Handreiking Jeugdgroepenoverleg Amersfoort Gestandaardiseerd wijkoverleg in het kader van een groeps- en domeingerichte aanpak van problematische jeugdgroepen.
Februari 2011 Samenwerkingsverband: Inlichtingen bij: P. Steenkist, (033) 469 42 17,
[email protected]
Gemeente Amersfoort Politie Eemland zuid Stichting Welzijn Amersfoort Versa Welzijn SRO
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING .................................................................................................................................................................. 3 1.1. 1.2.
2.
SHORTLISTMETHODIEK VAN ADVIES- EN ONDERZOEKSBUREAU BEKE (GROEPSAANPAK) ........................................................ 3 METHODISCHE BESCHRIJVING JEUGDGROEPENOVERLEG (JGO-AANPAK) ........................................................................... 4
INFORMATIE EN ANALYSE ......................................................................................................................................... 6 2.1. ENKELVOUDIGE EN MEERVOUDIGE PROBLEMATIEK ........................................................................................................ 6 2.1.1. Enkelvoudige problematiek ...................................................................................................................... 6 2.1.2. Meervoudige problematiek ...................................................................................................................... 6 2.1.3. Analyserapportages jeugdgroepen (politie en jongerenwerk) ................................................................. 7 2.1.4. Projectmatige aanpak .............................................................................................................................. 8 2.2. AFNAME SHORTLIST DOOR WIJKAGENT ....................................................................................................................... 8 2.3. GROEPSANALYSE DOOR (AMBULANT) JONGERENWERK................................................................................................... 9 2.3.1. Groepsgerichte analyse .......................................................................................................................... 10 2.3.2. Persoonsgerichte analyse ....................................................................................................................... 11 2.3.3. Domeingerichte analyse ......................................................................................................................... 11
3.
ACTOREN ................................................................................................................................................................. 12 3.1. DEELNEMERS JEUGDGROEPENOVERLEG ..................................................................................................................... 12 3.1.1. JGO-coördinator ..................................................................................................................................... 12 3.1.2. Wijkcoördinator ...................................................................................................................................... 13 3.1.3. (Ambulant) Jongerenwerk ...................................................................................................................... 13 3.1.4. Politie (wijkagent) ................................................................................................................................... 15 3.1.5. Opbouwwerk .......................................................................................................................................... 16 3.1.6. Sportbuurtwerker ................................................................................................................................... 17 3.1.7. Woningcorporatie................................................................................................................................... 17 3.2. RELATIE PARTNERS PERSOONSGERICHTE AANPAK ........................................................................................................ 17 3.2.1. Toeleiding vanuit de reguliere JGO-aanpak ........................................................................................... 17 3.2.2. Toeleiding in het kader van de groepsaanpak ........................................................................................ 18 3.2.3. Nadere analyse geprioriteerde groepen ................................................................................................. 19 3.2.4. Melden in @Risk-verwijsindex ................................................................................................................ 20
4.
MONITOREN EN EVALUEREN .................................................................................................................................. 21 4.1. 4.2.
MONITOREN ....................................................................................................................................................... 21 EVALUEREN ......................................................................................................................................................... 21
BIJLAGE 1: FORMAT GROEPSANALYSE JONGERENWERK ............................................................................................... 22 BIJLAGE 2: OPLOSSINGSRICHTINGEN GROEP EN DOMEIN ............................................................................................. 23 BIJLAGE 3: FORMAT PLAN VAN AANPAK JEUGDGROEPENOVERLEG ............................................................................. 25 BIJLAGE 4: ORGANISATIESTRUCTUUR GROEPSAANPAK ................................................................................................. 27 BIJLAGE 5: GEBRUIKTE LITERATUUR ................................................................................................................................ 28
2
1. Inleiding Hangjongeren ofwel jeugdgroepen zijn jongeren die groepsgewijs met elkaar optrekken. Dit is heel normaal en vanuit sociaal oogpunt bekeken ook heel goed. Iedereen maakt immers gedurende zijn leven deel uit van groepen. In de puberteit is het optrekken in groepen dan ook belangrijk voor de ontwikkeling naar volwassenheid. Vaak met een groep optrekken kan echter ook een negatief effect hebben. In veel gevallen ervaren buurtbewoners overlast van groepen jongeren. Daarnaast heeft onderzoek uitgewezen dat ongeveer 75% van de jeugdcriminaliteit in groepsverband wordt gepleegd of voortvloeit uit groepsdynamische processen. Om probleemgedrag bij jongeren te kunnen aanpakken is het dus van belang deze groepsdynamische processen te beïnvloeden. Dit kan door overlastgevend en crimineel gedrag aan te pakken vanuit de verschillende leefgebieden van een jongere. Een aanpak die zich zowel richt op de persoon als de groep, het gezin en de fysieke leefomgeving. Door een aanpak vanuit diverse invalshoeken wordt het sociale systeem van een jeugdgroep ontwricht. Voor veel jongeren valt hiermee het fundament van hun ongewenste gedrag weg. Immers het grootste deel van negatief en crimineel gedrag van jongeren vindt plaats in groepsverband.
1.1. Shortlistmethodiek van Advies- en Onderzoeksbureau Beke (groepsaanpak) In 2004 heeft Advies- en Onderzoeksbureau Beke een methodiek ontwikkeld die zich richt op de aanpak van problematische jeugdgroepen op wijkniveau, de zogenaamde groepsaanpak (shortlistmethodiek). De groepsaanpak heeft als doel om middels een integrale benadering (domein, groep en individu) overlastgevend en crimineel gedrag in groepsverband te doorbreken. Begin 2009 is Amersfoort van start gegaan met de stadsbrede uitrol van de groepsaanpak conform de landelijke systematiek van Advies- en Onderzoeksbureau Beke. Deze groepsaanpak kent grofweg de volgende stappen: Stap 1: Inventarisatie jeugdgroepen Stap 2: Prioriteren van groepen Stap 3: Nadere analyse van geprioriteerde groepen Stap 4: Opstellen en uitvoeren plannen van aanpak Stap 5: Monitoring en evaluatie (bijstellen of beëindigen aanpak) De groepsaanpak is te typeren als een gebiedsgerichte inventarisatie en aanpak van problematische jeugdgroepen die begint bij de wijkagent in de wijk. De wijkagent brengt met behulp van een vragenlijst (de shortlist) de jeugdgroepen in beeld (Stap 1). Op basis van achtergrondkenmerken van groepsleden en het overlastgevende of criminele gedrag worden groepen getypeerd als hinderlijk, overlastgevend of crimineel. De shortlist wordt ieder jaar (medio maart/april) afgenomen. Vanuit de afgenomen shortlists wordt door de politie (Divisie Informatie) een shortlistrapportage gemaakt. Deze rapportage geeft een stadsbreed beeld van alle problematische jeugdgroepen in Amersfoort. Vanwege beperkingen in de beschikbare capaciteit en middelen kunnen echter niet alle groepen in een keer worden aangepakt, daarom moet er worden geprioriteerd (Stap 2). Ieder jaar wordt er door de Driehoek (Burgemeester, Districtchef Politie, Officier van Justitie) een selectie gemaakt (prioriteren) van acht tot maximaal twaalf jeugdgroepen die in het kader van de groepsaanpak van een overall plan worden voorzien. Het overall plan is een groeidocument dat constant wordt geactualiseerd en waaraan elke partner (welzijn, zorg en justitie) zijn bijdrage levert. Eenmaal per jaar wordt er van deze plannen een stadsbrede planrapportage (voor de zomervakantie/ Stap 4) en een tussentijdse evaluatie (rond de jaarwisseling/ Stap 5) opgesteld ter verantwoording aan de Driehoek en de Staf Openbare Orde en Veiligheid (OOV).
3
Een overall plan bestaat globaal uit de volgende vier onderdelen: 1. Probleemanalyse: een probleemanalyse van de groep 2. Groepsgerichte maatregelen: overzicht maatregelen op de groep in zijn geheel 3. Domeingerichte maatregelen: een overzicht van acties gericht op de fysieke en sociale woonomgeving 4. Persoonsgerichte maatregelen: individuele en gezinsmaatregelen per jongere op hoofdlijnen. Amersfoort kent drie netwerkoverleggen die zich met de groepsaanpak bezighouden en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van de overall plannen van de geprioriteerde jeugdgroepen. De verschillende overleggen zien er kortweg als volgt uit: 1. Jeugdgroepenoverleg (JGO): Het JGO is een wijkoverleg met als kernpartners het welzijnswerk (jongerenwerk, sportbuurtwerk, opbouwwerk), de politie (wijkagent) en de gemeente (wijkcoördinator). Iedere wijk heeft zijn eigen Jeugdgroepenoverleg (totaal 12). De partners van het JGO komen gemiddeld tien keer per jaar bijeen en zijn verantwoordelijk voor de reguliere aanpak van overlast veroorzaakt door jeugdgroepen in de diverse woonwijken en het stadscentrum van Amersfoort. Naast deze taakstelling heeft het JGO een sleutelrol binnen de groepsaanpak (groeps- en domeingerichte maatregelen). 2. Jeugd Interventie Team (JIT): Het JIT is een casuïstiek zorgoverleg, waar onder andere het maatschappelijk werk, de politie en leerplicht aan tafel zitten. Stadsbreed heeft Amersfoort ten behoeve van de groepsaanpak de beschikking over vier JIT’s, die gezamenlijk een maximale capaciteit hebben om circa 140 jongeren op jaarbasis te bespreken en te voorzien van een hulpverleningstraject (persoonsgerichte maatregelen). 3. Justitieel Casusoverleg (JCO): Het Justitieel Casusoverleg valt onder de regie van het Veiligheidshuis Het Justitieel Casusoverleg valt onder de regie van het Veiligheidshuis Amersfoort (VHA). In het VHA worden de (jeugd)strafzaken en leerplichtzaken beoordeeld. Dit vindt plaats in het Justitieel Casusoverleg. Het JCO wordt voorgezeten door de Parketsecretaris Jeugd (Openbaar Ministerie). Het JCO is onder te verdelen in twee overleggen: Justitieel Casusoverleg Jeugd (JCJ: 12-18 jaar) Jong Volwassenen Overleg (JOVO: vanaf 18 jaar) Zie voor een nadere uitwerking van deze methodiek de ‘Handreiking Groepsaanpak Amersfoort’.
1.2. Methodische beschrijving Jeugdgroepenoverleg (JGO-aanpak) In deze handreiking wordt nader ingegaan op de inhoud en werkwijze van het Jeugdgroepenoverleg (JGO), de zogenaamde JGO-aanpak. Het eerder genoemde Jeugd Interventie Team en Justitieel Casusoverleg worden in dit document niet methodisch behandeld. Wel wordt het JIT en het JCO beschreven in relatie tot het JGO, wat betreft samenwerking, informatie-uitwisseling en planvorming in het kader van de groepsaanpak. De JGO-aanpak is een integrale benadering op wijkniveau voor de aanpak van overlastproblematiek veroorzaakt door jeugdgroepen. De aanpak kenmerkt zich door een tweetal soorten maatregelen: 1. Groepsgerichte maatregelen (gericht op de groep als geheel) – zoals de organisatie van groepsactiviteiten door het (ambulant) jongerenwerk, waardoor contact met de jongeren gemaakt kan worden (bijvoorbeeld door het aanbieden van sportactiviteiten). 2. Situatie- of domeingerichte maatregelen (maatregelen in het gebied waar de jongeren rondhangen) – bijvoorbeeld aanpassing verlichting, afsluiten van portieken en plaatsen/weghalen van bankjes, maar ook buurtbemiddeling of voorlichting buurtbewoners. 4
De kerndeelnemers in de aanpak zijn: de JGO-coördinator (Gemeentelijke Wijkmanager of Wijkcoördinator), Jongerenwerk (SWA/Versa), Opbouwwerk (SWA/Versa), Wijkcoördinator (Gemeente Amersfoort), Sportbuurtwerker (SRO) en de Wijkagent (Politie Eemland Zuid). Om de integrale aanpak gestalte te geven komt ieder JGO per wijk gemiddeld tien keer per jaar bijeen. Het JGO wordt voorgezeten door een JGO-coördinator. Vanuit de eigen taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen wordt ieders inzet in de gezamenlijke aanpak bepaald. Om de gekozen aanpak te kunnen doen slagen heeft de JGO-coördinator een belangrijke rol. De overlastaanpak vormgegeven door de deelnemers van het jeugdgroepenoverleg, bestaat uit twee onderdelen: 1.
