Herijkingsnotitie Cultuurbeleid Herijking Cultuurbeleid Gemeente Veenendaal voor de periode 2017 - 2020 [Concept]
Veenendaal Maart 2016
Inhoud Voorwoord/leeswijzer 1. Cultureel Veenendaal: De Stand van Zaken 1.1. Cultuuraanbod 1.2. Cultuurbudgetten 1.3. Conclusies
4 4 5 8
2. Beleidsontwikkeling cultuur 2013 - 2016 2.1. Evaluatie cultuurbeleid periode 2013 – 2016 2.2. Het ‘Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda Veenendaal’ 2.3. Conclusies
9 9 11 12
3. Omgevingsanalyse 3.1. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends 3.2. Ontwikkelingen in het cultureel beleid van gemeenten 3.3. Kaders van de diverse overheden 3.4. Visiedocument ‘Cultuur in Veenendaal’ (2015) 3.5. Samenvattende conclusies
14 14 14 15 16 17
4. Aanzet herijking beleidskader Cultuur 2017 - 2020 4.1. Inleiding 4.2. Kansen op inhoud 4.3. Besparingsopties voor een toekomstbestendige culturele Infrastructuur 4.4. Consultatie Raad
19 19 19
Bijlagen: 2
2
3
22 27
Voorwoord De gemeente Veenendaal voert een actief cultuurbeleid. Het maakt Veenendaal een aantrekkelijke gemeente om in te wonen, om in te ‘beleven’, om je persoonlijk te ontwikkelen en om in mee te doen. Het cultuurbeleid draagt op deze manier bij aan de sociale en economische ontwikkeling van onze gemeente. Onze culturele voorzieningen maken deel uit van een breder voorzieningenpakket, waaronder sport en recreatie. Het is inmiddels onmogelijk om cultuur weg te denken uit een stad als Veenendaal. Het huidige cultuurbeleid van Veenendaal is opgenomen in de cultuurnota ‘Continuïteit, Participatie, Innovatie’. Deze nota loopt af in 2016. Het ligt niet gelijk in de bedoeling om een compleet nieuwe cultuurnota te schrijven maar het bestaande cultuurbeleid richtinggevend te herijken en zo nodig bij te stellen voor de komende beleidsperiode. Om het beleidskader voor de periode 2017-2020 te bepalen verkennen we eerst de hoofdlijnen in samenspraak met de raad. Daartoe hebben wij deze (concept-)herijkingsnotitie opgesteld. De notitie bevat een beschrijving van de huidige situatie, met o.a. ‘facts & figures’ van onze culturele infrastructuur en benchmark van uitgaven cultuur per hoofd van de bevolking (hoofdstuk 1). Hoofdstuk 2 bevat een samenvattende evaluatie van het Cultuurbeleid 2013 – 2016. In hoofdstuk 3 presenteren wij eerst een omgevingsanalyse met de belangrijkste trends en ontwikkelingen in kunst en cultuur, het cultuurbeleid van rijk en provincie voor zover relevant voor Veenendaal, de beleidsvisie van het culturele veld en mogelijke aanknopingspunten op aanpalende gemeentelijke beleidsterreinen, waaronder toeristisch beleid, erfgoedbeleid, centrumplanontwikkeling, onderwijsbeleid en sociaal beleid. In hoofdstuk 4 vertalen wij de voorgaande hoofdstukken in een aanzet voor de eigenlijke herijking van het cultuurbeleid voor de periode 2017-2020. Deze is bedoeld om richting te geven aan debat en beeldvorming in de raad. Deze (concept)herijkingsnotitie, die als consultatiestuk op 19 april met de raadscommissie wordt besproken, vormt de opmaat voor de eigenlijke herijking van het cultuurbeleid. De uitkomsten van de bespreking in de raadscommissie van 19 april vertalen wij in een definitieve nota Herijking Cultuurbeleid, die samen met de bestaande Cultuurnota het culturele beleidskader voor de 2017-2020 zal vormen. Deze nota staat geagendeerd voor de raad van juni aanstaande.
3
1. Cultureel Veenendaal: ‘de stand van zaken’ 1.1. Het cultuuraanbod in Veenendaal Hoe staat het met de breedte van het cultuuraanbod in Veenendaal? Voor een grove richtlijn voor een culturele infrastructuur heeft BMC samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een ringenmodel ontwikkeld dat door veel gemeenten wordt gebruikt om te bepalen hoe volledig het lokale cultuuraanbod is. Het model kent een indeling naar omvang van de gemeente en cultuurbeleid: kernachtig cultuurbeleid (gemeenten tot 25.000- 30.000 inwoners), uitgebreid cultuurbeleid (gemeenten tot 90.000-100.000 inwoners) en alomvattend cultuurbeleid (meer dan circa 90.000100.000 inwoners).
Uit het ringenmodel blijkt dat Veenendaal - als gemeente in de tussenring - een zo goed als volledig cultuuraanbod heeft. Op een paar punten (pluriform cursusaanbod door centra/zzp-ers, en kunstuitleen/kunstenaarsinitiatieven) scoort Veenendaal zelfs beter dan de richtlijn.
4
De segmenten langslopend: - Film: Het Filmhuis heeft definitief een plek gekregen binnen het Spectrum en is onderdeel van de pleinprogrammering van het Kees Stipplein, dat op haar beurt weer onderdeel uitmaakt van Masterplan Brouwerspoort. Het Filmhuis biedt een aantrekkelijk filmaanbod met behulp van de inzet van veel vrijwilligers. Daarnaast zijn er bioscopen op niet al te grote afstand van Veenendaal. - Media en Letteren: De Bibliotheek zet naast haar reguliere taken op boekenuitleen en taalbevordering sterk het merk ‘Cultuurfabriek’ als plek van ontmoeting en ‘place to be’ neer. Daarnaast worden er literaire activiteiten georganiseerd vanuit het Kunstplatform (Gedichten op muren) en een lokale boekhandel. Veenendaal kent verder een eigen stadsdichter die aangesteld is door de gemeente. - Cultureel erfgoed: Het Museum Veenendaal is door veel inspanningen en bestuur, vrijwilligers en personeel een gecertificeerd Museum, hetgeen nieuwe mogelijkheden geeft. Verder kennen we de historische vereniging Oud Veenendaal en het historisch gemeentearchief. Zij zijn ook betrokken bij projecten als incidentele projecten, boekuitgaves en het Fort Buursteeg. Als zodanig kunnen zij aansluiten op het erfgoedbeleid waarvoor recent het Plan van Aanpak Cultureel Erfgoed is opgesteld vanuit ruimtelijke ordening. - Beeldende kunst, bouwkunst en vormgeving: Bij het Kunstplatform Veenendaal is een groep van ongeveer 40 beeldende kunstenaars bekend (er zijn ongetwijfeld meer), waarvoor zij activiteiten en exposities organiseert. Inmiddels zijn er ook initiatieven om kunst in het winkelcentrum te exposeren. Daarnaast is er een actieve kunstuitleen bij de bibliotheek. Het kunstbeleid van de gemeente beperkt zich de laatste jaren tot de bekende 1%-regeling voor nieuwe bouwprojecten en civiele werken. - Amateurkunst, kunsteducatie: Veenendaal kent een flink aantal amateurkunstverenigingen, zoals koren, toneelverenigingen, een historische vereniging, harmonieën en fanfares. De gemeente kent voor deze verenigingen twee subsidieregelingen: de subsidieregeling voor de amateurkunst en de zaalhuurregeling. Op het gebied van kunsteducatie kennen we naast de Muziekschool Veenendaal en de Volksuniversiteit ook zelfstandig gevestigde docenten en aanbieders, waar onder Creative Arts School Elevate, die de laatste jaren veel nieuwe leerlingen aan zich heeft weten te binden. Daarnaast vindt er cultuureducatie plaats op basis- en middelbare scholen. De ondersteuning van de cultuureducatie op het basisonderwijs wordt gecoördineerd vanuit de Muziekschool. - Podiumkunsten: Het Theater de Lampegiet neemt op het gebied van de podiumkunsten een centrale plaats in. Zij hanteert hiervoor inmiddels het concept ‘De stad als podium’ en programmeert in meerdere zalen in Veenendaal (o.m. Basiliek, Spectrum) en in het Centrum (culturele zaterdagen en het Muziekfestival).
1.2. Cultuurbudgetten In deze paragraaf presenteren wij enkele ‘facts’ & ‘figures’ met betrekking tot de gemeentelijke cultuursubsidies en de financiële huishouding van de culturele instellingen. 1.2.1. Het Veenendaalse cultuurbudget 2016 Voor het jaar 2016 is het gemeentelijke cultuurbudget als volgt verdeeld: Subsidiebudget cultuur Verlening: de subsidies bedragen voor componenten Amateurkunstbudget Openbare Bibliotheek Veenendaal Theater de Lampegiet Muziekschool
5
4.033.668 huur: 471.411 290.679 190.659
prestaties: 161.710 1.150.672 565.002 555.274
161.710 1.622.083 855.681 745.933
Volksuniversiteit Museum Veenendaal Historische Ver. Oud Veenendaal Totalen uitgaven Saldo
227.604 94.891 27.498 1.302.742
168.060 124.483 0 2.725.201
395.664 219.374 27.498 + 4.027.943 -/5.725
Bovenstaande bedragen geven een goed inzicht in de component huur binnen de subsidie. Globaal gaat 32% van de subsidie aan de component huur op. Onderstaand wordt dit nader uitgelicht. 1.2.2. Verhouding kostensoorten Bureau Berenschot, die de instellingen geadviseerd heeft voor de ontwikkeling van 1 cultuurbedrijf, heeft een benchmark losgelaten op de verhoudingen tussen de kosten van de Veenendaalse instellingen en die in den lande. Dit geeft het volgende beeld van de verhoudingen per 2013. [met toestemming van de culturele instellingen overgenomen uit rapportage Berenschot] :
Berenschot verbindt aan deze benchmark de conclusies dat de Veenendaalse instellingen: - Hogere huisvestingslasten hebben ten opzichte van de rest van Nederland; - Lagere personeelslasten ten opzichte van de rest van Nederland. Deze verschillen met het landelijke beeld zullen als gevolg van de cultuurbezuinigingen van 2015 en 2016 nog groter zijn geworden. De stijging van huisvestingslasten en in samenhang daarmee krimpende budgetten voor organisatie en activiteiten wordt volgens Berenschot in belangrijke mate veroorzaakt door de realisering van de twee cultuurclusters, waarbij de budgetten van de instellingen verhoogd zijn met de meerkosten van de nieuwe huisvesting 1.2.3. Cultuuruitgaven: een benchmark Onderstaand de cultuuruitgaven in het jaar 2013 van gemeenten in de omgeving en/of gemeenten van gelijke omvang:
Ede Helmond
6
Inwonertal 109738 88789
Cultuuruitgaven (begroting Bedrag per 2013)* inwoner 88 € 9.703.000 € € 118 € 10.469.639
Amstelveen Schiedam Lelystad
84379 76.869 76.418
Gouda
71.105
Assen
67.165
Veenendaal
63.440
Zeist
61.641
Nieuwegein
61.264
€ 7.272.000 € € 7.686.271 € € 3.704.962 € € 5.598.708 €
86 100 48 79
€ 10.666.000 € € 3.908.486 €
158
€ 3.800.000 € € 5.694.490 €
62
€
93 70
Doetinchem
56.484
€ 5.231.000
Wageningen
37.786
€ 2.644.000 €
62 93
* betreft kunst, cultuur (incl. bibliotheken), erfgoed (musea e.d.) en cultuureducatie Geconcludeerd kan worden dat de cultuuruitgaven van de gemeente Veenendaal in 2013 aan de onderkant van de benchmark liggen. 1.2.4. Bezuinigingen Sinds 2013 heeft de gemeente voor de periode 2014 - 2017 de volgende cultuurbezuinigingen vastgesteld: Jaar
Bezuiniging
Bedrag
2014
geen index*): circa
€ 60.000
2015
bezuiniging alle instellingen totaal 315.000 en geen index*) ca. € 54.000
€ 369.000
2016
cultuureducatie 70.000 en geen index*) ca. 27.000
€ 97.000
2017
bezuiniging € 150.000 (in de kadernota 2017 is de indexering genomen) Totale bezuiniging 2014-2017 *) uitgezonderd de huurcomponent, die wel is geïndexeerd.
