HaROP-AZO Huisartsenzorg RampenOpvangPlan voor de Acute Zorgregio Oost (Versie Nijmegen, november 2015)
DEEL
A
ALGEMEEN BELEID
Inhoud 1
2
3
4
5
Voorwoord 1.1 Inleiding 1.2 De huisartsen in de regio Oost-Nederland zijn georganiseerd in acht organisaties 1.3 De regio omvat vier Veiligheidsregio’s, ieder met hun eigen GHOR organisatie
2 2 2
Leeswijzer 2.1 Opbouw van het HuisArtsen Rampen Opvang Plan 2.2 Structuur HaROP-AZO 2.3 Samenwerking en draagvlak 2.4 Onderhoudsprocedure
3 3 3 4
Uitgangspunten van het HaROP-AZO 3.1 De organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing 3.2 De Wet Veiligheidsregio’s 3.3 De rol van de overheid 3.4 De rol van de huisartsenkring 3.5 De rol van de huisartsenposten
5 5 5 5 5
Voorbereidingsfase 4.1 Algemeen 4.2 De coördinatie 4.3 De voorbereiding 4.4 De taken en bevoegdheden bij opschaling 4.5 De overige voorbereiding
6 7 7 8 9
Grootschalige infectieziektebestrijding 5.1 Inleiding 5.2 Te onderscheiden stadia 5.3 Samenwerking met externe partners en de GHOR 5.4 Actiecentrum GHOR
12 12 14 14
Opgeschaalde acute zorg (Flitsramp) 6.1 De wettelijke verplichtingen 6.2 Het primaire zorgproces 6.3 De facultatieve inzet van huisartsen
15 15 15
Nazorg na rampen 7.1 De organisatie in de nazorg 7.2 De rol van de huisartsen in de nazorg 7.3 Het bevolkingsonderzoek
17 17 17
8
Lijst met afkortingen
18
9
Bijlagen
19
6
7
1 Deel A - algemeen beleid
1
VOORWOORD 1.1
Inleiding De huisarts kan bij de uitvoering van zijn praktijk door een ramp geconfronteerd worden met plotselinge spoedeisende medische hulpverlening of vanwege de uitbraak van een infectieziekte betrokken worden. De voorbereidingen en de aanpak van deze gebeurtenissen staan beschreven in het voor u liggende Huisartsen Rampen Opvang Plan - Acute Zorg Oost kortweg HaROP-AZO. Omdat juist bij rampen en grootschalige infectieziekten de ketenzorg van groot belang is, is de inhoud van het HaROP niet los te zien van de draaiboeken van GGD, GHOR (Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio), VWS en Ziekenhuis Ramp Opvang Plannen (ZiROP). De uitwerkingen en achtergronden in die draaiboeken worden hier niet herhaald. Door het schrijven, bespreken en verspreiden van dit plan en door situaties te trainen, te oefenen en na te bespreken, verloopt de voorbereiding op een eventuele ramp of een mogelijke uitbraak van een infectieziekte zo optimaal mogelijk.
1.2
De huisartsen in de regio Oost Nederland zijn georganiseerd in acht organisaties: Huisartsenpost Oude IJssel Coöperatieve Huisartsendienst Regio Arnhem (CHRA) Huisartsenpost de Gelderse Vallei (Ede) Huisartsenpost Gelders Rivierenland (Tiel) Coöperatie Integrale Huisartsendienst Nijmegen (CIHN) Huisartsenkring Gelre-IJssel (Doetinchem) Huisartsenkring Nijmegen e.o. Huisartsenkring De Gelderse Rivieren Door de structuur zijn de organisaties duidelijk aanspreekbaar voor zowel de zorg overdag als buiten kantoortijden.
1.3
De regio omvat vier Veiligheidsregio’s, ieder met hun eigen GHOR-organisatie Veiligheidsregio Noord en Oost-Gelderland: Huisartsengebied rond HAP Doetinchem e.o. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden: Huisartsengebied rond CHRA en Gelders deel rond HAP Ede e.o. Veiligheidsregio Utrecht: Utrechts deel rond HAP Ede e.o. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid: Huisartsengebied rond CIHN Nijmegen en rond HAP Tiel e.o. Indien er sprake is van meerdere veiligheidsregio’s binnen het werkgebied van één Huisartsendienstenstructuur worden specifieke afspraken over verantwoordelijkheden beschreven in het betreffende HAROP deel B.1 en B.2 en in deel C. Het Huisartsen Rampen Opvang Plan (HaROP) is samengesteld door en voor de huisartsenzorg in de regio Oost Nederland ter voorbereiding op een ramp of crisis.
2 Deel A - algemeen beleid
2
LEESWIJZER 2.1
Opbouw van het HuisArtsen Rampen Opvang Plan
Deel A algemeen
Deel B.1
Deel B.2
infectieziekte
acute zorg
huisartsenpostgebied:
huisartsenpostgebied:
Nijmegen e.o Gelders Rivierenland Gelderse Vallei Arnhem Oude IJssel
Nijmegen e.o Gelders Rivierenland Gelderse Vallei Arnhem Oude IJssel
Deel C werkkaarten
2.2
Structuur HaROP-AZO In dit document is uitgegaan van de opschaling van zorg door de huisartsen in twee situaties: bij infectieziekten (hoofdstuk 5) en bij een flitsramp (hoofdstuk 6). In beide situaties kan sprake zijn van nazorg door de huisartsenzorg. De beide opschalingsituaties en de nazorg gaan uit van een samenwerking met andere betrokken instanties (zoals GGD en GHOR) In de bijlagen is informatie opgenomen die meer inzicht geeft in de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de betrokken overheidsinstanties.
2.3
Samenwerking en draagvlak Dit HaROP-AZO is door de kerngroep OTO (Opleiden Trainen Oefenen) ontwikkeld en goedgekeurd door de acht organisaties die in het voorwoord vermeld zijn. Voor een doelmatige uitvoering van de activiteiten in het HaROP-AZO is het van belang dat huisartsen opvolging geven aan de afspraken en de adviezen van het Crisisteam Huisartsenzorg. Dit wordt nader beschreven in hoofdstuk 4.4. en 4.5
3 Deel A - algemeen beleid
2.4
Onderhoudsprocedure - Aanpassing van HaROP-AZO, deel A vindt plaats als belangrijke feiten wijzigen. Het beheer van het HAROP-AZO, deel A ligt bij de directeur van de CHRA. - Actualisering van de gegevens zal jaarlijks plaatsvinden in de maanden mei/juni. - Het onderhoud van HaROP-AZO, deel B en deel C (Actiekaarten) ligt in handen van de daarvoor aangewezen medewerker (is nader beschreven in deel B onder borging en continuïteit). - De gegevens worden (indien van toepassing) aangepast, waarna de GHOR-bureaus het HaROPAZO binnen 4 weken na ontvangst zullen controleren en eventuele wijzigingen doorgeven ter aanpassing. Hierna vindt verspreiding vindt plaats onder de samenwerkingspartners.
4 Deel A - algemeen beleid
3
UITGANGSPUNTEN VAN HET HAROP-AZO 3.1
De organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing In Nederland is de voorbereiding op de rampenbestrijding een verantwoordelijkheid van de Colleges van Burgemeester en Wethouders. De uitvoering, onder het ‘opperbevel’ van de burgemeester, is opgedragen aan de organisaties die ook verantwoordelijk zijn voor de reguliere, dagelijkse veiligheidszorg: gemeente, brandweer, politie en geneeskundige keten. Om vanuit de overheid het functioneren van de zorgketen tijdens rampen te coördineren is de GHOR in het leven geroepen: de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio. De organisatie van de GHOR, de verantwoordelijkheden van de GHOR ten tijde van rampen en crisis en de crisisorganisatie van de Veiligheidsregio is uitgewerkt in de Handreiking Samenwerking tussen Huisartsen en GHOR.
3.2
De Wet Veiligheidsregio’s In de Wet Veiligheidsregio’s is de verantwoordelijkheid van zorginstellingen (Wtzi) en individuele hulpverleners (BIG) ten aanzien van rampen en crises uitgewerkt. Deze is opgenomen in bijlage 1.
3.3
De rol van de overheid Bij de rampbestrijding en crisisbeheersing zijn in de wetgeving de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden vastgelegd van het gemeentebestuur, het Openbaar Ministerie, de directeur GGD en de GHOR. Zie hiervoor bijlage 2.
