Het lelijke eendje
Zondagsles op 21 jan 07
Materiaal : -
20 uitgeblazen eieren in 1 of meerdere nest(en). 19 eendjes en 1 zwanekuikentje in papier met aan de voorkant nummer van 1 tot 20 en achteraan gedeelte van de te zoeken bijbeltekst. Alcoholstift , touw, enz…
De uitgeblazen eieren met een nummer op van 1 tot 20 in één of meerdere nest(en) leggen. Elk kind mag er een aantal eieren uit nemen (gelijk te verdelen) en moet de eendjes zoeken in het bos of park die overeen komen met hetzelfde nummer van hun eieren. Het zwarte eendje heeft de tekstverwijzing waardoor ze de tekst kunnen vinden in de bijbel. Samen leggen ze alle woordjes bij elkaar en maken de tekst en wie het zwarte eendje gevonden heeft mag de tekst opzoeken in de bijbel. Sprookje voorlezen. Jeremia 17:11 Als een patrijs, die eieren uitbroedt die zij niet heeft gelegd, waaruit jongen komen die haar alleen zullen laten als zij kunnen vliegen, zo is de man die op oneerlijke manier rijk wordt.
1
Het sprookje van het lelijke jonge eendje
Er was eens ........... Ieder sprookje heeft wat te zeggen en geeft te denken. Het vertelt hoe het leven is en er valt veel wijsheid en steun uit te halen. Het lelijke eendje werd een mooie zwaan en toen het zichzelf ontdekte en zichzelf aanvaarde werd het pas gelukkig! Een nest aan de waterkant. Ze hebben het samen gebouwd, vader en moeder eend. Het was een feestelijke dag, want moeder eend, die wekenlang op haar eieren had zitten broeden, kon bijna niet wachten om de kuikentjes uit de eieren te zien komen. En nu zijn er zes eieren. Nee zeven, want dat grote ei hoort er ook bij. Om de beurt drukken vader en moeder eend hun donswarmte op het nest. Zo blijven de eieren lekker warm.
2
3
Roerloos liggen daar zeven mooie eieren. Plotseling komt er beweging in. Tikken, schuren, draaien. Schalen kraken en breken. Zes eendenkuikens hebben opnieuw bewezen dat broeden en wachten de moeite waard is. Alleen dat grote ei ligt nog onbewegelijk in een nest vol leven. Eindelijk barst ook het grote ei open. Vader en moeder eend zijn druk in het kraamnest. Piep piep, zei het vreemde grote kuiken toen het uit het grote ei tevoorschijn kwam. Moeder eend bekeek hem en zei: Wat een vreselijk groot eendekuiken, hij lijkt op niemand van ons! Hij heeft zeker te lang in het ei gezeten? Hij is niet zo goed gelukt. En iedereen lachte de laatstgeborene uit.
Daar zwemt de familie eend. Vader voorop, trots en snaterig. Dan de kleine eendjes. Watervlugge donsballetjes die alle kanten opschieten. Achteraan komt moeder, ook wel trots maar vooral kwakend bezorgd.
En helemaal achteraan ploetert dat vreemde kuiken onhandig door het water. Met moeite kan dat vaalgrijze, pluizige vreemde kuiken met haar gumminekje en haar zwarte platvliezen het tempo volgen. Hoe lang lukt dat nog?
4
De zes eendekuikens krijgen al flink wat praatjes. Hun zwarte kraaloogjes glimmen van lef en lol. Met z'n zessen doen ze ook dikwijls lelijk tegen die rare, die altijd achter moeder zwemt. Een oude eend op de kant, keek ook verbaasd en wilde hem wel in zijn nek bijten maar zijn moeder nam het voor hem op en riep: Laat hem met rust, hij doet niemand kwaad. Met tijd zal hij misschien wel krimpen! En al snel komt er een avond dat alleen zes echte eendenkuikens slapen onder moeders donzen deken. En naast vader eend, op veilige afstand van zes venijnige snaveltjes, slaapt het lelijke jonge eendje. De verschoppeling van de familie.
5
"Uilskuiken", sissen de eendenbroertjes. "Jij hoort niet bij ons", plagen de eendenzusjes. "Weg jij", kwaken ze als er lekkere hapjes te verdelen zijn. Ook vader en moeder eend zijn niet zo erg gesteld op het vreemde kuiken en kiezen liever voor hun zes andere schatjes van kinderen. En als deze laatste bescherming wegvalt, word het hopeloos voor ons kleine lelijke eendje. Plagen wordt pesten en uitlachen wordt uitsnateren. "Jij bent lelijk, jij bent raar, jij krijgt niks, jij moet hier weg Als er buren of kennissen langs zwemmen wordt het lelijke jonge eendje altijd onmiddellijk voorgesteld. "Zij hoort er niet bij hoor", kwaakt de familie eend in koor. "Zij is anders en vreemd, pik hem maar gerust in zijn staart, misschien dat hij dan eindelijk ophoepelt". Het lelijke jonge eendje wordt met de dag lelijker en van langs om meer apart. Een familielid op steeds grotere afstand. Reddeloos en redeloos, uitgestoten.