JGO-aanpak: het betreft hier de reguliere aanpak van jeugdoverlast binnen de gemeente Amersfoort. Het gaat hierbij om constante informatieverzameling van signalen en meldingen van jeugdoverlast en rondhangende jeugdgroepen op straat. Deze informatie wordt vervolgens gekoppeld aan de jeugdgroepen zoals deze middels de jaarlijkse shortlistrapportage in kaart zijn gebracht. Na een nadere analyse bepalen de partners van het JGO of het gezien de complexiteit van de overlastsituatie noodzakelijk is een plan van aanpak uit te werken.
2. Groepsaanpak: in het kader van de groepsaanpak vindt er jaarlijks, naast de reguliere JGO-aanpak, een extra focus plaats op 8 tot 12 jeugdgroepen. Deze jeugdgroepen zijn bestuurlijk geprioriteerd door de Lokale Driehoek. Iedere geprioriteerde jeugdgroep krijgt zijn eigen plan van aanpak vanuit het JGO (groeps- en domeingericht), aangevuld met een plan van aanpak uit het JIT en het JCO (persoonsgericht). Voor de reguliere JGO-aanpak wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd format voor het maken van een plan van aanpak, gericht op de groep en het domein (zie bijlage 3). Voor de groepsaanpak is eigen format ontwikkeld, onderverdeeld in een probleemanalyse, een doelenplan en een handelingsplan (zie hiervoor de ‘Handreiking Groepsaanpak Amersfoort’). Het JGO heeft in het kort de volgende doelstellingen: - Op wijkniveau signaleren en monitoren van overlastproblematiek veroorzaakt door (nieuwe) jeugdgroepen. - Snel reageren op overlastmeldingen middels kortdurende interventies en deze zo spoedig mogelijk terugkoppelen naar de melder. - In complexe overlastsituaties een hinderlijke of overlastgevende jeugdgroep van een plan van aanpak voorzien. - Het periodiek informeren van bewoners woonachtig in de buurt van overlastlocaties over de aanpak van jeugdoverlast in hun wijk en hun mogelijkheden om jeugdoverlast te melden. - Brugfunctie vervullen richting ketenpartners (hulpverlening en justitie) op het gebied van informatie, analyse en advies middels het aanleveren van groepsanalyses (bijlage 1).
5
2. Informatie en analyse Bij de aanpak van jeugdoverlast wordt een onderscheid gemaakt tussen de aanpak van enkelvoudige problematiek en meervoudige problematiek. Wanneer het enkelvoudige problematiek betreft gaat het om meldingen en aangiften die door één partij kunnen worden afgehandeld, zoals de plaatsing van een prullenbak door de gemeente bij overlast van achtergelaten vuilnis. Bij meervoudige problematiek gaat het om een complexe overlastsituatie die verband houdt met een reeks meldingen en aangiften gelieerd aan een jeugdgroep. Wanneer er sprake is van meervoudige problematiek kan overgegaan worden tot het opstellen van een integraal plan van aanpak voor de overlast (groeps- en domeingerichte maatregelen; zie format bijlage3). Dit is onder andere afhankelijk van de duur van de overlast, het aantal en de ernst van de overlastmeldingen en de ervaringen van de partners van het JGO. In welke gevallen dit gebeurt wordt in paragraaf 2.1. beschreven. Voor de geprioriteerde jeugdgroepen in het kader van de groepsaanpak wordt door het JGO sowieso een plan van aanpak gemaakt (minimaal 8, maximaal 12 groepen). Op deze groepen vindt een extra focus plaats in de aanpak, zowel groeps- en domeingericht als persoonsgericht. Het JGO vervult hierin een sleutelrol wat betreft analyse en advisering richting andere ketenpartners die verantwoordelijk zijn voor de persoongerichte aanpak van jongeren; het Jeugd Interventie Team en het Justitieel Casusoverleg (zie paragraaf 3.2.).
2.1. Enkelvoudige en meervoudige problematiek De JGO-aanpak kenmerkt zich door de aanpak van zowel enkelvoudige als meervoudige problematiek omtrent jeugdoverlast. Tijdens ieder JGO (1 x per 4 à 6 weken) wordt informatie ingebracht door de wijkagent (meldingen en aangiften vanuit BVH). De meldingen en aangiften gaan tot een maand terug. De wijkcoördinator vult deze informatie eventueel aan met opvallende cijfers vanuit het Meldpunt Woonomgeving omtrent vernielingen in de wijk. In alle gevallen worden de overlastmeldingen en aangiften gekoppeld aan de jeugdgroepen, bekend vanuit de stadsbrede shortlistrapportage. Naast deze kwantitatieve informatie brengt iedere deelnemer aan het JGO kwalitatieve informatie in over de te bespreken jeugdgroepen, zoals signalen van overlast of vermoedens van crimineel gedrag.
2.1.1. Enkelvoudige problematiek Enkelvoudige problematiek kan veelal worden afgehandeld door de inzet van één partij. Wanneer het meldingen betreffen die direct om aanpak vragen, zoals vernielingen of diefstal, zullen de daarvoor verantwoordelijke deelnemers van het JGO zelfstandig deze meldingen en/of aangiften afhandelen. De afhandeling van dergelijke incidenten worden teruggekoppeld naar het JGO. Wanneer het om overlastmeldingen gaat die over een langere periode spelen, zoals dagelijkse geluidsoverlast van (groepen) in de openbare ruimte, wordt dit in het JGO besproken. Gezamenlijk wordt er een strategie bepaald hoe de overlastproblematiek kan worden aangepakt. De aanpak kenmerkt zich meestal door de integrale inzet van twee of meer maatregelen, uitgevoerd door meerdere partijen. De problematiek is echter nog van dien aard en omvang dat het nog niet nodig is hiervoor een afzonderlijk plan van aanpak uit te werken. Bij afhandeling van een overlastmelding wordt altijd contact opgenomen met de melder, zowel bij ontvangst van de melding als na afhandeling ervan. Dit ten eerste om de melder aandacht te geven en mogelijk om meer informatie over de problematiek te krijgen, ten tweede om deze te informeren over wat er met de melding is gebeurd.
2.1.2. Meervoudige problematiek Bij meer complexe overlastsituaties wordt een plan van aanpak gemaakt. Deze overlastsituaties spelen over een langere periode en bestaan daarnaast uit een reeks verschillende overlastmeldingen en/of aangiften die met elkaar verband houden. Bijvoorbeeld doordat ze in relatie staan tot één of meerdere 6
jeugdgroepen. In een dergelijk geval van ernstige overlastsituaties kan de JGO-coördinator in samenspraak met de jongerenwerker en de wijkagent besluiten tot het opstellen en uitvoeren van een integraal plan van aanpak. Wanneer de overlast van een dermate ernst is dat het om een acute aanpak vraagt, kunnen de afzonderlijk partijen zoals de politie of de gemeente, ook besluiten om tot een intensieve gecoördineerde aanpak over te gaan. Dit kan bijvoorbeeld bij verdenking van criminele activiteiten waarbij vanuit de politie extra recherchecapaciteit moet worden ingezet. Ondanks de doorzettingsmacht vanuit de eigen organisatie met betrekking tot bepaalde maatregelen, moet er altijd afstemming plaatsvinden met de JGO-coördinator. De JGO-coördinator hanteert een aantal criteria aan de hand waarvan besloten wordt of het nodig is een integraal plan van aanpak te maken. De criteria zien er als volgt uit: 1. Eerste uitgangspunt is: hoe zwaarder de classificatie (niveau 1. Hinderlijk, niveau 2. Overlastgevend, niveau 3. Crimineel), hoe hoger de prioriteit. Dit criterium geldt echter alleen na afweging van de hierop volgende criteria. 2. Het probleem moet al langere tijd spelen en/of de verwachting bestaat dat het probleem zich in de toekomst zal verergeren. 3. Er moet voldoende personele capaciteit zijn binnen het JGO om een plan te kunnen uitvoeren. Met als uitgangspunt dat er per JGO circa 2 problematische jeugdgroepen kunnen worden behandeld. 4. Perspectief op “succes” (quick wins, toegankelijkheid jeugdgroep, aansluiting lopende projecten/aanpak). 5. Mogelijkheden tot een gecombineerde aanpak door de deelnemers van het JGO (integrale samenwerking tussen politie, gemeente en jongeren(opbouw)werk). 6. De mate waarin sprake is van erg jonge groepsleden (preventieve werking). 7. Onderlinge relaties jeugdgroepen (gemeenschappelijke leden, rivaliteit, “broertjes en zusjes van”, loopjongens, etc.). 8. Hoge concentratie aan overlast(locaties) in een wijk/gebied (overlastmeldingen/incidenten, mobiliteit jeugdgroepen, hoeveelheid jeugdgroepen). 9. Politieke urgentie (zowel groeps- als domeingericht). Jeugdgroepen die in het kader van de groepsaanpak zijn geprioriteerd door de Lokale Driehoek (Burgemeester, Districtchef Politie, Officier van Justitie), krijgen altijd een overall plan (groep, domein en persoon). Dit wil overigens niet zeggen dat alle partners van het JGO hiervoor input kunnen leveren. Bij een ernstig overlastgevende of criminele jeugdgroep kan het bijvoorbeeld zo zijn dat er alleen een persoongerichte aanpak mogelijk is vanuit het Jeugd Interventie Team (Centrum voor Jeugd en Gezin) of het Justitieel Casusoverleg (Veiligheidshuis Amersfoort). Wellicht zijn groeps- en/of domeingerichte maatregelen vanuit het JGO in een later stadium wel mogelijk. Dit kan bijvoorbeeld wanneer door eerdere persoongerichte maatregelen de oorspronkelijke groepsstructuur is ontwricht en bepaalde (groepen) jongeren toegankelijk zijn geworden voor het jongerenwerk.
2.1.3. Analyserapportages jeugdgroepen (politie en jongerenwerk) Jaarlijks worden standaard twee rapportages opgesteld. Eén door de politie (shortlistrapportage) en één door het jongerenwerk (rapportage groepsanalyse). De uitkomst van de rapportages lopen gelijk met de jaarlijkse cyclus van de groepsaanpak. 1. Shortlistrapportage: eenmaal per jaar wordt een shortlistrapportage opgesteld door de politie (medio maart/april). In deze rapportage wordt een stadsbrede inventarisatie gegeven van problematische jeugdgroepen gebaseerd op informatie van wijkagenten. De informatie kenmerkt zich voornamelijk door een analyse van jeugdgroepen in relatie tot de strafrechtelijke gevolgen van problematisch gedrag van jongeren. Een door het JGO vormgegeven plan van aanpak wordt altijd voorzien van een samenvatting van deze analyse (zie bijlage 3).