3.4
De rol van de huisartsenkring Zorg tijdens een grootschalige infectieziekte en opgeschaalde zorg is en blijft een onderdeel van de huisartsenzorg. Bij het opstellen van een Huisartsen Rampen Opvang Plan bewaakt de huisartsenkring de belangen van de huisartsendagzorg. De huisartsenkring bekijkt de afspraken over de organisatie in het licht van de gevolgen hiervan voor de praktijksituatie. In afstemming met de huisartsenpost wordt een plan voor de 24-uurs zorg ten tijde van een grootschalige infectieziekte en opgeschaalde zorg gemaakt.
3.5
De rol van de huisartsenposten De huisartsenpost is beschikbaar voor alle acute huisartsgeneeskundige vragen die zich in avond-, nacht- en weekenduren en op feestdagen (ANW-uren) voordoen. De huisartsenpost is een zorginstelling en dient te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving. Het bestuur van de huisartsenpost dient verantwoording af te leggen aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de kwaliteit van zorg vanuit de huisartsenpost. De aan de huisartsenpost aangesloten huisartsen hebben een overeenkomst gesloten met de organisatie van de huisartsenpost ten aanzien van de zorg voor hun patiënten in de ANW-uren. De huisarts doet ‘in ruil’ diensten op de huisartsenpost.
5 Deel A - algemeen beleid
4
VOORBEREIDINGSFASE 4.1
Algemeen Voor de huisartsenzorg zijn drie situaties te onderscheiden waarbij sprake is van een acute disbalans tussen zorgvraag en zorgaanbod: Interne crisis De disbalans wordt veroorzaakt door een daling van het zorgaanbod. Dit ontstaat in situaties waarin de praktijk/HAP zelf geconfronteerd wordt met (dreigend) gevaar in de bedrijfscontinuïteit. Denk bijvoorbeeld aan een brand of aan (langdurige) stroomuitval. Grootschalige infectieziekten De disbalans wordt veroorzaakt door een veranderde zorgvraag en -aanbod. Bijvoorbeeld bij een grootschalige infectieziekte zal de huisartsenzorg niet alleen geconfronteerd worden met vele zieken, maar zal ook een deel van het personeel ziek worden. Opgeschaalde acute zorg De opgeschaalde acute zorg (ook wel aangeduid als SMH - spoedeisende medische hulpverlening) omvat het geheel van extra- en intramurale zorg aan somatische slachtoffers van acute rampen en zware ongevallen. Dit kunnen zijn verkeers- en vervoersongevallen, rampen met gevaarlijke stoffen, branden in grote gebouwen of instorting van gebouwen, alle met veel (mogelijke) slachtoffers. Dit soort incidenten doen zich geheel onverwacht en ongewoon heftig voor en wordt daarom ook wel aangeduid als 'acute rampen' of ‘flitsrampen’. In eerste instantie ontstaat chaos, omdat het enige tijd duurt voordat de rampenbestrijdingsorganisatie in staat is effectief op te treden. Het is de taak van de GHOR om de inzet van alle hulpverleningsdiensten te coördineren en ondersteunen. De disbalans wordt veroorzaakt door een acuut veranderde zorgvraag. Een ramp buiten de praktijk of HAP ontregelt de reguliere omstandigheden. Denk aan (een groot aantal) acute slachtoffers en aandacht van de media. In alle drie de situaties wordt de huisartsenzorg geconfronteerd met het feit dat de organisaties niet alleen staan, maar een schakel zijn in een grotere keten. Onderlinge afstemming en afstemming met de buitenwereld is noodzakelijk. Om in rampsituaties goed te kunnen handelen, zijn voorbereiding door juiste planvorming, opleiding, training en oefening essentieel. In de aanloop naar bijvoorbeeld een grootschalige infectieziekte-uitbraak of bij een veterinaire uitbraak van een op de mens overdraagbare ziekte, zal de huisarts als eerste te maken krijgen met (mogelijk) besmette patiënten; hij is de ‘poortwachter’ van de zorgketen. De huisarts zelf moet dan weten welke beschermende maatregelen hij in acht moet nemen, aan wie hij de vermoedelijke besmetting moet melden en hoe de diagnostiek verloopt. Het HaROP-AZO beschrijft geen nieuwe organisatiestructuur binnen de huisartsenzorg, maar bouwt voort op de reeds bestaande structuren bij de betrokken organisaties. Het HaROP omschrijft de interne organisatie vanaf de eerste fase van een crisis, van de opschaling tot en met de beslissing van afschaling en nazorg. Het plan is bedoeld om alle betrokken medewerkers duidelijke instructies te verschaffen over hoe te handelen in geval van een crisis of ramp.
6 Deel A - algemeen beleid
Tijdens een opschaling verloopt de coördinatie en aansturing anders dan normaal. Uitgangspunt is dat tijdens een crisis zoveel mogelijk de structuren gebruikt worden die ook in de dagelijkse werkzaamheden worden gevolgd. Met opschalen wordt het proces van veranderen bedoeld: het veranderen van het functioneren van een team, een afdeling of een gehele organisatie vanuit de dagelijkse situatie naar een organisatievorm, waarmee een (groot) incident of ramp wordt bestreden. Aangezien een crisis niet altijd opschaling van de huisartsenzorg vereist, is gekozen voor het benoemen van keuzemomenten op basis waarvan de omvang van de opschaling kan worden bepaald. De opschaling kan beperkt zijn en geleidelijk verlopen. De daadwerkelijke uitvoering van de eigen primaire zorgprocessen is en blijft altijd een verantwoordelijkheid van de huisartsenzorg zelf zoals beschreven is in Wet BIG. Als gevolg hiervan zijn zij er zelf verantwoordelijk voor dat zij onder alle omstandigheden kwalitatief goede zorg leveren. Zij zullen zich dus ook zelf moeten voorbereiden op bijzondere situaties die gevolgen kunnen hebben voor de zorgverlening. De zorgverzekering maakt overigens daarbij geen onderscheid tussen dagelijkse hulpverlening en grootschalige hulpverlening bij rampen en crises. De burger is verzekerd voor beide. Voor de huisartsen betekent dit dat de somatische en psychosociale zorg die zij in hun praktijk verlenen aan eigen patiënten en ‘passanten’ die slachtoffer zijn van een ramp, onder de reguliere contractafspraken met de zorgverzekeraars vallen. Hetzelfde geldt voor de behandeling van patiënten in de avond, nacht en het weekend door de huisartsenpost. In HaROPAZO, deel B zal er verder worden ingegaan op de verschillende crises. 4.2
Coördinatie In crisisomstandigheden is het noodzakelijk om een heldere en duidelijke coördinatiestructuur te hebben met heldere communicatieafspraken. Dit wordt gerealiseerd door middel van een systeem van coördinatoren (bijvoorbeeld per Hagro) en een crisisteam. De huisartsen blijven hierbij volledig verantwoordelijk voor hun individueel handelen. Het systeem is in feite dienstbaar om hun reguliere praktijk zo lang mogelijk te continueren en de organisatorische ballast voor de huisartsen (praktijk) te verminderen, dan wel uit handen te nemen.
