r o F
s l r i g only ! Hetty van Aar
Het grote babysitavontuur
© 2012 Standaard Uitgeverij / WPG Uitgevers België nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen en Hetty van Aar www.standaarduitgeverij.be
[email protected] Vertegenwoordiging in Nederland WPG Uitgevers België Herengracht 370/372 NL-1016 CH Amsterdam Omslagontwerp: Linda Huijben Omslagillustratie: Cécile Hudrisier Vormgeving binnenwerk: Aksent bvba Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978 90 02 24723 1 D/2012/0034/023 NUR 283
1 Ellen pakte haar roze spaarvarken met twee handen
vast en keek om zich heen. Waar kon ze dat varkentje verstoppen? In haar kleerkast? Eigenlijk was het spaarvarken niet van haar alleen, het was ook van Yelien, Eline, Emma en Kato. Ze bewaarden er het geld in dat ze met babysitten hadden verdiend. Met het varken onder haar arm trok ze de kastdeur open. Stapels kleren vulden de volle planken. Er kon geen bloesje meer bij, laat staan een dik, rond spaarvarken. Het was een wonder dat de kastdeur nog dicht kon. Nee, die kast kon ze vergeten. Langzaam draaide ze zich om. Meteen zag ze de lege plek op de boekenplank. Daar had het varken gestaan. Die lege plek moest ze opvullen, anders viel het misschien op dat er iets gestaan had. Eline had nogal oog voor dat soort dingen. Als er iets veranderd was, zag zij het meestal onmiddellijk. Ellen schudde haar hoofd. Het was allemaal al erg genoeg. Lastige vragen van Eline kon ze nu echt niet gebruiken. Alleen al bij de gedachte daaraan brak het zweet haar uit. Ze zuchtte. Waar liet ze zo gauw zo’n dik, 3
breekbaar varken? Onder het bed dan maar, er zat echt niets anders op. Ze zakte door haar knieën, zette het varken op de grond en schoof het zo ver mogelijk naar achter. Voor de zekerheid trok ze haar dekbed een beetje scheef, zodat het wat verder naar beneden hing. Ziezo, niemand die dat varkentje in de gaten kreeg. Tevreden bekeek ze de situatie. Toen ging de bel, lang en uitbundig. Dat zouden haar vriendinnen zijn. Het slaapfeest kon beginnen. Oh nee, wacht... Snel verschoof Ellen twee fotolijstjes op de boekenplank. Zo, nu zou zelfs Eline geen lege plek kunnen ontdekken. Met grote sprongen nam ze de trap naar beneden. ‘Kom binnen’, nodigde ze haar vriendinnen uit. ‘Doe je jas uit.’ Hun gelach vulde de grote, sjieke hal van het doktershuis. ‘Mijn lusje is kapot’, bekende Kato. ‘Dat maakt niets uit’, zei Ellen. Ze hing Kato’s rode jasje op een kleerhanger in de garderobe. Eline stond voor de grote, hoge spiegel en frunnikte aan haar haren. Emma kwam naast haar staan. Ze had geen aandacht voor haar spiegelbeeld, maar veel meer voor de spiegel. En voor de schemerlampjes ernaast. Het waren kaarsjes, geen echte maar porseleinen, met grote kristallen ijspegels eraan. Altijd als zij hier binnenkwam, was ze onder de indruk van het hoge plafond en de hoge spiegel met de lampen. Die spiegel zou niet eens op haar kamer passen. Misschien van de vloer tot aan het plafond? Ze hield haar hoofd schuin en keek. Nee, dan nog niet. ‘Emma, ga je mee?’ vroeg Ellen. Ze stond te wachten met haar hand op de koperen trapleuning. 4
De vriendinnen stonden achter haar en keken naar Emma. ‘Sorry’, schrok Emma. Ze had staan dromen en niet gemerkt dat iedereen op haar wachtte. ‘Geeft niet’, zei Yelien, die achteraan stond. ‘Kom maar, ga jij maar voor.’ In optocht liepen ze naar boven. Het geluid van hun stommelende voeten werd opgeslokt door de dikke, rode traploper. Maar hun gelach weerkaatste tegen het hoge, stenen plafond. ‘Ik heb echt zin in een slaapfeest’, zei Yelien. Ellen stopte voor haar kamer en opende de deur. ‘En anders ik wel. Ga maar zitten, ik haal zo wat lekkers.’ Ze hield haar adem in toen Eline als eerste de kamer binnenliep. Ze zag hoe haar vriendin het hoofd van links naar rechts draaide en alles in zich opnam. Er kwam geen reactie. Ellen zuchtte onhoorbaar. Opgelucht verdween ze langs de stille trap naar beneden. Voetje voor voetje liep ze niet veel later met het dienblad naar haar kamer. De ijsblokjes tinkelden feestelijk in de volle glazen en de citroenschijfjes deinden bij elke stap gezellig met de maat mee. Haar slaapfeest beloofde super te worden, dacht Ellen, ze voelde het nu al. Op de drempel van haar kamer bleef ze even staan. Ze had haar zachtgele gordijnen alvast gesloten, ook al was het nog niet helemaal donker buiten. Maar zo kon je de naar lavendel geurende theelichtjes beter zien branden. Het was gezelliger in dat schemerlicht. En romantischer ook. Niet dat er veel romantiek in haar leven was, nee, helemaal niet. Ze was in stilte verliefd. Echt in stilte. Niemand wist 5
