TEXTIELVERZORGING
5 HANDBOEK
WERKPLEKOPTIMALISATIE
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE WASSERIJEN EN STOMERIJEN
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
COLOFON Dit handboek is ontwikkeld in opdracht van Raltex door Adviesbureau Molenaar BV te Breda. Productie & grafische vormgeving M&P Communicatie BV. Illustraties verzorgd door Idetif. Jaar van uitgifte 2004. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Raltex.
Projectbureau Arboconvenant Textielverzorging
Postbus 90154 5000 LG Tilburg tel.: +31 (0)13 594 4466 fax: +31 (0)13 468 6872 email:
[email protected] internet: www.raltex.nl/arbo
Het Arboconvenant Textielverzorging is een afspraak van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, de Nederlandse Vereniging van Linnenverhuur- en Wasserijbedrijven (NVW) en de Nederlandse Vereniging voor Textielreinigers (NETEX).
TEXTIELVERZORGING
Inhoudsopgave Inleiding WAO-uitkeringen en kosten Ziekteverzuim Verzuimcijfers in de wasserij- en stomerijbranche Handboek
5 6 7 8 9
HOOFDSTUK 1 Herkennen en voorkomen van fysieke (over)belasting: een stappenplan
10
HOOFDSTUK 2 Concrete adviezen voor de wasserijen 2.1 Algemene knelpunten 2.2 Vuilsorteren 2.3 Wasafdeling 2.4 Verwerken van schoon goed aan een band 2.5 Vouwafdeling 2.6 Drogers 2.7 OK-afdeling 2.8 Afdeling finishen en kleding vouwen 2.9 Reparatie-afdeling 2.10 Persen 2.11 Lakenmangel 2.12 Doekenmangel 2.13 Inpakafdeling 2.14 Touch-screens
12 12 15 17 18 19 21 22 22 24 24 25 26 28 29
HOOFDSTUK 3 Recente ontwikkelingen in de wasserijen
30
HOOFDSTUK 4 Concrete adviezen voor de stomerijen 4.1 Algemene knelpunten 4.2 Transport naar stomerij 4.3 Vuilsorteren 4.4 Wasafdeling 4.5 Persen 4.6 Inpakafdeling 4.7 Sorteren op route 4.8 Transport naar klant
36 36 40 42 44 46 48 49 50
HOOFDSTUK 5 Ergonomische checklist bij aankoop van apparatuur
51
HOOFDSTUK 6 Invoeren van ergonomische veranderingen
52
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
54 56 58 59 60 62 64
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
Arbowet en Arbobesluit Overzicht arbo-informatiebladen Arbolijst De werkplek voor staand werk Ergonomisch werkplekontwerp Lijst van mogelijke hulpmiddelen Stahulp
Literatuurlijst
67
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
3
TEXTIELVERZORGING
4
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Inleiding Een te hoge of een foutieve belasting van medewerkers kan lichamelijke klachten veroorzaken. Hoe langer deze overbelasting duurt, des te groter de kans is dat deze klachten leiden tot ziekteverzuim. Voor de ondernemer betekent dit met name verhoogde kosten. Fysieke overbelasting kan dus zowel voor werknemer, werkgever als samenleving bijzonder nadelige gevolgen hebben: Kosten bedrijfsleven: • loondoorbetaling bij ziekte; • opleiding en inwerken vervangend personeel; • productiviteits- en kwaliteitsverlies; • schade aan het bedrijfsimago. Kosten samenleving: • medische behandelingen; • WAO-uitkeringen. Persoonlijk leed: • leven met pijn; • regelmatig ziekteverzuim; • WAO-intrede; • sociale isolatie; • minder carrièrekansen.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
5
TEXTIELVERZORGING
WAO-uitkeringen en kosten In Nederland werd in 1999 ƒ 6,5 miljard aan (WAO, WAZ en gezondheidszorgkosten) betaald ten gevolge van rugklachten. (Bron CBS, UWV en RIVM) Het totaal aan uitkeringen wegens “aandoeningen van het bewegingsapparaat” is ruim 2 maal zo hoog. Deze kosten zijn exclusief de vervangingskosten en het productieverlies. Dit totaal is 26% van het totaal aan uitkeringen dat betaald is. 32% is uitgekeerd ten gevolge van psychische klachten en 42% vanwege overige klachten. Een interessant gegeven is dat het aandeel uitkeringen als gevolg van lichamelijke klachten langzaam afneemt. Het was in 1989 ongeveer 32% van het totaal. Verreweg het grootste deel van de lichamelijke klachten zijn rugklachten (44%). De nek- en schouderklachten zijn een goede tweede (samen 28%). Een ander belangrijk gegeven is de regionale spreiding van de uitkeringen. Uit de CBS-gegevens uit 2002 blijkt een grote provinciale spreiding in uitkeringen voor te komen. In de grafiek hierna is dit weergegeven. De aantallen zijn echter geen percentages van de beroepsbevolking maar het totale aantal uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid per provincie. Zeeland
Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WAZ en Wajong) is in de periode december 2000 tot en met november 2002 met bijna 40 duizend toegenomen tot 992 duizend. De toename was het sterkst in de provincie Flevoland. Ten opzichte van de beroepsbevolking is de arbeidsongeschiktheid het hoogst in Limburg en het laagst in Zuid-Holland.