€ 150.000 + € 676.000
In percentages gerekend gaat het om een bezuiniging met een structureel effect van 25% ten opzichte van het beschikbare budget voor de prestaties van het jaar 2013. De culturele instellingen geven in hun Visiedocument hierover duidelijk een signaal af dat er niet verder moet worden bezuinigd maar moet worden geïnvesteerd. Zij gaan hierbij overigens uit van een hoger bezuinigingspercentage (42%), waarbij in de berekening het niet-indexeren wordt gecumuleerd en niet uitgegaan wordt van het structurele effect hiervan. 1.2.5. Terugval inkomsten primair proces Naast de bezuinigingen hebben de meeste instellingen de laatste jaren te maken gehad met een terugval in inkomsten uit hun activiteiten. Globale oorzaken zijn het veranderend consumentengedrag voor de vrijetijdsbesteding, de opkomst van internet of andere aanbieders, en het veranderde uitgavenpatroon als gevolg van de crisis. Deze fenomenen spelen breed in de maatschappij, maar ze treffen zeker bijna alle culturele instellingen in Veenendaal. Het Visiedocument van de culturele instellingen geeft het volgende aan over de periode 2012 - 2017: - De bibliotheek heeft terugval van bijdragen van lezers van € 68.000. - Het Theater komt geleidelijk terug van een aanvankelijke terugval in inkomsten in 2011, maar ontvangt uit recettes, huren en horeca nog steeds een ruime € 100.000 minder. De bedrijfsresultaten zijn de afgelopen jaren ten opzichte van de omzet laag of negatief. - De Muziekschool heeft een vermindering van opbrengsten uit cursusgelden van € 29.000.
7
-
-
De Volksuniversiteit ziet een afname aan cursusgelden van circa € 26.000. Omdat de cursusinkomsten voor een deel de bedrijfsvoeringskosten ondersteunen kent de Volksuniversiteit meerdere jaren tekorten in de exploitatie en heeft zij haar historisch opgebouwde reserves inmiddels uitgeput. De accountant geeft in het jaarverslag 2014 aan dat er in 2016 sprake zal zijn van liquiditeitskrapte en dat de continuïteit van de Volksuniversiteit onzeker is. De subsidie voor 2016 is gezien de tekorten incidenteel verhoogd met € 13.097. De Volksuniversiteit heeft daarnaast voor 2016 aanvullende bezuinigingsmaatregelen in de personele sfeer genomen om het tij te keren. De keerzijde hiervan is dat de uitvoering van de activiteiten met een zeer beperkt team geschiedt en daarmee kwetsbaarder is geworden. Het Museum, dat tot nu toe weinig inkomsten uit entree kende, verwacht als enige in 2017 een toename van entreegelden en inkomsten uit de Museumwinkel van € 4.000 ten opzichte van 2012.
De instellingen hebben dus niet alleen te maken met bezuinigingen, maar ook met terugvallende inkomsten. Hoewel alle instellingen bezuinigingsmaatregelen (o.a. personeelsformatie) hebben genomen geven de instellingen in hun Visiedocument aan dat de terugval aan inkomsten drukken op de bedrijfsresultaten en de balanspositie (o.a. de noodzakelijke reserves).
1.3. Conclusies Er is een vrijwel volledig cultuuraanbod in Veenendaal. Op een aantal punten scoort Veenendaal zelfs beter dan het ringenmodel. De uitgaven per inwoner lagen in 2013 onder het gemiddelde van de benchmark. In 2017 is dit door bezuinigingen nog lager. Vastgesteld moet worden dat in verhouding veel cultuurgeld naar ‘de stenen’ (gebouwen/huur) gaat. Sinds 2013 zijn - als gevolg van de bezuinigingen - de besteedbare budgetten van de cultuurinstellingen voor personeel en activiteiten met circa 26% gekrompen (tijdvak 2014 – 2017). Daarnaast hebben veel instellingen te maken (gehad) met een terugloop in inkomsten uit hun primaire processen (lidmaatschapsbijdragen, cursusinkomsten e.d.). Met een relatief laag subsidieniveau en verhoudingsgewijs hoge huisvestingslasten, geven de instellingen aan dat er te weinig budget is voor de posten ‘personeel’ en ‘activiteiten’ en dat hun exploitaties zwaar onder druk staan. Een enkele instelling geeft daarbij aan dat de continuïteit in het geding is.
8
2. Cultuurbeleid periode 2013 - 2016 De Cultuurnota 2013 – 2016 biedt als hoofdthema’s Continuïteit, Participatie en Innovatie. Deze nota is geschreven als kader voor en deels aanvullend op de planvorming door de culturele instellingen, die gericht was op de invulling van de bezuinigingen vanaf 2015 (‘Uitvoeringsplan Vernieuwings-agenda’). In dit hoofdstuk evalueren we in paragraaf 2.1. eerst samengevat de uitwerking van de Cultuurnota. Een uitgebreidere evaluatie vindt u in bijlage 1. In paragraaf 2.2. komt de inhoud van het Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda van de culturele instellingen aan de orde. 2.1. Evaluatie Cultuurnota 2013-2016 ‘Continuïteit, Participatie, Innovatie’ Voor de evaluatie van de Cultuurnota 2013 – 2016 volgen we de drie hoofdlijnen van beleid van de Cultuurnota. A. Continuïteit voor de culturele infrastructuur De Cultuurnota noemt op het punt van de continuïteit het in stand houden van een hoog niveau aan culturele voorzieningen voor de inwoners en een verdere voortzetting van de groei. De doelstelling Continuïteit is niet gehaald als het gaat om de stichting Cultuurkoepel Veenendaal, die een coördinerende en verbindende rol speelde in het culturele veld (o.a. voor de Amateurkunstverenigingen). Wel is richting de culturele instellingen benadrukt dat de gemeente de programma’s ‘Verlevendiging Centrum’ (Culturele zaterdagen/Muziekfestival) en ‘School en Cultuur’ (cultuureducatie basisonderwijs) een belangrijke onderdelen van het cultureel aanbod vindt. Deze programma’s worden nu uitgevoerd door respectievelijk het Theater De Lampegiet en de Muziekschool Veenendaal. Ook de sterke groei, waar de Cultuurnota nog over sprak, is niet meer aanwezig. Integendeel, de instellingen geven aan te maken te hebben met een afname van cursisten, leden of bezoekers. De reactie van de instellingen op deze ontwikkelingen is geweest het bezuinigen op de eigen instelling, onder andere personeel, marketingbudgetten, openingstijden en verhoging van tarieven. Hierdoor dreigt bij een aantal instellingen een negatieve spiraal te ontstaan. Tegelijk hebben zich ook nieuwe spelers in de markt aangediend: aanbieders als de Creative Arts School Elevate, het Netwerk Amateurkunst Veenendaal en partijen, die zich hebben gemeld voor het pop- en cultuurpodium. B. Participatie door te verbinden: Cultuur draagt bij aan de doelstellingen op andere beleidsterreinen. Hiervoor zijn verbindingen aangebracht: - Verbinding tussen evenementen, toerisme, promotie, economie en cultuur: Het Theater heeft zich als nieuwe uitvoerder van het programma ‘Verlevendiging Centrum’ aangesloten op het CPEoverleg (Cultuur, Promotie en Evenementen), waar de horeca, pandeigenaars, binnenstadsmanager, evenementencoördinator, centrumcoördinator, culturele instellingen, VVV activiteiten afstemmen. - Verbindingen tussen lokale evenementen en de provinciale programma’s ‘De Vrede van Utrecht’/ ‘Utrecht culturele hoofdstad 2018’: De historische Vrede van Utrecht is ook in Veenendaal gevierd met een evenement. Omdat de stad Utrecht niet verkozen is tot culturele hoofdstad 2018 heeft dit provinciale programma geen vervolg gehad. - Verbindingen Cultuur & Jeugd: Met zoveel jongeren op diverse middelbare scholen, die zich cultureel willen profileren, is ingezet op de kruisbestuiving tussen de cultuuractiviteiten, die op de middelbare scholen plaatsvinden en de deskundigheid en mogelijkheden van de culturele instellingen. Dit heeft tot wisselend succes geleid. De ontwikkeling van een pop- en cultuurpodium biedt zowel nieuwe mogelijkheden voor talentontwikkeling als een podium voor de presentatie van verschillende cultuuruitingen.
9
C. Innovatie en ondersteuning De Cultuurnota geeft zelf een aantal maatregelen tot beleidsvernieuwing en versterking van de sector. - Vrijwilligersbeleid: Gesteld kan worden dat zonder deze inzet de cultuursector niet op dit niveau kan presteren. Deze inzet heeft in Veenendaal meer erkenning gekregen door de benoeming van de ‘Cultuurvrijwilliger van het jaar’ als onderdeel van de programmering van het Cultuurbal. - Amateurkunstbeleid: In 2015 zijn na overleg met de amateurkunstverenigingen nieuwe regels voor de amateurkunstsubsidies en de zaalhuurregeling vastgesteld (een lagere basissubsidie in combinatie met aanvullende subsidies voor activiteiten). De zaalhuurregeling is verbreed tot een subsidieregeling voor zalen boven de 500 bezoekers. - Kunstprojecten: Het kunstbeleid van de gemeente beperkt zich de laatste jaren tot de bekende 1%-regeling voor nieuwe bouwprojecten en civiele werken van de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn JES-gebied en de Groene Grens. - Versterking/Innovatie Cultuureducatie: De gemeente participeert sinds 2013 in het Rijksprogramma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ op basis van cofinanciering. Dit programma is bedoeld om cultuureducatie op basisscholen te verbeteren en te verankeren in het curriculum van de basisscholen en wordt nu door de Muziekschool gecoördineerd. Het programma wil de scholen ondersteunen bij het halen van de verplichte kerndoelen vanuit het Ministerie OCW op het gebied van cultuureducatie. Buiten de uitwerking van de cultuurnota noemen wij nog 2 vermeldenswaardige acties: - Innovatiefonds Cultuur en Economie: De gemeente kent sinds kort het Innovatiefonds Cultuur & Economie. Dit revolverend fonds, dat door de raad vooral met het oog op cultuur is ingesteld, is gericht op het verstrekken van leningen om de cultuur en economie in Veenendaal te stimuleren. Het programma is inmiddels in beeld gebracht bij de culturele sector. - Cultuurpact provincie Utrecht: Voor 2015 heeft de gemeente een cultuurpact met de provincie Utrecht afgesloten. Het doel hiervan was om de gezamenlijke inspanningen voor lokale culturele ontwikkeling vast te leggen. Naast zaken als het bibliotheekbeleid is vooral ook aandacht geschonken aan de ontwikkeling van de publieksfunctie van Museum Veenendaal. Het Museum levert met haar vrijwilligers, vrijwilligersbestuur en slechts 1 parttime conservator goede inspanningen op het gebied van certificering, educatie en collectiebeheer, maar er kan nog terrein gewonnen worden op het gebied van het publieksbereik.
