i d e e ë n b o e k j e
26.09.2011
¡hola!
t
salu
Ideeënboekje Met talen kom je verder!
© 2011
Europees Platform - internationaliseren in onderwijs Kennemerplein 16 2011 MJ Haarlem
T
023 553 11 50
F
023 542 71 74
[email protected] www.europeesplatform.nl/dagvandetalen
Samenstelling
Marleen Dermout
Redactie
Karin Akkerman, Séverine Blache, Marleen Dermout, Synke Hotje
Omslagontwerp
NR58/ total communication
2
Inhoud 1. Voor wie en waarvoor is dit boekje? ........................................................................... 4 2. Europese Dag van de Talen 2011 .............................................................................. 6 3. Internationaliseren: tijd voor taal! ................................................................................ 8 4. Taalverwervingsactiviteiten ....................................................................................... 10 Met talen bouw je bruggen!........................................................................... 11 Pictionary...................................................................................................... 12 Het lekkerste gerecht .................................................................................... 13 Ik ga op reis en neem mee ........................................................................... 14 Stoelendans plus .......................................................................................... 15 Quelle heure est-il, Monsieur Loup? ............................................................. 16 Label je klaslokaal ........................................................................................ 17 Clip-analyse .................................................................................................. 18 Mindmappen ‘Beroepen’ ............................................................................... 19 School to school ........................................................................................... 20 Landenquiz ................................................................................................... 21 Schrijf een blog ............................................................................................. 22 Maak een poster ........................................................................................... 23 5. De leukste activiteiten van 10 jaar Europese Dag van de Talen ............................... 24 Is dit jouw tas? .............................................................................................. 25 Een geeltje op je rug ..................................................................................... 26 Klets een klacht ............................................................................................ 27 Raad het maar .............................................................................................. 28 Hier woon ik! ................................................................................................. 29 Zonder taal, toch verhaal .............................................................................. 30 Wat je vraagt ben je zelf ............................................................................... 31 Gewoon, lekker luisteren .............................................................................. 32 Weet hij wat hij zegt? .................................................................................... 33 Weet jij wie het is? ........................................................................................ 34 Kijk en vergelijk!............................................................................................ 35 Vreemde rap ................................................................................................. 36 Wat je doet, ben je zelf ................................................................................. 37 Internationaal Plein ....................................................................................... 38 Welke talen heb jij in je bagage? .................................................................. 39 De Talenquiz ................................................................................................ 40 Schrijf een nieuw artikel ................................................................................ 41 Eigen ondertiteling ........................................................................................ 42 Make-over van de school .............................................................................. 43 Niet zo lekker ................................................................................................ 44 Samen op stap? ........................................................................................... 45 Op zoek naar werk ....................................................................................... 46 Talendomino ................................................................................................. 47 Afsluiting: Talenfeest! ................................................................................... 48 6. Talenteam van het Europees Platform ...................................................................... 49 Bijlage Europees Referentiekader
50
3
1. Voor wie en waarvoor is dit boekje? Dit is de jubileumeditie van het ideeënboekje. De Europese Dag van de Talen bestaat namelijk tien jaar en dat willen we vieren. Daarom hebben we dit jaar, naast nieuwe, leuke lesideeën en activiteiten om leerlingen spelenderwijs vreemde talen aan te leren, ook een selectie van de leukste ideeën van de afgelopen tien jaar gemaakt. Ieder jaar wordt het boekje door het Europees Platform samengesteld om te helpen met de invulling van de Europese Dag van de Talen op je school. De activiteiten zijn natuurlijk het hele jaar door bruikbaar. Doelgroep Dit ideeënboekje is bedoeld voor leraren en leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Niveau Dit is een ideeënboekje, géén kant-en-klaar lesmateriaal. Vandaar dat bij iedere activiteit, naast het onderwijsniveau, ook bij benadering een ERK-niveau is aangegeven. ERK staat voor Europees Referentiekader voor talen, waarmee niveau-omschrijvingen van moderne vreemde talen worden aangeduid (zie ook het schema in de bijlage). Het ligt natuurlijk vooral aan de voorkennis van de leerlingen of een oefening geschikt is of niet, dus bekijk ze allemaal en pas desgewenst de uitvoering aan. Let wel, bij sommige oefeningen staat het niveau A1.1 aangegeven. Daarmee wordt bedoeld: lager dan A1. Lay-out Het ideeënboekje is zo gemaakt, dat je in één opslag ziet hoe de activiteit in elkaar zit en daarom kun je er dus meteen mee aan de slag gaan. Doordat de activiteiten ieder slechts een pagina beslaan en eenvoudig opgemaakt zijn, zijn ze makkelijk te kopiëren. De digitale versie vind je op www.europeesplatform.nl/dagvandetalen. De boekjes van de voorgaande jaren staan ook op deze website. Voorbereidingstijd Het talenteam van het Europees Platform heeft veel ideeën bedacht die niet al te veel voorbereiding vereisen. Bij iedere activiteit staat in minuten
4
aangegeven hoelang de activiteit duurt. Dit is slechts een richtlijn; een activiteit kan groot- of kleinschalig worden uitgevoerd, met veel of weinig materiaal. Benodigdheden De benodigdheden verschillen per activiteit, maar vooral internet, pen en papier, woordenboeken en knutselmaterialen zijn bij de meeste activiteiten nodig. Doeltaal In het boekje staat de term ‘doeltaal’; hiermee wordt de ‘gekozen vreemde taal’ bedoeld. Talen De activiteiten kunnen bijna allemaal in verschillende talen worden uitgevoerd. Wij raden aan, naast de bekende vreemde talen, ook eens een activiteit te doen met een minder voor de hand liggende taal. Laat je inspireren door talen en culturen die in onze multiculturele samenleving aanwezig zijn. Hierbij is het motto: gebruik wat je in huis (de klas) hebt!
