102
Schrift 282
Sam Janse
Hoe gewelddadig is de Ene? Over monotheïsme en geweld n de laatste decennia is er binnen kerk en theologie duidelijk onbehagen ontstaan over geweldsteksten in de Bijbel. Christenen die de Bijbel lezen, voelen soms beklemmende vragen bij zich bovenkomen. Is de uitroeiing van de Kanaänieten iets anders dan wat er in Srebrenica gebeurde, namelijk genocide? Wat is het verschil tussen Simson die in een zelfmoordactie talloze Filistijnen doodde, en de islamitische strijders die in onze tijd met een bomgordel ook hun duizenden verslaan? En hoe kan iemand die wij tegenwoordig in de psychiatrische inrichting zouden opsluiten omdat hij een stem hoort die hem gebiedt zijn zoon te offeren, onze geestelijke vader zijn?
I
dacht, zouden ze ons wel door buitenstaanders voorgehouden worden. Ik noem er drie: Jan Assmann, Richard Dawkins en Paul Cliteur. Van dit trio is Dawkins waarschijnlijk het meest bekend. Van zijn The God Delusion (2006) zijn meer dan twee miljoen exemplaren gedrukt. Toch is hij in het verband van dit artikel het minst interessant, omdat hij wel in den brede argumenten tegen het geloof in God aandraagt, maar minder dan de andere twee focust op het verband tussen monotheïsme en geweld. Volgens hen ligt daar namelijk de kern van het probleem: de ene God laat maar één waarheid toe.
Jan Assmann is emeritus hoogleraar egyptologie in Heidelberg. In zijn boeken Moses der Ägypter. EntDe storm van geweld in de naam van Allah die in de zifferung einer Gedächtnisspur (1998) en Die Molaatste decennia is losgebarsten, stelt ook joden en saische Unterscheidung oder der Preis des Monochristenen vragen: hoe zit dat in uw eigen traditie? theismus (2003) heeft hij grondig, systematisch en God is groot, maar toch niet op de wijze van de met grote eruditie zijn stelling uitgebouwd dat het strijdkreet Allahu akbar, die we dagelijks in het jourmonotheïsme zijn prijs heeft. De pagane wereld van naal kunnen horen? Maar hoe dan? Zit er in onze het oude Oosten kent volgens Assmann de tegeneigen traditie niet verdacht veel geweld? Hoe lopen stellingen van heilig en profaan, van rein en onrein. de lijnen vanuit de Bijbel naar de moord van Yigal Maar ergens in de geschiedenis van Israël - waarAmir op Yitzhak Rabin in 1995? En naar Paul J. Hill, schijnlijk niet met Mozes, maar pas daarna, maar die in 1994 de abortusarts Bayard Britton en zijn lijfzijn naam is er wel mee verbonden - komt er een wacht James Barrett doodschoot? Beiden handelden nieuwe tegenstelling op: die van waar en onwaar. In in naam van God met het oude Oosten zijn de een beroep op hun heigoden uitwisselbaar. lige teksten. Voor de oude Egyptenaar concurreert AmonHet is een goede regel Re niet met de BabyloDe storm van geweld dat we teksten van toen nische Marduk. Maar de in de naam van Allah en mensen van toen mozaïsche onderscheiniet meten met de stelt ook joden en christenen vragen ding maakt hier verschil: JHWH is niet compatibel maatstaf van nu. Maar met Baäl. Er is één God, de vraag blijft of en hoe en er zijn vele afgoden. Er is ware en valse religie. de Bijbel, een boek van toen, een inspirerend en gezaghebbend boek voor mensen van nu kan zijn. Assmann formuleert voorzichtig en in de loop van zijn publicaties steeds voorzichtiger: haat is er altijd Critici van het monotheïsme in de wereld geweest, maar nu komt er een nieuw soort haat bij, die tegen het heidendom met zijn In de afgelopen twintig jaar zijn deze vragen met zelfbedachte goden, tegen de afvalligen in eigen geongewone heftigheid op kerk en theologie afgelederen, tegen tempels ‘met handen gemaakt’. De komen. Als we de vragen zelf nog niet hadden be-
