Hoofdstuk 8
Specifieke objecten - 320 -
8
Specifieke objecten
8.1
Toepassing
Net als het benoemen van gebieden kent elke gemeente of regio ook haar specifieke gebouwen of gebouwtypen. Zo zijn er gebouwtypen of bouwwerken te benoemen die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of beeldbepalend zijn dat daarvoor afzonderlijke criteria voor kunnen worden opgesteld. Daarnaast zijn er specifieke bouwwerken met een eigen problematiek die nadere aandacht nodig hebben. Voor de specifieke gebouwtypen en bouwwerken geldt dat de beoordelingskaders altijd in samenhang gezien dienen te worden met de gebiedsgerichte beoordelingskaders waarin het bouwwerk wordt geplaatst.
Per specifiek object is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen (vergelijkbaar met gebiedsgerichte beoordelingskaders): -
Omschrijving en uitgangspunten Welstandscriteria
De beschrijvingen bestaan grotendeels uit een algemene beschrijving van het type bouwwerk, de cultuurhistorische betekenis, de functie en de stedenbouwkundige en architectonische principes. Net als de gebiedsgerichte welstandscriteria zijn ook de criteria voor specifieke bouwwerken doorgaans relatieve criteria. De welstandscriteria zijn afgestemd op de gewenste beleidsrichting van de gemeente.
Object 1: Dakopbouwen Object 2: Monumenten en beeldbepalende panden Object 3: Woonschepen Object 4: Bollenschuur Object 5: Kassenbouw Object 6: Reclame Object 7: Woonwagens
Specifieke objecten
In deze paragraaf worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor de bouwwerken die vanwege hun beeldbepalende karakter en/of een specifieke problematiek een eigen beoordelingskader krijgen. Voor de volgende objecten zijn in dit hoofdstuk welstandscriteria opgenomen:
- 321 -
Object 1
Dakopbouwen - 322 -
dakopbouw door verlenging van het voordakvlak over een gedeelte van het achterdakvlak
dakopbouw door een gedeeltelijke verlenging van het voordakvlak over een gedeelte van het achterdakvlak
dakopbouw door ophoging van de nok van het dak
Omschrijving en uitgangspunten Een dakopbouw is een toevoeging aan het dak van de bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Een dakopbouw tast het silhouet van het oorspronkelijke dak aan en heeft een ingrijpende invloed op het straatbeeld. Een dakopbouw kan worden aangebracht op een plat dak of in een zadeldak of een asymmetrische kap. De in Katwijk meest voorkomende dakopbouw is de dakopbouw bij een asymmetrische kap, waarbij de lage goot aan de achterzijde opgetrokken wordt tot de goothoogte aan de voorzijde. Het dakvlak aan de voorzijde wordt hierdoor verlengd. Ook bij symmetrische zadeldaken wordt bij dakopbouwen de gevel aan de achterzijde opgetrokken en wordt het dakvlak aan de voorzijde verlengd. Bij dakopbouwen streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Dakopbouwen zijn toegestaan op die plekken, waar het bestemmingsplan de mogelijkheid tot verhoging van de nok toelaat.
Welstandscriteria Dakopbouwen zijn nooit vergunningsvrij. Vanwege de grote invloed op de omgeving zijn er geen sneltoetscriteria voor opgesteld. Een aanvraag voor een dakopbouw wordt, na de toets aan het bestemmingsplan, dus altijd aan de welstandscommissie voorgelegd. De welstandscommissie beoordeelt het bouwplan in eerste instantie op grond van onderstaande objectgerichte criteria. Een dakopbouw voldoet in de meeste gevallen aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een eerder voor het betreffende bouwblok of straat door de welstandscommissie goedgekeurde en als zodanig aangewezen standaardplan. Informatie over een standaardplan is verkrijgbaar bij de Publiekszaken. Als er geen standaardplan is, wordt een dakopbouw beoordeeld op grond van op volgende pagina genoemde welstandscriteria.
Object 1 dakopbouwen
dakopbouw door verlenging van het voordakvlak over het gehele achterdakvlak
Dakopbouwen
Specifieke objecten
8.2
- 323 -
- 324 -
Dakopbouw op een plat dak - vloeroppervlak maximaal 50% van de dakvloer; - afstand tot achtergevel en voorgevellijn minimaal 1,00 meter; - hoogte niet meer dan 2,70 meter; - materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op het oorspronkelijke bouwwerk; - plat afgedekt en dichte zijwanden tenzij hoekhuis; - invulling van het kozijn zo transparant mogelijk; - hoogte boeiboord maximaal 0,25 meter; - de dakopbouw moet voldoen aan eventuele specifieke criteria uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Object 1 Dakopbouwen
Dakopbouw op symmetrische kap - bij huizen met een symmetrische kap, waarvan de noklijn evenwijdig aan de voorgevel; - loopt, kan de opbouw worden opgetrokken vanuit de laagste gevel tot; - maximaal de goothoogte van de hoogste gevel of de in het bestemmingsplan vastgestelde - goothoogte; - alleen optrekken achtergevel; - materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op; - het oorspronkelijke bouwwerk; - plat afgedekt of indien het bestemmingsplan het toestaat, schuine kap met verhoogde - noklijn en dakhelling identiek aan het oorspronkelijke dak; - dichte zijwanden; - invulling van het kozijn zo transparant mogelijk; - hoogte boeiboord maximaal 0,25 meter.