ervan en dat kon maar beter zo blijven. Hij zag haar toch niet staan, dat wist ze wel zeker. Maar ze was er niet eens bedroefd om. Van een stille liefde kon je heel mooi dromen. Een stille liefde was ideaal. Hij zei nooit een verkeerd woord, hij maakte geen ruzie en deed altijd wat zij graag wilde. Iets mooiers bestond er niet om van te dromen. En verder... Haar sterrenbeeld was Stier. En van de vier elementen, vuur, water, lucht en aarde, hoorde uitgerekend aarde bij de Stier. Dat betekende dat ze met allebei haar benen stevig op de grond stond. Zij zweefde niet meteen weg bij de eerste de beste jongen die ze ontmoette, daar was ze waarschijnlijk te nuchter voor. Waarschijnlijk? Dat wist ze wel zeker. Bijna zeker. Ja, toen met Emiel... dat was anders. Toen was ze wel tot in de wolken verliefd geweest. Maar dat had vast ook een beetje aan die romantische musical gelegen. Ach, wat stond ze hier te dromen met dat volle dienblad in haar handen. Wakker worden! Met haar voet duwde ze de kamerdeur verder open. Even helde het dienblad gevaarlijk schuin in haar handen, maar ze stuurde op tijd bij en knoeide geen drup. Ze zette het dienblad op het lage tafeltje en liep snel even op en neer om de nog warme citroencake te halen. ‘Zelfgemaakt?’ vroeg Kato met haar mond gevuld. ‘Helemaal zelfgemaakt’, knikte Ellen. Kato veegde de kruimels van haar wangen. ‘Ik vind chocoladecake het lekkerst, maar deze staat met stip op nummer twee!’ Ellen maakte een buiging. Uit de mond van Kato was 6
dat een heel groot compliment. ‘Wat gaan we doen vanavond?’ vroeg Emma. ‘Of is dat nog een verrassing?’ Eline slikte snel haar cake door. ‘Ja, wat gaan we doen?’ ‘Vertel’, drong Kato aan. ‘Wat heb je allemaal bedacht voor vanavond?’ Ellen stond op en haalde een spel uit haar kast. ‘We beginnen met... Scrabble.’ ‘Gezellig’, vond Yelien. Ellen schoof de glazen opzij om plaats te maken voor het spelbord. Ze was best goed in Scrabble, maar Yelien was misschien net iets beter. En Eline was ook echt een kei in woordjes leggen. Het lag er maar net aan wat voor letters je kreeg. Met QXYCCHI kon je met de beste wil van de wereld geen woord maken. Eigenlijk kon je Scrabble maar met zijn vieren spelen. Maar op de rommelmarkt van school had ze een extra exemplaar op de kop getikt. Nu had ze een spel met vijf spelbordjes en extra letters. Met vlugge vingers legde ze de letters ondersteboven op tafel, geholpen door haar vriendinnen. ‘Ogen dicht’, waarschuwde ze, toen alle letters omgekeerd waren. Met gespreide handen schoof ze de letters door elkaar, zodat niemand nog kon weten welke letter waar lag. ‘Halen we de Q eruit?’ vroeg Kato. ‘De Q is wel tien punten waard’, vond Yelien. Kato zuchtte. ‘Ja, maar ik weet bijna geen woorden met een Q. Straks zit ik het hele spel met een Q op mijn bordje. Mag die eruit?’ 7
Ellen keek het kringetje rond. Niemand deed moeilijk over de letter. ‘Vooruit dan maar’, besloot ze. ‘Het is ook een lastige letter.’ Kato begon meteen letters om te draaien, op zoek naar de Q. ‘Wacht even!’ protesteerde Ellen. ‘Je gaat toch niet naar alle letters kijken?’ ‘Ik moet toch zoeken waar de Q is!’ riep Kato. Maar Ellen schudde haar hoofd. ‘Nee, dan weet je straks precies welke letters je moet pakken, dat is niet eerlijk. Wie de Q raapt legt die gewoon opzij.’ ‘Ook goed’, vond Kato. ‘Mogen we zes letters pakken of zeven?’ vroeg Emma. ‘Zeven’, antwoordde Ellen. Een voor een raapte ze haar letters en zette ze op haar bordje. Kato leunde naar haar toe. Snel hield Ellen haar hand voor haar letters. ‘Niet kijken, Kato, dat is niet eerlijk.’ ‘Ik kijk ook niet’, protesteerde Kato, ‘ik ging alleen maar even goed zitten.’ ‘Ja, ja,’ zei Eline langzaam, ‘maar ondertussen...’ ‘Kom op, doe niet zo flauw’, zei Ellen. ‘Wie mag er beginnen?’ ‘Ik denk dat ik dat ben’, verzuchtte Emma. ‘Ik heb de Y, die is acht punten waard.’ ‘Ach, zielenpoot’, troostte Ellen haar. ‘Maar misschien heb je verder wel heel mooie letters.’ ‘Dat valt wel mee’, antwoordde Emma. ‘Ik bedoel... dat valt tegen. Kijk maar.’ Ze legde, midden op het lege spelbord het woordje: YEN. ‘Acht, negen, tien’, telde Eline hardop. ‘Dat is dan tien punten.’ Emma schudde haar hoofd. ‘Ik krijg tweemaal de 8
woordwaarde omdat ik in het midden begin. Dat is dus twintig punten.’ ‘Ik houd de stand bij’, zei Ellen en schreef de punten onder Emma’s naam. ‘Wacht eens,’ zei Kato, ‘daar klopt iets niet. Yennen schrijf je toch met een J?’ ‘Dat kan ook, maar dan betekent het pesten’, zei Emma. ‘Mijn yen is een munt uit Japan.’ ‘O...’ Kato luisterde maar half meer. Ze pakte de letters van haar bordje en legde haar woord op het spelbord. Het moest aansluiten bij het woord van Emma, maar dat vond Kato geen probleem. Ze legde: K W A N T YEN N S Trots zwaaide ze met haar lege bordje. ‘Ik heb al mijn letters gebruikt, nu krijg ik vijftig punten extra.’ ‘Wat goed van jou’, zei Emma. ‘Wacht eens’, dacht Ellen hardop. ‘Wat betekent dat eigenlijk: kwantens? Bestaat dat wel?’ ‘Tuurlijk wel’, knikte Kato. ‘Wat betekent dat dan?’ vroeg Yelien nieuwsgierig. ‘Eh... gewoon, kwantens’, zei Kato, terwijl haar wangen kleurden. ‘Laatst wist ik het nog. Het is eh...’ 9