4.3
Voorbereiding 4.3.a Interne crisis De voorbereiding op een interne crisis, is de verantwoordelijkheid van de eigen organisatie of praktijk. Voorbeelden van interne crises zijn langdurige stroomuitval of een brand, uitval van nutsvoorzieningen zoals water, verwarming, telefonie via het vaste en/of mobiele net, computerstoring, gevaar voor de veiligheid door geweld of dreiging van geweld. Iedere huisartsenpost en vaak ook een huisartsenpraktijk heeft hiervoor een bedrijfshulpverleningsplan (BHV-plan). De uitwerking hiervan wordt verder beschreven in HaROP-AZO, deel B.2. 4.3.b Grootschalige infectieziekten Bij een daadwerkelijke grootschalige infectieziekte-uitbraak krijgen huisartsen te maken met een enorme toename aan ziektegevallen in een korte periode. Daarnaast zal door ziekte onder huisartsen er ook een afname zijn van beschikbare huisartsen en ondersteunend personeel. Huisartsen en GHOR zullen in nauwe samenspraak bezien tot op welk moment de reguliere organisatie van de huisartsenzorg volstaat en vanaf wanneer moet worden gekozen
7 Deel A - algemeen beleid
voor aanvullende arrangementen om de continuïteit te waarborgen. Deze arrangementen zijn bijvoorbeeld het inrichten van noodvoorzieningen zoals beschreven in het generiek draaiboek infectieziekten. Bij een grote disbalans in de zorg kan er een moment komen dat alle regionale en landelijke coördinatie en adviesstructuren operationeel worden. Zie bijlage 3. De huisartsen zijn en blijven echter verantwoordelijk voor de continuering van de eigen zorg. Door de toegenomen zorgvraag (veel consulten) en het afgenomen zorgaanbod (uitval onder huisartsen en medewerkers) kan de continuïteit van de huisartsenzorg onder druk komen te staan. In een dergelijk geval moeten regionaal maatregelen worden getroffen om de toegankelijkheid en de continuïteit van de huisartsenzorg te garanderen. Gemeenten en GHOR kunnen, vanuit hun verantwoordelijkheid voor het bestrijden van de gevolgen van een ramp, ondersteuning geven bij het organiseren van de continuïteit van de zorg. In deel B.1 worden weer de voorbereidingen per organisatie nader uitgewerkt. 4.3.c Opgeschaalde acute zorg De meer algemene afspraken en uitgangspunten worden in dit deel A benoemd. Eventuele inzet van de huisarts binnen de rampenbestrijding en andere specifieke aspecten zijn per organisatie uitgewerkt in deel B.2. 4.4
Taken en bevoegdheden, opschaling en uitgangspunten Het HaROP-AZO gaat ervan uit dat er per werkgebied van een huisartsenpost een crisisteam huisartsenzorg( hierna te noemen crisisteam) op afroep beschikbaar is. Ten behoeve van een crisis of ramp kan per (één of meerdere) huisartsenpost(en) dit crisisteam opgeroepen worden. De deelnemers die hierin participeren doen dit vanuit hun bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De voorzitter van het crisisteam stemt op strategisch niveau af met externe ketenpartners. Het crisisteam huisartsenzorg coördineert de opgeschaalde huisartsenzorg. Op de ‘werkvloer’ worden de activiteiten verricht conform de normale verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het streven is om zoveel en zolang mogelijk de huisartsenzorg als normaal doorgang te laten vinden. Binnen de crisisbeheersing en rampenbestrijding in de maximale opschaling zijn er diverse belangrijke rollen te onderscheiden:
Burgemeester (College van B&W) De burgemeester is verantwoordelijk voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in zijn of haar gemeente. Bij een infectieziektecrisis is de burgemeester verantwoordelijk voor de bestrijding conform de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Vanuit de Gemeentewet is hij of zij tevens verantwoordelijk voor de openbare orde. In de Wet Veiligheidsregio’s (WVR) zal de verantwoordelijkheid bij bovenregionale infectieziektecrisis naar een hoger bestuursorgaan overgaan waarbij de lokale verantwoordelijkheid overeind blijft. De voorzitter van de veiligheidsregio is dan eindverantwoordelijk.
Directeur GGD De directeur van de GGD is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de GGD-taken in de opgeschaalde situatie.
8 Deel A - algemeen beleid
Directeur GHOR De Directeur GHOR is verantwoordelijk voor de regie en coördinatie van de totale ‘witte kolom’. (de medische keten)
Voorzitter Crisisteam huisartsenzorg De feitelijke verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen, voortvloeiend uit het HaROP-AZO, onder bijzondere- en crisisomstandigheden is op basis van het HaROP-AZO gedelegeerd aan de voorzitter of diens plaatsvervanger(s). In deel B wordt per organisatie de opzet beschreven.
Leden crisisteam De leden van het crisisteam zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en aansturing van de huisartsenzorg in een opgeschaalde situatie. Zij fungeren als adviseur van de voorzitter. Afhankelijk van de situatie kan het aantal en de deskundigheid van de leden variëren. Een belangrijk lid is ook de ‘ondersteuner crisisteam’ voor onder andere het plotten (verslaglegging). Afspraken over de samenstelling en de verantwoordelijkheden van het gehele crisisteam worden in deel B verder uitgewerkt.
Crisiscoördinator De crisiscoördinator is tijdens de repressie fase verantwoordelijk voor de uitvoering van het HaROP-AZO en draagt zorg voor afstemming met de ketenpartners en GHOR op operationeel niveau. De crisiscoördinator is verantwoordelijk voor een adequate communicatie en maakt deel uit van het crisisteam. OTO-coördinator (Voorbereidingsfase) De OTO-coördinator is verantwoordelijk voor een actueel en geïmplementeerd HaROPAZO voor de betreffende regio. Een onderdeel van de implementatie van het HaROP-AZO is het organiseren en coördineren van OTO-activiteiten. Daarnaast kan de OTOcoördinator optreden als adviseur en observator bij een (flits)ramp.
Hagro-coördinator De Hagro-coördinator is een aangewezen coördinerend huisarts per huisartsengroep. Hij/zij is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie met de Crisiscoördinator of het crisisteam en schakel naar huisartsen en medewerkers van de huisartsenpraktijken en posten . Indien een andere huisarts deze functie krijgt, dient dat bij het crisisteam bekend te zijn.
Huisartsen en medewerkers van de huisartsenpraktijken en -posten Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van hun toebedeelde taken. Dit zijn zoveel mogelijk de reguliere taken. Zij zijn en blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van het medisch-inhoudelijk handelen tijdens een crisis of ramp. 4.5.
Overige voorbereiding Naast genoemde uitgangspunten zijn er qua voorbereiding nog een aantal zaken te onderscheiden: (a) de coördinatie en de besluitvorming; (b) het administratief informatiesysteem; (c) de informatievoorziening naar het publiek; (d) de crisisruimte; (e) de cateringfaciliteiten; (f) de evaluatie; (g) de afstemming, het convenant GHOR en de Veiligheidsregio; (h) het meerjarenplan en jaarplan Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO).
9 Deel A - algemeen beleid
4.5.a Coördinatie, besluitvorming in het crisisteam huisartsenzorg Zoals eerder beschreven kan het afhankelijk van de situatie noodzakelijk zijn om een crisisteam in te stellen om een efficiënt georganiseerde respons tijdens een ramp of crisis uit te voeren. Deze crisisstaf moet in staat zijn adequate besluitvorming uit te voeren. Een crisisteam heeft afhankelijk van het incident of de crisis de volgende samenstelling: Een voorzitter, of diens plaatsvervanger; Crisiscoördinator; Inhoudsdeskundige (huisarts); Kringvertegenwoordiger Ondersteuner (Notulist/plotter); Eventueel een extern deskundige (GGD, epidemioloog, crisiscoördinator ziekenhuis, OTOcoördinator) Voor de coördinerende functies evenals voor enkele ondersteunende functies zijn actiekaarten beschikbaar (Deel C). 4.5.b Administratief informatiesysteem Tijdens een crisis zal de huisartsenzorg gebruik maken van het bestaande huisartseninformatiesysteem en de procedures voor de administratie betreffende het zorgproces en de interne en externe informatie-uitwisseling. In deel B is een ‘belboom’ opgenomen om eventueel extra benodigd personeel op adequate wijze te kunnen alarmeren. De NAWgegevens (naam, adres en woonplaats) van de medewerkers worden bijgehouden in de reguliere databases van de huisartspraktijk of huisartsenpost. Op de huisartsenpost is een lijst beschikbaar waarin extern personeel kan worden gealarmeerd. Deze extra menskracht, bijvoorbeeld van arts-assistenten, oud-huisartsen of co-assistenten voor visites, consulten of telefonische consulten en oud-doktersassistentes voor telefonische ondersteuning in de regio of op de HAP, kan ingezet worden om 24/7 continuïteit van huisartsenzorg te garanderen bij uitval van reguliere huisartsenzorg. 4.5.c Informatievoorziening naar publiek De gemeente is tijdens rampen verantwoordelijk voor de communicatie naar de bevolking. Afstemming over informatievoorziening met gemeente is dus belangrijk (via GHOR). Ten aanzien van de informatievoorziening naar de burgers wordt ten tijde van een crisis op de website van de HAP, indien beschikbaar van de praktijken, voor het publiek getoond welke huisartsenpraktijk open is of welke praktijk waarneemt voor de eigen huisarts. Dit wordt ingedeeld per gemeente en/of per Hagro/coöperatie, afhankelijk van de gegeven situatie. Een eigen praktijkwebsite van de huisarts kan een link naar deze site hebben evenals de websites van GHOR en GGD zodat ook deze informatie eenduidig en gecentraliseerd is. Indien de te verstrekken informatie niet per dag aan verandering onderhevig is, is vermelding in de krant ook een optie.