2.2. Het ‘Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda Veenendaal’ 2.2.1. Beleidsvisie Bij de evaluatie van het cultuurbeleid betrekken wij ook de aangereikte beleidsvisies van de culturele instellingen. De culturele instellingen hebben verzocht zelf de bezuinigingstaakstelling per 2015 (€ 315.000) in te mogen vullen. In een aangenomen motie heeft de raad de partijen hiertoe de ruimte gegeven. De uitdaging was om niet alleen te bezuinigen, maar ook een slag naar voren te maken door te vernieuwen, zijnde een van de doelstellingen van de Cultuurnota. Na een intensief proces met extern advies is op 28 april 2014 door de gezamenlijke culturele instellingen het ‘Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda Veenendaal’ aan de gemeente aangeboden. Het plan bevat een aantal elementen: Bezuinigingen De grootste bezuiniging betrof de Stichting Cultuurkoepel met haar programma’s ‘Verlevendiging centrum’ en ‘School en Cultuur’. De overige vijf instellingen bezuinigden gelijkelijk 8,5% op hun eigen budgetten. In cijfers: - Cultuurkoepel Veenendaal € 111.000 - Openbare Bibliotheek € 75.000
10
-
Muziekschool De Muzen Theater De Lampegiet Volksuniversiteit Museum Veenendaal Totaal
€ 58.000 € 56.000 € 8.000 € 7.000 + € 315.000
Culturele inhoud De vernieuwingsagenda gaat uit van drie clusters: ‘leren’ (cultuureducatie), ‘produceren/presenteren’ (podia) en ‘interesseren’ (informatie). Voor het onderdeel cultuureducatie (cluster ‘leren’) introduceert het plan het innovatieve concept ‘culturele loopbaan’: kennismaken, oriënteren, verzelfstandigen en excelleren. De loopbaan begint binnenschools om zodoende zoveel mogelijk leerlingen in aanraking te brengen met cultuur. Voor wie verder wil is er de mogelijkheid om buitenschools zich verder te bekwamen in een kunstuiting. Zoals in het plan schematisch weergegeven:
Deze benadering biedt naast innovatie ook grotere cultuurparticipatie onder leerlingen van het basisonderwijs, waarbij talenten worden aangeboord, die anders wellicht niet tot ontwikkeling zouden komen. Voor het cluster ‘produceren/presenteren’ onderschrijft het plan de noodzaak tot minder versnippering en meer focus in de presentatie van cultuur, bijvoorbeeld als het gaat om de verlevendiging van het centrum. Daarnaast spreekt het plan over de inzet van amateurkunst, de doorontwikkeling van de culturele zaterdagen (kwaliteitsimpuls) en de innovatie van evenementen en festivals. Voor het cluster ‘informeren/interesseren’ informatie en cultuurparticipatie worden een aantal concrete ideeën gedaan, zoals een marktonderzoek, collectieve marketingprojecten, een uitagenda en dergelijke. Organisatiestructuur Het plan voorziet een coördinatie van de culturele activiteiten in Veenendaal binnen een aantal taakvelden (Educatie, Podia, en Informatie). Het voornemen is om de taakvelden onder regie van programmacoördinatoren (directeuren van diverse instellingen) te laten vallen. Daarnaast geeft het plan aan dat de voor– en nadelen van de vorming van één cultuurbedrijf in kaart zullen worden gebracht.
11
2.2.2. Evaluatie Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda De instellingen doen in het plan een aantal inhoudelijke vernieuwingsvoorstellen op het gebied van cultuureducatie, de verlevendiging van het winkelcentrum en cultuurpromotie. De uitwerking van deze plannen heeft geleid tot een aantal wijzigingen. Zo heeft de Muziekschool de uitvoering van het programma ‘School en Cultuur’ van de Cultuurkoepel op zich genomen. Dit is/was een kwetsbaar moment voor de aansluiting met de scholen, maar de Muziekschool groeit in haar rol naar de scholen toe. De Muziekschool heeft onlangs een gesprek gehad met alle basisscholen. Uit de reacties van de scholen op een enquête van de gemeente blijkt dat het aanbod van zowel de WET (Werkgroep Educatieve Theatervoorstellingen) als School en Cultuur echter niet altijd aansluiten bij de behoeften van de scholen en/of de wens tot meer eigen inbreng. Tegelijk stellen de basisscholen de ondersteuning, die vanuit het programma School en Cultuur wordt gegeven, op prijs. De scholen verschillen flink in hun inzet voor cultuureducatie. Het programma School en Cultuur is daarmee voor verbetering vatbaar en heeft verdere doorontwikkeling nodig. Scholen hebben een eigen zeggenschap over hun inzet en keuzes ten aanzien van cultuureducatie, maar duidelijke inzet van individuele scholen is nodig voor de aansluiting! Het Theater voert de programmering voor de verlevendiging van het centrum uit. De in de plannen voorgenomen doorontwikkeling van de culturele zaterdagen en Muziekfestival (kwaliteitsimpuls) heeft echter nog onvoldoende plaatsgevonden. Het Theater kan deze activiteiten slechts beperkt uitvoeren in verband met een verminderde personeelsbezetting. Zowel voor het programma ‘School en Cultuur’ als het programma ‘Verlevendiging van het centrum’ geldt dat er bij de invulling van de bezuiniging per 2015 geen budgetoverheveling tussen de instellingen heeft plaatsgevonden om deze activiteiten in goede omvang vorm te geven. In 2015 hebben de Muziekschool en het Theater nog eenmalig kunnen putten uit de restantmiddelen voor cultuureducatie (circa € 70.000), maar deze zijn per 2016 door bezuinigingen weggevallen. Dit betekent dat zowel het programma voor cultuureducatie als dat voor verlevendiging van het centrum voor verbetering vatbaar zijn. Voorwaarde voor een stimulans voor cultuureducatie is dat de scholen een grotere rol kunnen spelen in hun beleid en keuzes inzake de lesprogramma’s. We gaan hier in hoofdstuk 4 nader op in. Het proces voor één cultuurbedrijf heeft geresulteerd in advisering door Berenschot, een boekenonderzoek en uitgebreide besprekingen tussen de instellingen onderling. Regelmatig heeft terugkoppeling richting de gemeente plaatsgevonden. De instellingen hebben eind 2015 opnieuw de intentie geuit om toe te werken naar één cultuurbedrijf, maar dan per 1 januari 2019. Men doet een beroep op de gemeente voor de onderzoekskosten.
2.3. Conclusies De voorgenomen inhoudelijke acties van de Cultuurnota zelf op het gebied van Participatie en Innovatie nagenoeg allemaal zijn gerealiseerd. Tevens concluderen wij dat op het punt van Continuïteit het halen van de ambitie in gevaar is en dat er werk aan de winkel is. De beleidskaders 2017-2020 zullen hier richting aan moeten geven. De culturele instellingen hebben met hun Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda 2014 gestreefd naar innovaties op diverse terreinen met aandacht voor cultuurparticipatie. Het plan maakt ook een omslag van instellingsbeleid naar programmacoördinatie, waarmee de commitment ontstaat om boven de instelling uit te denken en te werken aan culturele maatschappelijke effecten. De uitvoering en coördinatie op programmaniveau laten nog te wensen over en stemmen op een aantal punten niet overeen met de plannen en innovaties, zoals in de plannen zijn opgenomen door de culturele instellingen.
12
Kortom: Op inhoud concluderen wij dat op inhoud het Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda van de instellingen zich goed verhoudt tot de hoofdthema’s van de Cultuurnota. Daarmee kan worden gesteld dat de plannen van de instellingen goede uitgangspunten bevatten voor de uitvoering van het cultuurbeleid voor de periode 2017-2020. De uitwerking op programmaniveau moet echter nog verder vorm krijgen. We zullen hiervoor in hoofdstuk 4 een aantal beleidsbijstellingen aangeven, maar eerst kijken we in hoofdstuk 3 naar de omgeving van het culturele veld anno 2016.
13
3. Omgevingsanalyse Om een goede lijn voor de inhoud en toekomstbestendigheid van de cultuursector te bepalen is het nodig om vooraf een analyse te maken van de omgeving en de relevante beleidsontwikkelingen van de diverse overheidslagen sinds het moment van schrijven van de Cultuurnota 2013 – 2016. In dit hoofdstuk schetsen we samengevat eerst een aantal ontwikkelingen en zoomen daarna in op het beleid van de diverse overheden voor zover dat van invloed is op de lokale cultuursector. We betrekken in dit hoofdstuk het Visiedocument ‘Cultuur in Veenendaal’ van de gezamenlijke culturele instellingen. Dit document - volgend op het Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda van 2014 is in oktober 2015 aan de gemeente gepresenteerd. 3.1. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends Onder verwijzing naar bijlage 1, vatten wij in deze paragraaf een aantal relevante ontwikkelingen en trends samen: - Veranderend consumentengedrag. De consument bepaalt steeds meer hoe, waar en op welke moment hij shopt, reist, maar ook cultuur consumeert. Dit leidt tot grillige publieksvoorkeuren. De consument wordt ook (cultuur)producent. Ook in de cultuursector zien we deze ontwikkeling: steeds vaker worden inwoners actief bij cultuurproducties betrokken. De cultuursector ondervindt meer concurrentie en moet nog meer vraaggericht werken. - Digitalisering. De samenleving digitaliseert. ‘Digitaal’ is overal en daarmee de nieuwe werkelijkheid. Deze ontwikkeling biedt grote mogelijkheden voor het aanbod, verspreiding en de toegankelijkheid van cultuur. Als onderdeel van deze trend ontmoeten onder andere tieners en jongeren elkaar veel via social media en steeds meer ten koste van het fysiek elkaar ontmoeten of uitgaan. - Cultuureducatie en Talentontwikkeling. Het leren van creatieve competenties (o.a. 21st century skills) begint op jonge leeftijd. De school is een belangrijke plek voor kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie, filmeducatie en mediawijsheid voor kinderen, ongeacht hun achtergrond. Cultuureducatie dient een onlosmakelijk onderdeel te zijn van het culturele aanbod en biedt grote kansen in de samenwerking tussen scholen en de culturele instellingen. - Ondernemerschap of ‘Creatieve industrie’. De veranderende samenleving vraagt ook om nieuwe wegen en vormen van ondernemen. Dit vraagt om een nieuwe manier van samenwerken en productontwikkeling, waarin disciplines met elkaar worden verbonden, elkaar versterken en een nieuw soort creatieve industrie op gang brengen. Cultureel ondernemerschap is ook van belang in een tijd van terugtredende overheid en het toenemen van de eigen verantwoordelijkheid voor de burgers, bedrijven en dus ook cultuurproducenten. 3.2. Ontwikkelingen in het cultureel beleid van overheden De maatschappelijke trends hebben ook gevolgen voor de culturele sector en het cultuurbeleid van de diverse overheden: - Clustering van culturele voorzieningen. Ambitie: programmatische, ruimtelijke en organisatorische meerwaarde bereiken door clustering van functies. En: voor minder geld meer publiek bereiken. De ervaring met de verschillende typen clustering wijst uit dat clustering van soortgenoten (bijvoorbeeld muziekschool en creativiteitscentrum bij elkaar) tot meer synergie leiden dan clustering van geheel verschillende functies. Ook bundeling van backoffice-taken, bijvoorbeeld ten aanzien van gebouwbeheer, inkoop, systeembeheer en administratieve taken; soms ook verdergaand. Overigens levert dit in financiële zin meestal weinig op: culturele organisaties hebben weinig ‘vlees’ op de botten. Het vergroot vooral de (gezamenlijke) mogelijkheden. - Citybranding: Cultuurinstellingen worden door de steden in toenemende mate benut voor stadspromotie en citybranding.