Flevoland Drenthe Friesland Groningen Utrecht Overijssel Limburg Gelderland Noord-Brabant Zuid-Holland Noord-Holland 0 Bron: CBS
50
100
150
200 x 1000
In Noord-Holland werden eind november 2002 de meeste arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verstrekt: 171 duizend. Op de tweede plaats kwam Zuid-Holland met 166 duizend uitkeringen. In de provincies Zeeland en Flevoland was het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met respectievelijk 19 en 21 duizend het kleinst. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in Flevoland nam in de twee jaar tot november 2002 met bijna 11 procent toe. De op één na sterkste stijging deed zich voor in Utrecht, waar het aantal uitkeringen met 6 procent groeide. In Friesland was de toename met 200 uitkeringen (0,6 procent) het kleinst. Ook in Groningen en Drenthe was de toename klein.
6
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Ziekteverzuim Het ziekteverzuimpercentage bij schoonmaakbedrijven en industriële bedrijven is hoog. In de twee eerstvolgende tabellen is een overzicht gegeven van verzuimpercentages bij schoonmaakbedrijven en industriële bedrijven. Daarna volgen 3 tabellen met verzuimpercentages per bedrijfsgrootte. Deze dienen om een vergelijking van verzuimpercentages van wasserijen en stomerijen en bedrijven met dezelfde grootte mogelijk te maken.
Bedrijfsvorm en/of grootte
Jaar
Schoonmaakbedrijven
1996 1997 1998 1999 2000 2003 1e kwartaal
Bedrijfsvorm en/of grootte
Jaar
Industriële bedrijven
1996 1997 1998 1999 2000 2003 1e kwartaal
Bedrijfsvorm en/of grootte
Jaar
Bedrijven met 1 tot 10 werknemers
1996 1997 1998 1999 2000 2003 1e kwartaal
Bedrijfsvorm en/of grootte
Jaar
Bedrijven met 10 tot 100
1996 1997 1998 1999 2000 2003 1e kwartaal
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
Verzuim met zwangerschap 6,4 6,8 7,0 7,8 7,7 7,1
Verzuim zonder zwangerschap 5,6 5,9 6,3 7,0 7,0 6,5
Verzuim met zwangerschap 6,9 7,8 8,7 9,3 9,2 9,6
Verzuim zonder zwangerschap 6,7 7,5 8,4 9,0 8,9 9,3
Verzuim met zwangerschap 3,3 2,9 2,9 3,3 3,3 2,9
Verzuim zonder zwangerschap 2,9 2,6 2,4 2,9 7,0 2,7
Verzuim met zwangerschap 4,3 4,5 4,7 4,9 5,1 4,7
Verzuim zonder zwangerschap 4,0 4,1 4,3 4,5 4,6 4,4
7
TEXTIELVERZORGING
Bedrijfsvorm en/of grootte
Jaar
Bedrijven met 100 werknemers of meer
1996 1997 1998 1999 2000 2003 1e kwartaal
Verzuim met zwangerschap 6,6 6,7 7,4 7,8 8,1 7,4
Verzuim zonder zwangerschap 5,8 6,0 6,5 6,9 7,2 6,6
Bron tabellen CBS
Tussen bedrijfstakken zijn grote verschillen in ziekteverzuimpercentages. De gezondheids- en welzijnszorg kent met ruim 9 procent het hoogste verzuim. Bedrijfstakken met een verzuim van minder dan 4 procent zijn de landbouw en de horeca. Er bestaat een sterke samenhang tussen bedrijfsgrootte en ziekteverzuim. Bedrijven met honderd of meer werknemers hebben met veel meer verzuim te kampen dan bedrijven in het midden- en kleinbedrijf. Grote bedrijven kenden in 1999 een verzuim van 7,8 procent en zijn hiermee weer terug op het niveau van 1993.