10 Deel A - algemeen beleid
4.5.d Crisisruimte Indien er wordt opgeschaald is een locatie beschikbaar voor het crisisteam. De locatie wordt per organisatie weergegeven in deel B. In deze ruimte komt het crisisteam bijeen om te vergaderen om door middel van beeldvorming van de situatie, te komen tot besluitvorming over de te nemen acties. Deze ruimte beschikt over de benodigde faciliteiten zoals communicatiemiddelen, printer en ondersteunende materialen, zoals draaiboeken, adreslijsten etc. 4.5.e Cateringfaciliteiten Afhankelijk van de locatie van het crisisteam kan er worden teruggevallen op de faciliteiten van een naastgelegen ziekenhuis of via internet beschikbare cateraars. Zo zullen de medewerkers van voldoende eten en drinken moeten worden voorzien op de plaatsen waar zij aan het werk zijn. 4.5.f Evaluatie Op basis van het evaluatieformulier (bijlage H in deel B) zullen in de fase na de crisis of ramp alle betrokken medewerkers, inclusief die van de Hagro’s, hun bevindingen kunnen weergeven. De evaluatie wordt onder andere gebruikt om vervolgens aanpassingen in het HaROP aan te brengen. Primair zal iedere Hagro het eigen proces evalueren en zal er, indien daartoe aanleiding is, persoonlijke aandacht zijn voor de medewerkers. Het crisisteam evalueert ook haar eigen verrichtingen, alsmede de externe samenwerking. De GHOR zal in voorkomende gevallen ketenbreed de evaluatie initiëren en de huisartsen hierbij betrekken. 4.5.g Afstemming / convenant GHOR/Veiligheidsregio Zoals op pagina 2 reeds is beschreven, vallen de huisartsenpostgebieden onder verschillende GHOR regio’s. Afgesproken is dat de huisartsenposten een leidende rol hebben bij het afsluiten van convenanten. 4.5.h Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO-plan) Op basis van het HaROP-AZO wordt er een OTO Beleidsplan 2011-2015 ontwikkeld, dat jaarlijks vertaald wordt in een OTO Jaarplan waarin de concrete activiteiten beschreven staan.
11 Deel A - algemeen beleid
5
GROOTSCHALIGE INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING 5.1
Inleiding In de Wet BIG staat dat beroepsbeoefenaren in de zorg de verantwoordelijkheid hebben om onder alle omstandigheden verantwoorde zorg te leveren. Tijdens de uitbraak van een infectieziekte (bijvoorbeeld een influenza-pandemie) kan de continuïteit van de huisartsenzorg gevaar lopen. Door de langere aanlooptijd bij de uitbraak van een infectieziekte is het mogelijk voorbereidingen te treffen om de continuïteit van de reguliere huisartsenzorg te garanderen. Door de schaarste aan medewerkers, het grote aanbod van patiënten als gevolg van de infectieziekte-uitbraak en de vereiste continuïteit van de spoedeisende huisartsgeneeskundige zorg, moet worden gestreefd naar een optimale inzet van mensen en middelen ten tijde van een infectieziekte-uitbraak. Een goede voorbereiding op een infectieziekte-uitbraak is cruciaal om de continuïteit in de huisartsenzorg te borgen. De belangrijkste aspecten zijn: 1. uitstelbare zorg waar mogelijk uitstellen 2. mensen en middelen zo efficiënt mogelijk inzetten 3. samenwerking tussen de huisartsen a. draagvlak bij alle partijen b. consensus tussen de verschillende partijen c. naleven van afspraken door alle deelnemers. Belangrijke voorwaarde bij de samenwerking is dat de autonomie van de individuele praktijken zo veel mogelijk en zo lang mogelijk behouden blijft, mits dit binnen de samenwerking mogelijk is. De communicatie over de continuïteit van huisartsenzorg naar de burger is van groot belang. Er dient duidelijk aangegeven te worden of een hulpvraag gehonoreerd kan worden. Zorgshoppen moet in deze situatie voorkomen worden. De uitwerking van deze en meer betrokken processen zijn uitgewerkt in het regiospecifieke deel (B), waarbij ook de rol van de huisarts is omschreven.
5.2
Te onderscheiden stadia Stadium 0 Voorbereidende fase Stadium 1 Normale praktijkvoering Stadium 2 Samenwerking met collega Hagro en huisartsenposten Stadium 3 Opschalen naar organisatie van 24-uurs huisartsenzorg Stadium 4 GRIP 4
12 Deel A - algemeen beleid
In het HaROP wordt uitgegaan van vier stadia die hierna verder toegelicht zullen worden: De reguliere huisartsenzorg (overdag en spoed in ANW) blijft zo lang mogelijk gewaarborgd in stadium 1 en 2. Dit is van groot belang, niet in de laatste plaats om een al te grote toestroom naar de HAP en SEH te voorkomen. Zodra de omvang van de infectieziekte-uitbraak groeit, komt de capaciteit van de huisartsenzorg onder druk te staan. Dit vraagt om een alternatieve manier om de zorg te organiseren. In stadium 1 en 2 is de huisartsenzorg zelf verantwoordelijk voor de zorgverlening. Vanaf stadium 2 is afstemming met de GHOR noodzakelijk in verband met de ketenverantwoordelijkheid bij opgeschaalde zorg. Stadium 0
Voorbereidingsactiviteiten Ontwikkeling en implementatie HaROP-AZO
Stadium 1
Normale praktijkvoering Zorg wordt zo lang mogelijk vanuit de eigen praktijk geleverd. Er is nog geen sprake van ernstige verstoring van de eigen praktijkvoering.
Stadium 2
Samenwerking met collega Hagro’s en Huisartsenposten Zorgvraag in de vorm van telefoontjes, consulten en visites overstijgt het aanbod van de individuele praktijk(en). Er zal steeds meer personeel uitvallen. De inzet van beschikbaar personeel moet zo efficiënt mogelijk plaatsvinden. Huisartsenpraktijken binnen de Hagro nemen voor elkaar waar 1. Hagro’s nemen voor elkaar waar. Het Crisisteam Huisartsenzorg coördineert welke Hagro’s voor elkaar waarnemen. 2. Huisartsenpost geeft aan onder welke voorwaarden en tot welke capaciteit zij tijdens de dagsituatie één of meerdere Hagro’s kan ondersteunen (telefonisch of door het beschikbaar stellen van ruimte), zodat gehele opschaling naar stadium 3 voorkomen of uitgesteld kan worden.
Stadium 3
Opschaling naar 24 uurs-zorg met zorgverlening vanuit centrale punten met ondersteuning van het callcenter op de huisartsenpost Ondanks de maatregelen in fase 2 is de zorgvraag te groot voor het zorgaanbod. Ook op Hagro-niveau kan de gevraagde zorg niet geleverd worden. Het Crisisteam Huisartsenzorg besluit na zorgvuldige afweging in overleg met het betrokken GHOR-bureau over te gaan tot de hoogste opschaling. De opschaling naar stadium 3 (van ‘reguliere zorg in de huisartsenpraktijk’ naar 24-uurszorg) vindt eenmalig plaats voor de hele regio. 3. Zorg wordt geconcentreerd aangeboden op de huisartsenposten en (vooraf aangewezen) grote groepspraktijken. 4. Telefonische contacten vinden plaats via één telefoonnummer en worden behandeld in een regionaal callcenter.
Stadium 4
De continuïteit van de huisartsenzorg kan niet meer binnen de reguliere organisatie worden gewaarborgd, noodvoorzieningen inrichten op verzoek van gemeente Ondanks de maatregelen in fase 3 is de zorgvraag te groot voor het zorgaanbod.