14
-
-
-
-
Regionalisering. In het licht van bezuinigingen proberen steeds meer overheden basisvoorzieningen voor de eigen inwoners operationeel te houden; anderzijds proberen overheden specifiek aanbod (zoals theaters en musea) vanuit het oogpunt van kostenreductie te regionaliseren. Diversiteit van inkomsten: Onder druk van bezuinigingen worden culturele organisaties gedwongen minder afhankelijk te worden van subsidies en meer draagvlak te zoeken bij bedrijfsleven (sponsoring) en de bevolking (hogere particuliere bijdragen, meer vrijwilligerswerk). Er is sprake van stijgende marketingbudgetten in de strijd om de gunst van het publiek. Flexibilisering van de organisatie. Veel organisaties proberen toe te groeien naar een kleine(re) kern van vaste professionals, met daaromheen een flexibele schil van freelancers, vrijwilligers en samenwerkingspartners. De toekomst lijkt te zijn aan flexibele netwerkorganisaties. Nieuwe samenwerkingsvormen op het snijvlak van publiek en privaat. Steeds vaker zien we commerciële organisaties de exploitatie van cultuur-accommodaties overnemen, waarbij de overheid zich beperkt tot het formuleren van een culturele opdracht en daarvoor een budget meegeeft.
3.3. Kaders van de diverse overheden Als onderdeel van de omgevingsanalyse geven we het beleid van de diverse overheidslagen weer, te beginnen met de gemeente Veenendaal. 3.3.1. Gemeentelijk beleid Raadsprogramma 2014 – 2018: ‘De kracht van Veenendaal’ Het Raadsprogramma legt een sterke verbinding tussen cultuur en economie door de inzet van een innovatieregeling (revolving fund) en de rol die cultuur kan hebben voor de economie en het centrum in het bijzonder. Verder worden als belangrijk genoemd de afstemming tussen de verschillende culturele activiteiten (evenementen en cultuureducatie) en de balans tussen professionele en amateurkunstactiviteiten. Aanpalend beleidsterreinen lokaal: - Centrumbeleid: Het economisch functioneren van het centrum is een speerpunt van beleid voor de gemeente. De ambitie is om de positie van Veenendaal als regionaal winkelcentrum te behouden. Met andere stakeholders wordt continu gewerkt aan de upgrade van ons centrum en het Plan Pimp het winkelcentrum. Culturele activiteiten op onder andere pleinen en de culturele functies in de gebouwen in het centrum zorgen er mede voor dat de verblijfsduur van de bezoeker wordt verlengd. - Beleid recreatie en toerisme: Het Regionaal Bureau voor Toerisme ‘Heuvelrug & Vallei’ maar ook partijen als hotel Van der Valk zetten in het op aantrekken van toeristen naar deze regio. In de slag om deze toeristen ook naar het Winkelcentrum te trekken is het aanbod aan culturele activiteiten een belangrijke factor. - Erfgoedbeleid: Op dit moment wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor een visie op erfgoed in de fysieke ruimte (monumenten, karakteristieke panden en industrieel erfgoed). Verder ondersteunt de gemeente de ontwikkeling van Fort aan de Buursteeg, als belangrijk onderdeel van de Grebbelinie. Aanvullende recreatieve verbindingen en routes die verschillende (erfgoed) elementen met elkaar verbinden zijn hierbij van belang. Hier liggen kansen voor het museum en VVV om in te participeren. - Evenementenbeleid: In het vernieuwde evenementenbeleid wordt meer de nadruk gelegd op het verbeteren van de samenwerking tussen organisatoren. Door keuzes te maken kunnen evenementen ertoe bijdragen dat het imago van Veenendaal duidelijker wordt uitgestraald. - Onderwijsbeleid: Het LEA-overleg met de scholen in Veenendaal wordt opnieuw vormgegeven. Het wil in volle breedte een overleg zijn tussen de scholen en de gemeente. In dit platform kunnen de ambities van de scholen en de gemeente betreffende cultuureducatie worden besproken.
15
3.3.2. Cultuurbeleid Rijk en Provincie Rijk: Een van de weinige wettelijk kader voor het lokale cultuurbeleid is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob). Deze regelt de rollen van de overheidslagen en geeft een aantal kernfuncties voor de bibliotheken aan. Daarnaast zijn er een aantal stimuleringsregelingen van het Ministerie OCW: - Het Rijksprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit: een verbeterprogramma voor cultuureducatie op basisscholen (ontwikkeling van doorlopende leerlijnen, verankering van cultuureducatie in het schoolprogramma en het opleiden van leerkrachten). De financiering is op basis van matching van gemeente, provincie Utrecht en het Rijk. De gemeente en de uitvoeringsinstelling hebben voor de periode 2013 -2016 middelen beschikbaar gesteld. - Impulsregeling Combinatiefunctionarissen voor brede scholen, sport en cultuur. Voor het onderdeel cultuur is tot en met 2019 € 18.300 beschikbaar; dit maakt sinds 2015 onderdeel uit van de subsidie voor de Muziekschool. - Subsidieregeling Impuls Muziekonderwijs (‘Meer muziek in de klas’ gezamenlijk initiatief met Joop van de Ende). Scholen kunnen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie tussen de € 10.000-20.000 voor een periode van 3 jaar aanvragen voor meer muziekeducatie in de klas. De scholen moeten dit bedrag zelf 100% matchen. Deze regeling is aan de Muziekschool voorgelegd. Provincie Utrecht: De provincie bereidt een nieuwe provinciale cultuurnota voor betreffende de periode 2016-2019. De provincie wil minder lokale cultuuractiviteiten direct financieren en is vooral gericht op samenwerking met de gemeenten en bovenlokale ontwikkelingen zoals stimulering van culturele ondernemerschap, cultureel en landschappelijk erfgoed en cultuureducatie. Zij ondersteunt door middel van provinciale steunorganisaties op het gebied van cultuureducatie (Kunst Centraal), bibliotheken (BISC) en erfgoed (LEU). De provincie wil als partner van de lokale cultuurontwikkeling optreden. Als uitvloeisel hiervan is een Cultuurpact tussen de provincie Utrecht en de gemeente Veenendaal getekend (2015 met naar verwachting een vervolg in 2016).
3.4. Visiedocument ‘Cultuur in Veenendaal’ (2015) Als richtinggevend document voor de toekomst van de cultuursector in Veenendaal noemen wij hier ook het Visiedocument ‘Cultuur in Veenendaal’. Vanaf 2014 zijn vanuit de gemeente gesprekken gevoerd met de culturele instellingen anticiperend op de volgende bezuinigingstaakstellingen (2016 (€ 70.000) en 2017 € 150.000)). Na de kaasschaaf op de bedrijfsvoering van 8,5%, die volgens het plan van de instellingen ingaande 2015 is doorgevoerd, hebben deze gesprekken zich gericht op de ontwikkeling van 1 cultuurbedrijf. Na advisering inzake varianten voor 1 cultuurbedrijf en een doorrekening van de exploitaties van de instellingen is in oktober 2015 het visiedocument ‘Cultuur in Veenendaal’ aan de gemeente aangeboden. Culturele inhoud Het Visiedocument schetst eerst een aantal trends en ontwikkelingen, waaronder het veranderend consumeren en leren, digitalisering, het belang van cultuureducatie, talentontwikkeling en van samenwerking en ondernemerschap. Ook de maatschappelijke waarde van cultuur wordt naar voren gebracht. Het concept ‘de Stad’ met 3 disciplines is in de visie van de instellingen op de bovengenoemde ontwikkelingen het antwoord: - De Stad als Podium (podiumkunsten): het gaat hier om een diversiteit aan cultuurpresentaties in meerdere zalen, passend bij de voorstellen en het publiek: van scholen, kerken, de Basiliek, het Spectrum tot in het Winkelcentrum. Zowel voor professionele als amateurgezelschappen.
16
-
-
De Lerende Stad (educatie) “staat voor een totaalprogramma op het gebied van kunst- en muziekeducatie, erfgoededucatie, mediawijsheid, persoonlijke ontwikkeling en taalontwikkeling”. De Muziekschool en de Volksuniversiteit kunnen als educatieve aanbieders hier een prominente rol in hebben, maar er zijn ook zelfstandig gevestigde aanbieders in Veenendaal, zoals particuliere docenten en Creative Arts School Elevate. De Innoverende Stad (informatie en innovatie): De Bibliotheek in de Cultuurfabriek wil een kennisknooppunt en ontmoetingsfunctie vormgeven in het concept Cultuurlab door middel van workshops, lezingen en sessies voor creatief denken.
Organisatorisch In een schema geeft het Visiedocument een aantal uiteenlopende kansen en knelpunten voor de cultuursector in Veenendaal weer. Samengevat: Men ziet nieuwe markten, verbindingen en mogelijkheden, maar de draagkracht van de organisaties om de kansen voor innovatie op te pakken laat te wensen over. De partijen willen toewerken naar één cultuurbedrijf per 1 januari 2019. Zij verwachten echter niet dat de synergievoordelen als gevolg van de vorming van één cultuurbedrijf toereikend zullen zijn om de bezuinigingen per 2017 te kunnen halen. Een overkoepelend directeur zal bovendien extra kosten met zich meebrengen ten opzichte van het huidige model, waarbij de directeuren direct leiding geven aan uitvoerende teams. Financieel Het Visiedocument geeft de bezuinigingen, de verminderde inkomsten en de verslechterende balanspositie met weinig buffermogelijkheid weer. Daarbij schetst het een somber beeld van de financiële situatie van de sector met een analyse per instelling. In de toelichting is aangegeven dat voor de invulling van de bezuinigingen per 2017 een verder ‘kaasschaven’ leidt tot een onwenselijke verschraling van het cultuuraanbod en het vermijden van risico’s en innovatie. Bovengenoemde visie is slechts te realiseren met voldoende financiële middelen. In het Visiedocument stellen de instellingen dat naar verwachting op termijn het voortbestaan van een aantal culturele instellingen op de tocht staat. Verder wordt gesteld dat het “uitgesloten is dat bezuinigingen zonder beperkingen van aanbod en bereikbaarheid van cultuur kunnen worden opgevangen”. Voor het maken van principiële keuzes inzake het cultuuraanbod voorziet men primair een rol voor de gemeente. Het college heeft in zijn reactie aangegeven dat de inhoud van het Visiedocument en de vraag om principiële keuzes inzake het cultuuraanbod en de daarvoor noodzakelijke financiële middelen zullen worden betrokken bij de herijking van het cultuurbeleid. Het is vervolgens aan de culturele instellingen om deze keuzes te implementeren.