VERZUIMCIJFERS IN DE WASSERIJ- EN STOMERIJBRANCHE De verzuimpercentages van de wasserij- en stomerijbranche zijn hierna weergegeven. De cijfers zijn ontleend aan het onderzoek dat in 2002 in het kader van het arboconvenant is uitgevoerd. Het ziekteverzuim in de branche bedraagt gemiddeld 9,3% met een spreiding van 2,8% tot 20%.
OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE KLACHTEN VAN HET BEWEGINGSAPPARAAT Klachten van het bewegingsapparaat Rugklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Nekklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Schouderklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Knieklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Elleboogklachten (inclusief pols en hand) ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim)
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
17%
8%
8%
3%
12%
3%
4%
3%
7%
3%
In de tabel is weergegeven welk deel van de medewerkers met welke klacht verzuimd heeft. Uit de tabel is te lezen dat 17% van de medewerkers in de wasserijen heeft verzuimd als gevolg van rugklachten in 2002.
8
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Handboek Het project “Actualisering Handboek Werkplekoptimalisatie Wasserijen en Stomerijen” is uitgevoerd door Adviesbureau Molenaar BV in het kader van het invoeren van het plan van aanpak naar aanleiding van het arboconvenant, dat is afgesloten tussen de branche en de overheid. Dit handboek betreft het onderdeel fysieke belasting. Om het oorspronkelijke handboek “Handboek Werkplekoptimalisatie Wasserijen” uit 1990 te actualiseren is een aantal wasserijen en stomerijen bezocht. Het doel van deze bezoeken was het opnemen in het handboek van de ergonomische ontwikkelingen in de branche die voor alle bedrijven van belang kunnen zijn. In dit handboek vindt u de laatste ontwikkelingen op ergonomisch gebied. Deze betreffen zowel de eenvoudige ergonomische oplossingen als de meer omvangrijke oplossingen die de wasserijen en stomerijen op dit moment toepassen. Tijdens de bezoeken bleek dat de wasserijen en stomerijen zeer actief aan het project deelnamen. Dit heeft geleid tot een schat aan “ergonomische” informatie. In dit handboek is getracht deze informatie zo kort en helder mogelijk weer te geven. Daarbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van illustraties. U kunt de informatie voor uw bedrijf gebruiken bij het oplossen van problemen op het gebied van lichamelijke arbeidsbelasting en bijvoorbeeld bij de invoering van veranderingen in uw bedrijf. De mogelijkheden voor structurele verbeteringen op het gebied van ergonomie heeft u bij nieuwbouw en verhuizingen. De informatie in dit boek kan u helpen bij het maken van een goede keuze voor de werkplekinrichting in uw bedrijf
HET HANDBOEK IS ALS VOLGT INGEDEELD In hoofdstuk 1 wordt een stappenplan gepresenteerd betreffende het herkennen en voorkomen van fysieke (over)belasting. Vervolgens worden in hoofdstuk 2 concrete adviezen per afdeling voor de wasserijen gegeven. Hoofdstuk 3 beschrijft de recente ontwikkelingen op het gebied van de ergonomie in de wasserijen. Hoofdstuk 4 geeft concrete adviezen voor de stomerijen. Hoofdstuk 5 bevat een ergonomische checklist die kan worden gebruikt bij de aankoop van nieuwe apparatuur. In hoofdstuk 6 tenslotte wordt nader ingegaan op veranderingsprocessen. Dit laatste hoofdstuk is met name van belang omdat ergonomische verbeteringen vaak stuklopen op (irrationele) weerstanden. Zowel de werknemer als de wasserij- en stomerijleiding zijn hiervan uiteindelijk de dupe. Het is dus belangrijk deze veranderingsprocessen goed te managen. In de bijlagen vindt u informatie betreffende de Arbowet 1998, publicaties van de arbeidsinspectie inzake lichamelijke belasting, de sta-werkplek, ergonomisch werkplekontwerp en een lijst van mogelijke hulpmiddelen. Ongetwijfeld zal in de toekomst relevante nieuwe informatie beschikbaar komen. Dit vernieuwde handboek Werkplekoptimalistatie Wasserijen en Stomerijen is een volgende stap in de ontwikkelingen om de lichamelijke belasting van de medewerkers te optimaliseren en de wasserij- en stomerijbedrijven te helpen met het maken van de beste keuzen om lichamelijke klachten van medewerkers bij het werk te voorkomen. De informatie is verdeeld over de wasserijen en de stomerijen, maar het is voor beide bedrijven illustratief en informatief om ook de informatie van de andere te bekijken om ideeën op te doen. Het boek is bedoeld als ideeënboek en stelt geen vereisten van invoering.