijven 7200 ton
Brengpunt voor burgers en bedrijven 4320 ton takken
Ophaaldienst door landschapsbeheerorganisatie: 2880 ton takken
Transport naar brengpunt door aanbieders 4320 ton takken
Versnipperen langs de weg: 3 8350 m snippers
Opslag op brengpunt (met toezicht)
Versnipperen op brengpunt: 3 12.530 m snippers
Transport naar regionale afnemer
Conversie in WKK’s op RBT’s 12530 m3 snippers
Transport naar lokale opslag 1000 m3 snippers
Opslag en droging op lokale opslag (zonder toezicht) 1000 m3 snippers
Transport naar lokale afnemer 1000 m3 snippers
Transport naar lokale afnemer 7350 m3 snippers
Conversie in houtgestookte cv-ketels in regio 8350 m3 snippers
34 De andere snoeihoutstromen uit landschap kunnen dezelfde keten volgen als de ophaaldienst door landschapsbeheerorganisaties. Zij kunnen ook gebruik maken van lokale opslagplaatsen of rechtstreeks leveren aan afnemers in de regio. 3.3.2 Toetsing In onderstaande tabellen geven een beeld van het huidige systeem en het bovengenoemde toekomstige systeem als alle houtstromen in dit systeem worden samengebracht. Huidige systeem kosten/baten Houtstromen particulieren bedrijfshout
afzet buiten regio
inzamelsysteem breng haal
Hoeveelheden in ton W45
€/ton
€
CO2-balans kg CO2/ ton ton CO2
Werkgelegenheid uur/ ton
FTE
1.680
€
0,20
€
291,75
-391
- 657
0,7
0,8
2.520
€
0,00
€
0,00
-399
-1.005
0,7
1,2
€ 17.594,59
-418
-7.517
1,4
16,5
binnen breng regio haal Landschaps binnen haal -hout regio
18.000
totaal
22.200
€ 1,00
€ 17.886,34
-9.179
18,5
Meest gewenste toekomstige systeem kosten/baten
Houtstromen particulier- en bedrijfshout
afzet buiten regio
inzamelsysteem breng
uur/ ton
€/ton
€
4.320
€ 35,10
€ 151.704,97
-405
-1.748
0,9
2,6
2.880
€ 67,00
€ 192.912,71
-414
-1.192
1,0
1,9
€
€
-418
-13.363
1,4
28,4
FTE
binnen haal regio 32.000
totaal
Werkgelegenheid
haal
binnen breng regio haal Landschapshout
Hoeveelheden in ton W45
CO2-balans kg CO2/ ton ton CO2
39.200
1,00
31.279,27
€ 375.896,95
-16.302
32,8
Uit de berekeningen blijkt dat als alle houtstromen gecoördineerd bij elkaar gebracht worden, ongeveer tweemaal zoveel hout ingezet kan worden als regionaal geproduceerde brandstof. In de huidige structuur wordt maar een zeer klein deel van het ingezamelde hout binnen de regio als brandstof gebruikt en het overgrote deel gaat het gebied uit. Bij optimale benutting van alle houtstromen binnen het gebied kan 16.302 ton CO2 worden uitgespaard in de regio. Ook levert dit 32,8 FTE aan werkgelegenheid op in de verwerking van de houtstromen tot benutting van biobrandstof. Hierbij is de arbeid die nodig is voor de oogst van hout (het zaagwerk) niet meegerekend. Uitgaande dat de afvalstoffenheffing voor inzameling gelijk blijft aan het huidige niveau, kunnen de gemeenten € 375.900,- verdienen aan benutting van snoeihout. Deze winst kan geïnvesteerd worden in de regionale economie en in het landschap.
35 4 Eindconclusies en aanbevelingen 4.1
Conclusies
Algemeen a) De inventarisatie heeft de volgende kerngegevens opgeleverd, die voor de acht gemeenten van de regio Achterhoek gelden: Per huishouden wordt jaarlijks gemiddeld minstens 22,4 kilogram snoeihout aangeboden voor inzameling; Per gemeente worden gemiddeld 188 stookontheffingen verleend. Geschat wordt dat hierdoor in de regio jaarlijks 4.413 m3 hout in de openlucht wordt verbrand; De totale jaarlijkse hoeveelheid snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer bedraagt 14.186 ton; De Achterhoekse ANV’s spelen een belangrijke rol bij inzameling van landschapshout, aangezien zij gezamenlijk jaarlijks 4.220 ton hout uit landschapselementen inzamelen. In potentie zouden zij 13.000 ton landschapshout per jaar kunnen oogsten. t.a.v. duurzaamheidsaspect ‘Planet’: b) De Achterhoek zou nu al minstens 230.000 GJ aan duurzame energie kunnen produceren als al het snoeihout dat wordt geoogst in kleinschalige houtopstanden (< 10 ha), regionaal benut zouden worden als brandstof. Dit aandeel zou kunnen groeien tot 355.000 GJ als al deze houtopstanden optimaal zouden worden beheerd. Het overgrote deel wordt momenteel echter buiten de regio benut. c) De gemeenten missen kansen om duurzame energie uit houtstromen te gebruiken en CO2emissies te reduceren, doordat zij beperkt zeggenschap hebben over de bestemming van het snoeihout. Dit wordt nu weliswaar ingezet voor duurzame energie, maar buiten de eigen regio. Door dit materiaal voor warmte- en stroomproductie binnen de regio te benutten, kan voor 1,1 % voldaan worden aan de ambitie van de regio Achterhoek om duurzame energie te gebruiken. 1,3% kan worden bereikt als door verbeteringen in keten en ketel maximaal rendement wordt behaald bij conversie. t.a.v. duurzaamheidsaspect ‘Profit’: d) Met het huidige aanbod van snoeihout zou de afvalstoffenheffing voor burgers en bedrijven gehalveerd kunnen worden als gekozen wordt voor het meest gewenste scenario. Belangrijke verbeteringen zijn in ieder geval: Gescheiden inzameling van schoon snoeihout, Verkorting van de keten door gebruikmaking van hoogstens één opslagpunt, Beperking van de transportbewegingen door versnippering in een vroeg stadium (volumereductie) en door afzet binnen de regio. t.a.v. duurzaamheidsaspect ‘People’: e) Momenteel wordt relatief veel arbeid besteed aan inzameling van takken. Deze arbeid kan beter ingezet worden voor productie van duurzame energie en vermindering van CO 2emissie door het hout te leveren aan houtgestookte installaties in de eigen regio. Vooral voor gebruik van houtgestookte cv-installaties is veel arbeid nodig, dus deze vorm van conversie stimuleert het beste de regionale werkgelegenheid. t.a.v. de duurzaamheidsaspecten ‘Planet’, ‘Profit’ en ‘People’ f) Door het creëren van een fijnmazig netwerk van inzameling en opslag voor snoeihout en door samenwerking van de verschillende partijen die bij de oogstwerkzaamheden zijn betrokken kan het snoeihout optimaal beschikbaar komen als energiebron. Via de lokale opslagpunten kunnen de houtproducten rechtstreeks geleverd worden aan afnemers die het hout benutten. Hierdoor kan een efficiënt leveringsysteem worden opgebouwd waarvan zowel de verschillende marktpartijen als het landschap profiteert.