3.5. Samenvattende conclusies De omgeving van het culturele veld en het consumentengedrag is door diverse oorzaken sterk aan het veranderen. De instellingen willen op deze ontwikkelingen reageren vanuit een clustering van activiteiten. Op organisatorisch vlak streven de partijen naar 1 cultuurbedrijf per 2019. Op financieel vlak luiden de cultuurinstellingen de noodklok. Binnen mooie gebouwen, maar met krimpende, krappe budgetten wordt maximale inspanning geleverd. Instellingen geven aan dat zij slinkende reserves hebben en dat bij een enkele instelling de continuïteit in gevaar komt. De belangrijkste vraag van deze herijking wordt daarmee: Hoe wordt de cultuursector van Veenendaal weer betaalbaar, duurzaam en toekomstbestendig? En wat zijn daartoe de keuzes die op organisatorisch en financieel vlak moeten worden gemaakt?
17
De opgave waar onze Veenendaalse instellingen voor staan, is niet uniek. Ook elders in het land zijn er ingrijpende herstructureringen in de culturele infrastructuur om met minder subsidie en meer eigen inkomsten het culturele voorzieningen niveau op peil te houden. Dit hoofdstuk vormt de basis voor de herijking en bijstelling van het beleid voor de periode 2017 2020.
18
4. Aanzet herijking beleidskader Cultuur 2017 - 2020 4.1. Inleiding De leidende thema’s van de Cultuurnota ‘Continuïteit, Participatie, Innovatie’ zijn wat ons betreft ook voor de periode 2017 – 2020 onverkort van kracht. Binnen deze thema’s stellen wij vanuit de evaluatie een aantal aanscherpingen voor. Het betreffen beleidsbijstellingen in de vorm van 3 speerpunten voor de periode 2017 – 2020 te weten: - Een nieuwe impuls voor culturele verlevendiging van het centrum - Een nieuwe impuls voor cultuureducatie op basisscholen - Een nieuwe impuls voor het Museum In paragraaf 4.3. staat de vraag centraal wat er financieel gezien nodig is om onze cultuursector betaalbaar en toekomstbestendig te doen zijn voor de komende beleidsperiode. We willen hierbij focussen op een aantal keuzescenario’s om dit te doen: - Meer marktwerking - Verhoging inkomsten en/of het rendement op accommodaties - Anders organiseren - Snijden in het cultuuraanbod. In paragraaf 4.4. formuleren wij de vraagstelling aan de raad.
4.2. Kansen en speerpunten op inhoud Om de thema’s van de Cultuurnota ‘Continuïteit, Participatie, Innovatie’ voor de periode 2017 – 2020 uit te werken willen wij 3 speerpunten aanbrengen. Daarna besteden we aandacht aan de mogelijkheden van het Innovatiefonds Cultuur & Economie. 4.2.1. Een Nieuwe impuls voor de culturele verlevendiging centrum In de evaluatie is geconstateerd dat de verlevendiging van het centrum door verschillende oorzaken te beperkt wordt vormgegeven. De gemeente vindt het van belang dat de programmering van de culturele zaterdagen een krachtige uitstraling en effect hebben in het centrum. Dit speerpunt sluit aan bij de doelstellingen van het evenementenbeleid en het centrumbeleid. Cultuur moet naar onze mening meer onderdeel van de beleving in het winkelcentrum moet worden. Op deze manier kan - in overleg met andere stakeholders in het centrumgebied - gebouwd worden aan programmering van het hele centrum en de eigenheid/sfeer op de diverse pleinen in het centrum als pijlers voor centrumontwikkeling (horecaplein, Thoomes-/ Stipplein en de Markt). Voor de centrumprogrammering is ook afstemming en samenwerking nodig met de amateurkunstverenigingen en de activiteiten van het pop- en cultuurpodium. Wij stellen dan ook voor om een financiële impuls in te zetten voor de verlevendiging van het winkelcentrum. Herkend wordt dat niet alleen de culturele instellingen hier stakeholders zijn, maar dat er ook een rol weggelegd is voor andere stakeholders zoals winkeliers, pandeigenaren en het evenementenbeleid. 4.2.2. Een nieuwe impuls voor cultuureducatie op basisscholen. Cultuureducatie is een van de pijlers van het cultuurbeleid, zowel landelijk als lokaal. Het onderwijzen, maar vooral ook raken van basisschoolleerlingen met een enthousiasme voor kunst, cultuur en erfgoed dragen bij aan persoonlijke ontwikkeling en bovendien tot meer cultuurparticipatie op latere leeftijd. Cultuureducatie is daarmee een waardevolle langetermijninvestering voor de persoonlijke bagage van (jonge) inwoners, maar ook voor de culturele ontwikkeling in Veenendaal.
19
De in het Uitvoeringsplan Vernieuwingsagenda genoemde leercyclus (kennismaken, oriënteren, verzelfstandigen en excelleren) sluit hierbij goed aan. Cultuureducatie start binnenschools met het motiveren en ‘scouten’ van talenten bij kinderen (kennismaken, oriënteren). Hierop aansluitend zorgt buitenschoolse cultuureducatie (vrijetijdsonderwijs) voor verdieping en bekwaming van de kunstbeoefening. Gezien de ambitie van Cultuurparticipatie is de gemeente voorstander van een integrale aanpak voor cultuureducatie in Veenendaal. Hiermee werken wij in lijn met het beleid van het Ministerie OCW en de provincie Utrecht die extra middelen en programma’s inzetten op cultuureducatie op basisscholen: - een budget van € 11.50 per leerling voor cultuureducatie voor de basisscholen zelf - het 3 jarige matchingsprogramma ‘Muziek in de klas’ voor de basisscholen - het 4 jarige matchings- en verbeterprogramma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’, dat door de gemeente gematcht kan worden. Wij vinden een innovatie en intensivering van het cultuureducatieprogramma van belang. Dit betekent dat er behalve subsidiemiddelen voor vrijetijdsonderwijs (bij Muziekschool) plaats ingeruimd moet worden voor de cultuureducatie. Een programma hiervoor dient goed gericht te zijn op de vraag van de scholen. Als voorwaarde hiervoor geldt een goede samenwerking met de basisscholen. Zoals in de evaluatie genoemd is, verschillen door diverse oorzaken de scholen fors in hun inzet op cultuureducatie. Het staat de scholen vrij om hun eigen beleid en keuzes te maken. Tegelijk vinden wij het belangrijk dat de inzet van scholen, die wel meer op cultuureducatie willen inzetten hiervoor tegemoet gekomen moeten worden. Verder is het van belang aandacht te hebben voor de inhoudelijke en pedagogische kwaliteit van het kunst- en cultuuronderwijs. Wij willen de inzet en de rol van de basisscholen op de volgende manieren stimuleren: - Bestuurlijk overleg binnen het LEA (overleg Lokale Educatieve Agenda): Binnen het LEA-overleg met de schoolbesturen zal cultuureducatie als speerpunt geagendeerd worden. Op deze manier zal op bestuursniveau commitment worden gestimuleerd voor cultuureducatie.
20
-
Een financiële impuls: Wij willen de scholen financieel stimuleren door hun middelen voor cultuureducatie te matchen vanuit het principe: hoe groter de inhoudelijke en financiële inzet van de scholen is hoe meer middelen van de gemeente matcht. Uitwerking, coördinatie en ondersteuning voor de basisscholen dient in handen te zijn van een professionele culturele partij. In den lande wordt dit systeem bij meerdere gemeenten toegepast (bijvoorbeeld Zwolle door de Stadskamer).
-
Verlenging van de matching met het Rijksprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit. De gemeente heeft voor de periode 2013 -2016 geparticipeerd in het programma voor Cultuureducatie met Kwaliteit van het Ministerie OCW en de provincie Utrecht Het betreft hier een matchingsprogramma met de bedoeling het cultuuronderwijs bij het primair onderwijs te professionaliseren, om cultuureducatie in het lesprogramma te verankeren, en de inhoudelijke en pedagogische kwaliteit van het kunst- en cultuuronderwijs op een hoger plan te tillen (o.a. doorlopende leerlijnen). Het Ministerie OCW heeft laten weten dat Cultuureducatie met Kwaliteit (inclusief een nieuwe co-financieringsmogelijkheid) voor de periode 2017 – 2020 een vervolg krijgt. Het programma verdubbelt de lokale financiële inzet.
-
Ondersteuning door professionele instellingen. Verschillende scholen geven aan prijs te stellen op professionele ondersteuning bij de vormgeving van cultuureducatie binnen hun school. Wij stellen voor om daarvoor de uitvoering van het programma ‘School en Cultuur’ te verlengen. Deze instelling zal ook het systeem voor de financiële matching moeten uitwerken.
4.2.3. Een nieuwe impuls voor het Museum Zoals in de evaluatie aangegeven is het Museum Veenendaal sterk in haar conserverende functie, maar is de publieksfunctie te beperkt om nieuwe publieksgroepen aan te trekken. Wij vinden het in stand houden van de collectie van belang voor Veenendaal. Voor een verbeterd publieksbereik is een nieuwe impuls nodig. De inspanningen van het museum zullen daarvoor meer moeten kantelen van de conserverende functie naar de inzet op verbinding met het publiek. Het gaat hier om promotie, marketing, arrangementen, accenten in- en uitwisseling van collecties, het vertellen van het ‘verhaal van Veenendaal’, maar mogelijk ook andere ‘verhalen’ rondom thema’s die zich in de actualiteit voordoen. De parttime conservator van het Museum is nodig voor het conserveren van de collectie. Een vernieuwd publieksbereik en daarvoor benodigde inzet en professionaliteit kan naar onze mening onvoldoende geleverd worden met de huidige bezetting van vrijwilligers en 1 parttime conservator. Daarnaast kan verbeterde samenwerking met lokale erfgoedpartners en andere musea in de regio van betekenis zijn voor de bedrijfsvoering en publieksfuncties van het museum. Naar onze mening liggen er voor het Museum ook groeikansen in de verbinding tussen recreatie/ toerisme (VVVHeuvelrug) met de nog steeds aanwezige erfgoedparels (Molens, historische routes, Fort Buursteeg) en de prachtige ligging van Veenendaal tussen het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en het Binnenveld. Een en ander valt prima samen met doelstellingen van het onlangs gepresenteerde Plan van Aanpak Cultureel Erfgoedbeleid vanuit de Ruimtelijke Ordeningshoek.
4.2.4. Financiële vertaling Als globale raming voor de impulsen noemen wij de volgende structurele bedragen: Impuls Verlevendiging Centrum Impuls Cultuureducatie Impuls Museum
€ 25.000 € 70.000 € 50.000
4.2.5. Het Innovatiefonds Cultuur & Economie als faciliteit voor cultuurontwikkeling De 3 speerpunten, die de gemeente wil aanleggen binnen de programmaclusters behoeven nadere uitwerking door de culturele instellingen van Veenendaal. Vaak gaan bij innovatie de kosten voor de baat uit. Het Innovatiefonds Cultuur & Economie is bedoeld om ruimte te bieden aan cultureel ondernemerschap. Het fonds kan daarmee ook als katalysator werken voor de vernieuwing die nodig is om de plannen gestalte te geven. Het fonds leent maximaal € 30.000 tegen een lage rente op basis van cofinanciering. De culturele instellingen van Veenendaal kunnen een beroep doen op dit revolverende fonds voor bijvoorbeeld ontwikkelingskosten of andere investeringen, die nodig zijn om de bovengenoemde impulsen vorm te geven.