Ellen pakte haar woordenboek uit de kast. ‘Wacht, ik zoek het op.’ Ze bladerde haastig naar de k. ‘Het woord staat er niet in. Een kwant bestaat wel, dat is een vrolijke snuiter. Maar het meervoud is kwanten, niet kwantens.’ Kato kreeg nu een vuurrood hoofd. ‘In mijn woordenboek staat het wel.’ Nu keek iedereen haar aan. Kato kleurde nog roder. Ellen zwaaide met haar wijsvinger heen en weer. ‘Jij speelt vals!’ Kato haalde haar schouders op. ‘Ik kon het toch proberen?’ ‘Maar niet voor vijtig punten extra’, riep Eline. ‘Wat denk je? Wij zijn echt niet dom.’ ‘Jammer’, zuchtte Kato. ‘Waarom haal je die S niet weg?’ vroeg Ellen. ‘Dan houd je kwanten over, dat is toch ook een mooi woord?’ Kato raapte haar S op. ‘Jammer van de bonus’, vond ze. Maar dat hoorde Ellen al niet meer. Supergeconcentreerd keek ze van haar bordje naar het spelbord. Toen legde ze haar woord: K A S T E E L. Maar liefst zes letters kon ze kwijt. Dat betekende dat zij zes nieuwe letters mocht rapen. Een voor een zette ze de blokjes op haar bord. Alweer een K. En een A en een S. Dat was het begin van zijn naam. Zou ze...? Met stijgende verbazing raapte ze haar blokjes bij elkaar. Ja, ze had zijn naam op haar bordje staan! Zijn naam en nog een G. Als dat geen gunstig voorteken was! Nee, dat was het natuurlijk niet. Ze moest zich daar helemaal niets van voorstellen. ‘Jij bent.’ Ze stootte Yelien aan. 10
Yelien probeerde haar lach in te houden. Blokje voor blokje legde ze op het bord: Z A N D. Kato knikte goedkeurend. ‘Mmm, zand... Mooi woordje. Maar waar leg je het neer?’ In één beweging schoof Yelien de blokjes naar de juiste plaats. ‘Zandkasteel!’ riep Kato. De teleurstelling klonk door in haar stem. ‘Knap hoor,’ zei Emma, ‘met maar vier blokjes zo’n lang woord leggen. Dat levert je punten op.’ ‘Nu mag ik.’ Eline keek haar vriendinnen met een geheimzinnig lachje aan. Onder de L van zandkasteel legde ze: I E F D E. ‘Liefde.’ Ellen staarde dromerig voor zich uit. Het spel ging verder, maar Ellens gedachten waren bij de liefde. Wat was er mooier dan de liefde? Kasper natuurlijk. Maar was dat echt waar? Was Kasper mooier dan de liefde? Of was de liefde toch het mooist? Daar wist ze niet zo snel een antwoord op. Ze plantte haar vingertoppen onder haar kin, sloot haar ogen en dacht na. Ze leek een beetje op een Bhoedda, met die samengevouwen handen onder haar kin. Zo kon ze goed denken. Of was het dromen? ‘Jij bent’, waarschuwde Yelien. ‘Ik?’ Ze was toch net precies geweest? Ze knipperde met haar ogen en keek naar het bord. Daar was intussen weer wat gebeurd. Iemand had T O F gelegd en D E U R.
11
Z A N D K A S T E E W A N T O T Y E N D N
L I E F D E U R
Ellen ging rechtop zitten. Zonder ook maar een seconde na te denken legde ze haar blokjes neer: K A S P E R. ‘Mooi’, knikte Emma. ‘Mooi?’ vroeg Kato. Ze klonk een beetje strijdlustig. ‘Hoezo mooi? Wat is een kasper eigenlijk?’ Het leek wel of bij Ellen de bliksem in sloeg. Kasper? Had ze Kasper op het bord gelegd? Hoe kwam ze erbij? Dat was zíjn naam, de naam die niemand kende. Als een speer schoot ze naar het bord, griste de S weg en legde die aan het eind van het woord. ‘Sorry, mijn fout. Ik bedoelde: kapers.’ ‘O, dan is het goed’, knikte Kato. Niemand had iets gemerkt, dacht Ellen. Bijna onhoorbaar blies ze haar adem uit. Haar gedachten zweefden naar de helblauwe ogen van Kasper en naar zijn blonde haren vol golvende slagen. Hij had zachtroze lippen en helderwitte tanden. Hij was gewoon knap. Gewoon knap? Hij was heel erg knap. Opvallend knap. Daarom was ze verliefd geworden op het moment dat ze hem zag. Ze wist het nog precies. Hij liep in de lange, rechte gang op de eerste etage. Zelf liep ze in tegenovergestelde richting. Ze zag hem 12
meteen. Hij viel op omdat hij de langste van zijn groepje was. Maar niet alleen daardoor viel hij haar op. Zijn haar was net iets blonder, zijn ogen waren net iets blauwer, zijn tanden veel witter, zijn lippen voller... Hij was meer dan al die andere jongens. Hij was bijzonder. Hoe kon het dat ze hem nu pas voor het eerst zag, terwijl hij hier al die tijd door dezelfde gangen liep als zij? Hij werd geroepen, waarschijnlijk door een klasgenoot. ‘Kasper!’ Toen wist ze zijn naam. Kasper. Die avond in bed had ze zijn naam zachtjes in het donker gefluisterd. Het was de enige keer dat ze zijn naam genoemd had. Verder hield ze haar liefde voor iedereen verborgen. Dat was maar beter ook, want het kon toch niets worden. Hij was te oud. Hij was misschien wel vijftien. En ze wist zelf ook wel dat jongens van vijftien meisjes zoals zij niet zagen staan. Ze was te jong. Maar daarom mocht ze nog wel van hem dromen? ‘Ik ken een jongen die Kasper heet’, zei Eline opeens. Ellen zuchtte stilletjes. Ja hoor, Eline wel. Eline zou vast wel een jongen kennen die Kasper heette. Eline kende immers heel erg veel jongens. Maar niet háár Kasper. Die niet. Ze wist zeker dat Eline geen jongen van die leeftijd kende. ‘Kasper...’ Eline streek met haar vingers door haar haren. ‘Dat is toch die jongen... Je weet wel... Zit hij niet in de derde? Volgens mij is hij al zeker een jaar of veertien, misschien wel vijftien. Bedoel je hem?’ Ellen voelde het kippenvel over haar armen kruipen. Nee toch? Hoe was het mogelijk dat Eline diezelfde Kasper kende? Even sloot ze haar ogen, heel even 13
maar. Toen schudde ze resoluut haar hoofd. ‘Eline, kijk eens naar het bord. Ik heb K AP E R S gelegd. Ik snap niet waar je het over hebt. Zullen we trouwens iets anders gaan doen?’ Ze had opeens geen zin meer in het spel. ‘Als jullie de blokjes opruimen, haal ik nog wat lekkers. Ik heb kaassoesjes gemaakt en ze zijn zo lekker geworden!’ Haar hoofd was warm toen ze de trap afliep. Ze had zo veel moeite gedaan om dat spaarvarken te verstoppen. En nu kwam ze bijna in de problemen door de naam van haar stille liefde op het bord te leggen. Gelukkig brachten de kaassoesjes afleiding, dacht ze.
