Hoe moet dit aflopen? Eindtijdverwachtingen Bijbelcafé 18 februari 2015 Bij de tekst van Rich Tennant, De grote religie voor dummies, 447-456 en The mysteries of the Bible, the puzzle of Revelation, I + deel II. Zie: https://www.youtube.com/watch?v=HGu34bOsQDA Er zijn altijd sektarische groepen en bewegingen geweest die het einde van de geschiedenis onmiddellijk verwachtten, bijvoorbeeld William Miller en zijn Adventistische aanhangers verwachtte de wederkomst in 1844, om precies te zijn op 22 oktober 1844. Deze niet-gebeurtenis ging de geschiedenis in als de zogenaamde Great Disappointment. Zevende Dag Adventisten en Jehova-getuigen gingen toch verder in deze lijn van theologie. Over het algemeen is de meer apocalyptische geloofsleer door de mainstream kerken niet echt serieus genomen, vaak zelfs als gevaarlijk gezien, bijvoorbeeld de Wederdopers in de eerste helft van de 16e eeuw. Te Munster hangen de kooien waarin de lijken van Jan van Leiden en de zijnen zijn opgehangen nog aan de toren. De rijke regenten van Amsterdam waren doodsbang voor de anarchistische tendensen onder de naaktlopende wederdopers. Autoriteiten vonden altijd al het gewelddadige en opruiende Openbaring in strijd met de orde en rust én met de leer van Christus. Een recent voorbeeld is David Koresh in Waco Texas, 1993. Ik ben geen geoloog, maar ik begrijp dat, als je de natuurkundige gegevens van zon en aarde extrapoleert, dat over 1,1 miljard jaar de zon zo verschrikkelijk heet zal zijn dat oceanen zullen verdampen en de aarde verschroeit en op Venus zal lijken, voordat het hele zonnestelsel een keer te gronde gaat. Schrik niet. Dat is natuurlijk geen informatie die relevantie heeft op de menselijke schaal. We hebben met dieptetijd te maken, voor ons mensjes eigenlijk onbegrijpelijk. Net zo goed als de aarde 4,57 miljard jaar oud is, terwijl de eerste mensachtigen zo’n 200.000 jaar geleden pas kunnen worden aangetoond. Ik hoef nauwelijks, denk ik te betogen dat de oude joden die hun heilige boeken hebben vastgelegd vanaf de 6e eeuw v.Chr. geen enkele informatie beschikbaar hadden over deze zaken. Maar ik geloof ook niet dat die kennis was wat ze zochten of misten. Binnen de bestaanshorizon van hun werkelijkheid ontwikkelden zij ethisch geladen teksten die in staat stelden tot adequate oriëntatie in hun wereld. Zij hebben dus niet een soort bovennatuurlijke kennisbron gehad waaruit informatie gehaald kan worden die ons nu nog zou moeten belemmeren of op goddelijk geïnspireerde wijze in staat zou stellen de resultaten van modern onderzoek over de evolutie of over de sterrenkundige randvoorwaarden van het leven op aarde te betwisten.