7
Een belangrijke uitkomst van de shortlistanalyse is dat geïnventariseerde jeugdgroepen worden geclassificeerd naar hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Een shortlistanalyse is gebaseerd op een vaste vragenlijst (shortlist), die jaarlijks door de wijkagent wordt ingevuld. Wanneer een jeugdgroep nieuw is in de wijk, wordt de shortlist tussentijds afgenomen door de wijkagent. 2. Rapportage groepsanalyse: jaarlijks wordt gelijktijdig met de shortlistrapportage een groepsanalyse opgesteld door het (ambulant) jongerenwerk, waarin het jongerenwerk alle jeugdgroepen inventariseert in de stad. Het betreft hier net zoals bij de shortlistanalyse, de problematische jeugdgroepen die elkaar op straat ontmoeten. De coördinatoren van het ambulant jongerenwerk vanuit de welzijnsorganisaties SWA en Versa voegen de informatie samen tot een stadsbrede rapportage met inhoudelijk dezelfde jeugdgroepen zoals geïnventariseerd voor de shortlistrapportage. De informatie kenmerkt zich voornamelijk door een analyse van jeugdgroepen in relatie tot de sociaal maatschappelijke gevolgen van problematisch gedrag van jongeren. Een groepsanalyse bestaat uit drie onderdelen: een groepsgerichte (analyse van de groep als geheel), domeingerichte (sociale en fysieke analyse van de buurt) en persoongerichte analyse (analyse van individuele risicojongeren). Een groepsanalyse is een groeidocument wat constant wordt aangevuld met nieuwe informatie over een jeugdgroep. De jongerenwerker stuurt aan op het verzamelen van ontbrekende informatie. De rapportage groepsanalyse wordt uitgebracht in een “openbare” variant en een vertrouwelijke variant. De jongeren die worden opgenomen in de openbare rapportage is bedoeld om de gemeente te informeren en kunnen nooit volledige namen van groepsleden bevatten. De vertrouwelijke rapportage is bedoeld als werkdocument voor de uitvoerende professionals. De shortlistrapportage is leidend: Vanuit het Jeugdgroepenoverleg in de wijk wordt samen met de jongerenwerker, de wijkagent en de JGOcoördinator bepaald welke jeugdgroepen in het werkgebied middels de shortlist worden geïnventariseerd en door het jongerenwerk van een groepsanalyse worden voorzien. Op deze wijze worden de rapportages vanuit het jongerenwerk en de politie op elkaar afgestemd, waarbij de shortlistrapportage als “onderlegger” dient van de rapportage groepsanalyse. In beide rapportages worden dezelfde jeugdgroepen behandeld, waarvan de shortlistrapportage leidend is. De shortlistrapportage is het document aan de hand waarvan de Lokale Driehoek haar prioritering bepaalt.
2.1.4. Projectmatige aanpak Het kan zijn dat er binnen een bepaald gebied overlast veroorzaakt wordt door groepen jongeren die niet direct aan één JGO gekoppeld kunnen worden, bijvoorbeeld bij een park, winkel/uitgaanscentrum of een industrieterrein. Wanneer de praktijk hierom vraagt kunnen er daarom ook plannen van aanpak ten aanzien van een onderwerp of gebied gemaakt worden, waarbij blijft staan dat er concrete acties naar specifieke groepen jongeren of locaties herleidbaar moeten zijn. De JGO-coördinator roept in een dergelijk geval de betrokken partijen bij elkaar en maakt gezamenlijk met de partners een complete analyse van de situatie. Ook hier geldt dat de shortlistanalyse van de politie en de groepsanalyse van het jongerenwerk als uitgangspunt dienen voor de probleemaanpak. Deze aanpak krijgt vorm middels het standaard format voor het maken van plannen van aanpak binnen het JGO (zie bijlage 3).
2.2. Afname shortlist door wijkagent Het vormgeven van een plan van aanpak door het JGO start middels de afname van de shortlist. De wijkagent brengt met behulp van een vragenlijst (de shortlist) jeugdgroepen in beeld. Op basis van achtergrondkenmerken van groepsleden en het overlastgevende of criminele gedrag worden groepen 8
getypeerd als hinderlijk, overlastgevend of crimineel. Waar mogelijk wordt het eerste beeld van de jeugdgroep aangevuld met informatie vanuit het jongerenwerk en/of opbouwwerk. De shortlist wordt eenmaal per jaar afgenomen (medio maart/april). De shortlist brengt de volgende gegevens van een groep in kaart: Locatie(s) waar de groep zich doorgaans ophoudt; Samenstelling van de groep (omvang, etniciteit, leeftijd); Dagelijkse bezigheden van de groepsleden (school en arbeid); Riskante gewoonten (drank- en druggebruik, justitiecontacten); Recent delictgedrag (lichte en zware vormen van criminaliteit); Typering van de groep als hinderlijk, overlastgevend of crimineel. 1. Hinderlijke jeugdgroep Deze groep bestaat uit jongeren die rondhangen in de buurt, af en toe luidruchtig aanwezig zijn en zich niet veel van de omgeving aantrekken. Soms is de groep betrokken bij kleine schermutselingen of pleegt kleine vernielingen. Een minderheid van deze jongeren maakt zich soms schuldig aan lichte gewelds- of vermogensdelicten. De leden van deze groepen zijn over het algemeen nog aan te spreken op hun gedrag. Landelijk gezien bestaat ongeveer 50% van de problematische jeugdgroepen uit hinderlijke jongeren. 2. Overlastgevende jeugdgroep Bij deze groep gaat het om jongeren die nadrukkelijk aanwezig zijn, soms provocerend optreden en omstanders lastig vallen door ze uit te schelden of te intimideren. Ook plegen deze jongeren regelmatig vernielingen, gebruiken ze geweld en maken ze zich doelbewust schuldig aan lichte vormen van criminaliteit. De leden van deze groep zijn minder goed te corrigeren en zorgen er wel voor dat ze niet snel gepakt worden. Uit landelijke cijfers blijkt dat ongeveer 35% van de problematische jeugdgroepen behoort tot de categorie overlastgevend. 3. Criminele jeugdgroep De criminele jeugdgroep bestaat voor een deel uit jongeren die al vaker in aanraking zijn geweest met de politie. De motivatie voor crimineel gedrag is hier vooral financieel gewin in plaats van kicken of aanzien. De leden van deze groep plegen ernstige delicten en schrikken niet terug voor het gebruik van geweld. Landelijk gezien bestaat 15% van de problematische jeugdgroepen uit criminele groepen. Variant: straat- en jeugdbendes. Soms komt het voor dat groepen hecht georganiseerd, gesloten en hiërarchisch zijn. In het geval van een criminele groep, spreken we dan van een jeugdbende. Bij een hinderlijke of overlastgevende groep, spreken we in dat geval van een straatbende. Deze varianten zijn echter alleen interessant in combinatie met andere (criminele en overlastgevende) kenmerken van een groep. Het in deze fase verkregen beeld van de groep is niet meer dan een eerste (subjectieve) inventarisatie van aard en omvang van problematische jeugdgroepen in een wijk . Dit beeld is een momentopname en dient als basis voor vervolgstappen.
2.3. Groepsanalyse door (ambulant) jongerenwerk Zoals gezegd vormt de shortlistanalyse een eerste (subjectieve) beeld van een groep, maar geeft nog onvoldoende zicht op achterliggende problematiek en eventuele kansen en behoeften van de jeugdgroep en zijn individuele leden. Om tot een gedegen aanpak te kunnen komen is het daarom noodzakelijk nadere informatie te vergaren vanuit de kennis, signalen en contacten van het jongerenwerk. Het jongerenwerk staat vanuit zijn positie dichtbij de jongeren en beschikt daarmee over andere informatie dan de wijkagent. Om meer inhoudelijk (groeps-)inzicht te verkrijgen werkt het jongerenwerk met een gestandaardiseerde groepsanalyse die bestaat uit de volgende onderdelen: 9
1. Groepsgerichte analyse 2. Persoonsgerichte analyse 3. Domeingerichte analyse
-
een analyse van de groep als geheel. een analyse van individuele leden met opvallend probleemgedrag. een analyse van de verschillende overlastlocaties in de wijk (fysiek en sociaal), gerelateerd aan de groep.
Het jongerenwerk houdt dezelfde jaarlijkse cyclus aan voor de afname van de groepsanalyse als de politie aanhoudt voor de afname van de shortlist. Dit betekent dat de groepsanalyse gelijktijdig met de shortlistrapportage gereed zal zijn. De groepsanalyse wordt eenmaal per jaar afgenomen rond maart/april. De groepsanalyse van het jongerenwerk is een groeidocument, wat betekent dat informatie omtrent een groep over een langere periode verzameld kan worden (zie bijlage 1).
2.3.1. Groepsgerichte analyse Om een goede analyse te kunnen maken van de groepskenmerken van een jeugdgroep, maakt het jongerenwerk gebruik van een groepsgerichte analyse die zich richt op de verschillende leefgebieden van een jongere. De leefgebieden zijn:
Thuissituatie. In het oog springende kenmerken m.b.t. huisvesting en opvallende gezinssituaties binnen een jeugdgroep. Wonen de meeste jongeren nog thuis, en onder welke omstandigheden? Komen de jongeren hoofdzakelijk uit eenoudergezinnen of zijn het tweeverdieners? Zijn er jongeren die de wens hebben om zelfstandig te wonen en hebben zij hier hulp of ondersteuning bij nodig?, Etc.
Onderwijs & Werk. Groepskenmerken ten aanzien van opleidingsniveau en/of werk. Zitten alle jongeren op dezelfde school of verdeeld over de regio? Hebben de jongeren vast werk, bijbanen of zijn ze werkloos? Wordt er gespijbeld binnen de groep of is er zelfs al sprake van (dreigende) schooluitval? Etc.
Gezondheid. Groepsgedrag ten aanzien van middelengebruik (drugs, alcohol, roken), maar kan ook opvallend eetpatroon betreffen of gebrek aan lichaamsbeweging. Wordt er veel alcohol, softdrugs en/of harddrugs gebruikt binnen de groep? Wordt er gesport in de groep? Hoe gaan jongeren om met seksualiteit, wordt er veilig gevreeën? Etc.
Vrije tijd. Groepsgedrag ten aanzien van rondhangen, uitgaan, lid van (sport)verenigingen, wel of niet actief (willen) zijn, maatschappelijk betrokken. Hebben de jongeren hobby’s, gemeenschappelijke interesses? Neemt de groep deel aan georganiseerde vrijetijdsbesteding (jongerenwerk, sportvereniging, etc.)? Gaat de groep vaak uit binnen de lokale horeca? Etc.
Financiën. Groepskenmerken ten aanzien van geld, veel bijbaantjes en geld spenderen, schulden, gokken. Hebben jongeren veel dure spullen of juist weinig? Is er in korte tijd een sterke toename van geld of dure spullen binnen een groep? Hebben de jongeren schulden of sparen ze juist geld? Etc.
Politie& Justitie. Groepskenmerken ten aanzien contacten met de wijkagent, (ernstig) overlastgevend en crimineel gedrag van jongeren en de aanraking met justitie (boetes, taakstraffen, etc.). Is er vaak ruzie tijdens het uitgaan, wordt er veel gevochten? Is er rivaliteit met andere jeugdgroepen binnen de wijk? Nemen jongeren roekeloos deel aan het verkeer (opgevoerde scooters, met alcohol achter het stuur? Etc.