5
2. Europese Dag van de Talen 2011 Sinds 2001 organiseren scholen in heel Europa activiteiten op de deze dag. De Europese Unie en de Raad van Europa hebben toen het initiatief genomen tot een Europees Jaar van de Talen om mensen aan te moedigen talen te leren. Talen zijn het bindmiddel van Europa en daarom is uit dit eerste initiatief de Europese Dag van de Talen ontstaan. Deze dag heeft tot doel mensen bewust te maken van het aantal verschillende talen dat in Europa gesproken wordt en hen aan te moedigen om, zowel op school als daarbuiten, vreemde talen te leren. Thema 2011 Het thema van de Europese Dag van de Talen 2011 is 'Met talen kom je verder!'. Zowel leerlingen als leraren komen verder door vreemdetalenkennis: verder op school, verder in hun carrière en... verder dan de grens! De Europese Dag van de Talen is voor iedereen en voor alle talen! De officiële datum is 26 september, maar op school kan het natuurlijk ook op een andere dag in die week gevierd worden. Evenementen, wedstrijden en activiteiten Scholen in Europa besteden allemaal op hun eigen manier aandacht aan deze dag. Misschien vier je de Europese Dag van de Talen wel samen met een buitenlandse partnerschool. Of neemt je klas deel aan de culturele workshops tijdens het leerlingenfeest van de taleninstituten? Of schrijf je de klas in voor de EFKF World Games. Of doet de school mee aan een van onderstaande wedstrijden. § Beste Europese Dag van de Talen op School Stuur vóór 20 oktober 2011 een verslag naar het Europees Platform waarmee je laat zien hoe de Europese Dag van de Talen op je op school gevierd is. Ding mee naar de geldprijzen van € 1.000, € 750 en € 500. Wij zijn benieuwd! Aanmelden via www.europeesplatform.nl/dagvandetalen. § Europees Talenlabel Heb je een creatief en succesvol talenproject afgerond? Ding dan mee naar het Europees Talenlabel. Aan het Talenlabel zijn geldprijzen verbonden van € 5.000, € 2.000 en € 1.000. Aanmelden kan via de website www.europeestalenlabel.nl.
6
Meer informatie over de wedstrijden en andere activiteiten staat op de website www.europeesplatform.nl/dagvandetalen en op de laatste pagina’s van dit ideeënboekje. Het talenteam van het Europees Platform wenst je veel plezier op de Europese Dag van de Talen.
Met talen kom je verder op 26 september!
Het project ‘Europese Dag van de Talen’ is tot stand gekomen op initiatief van de Raad van Europa en de Europese Unie en wordt mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Ministerie van OCW.
7
3. Internationaliseren: tijd voor taal! Het Europees Platform - internationaliseren in onderwijs, heeft tot doel om Nederlandse scholen te stimuleren om te internationaliseren. Internationalisering op school begint bij het leren van vreemde talen. Want als leerlingen hun talen spreken, kunnen ze samenwerken met leerlingen in het buitenland. Het Europees Platform ondersteunt scholen die willen internationaliseren en meer aandacht willen besteden aan vreemdetalenonderwijs, in de vorm van talige projecten en programma's, zoals: §
Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) Scholen beginnen met vroeg vreemdetalenonderwijs om leerlingen een vreemde taal te leren spreken, zodat ze met leerlingen uit het buitenland kunnen praten en een basis te leggen voor later. De term vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) betekent extra uren Engels, Frans of Duits vanaf de eerste groepen op de basisschool. Het Europees Platform helpt scholen om met vroeg vreemdetalenonderwijs te beginnen. Je kan bij ons terecht voor informatie, en advies.
§
Tweetalig onderwijs (tto) Tweetalig onderwijs houdt in dat bij 50% van de vakken op een middelbare school een andere taal dan de moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt. Naast de talenvakken worden dan bijvoorbeeld geschiedenis en biologie in een andere taal onderwezen. In een tweetalige klas spreken docenten en leerlingen in principe dus geen Nederlands, maar de vreemde taal. Tto heeft twee belangrijke doelen: het vergroten van de taalbeheersing van leerlingen en het verkrijgen van een internationale oriëntatie.
§
LinQ Circa 40 scholen werkten van 2005 tot en met 2008 samen aan de introductie van Frans of Duits op de basisschool en de versterking van deze talen in het voortgezet onderwijs. De uitkomst van het project is een leerzame koffer vol met startersinformatie en lesmateriaal om direct aan de slag te gaan met Frans en/of Duits. Je kunt de LinQ-koffer bestellen via onze webwinkel. Het vervolgproject LinQ II is dit jaar van start gegaan en loopt tot en met 2012.
8
§
Taalassistentschappen Het Europees Platform ondersteunt buitenlandse studenten die in Nederland als taalassistent willen werken. Hierna volgt een overzicht van de verschillende mogelijkheden. Voor meer informatie over de programma’s verwijzen we graag door naar de website via de links. Taalassistenten: informatie voor scholen Taalassistenten (in opleiding) voor alle vreemde talen Taalassistenten voor Duits Taalassistenten voor Frans Assistent-docenten Duits 1e graads Assistent-docenten Duits of Frans 2e graads
§
Links Comenius - Assistentschappen Taalassistenten Duits Taalassistenten Frans Van Assistent tot Docent Duits 1e graads (VADD 1) Van Assistent tot Docent Duits of Frans, 2e graads (VAD D/F 2)
Elos - grensverleggend onderwijs Elos is een internationale leerroute voor het voortgezet onderwijs. Het is een onderwijsconcept waarbij het curriculum vol internationalisering zit, geïntegreerd in het reguliere programma. Zo worden leerlingen adequaat en systematisch voorbereid op het leven, leren, werken in een internationale omgeving. Tip! Ben je op zoek naar een partnerschool in het buitenland, lees hierna meer over het programma eTwinning.
§
eTwinning eTwinning is een gratis virtuele internetgemeenschap (online community) voor scholen in ruim 30 Europese landen. Via www.etwinning.net vinden ze elkaar en werken ze samen met behulp van ict. eTwinning is laagdrempelig en bedoeld voor iedereen die verbonden is aan een basisschool of een middelbare school. Het is een ideaal middel om in contact te komen met scholen in het buitenland en samen (talige) onderwijsprojecten uit te voeren.
9
4. Taalverwervingsactiviteiten
10
Met talen bouw je bruggen! po/A1.1
De bedenkers van deze activiteit zijn de leerkrachten van Obs De Klinker uit OudBeijerland. Deze school viel vorig jaar in de prijzen bij de wedstrijd ‘Beste Europese Dag van de Talen op School’. Bij deze activiteit moesten de leerlingen door samenwerking en communicatie in een vreemde taal letterlijk bruggen zien te bouwen.
1. Laat meerdere groepen in de school meedoen met deze activiteit.
Wat moet ik doen?
2. Verdeel de leerlingen per klaslokaal in groepjes van 5. Deze leerlingen schuiven de tafels bij elkaar zodat ze eilandjes vormen. 3. Kies per klaslokaal een doeltaal, dit mag bijvoorbeeld ook gebarentaal zijn. 4. Laat de groepjes leerlingen samen bruggen van papier bouwen om de eilandjes met elkaar te verbinden. 5. Om samen deze brug te bouwen, gebruiken de leerlingen alleen de doeltaal. Dus “geef me de lijm” en “plak deze op elkaar” worden vertaald naar de doeltaal.