Specifieke objecten
Dakopbouw op asymmetrische kap - bij huizen met een asymmetrische kap, waarvan de noklijn evenwijdig aan de voorgevel loopt, kan de opbouw worden opgetrokken vanuit de laagste gevel tot maximaal de goothoogte van de hoogste gevel of de in het bestemmingsplan vastgestelde goothoogte; - alleen optrekken achtergevel; - één volledige verdiepingshoogte; - materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op het oorspronkelijke bouwwerk; - plat afgedekt of indien het bestemmingsplan het toestaat, schuine kap met verhoogde noklijn en dakhelling identiek aan het oorspronkelijke dak; - dichte zijwanden; - invulling van het kozijn zo transparant mogelijk; - hoogte boeiboord maximaal 0,25 meter; - bij meerdere exemplaren op een doorgaand; dakvlak een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn - de dakopbouw loopt in principe van bouwmuur tot bouwmuur; - de dakopbouw moet voldoen aan eventuele specifieke criteria uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.
- 325 -
Object 2
Monumenten en karakteristieke panden en objecten - 326 -
Omschrijving en uitgangspunten
Gemeentelijk monument de Rooie Buurt
Rijksmonument het Raadshuis van Katwijk
Rijksmonument het oude raadshuis in katwijk aan den Rijn
In de gemeente Katwijk zijn er velen gebouwen aangemerkt als rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieken panden (zie bijlage 5). Deze monumenten/panden verbeelden de cultuurhistorische- en architectonische kwaliteiten van Katwijk. Om de kwaliteiten van de toegepaste ambachtelijke bouwkunst zichtbaar in tact te houden dient er zorgvuldig om te worden gegaan met nieuwe ontwikkelingen aan en om deze gebouwen. In deze welstandsnota is een reservering gemaakt, die monumenten moet beschermen tegen aantasting van de uiterlijke bebouwingskarakteristieken, als gevolg van verbouwing, renovatie of uitbreidingen. De algemene en de gebiedsgerichte welstandscriteria zijn dus altijd van toepassing, maar worden aangevuld met de hierna volgende specifieke criteria die zijn gericht op het behouden en versterken van het karakter van het gebouw in hoofdlijnen.
Welstandscriteria De algemene en de gebiedsgerichte welstandscriteria zijn van toepassing, maar worden aangevuld met deze specifieke criteria die zijn gericht op het behouden en versterken van het karakter van het monument of beeld-bepalende pand in hoofdlijnen. Voor elke bouwaanvraag met betrekking tot een gemeentelijk- of rijksmonument of beeldbepalend pand is zowel een welstandsadvies als een advies van de monumentencommissie nodig. In beide adviezen zal worden ingegaan op vormgeving.
Bebouwing en omgeving - Het monument / beeldbepalend pand dient als zelfstandige eenheid herkenbaar te blijven. Massa en vorm - Wanneer er sprake is van een duidelijke hiërarchie in de hoofdvorm van het gebouw, dient deze gehandhaafd te blijven; - Het silhouet van het gebouw dient in stand te blijven, grote aan- en opbouwen niet toegestaan. - Behouden van authentieke detailleringen, ornamenten en gevelversieringen; - Bij verbouw/renovatie, extra aandacht aan voegwerk en detaillering; - Behoud van stijlkenmerken. Detaillering, kleur en materiaal - Detaillering dient in harmonie met het gebouw en omgeving, gevarieerd en zorgvuldig toe te worden gepast; - Bij renovatie, aan- of verbouw de stijl afstemmen op het bestaande gebouw, hierbij is het interpreteren van historische kenmerken naar hedendaagse vormentaal mogelijk; - Materiaalgebruik gelijk aan of vergelijkbaar met het bestaande. Geen kunststoftoepassingen; - Het kleurgebruik dient aan te sluiten bij de kenmerkende kleuren van het bestaande gebouw.