36 4.2
Aanbevelingen
Algemeen: a) Aangezien de verzamelde gegevens onvolledig waren, is de modellenstudie gebaseerd op aannames en schattingen. Door betere (gemeentelijke) registratie kunnen nauwkeuriger gegevens worden verzameld en nauwkeuriger toetsingen worden verricht. Hierdoor kunnen de bovengenoemde conclusies beter worden onderbouwd. b) Met de inkomsten uit inzameling en afzet van snoeihout kunnen de gemeenten een landschapsfonds creëren waarmee landschapsontwikkeling en -onderhoud wordt gefinancierd. Voorwaarde daarbij is dat zij kiezen voor een efficiëntere inzamelstructuur van snoeihout en kiezen voor afzet binnen de regio. De omvang van dit fonds zal mede afhankelijk zijn van de tarieven die de gemeenten in rekening brengen bij de burgers en bedrijven voor de inzameling van het hout. t.a.v. inzameling c) Om het snoeihout als brandstof te kunnen gebruiken is scheiding van groenafval van particulieren en bedrijven en controle op de aangeboden partijen noodzakelijk. Het inzamelsysteem zouden zodanig ingericht moeten worden, dat het voor de aanbieders aantrekkelijk is om het materiaal te scheiden. Er moet dus een prijsverschil zijn tussen schoon snoeihout en resterend grof tuinafval. Ophaaldiensten zouden alleen ingezet moeten worden voor het schone snoeihout. Brengpunten kunnen zowel snoeihout als rest tuinafval in ontvangst nemen, maar snoeihout tegen een lager tarief dan rest groenafval. d) Om het voor de burgers aantrekkelijk te houden kleine partijen snoeihout aan te bieden als schoon snoeihout, zouden de lokale brengpunten regelmatig over de regio moeten worden verspreid, zodat minstens 75 % van de bewoners op minder dan 5 km afstand een brengpunt ter beschikking heeft. Deze brengpunten kunnen zoveel mogelijk gevestigd zijn bij de bestaande brengpunten voor grof afval. e) Stoppen met afgeven van stookontheffingen zal gepaard moeten gaan met een alternatief voor bedrijven om van het snoeihout af te komen. Hiervoor kunnen de ophaaldiensten geboden worden. f)
Zowel kosten als CO2-emissie kunnen worden gereduceerd door in een zo vroeg mogelijk stadium te versnipperen. Waar mogelijk zou al op of vlakbij de snoeilocatie versnipperd kunnen worden.
g) Aangeraden wordt een systeem in te voeren waarbij zo min mogelijk tussenopslag nodig is. Dit is goed te realiseren als de conversie ook binnen de regio plaatsvindt. Het opslagpunt is bij voorkeur bij de eindgebruiker, maar kan ook één van de lokale opslagpunten zijn. In het laatste geval vindt het transport naar eindgebruiker pas plaats, wanneer het rechtstreeks in de voorraadbunker van de installatie kan worden gestort en daarna meteen verbrand. Dit vraagt om regionale coördinatie. h) Het snoeihout afkomstig uit gemeentelijk groenbeheer en het snoeihout uit inzameling bij burgers worden nu nog gescheiden ingezameld en afgezet. Door deze stromen te bundelen kan al grotere efficiëntie worden bereikt. Dit kan verder worden versterkt door ook de houtstroom uit particulier landschapsonderhoud mee te nemen in de bundeling. i)
Aangezien de huidige contracten voor de inzameling van groenafval incl. snoeihout de gemeenten veel geld kosten en geen zicht geven op de eindbestemming, wordt aangeraden nieuwe contracten af te sluiten, waarin ook het volgende is vastgelegd: Gescheiden inzameling van schoon snoeihout, Afzet binnen de regio.
37 j)
Bij het aanbesteden van opdrachten rond de inzameling van snoeihout wordt aangeraden niet alleen de afvalverwerkende bedrijven hiervoor te benaderen, maar ook organisaties die zich in de regio al bezighouden met landschapsbeheer. Want deze sector kan zorgen voor bundeling van de houtstromen, waardoor het snoeihout efficiënt ingezameld en afgezet kan worden.
t.a.v. afzet k) Om de houtsnippers binnen de regio af te kunnen zetten is stimuleringsbeleid nodig die gebruik van houtgestookte installaties mogelijk maken. Aangezien het opzetten van warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s) op de twee regionale bedrijventerreinen (RBT’s) nog lange voorbereiding vraagt, wordt de gemeenten ook aangeraden zich te richten op stimulering van houtgestookte cv-ketels bij bedrijven en instellingen. Dit kan op twee manieren: Faciliteren van initiatieven van bedrijven die een houtgestookte cv-ketel willen installeren. Dit kan ondermeer door advisering en door behandeling van betreffende milieuvergunningen met een positieve insteek. Actief zoeken naar mogelijkheden bij instellingen. Aangezien gemeenten vaak al in een vroeg stadium betrokken zijn bij planvorming rond nieuwbouw of renovatie, kunnen zij ook de mogelijkheid van alternatieve verwarmingssystemen, waaronder houtgestookte cv-ketels inbrengen in het kader van duurzaam bouwen. De kosten van de energierekening komen dan ten goede aan de productie duurzame energie en regionaal landschapsonderhoud. l)
Een hogere bijdrage van snoeihout aan de energie- en klimaatambities van de Achterhoek wordt verkregen bij een optimaal energetisch rendement van houtgestookte warmte- en warmtekrachtketels en als verliezen in de keten (zoals broei) worden voorkomen. Voor de praktijkscenario’s met kleine houtketels is niet precies aan te wijzen waarom lagere ketenrendementen worden behaald dan in theorie mogelijk wordt gehouden. Aanbevolen wordt om aandacht te hebben voor mogelijke oorzaken van een lager rendement van keten en ketel, en kansen om rendementen te verhogen te benutten. In geval van de WKK wordt aanbevolen om te kiezen voor een scenario waarbij ook de warmte efficiënt wordt benut.