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
Een dag.
pen en papier lijm
¿ 11
Pictionary vo/A2
Speel pictionary in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Maak van tevoren kaartjes met daarop woorden in de doeltaal. Dit kan iedere gewenste vreemde taal zijn. 2. Selecteer een leerling uit de klas.
3. Geef deze leerling een kaartje met daarop een woord of een plaatje in de doeltaal.
4. Laat de leerling de betekenis van dit woord vóór de klas op het bord tekenen.
5. De klas moet het woord raden. Daarbij stellen ze vragen in de doeltaal.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
5 minuten per woord
schoolbord kaartjes met woorden of tekeningen
¿ 12
Het lekkerste gerecht po / A1
Tijdens deze opdracht maken en presenteren de leerlingen een gerecht waarvan het recept in de doeltaal is geschreven.
Wat moet ik doen?
1. Deel de klas in groepjes van 6 in. 2. Per groepje worden de volgende taken verdeeld: • leerlingen zoeken een recept in de doeltaal; • leerlingen maken het gerecht thuis (met behulp van ouders); • leerlingen presenteren in de. 3. Stel daarna de gehele klas aan als jury. Het beste gerecht wint! Variatie Kies 5 verschillende landen. De recepten uit deze landen worden gepresenteerd in het Engels, in plaats van de doeltaal.
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
•
¿
•
•
internet kookboeken tijdschriften presentatie recepten: 10 minuten per groepje stemmen en uitslag: 10 minuten
13
Ik ga op reis en neem mee po/A1
Speel het klassieke spel ‘ik ga op reis en ik neem mee’ in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Kies een doeltaal. 2. Verdeel de leerlingen in 2 groepen en laat ze vervolgens per groep een kring vormen. 3. Wijs per kring een leerling aan en laat hem/haar een item noemen dat hij/zij mee op reis zal nemen. 4. De tweede leerling in de kring noemt het item van de eerste leerling en vervolgens een nieuw item, enzovoorts. 5. De laatste leerling schrijft alle items op het (digitale) schoolbord. 6. De leerling van de groep die de meeste items goed heeft, is de winnaar.
Wie doen er mee?
De hele klas, in twee groepen.
Materiaal
n.v.t.
# Hoe lang?
30 minuten
¿ 14
Stoelendans plus po/A1.1
Tijdens dit spel spelen de leerlingen stoelendans met flitskaarten.
Wat moet ik doen?
1. Ga met de klas in een kring zitten. 2. Bevestig op alle stoelen een flitskaart met daarop bijvoorbeeld een getal. 3. Terwijl de muziek speelt lopen de leerlingen rond de stoelen.
4. Als de muziek stopt, roept u een getal. De leerlingen mogen gaan zitten op alle stoelen, behalve de stoel met dat getal. De leerling die, als de muziek stopt, geen stoel heeft, valt af.
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
flitskaarten cd-speler
¿ 15
Quelle heure est-il, Monsieur Loup? po/A1
Speel dit spel om het klokkijken in het Frans te oefenen.
Wat moet ik doen?
1. Speel zelf de wolf Monsieur Loup. 2. De wolf loopt door de zaal en iedereen volgt, om de beurt roepend: “Quelle heure est-il, Monsieur Loup?” 3. De wolf roept het tijdstip, bijvoorbeeld “Il est deux heures” (het is twee uur). 4. Maar als hij roept: “C’est l‘heure du dîner” (het is etenstijd), maken de leerlingen dat ze wegkomen. 5. Wijs vervolgens een leerling aan om Monsieur Loup te spelen. Variatie In plaats van klokkijken, kun je ook ‘het weer’ als thema nemen. “Quel temps fait-il, Monsieur Loup?” (Hoe is het weer, meneer De Wolf?). Als hij antwoordt “Il pleut!” proberen de leerlingen te ontsnappen.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
n.v.t.
# Hoe lang?
5 minuten per ‘wolf’
¿ 16
Label je klaslokaal po/A1
Label de objecten in je klaslokaal met benamingen in een andere taal.
Wat moet ik doen?
1. Gebruik post-its of flascards en label daarmee objecten in het klaslokaal. 2. Stel de leerlingen een vraag, bijvoorbeeld: “Où est le livre?” 3. Om de labels te verzamelen zeg je bijvoorbeeld, “Apporte-moi le livre” (breng me het boek).
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
internet
# Hoe lang?
•
¿
•
huiswerk: 60 minuten bespreken: 30 minuten
17
Clip-analyse vo/B1
Tijdens deze oefening leren leerlingen met behulp van clips en teksten een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Laat de leerlingen, in de doeltaal, clips (cabaret, muziek) en de uitgeschreven tekst daarvan zoeken. 2. Laat de leerlingen uitzoeken waar de clip over gaat en laat hen opschrijven wat ze zien. 3. Laat ze opschrijven welke woorden ze wel en niet kennen. 4. Bespreek een aantal clips klassikaal. Laat de leerlingen in de doeltaal uitleggen waar de clip over gaat.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
Post-its of flitskaarten.
# Hoe lang?
10-20 minuten
¿ 18
Mindmappen ‘Beroepen’ vo/B2
Bij deze activiteit maken leerlingen een mindmap ter voorbereiding op een toekomstig beroep in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Kies een doeltaal. 2. Verdeel de klas in groepjes van twee. Ieder groepje kiest één beroep. 3. Laat ieder groepje op een groot vel het beroep dat ze gekozen hebben in het midden schrijven of gebruik www.mindmeister.com. Vervolgens schrijven ze alle woorden op die te maken hebben met dat beroep. 4. Aan de hand van deze mindmap schrijft het groepje een sollicitatiebrief in de doeltaal. 5. Vervolgens oefenen de groepjes het sollicitatiegesprek. 6. Ten slotte solliciteren alle leerlingen individueel voor een commissie (één of twee leraren).
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
•
#
of
Hoe lang?