Object 2 Mounumeneten en karakterestieken panden en objecten
Monumeneten en karakteristieken panden en objecten
Specifieke objecten
8.3 Karaktersestiek pand aan de Rijnstraat
- 327 -
Object 3
Woonschepen - 328 -
Omschrijving en uitgangspunten Binnen de gemeente zijn een aantal zones aangewezen waar het toegestaan is om een woonschip aan te leggen. De gemeente vindt het van belang dat er een welstandstoets plaatsvindt om de oever van de Oude Rijn en binnenkanalen vanaf het land en vanaf het water een kwalitatieve uitstraling te realiseren, dan wel te handhaven. Het beleid hieromtrent is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente (APV). Het beleid luidt: - Het is verboden zonder ontheffing van het college: a. een woonschip te bouwen; b. een woonschip in hoogte, lengte of breedte dit te breiden; c. een woonschip in het water te hebben liggen, dat gemeten vanaf de waterlijn, meer dan 3 meter daarboven uitsteekt of aan een woonschip in de lengte of in de breedte een uitbouw te hebben. op grond van artikel 5.3.2a van de APV, toestemming van het college vereist; Een verandering aan een woonboot wordt altijd aan redelijke eisen van welstand getoetst. (toetsing dient te geschieden aan de hand van de hieronder staande welstandscriteria). De in de Woningwet verplicht gestelde welstandsnota zegt niets over het toetsen van woonschepen aan redelijke eisen van welstand. Aangezien het gemeentebestuur van Katwijk de uiterlijke verschijning van de woonschepen van structureel belang vindt voor de ruimtelijke kwaliteit van de oever van de Oude Rijn is het toetsen van woonschepen op welstand opgenomen in deze welstandsnota;
-
Ingekomen APV vergunningen worden gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd, zodat belanghebbenden zienswijze kenbaar kunnen maken;
In hoofdlijnen zijn er twee typen woonschepen. Het eerste type is het “omgebouwde schip” en het tweede type is de “drijvende bungalow”. Deze twee typen hebben eigen karakteristieken. Het doel van de welstandscriteria is het handhaven van deze specifieke kenmerken. De woonschepen gelegen in de aangewezen zones zijn voor het overgrote deel van het type: “drijvende bungalow”. Deze worden gekarakteriseerd door een betonnen bak, waarop in één of twee lagen woonverblijven zijn gerealiseerd. Deze woonschepen zijn overwegend plat afgedekt of hebben een kap met een hele flauwe helling. De kap is in dit geval vaak bedekt met shingels. De zijwanden van de woonverblijven bestaan uit houten- of kunststof elementen. Het kleurgebruik is wisselend per woonschip, per schip is echter wel duidelijk één hoofdkleur te herkennen.
Object 3 Woonschepen
Woonschepen
Bij de beoordeling van bouwplannen zijn de algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria altijd van toepassing. Deze worden aangevuld met de hierna volgende specifieke criteria.
Specifieke objecten
8.4
- 329 -
- 330 -
woonschepen aan het Botenpad
Bebouwing en omgeving - één vaartuig per ligplaats. - in de lengterichting parallel aan de oever.
Object 3 Woonschepen
Welstandscriteria
woonschepen aan de Voorschoterweg
woonschepen aan de Katwijkerweg
woonschepen aan de Sandtlaanpad
Detaillering, kleur en materiaal - op de “omgebouwde schepen” dienen nautische details gerespecteerd te worden; - details ogen niet massief, maar dienen een ‘lichte’ uitstraling te hebben. - de opbouw dient hoofdzakelijk met één materiaal bekleed te zijn; - het onderscheidt tussen romp en opbouw dient door het toegepaste materiaal tot uitdrukking te komen; - de gebruikte materialen dienen een duurzaam karakter te hebben; - het kleurgebruik mag niet contrasteren met de omgeving, dus geen signaalkleuren toepassen op grote oppervlakten.
Specifieke objecten
Massa en vorm - maximaal 4 m boven het waterniveau; - de romp van het schip mag qua massa niet ondergeschikt zijn aan de opbouw; - geen overkragende uitbouwen.
- 331 -
Object 4
Bollensschuur - 332 -
Omschrijving en uitgangspunten In de kuststreek tussen Haarlem en Leiden ligt de oorsprong van de bloembollencultuur. Hier zijn de benodigde voorwaarden voor een goede teelt aanwezig; een gematigd klimaat met zachte winters en gematigd warme zomers, een goed doorlatende, kalkrijke bodemsamenstelling en een goed beheersbare waterhuishouding. Voor de opslag, verwerking en verhandeling van landbouwproducten werden in de 19e en begin 20e eeuw onder andere op het platteland verschillende bouwwerken neergezet. Tot deze per product en regio specifieke gebouwen behoort ook de zogenaamde bollenschuur. Voor de oorlog stonden in de Bollenstreek honderden karakteristieke bollenschuren, waarvan het merendeel inmiddels is verdwenen. Door schaalvergroting en mechanisatie van de land- en tuinbouw hebben de gebouwen hun functie verloren en worden de resterende in hun voortbestaan bedreigd. De bollenschuur is van oudsher meer geweest dan puur de opslagplaats van bloembollen. In de schuren werden innovatieve technieken ontwikkeld om aan klimaatbeheersing te doen. Er ontstonden geleidelijk aan ruimten voor opslag, verwerking, transport, klimaatbeheersing en administratie. Bij de teelt van bloembollen speelt het droogproces een belangrijke rol. De bollen werden vroeger in de zomermaanden eerst in houten en later na de eeuwwisseling ook in stenen bollenschuren op houten stellingen te drogen gelegd. Deuren en ramen konden daarbij tegenover elkaar worden opengezet voor de ventilatie. Hiervoor zaten er vaak rijen openslaande deuren in de langsgevels. Omstreeks 1910 werd in verband met een betere ventilatie de voorkeur gegeven aan bollenschuren met een plat dak en ramen aan alle vier de zijden, variërend in grootte van meestal twee tot soms wel vier bouwlagen.