Elia, Ezra en het fanatisme
103
Het offer van Abraham, kooromgang van de kathedraal van Amiens
mozaïsche onderscheiding heeft zijn prijs en trekt een spoor van geweld door de geschiedenis, vanuit het jodendom naar de daaruit voortgekomen monotheïstische religies, het christendom en de islam. Assmann wil een onbevooroordeeld wetenschapper zijn die verbanden aantoont, maar zijn boeken zijn in ieder geval als kritiek op de drie monotheïstische godsdiensten uitgelegd, en dat is niet geheel ten onrechte. Bij Paul Cliteur is de kritiek explicieter aanwezig, in het bijzonder in Het monotheïstisch dilemma of: De theologie van het terrorisme (2010). Hij is schatplichtig aan Assmann, maar heeft als rechtsfilosoof wel zijn eigen stempel op het boek gezet door zijn benadering van de materie vanuit drie gezichtspunten: de morele heteronomie, het duaal burgerschap en de antimodernistische verwerping van de individuele vrijheden. Het oerverhaal waarin de heteronomie naar voren komt, is volgens hem de geschiedenis van Abrahams offer uit Genesis 22. We kunnen aannemen dat het bevel aan Abraham zijn eigen zoon te offeren tegen de gevoelens en de normen van Abraham ingaat. En
toch doet hij het, omdat een stem het hem beveelt. Dat is heteronomie, zegt Cliteur, en wel in zijn kwalijkste vorm. Ook de eigen kinderen zijn niet veilig voor mensen met een heteronome moraal. Ze zijn bereid hen te offeren, en daarmee ook hun eigen waardigheid. Ter wille van een god die geen tegenspraak duldt en voor wie je alles moet overhebben. Even kwalijk, zegt Cliteur, is het concept van het duaal burgerschap. Daarmee bedoelt hij dat de goddelijke wetten uitgaan boven de wetten van de staat. De monotheïst is primair burger van een ander rijk dan de staat waarin hij woont. Het koninkrijk van God en het Koninkrijk der Nederlanden zijn concurrenten. Eigentijdse religieuze terroristen zijn geestelijke nazaten van de bijbelse Pinechas. Aldus Cliteur. In het verhaal van Numeri 25 heeft Mozes het wettig gezag, maar Pinechas gaat daartegen in en doodt op eigen initiatief een volksgenoot die zich aan afgoderij en ontucht schuldig had gemaakt. Pinechastische zeloten zullen zeggen dat het geen eigen initiatief is, maar goddelijke roeping. Pinechas wordt in het bijbelverhaal dan ook door God geprezen en beloond.
104
Schrift 282
Rembrandt van Rijn, Het godsoordeel op de berg Karmel, pen- en penseeltekening, omstreeks 1645-1650
Nadrukkelijker nog dan bij Assmann ligt de sympathie van Cliteur bij de polytheïsten. Zoals we over ‘culturele monotheïsten’ kunnen spreken, mensen die niet in een persoonlijke God geloven, maar dit geloof voor cultuur en samenleving toch wel waardevol vinden, spreekt Cliteur over ‘culturele polytheïsten’, mensen die weliswaar niet in het bestaan van goden geloven, maar de humane, tolerante, polytheïstische erfenis van het Westen hooghouden en er graag op teruggrijpen om los te komen van Europa’s monotheïstische verleden. Bezinning gevraagd Hier worden harde noten gekraakt. We hebben ons als christenen, en ook als theologen, lang de vragen van God en geweld van het lijf kunnen houden, maar het lukt niet meer. Het lijkt me belangrijk dat kerk en theologie erkennen dat het theocratische concept van het Oude Testament niet voor herhaling vatbaar is. Sterker nog, we moeten, terugziende, zeggen dat het geen geslaagd experiment was. Dit concept ontneemt mensen de vrije keuzemogelijkheid en dwingt gehoorzaamheid aan de wetten