1
Tennant lijkt niet te worden gehinderd door enig probleembewustzijn in dit verband. Maar dat geldt voor meer gelovigen. In de optiek van Rich Tennant is, wat hij noemt ‘de “exitstrategie” die elk mens kiest’ in het geloof van christenen ‘de belangrijkste beslissing […] die hij of zij ooit in zijn leven zal nemen.’ (p447) Ik heb daar een paar kanttekeningen bij. Ten eerste, Tennant pretendeert te kunnen melden wat christenen geloven. Dat doet hij veel te categorisch. Er zullen best christenen zijn die dit zo geloven, maar lang niet alle christenen doen dat zo. Ten tweede, is ‘kiezen’ hier wel het goede werkwoord? Juist meer klassiek in het hiernamaals gelovige christenen voelen zich eerder gekozen van Godswege (of in zijn genade aangenomen, niet op grond van verdienste), dan dat zij het gevoel hebben zelf te bepalen wat er gaat gebeuren. Ten derde, de eindfase van zowel het individuele leven als van de wereld in termen van een strategisch te benaderen fase te beschouwen, is allerminst een optiek met sterke bijbelse papieren. Eerder lijkt het een Amerikaans evangelical model dit zo te doen. De achterliggende vragen, antropologisch en psychologisch van aard, hebben te maken met controle, eindigheid en lotsbeleving. Op dezelfde categorische wijze stelt Tennant dat christenen geloven dat de mens voor de eeuwigheid is gemaakt en niet slechts voor zeventig jaar op aarde. Het toekomstig onderkomen van alle christenen is de hemel. Zo geformuleerd, is het begrijpelijk dat het Humanistisch Verbond campagne gaat voeren onder de titel: ‘Gelooft u ook meer in een leven vóór de dood?’ Iets waarover ik me heb opgewonden, omdat ik mezelf helemaal niet thuis voel in de beeldvorming, alsof christenen collectief en ongedifferentieerd meer zouden geloven in het leven na de dood en het leven op aarde slechts als een voorspel zouden beleven. Dat laatste is natuurlijk wel gebeurt en gebeurt ook nog wel, vooral daar waar mensen vreselijk lijden en in de conservatieve dogmatiek, herkenbaar in diverse catechismussen. In 1964 werd o.i.v. Vaticanum II de verplichte Nederlandse Rooms-katholieke schoolcatechismus (1920-1964) afgeschaft. Ieder Roomskatholiek kind kende vraag 1: Waartoe zijn wij op aarde? Antwoord: Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn. Wim Sonneveld vroeg zich na 1964 als Frater Venantius: Nou, ik heb toch wel eerbied voor het hoogwaardig episcopaat hoor. Wat die uitgestaan hebben zeg, met de nieuwe catechismus. De eerste vraag: "Waartoe zijn wij op aarde?" Dat moest altijd beantwoord worden met: "Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te worden." En nou heeft een of andere goocheme Jezuiet ervan gemaakt: "Wij zijn op aarde om nu en dan gelukkig te
2
worden." Nou, zo lust je er nog wel een. Ik hoorde vanmorgen Plechelmus nog uitroepen: "Waartoe zijn we nou weer op aarde?" Het jodendom kent geen stellige voorstelling van de hemel. In het Oude Testament komt de hemel bijna niet voor. Waar er een uitgewerkte voorstelling van wordt gegeven lijkt deze ontleend aan het heidendom en vooral metaforisch bedoeld, bijvoorbeeld in het boek Job. Een aanzet tot apocalyptiek (van het Grieks ‘apo-kalyptein’ = onthullen) vinden we in het tweede deel van het boek Daniël. ’Een na de dood martelaars belonend God in een hemel vinden we vooral in de intertestamentaire literatuur zoals de boeken 1 en 2 Makkabeeën. Het jodendom van de tijd van Jezus was verdeeld. De sadduceeën geloofden niet in een leven na de dood, maar in gerechtigheid (tsdaka) op aarde. De Farizeeën, waar Jezus relatief dichtbij stond, hechtten zeer aan een de voorstelling van een na de dood oordelend God. Wel ligt het accent in het jodendom op een lineaire geschiedopvatting. Het is ergens begonnen en het gaat ergens heen. Er is een voltooiing Gods van het ijveren der mensen. Het Koninkrijk van God bestaat in vruchten van gerechtigheid als antwoord op de Wet. Maar de Wet, dat zijn de leefregels van God, ethisch geladen dus. Toen het Davidische koningshuis voorgoed te gronde ging, waarschijnlijk niet lang na de terugkomst uit de ballingschap, is op den duur de messiaanse verwachting van de joden van een zegenrijk regerend vorst, vergeestelijkt. De uitverkoren messias die werd verwacht, werd een in de eindtijd geplaatste figuur, die Gods gerechtigheid zou handhaven, koning en profeet in één. Christenen hebben deze verwachting gehandhaafd, maar voortaan exclusief betrokken op de (weder-)komst van de Messias (Joods/Christelijk). Tegen de achtergrond van de vernietiging van het zelfstandig joodsvolksbestaan komt et een joodse apocalyptiek, een stijl van religieuze geschriften waarin de verborgenheid van de bemoeienis van God met zijn schepping, symbolisch wordt geduid als betrokken op de actualiteit van de wereldgeschiedenis. Het boek openbaring is daarvan binnen de bijbel het meest sprekende voorbeeld, maar er zijn ook belangwekkende teksten in de evangeliën (Kleine Apocalyps van Marcus 13! en 9,1 ‘Er zijn er die de dood niet zullen smaken’?) en de brieven van het Nieuwe Testament. Er wordt in Openbaring 16,16 een verband gelegd tussen de berg Megiddo/Harmagedon en de grote eindstrijd van het Koninkrijk van God. Hier heeft in 609 v.Chr. een grote veldslag plaats gevonden tussen Egypte en Assyrie, waarbij koning Josia van Jeruzalem werd gedood (2 Kon.23, 29-30), sindsdien dus een legendarisch plaats van treffen van de machten der aarde. Ook oude Egyptische farao’s als Tutmoses III in de 15e eeuw v.Chr. vochten hier hun veldslagen al uit.