Korte analyse van de groepsdynamiek: De groepsgerichte analyse wordt afgesloten met een overzicht van de groepsdynamische kenmerken van een jeugdgroep. Hierin wordt onder andere beschreven hoe de groepsstructuur is opgebouwd en welke individuele leden van de groep invloed uitoefenen op het groepsgedrag en het voorbestaan van de groep. Deze informatie is specifiek van belang om gerichte interventies te kunnen inzetten die invloed uitoefenen op het sociale systeem van een jeugdgroep, met als doel deze te ontwrichten. Hierbij gaat het om vragen 10
als: Wie zijn de leiders, volgers en meelopers binnen de groep? Zijn er subgroepen binnen de totale groep waarneembaar? Wat bindt de jeugdgroep (muziek, school, sport, wijk, crimineel gedrag, etc.)? Is er vaak ruzie binnen de groep? Is de samenstelling vast of wisselend? Etc.
2.3.2. Persoonsgerichte analyse Naast dat er door het jongerenwerk op groepsniveau wordt geanalyseerd, worden ook individuele jongeren aan een analyse onderworpen. Jongeren worden echter alleen geanalyseerd wanneer individueel gedrag opvallend is binnen een groep en het gezien persoonlijke problematiek of negatieve invloed van dit gedrag op de groep, zinvol is hier melding van te doen. Oplossingen en/of verdergaande actie moeten vorm krijgen binnen de lokale samenwerking, bijvoorbeeld binnen een netwerk jeugdhulpverlening zoals het Centrum voor Jeugd & Gezin of het JIT. De persoonsgerichte analyse van een risicojongere gebeurd net zoals bij de groepsgerichte analyse op een of meerdere leefgebieden van een jongere. Bij de persoonsgerichte analyse (registratie jongeren) vindt plaats onder de reeds binnen de gemeente Amersfoort ontwikkelde samenwerkingsconvenanten en privacyprotocollen. Afhankelijk van de afspraken die met gemeente en andere ketenpartners zijn gemaakt, kunnen individuele gegevens anoniem, met initialen of met naam vermeld worden. De jongeren die worden opgenomen in de ‘openbare’ groepsanalyse bedoeld om de gemeente te informeren, kunnen nooit bij hun volledige naam worden genoemd.
2.3.3. Domeingerichte analyse De domeingerichte analyse bestaat uit een sociaal en een fysiek onderdeel, waarbij een analyse wordt gemaakt van de locaties in de wijk waar de desbetreffende jeugdgroep elkaar regelmatig ontmoet en voor de nodige overlast zorgt.
Sociaal domein: Het betreft hier de relatie die de jeugdgroep heeft met zijn de directe woon- en leefomgeving. Het kan hier gaan om zowel bewoners als ondernemers (winkelier, snackbar, etc.). Zijn bewoners tolerant of juist niet? Zijn jongeren toegankelijk, aanspreekbaar voor bewoners? Claimen jongeren een hangplek in de wijk? Etc.
Fysiek domein: Het gaat hier om de fysieke inrichting van de diverse overlastlocaties binnen de wijk waar de desbetreffende jeugdgroep elkaar ontmoet. Specifiek gaat het om de openbare ruimte waar de gemeente (mede) verantwoordelijk voor is m.b.t. tot onderhoud en inrichting, zoals een openbare weg, speelvoorziening, park, etc.). Nodigt de openbare ruimte uit voor hanggedrag en waarom? Voldoen de objecten op de speelvoorziening aan de eisen van de jeugd (skatebaan, prullenbak, bankje, etc.)? Is de locatie ingericht/geschikt voor meerdere doelgroepen of juist niet? Etc.
11
3. Actoren Het Jeugdgroepenoverleg is een operationeel gebiedsoverleg die in de regel bestaat uit de actieve veiligheidspartners binnen een wijk, waaronder de gemeentelijke wijkcoördinator. Het JGO wordt voorgezeten door een JGO-coördinator, in dienst bij de SWA. Het jeugdgroepenoverleg richt zich op de aanpak van groepen jongeren die overlast veroorzaken, wat zich kenmerkt door de inzet van groepsgerichte en domeingerichte (sociaal en fysiek) maatregelen. De wijkcoördinator treedt op als trekker van de domeingerichte maatregelen (de buurt) en de JGO-coördinator als trekker van de groepsgerichte maatregelen (de jeugdgroep). De JGO-coördinator is daarbij verantwoordelijk voor de uiteindelijke planvorming vanuit het JGO.
3.1. Deelnemers jeugdgroepenoverleg Het Jeugdgroepenoverleg is een operationeel wijkoverleg die in de regel bestaat uit de actieve veiligheidspartners binnen een wijk. De drie kerndeelnemers in de aanpak zijn: de Ambulant Jongerenwerker (SWA/Versa), Wijkmanager en/of Wijkcoördinator (Gemeente Amersfoort) en de Wijkagent (Politie Eemland Zuid). Het JGO wordt voorgezeten door een JGO-coördinator, in dienst van de gemeente. Dit kan de wijkmanager zijn (groepsaanpak) of de wijkcoördinator (reguliere JGO-aanpak).
3.1.1. JGO-coördinator De JGO-coördinator is verantwoordelijk voor de organisatie van het JGO, stemt af welke jeugdgroepen er gebiedsgericht worden geïnventariseerd, is verantwoordelijk voor de op te stellen en uit te voeren plannen van aanpak, spreekt de deelnemers aan op hun verantwoordelijkheid en heeft een brugfunctie wat betreft informatie van en naar andere netwerkoverleggen (o.a. JIT en JCJ). Voor de geprioriteerde jeugdgroepen worden samen met de partners vanuit het JGO plannen van aanpak opgesteld, waarbij de wijkmanager verantwoordelijk is voor het opstellen van de overall plannen. De wijkmanager treedt op als informatiemakelaar tussen het JGO, JIT en het JCO, waarbij hij ervoor zorgt dat de groeps- domein-, en persoonsgerichte maatregelen samenkomen in het overall plan. De wijkcoördinator is op zijn beurt verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze plannen (aanjagen partners, nakomen afspraken). De JGO-coördinator heeft voor de planmatige afstemming regelmatig bilateraal contact met de parketsecretaris jeugd (voorzitter JCO) en de coördinator van het JIT. 1. Wijkmanager Verantwoordelijk voor: Afstemmen met jongerenwerker en wijkagent welke problematische jeugdgroepen in het werkgebied middels de shortlist en de groepsanalyse zullen worden geïnventariseerd, zodat de shortlistrapportage en de rapportage groepsanalyse van het jongerenwerk inhoudelijk op elkaar aansluiten. Opstellen van plan van aanpak per groep en domein, en het invoegen van de daarbij horende probleemanalyse en doelenplan (zie bijlage 1) Taken toewijzen/ verdelen aan partners 2. Wijkcoördinator Verantwoordelijk voor: Uitvoeren, monitoren en rapporteren voortgang van de aanpak aan de wijkmanager. Rapporteert signalen m.b.t. stagnatie in de groepsaanpak bij het beleidsoverleg Jeugd en Veiligheid. De JGO-coördinator heeft een informatiemakelaarsfunctie van het JGO naar het JIT. Dit wil zeggen dat de coördinator verantwoordelijk is voor een directe informatiestroom naar het zorgoverleg. Het is aan de JGO-coördinator of hij zelf deelneemt aan het JIT of dat hiervoor een geschikte jongerenwerker wordt aangewezen. 12
Binnen de reguliere JGO-aanpak is de wijkcoördinator zowel verantwoordelijk voor de regie op het opstellen van de plannen van aanpak als de uitvoering ervan.
3.1.2. Wijkcoördinator Naast dat de gemeente regisseur is van de aanpak op wijkniveau zijn zij ook deelnemer/uitvoerende partner van het overleg als het gaat om het mogelijk maken van sociale en fysieke interventies binnen de openbare ruimte (het domein/de buurt). Wanneer fysieke maatregelen binnen de openbare ruimte worden genomen, bijvoorbeeld bij de (her)inrichting van een openbare speelvoorziening, dan is tussenkomst van de gemeente eenvoudigweg onvermijdelijk. De wijkcoördinator is daarom zowel ‘aanjager’ van de aanpak van jeugdoverlast in zijn wijk (sociale verantwoordelijkheid), als aanjager binnen de gemeentelijke organisatie wat betreft de inrichting van de openbare ruimte (fysieke verantwoordelijkheid). Voor het vormgeven van domeingerichte plannen van aanpak werkt hij nauw samen met de JGO-coördinator en het opbouwwerk. Verantwoordelijk voor: Eerste gemeentelijke aanspreekpunt in de wijk voor professionals, bewoners en ondernemers. De maatregelen van de gemeente in de openbare ruimte en de daaraan verbonden domeingerichte plannen van aanpak. Inbreng van gebiedskennis en kennis van het netwerk in de wijk. Het bilateraal afstemmen van de domeingerichte maatregelen binnen de gemeentelijke organisatie om de samenhang van maatregelen in de wijk te bewaken en na te gaan waar die maatregelen en andere fysieke- en sociale- programma’s binnen het gebied/de wijk elkaar kunnen versterken. De wijkcoördinator is de verbindende factor tussen de wijk en de gemeente. Hij/zij is procesbewaker wat betreft de voortgang en effecten in de wijk van de overlastaanpak. Koppelt signalen vanuit de wijk terug naar de gemeentelijke organisatie (beleidsmedewerkers jeugd). Visa versa brengt de wijkcoördinator nieuwe (beleidsmatige) ontwikkelingen vanuit de gemeente naar het JGO. Initieert (nieuwe) samenwerkingsverbanden die een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van overlast; Zorgt samen met de wijkmanager voor een goede communicatie in de wijk over de inzet en resultaten van de overlastaanpak.
3.1.3. (Ambulant) Jongerenwerk Jongerenwerkers zijn bij uitstek geschikt om een relatie met jongeren op te bouwen. Het jongerenwerk kan dit doen vanuit een accommodatie (accommodatiegebonden jongerenwerk) en/of op locatie (ambulant jongerenwerk). Daarbij wordt bekeken of er mogelijkheden zijn om jongeren te 'activeren' of dat er weerstanden zijn die hun persoonlijke ontwikkeling in de weg staan en door middel van 'hulpverlening' weggewerkt kunnen worden. De JGO-aanpak richt zich specifiek op groepen jongeren (10 t/m 23 jaar) die elkaar op straat ontmoeten en daarbij voor overlast zorgen. Deze doelgroep behoort in eerste instantie tot het ambulant jongerenwerk, waarbij jongeren worden opgezocht op de plaatsen waar ze hun vrije tijd doorbrengen (vindplaatsgericht werken). Van daaruit kunnen activiteiten en projecten worden opgezet op locatie of kunnen jongeren worden toegeleid naar het accommodatiegebonden jongerenwerk. Verantwoordelijk voor: Het vervullen van een brugfunctie naar ketenpartners (politie, justitie en hulpverlening) qua informatie en advies over groepen en individuele jongeren. Afstemmen met de wijkagent en de JGO-coördinator welke problematische jeugdgroepen in het werkgebied middels de shortlist en de groepsanalyse zullen worden geïnventariseerd.