van God met geweld af. Mensen kunnen kiezen tussen bekering of vernietiging. Wat we hierover in het Oude Testament lezen, doet ons sterk denken aan de bepalingen van de sharia, zoals de islam die kent. Religie en politiek zijn hier onlosmakelijk met elkaar verbonden. Geweld mag, moet zelfs ingezet worden om gehoorzaamheid aan de wetten van de Allerhoogste af te dwingen en de godsregering op aarde te verwezenlijken. We moeten als kerk royaal erkennen dat deze insteek de humaniteit niet heeft gediend. Het is terecht dat de hierboven genoemde critici ons wijzen op het geweldspotentieel dat in de verhalen over Pinechas en Elia zit – een potentieel dat nog steeds niet uitgewerkt is. De verwerking van het eigen verleden is een lastige manoeuvre, omdat we als christenen niet alleen iets zeggen over onze eigen bronboeken, maar ook (en in de eerste plaats) over de bronnen van het jodendom. Dat is glad ijs. We hebben net geleerd dat de Tenach allereerst aan Israël geschonken is, en nu komen we tot de conclusie dat daarin toch wel veel moorddadigs staat, wat de humaniteit niet dient. Hoe houden we de ketter van de oude kerk, Mar-
Elia, Ezra en het fanatisme
cion, met zijn verwerping van het Oude Testament, buiten de deur? Dat kan nog lastig worden, maar ik denk dat mogelijke verwijten van antisemitisme en anti-judaïsme geen remmende factoren mogen zijn in de verwerking van onze monotheïstische erfenis. Wel wordt hier grote behoedzaamheid gevraagd, en moeten we joodse theologen in dit gesprek even serieus nemen als seculiere denkers. Is het polytheïsme humaner? Kritiek kan ook tegenkritiek oproepen, en dat is bij Assmann en Cliteur ook het geval. Erich Zenger, Duits oudtestamenticus, vraagt aan Assmann of het polytheïsme van Egypte, Babel en Assyrië werkelijk humaner was dan het monotheïsme van Israël? Hij analyseert de godenmythen van het oude Nabije Oosten en zegt dat ze veel gewelddadiger zijn dan de bijbelse oerverhalen van Genesis. In het Babylonische zondvloedverhaal zijn de mensen de dupe van een ruzie tussen de goden onderling. In het volstrekt niet geweldloze bijbelse zondvloedverhaal is er in ieder geval verband tussen het zondige gedrag van de mensen en de vloed die God over de aarde brengt. En in het Babylonische scheppingsepos Enuma Elish moet er een god geslacht worden om uit een mengsel van zijn goddelijk bloed en het aardse leem een mens te boetseren. Volgens Cliteur is het polytheïsme te verkiezen omdat het een spreiding van macht kent, vergeleken met de omnipotente god van het monotheïsme. Maar het paradoxale is dat de spreiding van macht in de hemelse regionen niet leidt tot machtsdeling op aarde. Egypte en Babel kennen bijna almachtige farao’s en koningen, terwijl in het monotheïstische Israël de koning een profeet aan zijn paleisdeur kan krijgen met een waarschuwing uit naam van de Allerhoogste. Natan bij David, Elia bij Achab. Iets dergelijks komt in de buurlanden van Israël niet voor. Met een beroep op de God van het monotheïsme wagen profeten het koningen die zich almachtig wanen, tot de orde te roepen. Cliteur kneedt de bijbelse verhalen te makkelijk in
105