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
9
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 1 Herkennen en voorkomen van fysieke (over)belasting: een stappenplan Artikel 3 van de Arbowet geeft aan dat het werk moet zijn aangepast aan de menselijke fysieke mogelijkheden. In artikel 4 wordt de verplichting voor het maken van een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) vermeld. In artikel 6 en 7 staat tevens vermeld dat de medewerkers dienen te worden voorgelicht aangaande fysieke belasting. Om fysieke (over)belasting te herkennen en voorkomen, wordt hieronder een plan van aanpak gegeven.
INVENTARISEER DE BESTAANDE KNELPUNTEN Dit kan op een aantal manieren, o.a.: • analyse van de verzuim-, verloop- en WAO-gegevens, • gesprekken met medewerkers, bedrijfsarts, etc., • gebruik maken van de informatie uit dit handboek, • PAGO-(periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek) en • beroepsziekteregistratiegegevens; • branchespecifieke RI&E
ANALYSEER DE GEVONDEN KNELPUNTEN Voor een goed inzicht in de fysieke belasting en de mogelijke oplossingen moeten de volgende vragen worden beantwoord: Welke handelingen worden tijdens de taken verricht? Welke fysieke belasting veroorzaken de uit te voeren handelingen voor het lichaam?
FORMULEER OPLOSSINGEN OM DE KNELPUNTEN WEG TE NEMEN Ga na welke maatregelen er mogelijk zijn op organisatorisch gebied, ten aanzien van technische verbeteringen en voor wat betreft opleiding/voorlichting. Stel een plan van aanpak op en betrek hierbij zoveel mogelijk de medewerkers zelf (zie hoofdstuk 6). Maak duidelijke afspraken en leg vast wie waarvoor verantwoordelijk is.
EVALUEER DE GEVONDEN RESULTATEN Het is belangrijk na te gaan wat het effect van de doorgevoerde verandering is. Het is immers mogelijk dat de verandering andere problemen heeft opgeleverd. Ook kan informatie naar boven komen die tot verdere verbetering kan leiden.
10
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
ONDERZOEK DE SUBSIDIEMOGELIJKHEDEN VAN EEN INTERVENTIE Voor de aanpak van bestaand langdurig of dreigend langdurig verzuim kan het bedrijf via verschillende regelingen subsidie aanvragen. Deze subsidies kunnen de werkplekaanpassingen omvatten maar bijvoorbeeld ook de tijdsinvestering van een leidinggevende. Deze tijdsinvestering kan gaan om uren die nodig zijn om vervangend personeel in te werken of de uren die nodig zijn voor de begeleiding van een medewerker die een andere functie-inhoud krijgt, zodat het verzuim beperkt kan worden. De regelingen in dit kader zijn in voortdurende ontwikkeling en zijn derhalve in het kader van dit handboek niet volledig te beschrijven. Het is echter de moeite waard om de mogelijkheden te verkennen voor uw eigen bedrijf. Door knelpunten in de fysieke belasting van de medewerkers weg te nemen wordt de kans op ziekteverzuim verminderd. Tevens zijn additionele voordelen zoals een grotere werkmotivatie en een verbeterde productiviteit zeker niet ondenkbeeldig.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
11
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 2 Concrete adviezen voor de wasserijen In dit hoofdstuk worden per afdeling de geconstateerde knelpunten aangegeven en mogelijke oplossingen aangedragen. We beginnen echter met een aantal algemene knelpunten die op meerdere afdelingen werden gesignaleerd.