13 Deel A - algemeen beleid
Patiëntenstromen Ten tijde van een infectieziekte-uitbraak kent de huisartsenzorg drie patiëntenstromen: patiënten met infectieziekten patiënten met acute zorgvraag, inclusief palliatieve en niet-uitstelbare chronische zorg patiënten met uitstelbare zorgvraag. Landelijke richtlijnen triage Zodra tussen de landelijke partijen overeenstemming is over de triagerichtlijnen voor huisartsen, voor toegang tot de tweede lijn en toegang tot de IC tijdens de infectieziekte-uitbraak en deze passend zijn in de regionale situatie, zullen de huisartsenpost en huisartsenkring zich hieraan conformeren en deze richtlijnen implementeren. 5.3
Samenwerking met externe partners en de GHOR Samenwerking en afstemming met de externe partners is noodzakelijk vanaf stadium 2. Als de GHOR een zorgketenbreed overleg organiseert sluiten de vertegenwoordigers van de huisartsenzorg en GGD hierbij aan. Het crisisteam komt vanaf stadium 2 bij elkaar. In het crisisteam zullen één of twee vertegenwoordigers aangewezen/gevraagd worden om de huisartsenzorg hierin te vertegenwoordigen. Hoewel de huisartsenzorg en de tweedelijnszorg elkaar ontmoeten in het zorgketenbreed overleg kan bilateraal overleg met de vertegenwoordigers van de ziekenhuizen ook zinvol zijn. Het is van groot belang dat er door het Crisisteam Huisartsenzorg op frequente basis afstemming plaatsvindt met de ziekenhuizen om inzicht te verkrijgen in de stand van zaken. De coördinatie van de samenwerking met de ketenpartners en de gemeente wordt ten tijde van een infectieziekte-uitbraak (stadium 3 en 4) uitgevoerd door de Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio (GHOR).
5.4
Actiecentrum GHOR Indien noodzakelijk maakt de GHOR het Actiecentrum actief. In het Actiecentrum GHOR coördineert de GHOR de medische ketenzorg binnen de rampenbestrijding. Actueel inzicht in de capaciteit van andere zorginstellingen verloopt via het Actiecentrum sowieso in stadium 3 en 4. De GHOR is ten tijde van een ramp of crisis bereikbaar via de sectie GHOR of het Actiecentrum GHOR, zie het regiospecifieke deel B voor de contactgegevens.
14 Deel A - algemeen beleid
6
OPGESCHAALDE ACUTE ZORG 6.1.
Wettelijke verplichtingen In de wetgeving1 is de verplichting opgenomen voor zorginstellingen (waaronder huisartsenposten) en zorgaanbieders (waaronder huisartsen) om ‘de nodige maatregelen te treffen met het oog op hun taak bij de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de voorbereiding daarop’. Heel formeel bestaat er op basis van de vigerende wet- en regelgeving geen wettelijke plicht voor huisartsen om mee te werken in de rampenbestrijding. Desalniettemin is er een duidelijke rol voor en betrokkenheid van de huisarts.
6.2.
Primair zorgproces: eigen verantwoordelijkheid van de 24-uurs huisartsenzorg De daadwerkelijke uitvoering van de primaire zorgprocessen is en blijft altijd de verantwoordelijkheid van de huisartsenzorg zelf. Als gevolg van wet- en regelgeving zijn zij er zelf verantwoordelijk voor dat zij onder alle omstandigheden kwalitatief goede zorg leveren. De zorgverzekering maakt daarbij geen onderscheid tussen dagelijkse hulpverlening en grootschalige hulpverlening bij rampen en crises. Voor de huisartsen betekent dit dat de somatische en psychosociale zorg die zij in hun praktijk verlenen aan eigen patiënten en ‘passanten’ die slachtoffer zijn van een ramp, onder de reguliere contractafspraken met de zorgverzekeraars vallen. Hetzelfde geldt voor de behandeling van patiënten in de avond, nacht en het weekend door de huisartsenpost. De GHOR is verantwoordelijk voor de regionale coördinatie van (de voorbereiding op) de geneeskundige hulpverlening in het rampgebied en het maken van afspraken hierover met de ketenpartners.2
6.3.
Facultatieve inzet van huisartsen Uit evaluaties van diverse rampen die Nederland de laatste jaren hebben getroffen, bleek eenduidig dat de spontane inzet van huisartsen een waardevolle aanvulling was op de georganiseerde hulpverlening. Een regelmatig gesignaleerd knelpunt evenwel was/is dat diverse hulpverlenende instanties gedurende de opgeschaalde situatie langs elkaar heen werkten en soms niet eens van elkaars activiteiten op de hoogte waren. Eén van de gevolgen hiervan was dat het voor de GHOR 3 haast onmogelijk was om op korte termijn een goed overzicht te krijgen van de rampomstandigheden. Een goed overzicht is belangrijk om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Zoals bijvoorbeeld hoeveel patiënten zich buiten het rampterrein hebben gemeld met welke klachten en/of hiervoor extra bijstand noodzakelijk is. Ook kunnen symptomen van patiënten aanwijzingen geven over (contact met) een vrijgekomen gevaarlijke stof. Mobiele slachtoffers (passanten) gaan vaak zelf op zoek naar hulp. Zij zullen onder andere aankloppen bij de eigen huisarts, een praktijk in de buurt van het rampterrein of de HAP. Voorbeelden hiervan zijn de betrokkenheid van de HAP bij het schietincident in Alphen a/d Rijn (2011) en het treinincident op Maastricht CS in 2006. Hoewel de huisartsen daartoe niet verplicht zijn, kunnen regionaal afspraken worden gemaakt over een aanvullende rol bij rampen. Naar analogie van hun dagelijkse rol, zouden de huisartsen bij rampen kunnen bijdragen aan de hulpverlening aan lichtgewonde slachtoffers in de zogenoemde ‘nevenketen’. De huisartsen en HAP’s zou-
1 2
3
Wet BIG, WTZi, Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet Veiligheidsregio’s De rol van de GHOR bij acute opschaalde zorg (flitsramp) is terug te vinden in bijlage 2. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de verschillende overheidsinstanties ten tijde van een ramp of crisis zijn uitgewerkt in bijlage 2. GHOR = Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio, voorheen de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen.
15 Deel A - algemeen beleid
den hiermee een belangrijke rol kunnen spelen in het ontlasten van de hoofdketen van ambulancezorg en ziekenhuizen. De GHOR en huisartsen(posten) kunnen daartoe afspreken dat huisartsen bijvoorbeeld worden ingezet in een behandelcentrum voor lichtgewonden (T3slachtoffers) buiten het rampterrein mits de reguliere taken van de huisarts(enposten) gewaarborgd blijft. Een andere en wellicht meer voor de hand liggende oplossing is tijdens de dagzorg de HAP in overleg met de GHOR open te stellen zodat de slachtofferstroom meer gereguleerd wordt.
16 Deel A - algemeen beleid
7
NAZORG NA RAMPEN 7.1
Organisatie van de nazorg Een ramp kan grote impact hebben op de levens van de slachtoffers, nabestaanden en familie en vrienden. Van het ene op het andere moment is alles anders: er is chaos, bezittingen gaan verloren, er is een groot verdriet om het verlies van dierbaren, de toekomst is onvoorstelbaar en onbeheersbaar, er is geen controle meer, het leven is ruw verstoord. Dit kan leiden tot psychosociale problemen bij de getroffenen. Voor slachtoffers met zwaar letsel geldt bovendien dat ze terecht kunnen komen in een lang revalidatieproces. Dit alles wordt ook wel ‘de ramp na de ramp’ genoemd en vraagt integrale, gecoördineerde nazorg van vele betrokken instanties. Nazorg wordt gedefinieerd als ”het opheffen dan wel voorkomen van (blijvende) problemen of schade op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk terrein” (Modelplan nafase, stichting Impact). Dit omvat de volgende activiteiten: verlenen van lichamelijke medische nazorg verlenen van individuele psychosociale nazorg, in dit kader ook wel aangeduid als Psycho-Sociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) verlenen van maatschappelijke nazorg, zoals administratieve, financieel-economische en juridische nazorg, uitvaartverzorging, collectieve psychosociale nazorg (herdenkingsbijeenkomsten). (eventueel) uitvoeren van gezondheidsonderzoek onder de getroffen bevolking (somatisch en/of psychosociaal). De eindverantwoordelijkheid voor de coördinatie van nazorg na rampen ligt bij de gemeente. De gemeente kan besluiten om vanuit de ‘één loketgedachte’ een Informatie en Adviescentrum (IAC) in te richten, van waaruit alle vormen van nazorg worden gecoördineerd en de kwaliteit van de nazorg wordt bewaakt. Een IAC is een centrale plaats binnen de gemeente waar gedupeerden, nabestaanden, hulpverleners en andere betrokkenen bij een ramp antwoord kunnen krijgen op hun vragen naar aanleiding van de ramp. Het is een één-loket organisatie die betrokkenen bij de ramp informeert en adviseert, die faciliteert en coördineert.