38 Bijlage I:
Onderzoeksopdracht regionale haalbaarheidstudie voor opzetten inzamelstructuur knip- & snoeihout Achterhoek
1. Inleiding 1.1
Achtergrond
De acht gemeenten van Regio Achterhoek hebben de intentie om knip- & snoeihout beter te benutten. Zij onderzoeken ondermeer de mogelijkheden voor het gebruik van dit hout als energiebron, waarbij het materiaal gebruikt wordt in regionale biomassacentrales. Ook wil men afkomen van de stookontheffingen die momenteel nog veel worden afgegeven aan particulieren en bedrijven in het kader van verwerken van snoeihout. 1.2
Resultaten verkenning
In 2010 voerde BuildDesk samen met de acht gemeenten in de Achterhoek een korte verkenning uit waarin de mogelijkheden worden geschetst voor een duurzame verwerking van gemeentelijk groenafval. De nadruk lag op houtachtige biomassa, zoals houtsnippers en schoon snoeihout. Tijdens de verkenning stond een bijeenkomst met de gemeenten centraal. Doel van de bijeenkomst was om te bepalen of er mogelijkheden zijn en draagvlak is om in regionaal verband een aanbesteding te organiseren voor het verwerken en eventueel transporteren van gemeentelijk groenafval. BuildDesk concludeert dat er mogelijkheden zijn om een collectieve en duurzame aanbesteding voor verwerking van gemeentelijk groenafval te organiseren. Een aanbesteding is daarvoor een geschikt middel. Zowel duurzaamheid als kostenefficiëntie vormen in de aanbesteding belangrijke uitgangspunten. De houding van de deelnemende gemeenten tijdens de bijeenkomst was positief. Alle gemeenten zien de voordelen van een collectieve aanbesteding. Tijdens de bijeenkomst werd duidelijk dat de gemeenten een lokale verwerking willen nastreven, vanwege drie redenen: Vanwege lokale werkgelegenheid; Vanwege duurzaamheidoverwegingen (transportbewegingen); Vanwege kostenoverwegingen (transportkosten zijn hoog). Ook willen de gemeenten richting hun bestuurders inzichtelijk maken welke keuzes gemaakt kunnen worden en welke consequenties die keuzes hebben. Die keuzes bestaan bijvoorbeeld uit de contractduur, de weging van gunningcriteria (prijs, duurzaamheid) en het betrekken van regionale marktpartijen. De aanbesteding moet hierbij gezien worden als een overbruggingsperiode (van maximaal 4 jaar), waarin het gemeentelijk groenafval duurzaam wordt verwerkt. Na afloop van de contractperiode zijn de deelnemende gemeenten vrij van contract, en kan men zelf beslissen wat de beste verwerkingsoptie is. De potentiële kostenbesparing voor verwerking van groenafval (uitgaande van een aan te besteden massa van 20.000 ton per jaar) bedraagt 100.000 tot 200.000 euro/jaar (een tariefverlaging van 5 à 10 euro/ton). De besparing hangt af van: De kwaliteit en kwantiteit van de aan te besteden massa; Het nieuw verwerkingstarief dat de markt vraagt; De gekozen gunningcriteria en hun weging. Naast een tariefverlaging resulteert een collectieve en duurzame aanbesteding ook in een efficiënte logistiek. Deze efficiëntieverbetering resulteert in een lagere CO2-uitstoot, welke alleen gekwantificeerd kan worden als er een nulmeting gedaan is. De CO2- uitstoot wordt gereduceerd door: Een hogere beladingsgraad van vrachtwagens (max. 80 kuub per transport); Een slimme logistiek: combineren van transporteren tussen verschillende gemeenten; Zo min mogelijk ‘lucht’ vervoeren, door bijvoorbeeld snoeihout eerst te versnipperen.
39 BuildDesk adviseerde voorts om in het bestuurlijk milieuoverleg instemming te vragen om concreet de voorbereidingen te gaan starten voor een collectieve duurzame aanbesteding. Daarbij ook betrekken het mogelijk gezamenlijk aanbesteden van het huishoudelijk GFT-afval. 1.3
Haalbaarheidstudie
Doel van de haalbaarheidstudie is de concrete mogelijkheden in kaart te brengen voor een inzamelstructuur die expliciet gericht is op regionaal gebruik van knip- & snoeihout. De gemeenten willen daarbij gebruik maken van de in de regio aanwezige kennis en ervaring. 2. Programma van Eisen 2.1
Onderzoeksvragen
De Achterhoekse gemeenten willen een beeld krijgen van de volgende aspecten: I.
II.
2.2
Inventarisaties: a. Het bestaande systeem van inzameling, verwerking en afzet van knip- & snoeihout bij de verschillende Achterhoekse gemeenten. b. Capaciteit van regionale private partijen om knip- & snoeihout in te zamelen, c. Mogelijke nieuwe locaties voor opslag van knip- & snoeihout en verwerking tot houtige brandstofproducten, d. Inzicht in bestaande wet- en regelgeving en vergunningprocedures t.a.v. opslag knip- & snoeihout, e. Mogelijkheden voor afzet van brandstofproducten afkomstig van knip- & snoeihout, f. Ervaringen van alternatieve regionale inzamelstructuren elders die als voorbeeld kunnen dienen voor een Achterhoeks systeem. Modellen: g. Ontwerp van enkele alternatieve inzamelsystemen die voldoen aan de eisen van duurzame regionale afzet van knip- & snoeihout, h. Financiële vergelijking kosten en baten van deze modellen en van huidige systeem. i. Toetsing huidige systeem en de alternatieve systemen t.a.v. de gemeentelijke duurzaamheiddoelen. Organisatorische eisen
De Achterhoekse gemeenten stellen de volgende voorwaarden. a. studie moet vóór 31-12-2011 worden afgerond, b. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de in de regio aanwezige expertise en ervaringen.
40 Bijlage II: Vragenlijst gemeentelijke enquête Algemeen:
Voor de achtergrond van deze enquête, zie de begeleidende brief. Vriendelijk verzoek om de vragen samen met de verantwoordelijke ambtenaren in te vullen. Bijgevoegd vindt u een tabel met gegevens die afgelopen 2 jaar door onderzoekers zijn verzameld onder Achterhoekse gemeenten in het kader van studies t.b.v. benutting biomassa. Deze vragenlijst gaat specifiek over de inzameling en verwerking van snoeihout. Iedere gemeente hanteert zijn eigen registratiesysteem. Indien de gevraagde gegevens op een andere wijze zijn geregistreerd dan de vraag suggereert, wilt u dit dan vermelden?
A. Inzameling snoeihout particulieren 1. Hoeveelheden
1.1
Hoeveel huishoudens telt uw gemeente?
1.2
Hoeveel huishoudens maken jaarlijks gebruik van de inzameldiensten van de gemeente? Hoeveel snoeihout van particulieren wordt er jaarlijks in uw gemeente ingezameld?
1.3
2 2.
………….m3 vers hout of …..………….ton vers hout
Inzamelsysteem Op welke manier wordt het snoeihout in uw gemeente ingezameld?
Ophaalsysteem (ga verder naar vragen onder 2.1. Brengpunt (ga verder naar vragen onder 2.2)
2.1
Ophaalsysteem
2.1.1
Indien opgehaald, hoe vaak gebeurt dit?
………x per jaar
2.1.2
Wordt ook binnen de bebouwde kom snoeihout opgehaald?
Ja/nee
2.1.3
Hoe worden de ophaalkosten verrekend?
Per partij Per gewichtseenheid Anders nl……………..
2.1.4
Wat betalen huishoudens voor laten ophalen snoeihout?
2.1.5
Hoe worden de kosten geïnd?
2.1.6
Wie voert de ophaaldienst uit? (graag ook omschrijving, zoals type organisatie),
2.1.7
Tot wanneer is het contract t.a.v. de ophaaldienst van kracht? Waar wordt het opgehaalde snoeihout opgeslagen en/of verwerkt?
2.1.8
Contant, Per acceptgiro Verwerkt in totaalberekening afvalinzameling
41 2.2 2.2.1
Brengpunten
2.2.2
Waar kunnen inwoners hun snoeiafval brengen? (graag beschrijving van brengpunt(en) Hoe worden de kosten verrekend?
2.2.3
Wat betalen particulieren voor brengen snoeihout?
2.2.4
Hoe worden de kosten geïnd?
2.2.5
Wie beheert de brengpunten?, (indien uitbesteed, graag beschrijving van externe partij)
2.2.7 2.2.8
Tot wanneer is dit beheerscontract van kracht? Waar wordt het ingezamelde snoeihout opgeslagen en/of verwerkt? Wordt het ingezamelde snoeihout vermengd met snoeihout uit groenbeheer?
2.2.9
B
Stookvergunningen
1
Hoeveel stookontheffingen worden jaarlijks in uw gemeente verstrekt?
2
Hoeveel m³ hout wordt jaarlijks verbrand op basis van de verleende stookontheffingen?
C
Snoeihout uit gemeentelijk groenbeheer
1
Hoeveel gemeentelijk snoeihout wordt er jaarlijks in uw gemeente ingezameld?