Vanaf de jaren ’20 werden voor het droogproces centrale verwarming en koelinstallaties toegepast. Hierdoor kregen de bollenschuren een steeds meer gesloten karakter, met soms slechts ventilatieluiken en een schoorsteen, waarbij de luiken in sommige gevallen later ook nog zijn dichtgezet.
Object 4 Bollenschuren
Bollenschuur
In gemeente Katwijk is bijvoorbeeld langs de Oegstgeesterweg een bollenschuur en een bollencomplex van één woning met een schuur aanwezig. De bollenschuur is gaaf voorbeeld van een grote schuur uit de jaren ’30. Dit grote exemplaar van drie bouwlagen met plat dak ligt met de lengterichting evenwijdig aan de weg. De langsgevels hebben een middenrisaliet met borstwering en hoekpilasters. In ventilatie werd voorzien door een grote hoeveelheid openslaande ijzeren roedevensters en deuren met rollagen in de gevel. De toegepaste materialen en kleuren zijn rode baksteen in de gevels, afgedekt met overhangende gesmoorde pannen. Momenteel is aan een lange zijgevel een éénlaagse ruimte aangebouwd in afwijkende materiaal en kleur ter uitbreiding van de beschikbare werkruimte. Het bollencomplex uit 1915 tot 1923 ligt direct naast bovenstaande bollenschuur, maar ligt echter haaks georiënteerd op de Oegstgeesterweg. De woning ligt langs de weg met de schuur op het terrein erachter. De woonbebouwing heeft een T-vormige plattegrond van één bouwlaag met de verdieping onder een zadeldak met steekkappen. Op de begane grond zijn een achteraanbouw en een erker met afgeschuinde hoeken en balkon erboven aangebouwd. De schuur bestaat uit twee lagen met een zadeldak met houten goten op klossen. De houten roededeuren, worden in de langsgevels afgewisseld met kleinere vensters. De schuur heeft enkele éénlaagse aanbouwen.
Specifieke objecten
8.5
- 333 -
- 334 -
rijksmonument Voorschoterweg 52
De welstandstoetsing ten aanzien van de bollenschuren dient dan ook in eerste instantie het behouden en consolideren van de bestaande karakteristieke verschijningsvorm en haar cultuurhistorische waarde als uitgangspunt te hebben.
Object 4 Bollenschuren
Detaillering, kleur en materiaal - Detaillering in harmonie met gebouw en omgeving, gevarieerd en zorgvuldig; - Dakkapellen, erkers en dergelijke moeten worden vormgegeven als zelfstandige elementen; - Bij renovatie, aan- of verbouw reageren op het bestaande gebouw; - Materiaalgebruik aanpassen op de oorspronkelijk e stijl van het bestaande gebouw en géén kunststoftoepassingen; - Kleurgebruik aansluiten bij aard en het (historische) karakter van het gebouw; - Aan- en uitbouwen bij bollenschuren dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw en uit maximaal één bouwlaag met evt. een flauwe dakhelling te bestaan.
Welstandscriteria De algemene en de gebiedsgerichte welstandscriteria zijn van toepassing, maar worden aangevuld met deze specifieke criteria die zijn gericht op het behouden en versterken van het karakter van de nog aanwezige bollenschuren in de gemeente Katwijk. Bebouwing en omgeving - De gebouwen zijn als zelfstandige eenheden herkenbaar. Massa en vorm - Bij verbouwingen moeten de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw zichtbaar blijven.
Specifieke objecten
sculpturaal kantoorgebouw aan de Voorschoterweg
Het toegepaste materiaal en kleurgebruik voor het complex is rode baksteen in de gevels met donkere dakpannen op de schuren en rode geglazuurde kruispannen op de woning. De bollenschuur heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde als expressie van de bloembollencultuur die de sociaaleconomische geschiedenis van de regio en Katwijk in het bijzonder, sterk heeft bepaald. Zowel het complex als de bollenschuur zijn goede voorbeelden uit de betreffende bouwperiode en zijn karakteristiek voor de Oegstgeesterweg.