7.2.
De rol van de huisartsen bij de nazorg Huisartsen hebben ook in de nazorg een centrale rol. Na de acute hulpverlening in de eerste uren en dagen, kunnen slachtoffers met psychosociale klachten bij de huisarts aankloppen. Psychische problemen, zoals depressie, angststoornissen en posttraumatische stress-stoornis (PTSS), kunnen nog jaren na een ramp voortduren of ontstaan. De nazorg sluit goed aan bij het werk van de huisarts: de hulpvraag exploreren en verhelderen, een diagnose stellen, behandelingen aanbieden en indien nodig doorverwijzen. In de fase na de ramp kan de gemeente een IAC (Informatie- en Advies Centrum) instellen. Uit recente ervaringen kan de inbreng van huisartsen zeer waardevol zijn.
7.3.
De rol van de huisartsen bij bevolkingsonderzoek Huisartsen hebben een taak in het signaleren en monitoren van de gevolgen van de ramp voor de gezondheidssituatie van direct betrokkenen. Om een goed beeld te krijgen van alle gevolgen van een ramp op de gezondheidstoestand van betrokkenen kan door de gemeente tot een gezondheidsonderzoek worden besloten. Het opzetten en uitvoeren van een degelijk onderzoek is de taak en verantwoordelijkheid van de gemeente, in samenwerking met GHOR en GGD. Zij kunnen de huisartsen verzoeken dat onderzoekgeheel of gedeeltelijk uit te voeren bij hun eigen patiënten.
17 Deel A - algemeen beleid
8
LIJST VAN AFKORTINGEN ANW CHN CHRA GGD GHOR GRIP HaROP-AZO MKA NVI NHG NVZA OMT PTSS ROAZ SEH VWS ZiROP
Avond-, Nacht- en Weekenduren en op feestdagen Centrale Huisartsendienst Nijmegen Coöperatieve Huisartsendienst Regio Arnhem Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure Huisartsen Rampenopvangplan voor de Acute Zorgregio Oost MeldKamer Ambulancezorg Nederlands Vaccin Instituut Nederlands Huisartsen Genootschap Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers Outbreak Management Team Posttraumatische Stressstoornis Regionaal Overleg Acute Zorgketen Spoedeisende Hulp Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ziekenhuis Ramp Opvang Plannen
18 Deel A - algemeen beleid
BIJLAGE 1
WETTELIJK KADER Wet Veiligheidsregio’s In de Wet Veiligheidsregio's is de verantwoordelijkheid van zorginstellingen en individuele hulpverleners ten aanzien van rampen en crises uitgewerkt. In artikel 33, eerste lid van de wet is de verplichting opgenomen voor zorginstellingen (waaronder huisartsenposten) en zorgaanbieders (waaronder huisartsen) als bedoeld in de Wet Toelating Zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) om “de nodige maatregelen te treffen met het oog op hun taak (binnen de geneeskundige hulpverlening) en de voorbereiding daarop.” In het tweede lid van hetzelfde wetsartikel is opgenomen dat de GHOR en de ketenpartners over deze taken en voorbereidingen schriftelijke afspraken maken. De voorzitter van de veiligheidsregio is nadrukkelijk uitsluitend verantwoordelijk voor de coördinatie van (de voorbereiding op) de geneeskundige hulpverlening. De directeur Publieke Gezondheid heeft (namens de voorzitter van de veiligheidsregio) de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening en is verantwoordelijk voor het maken van afspraken hierover met de ketenpartners. De daadwerkelijke uitvoering van de primaire zorgprocessen is en blijft altijd een verantwoordelijkheid van de ketenpartners zelf. Ingevolge wet- en regelgeving zijn deze zelf verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatieve zorg onder alle omstandigheden. Zij zullen zich dus ook zelf moeten voorbereiden op bijzondere situaties die gevolgen kunnen hebben voor de zorgverlening. De zorgverzekering maakt daarbij geen onderscheid tussen dagelijkse hulpverlening en grootschalige hulpverlening bij rampen en crises. De burger is verzekerd voor beide en de zorgsector moeten haar voorbereidingen dus in beginsel uit de zorgpremies betalen. Voor de huisartsen betekent dit dat de zorg (somatisch en psycho-sociaal), die zij in hun praktijk verlenen aan eigen patiënten en „passanten" die slachtoffer zijn van een ramp, onder de reguliere contractafspraken met de zorgverzekeraars vallen. Hetzelfde geldt voor de behandeling van patiënten in de avond, nacht en het weekend door de huisartsenpost. De huisartsen en huisartsenposten zullen zich verder ook zelf moeten voorbereiden op situaties die de continuïteit van hun reguliere zorgverlening kunnen aantasten, zoals een infectieziekte-uitbraak. De GGD’en kunnen daarbij een ondersteunende rol vervullen. De huisartsen hebben echter geen andere verplichte aanvullende rol dan voortzetting van hun reguliere zorgverlening onder alle omstandigheden. Inzet van huisartsen op een rampterrein of in een door de GHOR ingesteld behandelcentrum voor slachtoffers van een ramp, behoren niet tot deze reguliere taakstelling. Als de GHOR desondanks een specifieke taak aan de huisartsen wil toebedelen, dan zullen daarover regionale afspraken moeten worden gemaakt. In een dergelijk geval contracteert de GHOR de huisartsen en/of huisartsenzorg en zal daarvoor een financiële vergoeding moeten worden vastgelegd. Hierbij zullen de reguliere taken van de huisartsenzorg gewaarborgd moeten blijven. Wet toelating zorginstellingen Informatie over de inzet en voorbereiding op rampen en crises leggen zorginstellingen vast in het jaardocument maatschappelijke verantwoording, zoals voorgeschreven in de WTZi (Wet Toelating Zorginstellingen). De instellingen en diensten in de zorg zijn steeds zelf verantwoordelijk voor hun preparatie op grootschalig optreden. Wet publieke gezondheid
19 Deel A - algemeen beleid
De Wet publieke gezondheid geeft aan het college van burgemeester en wethouders een aantal taken. Bijeen infectieziektecrisis is de burgemeester verantwoordelijk voor de bestrijding. Vanuit de Gemeentewet is hij of zij tevens verantwoordelijk voor de openbare orde. In de Wet Veiligheidsregio zal de verantwoordelijkheid bij bovenregionale infectieziektecrises naar een hoger bestuursorgaan overgaan, waarbij de lokale verantwoordelijkheid overeind blijft. De voorzitter van de veiligheidsregio is dan eindverantwoordelijk. In het besluit en toelichting op de wet PG is opgenomen dat het college ook verantwoordelijk is voor inzicht in de gezondheidssituatie na rampen. De burgemeester is op grond van de Wpg verantwoordelijk voor de voorbereiding op en de bestrijdingsmaatregelen tegen het nieuwe griepvirus. Het college van burgemeester en wethouders is op grond van de Wet GHOR (nu Wvr) verantwoordelijk voor het organiseren van hulpverleningsactiviteiten op het gebied van gezondheidszorg bij een ramp en de voorbereiding daarop. Voor het geval dat de openbare orde en veiligheid in het geding zou komen, is op grond van de Gemeentewet en de Wrzo (nu Wvr) de burgemeester verantwoordelijk en bevoegd in het kader van de openbare orde en veiligheid en rampenbestrijding.