2
Wie voert het groenbeheer uit? (graag ook omschrijving, zoals type organisatie)
3
Wie is verantwoordelijk voor inzameling van het snoeihout? (graag ook omschrijving, zoals type organisatie)
4
Indien uitbesteed, tot wanneer is het contract van groenbeheer en/of inzameling snoeihout van kracht?
5
Waar wordt het ingezamelde snoeihout opgeslagen?
6
Wat is de gemeentelijke opslagcapaciteit voor snoeihout?
Per partij Per gewichtseenheid Anders nl……………..
Contant, Per acceptgiro Verwerkt in totaalberekening afvalinzameling Gemeente, Externe partij, n.l. …………..
Ja/nee
.……………….m3 vers hout of ………..……….ton vers hout
42
D 1 2 3 4 5
Bestemming snoeihout Wat is de uiteindelijke bestemming van het ingezamelde snoeihout van particulieren? Heeft de gemeente zeggenschap over de bestemming van het ingezamelde snoeihout van particulieren? Wat is de uiteindelijke bestemming van het snoeihout uit groenbeheer? Heeft de gemeente zeggenschap over de bestemming van het snoeihout uit groenbeheer? Welke mogelijkheden ziet u om het snoeihout een bestemming te geven binnen uw gemeentegrenzen?
E
Kostenberekening inzamelsysteem
1
Wat betaalt de gemeente jaarlijks voor het (laten) ophalen van snoeihout?
2
Wat betaalt de gemeente jaarlijks voor het (laten) beheren van de brengpunten?
3
Wat betaalt de gemeente jaarlijks voor het inzamelen van snoeihout uit groenbeheer?
4
Wat zijn de jaarlijkse gemeentelijke kosten voor opslag en verwerking van het ingezamelde snoeihout?
5
Welke additionele uitgaven zouden volgens u moeten worden nog toegerekend aan het inzamelsysteem, en wat zijn hiervan de jaarlijkse kosten? Wat zijn de totale gemeentelijke kosten van inzameling van snoeihout?
6
N.B. Eventuele opmerkingen over deze vragenlijst en nadere uitleg kunt u hieronder toevoegen:
43 Bijlage III: Vragenlijst enquête agrarische natuurverenigingen Algemeen:
Voor de achtergrond van deze enquête, zie de begeleidende brief. Vriendelijk verzoek om de vragen in te vullen. Bijgevoegd (bijlage 1) vindt u een tabel met gegevens die afgelopen 2 jaar door onderzoekers zijn verzameld onder Achterhoekse gemeenten en afzetmogelijkheden in het kader van studies t.b.v. benutting biomassa. Deze vragenlijst gaat specifiek over de inzameling en verwerking van snoeihout en houtsnippers. Stammen en industriehout valt buiten deze vragenlijst
Inzameling snoeihout ANV algemeen 1.1
Verzamelt de ANV nu al (snoei)hout?
1.2
Wat gebeurt er nu met het snoeihout? (voor zover bekend aub ook de hoeveelheid, afnemers en inzamelmethode vermelden)
Ja/nee Stoken …………m3/ton Versnipperen ………..m3/ton Afvoer naar brengpunt gemeente ……..m3 Overig ……………………………………
2
Inzamelsysteem
2.1
Kan de ANV bijdragen aan verzamelen en verwerken van snoei en snipperhout? (Denk hierbij ook aan eventuele partners in jullie gebied waarmee kan worden samengewerkt)
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier bij de volgende vragen; geef bij de verschillende vragen ook namen en adressen aan van installaties in jullie gebied)
2.1.1
De ANV heeft mogelijkheden om snoeihout op te halen?
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier en welke capaciteit er is.
2.1.2
De ANV heeft mogelijkheden om te versnipperen?
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier en welke capaciteit er is.)
2.1.3
De ANV heeft mogelijkheden om snoeihout en snippers op te slaan?
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier en welke capaciteit er is.)
2.1.4
De ANV heeft mogelijkheden om snoeihout en snippers te wegen?
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier en welke capaciteit er is.)
44 2.1.5
De ANV heeft mogelijkheden om snoeihout en snippers te drogen?
Ja/nee (zo ja geef dan aan op welke manier en welke capaciteit er is.)
2.1.6
De ANV heeft mogelijkheden om snoeihout en snippers af te zetten?
Ja/nee (zo ja , ga verder met 2.2)
2.2
Afzet
2.2.1
A) Waar levert de ANV op dit moment snoeibrandhout aan? (Graag adressen en m3/tonnen vermelden per adres) B) Waar levert de ANV op dit moment snippers aan? (Graag adressen en m3/tonnen vermelden per adres)
2.2.2
Zijn er nog meer potentiële afleveradressen in jullie gebied? .
2.2.3
Wat zijn de huidige opbrengstprijzen per ton/m3
2.2.4
Zijn er mogelijk nog afleveradressen, verzamel- en opslagpunten in jullie gebied te realiseren? (Zo ja, dan graag locaties aangeven en mogelijke ruimte aangeven)
2.2.5
Zijn er mogelijk nog extra weegpunten in jullie gebied te realiseren? (Zo ja, dan graag locaties aangeven en mogelijke ruimte aangeven)
2.2.6
Zijn er mogelijk nog extra droogpunten in jullie gebied te realiseren? (Zo ja, dan graag locaties aangeven en mogelijke ruimte aangeven)
B
Stookvergunningen
1
Hoeveel stookontheffingen worden jaarlijks aangevraagd?
2
Hoeveel m³ hout wordt jaarlijks verbrand op basis van de verleende stookontheffingen?
45 C
Snoeihout derden inzamelen.
1
Werken jullie samen in projecten met andere partijen in het gebied, waarbij snoeihout vrijkomt? (denk aan waterschap/gemeentes etc)
2
Als gemeentes de ANV opdracht zouden geven om snoeihout van zowel gemeente als particuliere te verzamelen, zouden jullie dit in jullie gebied van de grond kunnen krijgen?
3
Wat zouden randvoorwaarden zijn van jullie ANV om aan een dergelijke inzamelstructuur mee te doen?
Ja/nee (zo ja, graag aangeven welke partners)
Ja/nee (graag hieronder een motivatie aangeven waarom wel of niet en suggesties voor het welslagen hiervan aangeven)
N.B. Eventuele opmerkingen over deze vragenlijst en nadere uitleg kunt u hieronder toevoegen:
46 Bijlage IV: Ingevoerde gegevens inzamel- en afzetsystemen De inzamel- en afzet systemen zijn bekeken per houtstroom: 1. particulier- en bedrijfshout: Dit is de stroom particulier- en bedrijfshout dat nu jaarlijks wordt ingezameld via haal- en brengdiensten en hout dat momenteel nog wordt verbrand op basis van stookontheffingen (totaal 7.116 ton W45, of 20.500 m3 G30). 2. Landschapshout Dit is de stroom uit het landschap. Het betreft snoeihout dat jaarlijks kan worden geoogst uit kleinschalige landschapselementen (< 10 ha) dat in de toekomst beschikbaar zou kunnen komen als energiehout. Het totaal mogelijk beschikbaar snoeihout 32.500 ton W45, of 94.000 m3 G30). (zie rapport ‘Het landschap, bron van energie’ 2011) Daarbij worden de volgende bronnen gerekend: o de werkgebied van de ANV’s en andere landschapsbeheerorganisaties, o wegen en percelen die door gemeentelijk groenbeheer van alle Achterhoekse gemeenten, o terreinen van waterschap en recreatieschap o wegbeheer door Provincie en Rijkswaterstaat A. INZAMELSYSTEMEN A1
Inzamelsystemen voor de stroom: particulier- en bedrijfshout
Huidig brengsysteem: houtinzameling via brengpunten verspreid over de regio. Keten: transporteren takken → opslag takken op lokaal brengpunt → transport takken naar (boven)regionale opslag Voor het brengsysteem is het systeem van de gemeente Aalten als referentie gebruikt. Gegevens eigenschappen biomassa Dichtheid takken in 1 transportmiddel Ingezameld particulier snoeihout (resultaat 2010, alle gemeenten)
0,1
ton/ m
3
4.116 ton takken 3 41.160 m takken
Hout stookontheffingen (gemiddeld 126 ontheffingen/jaar per gemeente)
30.000 m takken 3.000 ton takken
Totaal aan particulier hout en stookontheffingen
71.160 m takken 7.116 ton takken
Energiewaarde
17.900 MWh of 64.500 GJ
3
3
Er wordt uitgegaan van 45 % vochtigheid bij oogsten, en een mix van houtsoorten met een gemiddelde dichtheid van 550 kg/m3 bij 0 % vochtigheid. Met bovengenoemde uitgangspunten en 0,1 ton/m3 hebben de takken een conversiefactor van ongeveer 0,115. Er zit dus 11,5/100 deel hout in een m3. Zonder verliezen, zonder drogen vertegenwoordigt 7.116 ton een energiewaarde van 17.900 MWh of 64.500 GJ.