13
De jongerenwerker werkt vindplaatsgericht, waarbij hij contact legt en onderhoudt met groepen jongeren in de wijk en deze zo nodig volgt tot over de grenzen van zijn werkgebied (vindplaatsgericht werken); De jongerenwerker werkt contextgebonden. Dat wil zeggen dat hij actief inzet op het vergroten van participatie en betrokkenheid van de verschillende partijen in een wijk. Het betreft hier onder andere bewoners, jongeren, ouders, ondernemers, verenigingen en scholen. Activeringsgericht werken, waarbij het jongerenwerk zijn inzet/aanbod richt op de ontwikkeling, ontplooiing en het vergroten van draagkracht van jongeren. Hulpverleningsgericht werken, waarbij de jongerenwerker actief inzet op het wegwerken van weerstanden op de diverse leefgebieden van een jongere (vrije tijd, gezondheid, thuissituatie, financiën, etc.). Dit door middel van persoonlijk advies en informatie (lichte hulp) en bij complexe problematiek middels toeleiding/verwijzing naar daarvoor geschikte hulpverleningsinstanties. Het maken van groepsanalyses, zowel groeps-, domein- als persoonsgericht (zie bijlage 1). Bij het ontbreken van informatie stuurt de jongerenwerker actief op informatie middels eigen contacten met jeugdgroepen en wekelijks (bilateraal) overleg met partners (wijkagent, opbouwwerker, etc.). Levert een actieve bijdrage aan de op te stellen groeps- en domeingerichte plannen van aanpak en adviseert de deelnemers van het JGO over de in te zetten maatregelen in relatie tot de groepsdynamiek van een jeugdgroep.
Samenwerking wijkagent: De uitgangspunten van politie en jongerenwerk zijn nogal verschillend. Als we de mogelijkheden bekijken om jongeren bij te sturen kunnen we een aantal middelen inzetten die als volgt zijn te karakteriseren: Preventief:
-
Curatief: Correctief:
-
Repressief:
-
voorkomen dat jongeren zichzelf en anderen schade berokkenen en een leven lang last veroorzaken bij derden of zichzelf. jongeren helpen als het even wat minder gaat. het corrigeren van jongeren met lichte drang om hun ongewenste gedrag aan te passen. de foute ontwikkeling van jongeren met dwang onderdrukken, bijvoorbeeld via het strafrechtsysteem.
Het contact van het jongerenwerk met een jeugdgroep is in frequentie niet afhankelijk van de aanwezige overlast in een woonwijk. Jongerenoverlast kan wel de aanleiding zijn voor het contact. Het jongerenwerk richt zich hoofdzakelijk op het preventief en curatief werken met jongeren. Een jongerenwerker heeft geen machtsmiddelen tot zijn beschikking om jongeren te “dwingen” tot bepaald gedrag, zoals de wijkagent dat wel heeft. De jongerenwerker kan hoogstens jongeren uitsluiten van activiteiten of de toegang tot het jongerencentrum ontzeggen. Beïnvloeding van gedrag van jongeren gebeurt daarom altijd in relatie tot een met jongeren te ondernemen activiteit of project. De jongerenwerker gebruikt dit als middel om groepsdynamische processen binnen een jeugdgroep te beïnvloeden (inspelen op geweten, groepsdruk, sociale cohesie, groepsnormen, waarden, invloed leiders, volgers, etc.) en zo negatief gedrag van jongeren om te buigen naar positief gedrag. Vanuit deelname aan een activiteit of project laat de jongerenwerker jongeren reflecteren op hun eigen handelen, waarbij hij hen maatschappelijk relevante vaardigheden aanleert, zoals samenwerken, verantwoordelijkheid dragen, evalueren, corrigeren, agressiebeheersing, etc.. Wanneer jongeren niets willen ondernemen en daarvoor ook niet zijn te motiveren/animeren, bouwt het jongerenwerk de contacten met de desbetreffende jeugdgroep af (afbouwen wil niet zeggen verbreken!). Dit ondanks de aanwezige overlast in de wijk. Inzet op het gebied van vorming, zelfwerkzaamheid en lichte hulp is bij een dergelijke jeugdgroep niet mogelijk. Dit zijn maatregelen die kenmerkend zijn voor het jongerenwerk en waaraan het (ambulant) jongerenwerk zijn subsidie ontleent. Wanneer een jeugdgroep ontoegankelijk is voor het jongerenwerk verschuift de inzet op een groep naar een meer correctief en repressief interventieaanbod, waarin de wijkagent een belangrijke taakstelling heeft (handhaving en opsporing). 14
Onderlinge informatie-uitwisseling: Ondanks de verschillende taakgebieden van de jongerenwerker en de wijkagent, moeten de twee professionals wel met elkaar samenwerken om in een wijk tot een goede overlastaanpak te kunnen komen. Zij kunnen elkaar ondersteunen door inzet af te stemmen, zodat bepaalde maatregelen elkaar niet in de weg staan of misschien zelfs tegenwerken. Daarnaast hebben wijkagenten en jongerenwerkers beiden informatie over jongeren die van belang kan zijn voor een goede uitvoering van ieders werk. Voor informatie-uitwisseling tussen politie en jongerenwerk is het noodzakelijk dat de jongerenwerker en de wijkagent onderling een goede vertrouwensrelatie hebben en hierover persoonlijk met elkaar afspraken maken. Zodra iemand criminele feiten meldt, geldt hiervoor altijd de regel dat wanneer vervolging plaatsvindt, de naam van degene die de informatie aan de politie verstrekt heeft, bekend wordt gemaakt. Dit kan voor de vertrouwenspositie van jongerenwerkers schadelijk zijn. Toch kan het zo zijn dat een jongerenwerker over belastende informatie beschikt waarover hij de politie wil inlichten, maar dit gezien zijn vertrouwenspositie liever niet vrijelijk deelt. In een dergelijk geval moet de jongerenwerker de wijkagent in vertrouwen kunnen nemen, waarbij de wijkagent ervoor zorgt dat de vrijgekomen informatie niet herleidbaar is. Bijvoorbeeld door in het geval van zwaardere zaken eerst door te rechercheren, zodat er voldoende bewijs wordt gevonden om een jongere of een groep aan te houden, zonder dat het terug kan verwijzen naar het jongerenwerk. Bescherming van de positie van een jongerenwerker is van belang om te voorkomen dat een werker zijn ingang tot een groep en/of individuele jongeren verliest (informatiefunctie/ brugfunctie). Daarnaast moet voorkomen worden dat het jongerenwerk door jongeren als verlengstuk van de politie wordt gezien, waardoor een jongerenwerker op straat in bedreigende situaties terecht kan komen. Wanneer een wijkagent de anonimiteit van een jongerenwerker niet kan waarborgen, dient hij hem te adviseren gebruik te maken van het telefoonnummer Meld Misdaad Anoniem: 0800-7000. Een anonieme melding via dit nummer moet inhoudelijke aanknopingspunten hebben die uitgebreid beschreven staan op www.meldmisdaadanoniem.nl.
3.1.4. Politie (wijkagent) Hebben buurtbewoners last van jeugdgroepen die overlast veroorzaken, dan kunnen ze de wijkagent inschakelen. Doordat deze functionaris veel op straat te zien is en direct contact heeft met de buurt, vormt hij een vertrouwd aanspreekpunt voor jong en oud. De wijkagent praat in het geval van jeugdoverlast zowel met de buurtbewoners als met de jongeren en vraagt daarbij eventueel om ondersteuning van de jeugdpolitie. De wijkagent onderhoudt contacten met scholen, ambtenaren, sportverenigingen, maatschappelijk werkers, jongerenwerkers, wijkraden en andere verenigingen in de wijk. Zo’n netwerk biedt de mogelijkheid om jongeren vanuit verschillende invalshoeken te helpen. Vanuit deze netwerkfunctie neemt de wijkagent in Amersfoort deel aan diverse netwerkoverleggen, waaronder het JIT en het JGO. Hij koppelt de signalen uit de wijk terug naar het JGO. Daarnaast is de wijkagent verantwoordelijk voor de inventarisatie van problematische jeugdgroepen in zijn wijk; de afname van de shortlist. Deze inventarisatie vormt samen met de groepsanalyses vanuit het jongerenwerk de caseload voor het JGO. De kerntaken van de politie zijn de handhaving van de openbare orde, opsporing van strafbare feiten, hulpverlening bij nood, signalering van en advisering bij (on)veiligheidssituaties. Met betrekking tot de aanpak van problematische jeugdgroepen in wijken vertaalt dit zich o.a. in correctief en repressief optreden naar jongeren die voor overlast zorgen en/of criminele feiten plegen. Daarnaast heeft de wijkagent een signalerende functie in de wijk en onderhoudt daarvoor functioneel contact met buurtbewoners, jongeren en ouders. Daarnaast werkt de wijkagent nauw samen met andere professionals (jongerenwerk, opbouwwerk, etc.) in de wijk, en adviseert en ondersteunt hen bij het vormgeven en uitvoeren van een passende aanpak van jeugdoverlast. 15
Verantwoordelijk voor: De wijkagent fungeert als vaste deelnemer aan het JGO en wijst een andere wijkagent aan als vaste vervanger. Bij verhindering van deelname aan het JGO koppelt de wijkagent dit terug aan de JGOcoördinator. De wijkagent is verantwoordelijk voor de inventarisatie van jeugdgroepen binnen zijn werkgebied, de afname van de shortlist. De te inventariseren jeugdgroepen worden in het JGO afgestemd met de jongerenwerker en de JGO-coördinator, zodat de shortlistrapportage en de rapportage groepsanalyse van het jongerenwerk inhoudelijk op elkaar aansluiten. Deze shortlist wordt stadsbreed jaarlijks afgenomen en daarnaast neemt de wijkagent tussentijds een shortlist af wanneer blijkt dat er nieuwe problematische groepen in de wijk actief zijn. De wijkagent levert maandelijks een rapportage van meldingen en aangiften vanuit het registratiesysteem van de politie (BVH) van de politie. Deze meldingen worden samen met eventueel aanwezige “zachte informatie” (signalen vanuit de wijk) besproken binnen het JGO. De wijkagent heeft regelmatig bilateraal overleg met de jongerenwerker i.v.m. informatie-uitwisseling over individuen en groepen jongeren in de wijk en de daaraan gerelateerde overlast. De jongerenwerker en de wijkagent maken hierover persoonlijk afspraken met elkaar (o.a. hoe met “gevoelige” informatie wordt omgegaan). De wijkagent levert een actieve bijdrage aan het opstellen en uitvoeren van de plannen van aanpak die binnen het JGO worden gemaakt. Hij stemt maatregelen af op inzet van andere professionals en koppelt zijn eigen inzet terug naar de politieorganisatie (de wijkchef).