20 Deel A - algemeen beleid
BIJLAGE 2
TAKEN VAN DE GHOR EN GRIP-NIVEAUS Taken van de GHOR In de medische keten heeft iedere zorginstelling de plicht om een rampenopvang plan te hebben. De plannen dienen actueel gehouden te worden. De GHOR is verantwoordelijk voor drie processen binnen de rampenbestrijding: 1. de SMH: Spoedeisende Medische Hulpverlening; 2. de PSHOR: Psycho-Sociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen; 3. de POG: Preventieve Openbare Gezondheidszorg, onder anderen infectieziektenbestrijding en medische milieukunde. Voor al deze taken maakt de GHOR afspraken met de betrokken instanties over inzet bij een ramp. Als er sprake is van een ramp, dan wordt het acroniem GRIP gehanteerd: Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure, waarbij onderscheiden wordt van GRIP 0 (normale situatie) tot GRIP 4, waarbij steeds meer instanties en personen zijn ingeschakeld en de eindverantwoordelijkheid voor de besluitvorming steeds hoger komt te liggen. Opschaling en GRIP-niveaus In een rampsituatie moeten vele mensen en organisaties samenwerken, onder hoge druk. Eenduidige aansturing is dan essentieel. Er moet één persoon zijn die de situatie als geheel overziet en de beslissingen neemt. Zonder eenduidige gezagsstructuur is er zeker bij bovenlokale rampen een groot risico voor stagnatie in de besluitvorming en miscommunicatie in de bevelslijnen naar betrokken organisaties. Wie de leiding heeft hangt af van het ‘opschalingsniveau’. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Gecoördineerde Regionale Incidentenbestijdings Procedure (GRIP). Middels GRIP kan, afhankelijk van de behoefte aan multidisciplinaire sturing op een incident en effect op de omgeving, door de coördinerende functionarissen of de meldkamer worden opgeschaald naar vier verschillende regionale sturingsniveaus. Binnen deze sturingsniveaus worden de monodisciplinaire leiding- en coördinatiestructuren van brandweer, politie, gemeenten en geneeskundige keten aan elkaar gekoppeld en daar waar nodig aangevuld met liaisons/adviseurs van andere crisispartners (zoals Defensie en waterschappen). GRIP 0 De dagelijkse hulpverlening wordt ook wel GRIP 0 genoemd. Er is dan geen sprake van opschaling, maar er kan wel multidisciplinaire afstemming tussen de hulpdiensten nodig zijn. Dat vindt dan plaats in een zogenaamd ‘motorkapoverleg’. Dit betreft bijvoorbeeld ‘normale’ verkeersongevallen. Als bij een incident meerdere ambulances tegelijk worden ingezet, heeft in beginsel de ‘eerste ambulance’ (herkenbaar aan een groen zwaailicht) de coördinatie over de ambulancehulpverlening en stemt deze met de andere diensten af binnen het motorkapoverleg. Veelal zal dan echter een speciale coördinerende functionaris worden opgeroepen, de Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G). GRIP 1 Als de hulpdiensten veel eenheden hebben ingezet of de coördinerende functionarissen van de diensten (waaronder de OvD-G) behoefte hebben aan centrale multidisciplinaire sturing ter plaatse, dan kan worden opgeschaald naar GRIP 1. In dat geval wordt de operationele sturing ter plaatse onder eenhoofdige leiding gebundeld in een Commando Plaats Incident (CoPI), waarin de vier disciplines zitting hebben. Namens de GHOR is dit de OvD-G) en/of de Commandant van Dienst Geneeskundig (CvD-G).
21 Deel A - algemeen beleid
GRIP 2 Bij GRIP 2 vindt zowel bron- als effectbestrijding plaats. Is verdere ondersteuning nodig en moeten er activiteiten worden verricht buiten de plaats van het incident (bijvoorbeeld het waarschuwen van bevolking of het opvangen van slachtoffers), dan kan door het CoPI of de leidinggevende van de meldkamer worden besloten tot opschaling naar GRIP 2. In dat geval wordt de tactisch-strategische sturing onder eenhoofdige leiding van de Operationeel Leider gebundeld in een Regionaal Operationeel Team (ROT), waarin de vier disciplines zitting hebben. Elke discipline zal voorts eigen actiecentra inrichten, voor zover nodig geacht. Voor de GHOR is dit het Actiecentrum GHOR, van waaruit onder andere de ambulancebijstand, gewondenspreiding, de slachtofferregistratie en de eventuele inzet van huisartsen worden gecoördineerd. Afhankelijk van het soort incident zal het ROT sturing geven aan een of meerdere CoPI’s (‘klassieke’ rampen zoals branden, explosies en grote verkeersongevallen), dan wel zonder instelling van een CoPI direct leiding geven aan processen die niet op één incidentlocatie zijn gecentreerd (‘moderne’ crises zoals wateroverlast, stroomuitval of griepgrootschalige infectieziekte). GRIP 3 Bij GRIP 3 is sprake van bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking. Is een incident van een dergelijke aard dat de burgemeester besluit zijn rol als opperbevelhebber te vervullen, dan wordt opgeschaald naar GRIP 3. In dat geval wordt voor de advisering van de burgemeester een gemeentelijk beleidsteam (crisisstaf) geformeerd, waarin leidinggevenden van brandweer, politie, GHOR en gemeente zitting hebben, alsmede (doorgaans) de Officier van Justitie. Binnen het beleidsteam worden door het ‘bevoegde gezag’ strategische beleidsbeslissingen genomen over de bestrijding van het incident. Het bevoegde gezag is de burgemeester voor wat betreft het optreden van de hulpdiensten en de Officier van Justitie voor wat betreft het optreden van de politie ten behoeve van de opsporing en rechtshandhaving. De feitelijke sturing ligt ook bij GRIP 3 bij het ROT, onder eenhoofdige leiding van de Operationeel Leider. Deze stemt zijn operationele leiding af met de burgemeester als opperbevelhebber. Indien van toepassing blijft ook het CoPI (of meerdere CoPI’s) actief. GRIP 4 Speelt een incident zich af in meerdere gemeenten of heeft een incident in de ene gemeente gevolgen voor omliggende gemeenten, dan wordt opgeschaald naar GRIP 4. De operationele organisatie (ROT en eventuele CoPI’s) blijft dan in stand als bij GRIP 2 en 3, maar de strategische beleidsbepaling vindt dan niet meer plaats in het gemeentelijk beleidsteam, maar in een regionaal beleidsteam. Binnen dit beleidsteam heeft de voorzitter van de veiligheidsregio het opperbevel over de bestrijding, in nauwe afstemming met de burgemeesters van de getroffen gemeenten. CBRNe Bij incidenten met gevaarlijke stoffen van chemische, biologische, radiologische, nucleaire en explosieve aard (CBRNe) draagt de GHOR in samenwerking met de GGD en het RIVM zorg voor advisering aan de burgemeester over te treffen maatregelen en aan de betrokken zorgverleners (ambulancezorg en ziekenhuizen, maar ook huisartsen) over ontsmetting en behandelwijze. Hiervoor beschikt de GHOR over een Gezondheidskundige Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS).
22 Deel A - algemeen beleid
BIJLAGE 3
ROL OVERHEID BIJ DE ORGANISATIE VAN GROOTSCHALIGE INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING Lokale bevoegdheden Infectieziektebestrijding is een overheidstaak. In de Grondwet is vastgelegd dat de overheid maatregelen moet treffen ter bescherming van de gezondheid van haar burgers. In de Wet Publieke Gezondheidszorg (WPG) is die verantwoordelijkheid primair opgedragen aan de gemeenten. De gemeenten worden hierbij ondersteund door de Gemeentelijke (of Gemeenschappelijke) Gezondheidsdienst (GGD). De uitvoering van de bestrijding is in handen van de afdelingen infectieziektebestrijding van de GGD’en. Bijna dagelijks houden deze zich bezig met meldingen van infectieziekten van zeer diverse aard. De GGD kan geen maatregelen treffen voordat een infectieziekte gemeld is. Daarom is in de Wet Publieke Gezondheid vastgelegd dat de artsen en hoofden van medisch microbiologische laboratoria en zorginstellingen bepaalde besmettelijke ziekten moeten melden aan de GGD. Wanneer een infectieziekte ondanks indammende maatregelen leidt tot een (dreigende) epidemische of pandemische uitbraak, treden diverse bepalingen van de Wet Publieke Gezondheid en Wet Veiligheidsregio’s in werking. De Burgemeester neemt de leiding op zich van de infectieziektebestrijding, geadviseerd door de directeur GHOR (coördinatie geneeskundige hulpverlening) en de directeur GGD (uitvoering van de infectieziektebestrijding). De Burgemeester heeft tevens het ‘opperbevel’ over de gecoördineerde inzet van politie, brandweer en de geneeskundige keten en kan op grond van de Gemeentewet vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen om verspreiding van de infectieziekte te voorkomen. De wijze van samenwerking tussen de GGD, GHOR en andere hulpdiensten is vastgelegd in de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP, zie bijlage 2), onderdeel van het regionaal crisisplan. In het geval van een infectieziekte-uitbraak in één gemeente wordt door de hulpdiensten ‘opgeschaald’ tot het niveau van GRIP 3. Dit houdt in dat de bestrijding en hulpverlening wordt uitgevoerd onder leiding van een (Regionaal) Operationeel Team ((R)OT). De Burgemeester wordt bij het uitoefenen van zijn/haar rol als ‘opperbevelhebber’ geadviseerd door het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT), bestaande uit: de directeur GHOR de directeur GGD de regionale brandweercommandant de regionale korpschef politie de coördinerend gemeentesecretaris. Contact met de vertegenwoordigers van de huisartsen verloopt via het Actiecentrum GHOR. Regionale bevoegdheden Wanneer een infectieziekte-uitbraak meerdere gemeenten treft, coördineert de voorzitter van de veiligheidsregio (doorgaans de burgemeester van de grootste gemeente in de regio) de inzet van de betrokken gemeenten. Dit wordt ook wel aangeduid als GRIP 4. De voorzitter van de veiligheidsregio wordt daarbij geadviseerd door het Regionaal Beleidsteam (RBT), waarin de eerder genoemde diensthoofden zitting hebben. Onder de huidige wet- en regelgeving behouden de individuele Burgemeesters bij GRIP 4 de formele bevoegdheden in het kader van de infectieziektebestrijding en als opperbevelhebber van de hulpdiensten.