4 lessen van ieder 45 minuten
•
pen en papier computer met internet en www.mindmeister.com
¿ 19
School to school vo/A2
Leerlingen bloggen met leerlingen van een school in het buitenland in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Kies een thema, bijvoorbeeld: een week in de stad/het dorp van de school. 2. Zoek een partnerschool in het buitenland via www.eTwinning.net. 3. Bereid de inhoud en activiteiten voor met de collega-leraar van de partnerschool. Regel de faciliteiten zoals computers, fotocamera’s, videocamera’s, posters, et cetera. Maak een blogaccount aan via www.blogster.com. 4. Bespreek het thema met de klas, laat de leerlingen ideeën aandragen. Laat iedere leerling aan de blog bijdragen. Ze kunnen bijvoorbeeld een stukje schrijven, een filmpje maken of foto’s toevoegen. Laat de teksten modereren door de leerlingen zelf. 5. Zet het geheel online en lees met de leerlingen de blog van de partnerschool. Tip Vergelijk de inhoud van de blog met die van de partnerschool.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
# Hoe lang?
Computer met internet en de websites www.blogger.com en www.etwinning.net.
Een projectweek.
¿ 20
Landenquiz vo/B1
De leerlingen raden zoveel mogelijk karakteristieken bij een land.
Wat moet ik doen?
1. Maak een formulier met 5 thema’s van een bepaald land (bijvoorbeeld schrijver, gebouw, producten, steden, woorden beginnend met de letter B). Zet onder elk thema een open vakje. De thema’s worden opgeschreven in de doeltaal van het land. 2. Maak 5 groepen van 6 leerlingen en geef ieder groepje een formulier.
3. Leg de leerlingen uit dat ze met hun groepje zo snel mogelijk de vakjes moeten invullen.
4. Stel een tijd in op 10 minuten. 5. Het groepje dat de meeste vakjes heeft ingevuld, heeft gewonnen.
Variatie Wissel na 10 minuten van taal. Geef dit wel duidelijk aan en gebruik de talen niet door elkaar.
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
# Hoe lang?
• stopwatch • formulieren
10 minuten per formulier.
¿ 21
Schrijf een blog po / vanaf A2
Gedurende een vooraf vastgestelde periode houden leerlingen een klassenblog bij in een vreemde taal.
1. Maak een blogaccount aan op internet.
Wat moet ik doen?
2. Gedurende een vooraf vastgestelde periode houden leerlingen een klassenblog bij in een vreemde taal. Het blog is openbaar, zodat ook ouders het kunnen volgen. Stel in dat reacties op de blog gemodereerd moeten worden. 3. Bepaal het onderwerp van de blog en de doeltaal. De blog kan ook gebruikt worden als dagboek van de klas. 4. Geef eenmalig een klassikale instructie over het gebruik van de blog. Bespreek wat wel en niet in de blog geplaatst kan worden en geef voorbeelden. Leer de leerlingen hoe ze filmpjes en tekeningen kunnen plaatsen. 5. Volgens een schema wordt er een maand lang elke dag een blog geschreven. Elke keer schrijft een andere leerling een bijdrage en wordt deze online gezet.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
Een maand.
computer met internet blog-account via www.blogger.com
¿ 22
Maak een poster po/vo / A1
Maak met het online programma Glogster een poster in een vreemde taal over een bepaald thema.
1. Surf naar www.glogster.com en oriënteer je op het gebruik van de website. Leerlingen kunnen de site ook heel makkelijk gebruiken. Maak zelf een voorbeeldposter.
Wat moet ik doen?
2. Organiseer een brainstormdag over een thema. Laat groepjes leerlingen tijdens deze dag nadenken over hoe ze in de doeltaal het thema op de posters gaan zetten. Er mag maar een bepaald aantal woorden gebruikt worden. 3. Laat de leerlingen opschrijven wat ze op de posters willen zetten. Ze schrijven bij de Nederlandse woorden de vertaling in de doeltaal. Dit kunnen ze opzoeken in een woordenboek of op www.vertaalwoord.nl. 4. Laat je eigen glogster-poster zien. Geef de leerlingen een instructie voor www.glogster.com. Laat de leerlingen met behulp van deze website per groepje een poster maken. 6. Bespreek de posters klassikaal.
Wie doen er mee?
De hele klas, in groepjes.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
Een dag tot een week.
•
pen en papier (grote vellen) voldoende computers met internet glogster-account
¿ 23
5. De leukste activiteiten van 10 jaar Europese Dag van de Talen
24
Is dit jouw tas? po/vo/A2
Bij dit politiespel oefenen leerlingen hun woordenschat.
Wat moet ik doen?
1. Kies een leerling uit. Deze leerling speelt een politieagent die een tas met alledaagse voorwerpen van de leraar krijgt. De politieagent laat (met behulp van de leraar) de voorwerpen uit de tas kort zien aan de hele klas en vertelt daarbij welk woord erbij hoort in een vreemde taal. 2. De politieagent legt vervolgens uit dat de tas gevonden is en dat de eigenaar van de tas zonder moeite alle voorwerpen op zou moeten kunnen noemen. 3. Vervolgens mogen twee leerlingen daarop aantonen dat zij de rechtmatige eigenaar zijn door om beurten een voorwerp op te noemen. 4. Als er vreemde voorwerpen in de tas zitten (een lepel, een wekker of een fietsbel), moeten ze ook kunnen uitleggen waarom deze in de tas zitten.
5. Wie de meeste voorwerpen weet, is de eigenaar en heeft gewonnen.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
25 minuten
een grote tas een aantal voorwerpen die in een tas horen en een aantal vreemde voorwerpen
¿ 25
Een geeltje op je rug po/vo/A2
Tijdens deze activiteit stellen de leerlingen vragen in een vreemde taal om de ‘identiteit ’van de ander te achterhalen.
Wat moet ik doen?
1. Geef iedere leerling 5 zelfklevende memoblaadjes en laat hen, in de doeltaal, op elk blaadje een voorwerp schrijven dat in het klaslokaal voorkomt. 2. Verzamel de geeltjes en plak bij elke leerling een geeltje op de rug. De leerlingen mogen niet weten wat er op hun eigen rug staat. 3. Daarna loopt iedereen rond en vraagt aan elkaar (in de doeltaal) van alles om er achter te komen welk voorwerp op zijn/haar rug staat. Ze mogen maar een vraag aan dezelfde persoon stellen, dus iedereen wisselt steeds van gesprekspartner. De vragen mogen alleen met ja en nee beantwoord worden. 4. Na 2 minuten is de ronde afgelopen. 5. Wissel de briefjes na elke ronde en speel het nog een aantal keer.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
zelfklevende memoblaadjes woordenboek
¿ 26
Klets een klacht po/B1
Tijdens dit rollenspel behandelen de leerlingen een klacht van vakantiegangers.
Wat moet ik doen?