3.1.5. Opbouwwerk Het opbouwwerk behartigt de belangen van (volwassen) bewoners binnen de sociale context van een wijk. Hij lost knelpunten op in de leef- en woonomgeving van bewoners door het leggen van verbindingen tussen diverse doelgroepen, zoals jongeren, ouderen en migranten. Een opbouwwerker zou je daarmee kunnen omschrijven als een ‘sociaal makelaar’, een expert op sociale processen in de wijk. Ook vervult de opbouwwerker een intermediaire functie tussen bewonersgroepen en de lokale overheid. Hij activeert bewoners tot betrokkenheid en participatie bij de sociale en fysieke inrichting van de eigen woonomgeving. Door het zelforganiserend vermogen te bevorderen, probeert hij bewonersgroepen zelfredzaam en zelfwerkzaam te maken, met als doel duurzame resultaten te bewerkstelligen. In het kader van de aanpak van overlast door jeugdgroepen betekent dit dat de opbouwwerker nauw samenwerkt met het jongerenwerk, waarbij getracht wordt verbindingen tussen jong en oud te leggen. Daarnaast heeft de opbouwwerker geregeld contact met de wijkcoördinator om signalen, wensen en behoeften vanuit bewoners(groepen) kenbaar te maken. Informatie van bewoners is tevens van belang om de effecten van de aanpak te kunnen meten. De opbouwwerker neemt incidenteel deel aan het JGO, met name wanneer er domeingerichte maatregelen nodig zijn op het sociale vlak en zijn advies en inzet daarbij gewenst is. In een dergelijk geval nodigt de JGO-coördinator de opbouwwerker uit. Verantwoordelijk voor: Hij levert een actieve bijdrage aan het opstellen van de domeingerichte plannen van aanpak. De opbouwwerker ondersteunt en adviseert de wijkcoördinator bij inzet van fysieke en sociale maatregelen in de wijk (domeingerichte maatregelen). Stimuleert en ondersteunt bewonersinitiatieven in relatie tot de aanpak van jeugdoverlast. De opbouwwerker ondersteunt en adviseert het jongerenwerk bij zijn analyse van de wijk (domein). Probeert in samenwerking met het jongerenwerk, jong en oud met elkaar in contact te brengen door bewoners te betrekken (als vrijwilliger) bij activiteiten en projecten voor en door jongeren. Brengt de jongerenwerker in contact met georganiseerde bewonersgroepen. Inventariseert wensen en behoeften van bewoners in relatie tot de aanpak van jeugdoverlast en geeft dit door aan de JGO-coördinator. Geeft (beginnende) signalen/ervaringen van jeugdoverlast door aan de JGO-coördinator. 16
3.1.6. Sportbuurtwerker Sportbuurtwerk is in Amersfoort ondergebracht bij de gemeentebrede Stichting Sport Recreatie en Onderwijs (SRO). Het sportbuurtwerk is een vorm van jongerenwerk, waarbij op een agogische wijze met jongeren tussen de 10 en 24 jaar wordt gewerkt met als middel de inzet van sport- en spelactiviteiten. Zowel als bij het (ambulant) jongerenwerk, gebruikt het sportbuurtwerk activiteiten voor doelen als contactlegging, signalering, activering, begeleiding, advisering en/of doorverwijzing van (groepen) jongeren naar andere organisaties, (sport)verenigingen of hulpverleningsinstanties. Het sportbuurtwerk werkt hierbij nauw samen met de politie en het ambulant jongerenwerk. Daar waar mogelijk betrekt het sportbuurtwerk tevens betrokkenen in de wijk bij de organisatie van sport- en spelactiviteiten, zoals bewoners, ondernemers en ouders. Sport- en spelactiviteiten worden zowel ‘buiten’ als ‘binnen’ aangeboden, op pleinen in de wijk, in panden die zich daarvoor lenen of in een sporthal. Het sportbuurtwerk neemt incidenteel deel aan het jeugdgroepenoverleg. De inzet van het sportbuurtwerk vindt plaats in overleg met de JGO-coördinator, waarbij de beschikbare capaciteit en middelen worden gekoppeld aan de geprioriteerde jeugdgroepen.
3.1.7. Woningcorporatie Een woningcorporatie kan een belangrijke speler zijn in de aanpak van problematische jeugdgroepen. Daar waar het overlast betreft om en nabij huurwoningen heeft een woningcorporatie een verantwoordelijkheid. Om de woon- en leefomgeving van de huurders te verbeteren, zijn zowel fysieke als meer sociale maatregelen mogelijk. Een fysieke maatregel is bijvoorbeeld het beter afsluiten van portieken. Wanneer er jongerenoverlast wordt ervaren rondom huurwoningen en de JGO-coördinator het zinvol acht dat er een vertegenwoordiger van een woningcorporatie aanschuift, wordt deze incidenteel uitgenodigd. Amersfoort heeft twee woningcorporaties; Portaal en Alliantie.
3.2. Relatie partners persoonsgerichte aanpak Voor een persoonsgerichte aanpak heeft het JGO onder andere de volgende partners (zie tevens bijlage 4): - Beweging 3.0 (maatschappelijk werk) - Gemeente Amersfoort (leerplichtambtenaar) - SOVEE (coördinator Nieuwe Perspectieven) - Openbaar Ministerie - Raad v/d Kinderbescherming - Bureau Jeugdzorg (jeugdhulpverlening en jeugdreclassering) - Gemeente Amersfoort (coördinator nazorg ex-gedetineerden en risicojongeren) - Politie District Eemland Zuid In deze paragraaf wordt beschreven hoe jongeren waarover zorgen zijn vanuit het JGO worden toegeleid naar hulpverleningsinstanties.
3.2.1. Toeleiding vanuit de reguliere JGO-aanpak Zodra men binnen het JGO weet of het vermoeden heeft dat een jongere ernstige problemen ondervindt op een of meerdere leefgebieden, wordt er een persoongerichte analyse gemaakt en zo nodig getracht een jongere toe te leiden naar de hulpverlening. Wanneer het nodig is een jongere toe te leiden naar de hulpverlening, heeft het jongerenwerk de belangrijke taak de jongere hiervoor gemotiveerd te krijgen. Juist door de vertrouwenspositie dicht bij de leefomgeving van een jongere, kun je deze taak als jongerenwerker vervullen. Omdat het jongerenwerk de wegen naar de hulpverlening kent, dient deze de jongere te ondersteunen op de weg ernaartoe. De persoonsgerichte analyse dient daarbij als “warme overdracht” van informatie vanuit het JGO richting de hulpverlening.
17
Toeleiding naar hulpverlening gebeurd globaal in vijf stappen: 1. Motiveren: de jongere wordt door de jongerenwerker gemotiveerd hulp te zoeken. 2. Voorbereiden: wanneer een jongere gemotiveerd is hulp te aanvaarden, begint de jongerenwerker met voorbereidend werk door contact te leggen met Centrum voor Jeugd & Gezin en draagt er zorg voor dat zijn analyse en bijbehorende hulpvraag bij de juiste verwijsinstelling terecht komt. 3. Informeren: zodra de contactpersoon van de verwijsinstelling bekend is, wordt een jongere door de jongerenwerker geïnformeerd over de werkwijze van de desbetreffende hulpverleningsinstelling. Als het nodig blijkt worden tevens de ouders/verzorgers hierover geïnformeerd (meestal regelen de hulpverleningsinstellingen dit zelf). 4. Verwijzen: vervolgens draagt de jongerenwerker er zorg voor dat de overdracht naar de gekozen instelling voor de jongere met een vertrouwd/veilig gevoel plaatsvindt. 5. Nazorg: na doorverwijzing houdt de jongerenwerker zo nodig contact met de jongere en zijn of haar hulpverlener.
3.2.2. Toeleiding in het kader van de groepsaanpak In het geval van de groepsaanpak wordt een jongere waarover men zorgen heeft, vanuit het JGO toegeleid naar het Jeugd Interventie Team (JIT). Het JIT houdt zich op casusniveau bezig met individuele jongeren, die onderdeel uitmaken van een binnen de groepsaanpak geprioriteerde jeugdgroep. Amersfoort heeft stadsbreed in totaal vier JIT’s, die ieder circa 35 jongeren kunnen behandelen (stadsbreed 140 jongeren). In verband met beperkingen in capaciteit en middelen worden alleen die jongeren behandeld die het meest urgent hulp nodig hebben (meervoudige problematiek). Het jongerenwerk vervult hierin, vooral in het kader van de groepsdynamiek van een jeugdgroep, een adviserende rol. Dit advies krijgt vorm middels de eerder genoemde groepsanalyse waarbinnen het jongerenwerk aangeeft welke jongeren extra individuele aandacht nodig hebben (zie bijlage 1).
Groepsanalyses met namenlijsten groepsleden Het jeugdgroepenoverleg levert in het kader van de groepaanpak een belangrijke bijdrage met betrekking tot het analyseren van jeugdgroepen en het adviseren van de partners die verantwoordelijk zijn voor de persoonsgerichte aanpak van jeugdgroepen. Zoals al eerder in de inleiding genoemd bestaat de groepsaanpak globaal uit vijf stappen: Stap 1: Inventarisatie Jeugdgroepen Stap 2: Prioriteren van groepen Stap 3: Nadere analyse van geprioriteerde groepen Stap 4: Opstellen en uitvoeren plannen van aanpak Stap 5: Monitoring en evaluatie Bij stap 1 wordt in het JGO bepaald welke problematische jeugdgroepen middels de shortlist en de groepsanalyse zullen worden geïnventariseerd. Wanneer de jeugdgroepen eenmaal zijn geïnventariseerd worden deze van namenlijsten voorzien. Dit gebeurd tevens in het JGO, waarbij de wijkagent en de jongerenwerker afstemmen welke jongeren onderdeel uitmaken van de desbetreffende groepen. In sommige gevallen heeft het jongerenwerk andere jongeren in beeld dan de politie heeft, maar omgekeerd geldt hetzelfde. Ook komt het voor dat sommige jongeren wel in beeld zijn, maar de namen zowel bij de politie als het jongerenwerk niet bekend zijn (een jongere is bijvoorbeeld ontoegankelijk voor het jongerenwerk of wordt binnen een groep alleen bij zijn bijnaam genoemd). In een dergelijk geval beschikt de politie over middelen waarover het jongerenwerk niet beschikt, zoals het afnemen van een ID-controle of bijvoorbeeld het doen van een scootercontrole. De namenlijsten worden toegevoegd aan de groepsanalyses van het jongerenwerk (leiders, meelopers, volgers) en vervolgens intern binnen de politie door de Gemeentelijke Basisadministratie van Persoonsgegevens (GBA) gehaald. De namenlijsten die daaruit voortkomen vormen (met in acht name van 18
de Wet op de Privacy) de caseload die in het kader van de groepsaanpak gehanteerd wordt binnen het Jeugdgroepenoverleg, het Jeugd Interventie Team en het Justitieel Casusoverleg. Naast dat de toegevoegde namenlijsten de caseload vormen voor de diverse netwerkoverleggen, zijn zij tevens belangrijk om goed jeugdgroepen te kunnen prioriteren (stap 2). Sommige jongeren zijn namelijk actief in meerdere jeugdgroepen of individuele leden van een groep kunnen erg jong zijn waardoor bijvoorbeeld een preventieve aanpak wenselijk is.