23 Deel A - algemeen beleid
De voorzitter van de veiligheidsregio heeft dan slechts een coördinerende en afstemmende rol. De nieuwe Wet Veiligheidsregio’s is sinds 10 oktober 2010 van kracht. Met de nieuwe wet Veiligheidsregio’s zullen de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s bij GRIP 4 ook de bevoegdheden overnemen die de individuele burgemeesters als opperbevelhebber hebben. Voorts wordt een wijziging van de Wet Publieke Gezondheid voorbereid waarmee de voorzitter van de veiligheidsregio bij infectieziekten uit de groep A (zie tip 2) ook de bevoegdheden in het kader van de infectieziektebestrijding overneemt van de individuele burgemeesters. Daarmee wordt in de toekomst bij een infectieziekte-uitbraak de inzet van GGD, GHOR, brandweer, politie en gemeenten bestuurlijk gecoördineerd op de schaal van de 25 veiligheidsregio’s, in afstemming met of onder leiding van de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (WVS). Het contact met de vertegenwoordigers van de huisartszorg blijft echter in alle gevallen verlopen via het Actiecentrum GHOR. Provinciale bevoegdheden Bij een ramp of crisis die de grenzen van de veiligheidsregio overstijgt ziet de Commissaris van de Koningin toe op de bestrijding en hulpverlening door de betrokken regio’s, waaronder de infectieziektebestrijding. De Commissaris van de Koningin kan in voorkomende gevallen aanwijzingen geven over het bestrijdingsbeleid. Met de Wet Veiligheidsregio’s doen de Commissarissen dit volgens de ambtsinstructies die ze krijgen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Voor de infectieziektebestrijding zal de Minister van BZK deze instructies vaststellen in overeenstemming met de Minister van VWS. Nationale bevoegdheden Een ernstige uitbraak van een infectieziekte kan een zodanige omvang aannemen dat het maatschappelijke leven erdoor wordt ontwricht of ontwrichten dreigt te raken. Bij infectieziekten uit de groep A, maar in voorkomende gevallen ook uit de groepen B1 en B2 en bij sommige nieuwe infectieziekten, zal de Minister van VWS nationaal leiding geven aan de infectieziektebestrijding. De Minister van VWS is in deze situaties verantwoordelijk voor de inhoud van het nationaal aangestuurde bestrijdingsbeleid, maar dient zijn optreden interdepartementaal goed af te stemmen. De Minister van VWS zal de Minister van BZK terstond op de hoogte stellen van de maatregelen die hij wenst te treffen. Verder zal de Minister van VWS beoordelen of de benodigde maatregelen dermate ingrijpend en omvangrijk zijn dat hij zijn collega van BZK zal verzoeken de algemene coördinatie over te nemen. De Minister kan dan richtlijnen vaststellen waaraan de Burgemeesters, GHOR en GGD, maar ook individuele zorgverleners zich dienen te houden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de verdeling van (schaarse) antivirale middelen en vaccins of om aangescherpte criteria voor ziekenhuisopname. In voorkomende gevallen kunnen dergelijke richtlijnen het belang van de volksgezondheid stellen boven het belang van individuele patiënten zoals dat door de (huis)artsen wordt beoordeeld. Zorgverleners die zich niet houden aan dergelijke aanwijzingen van de Minister van VWS kunnen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor het tuchtcollege worden gedaagd indien hun handelen de volksgezondheid schaadt. De Minister van VWS wordt geadviseerd door het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO), dat op haar beurt wordt geadviseerd door een multidisciplinaire groep van deskundigen in het Outbreak Management Team (OMT). Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Infectieziekte, Volksgezondheid en Milieu (RIVM) functioneert als regisseur in de keten van de infectieziektebestrijding. Het CIb treedt op als permanente tweedelijnsvoorziening voor de infectieziektebestrijding ten behoeve van de artseninfectieziekten van de GGD’en. Het CIb adviseert via het OMT bij een dreiging of bestrijding van een uitbraak de GGD’en en draagt in voorkomende gevallen namens de Minister van VWS zorg voor landelijke
24 Deel A - algemeen beleid
coördinatie van de inzet van de GGD. Tevens voert het CIb de landelijke surveillance van infectieziekten uit. De verspreiding van ziekten en de verandering van parasieten, bacteriën en virussen wordt nauwgezet gevolgd. Het CIb rapporteert hierover op nationaal- en internationaal niveau en waarschuwt professionals bij dreigende risico’s. Bovendien adviseert het CIb de minister van VWS en professionals in de praktijk over het gewenste preventie- en bestrijdingbeleid. Ook ontwikkelt het richtlijnen en draaiboeken voor de lokale en landelijke bestrijding van infectieziekten. Ter ondersteuning van zijn adviestaak coördineert en verricht het CIb wetenschappelijk onderzoek en specialistische diagnostiek. Inspectie De Hoofdinspecteur voor de Gezondheidszorg is bevoegd om alle lokale informatie op te vragen of zelf te verzamelen, die nodig is voor zijn toezichthoudende taak. Hij kan de gemeenteraad, de Burgemeester en de Minister van VWS gevraagd en ongevraagd adviseren. Namens de Minister kan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) aanwijzingen geven aan zorgverleners.
25 Deel A - algemeen beleid
BIJLAGE 4
VERZORGINGSGEBIED
Huisartsenpost Gelders Rivierenland
Huisartsendienst Regio Arnhem
Huisartsenpost De Gelderse vallei
Huisartsenpost Oude IJssel
Huisartsenposten Nijmegen en Boxmeer
26 Deel A - algemeen beleid
LHV-Huisartsenkring De Gelderse Rivieren p/a LHV Bureau Oost-Nederland Lange Amerikaweg 67 7332 BP Apeldoorn T (055) 59 97 830 F E
[email protected] I http://degelderserivieren.lhv.nl LHV-Huisartsenkring Gelre-IJssel p/a LHV Bureau Oost-Nederland Lange Amerikaweg 67 7332 BP Apeldoorn T (055) 59 97 830 F E
[email protected] I http://gelreijssel.lhv.nl LHV-Huisartsenkring Nijmegen e.o. p/a LHV Bureau Zuidoost Nederland Postbus 211 6500 AE Nijmegen bezoekadres: Weg door Jonkerbos 90 Nijmegen T (024) 6456088 F (024) 64 53 034 E
[email protected] I www.huisartsenkringnijmegen.nl Huisartsenposten Nijmegen en Boxmeer Weg door Jonkerbos 108 6532 SZ Nijmegen T (024) 3523581 F (024) 3523580 E
[email protected] I www.cihn.nl Huisartsendienst Regio Arnhem Florijnweg 4 6883 JP Velp T (0900) 1242424 F (026) 3612411 E
[email protected] I www.chra.nl Huisartsenpost De Gelderse Vallei Willy Brandtlaan 10 6716 RP Ede T (0318) 434684 F (0318) 434682 E
[email protected] I www.huisartsenpost-geldersevallei.nl Huisartsenpost Gelders Rivierenland President Kennedylaan 1a, 4002 WP Tiel T (0344) 799111 F (0344) 618597 E
[email protected] I www.haptiel.nl Huisartsenpost Oude IJssel Kruisbergseweg 27 7009 BL Doetinchem T (0314) 329888 F E
[email protected] I www.huisartsenpost-oudeijssel.nl