1. Stel een aantal leerlingen aan als gastvrouw/gastheer voor Nederlandse toeristen op een buitenlandse camping of hotel. De andere leerlingen zijn de toeristen. 2. De gastvrouw/gastheer krijgt klachten van de vakantiegangers (andere leerlingen) over lawaai, slecht eten, koud water, onveilig zwembad voor de kinderen, et cetera. Laat de leerlingen verschillende dialogen in de doeltaal voorbereiden op papier. Zo kunnen ze de woorden die ze nodig hebben alvast opzoeken. 3. Speel daarna de rollenspellen. Laat de leerlingen eerst oefenen met de opgeschreven dialogen en laat ze daarna wat vrijere dialogen voeren. 4. Natuurlijk mag je ook ter plekke een klacht bedenken of aanpassen.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
pen en papier woordenboek
¿ 27
Raad het maar vo/B1
Leerlingen omschrijven het woord in een vreemde taal, zonder het woord te noemen.
Wat moet ik doen?
1. Maak kaartjes met daarop beroepen, bekende gebouwen, bekende Nederlanders, landen, toeristische attracties, et cetera. 2. Verdeel de klas in twee groepen. Van elke groep komt een leerling voor de klas. Hij/zij pakt een kaartje van de stapel. 3. Vervolgens komt de leerling voor de klas staan en heeft hij/zij een minuut de tijd om te beschrijven wat er op het kaartje staat, maar hij mag het woord zelf niet gebruiken. De leerling mag alleen een beschrijving van het woord geven in een vreemde taal. Zijn team probeert te raden wat er op het kaartje staat. Een goed antwoord levert een kaartje op. 4. Vervolgens is de andere groep aan de beurt. De groep met de meeste kaartjes wint.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
# Hoe lang?
Kaartjes met beroepen, bekende gebouwen, bekende Nederlanders, landen, toeristische attracties, et cetera.
20-45 minuten
¿ 28
Hier woon ik! po/vo/A2
Via Google Maps kun je de hele wereld tot in detail bekijken. Laat leerlingen de wereld zo vanuit een ander perspectief bekijken.
Wat moet ik doen?
1. Ga naar Google Maps (www.google.nl en klik linksboven op ‘maps’). 2. Laat de leerlingen via Google Maps een willekeurige plaats opzoeken in een land waar de doeltaal wordt gesproken. 3. De leerlingen kiezen een huis uit waar ze zogenaamd wonen, en vervolgens beschrijven ze vanuit dat perspectief de omgeving. Wie woont er in de buurt? Wat is er te doen? Is dit een leuke buurt? Waarom (niet)? De leerlingen mogen alle details verzinnen, maar ze moeten hun verhaal naar aanleiding van de kaart vertellen. 4. De leerlingen schrijven hun verhaal op. Vervolgens vertellen ze het voor de klas.
Wie doen er mee?
De hele klas, in tweetallen of individueel.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
pen en papier computer en internet
¿ 29
Zonder taal, toch verhaal vo/A2
Bij deze oefening laat je de leerlingen in de doeltaal naar bepaalde informatie op internet zoeken.
Wat moet ik doen?
1. Kies een thema, bijvoorbeeld: dierentuin of museum. Kies een taal. Het is ook mogelijk om met verschillende vreemde talen te werken. Zoek eventueel van tevoren een aantal websites op voor de overzichtelijkheid. Maak een formulier waarop de leerlingen de gevonden gegevens in kunnen vullen. 2. Voordat je begint kun je het onderwerp introduceren met een korte discussie over bijvoorbeeld dierentuinen in Nederland. 3. Geef een duidelijke instructie en tijdslimiet. 4. Bepaal welke informatie de leerlingen moeten opzoeken. Denk aan prijzen, (openings)tijden, leeftijd, geografisch ligging van stad, et cetera. 5. Laat de leerlingen in de doeltaal naar de gevraagde informatie op internet zoeken. 6. Bespreek na afloop de gevonden gegevens.
Wie doen er mee?
De hele klas, in tweetallen.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
internet formulier om de gegevens in te vullen
¿ 30
Wat je vraagt ben je zelf vo/B1
Zowel kleuters als leerlingen uit 5 havo vinden het interessant om een gast in de klas te ontvangen. Nog spannender is een gast die een vreemde taal vloeiend spreekt.
Wat moet ik doen?
1. Nodig een gast uit die een vreemde taal spreekt. Vertel de leerlingen dat hij/zij geen Nederlands spreekt (ook al spreekt hij/zij dat misschien wel). 2. Laat de leerlingen van tevoren enkele vragen (of als het om oudere leerlingen gaat eventueel discussiepunten) in de doeltaal voorbereiden om met de gast te bespreken. 3. Zorg ervoor dat je gast weet wat hij/zij wil en kan vertellen en wat hij/zij aan vragen kan verwachten. 4. Laat de leerlingen vragen stellen aan de gast. Ze mogen alleen de doeltaal gebruiken.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
60 minuten
een gast cadeau voor de gast
¿ 31
Gewoon, lekker luisteren po/A1
Lees een verhaal voor in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Zoek een groot voorleesboek in een vreemde taal. Hoe groter het boek, hoe leuker de leerlingen het vinden. Kijk voor inspiratie op www.europeesplatform.nl/vvto. 2. Lees een verhaal voor in de vreemde taal, dat de leerlingen al eerder gehoord hebben in het Nederlands. Vooral jonge kinderen vinden het leuk als ze het verhaal al kennen. 3. Maak, als voorlezer, allerlei gebaren bij het verhaal. De leerlingen doen die gebaren vervolgens na.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
#
Hoe lang?
Prentenboek of voorleesboek. Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle is bijvoorbeeld in allerlei talen uitgegeven: • Engels:The Very Hungry Caterpillar • Frans: La chenille qui fait des trous • Duits: Die kleine Raupe Nimmersatt • Spaans: La oruga muy hambrienta
30 minuten
¿ 32
Weet hij wat hij zegt? po/B2
Tijdens deze oefening zoeken de leerlingen voorbeelden van verkeerd gebruik van de Engelse taal. Dit geldt natuurlijk ook voor het Frans of Duits.
Wat moet ik doen?
1. Laat leerlingen zoveel mogelijk grappige uitspraken van steenkolenengels zoeken via internet, zoals ‘”Three times ship right” en “Can I go to school without panties?”. 2. Bespreek de gevonden uitspraken met de leerlingen. Wat zijn de grappigste uitspraken? En waarom? 3. Maken buitenlanders dezelfde fouten in het Engels als Nederlanders? Laat de leerlingen bijvoorbeeld uitzoeken wat Duitsers bijvoorbeeld voor raars in het Engels zeggen. Hoe komt dat?