14
2 Toen ze weer terugkwam op haar kamer stonden
haar vriendinnen voor het raam. Ze hadden de gordijnen iets uit elkaar geschoven en keken naar de lucht. Ellen zette het dienblad neer. ‘Wat is er aan de hand?’ Kato draaide zich om. ‘Niets. Het is nog niet donker genoeg.’ Ellens gezicht werd een levend vraagteken. ‘Vanavond is de avond van de vallende sterren’, legde Yelien uit. ‘Dat was op het nieuws. Als je een vallende ster wilt zien, maak je vanavond kans. Of vannacht, want dan gaat het gewoon door.’ ‘Ze zeggen dat er een regen aan vallende sterren komt’, zei Eline met een dromerig gezicht. ‘En bij elke vallende ster mag je een wens doen’, lachte Emma. ‘Ik ben benieuwd of we echt zoveel vallende sterren zien’, vroeg Yelien zich af. ‘Zullen we straks nog eens kijken, als het echt donker is?’ vroeg Ellen. ‘Jullie moeten mijn kaassoesjes proeven.’ 15
‘Ik meld me aan als proefkonijn’, zei Kato. Ze nam een hapje. Met haar ogen dicht en haar hoofd schuin stond ze even heel stil, alleen haar mond bewoog. Ellen keek haar vriendin aan. ‘Mmm... lekker! Mag ik het recept?’ Kato stopte de rest van de kaassoes in haar mond. ‘Ik mail je het recept’, beloofde Ellen, toen ze met de kaassoesjes was rondgegaan. ‘Stuur ook maar aan mij’, zei Emma haastig. ‘Ze zijn echt heerlijk.’ Kato had haar mond leeg. ‘Dit zijn smulsoezen.’ Ellen lachte. De spanning gleed van haar schouders. Iedereen genoot van de soesjes, niemand had het meer over Kasper. En het spaarvarken zat zo goed verstopt dat niemand op het idee zou komen om erover te beginnen. Eindelijk kon ze zelf ook genieten van het slaapfeest. Ze pakte haar glas en leunde achterover. Met haar ogen dicht wilde ze een slokje nemen, maar dat was niet zo’n goed idee, dat eigenwijze rietje prikte niet al te zacht in haar neusgat. Au! Ze kon toch beter met open ogen drinken. Met kleine slokjes zat ze te genieten. ‘Zeg, El’, begon Emma plotseling. ‘Een poosje geleden, toen je ook een slaapfeest gaf, had je zulke leuke kaartjes gemaakt. Weet je nog?’ Ellen veerde op. ‘Bedoel je die kaartjes met vragen?’ Emma knikte. ‘Die waren leuk. Heb je er nog meer gemaakt?’ ‘Ik heb geen kaartjes gemaakt,’ antwoordde Ellen, ‘maar wel vragen. Die heb ik in een klein boekje opgeschreven. Wacht, ik zal het pakken.’ Uit haar 16
bureaula haalde ze een schattig, klein boekje tevoorschijn. Ze ging weer zitten en bladerde in het boekje, alsof ze zelf ook nieuwsgierig was. Toen ze opkeek zag ze de ogen van alle vier vriendinnen op zich gericht. ‘Stel je een vraag?’ vroeg Emma. ‘Goed. Ik begin bij jou’, zei Ellen en ze las: ‘Wat zou je meenemen naar een onbewoond eiland? Je mag alleen een rugzak meenemen.’ Emma dacht na. ‘Een paar lekker dikke leesboeken, een pen en een dagboek.’ ‘Is dat alles?’ schrok Eline. ‘Ook een paar schone kleren natuurlijk’, zei Emma snel. ‘En mijn bikini en badlaken.’ ‘Meer niet?’ riep Eline uit. Ietwat onzeker keek Emma om zich heen. ‘Ik zou nog een oud laken meenemen’, dacht Kato hardop. ‘Daar kun je onder slapen, dat is handig voor als er muggen zijn.’ ‘Een muggenstick!’ riep Emma, blij dat haar toch nog wat te binnen schoot. Maar Kato ging onverstoorbaar verder. ‘Overdag kun je het laken tussen twee bomen spannen, dan heb je een zonnescherm of een windscherm. En ik zou lucifers meenemen om vuur te maken.’ ‘Dat is slim’, knikte Yelien. ‘Je kunt wel merken dat jij bij scouting zit.’ ‘Scouting?’ Eline sprak het uit alsof het een vies woord was. ‘Ja maar... je kunt toch niet alleen maar een laken en wat andere spullen meenemen?’ ‘Dat kan best’, knikte Kato. ‘Wat zou jij dan nog meer 17
meneemen?’ ‘Mijn beautycase’, reageerde Eline. Kato gaf een mep tegen haar voorhoofd. ‘Dat had ik kunnen weten.’ ‘Een krultang... misschien?’ vervolgde Eline iets minder zeker van zichzelf. ‘Een krultang!’ riep Ellen uit. ‘Maar er is toch geen stroom op een onbewoond eiland?’ ‘Dan laat ik die krultang wel thuis’, zei Eline snel. ‘Die beautycase kun je ook thuislaten’, adviseerde Yelien. ‘Op een onbewoond eiland heb je geen oogschaduw en mascara nodig.’ ‘Waarom niet?’ sputterde Eline. ‘Er is toch niemand die je ziet?’ vond Emma. Daar was Eline even stil van. ‘Bedoel je echt dat je daar helemaal alleen op zo’n eiland zit, zonder stroom of wat dan ook?’ Haar vriendinnen knikten zwijgend. ‘Ik dacht altijd dat een onbewoond eiland romantisch was’, verzuchtte Eline. ‘Met witte zandstranden en een prachtige zonsondergang. Maar als het zo moet, vind ik er niets aan. Wat een stomme vraag eigenlijk. Ja, sorry hoor, El. Dan kun je beter vragen: wie neem je mee naar een onbewoond eiland?’ ‘En wie neem je mee?’ vroeg Ellen meteen. ‘Jullie natuurlijk.’ Daar hoefde Eline geen moment over na te denken. ‘Je mag maar een persoon meenemen’, zei Ellen. Een voor een keek Eline haar vriendinnen aan. Toen zuchtte ze diep. ‘Ik kan echt niet kiezen. Heb je een andere vraag, niet zo’n moeilijke?’ 18