3.2.3. Nadere analyse geprioriteerde groepen De shortlist is een eerste portret van de groep. Voor een goede aanpak op maat is een nadere analyse van de geprioriteerde jeugdgroepen noodzakelijk (stap 3). Er zijn drie partijen die betrokken zijn bij deze verdiepingsslag; het jongerenwerk, de politie en de zorgcoördinatie van de JIT’s. Zij focussen onder andere nader in op individuele jongeren en kijken daarbij naar hun rol binnen een jeugdgroep, individuele problematiek, of jongeren al in een hulpverleningstraject zitten en wat het delictgedrag is van jongeren. Deze informatie wordt gebundeld en vormt de basis waarop wordt bepaald wat voor en in welke mate bepaalde jongeren aandacht krijgen binnen de verschillende netwerkoverleggen (nadruk op preventie, curatie, repressie of een gecombineerde aanpak). Daarnaast biedt het nader analyseren van de verschillende statusposities van individuen binnen een groep de mogelijkheid in te spelen op groepsdynamische processen (beïnvloeden groepsstructuur/doorbreken negatieve relatievorming). 1) De politie: systeemanalyses De politie doet voor de geprioriteerde jeugdgroepen een nadere analyse, wat globaal uit twee stappen kan bestaan. Dit is afhankelijk van de ernst van de problematiek rondom een groep. a) Toevoegen systeeminformatie De coördinerend jeugdagent (daderregisseur) op het Veiligheidshuis voegt informatie uit de bedrijfssystemen toe: Komen ze voor in BVH en zo ja, waarvoor (over periode van 1 jaar) Hebben ze in die periode strafbare feiten gepleegd (alleen of met anderen) Vervolgens vragen de medewerkers van het OM in het veiligheidshuis de justitiële documentatie op en checkt op openstaande zaken, proeftijden, te executeren vonnissen en dergelijke. b) Nadere analyse van de groepen Indien bovengenoemde informatie niet voldoende inzicht biedt in de structuur van de groep kan een mededaderanalyse uitgevoerd worden. Of als in een in een wijk meerdere groepen voorkomen is het zinvol om de relatie tussen de groepen te onderzoeken: komen jongeren in meerdere groepen voor (zogenaamde kruispuntverdachten), is er een relatie tussen de criminele activiteiten van de groepen et cetera. Soms kunnen de onderlinge relaties wijkoverstijgend zijn. Een dergelijke netwerkanalyse is zeer tijdrovend en is niet voor alle groepen noodzakelijk. De wijkchef kan hiertoe bij de afdeling analyse een verzoek doen. 2) Het jongerenwerk: groepsanalyses De JGO-coördinator vult de beschikbare informatie van de politie aan met de uitgevoerde groepsanalyses door het jongerenwerk. Daar waar de politie vooral analyseert op delictgedrag van jongeren, analyseert het jongerenwerk op groepsdynamische aspecten van een groep en de invloeden van individuele jongeren op het groepsgedrag. In deze analyse wordt onder andere beschreven wie de leider, volgers en meelopers zijn binnen een jeugdgroep en welke individuele jongeren volgens het jongerenwerk extra hulp nodig hebben op een of meerdere leefgebieden. 3) Zorgcoördinator JIT: screening zorgsystemen De informatie van het jongerenwerk en de politie wordt gebundeld en toegevoegd aan de bekende informatie uit de zorgsystemen. De zorgcoördinator van de JIT’s screent alle jongeren die onderdeel 19
uitmaken van de geprioriteerde jeugdgroepen, waarbij gekeken wordt naar reeds aanwezige hulpverlening bij individuele jongeren. De gecombineerde informatie is bepalend voor de keuze waarop jongeren naar de juiste overlegvorm of verantwoordelijke netwerkorganisatie worden toegeleid. Input coördinatorenoverleg: De vrijgekomen informatie vanuit het jongerenwerk, de politie en de hulpverlening wordt overgedragen aan de gemeentelijke Coördinator Nazorg Ex-gedetineerden en Risicojongeren, die het coördinatorenoverleg leidt. In het coördinatorenoverleg wordt samen met alle voorzitters van de operationele overleggen een eerste besluit genomen over de verdeling van de caseload, waarna er gestart kan worden met het opstellen van de overall plannen (Stap 4). Bij het coördinatorenoverleg zijn tevens de wijkchefs van de politie aanwezig die verantwoordelijk zijn voor het uitzetten van de maatregelen die onder verantwoordelijkheid van de wijkagenten vallen. Er vinden per jaar zes tot tien coördinatorenoverleggen plaats, minimaal drie per halfjaar.
3.2.4. Melden in @Risk-verwijsindex Van alle jongeren waarvoor een persoongerichte analyse is gemaakt (en dus zorgen over zijn) wordt door de jongerenwerker en/of de wijkagent een melding gedaan in de @Risk-verwijsindex, zowel in het kader van de JGO-aanpak als de groepsaanpak. Wanneer een jongerenwerker of een wijkagent een zorgmelding doet in het systeem is hij verplicht dit te melden aan de desbetreffende jongere. Mocht in het geval van de jongerenwerker hierdoor de vertrouwensrelatie met een jongere in het geding komen, kan zonodig een gericht ambulant jongerenwerker (flexibel inzetbaar hulpverleningsgericht werker) de zorgmelding doen. Delen meer partners vanuit het JGO zorg omtrent een jongere, dan doen ook zij een zorgmelding in het systeem. In de @Risk-verwijsindex worden twee of meer zorgmeldingen over eenzelfde cliënt met de daarbij horende melders (wijkagent, maatschappelijk werker, etc.) bij elkaar gezet. De verwijsindex biedt hiermee de mogelijkheid om gegevens over professionals en cliënten middels een digitale database te achterhalen. De verwijsindex bevat echter alleen NAW-gegevens en is daarmee niet geschikt als database voor analyse, monitoring of bestaand hulpaanbod.
20
4. Monitoren en evalueren Eén keer per jaar worden de jeugdgroepen middels de shortlist in kaart gebracht. Doordat we jaarlijks volgens dezelfde systematiek (shortlist) jeugdgroepen in kaart brengen, krijgen we inzicht in de omvang van het aantal jeugdgroepen, de zwaarte van de veroorzaakte overlast en criminaliteit en de ontwikkelingen daarin. Daarnaast willen we natuurlijk weten of de aanpak effect heeft. Om dit te kunnen weten wordt de aanpak het gehele jaar gemonitord door de verantwoordelijk JGO-coördinator. Eén keer per jaar wordt de aanpak stadsbreed geëvalueerd middels een tussentijdse evaluatierapportage. Omdat een dergelijke evaluatie erg arbeidsintensief is, is ervoor gekozen deze enkel te richten op de overall plannen van de geprioriteerde jeugdgroepen (prioriteit Lokale Driehoek en Staf OOV).
4.1. Monitoren De uitvoering van de groeps- en domeingerichte plannen van aanpak moet worden gemonitord. De JGOcoördinator is hiervoor verantwoordelijk. Het monitoren houdt in dat regelmatig wordt nagegaan of de afspraken die gemaakt zijn in de plannen van aanpak worden nagekomen. Het is voor het monitoren belangrijk dat de afspraken zo concreet mogelijk gemaakt worden (zie format bijlage 3). Wanneer de uitvoerders hun afspraken niet nakomen kan de JGO-coördinator hier tegen optreden. Tijdens het monitoren kan blijken dat de uitvoering van een plan van aanpak niet het gewenste effect heeft of er kunnen nieuwe omstandigheden ontstaan. De JGO-coördinator springt hierop in en past het plan aan.
4.2. Evalueren Het evalueren van de aanpak richt zich enkel op de geprioriteerde jeugdgroepen in het kader van de groepsaanpak. Dit heeft ermee te maken dat een dergelijke evaluatie erg arbeidsintensief is, maar ook omdat het format voor de overall plannen van de groepsaanpak beschikt over een apart doelenplan (SMART-doelstellingen) die afzonderlijk geëvalueerd kan worden. Binnen het coördinatorenoverleg wordt een geschikt moment afgesproken voor het gereed hebben van de stadsbrede evaluatierapportage. Uitgangspunt daarbij is dat ongeveer een halfjaar na het opstellen van de overall plannen wordt gestart met het uitvoeren van een tussentijdse evaluatie (rond de jaarwisseling). De tussentijdse evaluatie vindt plaats op de vooraf bepaalde doelstellingen vanuit het opgestelde doelenplan. De evaluatie moet zichtbaar maken of de doelstellingen zijn gehaald, de werkwijze goed is en of er wellicht andere probleemstellingen naar voren zijn gekomen. Een tussentijdse evaluatie van een overall plan ziet er als volgt uit (zie ‘Handreiking Groepsaanpak Amersfoort’): 1. Basisgegevens over de groep en het werkgebied. 2. Het oorspronkelijke doelenplan afkomstig uit het overall plan (hoofddoelstelling, algemene doelstellingen en meerde subdoelen). 3. De evaluatie van het doelenplan op succes- en faalfactoren (behalen verschillende doelstellingen). 4. Overzicht van de jongeren die sinds het afgelopen halfjaar in een traject zitten, als gevolg van het overall plan. 5. Een bijstelling/aanvulling op het oorspronkelijke handelingsplan onderverdeeld in een groeps-, domeinen persoonsgerichte aanpak. Wanneer een groep het volgende jaar nogmaals wordt geprioriteerd, dient het nieuwe overall plan voor deze groep (doelenplan en handelingsplan) tevens als eindevaluatie voor het overall plan van het voorgaande jaar. De rapportage overall plannen moet altijd voor de zomervakantie gereed te zijn. Beide rapportages (overall plannen + tussentijdse evaluatie) vormen een verantwoording aan de Lokale Driehoek (Burgemeester, Districtchef Politie, Officier van Justitie) wat betreft ingezet beleid en uitvoering van maatregelen op het gebied van de aanpak van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit op wijkniveau. 21
BIJLAGE 1: Format groepsanalyse jongerenwerk Naam groep: Werkgebied: Classificatie: Ingevuld op: Aanleiding contact:
Gegevens: Groepsgrootte:
-
Aantal jongens: Aantal meisjes:
-
Totaal:
Hanglocatie(s): Leeftijd: Etniciteit: Tijdstippen:
Analyse leefgebieden:
Groepsgericht:
Persoonsgericht:
1. Thuissituatie:
Individuele aandacht:
2. Onderwijs & Werk: 3. Gezondheid:
Individuele aandacht:
4. Vrije tijd:
Individuele aandacht:
5. Financiën:
Individuele aandacht:
6. Politie & Justitie:
Individuele aandacht:
Individuele aandacht:
Analyse groepsdynamiek: Namen leiders:
Namen volgers:
Namen meelopers:
Groepsdynamische processen:
Domeingerichte analyse: 1. Sociaal domein: 2. Fysiek domein:
22
BIJLAGE 2: Oplossingsrichtingen groep en domein Het JGO richt zich in zijn aanpak van problematische jeugdgroepen op twee soorten maatregelen:
1) Groepsgerichte maatregelen: Wanneer we spreken van een groepsgerichte aanpak, dan gaat het over maatregelen die de gehele groep of delen van de groep (subgroepen) treffen. Thuissituatie: - In opzetten of in overleg treden met georganiseerde oudergroepen (discussiegroepen, themaavonden, etc.), waarbij samen met ouders onderwerpen als opvoeding, drankgebruik of seksualiteit worden besproken. - Het ontwikkelen van een begeleid wonen project voor jongeren die niet meer thuis kunnen en/of willen wonen. - Een actieve gebiedsgerichte aanpak van bepaalde multi-probleem gezinnen in een wijk. - Het aanbieden van informatie en advies aan jongeren omtrent zelfstandig wonen, zoals ondersteuning bij het vinden van een woning of thema’s als huurrechten en plichten, huishouden en financiën. - Etc. Onderwijs & Werk: - Het aanbieden van een plek om huiswerk te maken, eventueel ondersteund met begeleiding. - Groepen jongeren ondersteunen bij het vinden van een baan en het aanvragen van de daarbij horende werkgerelateerde verzekeringen (toeleiding richting UWV). - Het ontwikkelen van een coachingsproject voor individuele jongeren die moeite hebben mee te komen op school of in het werk. - Het opzetten of aanbieden van bestaande leer/werktrajecten - Etc. Gezondheid: - Inzetten van ambulante verslavingszorg (veldwerkers) bij het bezoeken van jongeren op hanglocaties, waar jongeren worden geïnformeerd, geadviseerd en eventueel toegeleid tot de hulpverlening. - Het aanbieden van sport- en spelactiviteiten op locatie en daarbij gericht toeleiden van jongeren naar sportverenigingen. - Jongeren in het jongerencentrum middels groepsactiviteiten voorlichten over onderwerpen als seksualiteit, drugsgebruik, eetgewoonten en beweging. - Ouders informeren en adviseren over opvoedingsvraagstukken omtrent seksualiteit en drugsgebruik. - Etc. Vrije tijd: - Wekelijkse inzet van een sportbus i.s.m. sportbuurtwerk en ambulant jongerenwerk. - Het in samenwerking met jongeren organiseren van incidentele activiteiten op[ locatie, zoals een skate-event, pannatoernooien, wijkfeest of een muziekfestival. - Het activeren van bepaalde jongeren binnen een jeugdgroep (subgroepen), door hen actief te betrekken bij de programmering van het jongerencentrum (toeleiding richting jongerenwerk). - Het maken van een themafilm of fotoreportage met jongeren in de wijk over bijvoorbeeld skaten, graffiti, overlast en/of vandalisme. - Etc.