3
Eschatologie is de leer van de laatste dingen. Zoals de ‘eschata tès gès’ de uitersten der aarde betrof, zijn er ook de uitersten van de tijd. De lineaire visie betekent dat de aarde net als een mensenleven van een begin en een eind wordt voorzien. Maar het bijbelboek Openbaring levert geen spoorboekje voor de wereldgeschiedenis. Fantasieën over de hemel zijn er zowel in het jodendom als in de christelijke tijden altijd geweest en zeggen vooral iets over de eigen tijd. Men verlangde naar een ingrijpen van God. In de geest van de bergrede moest iets worden rechtgezet als het ging om het onrecht op aarde. Tennant noemt een zevental ideeën over de hemel op: 1) De hemel als een echte plaats; 2) waar het niet saai is, ondanks het feit dat er geen ontwikkeling meer is, onvoorstelbaar (te vergelijken met het paradijs); 3) De hemel als een gastvrije stad (stad is beeld van cultuur, i.t.t. tuin, vgl. paradijs); 4) Leven in hemel als voortzetting van leven op aarde, inclusief herkenning; 5) Beantwoordend aan diepste menselijk verlangen naar liefde, geborgenheid, vrede en recht, vgl. zaligsprekingen; 6) Plaats waar dromen uitkomen; 7) Geen zonde, maar mensen zijn geen ‘robots’. Je zou er natuurlijk veel meer kunnen noemen. In de christelijke kerk van de middeleeuwen heeft het gedachtengoed over het leven na de dood en over het einde van de wereldgeschiedenis zich speculatief vrijwel ongeremd verder ontwikkeld. Vaak is gedaan alsof de bijbel hierover duidelijke en voorspellende taal spreekt en allerlei verschillende losse teksten zijn zogenaamd systematisch aan elkaar verbonden. Wat betreft het leven na de dood, geloven de middeleeuwers letterlijk in de hemel en in de hel en voegen zij daar nog het vagevuur aan toe. Vermoedelijk is de beeldvorming wat betreft de hel gevoed door de antieke ideeën over de onderwereld, de Tataros, waar volgens sommige schrijvers ook verschillende afdelingen waren. De associatie met vuur gaat terug op vulkanen en lavakraters. De hemel daartegenover is qua beeldvorming beïnvloed door de Olympos en de Elyseese velden. Om daar te komen als zondig en sterfelijk mens, was bemiddeling van Christus onontbeerlijk. Kon men in de Rooms-katholieke kerk nog baat hebben bij goede werken, aflaten en voorspraak van allerlei heiligen. In het protestantisme van de Reformatie was geloof in Christus en zijn verzoenend sterven per se noodzakelijk om tot God te komen. Wat betreft de wederkomst en het wereldeinde, daar zijn talloze theorieën en chiliastische bewegingen aan verbonden. In het chiliasme (of millenniarisme) wordt op het eind van de wereldgeschiedenis eerst nog een Grote Verdrukking (Mt.24; 2 Thessalonicenzen 2,4 en Openbaring 13, 11-18), verwacht, een akelige tijd waarin Satan zijn gang kan gaan, waarna een Duizendjarig Vrederijk geregeerd door Christus, wordt verwacht (Openbaring 20). Er zijn verschillende varianten van deze theorieën. Het gaat over personificaties van het kwaad zoals het beest uit de afgrond, de antichrist, de hoer
4