Ellen sloeg een bladzijde om en las: ‘Waarvan word je blij?’ ‘Van deze overheerlijke kaassoesjes’, antwoordde Kato meteen. Iedereen lachte om haar antwoord. Ellen ging gauw nog eens rond. Even was het stil omdat ze smulden. Toen vroeg Kato aan Ellen: ‘Waarvan word jij zelf blij?’ Ellen vouwde haar benen onder zich. ‘Als ik, in Ghana op vakantie, kleurpotloden uit mag delen en zie hoe blij die kinderen daarmee zijn... Dan ben ik zo blij. Maar het hoeft niet per se ver weg te zijn. Als er een vlinder door de tuin fladdert, kan ik daar heel blij van worden. Of als ik met Bart naar een popgroep mag... dan ben ik zo gelukkig met mijn grote broer.’ ‘Ach, wat grappig, dat heb ik met mijn kleine broertjes’, zei Kato. ‘Als zij met mij ergens naartoe mogen, zien ze mij echt als hun grote zus. Dat vind ik super. Maar van een kampuur laat op de avond word ik ook heel blij.’ ‘En van een goed cijfer voor wiskunde’, vulde Eline aan. ‘Ik weet dat zoiets niet romantisch klinkt, maar ik ben er blij mee. Als ik bij papa ben, ben ik ook blij. Of als ik een dag geen ruzie met mama heb...’ zei ze er zachtjes achteraan. ‘Had je vandaag ruzie met haar?’ vroeg Emma bezorgd. Eline schudde haar hoofd. ‘Vandaag niet, daarom ben ik blij. En jij? Waarvan word jij blij?’ ‘Als Mimauw op mijn schoot ligt te spinnen’, antwoordde Emma. ‘Of als ik op mag blijven en alleen 19
met mama in de kamer zit omdat papa laat moet werken. Dan voel ik me heel bijzonder. Of als ik iets gemaakt heb dat heel goed gelukt is, dan ben ik ook blij. En jij?’ Ze keek naar Yelien, die nog haast niets had gezegd. ‘Ik word van heel veel dingen blij’, antwoordde Yelien. ‘Als we met ons vijven bij elkaar zijn, zoals nu, ben ik bij. Of als we samen iets gaan doen, dan ben ik ook blij. Weet je wat ik nu opeens bedenk? Het wordt weer de hoogste tijd voor een vriendinnendag. Volgens mij zit er alweer een aardig bedrag in ons spaarvarken, genoeg om iets leuks van te doen. Zullen we ons geld eens tellen? Dan kunnen we leuke plannen gaan maken. Is dat geen goed idee?’ Ellen rilde, heel eventjes. Toen sprong ze op. ‘Maar dan missen we de vallende sterren en dat is alleen vanavond. Dat geld kunnen we een andere keer ook nog tellen. Kom.’ Ze knipte de lampjes uit, doofde de kaarsjes en schoof de gordijnen open. Met zijn vijven verdrongen ze zich voor het raam en staarden naar de donkere hemel. ‘Ja, ik zie er een’, riep Eline. ‘Daar!’ ‘En daar!’ wees Emma. ‘Daar is er nog een’, zei Kato zacht. Ellen stond met haar gezicht vlak voor de ruit. Ze kon de kou voelen. Zou het echt waar zijn dat je wens uitkwam als je iets wenste wanneer er een ster viel? Vast wel. Iedereen zei het. In opperste concentratie keek ze naar de nachtelijke lucht. Ja, daar viel weer een ster. Ellen sloot haar ogen, balde haar vuisten en sprak in gedachten haar wens uit. Ze wenste 20
dat niemand zou ontdekken dat de inhoud van het spaarvarken niet klopte. Zo snel ze kon zou ze het tekort aanvullen. Tot die tijd moest ze de aandacht vooral niet op het varkentje richten. Ze staarde naar de lucht, waar de sterrenregen door bleef gaan. Ze keek en keek... tot haar benen stijf waren van het staan en haar stem schor van het zwijgen. ‘Wat heb jij gewenst?’ vroeg Emma haar na een eeuwigheid. ‘O, dat is een mooie vraag voor in je boekje’, zei Kato. Ellen schudde haar hoofd, maar dat zag niemand in het donker. ‘Nee, dat is een onmogelijk vraag.’ ‘Waarom?’ wilde Eline weten. ‘Wat je wenst mag je tegen niemand zeggen’, legde Ellen uit. ‘Anders gaat je wens niet in vervulling.’ ‘Ach, ja, dat is waar ook’, zei Yelien. Zie je wel dat het echt waar was, dacht Ellen. Yelien zei het ook. Ze slaakte stilletjes een zucht. De kans dat haar wens in vervulling ging leek opeens een stuk groter. ‘Zullen we in onze slaapzakken kruipen?’ vroeg Emma. ‘Ik heb het een beetje koud gekregen.’ Iedereen had het er koud van gekregen. ‘Ik maak nog wat chocolademelk warm’, zei Ellen zachtjes. ‘Wie helpt me mee?’ Samen met Kato sloop ze de trap af. Beneden was alles stil en donker. Muisstil zetten ze vijf mokken op een dienblad, terwijl de chocomel in de steelpan sputterde. Bij het kaarslicht nipten ze van het gloeiend hete drankje. ‘Daar word je warm van’, verzuchtte Emma. 21
‘Ja, lekker...’ mompelde Ellen. Ze nam het laatste slokje, zette de mok naast zich neer en kroop diep weg in haar slaapzak. Emma volgde haar voorbeeld. Kato vouwde haar handen onder haar hoofd en keek naar de schaduw die het schemerlampje op de muur tekende. ‘Zeg, Ellen... Heb je misschien nog meer van die leuke vragen?’ Het bleef stil. ‘El...’ Kato kwam overeind. Leunend op een elleboog keek ze om zich heen. Moest je dat zien! Daar lagen ze met zijn vieren op een rij te slapen. Geen wonder dat ze het een slaapfeest noemden. ‘Welterusten dan maar’, mompelde ze tegen haar slapende vriendinnen. ‘Tot morgen.’ Er kwam geen antwoord, maar dat had Kato ook niet verwacht. Ze gaapte eens grondig en draaide zich op haar zij. Toch gek, hoor, dacht ze. Als je op de grond sliep zag je kamer er heel anders uit dan vanuit je bed gezien. Veel drukker ook, met al die poten van de tafel, de stoelen en het bed. Je zag zelfs de opbergdozen onder het bed. En daar, kijk daar eens, daar stond hun roze spaarvarken eenzaam en verlaten onder het bed. Zou ze het pakken? Ze gaapte nog eens. Nee, dat kwam morgen wel.
22
3 ‘Wakker worden’, riep Ellen de volgende morgen.