de mal die hij al heeft klaarstaan. Bijvoorbeeld wanneer hij het verhaal over Abrahams offer uitlegt. Hij ontwaart hier een gevaarlijke heteronomie als implicatie van Israëls monotheïsme. Dat kan zelfs leiden tot kinderoffers. Maar te weinig verdisconteert Cliteur dat kinderoffers in Israël ten strengste verboden zijn in een tijd dat ze in het polytheïstische buitenland nog gebracht werden. Hoe lopen die lijnen dan? Het lijkt in ieder geval te simpel de lijn van monotheïsme via heteronomie naar kinderoffers te trekken. Genesis 22 is een vreemd verhaal, atypisch ook binnen de canon van het Oude Testament: hoe kan de God die kinderoffers verbiedt, Abraham gebieden zijn zoon te offeren? Mijn antwoord is een plaagstootje aan Cliteur: het monotheïstische geloof van Israël is zijn gewelddadige polytheïstische verleden niet zomaar kwijt. In ernst: het polytheïsme is op dit punt niet minder gewelddadig dan het monotheïsme, veeleer gewelddadiger. Wat voor monotheïsme? Het ene monotheïsme is het andere niet. Dat geldt ook voor de Bijbel. Cliteur wijst in het spoor van Assmann terecht op de gevaarlijke kanten van het theocratische monotheïsme. Wat hij niet ziet, of niet wil zien, is dat dit monotheïsme ook binnen het tijdsbestek waarin de Bijbel geschreven is, een ontwikkeling doormaakt. Dat kunnen we in het Oude Testament al zien. Na de ballingschap ontstaat er een ander type jodendom. Om een veelzeggend detail te noemen: het beeld van David verandert in de literatuur van het vroege jodendom. Hij wordt minder koning en krijgsman, meer profeet en psalmdichter. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat Israël dan zijn zelfstandigheid kwijt is en onder buitenlands gezag staat. Je zou kunnen zeggen: de theologische ontwikkeling is door de politieke omstandigheden afgedwongen. Het zal de laatste keer niet zijn. Om de lijn door te trekken naar het Nieuwe Testament: daar is de theocratische idee losgelaten. Liever gezegd: tot verwachting gemaakt: eens zal God gaan regeren, het koninkrijk komt. De nieuwtesta-
106
mentische gemeente is geen politieke grootheid, geen staat, maar een gemeente. De wapens die gebruikt mogen worden, zijn het schild van het geloof en het zwaard van de Geest (Efeziërs 6,16-17). Dat moet samenhangen met de richtlijnen van de meester. Toen Jezus zijn discipelen er met het evangelie op uit stuurde, kregen ze deze regel mee: Als ze niet naar jullie luisteren, ‘schud het stof van je voeten’ en ga verder (Marcus 6,11). Het lijkt een overbodige raad, want was er een alternatief? Voor de zeloten veertig jaar later was dat alternatief er wel. En voor de profeet die zeshonderd jaar later Mekka veroverde, was het er ook: wapens in dienst van de Allerhoogste. Het monotheïsme van het Nieuwe Testament is een gemodificeerd monotheïsme. De verbinding van geloof en geweld is verbroken. Liever nog: geweld wordt in de handen van God gelegd. Mensen kunnen in vrijheid hun geloofskeuze maken. In Romeinen 13 legt Paulus het geweldsmonopolie in handen van de overheid. De oude kerk heeft deze lijn doorgetrokken. In de Brief aan Diognetus (omstreeks 150 na Christus) zegt de schrijver over God die zijn Zoon naar de aarde zendt: ‘Hij zond hem om te redden, om te overtuigen en niet om te dwingen, want geweld komt bij God niet voor. Hij zond hem als iemand die uitnodigt en niet vervolgt. Hij zond hem als een die liefheeft en niet oordeelt’ (7.3-5). Hetzelfde geluid horen we bij de oudkerkelijke theoloog Lactantius, meer dan een eeuw later. In zijn boek Divinae institutiones (5.20) richt hij zich tegen de Romeinse overheidspersonen die de keizercultus met geweld willen afdwingen: ‘Wij daarentegen eisen niet dat iemand tegen zijn wil onze God vereert, hoewel hij toch, of men het wil of niet, aller God is. Ook toornen wij niet, als iemand hem niet heeft vereerd.’ Ook hier kun je je afvragen waar het geweld zit, bij de polytheïstische Romeinse overheid of bij de monotheïstische christelijke kerk? Ik weet het, na Constantijn gaat het veranderen.