6
Toen vloog het kleine eendje over de haag en maakte zich uit de voeten. Hij kwam in een groot moeras terecht, waar wilde eenden hem uitlachten. En als het nacht wordt ploetert het lelijke jonge eendje nog steeds door het zwarte, vijandige water. Blind van verdriet, piepend en kermend. Het lelijke jonge eendje is alleen op de wereld..
7
Kunnen lelijke jonge eendjes huilen? Ja hoor, dat kunnen ze. Dikke tranen biggelen langs ingevallen wangetjes. Hoor je het piepen? Al dagenlang zwalkt een doodsbang kuikentje door de barre waterwereld. Eenden en waterhoentjes pikken en schelden. Op de kant blaffen honden haar de stuipen op het lijf. Het lelijke jonge eendje zou liever wel weer ei willen zijn. Een ei dat voor altijd roerloos, mag liggen in een nest met andere eieren.
8
9
10
Het werd herfst, hoog in de lucht was het flink koud, de wolken waren vol hagel en sneeuw en de zwanen vertrokken in sierlijke vlucht om in warme landen meren zonder ijs te gaan opzoeken. Die ijskoude winter kwam eraan, het water bevroor en het eendje moest onder water zijn pootjes blijven bewegen om niet door ijs te worden ingesloten. Maar hij voelde zich steeds maar meer uitgeput raken en op een dag legde hij zijn kopje in de sneeuw en bewoog niet meer. Een boer die het ijs kwam openhakken redde zijn leven. Hij nam hem mee naar zijn kinderen die hem weer beter maakten en hem verwarmden en verzorgden. Maar het lelijke eendje werd bang en vluchtte weg. Gedachtenloos dobbert het lelijke jonge eendje in de drijvende weilanden van waterplanten. Als er andere eenden in de buurt komen, vluchte hij naar een schuilplaats aan de kant van de waterplas. Ineengekrompen wachtte hij tot het gevaar was geweken. Zo verstreken de dagen. Alles went wel,… een beetje toch, zelfs helemaal alleen zijn. Maar als het donker wordt, komt de droefenis weer opzetten. Bij het slapen gaan zijn er altijd tranen die langs de snavel druppen. Het werd stilaan zomer. Op een dag begon de warme zon eindelijk door het riet te schijnen, waar ons jonge eendje verscholen zat. Hij sloeg zijn vleugels uit en tot zijn grote verbazing vloog hij weg. Sloten, vaarten en plassen glinsteren behaaglijk in het warme zonlicht. Voordat hij het goed besefte, kwam hij in een schitterende tuin terecht, bij een vijver waar drie vorstelijke witte zwanen over het water gleden. Drie ridders vervuld van trots, gratie en zelfbewustzijn. In de ban van deze schoonheid werd het lelijke jonge eendje uit zijn schuilplaats weggedreven. 11
Te laat bemerkte hij een waterhoen dat tussen het lis naderbij was gekomen. Maar wat is dat, de hatelijke snaterwoorden bleven uit en er werd niet gepikt naar zijn staartveren. Met een beleefde groet verdween de hoen achter de rietsigaren. Stomverbaasd en stil dreef het lelijke jonge eendje naar het midden van de vijver. Angst en verkramptheid waren even vergeten. Het water om hem heen was, misschien wel voor het eerst, vlak en rimpeloos .......als een spiegel. Hij boog zijn kop en zag in het doorschijnende water zijn eigen beeltenis: De jonge zwaan die weerspiegeld wordt is als een rijzige, blanke vorst. Terug naar de schuilplaats, vluchte hij voor deze zwaan die veel te dichtbij is: Maar de bekoring was te groot. Die avond ging het lelijke jonge eendje slapen zonder tranen en met een hart vol vraagtekens.
12
13
Een week ging voorbij. De spiegel gaf iedere keer hetzelfde antwoord: jij bent geen lelijk jong eendje, maar jij bent een mooie, jonge zwaan. Wat een verbazing om de kracht van zijn eigen vleugels te voelen. Wat heerlijk om snel door het water te klieven met sterke zwempoten. Wat mooi om een hals te hebben die - na veel oefenen - fier en recht omhoog steekt. Van alle kanten kwamen kinderen aangelopen die riepen: Kom eens kijken, er is een nieuwe zwaan, nog mooier dan de andere! Toen zette hij zijn vleugels uit en strekte zijn lange hals omhoog. Meteen vergat hij dat hij gebeten was door de eenden, en hoe ellendig hij het had in die lange winter. En dan, op een avond die zacht en stil op het water neerdaalde, kwamen in al hun koninklijke rust, drie prachtige zwanen op hem toegezwommen. En niet lang daarna trokken vier zwanen op een rij een kalm spoor over het meer en verdwenen in de zomernacht. In één zwanenhart juichte het. Hoor je dat piepen? Dat is een razend geluk dat vanuit de borst, door de lange trotse hals omhoog welt naar de snavel
14
15
16
17
Jeremia 17:11 die eieren niet heeft jongen alleen
Als een patrijs, uitbroedt
gelegd, komen
die zij waaruit die haar
zullen laten als zij kunnen
vliegen, oneerlijke
zo is de man
die op
manier rijk wordt.
18