‘We gaan een smulontbijt maken.’ Kato wreef zich in de ogen. ‘Wat is een smulontbijt?’ Yelien rekte zich uit. ‘Ik weet niet wat het is, maar het klinkt lekker.’ ‘Dat is het ook’, lachte Ellen. Papa en Bart waren, zoals altijd op zondagmorgen, naar het hockeyveld en mama werkte in de praktijk haar administratie bij. Ze hadden de grote keuken dus helemaal voor zich alleen. ‘We gaan zoete broodjes bakken.’ ‘Zoete broodjes?’ Kato was opeens klaarwakker. ‘Mag ik helpen?’ ‘Je mag allemaal je eigen broodje bakken’, beloofde Ellen. Op slofjes en kousenvoeten vertrokken ze in een optocht naar beneden. ‘Zoete broodjes’, mompelde Kato. ‘Ik ben verschrikkelijk benieuwd.’ Ellen zette vijf bekers op tafel, schonk ze vol melk en ging zitten. ‘Wacht, ik haal alvast het bladerdeeg uit de vriezer.’ Twee tellen later was ze al terug. 23
‘Vertel, wat zijn zoete broodjes?’ drong Kato aan. ‘Zoete broodjes zijn simpel te maken en heel erg lekker’, vertelde Ellen. ‘Zelfs ik kan ze maken?’ vroeg Eline. ‘Natuurlijk kun jij ze maken’, zei Ellen. ‘Jij kunt toch ook zo’n zalige salade maken? Dan kun je ook zoete broodjes bakken. Zullen we beginnen? Kom mee.’ Ze zochten een plaats aan het werkblad en kregen van Ellen de spullen die nodig waren. Iedereen kreeg een banaan, een stukje chocola en een velletje bladerdeeg. ‘Chocola, lekker...’ verzuchtte Kato. ‘Afblijven, nog niet opeten’, schrok Ellen. ‘Je hebt chocola nodig voor je broodje.’ Kato slikte. ‘Dat wordt vast het lekkerste broodje dat ik ooit geproefd heb.’ ‘Heeft iedereen een banaan?’ vroeg Ellen. ‘Prak de banaan fijn, roer er een klein schepje suiker door en een theelepeltje honing. Dat is alles. Voorlopig tenminste.’ Daarna rolden ze hun velletje bladerdeeg wat groter en platter. Er was maar één deegroller, dus moesten ze op elkaar wachten. ‘Zal ik bij jullie allemaal even komen rollen, dat gaat veel sneller’, bood Kato aan. Ze begon trek te krijgen. ‘Je kunt ook zelf een deegroller maken’, wist Yelien. ‘Je draait een velletje folie om een volle fles en... rollen maar.’ ‘Wat een slim idee’, vond Kato. Maar het was al niet meer nodig. Iedereen was klaar met deegrollen. Ze keken naar Ellen en deden haar na. Aan de zijkant van het plakje deeg schepte zij het 24
bananenprakje. Daarover verbrokkelde ze de chocola. De rest van het deeg maakte ze een beetje nat met water, zodat het beter plakken zou. Toen rolde ze haar deeglapje op. ‘Ik ben benieuwd’, zei Kato toen de baksels in de oven verdwenen. ‘Wacht maar af,’ lachte Ellen, ‘je weet niet wat je proeft.’ Vijf minuten later begon het heerlijk zoet te ruiken in de keuken. Yelien snoof de geur op. ‘Mmm, wat ruikt dat zalig. Straks lust ik alleen nog maar zoete broodjes, vrees ik.’ En toen was het zo ver. Ellen haalde de goudgele baksels uit de oven en Kato verbrandde onmiddellijk haar tong omdat ze niet langer wachten kon. ‘Help! Water!’ Toen werd het stil. Ze smulden van de zoete broodjes en ze waren het roerend met elkaar eens: dit was het lekkerste broodje dat ze ooit geproefd hadden. ‘Er is er nog eentje over,’ zei Kato verbaasd. ‘Ik heb er eentje extra gemaakt’, zei Ellen. ‘Dat breng ik even naar mama.’ ‘Ach, wat lief’, vond Emma. Dat vond mama ook. ‘Wat lief dat je aan me denkt. Is je pyjamafeestje gezellig?’ ‘Heel erg gezellig’, lachte Ellen. ‘Ik ben snel weer weg.’ Toen ze terugkwam zei Yelien: ‘Zullen we ons spaarvarken eens leegschudden en het geld tellen? Dan kunnen we plannen maken voor onze vriendinnendag.’ ‘Eh... ja’, zei Ellen. ‘Haal jij het spaarvarken?’ vroeg Yelien. 25
‘O ja...’ Ellen stond op. Het leek opeens alsof er bakstenen in haar slofjes zaten, zo zwaar wogen haar voeten. Tree voor tree sleepte ze zich de trap op. Boven op de overloop stond ze stil. Ze dacht na. Maar ze kon niet zo helder meer denken. Of toch wel... Ze slofte naar haar kamer en deed de deur open en weer dicht. Toen draaide ze zich om. Langzaam liep ze naar beneden. Emma was de eerste die haar zag. ‘Is er iets, Ellen? Je ziet zo wit.’ Ellens stem trilde. ‘Ik kan mijn spaarvarken niet meer vinden. Dat komt misschien omdat ik het een nieuw plekje heb gegeven. Ik... ik weet het niet meer.’ Opeens kreeg ze het warm. Het kippenvel maakte plaats voor een warme gloed, die een rode kleur op haar wangen toverde. ‘Je wordt toch niet ziek?’ Emma klonk bezorgd. ‘Het lijkt wel of je koorts hebt.’ ‘Wacht maar’, zei Kato. Ze sprong op en liep de keuken uit. Toen ze terugkwam droeg ze het roze spaarvarken in haar armen. ‘Tataam! Kijk eens wat ik heb?’ Ellen werd duizelig. Ze greep zich aan haar stoel vast. Help! Nu kwam haar geheim uit. Met een plechtig gebaar zette Kato het varken midden op tafel. ‘Zal ik?’ vroeg Yelien. Iedereen knikte, behalve Ellen. Maar dat viel niemand op, want alle ogen waren op het varkentje gericht. Yelien tilde hun spaarvarken op en trok plop! de stop uit zijn buik. Zachtjes schudde ze het beestje heen en 26