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
•
¿
•
pen en papier inspiratie: - 'I always get my sin (too)', M. Rijkens -‘Versprechen Sie Deutsch?’, P. Krieger huiswerk: 60 minuten in de klas: 30 minuten ter bespreking
33
Weet jij wie het is? po/A2
Tijdens deze oefening proberen leerlingen vast te stellen uit welke landen de mensen op de foto’s komen.
Wat moet ik doen?
1. Kies vier foto’s uit waar een persoon op staat. 2. Projecteer de foto’s op een groot scherm, zodat alle leerlingen ze kunnen zien. 3. Vraag de leerlingen om te raden uit welke landen deze mensen komen? En ook: Hoe oud zijn ze? Wat doen ze voor werk? Laat ze hun antwoorden zo goed mogelijk beargumenteren. 4. Je kunt foto’s gebruiken van kennissen, maar je kunt ook onbekende mensen gebruiken. Op basis van welke aanwijzingen (of misschien ook vooroordelen) vormen leerlingen hun eerste indrukken? Kloppen deze met de werkelijkheid?
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
20 minuten
vier foto’s die je kunt projecteren computer, beamer, scherm
¿ 34
Kijk en vergelijk! po/B1
Bij deze oefening beschrijft de leerling in de doeltaal wat hij/zij getekend heeft. De ander maakt een tekening op basis van deze beschrijving.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de leerlingen in duo’s. Alle leerlingen maken een tekening (eventueel aan de hand van een thema), zonder dat ze elkaar laten zien wat ze tekenen. 2. Als iedereen klaar is, mag de ene leerling aan de ander vertellen wat hij heeft getekend, terwijl de andere leerling tekent wat hij hoort. 3. Laat elkaar de tekening en het origineel zien en vergelijk deze met elkaar. Wat ging er goed en wat ging er fout in de beschrijving of het begrijpen daarvan? Daarna draaien de rollen om. Tip Ook geschikt als project met een partnerschool in het buitenland.
Wie doen er mee?
De hele klas, in tweetallen.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
•
¿
•
papier kleurpotloden
eerste tekening: 10 minuten elkaars beschrijving tekenen: 2 keer 10 minuten
35
Vreemde rap po/vo/vanaf A1
De leerlingen rappen in een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de klas in groepen. 2. Elke groep bedenkt een pakkend ritme en verzint er een raptekst in een vreemde taal bij. 3. Houd aan het einde van de les een kleine rapshow of -wedstrijd. 4. Dit is ook leuk als bijdrage aan Open Podiumavonden op school. Dan is oefening met een microfoon wel handig.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
•
pen en papier computer eventueel een printer
¿ 36
Wat je doet, ben je zelf vo/A2
Deze activiteit is een soort ‘Wie ben ik?’, maar dan met beroepen.
Wat moet ik doen?
1. Bereid het spel voor door van tevoren vraagzinnen in de doeltaal op het bord te schrijven die de leerlingen nodig hebben bij het achterhalen van een beroep. Bijvoorbeeld: Werkt deze persoon buiten? Heeft zij/hij onregelmatige diensten? 2. Een leerling bedenkt een beroep. 3. De overige leerlingen moeten het beroep raden door zoveel mogelijk vragen te stellen in de vreemde taal, maar ze krijgen alleen ‘ja’ of ‘nee’ als antwoord. Tip Desgewenst kun je informatie over beroepen en het bijbehorende vakjargon zoeken via internet.
Wie doen er mee?
De hele klas. Het kan ook in kleinere groepjes.
Materiaal
Internet voor vakjargon.
# Hoe lang?
45 minuten
¿ 37
Internationaal Plein po/vo/A2
Leerlingen geven presentaties over verschillende landen met betrekking tot een specifiek onderwerp. Deze opdracht is uitermate geschikt om met je klas te doen op de Europese Dag van de Talen.
Wat moet ik doen?
1. Kies een of meerdere doeltalen. 2. Laat de leerlingen op de Europese Dag van de Talen (of een andere dag in die week) informatie zoeken over het land waar ze een presentatie over geven. Ze zoeken informatie over het land met betrekking tot een specifiek onderwerp. Daarbij worden door ander leraren opdrachten verstrekt uit verschillende zaakvakken. 3. Het tweede dagdeel presenteren de leerlingen in de doeltaal het gekozen thema bij het land voor de klas.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
• • • • • •
Hoe lang?
voorbeelden van versjes/gedichtjes krantenartikelen in verschillende talen verschillende soorten materiaal computers eventueel hulp van ouders voorwerpen en foto’s hapjes uit verschillende landen
De hele dag.
¿ 38
Welke talen heb jij in je bagage? po/vo/A1 t/m C2
Het Europees taalportfolio helpt leerlingen hun taalvorderingen bij te houden.
Wat moet ik doen?
Hoe kunnen leerlingen hun vreemdetalenkennis in kaart brengen? Ze kunnen het gratis Europees Taalportfolio gaan bijhouden! Erg leuk én handig om de vorderingen die je maakt zelf te documenteren. Niet alleen kan er in aangegeven worden welke talen je kent, maar ook hoe goed je die talen kent. Dat gebeurt door per vaardigheid vast te stellen op welk niveau van het Europees Referentiekader je zit. Wil je je vaardigheid verbeteren dan vind je daarvoor allerlei suggesties. Door in de taalbiografie de taalvorderingen en checklists in te vullen, kun je bepalen welk niveau je hebt behaald. Interesse? Ga voor instructies naar www.europeestaalportfolio.nl.
Wie doen er mee?
•
•
Materiaal
Computer met internet.
instructie: de hele klas bijhouden portfolio: op individuele basis
# Hoe lang?
•
¿
•
instructie: 60 minuten bijhouden portfolio: regelmatig
39
De Talenquiz po/vo/A1
Organiseer een talenquiz met de hele klas en kom erachter wie het meeste van vreemde talen weet.
Wat moet ik doen?