47 Transport Gemiddelde afstand - enkele reis
4
Gemiddelde hoeveelheid lading per vervoermiddel
2
Brandstofverbruik
km m
3
10 l /100km
Aangenomen is, dat elke burger binnen een straal van 7,5 km een brengpunt ter beschikking heeft. De gemiddelde rijafstand wordt daarom op 5 km geschat. Een auto met aanhangwagen rijdt ongeveer 1 op 10. Opslag op lokaal brengpunt Kosten opslagterrein keer 8
14.000 €/jaar 2 112.000 €/jaar 3
Opslagcapaciteit
7500 m takken
Tijdsbesteding toezicht Keer 8
320 uur/jaar (40 dagen) 2560
Kosten toezicht
25 €/uur
1
70 €/ton takken
Opbrengst takken 1.
Is wat burger moet betalen in Aalten.
Er zijn 71.160 m3 takken om te brengen. Aangenomen is dat elke gemeente één brengpunt heeft en dat per brengpunt één hekwerk en weegbrug nodig is. Transport takken naar centrale opslag buiten de regio Dichtheid takken in transportmiddel
0,174
ton/ m
3
Dezelfde dichtheid is aangenomen als berekend voor het haalsysteem met de kraakwagen in gemeente Berkelland (zie onder haalsysteem). Tot afleverpunt Gemiddelde afstand - enkele reis Laadvermogen vervoermiddel (Vracht wagen met oplegger) Brandstofverbruik Snelheid Laden/lossen/wachten 1 Opbrengst takken 1.
35
Totaal km 3
32
m takken
20
l /100km
60
km/uur
0,75 45
uur/rit 3 €/ m ton
Dit moet een gemeente gemiddeld betalen voor afvoer alle groenafval.
Aangenomen wordt, dat transport naar centrale opslag met de kraakwagen voor takken gebeurt.
48 Alternatief brengsysteem: verwerken tot snippers op brengpunten Keten: transporteren takken → opslag takken op brenglocatie → verwerken tot snippers op brenglocatie → opslag snippers op brenglocatie Verwerken Het alternatieve brengscenario kent een verwerkingsstap op de brenglocatie. Voor de opslag van snippers zijn geen extra kosten opgevoerd, omdat de takken en snippers op dezelfde locatie worden opgeslagen. Werkgelegenheid Kosten werkgelegenheid
3
0,1 uur/ m snippers 150
1
€/uur
N.B. De productiesnelheid van het versnipperen van de stroom particulier- en bedrijfshout is naar schatting lager dan bij de ANV’s voor het landschapshout omdat de takken gemiddeld dunner en ‘warriger’ zijn.
Huidig haalsysteem: houtinzameling via ophaaldienst door afvalverwerker Keten: ophalen en transporteren takken met kraakwagen → centrale regionale opslag → verwerking tot snippers op centrale regionale opslag Voor het huidige haalsysteem is het systeem in de gemeente Berkelland als referentie gebruikt. Daarbij zijn diverse aannames gemaakt. Gegevens eigenschappen biomassa Dichtheid takken in transportmiddel
0,174
Ingezameld particulier snoeihout (resultaat 2010, alle gemeenten)
4.116 ton takken 3 23.807 m takken
Hout stookontheffingen
17.352 m takken 3.000 ton takken
Totaal aan particulier snoeihout en stookontheffingen
41.160 m takken 7.116 ton takken
Energiewaarde
17.900 MWh of 64.500 GJ
ton/ m
3
3
3
Een kraakwagen in de gemeente Berkelland vervoert gemiddeld 4 ton in een wagen van 23 m3. Dit is 0,174 ton/m3. Er wordt uitgegaan van 45 % vochtigheid bij oogsten, en een mix van houtsoorten met een gemiddelde dichtheid van 550 kg/m3 bij 0 % vochtigheid. Met voorgenoemde uitgangspunten en 0,174 ton/m3 hebben de takken een conversiefactor van ongeveer 0,2. Er zit dus 1/5 deel hout in een m3. Een m3 G30 chips bevat tweemaal zoveel hout. Transport Gemiddelde afstand - enkele reis
Laadvermogen vervoermiddel
Brandstofverbruik
35
km 3
23 m takken 20 l /100km
49
Snelheid
30 km/uur
Laden/ontladen/wachten
0,5 uur/rit
Kosten transport en opslag In de gemeente Berkelland betalen de burgers via de afvalstoffenheffing voor de dienst van het tweemaal per jaar ophalen van grof tuinafval. Kosten voor deze dienst zijn € 19.000,- ex BTW. In 2010 is 175 ton grof tuinafval opgehaald. Kosten voor deze dienst zijn dan € 109,- /ton. Netto zijn er voor de gemeente Berkelland geen kosten voor de afhaaldienst, kosten worden doorberekend aan de burgers. Transport, opslag, etc. zijn voor rekening van de afvalverwerker. Opslag De kosten van opslag worden niet meegeteld, omdat deze kosten voor de verwerker zijn. De gemeente betaalt afvoerkosten aan de verwerker, waarvoor de takken worden opgehaald. Alternatief haalsysteem: ophaaldienst met verwerking op ophaallocatie NB. Dit systeem is gebaseerd op ruwe aannames! Met de interpretatie dient hiermee rekening gehouden te worden. Keten: verwerken tot snippers tijdens ophaalronde → transport snippers → (tussenopslag snippers) Ophaalkosten voor burgers en/of bedrijven Uitgegaan wordt dat de kosten voor de ophaaldienst worden doorberekend aan de burgers en bedrijven die hiervan gebruik maken. Verwerken op haallocatie Werkgelegenheid Kosten werkgelegenheid
3
0,1 uur/ m snippers 150
1
€/uur
N.B. De productiesnelheid van het versnipperen van de stroom particulier- en bedrijfshout is naar schatting lager dan bij ANV’s omdat de takken gemiddeld dunner en ‘warriger’ zijn en er vaak gestopt moet worden. Voor deze aanname zijn de gegevens van de huidige praktijk van de ANV’s als uitgangspunt gebruikt (zie volgende systeem). Transporteren naar lokale tussenopslag Hetzelfde vervoermiddel als in de huidige praktijk van ANV’s is aangenomen, maar met langere wachttijden, want het transportmiddel moet wachten tijdens het versnipperen. De aangenomen productie is 10 m3 per uur. Aangenomen is 1,5 uur wachten bij laden, 0,1 uur bij lossen.