weer. Andere keren vlogen de munten en de briefjes over de tafel, maar deze keer leek het anders. Er rolden wel munten. En er vielen ook briefjes. Maar de meeste briefjes waren kassabonnetjes in plaats van papiergeld. Toch gaf Yelien het niet snel op. Ze bleef schudden. Het werd stil aan tafel, steeds stiller en stiller. Uiteindelijk was het Kato die de stilte doorbrak. Er klonk verontwaardiging in haar stem. ‘We hadden toch veel meer geld?’ Ellen kreunde en sloeg haar handen voor haar gezicht. Toen werd het weer stil. En het bleef stil, tot Yelien zei: ‘Zullen we het geld toch maar tellen?’ Met de hulp van haar vriendinnen sorteerde ze het geld. Ze legden de munten soort bij soort en het papiergeld ook. ‘Het is wel erg weinig deze keer’, zei Emma zachtjes. ‘Vierentwintig euro en vijftig cent’, knikte Yelien. Eline strekte haar hals om het geld beter te kunnen zien.‘Hoe kan dat dan?’ Ellen kromp in elkaar. Ze legde haar hoofd op haar armen en probeerde niet te huilen. Dit was nooit de bedoeling geweest. Ze had het zich heel anders voorgesteld. Maar het overviel haar. Pas gisteravond, vlak voor haar vriendinnen kwamen, had ze opeens weer aan het spaarvarken gedacht. Maar toen was het te laat om nog iets te doen. Ze had gehoopt dat haar vriendinnen er niet over zouden beginnen, dan kon zij netjes alles in orde maken. Zonder dat iemand het merken zou. Maar nu... nu was haar kans verkeken. Nu zouden ze de waarheid ontdekken. 27
En dat betekende het einde van hun vriendschap. Want iedereen zou natuurlijk denken dat ze het geld gestolen had. Het was niet eens zo raar dat ze dat dachten. En zeg nu zelf: wie wilde er bevriend zijn met een dievegge? Niemand toch. ‘Vierentwintig euro en vijftig cent’, herhaalde Yelien. ‘Onthouden jullie dat? Want er is nog meer.’ Een voor een streek ze de bonnetjes glad. Hardop las ze: ‘Een herenportemonnee, achttien euro vijfentachtig.’ Ze pakte het volgende bonnetje: ‘Een mp3-speler, negenentwintig euro negenennegentig.’ ‘Dat waren cadeautjes’, stamelde Ellen. Maar ze zei het zo stilletjes dat niemand haar hoorde. ‘Een lenteboeket voor tien euro’, ging Yelien verder. ‘Een fles Miracle groom, het ideale verzorgingsprduct voor de paardenhuid, voor achttien euro en vijftig cent. En het laatste bonnetje: een roskam en een manenkam voor acht euro en zestien cent. Poeh, dat kan ik beter op een papiertje uitrekenen. Ellen, heb jij...’ Ellen schudde haar hoofd heen en weer. ‘Sorry. Sorry, sorry, sorry... Het was niet zo bedoeld. Ik had het weer in orde willen maken voor jullie erachter kwamen. Maar ik was te laat.’ ‘Heb jij ons geld opgemaakt?’ Elines mond viel open van verbazing. ‘Dat is wel het geld dat wij met babysitten hebben verdiend. We hebben er hard voor gewerkt, als je dat maar weet.’ Er kwam een droge snik uit Ellens mond. ‘Dat weet ik.’ Emma schoof op haar stoel heen en weer. ‘Ik ben 28
bang dat ik het niet helemaal snap. ‘Heb jij ons babysitgeld uit het spaarvarken gehaald?’ Ellen knikte zwijgend. Emma’s stem klonk hoog van verbazing. ‘Gestolen?’ Wild schudde Ellen haar hoofd heen en weer. ‘Nee, niet gestolen. Echt waar niet.’ ‘Hoe zit het dan?’ vroeg Yelien. ‘Ik heb het geleend’, bekende Ellen op fluistertoon. ‘Ik wilde het echt waar terugbetalen.’ Er trok een ijzige kilte door de eerst zo knusse keuken. De sfeer van zoete broodjes was ver te zoeken. ‘Daarom heb je die briefjes erin gestopt’, zei Yelien. ‘Aha, nu snap ik het. Die briefjes zijn in plaats van het geld.’ Ellen knikte. ‘Kijk maar achterin ons dagboek. Daar staat alles opgeschreven wat we verdiend hebben. Wacht...’ Ze sprong op. Met een bleek gezicht verliet ze de keuken, om terug te komen met het dagboek. ‘Hier staat alles wat we verdiend hebben.’ ‘Dat moeten we dan optellen’, besloot Yelien. Een tijdje was het stil. Met de armen tegen haar borst gedrukt stond Ellen achter de stoel van Yelien. ‘Het moet kloppen’, mompelde ze alsmaar. ‘We hebben met babysitten precies honderdentien euro verdiend’, zei Yelien. ‘Wil iemand het nog eens narekenen, om er zeker van te zijn dat het goed is.’ ‘Dat doe ik wel’, bood Emma aan. Algauw liet ze weten dat het klopte. ‘Honderdentien euro, dat is best veel.’ Yelien knikte. ‘Nu moeten we deze bonnetjes 29
optellen.’ Ze schreef de bedragen netjes onder elkaar. ‘Dat is dan samen vijfentachtig euro vijftig. Klopt dat?’ Ze schoof de optelling naar Emma. ‘Het klopt helemaal’, zei Emma even later. ‘Want als we het geld van de bonnetjes bij het echte geld tellen, dan hebben we precies honderdentien euro.’ Ellen slaakte een diepe zucht. Ze had zich gelukkig niet vergist. Alles klopte. Bijna alles, er ontbrak nogal wat geld. Kato plantte haar ellebogen op tafel. ‘Dus als ik het goed begrijp hebben we iets meer dan vierentwintig euro, in plaats van honderdentien?’ ‘Dat klopt’, zei Yelien. ‘Mooi is dat’, mopperde Kato. ‘Dus als we geld nodig hebben, mogen we dat voortaan uit het spaarvarken halen?’ ‘Dan kunnen we het geld van het babysitten net zo goed zelf houden’, vond Eline. ‘O, alsjeblieft...’ Ellen balde haar vuisten. ‘Zo heb ik het niet bedoeld. Het is gewoon een vergissing. Het is fout, ik weet het. En ik had het ook niet moeten doen. Ik heb er spijt van. Maar eigenlijk ook weer niet. Want hierdoor heeft Granny het overleefd.’ ‘Granny?’ Acht ogen staarden Ellen aan. ‘Ik had het jullie willen vertellen, maar het kwam er niet van. Het zit zo’, begon Ellen. Toen sloeg ze opnieuw haar handen voor haar gezicht. ‘O, hoe heb ik zo stom kunnen zijn... Ik had jullie van tevoren moeten vragen of het goed was.’ Ze zuchtte opnieuw. Toen begon ze te vertellen. ‘Op een dag kwam ik op 30