1. Denk bij het voorbereiden aan de opzet van een quiz als ‘Ren je Rot’. Bedenk gesloten vragen die met vreemde talen te maken hebben en aansluiten bij het niveau van je leerlingen. Bereid bordjes met ‘ja’ en ‘nee’ voor. 2. Begin met de quiz, de leerkracht is de quizmaster. Stel een gesloten vraag, bijvoorbeeld: “Betekent casa in het Italiaans paard?” Alle leerlingen houden een bordje met ‘ja’ of ‘nee’ omhoog. 3. Alleen leerlingen die het goede antwoord hebben gekozen gaan door naar de volgende vraag, totdat er een winnaar overblijft. Er kunnen verschillende rondes gespeeld worden. Variatie Houd de quiz in de gymzaal. Plak met tape vakken op de grond met daarin de letters A, B en C. Maak een quiz met meerkeuzevragen die met vreemde talen te maken hebben. Projecteer de quiz op een groot scherm. Bij iedere meerkeuzevraag krijgen de leerlingen bedenktijd/looptijd. Ze kiezen steeds één van de drie antwoorden. Zie verder punt 3.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
Per ronde: 10-30 minuten
•
een lijst met vragen ’ja’- en ‘nee’-bordjes een prijs voor de winnaar.
¿ 40
Schrijf een nieuw artikel vo/B2
Bij deze activiteit maken de leerlingen een eigen meertalige krant.
Wat moet ik doen?
1. Koop een aantal buitenlandse kranten bij de kiosk of laat de leerlingen online inhoudelijk parallelle artikelen uit kranten in verschillende talen verzamelen. 2. Geef ze de opdracht te kijken naar de overeenkomsten en verschillen. Bijvoorbeeld: • Wat zijn de verschillen in berichtgeving per land? • Worden er andere/moeilijkere woorden gebruikt? • Welke land bericht objectiever of sensationeler? 3. De leerlingen proberen met behulp van al deze artikelen in verschillende vreemde talen samen één verhaal te maken over de betreffende gebeurtenis. 4. Maak met alle nieuwe artikelen een eigen meertalige krant. Dit kan bijvoorbeeld via www.krantenmaken.nl. Variatie Laat uw leerlingen de voorpagina van de ‘Metro’ in verschillende talen printen en bespreek daarna met de klas of ze hetzelfde nieuws op de voorpagina zetten of dat er in elk land ander nieuws belangrijk wordt gevonden.
Wie doen er mee?
De hele klas, individueel of in groepjes.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
90 minuten tot een hele dag.
•
computers met internet woordenboeken veel kranten in verschillende talen die door (een aantal) leerlingen redelijk beheerst worden
¿ 41
Eigen ondertiteling vo/B1
Bij deze oefening bedenken de leerlingen zelf een tekst bij een stomme film.
Wat moet ik doen?
1. Zoek een stomme film op en neem deze mee naar school. 2. Laat (een stukje van) deze stomme film zien en laat de leerlingen tekst toevoegen in verschillende talen. Variatie Laat de leerlingen een deel van een tv-programma in verschillende talen ondertitelen. Zorg ervoor dat de leerlingen rekening houden met de beperkte ruimte die er is voor ondertitels.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
90 minuten
televisie en dvd-speler/digibord/computer en beamer woordenboeken
¿ 42
Make-over van de school po/A1.1
Bij deze activiteit worden alle Nederlandstalige uitingen (bordjes en aankondigingen) vertaald in vreemde talen. Deze activiteit is uitermate geschikt voor de Europese Dag van de Talen.
Wat moet ik doen?
1. Verander het uiterlijk van de school: zorg ervoor dat alle opschriften en aankondigingen in de school er in zoveel mogelijk verschillende talen komen te hangen, in ieder geval in alle talen die binnen de school door leerlingen vertegenwoordigd worden. 2. Laat leerlingen hun medeleerlingen door de school leiden en de opschriften in diverse talen voorlezen. Het is de bedoeling dat de medeleerlingen raden welke taal het is. 3. Idealiter worden de intercomberichten ook in verschillende talen uitgesproken en verstaat de mevrouw of meneer van de kantine op de Europese Dag van de Talen alles behalve Nederlands. 4. Je kunt leerlingen ook een lijst geven, bijvoorbeeld: ga naar de… en dan volgt een Turks woord. Ze moeten dan binnen de school zoeken wat dat woord kan betekenen of hulp inroepen van medeleerlingen.
Wie doen er mee?
De hele school.
Materiaal
•
#
• •
Hoe lang?
tekst voor degene die de intercom bedient een overzicht met standaardzinnen in verschillende talen voor het gehele personeel kartonnen borden om de nieuwe opschriften op te schrijven
Een dag.
¿ 43
Niet zo lekker vo/A2
Bij deze activiteit worden de leerlingen in een lastige, fictieve situatie op vakantie geplaatst en moeten zich hier zien te redden.
Wat moet ik doen?
1. Bedenk een aantal situaties tijdens een vakantie die gemakkelijk kunnen mislopen. Bijvoorbeeld: Het eten smaakte goed, maar is toch niet zo goed gevallen. Je bent iets te lang in de zon blijven liggen, bent gestoken door een wesp. Of hebt je verstapt tijdens de bergwandeling. Schets bovenstaande situaties voor de leerlingen. 3. Ze krijgen de volgende opdracht mee: Hoe maak je duidelijk wat er aan de hand is en wat je nodig hebt? Hoe leg je in een andere taal uit wat er is gebeurd? Hoe geef je aan hoe je je voelt (het jeukt, steekt, brandt) en, als je bijvoorbeeld maagpijn hebt, hoe vraag je om een medicijn? 4. Daarna kunnen er in tweetallen, of klassikaal, gesprekjes worden gehouden waarbij een diagnose wordt gesteld en een behandeling wordt aanbevolen. Tip Voor basisschoolleerlingen kan worden volstaan met het laten aanwijzen of benoemen van het lichaamsdeel bij uitingen als ‘Ik heb buikpijn’.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45 minuten
•
een (medisch) woordenboek internet de gebruiksaanwijzing van de aspirines die tijdens de vakantie zijn gekocht
¿ 44
Samen op stap? po/vo/vanaf A1
Bij deze activiteit worden de leerlingen in een fictieve situatie in het buitenland geplaatst. Ze wonen daar en zoeken een penvriend(in).
Wat moet ik doen?
1. Kies een land en een doeltaal. 2. Schets de situatie voor de leerlingen: je voelt je alleen in je nieuwe land en daarom zoek je een vriend(in), om mee te gaan schrijven. 3. Laat de leerlingen in de doeltaal een advertentie opstellen en beschrijven waar ze zelf van houden, wat hun hobby’s zijn, waar ze over zouden willen schrijven of wat ze willen gaan doen. 4. Maak met behulp van www.krantenmaken.nl per klas een krant vol advertenties en kijk daarna of er iets te koppelen valt. Tip De jongere leerlingen kunnen zeggen wat ze graag samen met vriendjes doen, bijvoorbeeld ‘tekenen’, en vervolgens leer je hen hoe dat heet in het Engels of een andere taal.