Schrift 282
Macht corrumpeert, en de kerk wist zich daar niet aan te onttrekken. De theocratische gedachte werd teruggehaald. Er kwamen bepalingen tegen heidenen, ketters, joden enzovoort. Geloof, monotheïstisch, christelijk geloof werd afgedwongen. De meester zal er niet blij mee geweest zijn. Maar de grondlijnen van de monotheïstische theologie van het christendom moeten we in de periode daarvoor zoeken. Het hele plaatje Het is goed dat schrijvers als Assmann en Cliteur ons scherpe vragen stellen. We hadden ze zelf al veel eerder moeten stellen. Hoeveel geweld, en wel zinloos geweld, zit er in onze christelijke traditie? Hoeveel zit er in onze heilige Schriften? Werkt dat nog steeds na? En hoe dan? En kan dat met hernieuwde kracht de kop opsteken? Bijbelse geweldsteksten lijken me in de fundamentalistische sector van het Amerikaanse christendom gevaarlijker dan in de Europese setting, waar de hermeneutiek van de Bijbel verder ontwikkeld is. Paul J. Hill is een teken aan de wand. De christelijke theologie zal daarom duidelijk moeten maken dat er, zoals hierboven beschreven, in het Nieuwe Testament een wissel omgaat. Daarin lezen we geen opdracht van Godswege om de gehoorzaamheid aan God met de wapens in de hand af te dwingen. We moeten daar ook niet meer naar terug willen. Ik ben niet bang dat ik met deze stelling in anti-judaïstisch of zelfs antisemitisch vaarwater kom. In de eerste plaats zien we deze wending in het Oude Testament al voorbereid worden (denk aan Jona). Dat moet de christelijke theologie behoeden voor een absolute tegenstelling van Oude en Nieuwe Testament. In de tweede plaats moeten we bedenken dat, parallel aan dit humaniseringsproces, in het jodendom een vergelijkbaar proces plaatsvindt, waarvan de Misjna en de Talmoed de sprekende getuigen zijn. Aan critici als Cliteur zou ik wel willen vragen het hele plaatje te tekenen. In Het monotheïstisch dilemma maakt hij de balans van het monotheïsme op, en die valt negatief uit. Is de rekening hier goed
Elia, Ezra en het fanatisme
opgemaakt, of zijn er posten vergeten? Ik kom hier op een punt waarop Assmann wijst: de moraal is natuurlijk niet door het monotheïsme in de wereld gekomen, maar de moraal heeft zich wel sinds de mozaïsche onderscheiding in het hart van de religie gevestigd. Dat ligt in het polytheïsme anders. Daar is moraal een kwestie van algemeen menselijke wijsheid die losstaat van de verering van de goden. ‘De mensen willen hun recht, de goden hun offergaven’, zegt Assmann over het polytheïsme. Cliteur en Dawkins zullen het er van harte mee eens zijn: moraal is onafhankelijk van de religie, en moet dat ook blijven. Maar ligt hier niet een sterk punt van het monotheïsme, zowel tegenover het polytheïsme als tegenover de seculiere moraal, namelijk dat het goede met het hoogst denkbare gezag geproclameerd en geëist wordt? Natuurlijk met het grote risico dat mensen goed en kwaad verwisselen en juist het kwaad met ultiem gezag proclameren en uitvoeren. Daarvoor hoeven we nog niet eens naar het Midden-Oosten te gaan. Het bederf van het beste is het slechtste. Maar daarom blijft het beste nog wel het beste. Na de aardbeving van 2010 op Haïti richtte Richard Dawkins een fonds op voor de slachtoffers, de NonBelievers Giving Aid, een niet-religieus fonds dat moest helpen de leugen tegen te gaan that you need God to be good. Hier moest blijkbaar iets bewezen worden wat tot nu toe nog niet duidelijk was. Het raakt het probleem van de atheïst: het is zeer waarschijnlijk dat God niet bestaat, maar het is zeker dat godsgeloof werkt. Dat zet het atheïsme op achter-
107
stand. Via internet kreeg ik geen duidelijkheid over het resultaat van de charitatieve actie, en ook geen antwoord op de vraag of Dawkins hiermee inderdaad ‘de christelijke leugen’ heeft kunnen ontmaskeren. Het lijkt me trouwens wat vreemd via de slachtoffers van een ramp je gelijk te willen halen, maar in Haïti zullen ze er niet mee gezeten hebben. Ik heb geen mondiale gegevens, maar de harde cijfers laten zien dat in Nederland christenen bovengemiddeld aan goede doelen geven en sterker dan niet-christenen participeren in vrijwilligerswerk. Is dat toevallig? Of heeft het met een grondtrek van het monotheïsme te maken? Er is namelijk iemand, en wel de Allerhoogste in eigen persoon, die jou het goede geeft en van jou het goede vraagt. Hier lijkt me verder onderzoek gewenst. Maar moeten de genoemde feiten voorlopig niet meetellen bij het opmaken van het eindoordeel over het monotheïsme? Dat is mijn vraag aan Assmann, Dawkins en Cliteur.
Literatuur – J. Assmann, Moses der Ägypter. Entzifferung einer Gedächtnisspur, München 1998; – J. Assmann, Die mosaische Unterscheidung oder der Preis des Monotheismus, München 2003; – P. Cliteur, Het monotheïstisch dilemma of: De theologie van het terrorisme, Amsterdam 2010; – R. Dawkins, The God Delusion, Londen 2006; – S. Janse, De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament, Zoetermeer 2006. ■