- 335 -
Object 5
Kassenbouw - 336 -
Omschrijving en uitgangspunten
Muur met spiegelglas
Muur op kopkas
Muur met brede lessenaarsdak
A-Kas (druivenkas)
Kniekas
Loosduinse komkommerkas
Warenhuis-model
In de land- en tuinbouw werd in de 19e eeuw getracht de oogst op kunstmatige wijze te vervroegen om de producten eerder op de markt te kunnen aanbieden. Om de zonnewarmte bij de teelt van de producten optimaal te kunnen benutten en ter bescherming tegen weersinvloeden, is er rond de eeuwwisseling een ontwikkeling van verschillende typen glazen kassen geweest. Afhankelijk van de producten en hun groeiwijze, zijn er verschillende oplossingen toegepast. Het eerste glas dat men gebruikte waren de ‘schietramen’, samengesteld uit kleine glasruitjes gevat in een houten omlijsting. Deze werden vrijwel rechtopstaand tegen een muur geplaatst. Abrikozen en druiven werden onder andere op deze wijze gekweekt. Door de mogelijkheid van de fabricage van een groter formaat glas, ontstonden de zogenaamde éénruiters. Deze grote ruit in een houten omlijsting werd net boven maaiveld vrijwel plat op de grond geplaatst. De teelt van tomaten, sla en komkommers vond aanvankelijk plaats middels deze ‘platglas’-methode. Een andere ontwikkeling vanuit het schietraam, maar met betere resutaten, werd geboekt door het plaatsen van ramen tegen de gemetselde muren. Hieruit is later de muurkas in verschillende vormen ontstaan, waaronder ook de lessenaarkas en kopkas. Rond de eeuwwisseling werden vanuit België de zogenaamde druivenserres geïntroduceerd. Behalve deze tweezijdige kassen met een driehoekige vorm (Akassen), waren er ook kassen met een geknikte dakvoet (kniekas), waardoor er meer loopruimte ontstond. De spantconstructies bestonden uit hout, ijzer of beton. Een aparte ontwikkeling was de omkommerkas, waarbij het glas zonder knik als een zadeldak op een laag muurtje stond.
Twee belangrijke momenten in de ontwikkeling van de kassenbouw zijn omstreeks 1880 de opkomst van de gestookte kas en rond 1920 de overgang van de individuele naar de moderne, geschakelde kas. Zo’n grote aaneengesloten kas heet ook wel het ‘(Westlandse) warenhuis’. Tegenwoordig worden in allerlei varianten uitsluitend kassen gebouwd gebaseerd op dit warenhuis-model. Tevens is er een enorme schaalvergroting in de kassenbouw toegepast. Door moderne technieken en materialen zijn de breedte en lengte van een kas sterk toegenomen, evenals de hoogtemaat (meestal vergelijkbaar met één tot twee bouwlagen en kap). In sommige delen van het land is de toepassing van deze aaneengeschakelde kascomplexen zo veelvuldig, dat er met recht van ‘glazen steden’ kan worden gesproken. De meeste huidige kassen kunnen in twee hoofdgroepen worden verdeeld; de breedkapkas en de traliespantof Venlo-kas.
Object 5 Kassenbbouw
Kassenbouw
Specifieke objecten
8.6
- 337 -
Breedkapkas De breedkapkas bestaat uit een grote vrije overspanning. Het sterke punt is deze grote overspanning met daardoor een enorme luchtbuffer. Dit kastype wordt vooral toegepast bij de teelt van potplanten. De standaard overspanningen gaan van 9,6m en 12,8m tot 16,0m en soms zelfs tot 20,0m. De meest gebouwde kapbreedte is echter 12,8m. De goothoogte van de meeste breedkapkassen ligt daarbij tussen de 4,0m en 5,0m.Het spreekt vanzelf dat er robuuste constructies nodig zijn om dit te kunnen realiseren. Traliespantkas Deze kas bestaat uit een zelfdragend glasroedesysteem waarbij de roeden tegenover elkaar worden geplaatst. Door deze constructie is een minimum aan materiaal nodig en de lichtonderschepping minimaal. Traliespant-kassen worden daarom vooral toegepast in de teelt van groenten en snijbloemen. De kas kan standaard een overspanning van 3,2m tot zo’n 16,0m hebben. Per overspanning worden twee tot vier kleine kappen gebouwd van 3,2m, 4,0m of 4,8m. De goothoogte van de meeste Venlo-kassen ligt tussen de 3,0m en 5,0m. Het materiaal- en kleurgebruik in de huidige kassenbouw is door de technische eisen van de teelt duidelijk beperkt. De meeste kassen bestaan afhankelijk van hun grootte uit een stalen, aluminium of kunststoffen constructie met glas in zowel het dak als de gevels. In sommige situaties is het glas gedeeltelijk of geheel witgekalkt of is er een zonnewering aangebracht in verband met de beheersing van zonlichtintreding. Een andere optie is dat er in de gevel- of dakdelen naast glas ook steen, hout, kunststof of andere plaatmaterialen zijn toegepast.