Wie doen er mee?
De hele school.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
90 minuten tot een dagdeel
pen en papier computers
¿ 45
Op zoek naar werk vo/B2
Tijdens deze oefening schrijven de leerlingen een sollicitatiebrief voor een vakantiebaan.
Wat moet ik doen?
1. Kies een land en een doeltaal. 2. Schets de situatie voor de leerlingen: je schrijft een sollicitatiebrief, voor een vakantiebaan, een stage, of een ‘echte’ baan. 3. Laat de leerlingen zelf een bedrijf kiezen waar ze graag zouden willen werken. Gebruik hierbij het internet. Laat hen zelf zoeken of maak alvast een lijstje met toelichting. 4. Laat de leerlingen een gemotiveerde brief schrijven. Ze moeten ook rekening houden met de gewoontes van het betreffende land: is het bijvoorbeeld gebruikelijk om jezelf te ‘verkopen’ of wordt dat niet op prijs gesteld? Moet je een pasfoto meesturen?
Wie doen er mee?
De hele klas, individueel.
Materiaal
•
#
• • •
Hoe lang?
pen en papier computers de Gouden Gids buitenlandse vacaturebanken op internet
90 minuten
¿ 46
Talendomino po/vo/A1
Bij deze opdracht spelen de leerlingen het dominospel, maar dan met woorden in de doeltaal.
Wat moet ik doen?
1. Kies 6 of meer talen en stel met de leerlingen een basiswoordenlijst samen van 20 à 25 woorden. 2. Laat de leerlingen de lijst in iedere taal vertalen. De verkregen woorden worden genoteerd op dominostenen. 3. Er ontstaat op deze manier een spel met een ongekend aantal aansluitmogelijkheden. Woorden kunnen ook gekozen worden aan de hand van een bepaald thema. 4. Speel het spel. Tip 1 Kijk voor een voorbeeld naar het dominospel op de achterkant van de poster van de Europese Dag van de Talen. Tip 2 Naast het dominospel kunnen eenvoudige kruiswoordpuzzels of andere woordspellen in vreemde talen worden aangeboden zodat er in groepjes gewerkt kan worden.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
#
•
Hoe lang?
45-90 minuten
karton of papier woordenboek
¿ 47
Afsluiting: Talenfeest! po/A1.1
Organiseer een talenfeest. Deze activiteit is uitermate geschikt voor de Europese Dag van de talen.
Wat moet ik doen?
1. Organiseer een feest met muziek in de meest uiteenlopende vreemde talen en dansworkshops (salsa, klompendans, buikdansen). Maak hapjes uit allerlei landen. 2. Je kunt ook per land kraampjes neerzetten. Laat deze door leerkrachten en ouders bemannen. 3. Maak gebruik van talenpaspoorten: de leerlingen krijgen ieder een paspoort en gaan langs bij de verschillende landenkraampjes. Als ze voorgeschreven zinnen uit de paspoorten goed kunnen uitspreken, krijgen ze een ‘stempel’ of een andere beloning. 4. Print recepten in vreemde talen uit en laat de leerlingen ze in workshops lezen, oefenen en bereiden. Kies simpele recepten die koud te serveren zijn zoals drankjes, salades of gebakjes die je niet hoeft te bakken, maar alleen hoeft te laten stollen.
Wie doen er mee?
De hele school.
Materiaal
•
#
• • • • •
Hoe lang?
ruimte vlaggen dj/stereo-installatie, cd’s hapjes (voor)dansers talenpaspoorten
Tot het schoolalarm afgaat…
¿ 48
6. Talenteam van het Europees Platform Dit ideeënboekje is samengesteld door medewerkers van verschillende projecten van het Europees Platform. Hun ideeën en kennis hebben een onmisbare bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit boekje. Hieronder staat een overzicht van de medewerkers en hun projecten.
Naam
Project
e-mailadres
Séverine Blache
LinQ (Frans/Duits)
[email protected]
Marjolein Edelman
LinQ (Frans)
[email protected]
Synke Hotje
LinQ (Duits, VADD1)
[email protected]
Barbara Schauer
Taalassistenten(Frans/Duits), VAD2
[email protected]
Elvira Arkesteijn
Elos
[email protected]
Elly Deelder
Vroeg vreemdetalenonderwijs
[email protected]
Marleen Dermout
Vroeg vreemdetalenonderwijs
[email protected]
Ab van Rheenen
Cursuscoördinator primair onderwijs
[email protected]
Simone Spakman
Communicatie
[email protected]
Meer weten over de activiteiten van de Europese Dag van de Talen 2011? Neem dan een kijkje op de website www.europeesplatform.nl/dagvandetalen of neem contact met ons op via
[email protected]. Het talenteam hoopt dat je veel ideeën hebt opgedaan voor de Europese Dag van de Talen 2011. Veel plezier met het bedenken van nieuwe activiteiten!
49
Bijlage: Beknopt schema Europees Referentiekader(© Council of Europe / Conseil de l’Europe)
Begrijpen Luisteren
Spreken Lezen
Ik kan een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden.
Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.
Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken schrijven.
Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs wanneer dit niet duidelijk gestructureerd is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven. Ik kan zonder al te veel inspanning tvprogramma’s en films begrijpen.
Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij sub-thema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.
Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren.
Ik kan me in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en daarbij redelijk uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan in een brief, een opstel of een verslag schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken. Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb.
Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.
Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.
Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef.
Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enz. Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tvprogramma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen, of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.
Ik kan de meeste situaties aan die Ik kan eenvoudige samenhangende zich kunnen voordoen tijdens een tekst schrijven over onderwerpen die reis in een gebied waar de betref- vertrouwd of van persoonlijk belang fende taal wordt gesproken. Ik kan zijn. Ik kan persoonlijke brieven onvoorbereid deelnemen aan een schrijven waarin ik mijn ervaringen en gesprek over onderwerpen die indrukken beschrijf. vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).
Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden.
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.
Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi.
Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven.
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.
C2
Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken.
C1 B2 B1
Schrijven Interactie
Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.
A1
A2
Productie
50
De Europese Dag van de Talen wordt gecoördineerd door het Europees Platform – internationaliseren in onderwijs. Meer weten? www.europeesplatform.nl/dagvandetalen © Europees Platform 2011