Consultatievraag 1 Onderschrijft u de speerpunten voor het cultuurbeleid van het college voor de periode 2017 - 2020?
21
4.3. Besparingsopties voor een toekomstbestendige culturele infrastructuur In paragraaf 4.2. zijn een aantal aanscherpingen in de vorm van speerpunten aangegeven. In deze paragraaf 4.3 gaat het om de vraag hoe wij komen tot een duurzame en betaalbare culturele sector in Veenendaal. Bekend is dat er een bezuinigingstaakstelling ligt voor de culturele sector per 2017 van structureel € 150.000. Een en ander is aanleiding geweest voor de culturele instellingen om de gemeente te vragen om zodanige principiële keuzes te maken die financieel gezien zorgen dat de cultuursector in Veenendaal weer betaalbaar en toekomstbestendig wordt. Verder speelt de vraag of voor de geformuleerde speerpunten in paragraaf 4.2. structurele financiële ruimte kan worden gecreëerd In deze paragraaf geven wij een aantal ‘draaiknoppen’ die kunnen leiden tot de nodige financiële ruimte en duurzame basis onder de cultuursector. 4.3.1. Optie 1: Meer marktwerking Een eerste keuze kan liggen in de vraag: Wat kan beter aan de markt worden overgelaten; wat is een goede balans tussen publiek en privaat? En welke kosten kunnen daarmee worden bespaard? Nader te verkennen opties in dit scenario zijn: Cultuureducatie Bij de centra voor de kunsten is in den lande en in de nabije regio onder druk van bezuinigingen een aardverschuiving gaande waarbij het vrijetijds-cursusaanbod geheel of gedeeltelijk steeds meer in private handen wordt gegeven van zelfstandige docenten of particuliere ondernemingen en waarbij budget en verantwoordelijkheid voor binnenschoolse cultuureducatie naar het onderwijs wordt overgeheveld. Ook Veenendaal kent private docenten of een privaat collectief van docenten (Creative Arts School Elevate), die zonder subsidiemiddelen cursorisch onderwijs aanbieden, aanvankelijk in het populaire popsegment, maar inmiddels breder. Elevate heeft aan de gemeente aangegeven bereid te zijn aanbieder te zijn voor het (gesubsidieerd) muziekonderwijs. Ook bij organisatie van het muziekonderwijs bij de Muziekschool Veenendaal speelt de vraag welke mogelijkheden er zijn om een substantiële besparing te realiseren door meer marktwerking te introduceren in het lesaanbod. Dat hoeft niet per definitie te betekenen dat vaste formatie moet worden omgezet naar flexibele contracten; de essentie is dat de aanstellingen van de docenten prestatieafhankelijk gemaakt worden en docenten zelf een verantwoordelijkheid krijgen voldoende leerlingen te trekken. Hiermee wordt de bedrijfsvoering meer flexibel aangepast op ontwikkelingen in de sector en de (sterk wisselende) vraag van het publiek. Het is in dat geval aan de Muziekschool om dit verder vorm te geven. Een hybride vorm van organiseren voor het cultuuronderwijs is het model waarbij een instelling cultuureducatie op scholen verzorgt en daarnaast een gebouw aan ZZP-docenten verhuurt (bijvoorbeeld ‘Scholen in de Kunst’ in Leusden). Bibliotheekvoorziening. In de bibliotheeksector zien we de laatste jaren nieuwe, commerciële dienstverleners opduiken zoals Quaestum en Karmac. Quaestum gaat uit van een heel ander model dat focust op leesbevordering op scholen eventueel in aanvulling met een ruilbibliotheek die door vrijwilligers wordt gerund. Karmac is een commerciële bibliotheekexploitant die in essentie het bestaande bibliotheekwerk voortzet, maar dan in een afgeslankte vorm en minder management. De vraag is of in Veenendaal zo’n vergaande vorm van marktwerking wenselijk is, ook met het oog op de invulling van alle 5 bibliotheekfuncties door de huidige bibliotheek op het Kees Stipplein. Maar dan is de vraag in ieder geval wel gesteld. Podiumkunsten Ook in de theatersector groeit het aantal commerciële dienstverleners die de exploitatie van het theater willen en kunnen overnemen. Zo is in Zeeland de Lievensegroep actief, die de schouwburgen van Terneuzen, Goes en Middelburg exploiteert. Theater ’t Spant in Bussum kent een exploitatie BV
22
die ook in de markt is voor exploitaties van schouwburgen elders in het land. Met behoud van het niveau aan culturele programmering, maar groei van commerciële activiteiten. Ook bureau Drijver & Partners is bereid theaterexploitaties over te nemen, zoals recent is gebeurd met de Schouwburg in Gorinchem. Keuzevraag 1: Wil de gemeente kosten besparen door een vorm van marktwerking binnen een of meerdere programmaclusters? Zo ja, in welk programmacluster?
4.3.2. Optie 2: Verhoging inkomsten en/of het rendement op accommodaties Geconstateerd is dat er veel cultuurmiddelen besteed worden aan huisvestingslasten in de vorm van huur. Op welke wijze kunnen instellingen bewerkstelligen dat de verhouding tussen programmamiddelen en huisvestingsmiddelen meer in balans komt? Er wordt door de instellingen al vanuit cultureel ondernemerschap gewerkt met incidentele verhuur aan derde partijen. Deze levert inmiddels al een aardig rendement op. Naast incidentele verhuur is ook het structureel verhuren van gedeeltes van de panden of gecombineerd gebruik een mogelijkheid, waarbij wel rekening moet worden gehouden met de consequenties voor de BTW-verrekening van de bouw- en onderhoudskosten. Zo kan onderzocht worden of het ruimtegebruik bij het Spectrum wellicht verbeterd kan worden door onderbrenging van het NT-2-taalonderwijs aan volwassenen op deze locatie te organiseren. Ook bij de bibliotheek kunnen mogelijk ruimten worden verhuurd als de collectie van informatiedragers wordt verminderd (jeugdboeken naar scholen?). Andere mogelijkheden voor het aanbrengen van de genoemde balans zijn: - Culturele dienstverlening op maat (arrangementen zakelijke markt); - Aanboren van alternatieve inkomstenbronnen o.a. door partnerships met bedrijven, fondswerving onder particulieren.
Keuzevraag 2: Worden de instellingen verzocht om meer inkomsten te verwerven bijvoorbeeld door structureel ruimten te verhuren?
4.3.3. Optie 3: Anders organiseren Veenendaal kent 5 professionele instellingen met 4 directeuren. De directeuren sturen rechtstreeks hun teams aan, waardoor er sprake is van ‘platte’ organisaties met weinig overhead. Het Museum heeft geen directeur, maar 1 parttime conservator, die aangestuurd wordt vanuit het vrijwilligersbestuur. De doelstelling van anders organiseren zal moeten zijn dat er kosten bespaard worden in management en mogelijk in het efficiënter samenwerken van de verschillende backoffices en frontoffices. Anders organiseren kan op verschillende manieren. We schetsen onderstaande varianten. Eén cultuurbedrijf. De instellingen hebben aangekondigd een onderzoek te doen naar de kosten van de vorming van 1 cultuurbedrijf per 2019 als één van de mogelijkheden om tot organisatorische aanpassingen en samenwerking te komen, maar tevens wordt door de instellingen in het Visiedocument betwijfeld of dit de noodzakelijke financiële ruimte biedt. Onderzoek door de instellingen moet uitwijzen welke optie het meest passend is, zeker ook met het oog op de gekozen lijn van 3 culturele clusters, die coördinatie vergen. De onderzoekskosten voor een startdocument met daarin een berekening van de kosten, die gemoeid zullen zijn met een cultuurbedrijf, bedragen volgens een offerte van bureau Berenschot € 16.000 exclusief BTW. Aanvullende advies- of frictiekosten zijn nog niet bekend, maar de inschatting is dat deze fors kunnen zijn. N.B. Eén cultuurbedrijf kan in de vorm van een algehele
23
fusie, maar ook in de vorm van een gezamenlijk cultuurbedrijf waarin shared services worden ondergebracht. Eén cultuurbedrijf in de vorm van een shared service organisatie kan de opmaat zijn tot een algehele fusie, maar hoeft niet. Clustering per gebouw Veenendaal kent 3 grote cultuuraccommodaties. Denkbaar is te komen tot samenvoeging van nu nog afzonderlijke organisaties per accommodatie. NB: deze variant komt zo’n beetje overeen met de voorgestelde clusters uit het Visiedocument. Concreet: - Spectrum: samenvoeging Muziekschool en Volksuniversiteit tot het Centrum voor de Kunsten (Cluster Lerende Stad). - Cultuurfabriek: samenvoeging Bibliotheek en museum (Cluster Innoverende Stad/Informatie). - Lampegiet: samenvoeging Theater + poppodium (Cluster Stad als Podium). Regionale samenwerking De Bibliotheek wordt binnen de provincie ondersteund door de ondersteuningsorganisatie voor bibliotheken BISC. Te onderzoeken valt of voor de muziekschool, De Lampegiet, het museum en de Volksuniversiteit regionale krachtenbundeling mogelijk is. De vuistregel is dat vergaande samenwerking met soortgenoten meer perspectief op kostenbesparing biedt. De vraag is natuurlijk of partners in de regio behoefte hebben aan vergaande vormen van samenwerking, mogelijk zelfs samenvoeging, maar de kans daarop is zeker aanwezig. Keuzevraag 3: Worden de instellingen verzocht om vooral kosten te besparen door de organisatievorm aan te passen? En wil de gemeente middelen beschikbaar stellen voor onderzoeks- en frictiekosten?