2.1 ALGEMENE KNELPUNTEN EENZIJDIGE BELASTING In de wasserij vinden veel activiteiten plaats waarbij eenzelfde beweging vele malen achter elkaar herhaald wordt. Dit geldt voor bijna alle afdelingen: van het sorteren van vuilgoed tot het ophangen van kleding aan een kledinghanger. Deze eenzijdige belasting kan overbelasting veroorzaken. Een mogelijke oplossing hiervoor is het invoeren van een roulatiesysteem. De duur van de eenzijdige belasting wordt hierdoor immers verminderd. Om het roulatiesysteem in te voeren dient de bedrijfsleiding een planning te maken waarbij zij de medewerkers per dagdeel, dag of week laat rouleren. Een bijkomend voordeel is de verbetering van de inzetbaarheid van de medewerkers. Bij het invoeren van een roulatiesysteem is het belangrijk dat medewerkers adequaat worden opgevangen en begeleid. De start van het invoeren zal namelijk altijd gepaard gaan met weerstand. Uiteindelijk zullen de meeste medewerkers afwisseling in hun werkzaamheden echter als positief ervaren (zie ook hoofdstuk 6). Ook dient er op gelet te worden dat bij het roulatiesysteem niet gerouleerd wordt tussen handelingen met dezelfde belasting.
STAAND WERK De werkzaamheden in de wasserijen worden voor het overgrote deel staand en lopend uitgevoerd. Het is daarom van groot belang dat de voeten op een goede manier gesteund worden. Door gebruik te maken van gespecialiseerde schoenenleveranciers kan een keuze worden gemaakt voor bedrijfsschoeisel. Hier zijn afspraken over gemaakt in het arboconvenant. Dit voorkomt dat medewerkers op onverantwoorde schoenen lopen en onnodig klachten krijgen. Plaatsgebonden staand werk heeft een sterk statisch karakter. Daardoor vermindert de doorbloeding van de benen en de rug. De pompwerking van de spieren naar het hart wordt verminderd en de afvalstoffen blijven langer in de spieren. Dit leidt al snel tot vermoeidheid en later mogelijk tot chronische klachten aan rug, nek, benen en voeten.
12
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Dit probleem kan enerzijds worden ondervangen door de medewerkers meer te laten bewegen, anderzijds door gebruik te maken van een sta-hulp (figuur 2.1). Deze ziet eruit als een kruising tussen een barkruk en een stoel.
DE VOORDELEN VAN EEN STA-HULP ZIJN: De benen worden ontlast: de sta-hulp vangt bijna tweederde van het lichaamsgewicht op. Opstaan is heel gemakkelijk, omdat de benen vrijwel geheel gestrekt zijn. De reikwijdte en mobiliteit worden ten opzichte van staand werk nauwelijks verminderd. De natuurlijke kromming van het lichaam wordt niet verminderd (zoals bij zitten het geval is); hierdoor ondervindt de wervelkolom geen extra belasting. De sta-hulp neemt weinig ruimte in en kan vrijwel overal worden ingezet. Wel dient er bij gebruik van de sta-hulp op twee zaken te worden gelet: Creëer voldoende beenruimte; meer dan bij staan! Verminder de werkhoogte (voor een medewerker van 175 cm bedraagt deze tussen 85 en 95 cm, afhankelijk van de werkzaamheden). Figuur 2.1 Een goed hulpmiddel om de belasting van het staan te beperken is de sta-hulp. Deze kan echter niet op elke werkplek gebruikt worden. De aanwezigheid van voldoende beenruimte is noodzakelijk om de sta-hulp in te kunnen zetten.
Bij de introductie van de sta-hulp is het van groot belang de medewerkers goed voor te lichten over het gebruik en de voor- en nadelen. Indien deze aandacht niet gegeven wordt, is de kans groot dat de medewerkers de Figuur 2.1 sta-hulp niet zullen accepteren, ook al lijkt het nog zo’n goede verbetering. De medewerkers dienen bij de introductie betrokken te zijn en begeleid te worden bij het voorkomen van eventuele problemen bij gebruik (zie ook hoofdstuk 6 en bijlage 7). Op werkplekken waar geen gebruik kan worden gemaakt van een sta-hulp kan er gebruik worden gemaakt van zogenaamde bewegingsmatten. Dit zijn matten met bobbels erin. Hierdoor gaat de medewerker meer bewegen door kleine stapjes te zetten. Implementatie van een dergelijke mat behoeft overigens wel een zorgvuldige en professionele begeleiding! Volgens de bepalingen in de Arbowet dient staand werken zoveel mogelijk voorkomen te worden.