- 338 -
Een alternatieve mogelijkheid is de zogenaamde foliekas. Dit zijn vergelijkbare kassen als bovenstaande, alleen is er in plaats van glas transparante folie toegepast, waardoor de constructie ook lichter uitgevoerd kan worden. Een uitzondering hierop is de folieboogkas. Deze kassen bestaan meestal uit een lichte boogconstructie waar desgewenst transparante folie over kan worden geschoven. Dit kastype scoort door de uitstraling en het tijdelijk karakter veel slechter ten aanzien van de architectonische verschijningsvorm dan de verschillende glazen kassen. Kassenbouw in Rijnsburg komt bijna in het gehele agrarische buitengebied voor. Hierbij is onderscheid gemaakt naar een klein- en een grootschalig glastuinbouwgebied. In het historisch gegroeide kleinschalige gebied is een verkavelingsstructuur ontstaan met veel verschillende oriëntaties. Deze zijn hoofdzakelijk afhankelijk van de oude ontginningswegen. De aanwezige kassen zijn dan ook vaak achter de woonbebouwing op het ‘tweede plan’ gesitueerd, waardoor er langs deze bebouwingslinten een duidelijke, karakteristieke ruimtelijke geleding is ntstaan. De afwisseling van de kassencomplexen en tussengelegen open ruimtes met zicht op het achtergelegen gebied, vormt een belangrijk kenmerk van het Rijnsburgse agrarische gebied. Het grootschalige, rationeel verkavelde glastuinbouwgebied is van een recentere datum. De strakke ordening geënt op de ontsluitingslus heeft een éénzijdige woonbebouwing met een gesloten karakter door het optimaal gebruik maken van het beschikbaar terrein voor kassenbouw.
De algemene en de gebiedsgerichte welstandscriteria zijn van toepassing, maar worden aangevuld met deze specifieke criteria die zijn gericht op de uitstraling van de kassencomplexen.
Object 5 Kassenbouw
Welstandscriteria
Massa en vorm - De totale oppervlakte van een kassencomplex afstemmen op de belendende complexen; - De kaprichting zoveel mogelijk parallel aan de kavelstructuur en haaks op de richting van de doorgaande openbare weg oriënteren; - Bij traliekassen en repeterende breedkapkassen dienen de kappen een gelijke vorm, goot- en nokhoogte te hebben; - Bij kassen gesitueerd achter woonbebouwing dienen de goot- en nokhoogte bijvoorkeur onder die van het hoofdgebouw van de woning te blijven.
verschillende voorkomende kassen in de gemeente Katwijk
Detaillering, kleur en materiaal - De gevels alsmede dakhellingen dienen een transparant uiterlijk te hebben, waarbij het interieur van buiten grotendeels zichtbaar is. - Uitgezonderd de constructie, dient bij een kas als materiaal hoofdzakelijk glas te worden toegepast.
Specifieke objecten
Bebouwing en omgeving - Bij de situering van kassenbouw aansluiten op de aanwezige ruimtelijke verkavelingsstructuur; - Handhaven van de bestaande ruimtelijke geleding langs de bebouwingslinten; - Streven naar situering van kassen op het erf of op de kavel achter de woonbebouwing; - Aanbouw van kassen aan woonbebouwing is niet toegestaan. Uitzondering hierop vormt een hobbykas; - Samengestelde en repeterende kascomplexen dienen in rooilijn te staan; - Streven naar de ruimtelijke integratie van technische ruimten en installaties binnen het kassencomplex.
- 339 -
Object 6
Reclametoepassingen - 340 -
ALGEMENE RICHTLIJNEN Een APV of vergunningsplichtige reclame-uiting zal voor dze genoemde nivo’s getoetst worden aan het reclamebeleid van de gemeente Katwijk.