de manege, om paard te rijden. Maar daar was alles in rep en roer. Want wat was het geval? Iemand had een oude, zieke merrie zomaar op de manege achter gelaten.’ ‘Hèèè?’ Alle vriendindinnen riepen tegelijk hetzelfde. ‘Ja, gewoon met een touw aan het hek vastgebonden. Is dat niet gemeen?’ vroeg Ellen. Zonder een antwoord af te wachten ging ze verder. ‘Wat geld betreft had de manege hier niet op gerekend. Maar ze vonden het wel erg om zo’n oud, ziek paard aan haar lot over te laten. Toen hebben ze alle leden om hulp gevraagd. Ze vroegen gewoon: als je iets kunt missen, geef het voor Granny.’ Ellen keek haar vriendinnen een voor een aan. ‘En dat heb ik gedaan. Ik heb al mijn zakgeld afgegeven voor medicijnen voor Granny. Tenminste, bijna al mijn zakgeld. Van het beetje dat ik overhield kocht ik paardenkoekjes. Daar is Granny dol op. Als ik naar de manege ga, staat ze altijd vooraan in de wei naast de oprit. Het lijkt wel alsof ze op me wacht. Ik geef haar altijd wat lekkers. Ze is er zo blij mee.’ ‘Ach,’ zei Emma zacht, ‘wat lief. En gaat het nu weer goed met Granny?’ ‘Granny zal voor de rest van haar leven medicijnen nodig hebben’, zei Ellen. ‘Als ze die krijgt, kan ze nog wel een paar fijne jaren beleven op de manege.’ ‘Dan loopt alles toch nog goed af’, zei Yelien. ‘Op het geld na’, zuchtte Ellen. ‘Wat die bonnetjes betreft... Ik snap dat jullie er niets van snappen. Maar ik kan het uitleggen. Papa was jarig en ik wist dat hij vreselijk graag een portemonnee had. Maar ik kon 31
geen portemonnee betalen, omdat ik al mijn zakgeld aan de manege gaf. Daarom leende ik dat geld even van ons spaarvarken. En daarna was Bart jarig. En ik wist dat hij heel graag een mp3-speler had. Maar ik had het geld daarvoor niet en daarom leende ik het even. Ik weet ook heus wel dat dat eigenlijk een veel te duur cadeau is, maar ik heb maar één broer. Bart doet altijd alles voor me, net als mama. Daarom nam ik voor haar een bos bloemen mee. Ik dacht steeds: zo meteen betaal ik het terug. Ik kocht een roskam en een manenkam en was eigenlijk steeds met Granny bezig. Ik deed alles wat ze fijn vond. Als je een beetje van dat Miracle groom op haar manen spuit, dan verdwijnen de klitten als sneeuw voor de zon. Dat is toch fijn voor zo’n dier?’ Ze knikten allemaal. ‘Toch had je het beter van tevoren kunnen zeggen’, zei Yelien. Ellen knikte. ‘Het spijt me, echt. Dat moeten jullie geloven. Ik hoopte gewoon dat ik het voor het slaapfeest opgelost had.’ ‘Hoe moet het nu verder?’ vroeg Emma. ‘Zijn we echt al ons geld kwijt?’ wilde Kato weten. ‘Nee, natuurlijk niet!’ Ellen sprong op. ‘Ik was druk aan het sparen. Al het extra geld dat ik kreeg, voor mijn rapport of van oma, stopte ik in een envelop. Daarmee wilde ik mijn schuld terugbetalen. Wacht, ik haal het.’ Toen ze terugkwam schudde ze de envelop leeg boven de tafel. Snel begonnen ze te tellen. Iedereen had een andere uitkomst. Maar nadat ze samen nog eens 32
rustig alles nageteld hadden, zei Yelien enthousiast: ‘Ellen, je hebt al zeventig euro bij elkaar gespaard!’ ‘Op vijftien cent na’, verbeterde Eline haar. ‘Dat komt door het statiegeld’, zei Ellen. ‘Ik mag van mama de lege flessen inleveren en het statiegeld zelf houden.’ ‘Je hoeft nu nog maar tien euro bij elkaar te sparen’, zei Emma opgelucht. ‘Dan is de buik van ons spaarvarken weer vol.’ ‘Nog maar tien euro?’ Ellen keek alsof ze haar oren niet geloven kon. ‘Dat valt weer mee. Maar eh... misschien is het beter dat iemand anders dat varkentje voortaan thuis bewaart. Voor je het weet geef ik alles weer aan een ziek paard of een andere zielenpoot.’ ‘Zal ik het spaarvarken meenemen?’ bood Yelien aan. ‘Graag’, zei Ellen. ‘Bij jou is hij in goede handen, hè Knor?’ Kato schoot in de lach. ‘Noem je hem Knor?’ ‘Ja,’ zei Ellen, ‘meestal noem ik hem Knor. Maar als hij een beetje brommerig is noem ik hem Knorrepot. Zullen we ons aankleden? Dan kunnen jullie Granny zien, als je wilt.’ Dat wilden ze wel. Op het moment dat Ellen het pad naar de manege indraaide, had Granny haar in de gaten. Op een sukkeldrafje – harder kon ze niet – liep het paard naar het hek om Ellen op te wachten. Haar hoofd schudde alsmaar van ja, ja, ja. ‘Ach, ze kent je echt’, zei Yelien. Ze voelde een brok in haar keel toen ze het paard zag. 33
Kato aaide over de witte neus van Granny. ‘Braaf paard.’ ‘Ja, jij bent een lieverd’, zei Eline, terwijl ze Granny een schouderklopje gaf. Hoofdschuddend keek Emma toe. ‘Wat een lief paard. En wat een gemene mensen.’ Ze zette een stapje dichterbij het hek en zei zacht in Grannies oor: ‘Wij gaan ervoor zorgen dat jij niets tekort komt.’ Maar iedereen had het gehoord. Ellen knipperde met haar ogen. ‘Meen je dat?’ ‘Ik denk dat we je maar moeten helpen’, knikte Eline. ‘Maar hoe?’ dacht Kato hardop. ‘Daar verzinnen we nog wel wat op’, zei Yelien. ‘Dus jullie zijn niet boos meer op me?’ vroeg Ellen voorzichtig. Ze sloegen de armen om elkaars schouder. Nee, ze waren niet boos. ‘Dat is een pak van mijn hart’, zuchtte Ellen. Prrrr! liet Granny horen. Ze was het er helemaal mee eens.
34