Gemiddelde afstand - enkele reis
10 km
Laadvermogen vervoermiddel
15 m
Brandstofverbruik
20 l /100km
Snelheid
20 km/uur
3
50
Laden/ontladen/wachten
1,6 uur/rit €/km
Transport kosten, of
75 €/uur
Transport kosten
Tussenopslag lokaal Voor de opslagkosten is een onbewaakte opslagplaats bij de boer aangenomen, dezelfde als in het scenario voor de stroom landschapshout (zie volgend systeem). Bij voorkeur wordt direct naar de conversielocatie getransporteerd. Tussenopslag (en een 2 e transport) zal niet in alle gevallen nodig zijn. In de berekeningen is ervan uitgegaan dat dit in 12 % van de gevallen nodig. A2
Inzamelsysteem: landschapshout
De huidige praktijk van de werkzaamheden van de ANV’s heeft model gestaan voor de beschrijving van dit scenario. Voor de beschrijving van het scenario is de ANV praktijk opgeschaald voor al het beschikbaar landschapshout. Keten: oogsten → verwerken tot snippers
(→ transporteren naar tussenopslag)
→ opslag
Hoeveelheden en eigenschappen snippers Vorm (G30, G50)
G30
-
4220 ton snippers en blokken in werkgebied ANV’s in 2010 Totale hoeveelheid nu ≈
3
12.000 m snippers G30 uit werkgebied ANV’s 14.000 ton uit gemeentelijk groenbeheer 3
40.000 m snippers G30 uit gemeente groenbeheer
3
Potentiële hoeveelheid
Percentage beschikbaar (75 %)
Energiewaarde
50.000 m snippers G30 uit werkgebied ANV’s 3 125.000 m snippers G30 totaal
3
94.000 m snippers G30 totaal of 32.500 ton W45 82.000 MWh of 295.000 GJ
Er wordt uitgegaan van 45 % vochtigheid bij oogsten, en een mix van houtsoorten met een gemiddelde dichtheid van 550 kg/m3 bij 0 % vochtigheid. Alle informatie wordt teruggerekend naar m3 snippers G30. In totaal kan 125.000 m3 uit kleine landschapselementen geoogst worden. Aanname is dat 75 % in potentie beschikbaar zou kunnen komen voor gecoördineerde oogst, aangezien het een particuliere markt is. Dan zouden 94.000 m3 snippers geproduceerd kunnen worden. Zonder verliezen, zonder drogen vertegenwoordigt dat een energiewaarde van 82.000 MWh of 295.000 GJ.
51 De hoeveelheden zijn gebaseerd op de hoeveel chips en houtblokken die in 2010 in het werkgebied van de ANV’s zijn geoogst, naar inschatting van de ANV’s zelf. Volgens berekeningen van VAN Berkel & Slinge en het rapport ‘het landschap bron van energie’ 2011, kunnen ongeveer 50.000 vast m3/jaar (≈ 125.000 m3 snippers G30) uit kleine landschapselementen in de Achterhoek, waarvan ongeveer 20.000 vaste m 3 (≈ 50.000 m3 snippers G30) in het werkgebied van ANV’s worden geoogst. Gegevens oogsten Werkgelegenheid
Kosten werkgelegenheid
3
0,8 uur/ m snippers 24,00 €/uur
De kosten van oogsten komen gemiddeld uit op ruim € 10.000,- per ha. houtopstand. De opbrengst van 1 ha. houtopstand is ruim 200 ton hout. De oogstprijs komt dan op € 10.000,-/ 200 ton = € 50,-/ton. Bij 50 % vochtigheid (vochtigheid bij oogsten), is dit 19,- €/m3 snippers G30 en € 47,60 /m3 massief. De werkgelegenheid is ongeveer 0,8 uur/m3 snippers. De oogstkosten komen dan op € 19,- / 0,8 ≈ € 24,-/uur vanaf het moment dat de takken klaarliggen voor transport of verwerken. Bovenstaande is een gemiddelde gebaseerd op data van ANV uit de hele Achterhoek. Het betreft een gemiddelde van diverse houtopstanden variërend van achterstallig onderhoud (veel hout/ha) tot struiken (weinig hout/ha). In het model wordt dit weergegeven onder productie-/inkoopkosten. Gegevens verwerken 3
Werkgelegenheid
0,05 uur/m snippers
Kosten werkgelegenheid
150 €/uur
Dieselverbruik
0,5 liter/m snippers
2
CO emissie diesel
3
2
0,4 kg CO /GJ
De CO2-emissie is als volgt berekend: een m 3 snippers heeft een energiewaarde van 3,14 GJ (bij 45 % vochtigheid, gemiddelde dichtheid en G30). De CO2 emissie van diesel is 2,5 kg CO2/liter. Dieselverbruik is 0,5 liter/m3 snippers. (2,5 kg CO2/liter * 0,5 liter)/ 3,14 GJ = 0,4 kg CO2/GJ. Transport snippers (direct naar conversielocatie of eerst naar tussenopslag)
Gemiddelde afstand - enkele reis
10 km
Laadvermogen vervoermiddel
15 m
Brandstofverbruik
20 l /100km
Snelheid
20 km/uur
Laden/ontladen/wachten
0,1 uur/rit
Transport kosten, of
3
€/km
52
Transport kosten
75 €/uur
Bovengenoemde transport betreft het 1e transport van de snippers. Dit transport vindt bij voorkeur direct naar de conversielocatie plaats (88%) en in andere gevallen –waar bij de houtketel geen opslag mogelijk is - eerst naar een eenvoudige tussenopslag (12 %). Gegevens tussenopslag op eenvoudige opslaglocatie Uitgegaan wordt van een eenvoudige opslagfaciliteit, bijvoorbeeld op een boerenerf. Hiervoor zijn geen weegbrug en hekwerk nodig. Kosten opslagterrein keer 60
Opslagcapaciteit
Tijdsbesteding toezicht keer 60
Kosten toezicht
1500 €/jaar 90.000 €/jaar 3
1500 m snippers
10 uur/jaar 600 uur/jaar 25 €/uur
Het totaal aantal snippers G30 is 94.000 m3. De capaciteit van één opslag is 1000 m3. Gedurende het jaar wordt de helft meer dan eenmaal gebruikt. Gesteld wordt dat 94000/1500 = 62 2/3 = ca. 60 opslagplaatsen nodig zijn. In de berekeningen is ervan uitgegaan dat in 12 % van de gevallen een tussenopslag (en een 2e transport) nodig is. In de andere gevallen wordt het hout direct naar de conversielocatie gebracht, en vindt dus geen tussenopslag plaats. B. AFZETSYSTEMEN Huidige systeem: afzet buiten regio Keten: verwerking op (boven)regionale opslag → transport chips naar buiten de regio → conversie tot energie in grote houtgestookte ketel Eigenschappen biomassa Voor het huidig systeem wordt gerekend met de beschikbare biomassa uit haal- en brengsystemen en de biomassa waar op dit moment stookontheffingen voor worden verleend.