4.3.4. Optie 4: Snijden in het cultuuraanbod Wij noemen het snijden in het cultureel aanbod als laatste, omdat dit niet strookt met de ambitie ‘Continuïteit’ van de Cultuurnota. De principiële keuze kan ook liggen in beperking van het cultuuraanbod in Veenendaal. Wat zijn hier de opties? Bibliotheekfunctie In de nieuwe Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob per 2015) is vastgelegd dat iedere Nederlander toegang moet hebben tot een openbare bibliotheek, zowel in fysieke als digitale vorm. De bibliotheekfunctie is hiermee een overheidstaak en is als zodanig een ‘verplicht’ onderdeel van de lokale culturele infrastructuur. De subsidie voor de uitleenfunctie kan dus niet worden afgebouwd, maar wel worden afgeslankt tot de uitleenfunctie van een basisaanbod aan populaire boeken; ook kan de subsidie voor kunstuitleen beëindigd worden. Het Bibliotheekwerk kan ook worden gefocust op leesbevorderingsprogramma’s in het onderwijs, de informatiefunctie en culturele ontmoeting in de Cultuurfabriek. Dit kan consequenties hebben voor de verhuur van het gebouw op het Kees Stipplein en ook voor het merk ‘Cultuurfabriek’, die inmiddels een ontmoetings- of dorphuisfunctie heeft en waar de bibliotheek de belangrijkste drager van is. Theatervoorziening Het Theater maakt geen onderdeel uit van de centrumontwikkeling op het Kees Stipplein. Het gebouw dateert uit 1988 en staat nog voor € 1.547.500 op de balans van de gemeente. LAgroup-advies heeft in 2012 de theaters in de omgeving van Veenendaal in kaart gebracht:
24
LAgroup concludeert dat het ‘druk is met theaters in de omgeving van Veenendaal”. Tiel en Wageningen hebben daarbij de grotere theaters. Cultura uit Ede heeft met Cultura een midsize programmering. Het is onbekend wat de plannen zijn van bioscoop Cinemec ten aanzien van culturele voorstellingen in de toekomst. Aanbod in de omgeving is aanwezig en burgers zijn – anders dan muzieklessen of bibliotheekbezoek - bereid om een bepaalde afstand te reizen voor de grotere theatervoorstellingen, zeker voor voorstellingen uit het hogere segment. Naast afbouw van de theatersubsidie kan ook de theaterprogrammering worden afgebouwd: geen of minder repertoiretoneel; alleen laagdrempelige, goedlopende voorstellingen: vooral cabaret, populaire muziek en familievoorstellingen. Voor voorstellingen uit het hogere segment wordt verwezen naar andere theaters. Vrijetijdsonderwijs/muziekonderwijs In Nederland wordt muziekeducatie in toenemende mate overgelaten aan vrij gevestigde partijen. Dit zijn meestal ZZP-ers of collectieven van ZZP-ers. Het Ministerie OCW stimuleert de cultuureducatie en het muziekonderwijs op scholen met het verbeterprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit en andere incentives. De subsidieverlening kan worden beperkt tot de programma’s voor cultuureducatie voor het onderwijs. De subsidie voor het vrijetijdsaanbod kan in dat geval worden beëindigd en worden overgelaten aan marktpartijen: collectieven als bijvoorbeeld Elevate of individueel gevestigde ZZP-ers. Een interessant voorbeeld in dit verband is het Centrum voor de kunsten in Leusden, die cultuureducatie op scholen verzorgt en daarnaast een gebouw aan ZZP-docenten verhuurt. Aandachtspunten zijn de verhuur van het Spectrum als zijnde een pand in gemeentelijk eigendom en eventuele wachtgeldverplichtingen. Vrijetijdsonderwijs/cursorisch onderwijs De Volksuniversiteiten zijn op diverse plaatsen in Nederland op hun retour. Volksuniversiteit Veenendaal heeft steeds een actueel en divers aanbod gehad, dat met een klein energiek team wordt
25
vormgegeven. De Volksuniversiteit geeft aan dat zij concurrentie ondervindt van commerciële aanbieders op cursusgebied en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Het aantal cursisten is gedaald van 1900 in 2012 naar 1500 in 2015. De afgelopen jaren heeft de exploitatie, die voor een deel op de cursusinkomsten leunde, een verlies laten zien. Mogelijkheden zijn het afbouwen van de subsidie en de activiteiten overlaten aan de markt of te onderzoeken of een vrijwillige, beperktere opzet van het cursusaanbod, zoals in Wageningen, mogelijk is. N.B. Het grootste deel van de subsidie aan de Volksuniversiteit gaat naar de huur voor het Spectrum. De verhuur van het Spectrum is ook hier een aandachtspunt. Museum Het Museum maakt onderdeel uit van het gebouw de Cultuurfabriek met een redelijk omvangrijke collectie. Het museum kent een minimale opzet, heeft een bescheiden subsidiebudget en draait merendeel op bijzondere vrijwillige inzet en 1 conservator. Afbouw van de subsidie voor het Museum is door huurderving van de gemeente niet een logische optie. Daarnaast moet de collectie elders ondergebracht worden. Keuzevraag 4: Gaat de gemeente snijden in het cultuuraanbod in Veenendaal? En zo ja, welke keuze wordt dan gemaakt?
Consultatievraag Tot zover de besparings- of verdienopties. De hoofdvraag, die naar aanleiding van deze paragraaf wordt voorgelegd aan de raad is als volgt: Consultatievraag 2 Welke besparingsoptie(s) dien(en)t naar uw mening nader uitgewerkt te worden?
26
4.4. Consultatie Raad In dit hoofdstuk hebben wij een aantal nieuwe inhoudelijke speerpunten voor het cultuurbeleid 2017 – 2020 geformuleerd. - Een nieuwe impuls voor de verlevendiging van het centrum - Een nieuwe impuls voor cultuureducatie op basisscholen - Een nieuwe impuls voor het Museum
Consultatievraag 1 Onderschrijft u de speerpunten van het college voor het cultuurbeleid voor de periode 2017 - 2020?
Vervolgens hebben wij een aantal besparingsopties en/of verdienmodellen gepresenteerd: 1. Meer marktwerking 2. Meer eigen inkomsten 3. Anders organiseren 4. Snijden in het cultuuraanbod
Consultatievraag 2 Welke besparingsoptie(s) dien(en)t naar uw mening nader uitgewerkt te worden?
27
Bijlage 1: Evaluatie Cultuurnota 2013-2016 ‘Continuïteit, Participatie, Innovatie’ In deze bijlage vindt u een nadere toelichting op de evaluatie van beleid in hoofdstuk 2. Voor de evaluatie van de Cultuurnota 2013 – 2016 volgen we de drie hoofdlijnen van beleid van de Cultuurnota. A. Continuïteit voor de culturele infrastructuur De Cultuurnota noemt op het punt van de continuïteit het in stand houden van een hoog niveau aan culturele voorzieningen voor de inwoners en een verdere voortzetting van de groei. Continuïteit was daarom de inzet van de besprekingen met de culturele instellingen inzake hun plannen voor de invulling van de bezuinigingen. Dit gold met name op de continuïteit voor de programma’s ‘Verlevendiging Centrum’ (Culturele zaterdagen/Muziekfestival) en ‘School en Cultuur’ (cultuureducatie basisonderwijs) als onderdeel van het cultureel aanbod in Veenendaal. Deze programma’s worden nu uitgevoerd door respectievelijk het Theater De Lampegiet en de Muziekschool Veenendaal. De doelstelling voor continuïteit is echter niet gehaald als het gaat om de stichting Cultuurkoepel Veenendaal, die een coördinerende en verbindende rol speelde in het culturele veld (o.a. voor de Amateurkunstverenigingen). Ook de sterke groei, waar de Cultuurnota nog over sprak, is niet meer aanwezig. Integendeel, de instellingen geven aan te maken te hebben met een afname van cursisten, leden of bezoekers. De reactie van de instellingen op deze ontwikkelingen is geweest het bezuinigingen op de eigen instelling, onder andere personeel, marketingbudgetten, openingstijden en verhoging van tarieven. Hierdoor dreigt bij een aantal instellingen een negatieve spiraal te ontstaan. De terugloop in afnemers van cultuur is nog niet het hoofd geboden. De middelen zijn niet ruim bemeten, waardoor de instellingen in de verleiding komen om het behoud van de organisatie te laten prevaleren. De uitdaging van het verbinden en coördineren op programmatisch niveau, ook buiten de instellingen, loopt daarbij het gevaar om minder inzet en aandacht te krijgen. Tegelijk hebben zich ook nieuwe spelers in de markt aangediend: aanbieders als de Creative Arts School Elevate, het Netwerk Amateurkunst Veenendaal en partijen, die zich hebben gemeld voor het pop- en cultuurpodium. B. Participatie door te verbinden: Herkend is dat door cultuur in te zetten voor doelstellingen op andere beleidsterreinen deze terreinen worden voorzien van culturele content en de cultuurparticipatie van inwoners wordt bevorderd. Hiervoor is onder andere het volgende gerealiseerd: a. Verbindingen tussen evenementen, toerisme, promotie, economie en cultuur: Het Theater heeft zich als nieuwe uitvoerder van het programma ‘Verlevendiging Centrum’ aangesloten op het CPE-overleg (Cultuur, Promotie en Evenementen). In dit overleg vindt afstemming plaats tussen de horeca, pandeigenaars, binnenstadsmanager, evenementencoördinator, centrumcoördinator, culturele instellingen, VVV, et cetera. Hierdoor zijn er korte lijnen ontstaan voor de organisatie van evenementen, promotieacties en culturele activiteiten in het centrum van Veenendaal. b. Verbindingen tussen lokale evenementen en de provinciale programma’s ‘De Vrede van Utrecht’/ ‘Utrecht culturele hoofdstad 2018’: Ook in de gemeente Veenendaal is in 2013 de historische Vrede van Utrecht gevierd met een evenement. De Stichting Cultuurkoepel heeft dit programma tot en met het jaar 2013 lokaal uitgewerkt. Omdat de stad Utrecht niet verkozen is tot culturele hoofdstad 2018 heeft dit provinciale programma geen vervolg gehad.
28
c.
Verbindingen Cultuur & Jeugd: De Cultuurnota herkent dat de groeikansen voor de cultuurontwikkeling in de cultuurontwikkeling vooral ook bij jongeren liggen. Met zoveel jongeren op diverse middelbare scholen, die zich cultureel willen profileren, is ingezet op de kruisbestuiving tussen de cultuuractiviteiten, die op de middelbare scholen plaatsvinden en de deskundigheid en mogelijkheden van de culturele instellingen. Dit heeft tot wisselend succes geleid. Er zijn inmiddels structurele vormen van samenwerking ontstaan tussen cultuurcoördinatoren van de middelbare scholen en de culturele instellingen op gang gekomen (bijvoorbeeld de inbreng jongeren in programmering van het Theater). De ontwikkeling van een pop- en cultuurpodium biedt zowel nieuwe mogelijkheden voor talentontwikkeling als een podium voor de presentatie van verschillende cultuuruitingen. De motie, die de raad hiervoor in december 2016 heeft aangenomen wordt moment uitgewerkt.
C. Innovatie en ondersteuning De Cultuurnota geeft zelf een aantal maatregelen tot beleidsvernieuwing en versterking van de sector. Daarnaast zijn de instellingen uitgedaagd om de bezuinigingen te combineren met innoveren, zodat een slag naar voren kan worden gemaakt in plaats van een negatief krimpscenario. De maatregelen voor innovatie en versterking van de cultuurnota zijn: a. Vrijwilligersbeleid: Inmiddels zetten veel vrijwilligers zich in binnen de cultuursector, bijvoorbeeld voor de activiteiten van de amateurkunstverenigingen en voor de (besturen van) culturele instellingen. Gesteld kan worden dat zonder deze inzet de cultuursector niet op dit niveau kan presteren. Deze inzet heeft in Veenendaal meer erkenning gekregen door de benoeming van de ‘Cultuurvrijwilliger van het jaar’ als onderdeel van de programmering van het Cultuurbal. De genoemde samenwerking met het VNV is in verband met opheffing hiervan niet op gang gekomen. Wel heeft de bibliotheek een groep taalvrijwilligers van het VNV overgenomen. Het bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie is één van de bibliotheekfuncties die in de nieuwe bibliotheekwet wordt genoemd. Inmiddels lopen daarom besprekingen met de bibliotheek over het concept ‘taalhuis’, waar taaltrajectbegeleiding (‘taalmaatjes’) onderdeel van uitmaakt. b. Amateurkunstbeleid: In 2015 zijn na overleg met de amateurkunstverenigingen nieuwe regels voor de amateurkunstsubsidies en de zaalhuurregeling vastgesteld. De nieuwe subsidieregeling geeft een lagere basissubsidie in combinatie met de mogelijkheid voor aanvullende subsidies voor activiteiten en projecten, bijvoorbeeld voor de verlevendiging van het centrum. De zaalhuurregeling is verbreed tot een subsidieregeling voor zalen boven de 500 bezoekers. De beheersstichting voor de cultuurclusters is doende een centraal digitaal loket voor zaalverhuur in Veenendaal te ontwikkelen. c.