23
Financiën: - Het actief toeleiden van jongeren naar de schuldhulpverlening. - Zelfstandig wonende jongeren hulp bieden bij het bijhouden van de financiële administratie, zoals het invullen van belastingformulieren, aanvragen van studiefinanciering of het openen bankrekening om te kunnen sparen. - Ouders voorlichten over opvoedingsvraagstukken omtrent financiën, zoals het geven van zak- en kleedgeld, het aangaan van leningen en de aanschaf van dure spullen (mobiele telefoons, kleding, sieraden, etc.). - Groepen jongeren ondersteunen bij aanvragen van een WW-uitkering (toeleiden richting UWV). - Etc. Politie & Justitie: - Contact leggen met ouders van jongeren over gedrag van jongeren (door wijkagent/ambulant hulpverlener/jongerenwerker), bijvoorbeeld door middel van brief of bezoek. - Jongerenwerk biedt inzet als ruilmiddel voor goed gedrag. - Politie treedt repressief op tegen een deel van jeugdgroep (pakt de criminele leden uit de groep aan, door middel van “lik op stuk” beleid, bijvoorbeeld door het uitdelen van boetes of het uitvoeren van een strafrechtelijk onderzoek). - Experimenteren met justitiële maatregelen voor “drang en dwang” (gedwongen hulpverlening, gedwongen leer/werktrajecten, gedwongen opvoedingsondersteuning, etc.). - Etc.
2) Domeingerichte maatregelen: We spreken over een domeingerichte aanpak , wanneer het maatregelen betreft die op de buurt zijn gericht, zowel sociaal (bewoners en ondernemers) als fysiek (de openbare ruimte). Sociaal domein: - inzet van jongerentoezichtteams en/of buurtcoaches/buurtvaders. - het opzetten van schoonmaakteams bestaande uit buurtbewoners. - opzetten van intergenerationele projecten/activiteiten waarbij jong en oud in een wijk met elkaar in contact en er gewerkt wordt aan onderling begrip en tolerantie. - organiseren van wijkschouwen, training “omgaan met hangjongeren”, informatiebijeenkomsten voor bewoners of buurtdebatten. - Etc. Fysiek domein: - plaatsen, verplaatsen of weghalen van banken, verlichting, begroeiing of andere objecten. - frequentere gemeentelijke schoonmaak van hangplek en het plaatsen of vaker legen van vuilnisbakken - snel herstel van schade aan objecten door de gemeente (verwijderen graffiti, aanhelen bestrating, repareren hekwerk, etc.) - hangplek aanwijzen als vaste locatie voor leer-, werk-, en taakstraffen als middel voor regelmatige schoonmaak en onderhoud. - Etc.
24
BIJLAGE 3: Format plan van aanpak Jeugdgroepenoverleg Het betreft hier het format voor de plannen van aanpak op te stellen vanuit de reguliere JGO-aanpak (groeps- en domeingericht). Voor de groepsaanpak is een eigen format ontwikkeld t.b.v. de aanpak van de geprioriteerde groepen (zie ‘Handreiking Groepsaanpak Amersfoort’) Naam groep: Aangepast op:
1. PROBLEEMANALYSE Typering groep (volgens shortlist) Locatie(s) Aantal jongens, aantal meisjes Leeftijd Afkomst Alcohol en drugsgebruik Tijdsbesteding Sfeer in de groep, groepsdynamica Impact op de wijk/klachten buurtbewoners Wensen van de groep Welke acties worden al ondernomen, door wie, wat is het effect hiervan Overige opmerkingen Naam groep: Aangepast op:
2. GROEPSGERICHTE AANPAK Doel: Wat willen we bereiken met de aanpak in deze groep. Bijvoorbeeld de groep hangt over een paar maanden niet meer op een bepaald plein. Onderstaande acties leiden ertoe dat bovenstaand doel gehaald wordt. Hoeft geen uitputtende lijst te zijn. WAT
WIE
WANNEER
DOEL
Groepanalyse jongerenwerk Sportactiviteiten Inzet Gericht Ambulant Team Scootercontroles etc.
SWA SRO SWA Politie
April en oktober Mei t/m juli etc.
Informatie en advies Contactlegging
Naam groep: Aangepast op:
3. DOMEINGERICHTE AANPAK Doel: Wat willen we bereiken met de aanpak van de openbare ruimte. Bijvoorbeeld veiligheidsgevoel bewoners verhogen. WAT Bewonersenquête Nieuwsbrief Plaatsen verlichting Etc.
WIE SWA SWA Gemeente
WANNEER Maart September Etc.
DOEL Informatie Communicatie
25
Randvoorwaarden Planning
Periode dat de uitvoering van het plan van aanpak plaatsvindt, wanneer de rapportage klaar is en wanneer de evaluatie wordt gehouden.
Financiën/capaciteit
Per maatregel wordt aangegeven of de kosten gedekt zijn uit reguliere budgetten en/of aanvullende financiering nodig is. Een zelfde overzicht maakt men voor benodigde capaciteit. Daarnaast worden overige noodzakelijke randvoorwaarden benoemd.
Communicatie
In dit plan wordt aangegeven wanneer en hoe gesproken wordt met bewoners en eventueel jongeren over de maatregelen in het plan van aanpak.
26
BIJLAGE 4: Organisatiestructuur groepsaanpak Om een goede integrale groepsaanpak mogelijk te maken worden er binnen de gemeente op drie organisatieniveaus jeugdoverleggen georganiseerd. Niveau: 1) Strategisch 2) Tactisch 3) Operationeel
Overleg: Staf OOV / Driehoek Beleidsoverleg Jeugd & Veiligheid Coördinatorenoverleg Jeugdgroepenoverleg (12 x) Jeugd Interventie Team (4 x) Justitieel Casusoverleg
STRATEGISCH: Burgemeester -
Driehoek + Staf OOV: Prioritering Vaststellen plannen
-
Beleidsoverleg Jeugd & Veiligheid: Advies prioritering Planrapportage
TACTISCH: Ambtenaar jeugdbeleid (OOV)
OPERATIONEEL: Coördinator nazorg ex-gedetineerden en risicojongeren (OOV)
-
Jeugdgroepenoverleg: Groepsgerichte maatregelen Domein/situatiegerichte maatregelen (fysiek en sociaal)
Voorzitter (gem. afd. WOW): - JGO-coördinator Planvorming: wijkmanager Uitvoering: wijkcoördinator Deelnemers: - Jongerenwerk - Opbouwwerk - Wijkagent (- Sportbuurtwerk) (- Woningcorporatie)
Frequentie: (4 maal p.j.) (6 maal p.j.) (6-10 maal p.j.) (10 maal p.j.) (10 maal p.j.) (wekelijks)
Coördinatorenoverleg: Afstemmen caseload Afstemmen maatregelen
Jeugd Interventie Team: Persoongerichte interventies (zorg) Gezinsgerichte interventies (zorg)
Voorzitter (CJG): - JIT-coördinator Deelnemers: - Maatschappelijk Werk - Leerplicht - SOVEE Nieuwe Perspectieven - Jeugdpolitie - Wijkagent - Jongerenwerk
Voorzitter: Burgermeester Ambt. Jeugdbeleid (OOV) Coördinator Nazorg (OOV) JGO-coördinator (WOW) JIT-coördinator (CJG) Parketsecretaris Jeugd (OM)
- Burgemeester - Districtchef politie - Officier van Justitie - Wethouder Jeugd - Ambtenaren jeugdbeleid (OOV + W&O)
- Ambt. Jeugdbeleid (W&O/OOV) - Wijkmanager (WOW) - Ketenmanager VHA - Beleidsadviseur politie - Coördinator jeugdpolitie - Teammanager jongerenwerk - Coördinator CJG - Coördinator Nazorg (OOV)
- Coördinator Nazorg (OOV) - Parketsecretaris Jeugd (VHA) - JGO-coördinator (WOW) - JIT-coördinator (CJG) - Coord. Ambulant Jongerenwerk - Wijkchefs politie
(JCJ 18- en JOVO 18+) Justitieel Casusoverleg: Persoonsgerichte maatregelen (justitie) Gezinsgerichte maatregelen (justitie)
Voorzitter (VHA/OM): - Parketsecretaris Jeugd Deelnemers: o.a.: - Raad v/d Kinderbescherming - Bureau Jeugdzorg - Reclassering Nederland - Coördinator JIT - Coördinator Nazorg - (Jeugd)politie - Centrum Maliebaan
27
BIJLAGE 5: Gebruikte literatuur 1.
Beke, B., Wijk, A. van, Ferweda, H., Criminaliteit in groepsverband ontrafeld. Tussen rondhangen en bendevorming. Amsterdam: SWP 2000.
2.
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Aanpak hangjongeren in gemeenten. Utrecht: Het CCV 2008.
3.
Dirk J. Korf, Susan Place, Erika van Vliet en Nazan Tanoglu, Boefjes of Briljantjes. Over de effecten van criminaliteitspreventie bij allochtone jongeren. Utrecht: FORUM, Rotterdam: Uitgeverij Ger Guijs 2007.
4.
Ferwerda, H.B., Jeugdcriminaliteit en de rol van de groep, De groep als negatieve voedingsbodem, J*, Tijdschrift over jongeren, Jaargang 1, nummer 1, 2000.
5.
Gemeente Amersfoort, (Concept) Handreiking Groepsaanpak Amersfoort. 2009.
6.
Henk Ferweda en Arend Kloosterman, Jeugdgroepen in beeld, stappenplan en randvoorwaarden voor de shortlistmethodiek (4e druk). Arnhem: Advies en Onderzoeksgroep Beke e.a., 2007.
7.
Jan Remmerswaal, Handboek groepsdynamica (6e druk). Barneveld: Nelissen 2001.
8.
Jan Schellekens, Hoeklijnen ambulant jongerenwerk. Utrecht: SWP 1998.
9.
Jan Schellekens, www.jeugdenjongrenwerk.nl, De Spits, bureau voor jeugd- en jongerenwerk. Oosterhout: De Spits 2009.
10. Jeugd-Punt, Protocol Ambulant Jongerenwerk. Utrecht: Jeugd-Punt 2008. 11. Regionale Stuurgroep Shortlistmethodiek Provincie Utrecht, Handboek voor aanpak problematische jeugdgroepen Regio Utrecht. Structuur en werkwijze groepsaanpak. Utrecht: Werkgroep Overlast 2009. 12. Schuyt, C.J.M., Jeugdcriminaliteit in groepsverband, Delict en Delinkwent, nr. 23, 1993. 13. Stade Advies, Handboek ‘Jongeren op Straat’ Utrecht. Utrecht: Stade Advies 2006. 14. Stade Advies, Zoek jongeren op waar ze te vinden zijn. Methodiekbeschrijving voor ambulant jongerenwerk. Den Haag: VNG uitgeverij 2004.
28