Dichtheid takken in transportmiddel
0,174
Ingezameld particulier snoeihout (resultaat 2010, alle gemeenten)
4.116 ton takken 3 23.807 m takken
Hout stookontheffingen
17.352 m takken 3.000 ton takken
Totaal aan particulier snoeihout en stookontheffingen
41.160 m takken 7.116 ton takken
ton/ m
3
3
3
53
Energiewaarde
17.900 MWh of 64.500 GJ
Referentie voor de dichtheid is: de kraakwagen in de gemeente Berkelland. Deze vervoert gemiddeld 4 ton in een wagen van 23 m3. Dit is 0,174 ton/m3. We gaan uit van 45 % vochtigheid bij oogsten, en een mix van houtsoorten met een gemiddelde dichtheid van 550 kg/ m 3 bij 0 % vochtigheid. Met voorgenoemde uitgangspunten en 0,174 ton/ m3 hebben de takken een conversiefactor van ongeveer 0,2. Er zit dus 1/5 deel hout in een m 3. Een m3 G30 chips bevat tweemaal zoveel hout. Gegevens verwerking op centrale opslag Dieselverbruik
1
liter/m3 snippers
Toelichting: aanname is dat het dieselverbruik 2 maal meer is dan bij versnipperen van landschapshout, omdat meer bewerkingen gedaan moeten worden, zoals zeven. Transport naar afnemer Projectbureau Energie Duurzaam heeft een inventarisatie gedaan onder handelaren naar houtstromen uit de Achterhoek (zie ook par. 2.1.6). Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de biomassa naar Duitsland gaat (en België, Denemarken). Voor het hout dat in Nederland blijft wordt Parenco door meerdere handelaren/ verwerkers als afnemer genoemd. Daarnaast wordt nog Lelystad genoemd en Twence. Voor de toekomst wordt aan Topell gedacht. In het model is uitgegaan van transport met een gemiddelde afstand van 100 km. Tot afleverpunt Conversiefactor (chips G30) Gemiddelde afstand - enkele reis Laadvermogen vervoermiddel (Walking floor trailer) Brandstofverbruik 1.
Totaal
0,4 100
km 3
100 30
m chips l /100km
Is wat gemeente moet betalen.
Conversie Het meeste hout in Duitsland (en België en Denemarken) gaat waarschijnlijk naar grotere houtketels en WKK’s. Daarom is voor berekening van het huidige scenario met dezelfde gegevens gewerkt als met het conversiescenario van afzetsysteem met centrale afzet in de regio (WKK), zoals hieronder beschreven. Alternatief systeem: afzet bij regionale WKK Keten: opslag snippers → Transporteren snippers → conversie tot warmte Gegevens eigenschappen biomassa Dit is hetzelfde als onder huidig systeem, waarbij wordt gerekend met de beschikbare biomassa uit de gemeentelijke haal- en brengsystemen en de biomassa waar op dit moment stookontheffingen voor worden verleend.
54 Transport naar conversielocatie (regionale WKK) Tot afleverpunt Gemiddelde afstand - enkele reis
25
Laadvermogen vervoermiddel (Vrachtwagen met 2 containers)
3
80 m chips G30
Brandstofverbruik
20 l /100km
Snelheid Laden/lossen/wachten Transport kosten, of
Transport kosten
km
60 km/uur 1 uur/rit €/km 100 €/uur
Conversie tot warmte en elektriciteit De BTG biomass technology group BV heeft een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar bioenergie voor Regionaal Bedrijven Terrein Achterhoek te Doetinchem (zie bron in bijlage VIII). BTG heeft verschillende scenario’s met verschillende warmtevragen en conversietechnieken uitgewerkt. Gedacht wordt aan een biomassa technologiecombinatie waarmee combinaties van verschillende typen biomassa verwerkt kunnen worden, zoals mest en vers hout. We nemen de scenario’s voor houtgestookte WKK voor schoon hout als referentie. Voor de toets wordt het houtscenario WKK met warmtenet voor ruimteverwarming en verplichte afname gekozen1. Voor de haalbaarheid en het rendement van een WKK is de grootte en de aard van warmtevraag essentieel. Immers bij afwezigheid van warmtevraag moet de warmte weggekoeld worden, en gaat de warmte verloren. Het bedrijventerrein is nog niet gebouwd. De WKK zou voor ruimteverwarming en voor proceswarmte kunnen zorgen. Investering in een warmtenet voor proceswarmte wordt alleen aangeraden, als inzicht is in de toekomstige vraag. Dit is nog niet zover. Een scenario met het benutten van proceswarmte zou veel gunstiger kunnen zijn, vanwege een geleidelijke warmtevraag door het jaar heen. Echter daarvoor zijn te weinig zekerheden. Aanleg van een warmtenet voor ruimteverwarming heeft alleen kans, als de bedrijven verplichte afname hebben. Als referentiescenario is daarom gekozen voor het houtscenario met verplichte afname voor ruimteverwarming en waarbij geen proceswarmte wordt geleverd. De inkoopkosten worden gesteld op gemiddeld € 35,-/ton snippers vers (50% vochtigheid). Dit is € 4,40/GJ. Dit is ongeveer gelijk aan € 40,-/ton bij 45 % vochtigheid.
WKK voor bedrijventerrein in Doetinchem 0,48 WKK Inkoopkosten snippers Kwaliteit snippers bij inkoop Vochtigheid Conversiefactor Houtsoort(en) Snippers nodig
1
1 WKK 40 €/ton W45 (gemeente– landschap) 45 % 0,40 Mix middel
1
Bij een elektrisch rendement van 22 % en 7500 bedrijfsuren.
16.700 ton vers w50/jaar
55 2
Staat gelijk aan
7.616
Manuren (stel loonkosten 50€/uur)
72.000 1.440
150.000 €/jaar 3.000 uur
57.600
120.000 3,3 1,4 ? 22 7500 2818
Personeel Onderhoud ketel
14.800
€/jaar MW th MW e % thermisch % elektrisch Uur/jaar MWh of 10.145 GJ 9.230 MWh of 33.228 GJ
Vermogen houtketel Rendement houtketel Bedrijfsuren Warmteproductie ruimtes
Elektriciteitsproductie CO2-besparing warmte CO2-besparing elektrisch CO2-besparing totaal
Investeringskosten WKK, land en gebouwen (4400 €/kWe) Investeringskosten warmtenet ruimte (voor investeerder met lange termijn belang) (Investeringskosten warmtenet proces)
ton W45 jaar
1.353 of 4.870 4.430 of 15.949 325
677 Ton CO2/jaar
2.658 2.983
5.538 Ton CO2/jaar 6.215 Ton CO2/jaar
2.880.000
6.000.000 €
1.584.000
3.300.000 € (1.500.000 €)
Uitgangspunt in de BTG studie: Voor elektriciteitsproductie is gerekend met een emissiefactor van 0,6 kg CO2/kWh. Voor warmte wordt uitgegaan van stoken op aardgas met een rendement van 85 %. De emissie factor van aardgas is door het ministerie van VROM vastgesteld op 56,7 kg CO2/jaar. Warmteprijs ruimteverwarming (Warmteprijs proceswarmte) Rekenprijs ruimteverwarming (Rekenprijs proceswarmte)
17 (10 12 (8
€/GJ €/GJ) €/GJ €/GJ)
Men houdt rekening met 15 % verlies in het warmtenet. Er wordt uitgegaan van verbranding van vers hout, er is geen sprake drogen. Alternatief systeem: afzet bij diverse kleine installaties Keten: (2e transport snippers) → conversie tot warmte Eigenschappen biomassa Zie onder huidig systeem landschapshout. Voor dit systeem is gerekend met de stroom landschapshout. 2e Transport (tussenopslag naar houtketel)
2
Het aantal van dergelijke regionale installaties mogelijk met 7161 ton biomassa W45 = 7161/14.800 = 0,48.