van babylon en de zevenkoppige draak. Eigenlijk is het een soort telescopie van bonte beelden, zoals verbeeld in de middeleeuwse Tapijten van Angers, één groot stripverhaal. Hier een systeem op te bouwen of toekomstverwachtingen aan te verbinden is allemaal buitengewoon speculatief en hangt samen met nogal eclectisch biblicistische theologiën. De kern van het verhaal is dat men verwacht dat de God van de schepping die met de vader van Jezus Christus wordt geïdentificeerd, komt om de oogst van gerechtigheid en zijn zoon een laatste oordeel zal laten uitspreken als voltooiing van de wereldgeschiedenis. In het laatste bijbelboek Openbaring vinden we tal van grillige beelden: monsters, rampen als epidemieën, oorlogen, kosmische catastrofes, een hemels Jeruzalem, waarmee de eigen tijd (vervolgingen Keizer Domitianus 81-96) en de verwachtingen van de nabije toekomst door christenen is geduid. Dit zijn dus geen toekomstvoorspellingen! Die vind je niet alleen niet in de bijbel. Toekomstvoorspellingen bestaan niet. Een dieptepsychologische duiding van dit soort bijbelse beelden vinden we bij Eugen Drewermann (bijv. De laatste tijd. Denken over het einde in levensbeschouwing en psychiatrie, Zoetermeer 1985). Ik denk dat Drewermann hier een veel zinvoller interpretatiemodel aanreikt dan bijv. Hall Lindsey die in de jaren zeventig van de vorige eeuw de machtsverhoudingen ten tijde van Koude Oorlog en de positie van Israël met beelden ontleend aan de Apocalyps probeerde te verklaren. De boeken verkochten als warme broodjes, waarmee het contextueel argument duidelijk is. Anderen die met de eindtijdverwachtingen op de loop gingen waren bijv. tal van verontrusten tijdens de val van Rome, 410, de chiliasten rond het jaar 1000, allerlei boetebewegingen in de tijd van de pestepidemieën in de 14e eeuw, de anabaptisten in de vroege 16e eeuw (Th. Müntzer); Jehova’s Getuigen; Lou de Palingboer; allerlei Pentecostles en evangelicals, enz. enz. Jezus spreekt in de evangeliën vooral in beeldtaal over de hemel: Huis met vele woningen, Johannes 14, 1-14; zie ook diverse gelijkenissen. De voorstelling van de hemel zoals we die vooral in het Nieuwe Testament tegen komen is dus niet zozeer een speciale bron van eeuwig geldende feitelijke informatie, als wel een benoemen in beeldtaal van geborgenheid in God, niet aan een tijdstip verbonden. Wanneer de apostel Paulus in 1 Kor.15 schrijft over het opstandingslichaam is dat ook niet zoals Tennant beweert omdat de bijbel ons ‘laat weten dat christenen op de lange duur nieuwe en verbeterde fysieke lichamen zullen hebben’ (p450), maar om ons een beeld te geven van iets wat de apostel hoopt en gelooft, maar ook niet kan bewijzen. Natuurlijk zijn hier belangrijke exegese vraagstukken aan de orde. Hoe kijk je tegen de bijbel aan?
5
Jesaja 65, 17-19 (een late tekst, Trito-Jeaja) vult dus niet aan wat er in Openbaring 21, 1-3 staat (zoals Tennant beweert). Het is andersom; het oorspronkelijk visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, is van een OTprofeet afkomstig en wordt in Openbaring door christenen (mogelijk jodenchristenen) op de moeilijke eigen tijd betrokken. Tot slot: Je zou kunnen stellen dat het Koninkrijk van God niet eenmaal komt, maar steeds weer en overal, daar waar mensen er ondanks bedreigende omstandigheden voor open staan. Iedereen leeft tenslotte altijd in het voorlaatste en het is zinvol je daarvan bewust te zijn (vgl. Bonhoeffer).
6