TILLEN EN BUKKEN In de wasserijen vinden veel tilhandelingen plaats, waarbij met name textiel verticaal verplaatst wordt. Deze tilhandelingen dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Vooral het tillen in een sterk voorovergebogen houding bij het lossen van de bakken (randhoogte 80 cm, bodemhoogte 15 cm!) is vaak onnodig.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
13
TEXTIELVERZORGING
Door voor alle interne transportactiviteiten gebruik te maken van bakken met een verende bodem, wordt de fysieke belasting aanzienlijk verminderd (figuur 2.2). De hoogste stand van de bodem moet bij voorkeur 80 cm zijn. Tevens kan gebruik gemaakt worden van kantelbakken (figuur 2.3) of tafelbakken (figuur 2.4).
BOVEN SCHOUDERHOOGTE WERKEN Armen, nek en schouders worden onnodig belast als er boven de schouder gewerkt moet worden. De werkzaamheden moeten dan ook onder schouderhoogte worden uitgevoerd. De schouderhoogte van de kleinste 5% van de Nederlandse bevolking bedraagt circa 125 cm. Dat betekent dat als er onder deze 125 cm wordt gewerkt de fysieke belasting wordt geminimaliseerd.
REIKEN De maximale reikwijdte voor Nederlandse mannen bedraagt 48 cm en voor Nederlandse vrouwen 41 cm. Deze reikwijdtes zijn zodanig gekozen dat 95% van de Nederlandse bevolking eraan kan voldoen. Door de voor de werkzaamheden benodigde reikwijdtes onder deze waarden te kiezen wordt overbelasting voorkomen. Voor kleinere medewerkers dient een geringere reikwijdte gekozen te worden.
Figuur 2.2
Figuur 2.2
Figuur 2.3
Figuur 2.4
Maak zoveel mogelijk gebruik van bakken met een verende bodem. De veerdruk bij natgoed dient daarbij hoger te zijn dan die bij drooggoed.
Figuur 2.3
Door gebruik te maken van een kantelbak wordt de belasting van de medewerkers sterk verminderd.
Figuur 2.4
Door gebruik te maken van tafelbakken wordt de belasting van de medewerkers sterk verminderd.
TRANSPORT Zorg ervoor dat de rolweerstand van de bakken- en containerwieltjes zo laag mogelijk is door hieraan periodiek onderhoud uit te voeren. Tevens is het van belang de doorsnede van de wielen zo groot mogelijk te kiezen en de vloeren zoveel mogelijk te egaliseren om de duw- en trekbelasting zo laag mogelijk te houden.
14
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
2.2 VUILSORTEREN Breng de weegschaal in de vloer. Dit voorkomt onnodig trekken, duwen en gevaarlijke situaties bij kantelen van de container (figuur 2.5).
Figuur 2.5
Figuur 2.5
Figuur 2.6
Figuur 2.7
Een weegschaal in de vloer voorkomt belastende en gevaarlijke situaties.
Figuur 2.6
Zorg ervoor dat het opgooipunt zo laag mogelijk ligt, zodat zo min mogelijk getild hoeft te worden.
Figuur 2.7
Houd de breedte van de aanvoerband zo klein mogelijk en zorg er tevens voor dat de hoogte van de aanvoerband groter is dan die van de sorteerbakken.