gevelreclame aan de Princestraat
gevelreclame boven puien in de Rijnstraat
gevelreclame en uithangbord aan de Tramstraat
-
Een reclameuiting- dient qua plaatsing, kleurstelling, materiaal gebruik en/of detaillering niet ontsierend te zijn voor het gevelbeeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte. - De vormgeving, afmetingen en kleuren van een reclame -uiting moeten afgestemd zijn op het karakter van de directe omgeving; - Gevelreclames dienen qua vormgeving, afmetingen en plaatsing afgestemd te worden op de gevelopzet. De samenhang en structuur van de gevel dienen behouden te blijven (geen scheiding winkelpui en verdieping, het gebouw mag niet in tweeën geknipt worden); - Bij nieuwbouw dient de reclame -uiting geïntegreerd te worden in het ontwerp/architectuur (wel apart vergunning aanvragen). Hierdoor is de kans op ontsiering van de gevel door later aangebrachte reclames een stuk kleiner; - Bij bestaande bebouwing is de bestaande samenhang en ritmiek van de gevel en straatwand essentieel voor een passende reclame. Indien de (historische) architectuur van bestaande bebouwing reeds voorziet in specifieke reclamemogelijkheden, zoals koofboorden of velden tussen raamkozijnen en -bogen, zijn dat de aangewezen plaatsen waar reclame-uitingen aangebracht dienen te worden; - Te veel en frequente herhaling van dezelfde tekst of te grote hoeveelheid tekst per reclame dient voorkomen te worden. Tekst beperken tot de hoofdboodschap (productaanduiding, bedrijfsnaam of andere aanduiding);
-
-
De reclame-uiting zelf dient ook grafisch goed verzorgd te zijn. De opschriften, eventueel in combinatie met afbeeldingen, van reclame-uitingen moeten zijn samengesteld uit esthetisch verantwoorde letters en tekens. Het reclameteken mag niet groter zijn dan voor een goede leesbaarheid voor die situering noodzakelijk is; Gevelbeschildering is alleen mogelijk als er sprake is van oorspronkelijk in het metsel- of stucwerk van de gevel verwerkte belettering of als er sprake is van herstel van een historisch geschilderde gevelreclame; Geen reclames in reflecterende en/of fluorescerende kleuren; Belichte en verlichte reclames zijn bij winkel - en industriegebieden toegestaan. Bij gewone gebieden zal dit per subgebied variëren.
Object 6 Recalmetoepassingen
Reclametoepassingen
Specifieke objecten
8.7 reclame binnen de gevelstructuur op het Emmaplein
- 341 -
Basisnivo
-
ALGEMEEN Gewone gebieden zijn die gebieden die niet aangegeven zijn op de in de welstandsnota aangeven subgebieden. RICHTLIJNEN RECLAMECRITERIA Aan de zijgevel is geen reclame toegestaan, tenzij er sprake is van een hoekpand met twee winkelpuien. Dan is er sprake van twee voorgevels. Voor kleinere praktijkruimten aan huis geldt nog extra dat er een reclame-uiting in de voortuin is toegestaan. De reclame-uitingen kunnen bestaan uit: Enkelzijdig reclamebord of -object en plat op de gevel - naast de voordeur of entree van de praktijkruimte/bedrijfsruimte; in ieder geval onder de vloer van de eerste verdieping; - boven de entree, gecentreerd in de gevel of passend in de structuur van de gevel/winkelpui; - bij meerdere verdiepingen onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping; - bij plaatsing op of aan een luifel binnen de contouren van het boeiboord; - bij voorkeur uitgevoerd met losse letters of een passend vormgegeven naam, reclamebord of object. Dubbelzijdig reclamebord of -object loodrecht op de gevel - passend in de structuur van de gevel/winkelpui; - bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping;
- 342 -
-
maximaal 0.60 meter vanuit de gevel, inclusief bevestigingsconstructie; minimaal 0.50 meter van zijmuur, naburige pand of perceelsgrens geplaatst; bij voorkeur uitgevoerd als passend vormgegeven naam, reclamebord of object.
Permanente reclamezuil - geplaatst in de voortuin achter de erfafscheiding; - bestaande uit een naam- en/of beroepsaanduiding van de aanwezige praktijk en één beeldmerk of logo; - uitsluitend geplaatst op eigen terrein; - afmetingen in overeenstemming met het perceel en de bebouwing. Vlag, vaandel, wimpel of banier - vlaggenstok bevestigd onder de vloer van de eerste verdieping; - banier plat of loodrecht bevestigd onder de bovendorpel van de kozijn op de eerste verdieping; - minimaal 0.60 meter van zijmuur, naburige pand of perceelsgrens geplaatst; - bij meerdere exemplaren identiek uitgevoerd (geen verschillende vlaggen).
reclamevoering aan de Hoofdstraat
reclame aan het Castellumplein
reclamevoering aan buitenzijde Hoornesplein
reclame aan een bedrijfsunit op een industrie en winkelgebied aan de Voorschoterweg
ALGEMEEN Winkelgebieden en bedrijventerreinen zijn die gebieden die in de welstandsnota in het blauw zijn gemarkeerd in de subgebieden RICHTLIJNEN RECLAMECRITERIA
reclamevoering op het industrieterrein Klei-Oost
Gevelreclame in woongbeied aan de Brouwerstraat
reclame aan gevel aan de Kerkstraat te Rijnsburg
Aan de zijgevel is maximaal 1 zichtbare reclame-uiting toegestaan, tenzij er sprake is van een hoekpand met twee winkelpuien. Dan is er sprake van twee voorgevels. De reclame-uitingen kunnen bestaan uit: Enkelzijdig reclamebord of -object en plat op de gevel - boven de entree, gecentreerd in de gevel of passend in de structuur van de gevel/winkelpui; - bij meerdere verdiepingen onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping; - bij plaatsing op een luifel binnen de contouren van het boeiboord; - uitgevoerd met losse letters, een passend vormgegeven reclamebord of lichtbak. Dubbelzijdig reclamebord of -object loodrecht op de gevel - passend in de structuur van de gevel/winkelpui; - bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping; - maximaal 0.80 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie; - uitgevoerd als passend vormgegeven reclamebord object of lichtbak.