Kunstprojecten: Het kunstbeleid van de gemeente beperkt zich de laatste jaren tot de bekende 1%-regeling voor nieuwe bouwprojecten van de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn JES-gebied en de Groene Grens.
d. Versterking/Innovatie Cultuureducatie: De gemeente participeert sinds 2013 in het Rijksprogramma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’. De provinciale steunorganisatie Kunst Centraal ondersteunt dit programma. Voor de cofinanciering heeft de gemeente gebruik gemaakt van de beperkte middelen vanuit de Cultuurnota in combinatie met de reguliere middelen voor het programma ‘School en Cultuur’ zelf. Dit programma is bedoeld om cultuureducatie op basisscholen te verbeteren en te verankeren in het curriculum van de basisscholen. De stichting Cultuurkoepel heeft hiervoor een plan opgesteld, dat nu door de Muziekschool Veenendaal is overgenomen. Het programma wil de scholen ondersteunen bij het halen van de verplichte kerndoelen vanuit het Ministerie OCW op het gebied van cultuureducatie.
29
e. Innovatiefonds Cultuur en Economie: De gemeente kent sinds kort het Innovatiefonds Cultuur & Economie. Dit revolverend fonds, dat door de raad vooral met het oog op cultuur is ingesteld, is gericht op het verstrekken van leningen om de cultuur en economie in Veenendaal te stimuleren. Het programma is inmiddels in beeld gebracht bij de culturele sector. Tot zover de stand van zaken van de voorgenomen acties van de Cultuurnota 2013 – 2020.
30
Bijlage 2: Maatschappelijke ontwikkelingen en trends In paragraaf 3.1. worden samengevat een aantal relevante trends en ontwikkelingen in het cultuurbeleid in den lande genoemd. In deze bijlage worden deze uitgebreider toegelicht: Maatschappelijke trends Het hoeft geen betoog dat we in een sterk veranderende wereld leven. De opkomst van internet en internetdiensten heeft ons gedrag als burger, overheid, bedrijf, winkelier, consument, ouder, kind, scholier, wandelaar, reiziger, marketeer, et cetera blijvend veranderd. Dit raakt zeker ook de cultuursector. Het Visiedocument van de instellingen geeft een goede opsomming van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en trends van nu, die van invloed zijn op de cultuursector. Ze zijn ontleend aan de ‘Agenda voor Cultuur 2017-2020’ van de Raad voor Cultuur en ‘Ruimte voor Cultuur’ van het ministerie van OC&W en het onderzoek ‘Retail 2020’, uitgevoerd door CBW-MITEX. We geven hieraan graag plaats in deze paragraaf en vullen deze aan met een paar ontwikkelingen vanuit de rapportages van BMC. Veranderend consumentengedrag De consument van vandaag neemt het heft steeds meer in eigen hand. Door de techniek geholpen is zijn we als consument een goed geïnformeerde expert en steeds meer baas over de eigen manier van leven, onze eigen tijd en onze eigen wensen en behoeften. We bepalen zelf wanneer en hoe we shoppen, leren, uitgaan, reizen, muziek maken en noem maar op. Soms online, soms samen, soms lang, soms kort en dan weer even niet. Daarnaast geven we onze mening, leren van elkaar (forums, reviews) en zoeken gelijkgestemden met dezelfde behoeften. Verder zien we een ontwikkeling dat de traditionele tweedeling tussen consument en producent aan het vervagen is. De nieuwe consument (‘prosument’) staat op in het tijdperk van ‘doe-het-zelf’ kapitalisme. AirBnB maakt je tot hotelier, 3D en 4D printers tot ontwerpers, Youtube tot filmmaker en Uber tot taxichauffeur. We delen elkaars kennis, kunde, geld, interesses, vrienden en ervaringen middels crowdfunding, crowdsourcing, facebook en andere social media. ‘Wij’ is het nieuwe ‘ik’ en delen is belangrijker dan hebben. Ook in de cultuursector zien we deze ontwikkeling: steeds vaker worden inwoners, wijkbewoners actief bij cultuurproducties betrokken. Digitalisering De samenleving digitaliseert. Hierbij gaat het niet alleen om groeiend gebruik van (mobiel) internet, maar om een nieuw tijdperk waarin techniek zich volledig mengt in de manier waarop wij werken, leren, consumeren en onze vrije tijd besteden. ‘Digitaal’ is overal en daarmee de nieuwe werkelijkheid. Deze ontwikkeling biedt grote mogelijkheden voor het aanbod, verspreiding en de toegankelijkheid van cultuur! Of het nu gaat om de digitale bibliotheek, digitaal Erfgoed, concerten, cursussen, noem maar op! Als onderdeel van deze trend ontmoeten onder andere tieners en jongeren elkaar veel via bijvoorbeeld ‘What’s app’, en steeds meer ten koste van het fysiek elkaar ontmoeten of uitgaan. Daarnaast speelt een rol dat het publiek door de audiovisuele media ook gewend is geraakt aan een hoog kwaliteitsniveau bij (passieve) cultuurconsumptie; het publiek is kritischer geworden als het gaat om levende kunstuitingen. Daarbij komt dat de productie van cultuur, die arbeidsintensief is, hoge(re)kosten met zich meebrengt. Van lokaal naar glokaal De invloed van internet op ons dagelijkse leven is overweldigend. Het gebruik van het web gaat over landsgrenzen heen, maar brengt de wereld ook dichterbij. Paradoxaal genoeg wordt in een globaliserende samenleving de lokale identiteit steeds belangrijker. We noemen dat ook wel glokalisering. Om niet te verdwalen in de wereld van informatie waartoe iedereen nu toegang heeft, gaan mensen in hun eigen buurt weer op zoek naar elkaar en naar ‘echte’ ervaringen.
31
Volgens de ‘Raad van cultuur’ is de Stad het nieuwe oriëntatiepunt en neemt het belang van de stedelijke omgeving toe. Cultuur en culturele voorzieningen bepalen hierin mede de identiteit en eigenheid van de stad. Cultuureducatie en Talentontwikkeling De steeds complexer wordende samenleving vraagt om mensen die creatief, kritisch en weerbaar weten om te gaan met de wereld van vandaag. Het leren van deze competenties begint op jonge leeftijd en de school is hiervoor een belangrijke plek. Daar wordt het fundament gelegd voor de ontwikkeling van kinderen. In deze ontwikkeling draagt cultuureducatie (als overkoepelend begrip voor kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie, filmeducatie en mediawijsheid) bij aan de vorming én talentontwikkeling van kinderen, ongeacht hun achtergrond. Cultuureducatie dient dan ook een onlosmakelijk onderdeel te zijn van het culturele aanbod en biedt grote kansen in de samenwerking tussen scholen en de culturele instellingen. Ondernemerschap of ‘Creatieve industrie’ De veranderende samenleving vraagt ook om nieuwe wegen en vormen van ondernemen: ook voor de culturele sector! Begrippen als ‘co-creatie en crossovers’ mogen wellicht tendentieus klinken; ze staan echter voor een wereld waarin samenwerken, verbinden en interdisciplinariteit noodzakelijk zijn om ‘te overleven’. Dit vraagt om een nieuwe manier van samenwerken en productontwikkeling, waarin disciplines met elkaar worden verbonden, elkaar versterken en een nieuw soort creatieve industrie op gang brengen. Hierin participeren zowel consumenten als producten, amateurs en professionals, overheid en bedrijfsleven! Cultureel ondernemerschap is ook van belang vanwege het feit dat dat de verworvenheden van de verzorgingsstaat afnemen en de eigen verantwoordelijkheid voor de burgers, bedrijven en dus ook cultuurproducenten als gevolg hiervan toeneemt. Ontwikkelingen in het cultureel beleid van gemeenten Zoals aangegeven hebben de maatschappelijke trends gevolgen voor de culturele sector en het cultuurbeleid van overheden: -
-
-
-
32
Clustering van culturele voorzieningen in één gebouw of complex (cultuurhuizen, kunstclusters). Ambitie: programmatische, ruimtelijke en organisatorische meerwaarde bereiken door clustering van functies. En: voor minder geld meer publiek bereiken. De ervaring met de verschillende typen clustering wijst uit dat clustering van soortgenoten (bijvoorbeeld musea bij elkaar, of muziekschool en creativiteitscentrum bij elkaar) tot meer synergie leiden dan clustering van geheel verschillende functies. Tot een efficiëntere bedrijfsvoering leidt de clustering meestal niet, omdat andere (vaak nieuwe) gebouwen vaak hogere huisvestingslasten met zich meebrengen. Nadrukkelijker onderscheid tussen stedelijke culturele functies (uitgaan, levendigheid, profilering/aantrekkelijkheid binnenstad) versus culturele functies in de wijk. Culturele functies op het gebied van educatie en informatie (bibliotheken, centra voor de kunsten) worden steeds vaker geïntegreerd in multifunctionele centra en brede scholen, terwijl theaters, festivals en musea over het algemeen beter gedijen in een (binnen-)stedelijke context. Citybranding: Cultuurinstellingen worden door de steden in toenemende mate benut voor stadspromotie en citybranding. Regionalisering. In het licht van bezuinigingen proberen steeds meer overheden basisvoorzieningen voor de eigen inwoners operationeel te houden; anderzijds proberen overheden specifiek aanbod (zoals theaters en musea) vanuit het oogpunt van kostenreductie deze taken te regionaliseren. Besteding van middelen: Er is een groeiend besef bij overheden dat er veel geld in gebouwen wordt gestoken waardoor er maar weinig budget overblijft voor het gebruik daarvan.
-
-
-
-
33
Samenwerkingsvormen: In samenhang met clustering van accommodaties, zien we ook bundeling van organisaties. Soms in de vorm van samenwerkingsverbanden waarin backoffice-taken worden gebundeld, bijvoorbeeld ten aanzien van gebouwbeheer, inkoop, systeembeheer en administratieve taken; soms ook verdergaand. Overigens levert dit in financiële zin meestal weinig op: culturele organisaties hebben weinig ‘vlees’ op de botten. Het vergroot vooral de (gezamenlijke) mogelijkheden. Diversiteit van inkomsten: Onder druk van bezuinigingen worden culturele organisaties gedwongen minder afhankelijk te worden van subsidies en meer draagvlak te zoeken bij bedrijfsleven (sponsoring) en de bevolking (hogere particuliere bijdragen, meer vrijwilligerswerk). Er is sprake van stijgende marketingbudgetten in de strijd om de gunst van het publiek. Flexibilisering van de organisatie. Veel organisaties proberen toe te groeien naar een kleine(re) kern van vaste professionals, met daaromheen een flexibele schil van freelancers, vrijwilligers en samenwerkingspartners. De toekomst lijkt te zijn aan flexibele netwerkorganisaties. Nieuwe samenwerkingsvormen op het snijvlak van publiek en privaat. Steeds vaker zien we commerciële organisaties de exploitatie van cultuur-accommodaties overnemen, waarbij de overheid zich beperkt tot het formuleren van een culturele opdracht en daarvoor een budget meegeeft. Tussenvormen zijn er ook: commerciële organisaties die de exploitatie van een cultuurgebouw doen, waarbij een culturele instelling met subsidie van de overheid de programmering verzorgt.