HIJ IS OPGESTAAN, HIJ LEEFT.
1ste paasdag 2015 Elim, ’t Harde Voorganger: ds. D. Dekker Organist: dhr. A. van Dijk Aanvang: 9.30 uur 1
Orgelspel
Welkom en mededelingen
Zingen: paasliederen OTH 124 Dit is de dag, dit is de dag, die de Heer ons geeft, die de Heer ons geeft. Weest daarom blij, weest daarom blij en zingt verheugd en zingt verheugd. Dit is de dag die de Heer ons geeft. Weest daarom blij en zingt verheugd. Dit is de dag, dit is de dag, die de Heer ons geeft OTH 88: 1, 2 en 4 1. Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, die galmt door gans' Jeruzalem; een heerlijk morgenlicht breekt aan: de Zoon van God is opgestaan! 2. Geen graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon, die sterke Held. Hij steeg uit 't graf door ‘s Vaders kracht, want Hij is God, bekleed met macht! 4. Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan, een leven, door zijn dood bereid, een leven in zijn heerlijkheid.
2
OTH 111: 1 en 2 Wees gegroet, gij eersteling der dagen, morgen der verrijzenis, bij wiens licht de macht der hel verslagen en de dood vernietigd is! Here Jezus, trooster aller smarten, zon der wereld, schijn in onze harten, deel ons zelf de voorsmaak mee van der zaal'gen sabbathsvree! Op uw woord, o Leven van ons leven, werpen wij het doodskleed af! Door de kracht uws Geestes uitgedreven, treden we uit ons zondengraf. Leer ons daag'lijks, leer ons duizendwerven, in uw kruisdood meegekruisigd sterven, en herboren opgestaan, achter U ten hemel gaan! Stil gebed
Votum en groet
Aanvangstekst: Lukas 24: 34m “De Heere is waarlijk opgestaan”. Zingen: psalm 33: 1 en 2 1. Zingt vrolijk, heft de stem naar boven, Rechtvaardigen, verheft den HEER'. Het past oprechten, God te loven; Zingt Zijnen groten Naam ter eer. Prijst Hem in uw psalmen, Met de schoonste galmen; Roept Zijn weldaan uit. Laat de keel zich paren, 3
Met den klank der snaren; Looft Hem met de luit. 2. Roemt nu met nieuwe lofgezangen De nieuwe blijken van Zijn gunst. Het speeltuig moet dien toon vervangen. Heft vrolijk aan, wijdt Hem uw kunst. Alles moet Hem eren, Want het woord des HEEREN, 't Richtsnoer Zijner daan, Is volmaakt rechtvaardig, Al onz' achting waardig; Eeuwig zal 't bestaan.
Wet van de HEERE (Leviticus 19: 1-4 en 9-18) 1 De HEERE sprak tot Mozes: 2 Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, en zeg tegen hen:Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig. 3 Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader en Mijn sabbatten in acht nemen. Ik ben de HEERE, uw God. 4 U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God. 9 Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. 10 U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God. 11 U mag niet stelen, u mag niet liegen of iemand zijn naaste bedriegen. 12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE. 13 U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven. Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven tot de volgende morgen. 14 U mag een dove niet vervloeken en vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE. 4
15 U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen. 16 U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE. 17 U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. 18 U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.
Zingen: gezang 1: 9 9. Och, of wij Uw geboön volbrachten! Gena, o hoogste Majesteit! Gun door 't geloof in Christus krachten; Om die te doen uit dankbaarheid. Gebed om de opening van het Woord in de verlichting met de Heilige Geest
Schriftlezing: Johannes 20: 1-10 De opstanding 1 En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen van het graf afgenomen was. 2 Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar de andere discipel, die Jezus liefhad, en zei tegen hen: Ze hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben. 3 Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij kwamen bij het graf. 4 En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar toch ging hij er niet in. 5
6 Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. 7 En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats. 8 Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde. 9 Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan. 10 De discipelen dan gingen weer naar huis. Inzameling van de gaven
Zingen: psalm 136: 1, 4 en 24 1. Looft den HEER', want Hij is goed, Looft Hem met een blij gemoed; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. 4. Looft Gods macht, die onbeperkt, Gadeloze wondren werkt; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. 24. Die ons, onder 't leed gebukt, Heeft uit 's vijands macht gerukt; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. Tekst: Johannes 20: 9 “Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan”. Preek
6
Zingen: psalm 119: 65 en 67 65. Hoe wonderbaar is Uw getuigenis! Dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren; Want d' oopning van Uw woorden zal gewis, Gelijk een licht, het donker op doen klaren; Zij geeft verstand aan slechten, wien 't gemis Van zulk een glans een eeuwgen nacht zou baren. 67. Maak in Uw woord mijn gang en treden vast, Opdat ik mij niet van Uw paan moog' keren! En wordt mijn vlees door 't kwade licht verrast, Ai, laat het mij toch nimmer overheren. Verlos mij, HEER', van 's mensen overlast, Dan zal ik U, naar Uw bevelen, eren. Dankgebed en voorbeden
Zingen: psalm 56: 5 en 6 5. Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord. 'k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord; Wat stervling zou mij schenden? Ik heb beloofd, wanneer g' in mijn ellenden Mij bijstand boodt, en 't onheil af zoudt wenden; Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden, Door ijver aangespoord. 6. Gij hebt mijn ziel beveiligd voor den dood; Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot; Gij zijt voor mij een schild in allen nood; Gij hebt mijn smart verdreven. Uw dierbre gunst is m' altoos bijgebleven. 'k Zal, voor Gods oog, naar Zijn bevelen leven. Zo word' door mij Zijn Naam altoos verheven; Zo word' Zijn lof vergroot.
7
Zegen
Uittochtlied: OTH 110: 1 1. U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen, daald’ een engel af, heeft de steen genomen van 't verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immermeer.
Orgelspel
8