Vlag, vaandel, wimpel of banier - vlaggenstok bevestigd onder de vloer van de eerste verdieping; - banier plat of loodrecht bevestigd onder de bovendorpel van de kozijn op de eerste verdieping; - bij meerdere exemplaren identiek uitgevoerd (geen verschillende vlaggen). - vlaggenmasten uitgevoerd met identieke vlaggen (afmeting en opdruk) bijvoorbeeld via een winkeliersvereniging - vlaggenmasten bij de hoofdentree van het winkelgebied of langs de hoofdweg naar het gebied toe. - vlaggenmasten bij de hoofdentree van grotere gebouwen met één grotere winkelketen of meerdere winkels alle masten even hoog en niet hoger dan het pand of complex waarbij de vlaggenmasten komen te staan Permanente reclamezuil of -constructie - geplaatst voor de hoofdentree van grotere gebouwen met één grotere winkelketen, meerdere winkels, bedrijven of bedrijventerrein; - geplaatst als gezamenlijke presentatie bij de hoofdentree van het winkelgebied of bedrijventerrein.
Object 6 Recalmetoepassingen
reclamevoering op het industrieterrein ‘t Heen
Reclamebord of -object op het dak - bij grotere gebouwen waarin een winkelketen is gevestigd uitsluitend georiënteerd op de hoofd- of snelweg; - uitgevoerd met losse letters, een passend vormgegeven reclamebord -object of lichtbak.
Specifieke objecten
Winkel- en industriegebieden
- 343 -
Object 7
Woonwagens - 344 -
Omschrijving en uitgangspunten Binnen de gemeente zijn een aantal zones aangewezen waar het toegestaan is om een woonwagen te plaatsen. De gemeente vindt het van belang dat er een welstandstoets plaatsvindt om bij een woonwagenkamp en het omliggende gebied een kwalitatieve uitstraling te realiseren, dan wel te handhaven. Hiervoor is geen beleid voor opgenomen. - In het betreffende bestemmingsplan is opgenomen wat het maximale bebouwinsoppervlak mag zijn en de hoogtes van de woonwagen; - Een verandering aan een woonwagen wordt altijd aan redelijke eisen van welstand getoetst. (toetsing dient te geschieden aan de hand van de hieronder staande welstandscriteria). De in de Woningwet verplicht gestelde welstandsnota zegt niets over het toetsen van woonwagens aan redelijke eisen van welstand. Aangezien het gemeentebestuur van Katwijk de uiterlijke verschijning van de woonwagens van structureel belang vindt voor de ruimtelijke kwaliteit van is het toetsen van woonwagens op welstand, opgenomen in deze welstandsnota; Bij de beoordeling van bouwplannen zijn de algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria altijd van toepassing. Deze worden aangevuld met de hierna volgende specifieke criteria. Het doel van de welstandscriteria is het handhaven van specifieke kenmerken van woonwagens. Woonwagens zijn gekarakteriseerd door een bungalowachtig uiterlijk met in de meeste gevallen en schuinhellend dak bedekt met shingels. De gevels van de woonwagens bestaan uit houten- of kunststof- of steenstrip elementen . Het kleurgebruik is wisselend per woonwoonwagen.
Welstandscriteria Bebouwing en omgeving - één woonwagen per standplaats. - in de lengterichting schuin of haaks op de weg gericht.
Object 7 Woonwagens
Woonwagens
Massa en vorm - maximaal hoogte en oppervlaktes zijn geregeld in betemmingsplan; - vormgeving refererend aan bugalows; - plat of lichthellend dak; Detaillering, kleur en materiaal - details ogen niet massief, maar dienen een ‘lichte’ uitstraling te hebben. - de opbouw dient hoofdzakelijk met één materiaal bekleed te zijn; - het onderscheidt tussen aanbouw en bijgebouw dient door het toegepaste materiaal tot uitdrukking te komen; - de gebruikte materialen dienen een duurzaam karakter te hebben; - het kleurgebruik mag niet contrasteren met de omgeving, dus geen signaalkleuren toepassen op grote oppervlakten.
Specifieke objecten
8.8
- 345 -