56
Gemiddelde afstand - enkele reis
10 km
Laadvermogen vervoermiddel
40 m
Brandstofverbruik
20 l /100km
Snelheid
20 km/uur
Laden/ontladen/wachten
0,5 uur/rit
Transport kosten, of
Transport kosten
3
€/km 75 €/uur
In de berekeningen is ervan uitgegaan dat in 12 % van de gevallen een 2e transport nodig is. In de andere gevallen wordt het hout direct naar de conversielocatie gebracht, en heeft dus alleen een 1e transport plaats. Conversie tot warmte Toelichting: twee casussen van bestaande kleine houtketels zijn als voorbeeld aangereikt. 1. Casus 150 kW bij een recreatieboerderij met camping. (Projectbureau Energie Duurzaam) 2. Casus 650 kW bij een vleeskuikenbedrijf. Voor transport vanuit de opslag zijn twee scenario’s voor het vleeskuikenbedrijf uitgewerkt. Scenario 1: opslag op het eigen bedrijf (= huidige situatie) en scenario 2: tussenopslag elders. (Projectbureau Energie Duurzaam) Alle casussen verbruiken (veel) meer hout dan vooraf volgens de theorie nodig zou moeten zijn. Afhankelijk van de oorzaak van de discrepantie tussen theorie en praktijk betekent dit dat er mogelijkheden zijn om het energie- en klimaatresultaat, en wellicht ook economisch resultaat voor dit scenario te optimaliseren. N.B. Mogelijke verklaringen voor meer houtgebruik dan theorisch berekend zouden kunnen zijn: Verliezen in de warmteleidingen; Laag rendement van de houtketel; Verlies door het (droog)broeien van de biomassa, in de praktijk kan dit oplopen van 10 tot 18 % massaverlies voor alleen het droogbroeien; meer broei dan 18 % is ook mogelijk; Er is minder geleverd dan aangegeven door de leveranciers; Er zit minder hout in een m3 snippers van het landschapshout dan aangenomen (conversiefactor 0,40) Casus 1 zit het meest dichtbij de theorie dus deze wordt als referentieketel genomen. Voor deze referentieketel zijn 300 m3 snippers jaar nodig. Berekend is dat uit het landschap in de Achterhoek 94.000 m3 snippers beschikbaar kunnen komen. Er zijn dus 94.000/300 = 313 van dergelijke ketels gestookt op landschapshout uit de Achterhoek mogelijk. Referentiecasus: kleinere ketel 150 kW (bron VAN Berkel & Slinge) 313 casussen Inkoopkosten snippers (huidige praktijk) Inkoopkosten snippers (aanname 1 voor toets) Kwaliteit snippers bij inkoop
1 casus €/ ton 25 snippers 40
€/ton snippers
57 Vochtigheid Stukgrootte (G30=chips, G50=grobhackschnitzel) Houtsoort(en)
45 % G30 gemengd
Kosten opslaglocatie
Snippers nodig Hoeveelheid geproduceerde 1 warmte uit het hout Arbeid opslag Arbeid bunker vullen Arbeid onderhoud ketel
156.500
500 €/jaar
94.000 62.600 of 225.000
300 m /jaar 200 MWh/jaar of 720 GJ/jaar
156.5
0,5 uur/week
313 313
1 uur/week 1 uur/week
3
Uurtarief Vermogen houtketel
47 MW
25 €/uur 150 kW
Rendement houtketel CO2-besparing totaal
13.500
80 % 43,1 Ton CO2/jaar
Niet perse nodig, maar wel interessant Investeringskosten ketel en 23.475.000 3 toebehoren in totaal 1. 2.
75.000 €
Bij de toetsing is ervoor gekozen niet de feitelijke inkoopkosten in te voeren, maar dezelfde inkoopkosten als gebruikt in de haalbaarheidsstudie naar de WKK op het bedrijventerrein in Doetinchem. Alle investeringskosten nodig om over te gaan op verwarmen op hout (behalve voor opslag)
De houtbehoefte in de praktijk is 300 m3 en de geproduceerde warmte 200 MWh/jaar. Er wordt in de praktijk meer hout gebruikt dan volgens de theorie (270 m3) nodig zou moeten zijn voor deze warmteproductie. Als het ketelrendement wordt gezet op 80 % (90 a 92 % wordt meestal aangenomen) en met ondergenoemde (theoretische) verliezen voor broei en drogen, wordt, 200 MWh aan warmte geproduceerd met de met 300 m3 houtsnippers. Verliezen bijvoorbeeld door broei (massaverlies)
10 %
Drogen (verandering LHV), = verandering vochtigheid
25 %
van 45 naar 35 %
Berekening vermeden CO2-emissie De energiewaarde van de landschapsstroom is 295.000 GJ. Met een broei van 10 %, een verandering van de vochtigheid van 45 % naar 35 %, en een rendement van de houtketels van 80 % wordt 225.000 GJ aan warmte geleverd. Uitgaande van een rendement van de referentieketel op gas van 95 %, wordt hiermee de emissie van 13.500 ton CO 2 vermeden.
58 Bijlage V:Resultaten toets kosten/batenanalyse N.B. Vanwege het grote formaat van de tabel is deze opgenomen in een apart bestand. Zie
Bijlage VI:Resultaten toets CO2-balans N.B. Vanwege het grote formaat van de tabel is deze opgenomen in een apart bestand. Zie
Bijlage VII:Resultaten toets werkgelegenheid N.B. Vanwege het grote formaat van de tabel is deze opgenomen in een apart bestand. Zie
59 Gebruikte bronnen Rapporten en websites
BTG biomass technology group BV: Haalbaarheidsonderzoek bio-energie voor Regionaal Bedrijven Terrein Achterhoek (10-2009)
BuildDesk Benelux BV: Collectief en duurzaam aanbesteden van groenafval; Kansen voor de Achterhoekgemeenten (01-2011)
Wetenschapswinkel WUR: Het landschap: bron van energie; studie naar de beschikbaarheid van houtsnippers uit landschapsonderhoud en het vermarkten ervan als stookhout in de Achterhoek Rapport 276 ( 03-2011)
Michel Hoitink: Een onderzoek naar de bereidheid van agrarische ondernemers om bij te dragen aan de doelstellingen in het project Stoken op Streekhout’ afstudeerwerkstuk CAH Dronten (02-2011)
website:http://netwerkduurzameenergie.wing.nl/: o Webpagina ‘Toolkit vergunningen’ , o Webpagina ‘Afvalhout / Houtafval’
VAN Berkel & Slinge Tussenrapport inventarisaties t.b.v.haalbaarheidstudie (10-2011)
studiegroep t.b.v. modellenstudie Tussenrapport modellenstudie t.b.v.haalbaarheidstudie (12-2011)
Samenstelling studiegroep t.b.v. modellenstudie:
Irma Corten, Zilverberg Advies, Erik Mol, beleidsmedewerker gemeente Bronckhorst, Wilfried Klein Gunnewiek, coördinator VAN Berkel & Slinge, Petra Vervoort, Rurealis, Projectbureau voor Plattelandsontwikkeling (coördinator), Jan Oldenburger, Stichting Probos (adviseur).
Gebruikt rekenmodel:
Kandt en Zilverberg Advies: E-land rekentool