Trek de zakken met 2 handen uit de container. De meeste medewerkers doen dat slechts met 1 hand, hetgeen onnodig extra belasting geeft. Zorg ervoor dat het opgooipunt van het wasgoed op de aanvoerband naar de wasbuis zo laag mogelijk ligt, zodat zo min mogelijk getild hoeft te worden. Door een rand om het opgooipunt te creëren blijft het wasgoed op de band (figuur 2.6) en kan de medewerker de waszak op de rand plaatsen bij het lossen. Houd de breedte van de aanvoerband zo klein mogelijk en zorg er tevens voor dat de hoogte van de aanvoerband groter is dan die van de sorteerbakken. Dit dient om onnodig rekken en strekken van medewerkers te voorkomen (figuur 2.7). De hoogte van de band bepaalt in eerste instantie de houding van de medewerkers. Is de band te hoog, dan zullen de medewerkers boven hun macht gaan werken en hun schouders overbelasten. Is de band te laag, dan zullen de medewerkers voorovergebogen gaan staan bij het sorteren en hun rug sterk belasten. Figuur 2.7 illustreert een goed gekozen hoogte.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
15
TEXTIELVERZORGING
Voorkom dat de waszakken achterover gaan hellen waardoor het ingooien van wasgoed wordt bemoeilijkt. Dit is te realiseren door de waszakken aan de voorzijde te voorzien van extra gewicht of de waszakken tijdelijk achter de transportband te fixeren (figuur 2.8). Door de voorrand lager te laten hangen dan de achterrand wordt het ingooien nog verder vergemakkelijkt. Indien uit een bak wordt gesorteerd, is het sterk aan te bevelen een bak met beweegbare bodem te gebruiken (figuur 2.9). Onnodig bukken wordt hierdoor voorkomen. Sorteren vanaf een tafel (die in hoogte verstelbaar is omdat het anders geen alternatief is) kan ook nog een goed alternatief zijn. Vermijd sorteren op de vloer door nethouders te gebruiken (figuur 2.10). De “opgenette” was kan zonder extra tillen onder uit de ondersteuning worden gehaald. Om het leegschudden van waszakken zo makkelijk mogelijk te maken verdient het aanbeveling om de zak aan de bovenkant iets breder uit te voeren. Algemeen kan nog gesteld worden dat plastic zakken minder belasting opleveren dan stoffen zakken. De reden hiervoor is dat plastic zakken worden opengescheurd en weggegooid terwijl stoffen zakken worden leeggeschud. Dit laatste kan een zware belasting voor de medewerkers opleveren, met name als het wasgoed flink in de zak is aangeduwd.
Figuur 2.8
Voorkom het achteroverhellen van de waszakken waardoor het ingooien van het wasgoed wordt bemoeilijkt. Dit is te realiseren door de waszakken aan de voorzijde te voorzien van extra gewicht of ze tijdelijk achter de transportband te fixeren.
Figuur 2.9
Ook bij vuilsorteren uit een bak dient een container met beweegbare bodem te worden gebruikt.
Figuur 2.10 Door deze nethouders te gebruiken hoeft de “opgenette” was niet uit de ondersteuning te worden getild maar kan deze eronderuit gehaald worden.
Figuur 2.8
16
Figuur 2.9
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
Figuur 2.10
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
2.3 WASAFDELING Plaats de wasmachine op een zodanige hoogte dat er gemakkelijk een bak met beweegbare bodem onder de vulopening gezet kan worden en het goed niet onnodig getild hoeft te worden. Dit advies geldt tevens voor kleine wasmachines (figuur 2.11). Ideaal is een situatie waarbij laden en lossen automatisch plaatsvinden (figuur 2.12).
Figuur 2.11
Figuur 2.12
Figuur 2.11 Zorg dat de hoogte van de vulopening van zowel grote als kleine wasmachines zodanig is dat er een bak met beweegbare bodem onder gezet kan worden.
Figuur 2.12 Het automatisch laden en lossen van een wasmachine.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
17
TEXTIELVERZORGING
2.4 VERWERKEN VAN SCHOON GOED AAN EEN BAND Pas de hoogte van de band aan de medewerkers aan. Dit betekent een hoogte van 90-95 cm vanaf de vloer gemeten.
Figuur 2.13
Figuur 2.13
Figuur 2.14
Figuur 2.15
De hoogte van de band dient aangepast te worden aan de lengte van de medewerkers.
Figuur 2.14 Voor de verwerking van badstof moeten de werkbuffer en de werktafel loodrecht op de aanvoerband staan. Dit om de reikafstand van de medewerkers zo klein mogelijk te maken.
Figuur 2.15
Stem de aanvoer van de hoeveelheid wasgoed af op de verwerkingssnelheid van de medewerkers.
De maximale reikafstand van een vrouwelijke medewerker is circa 41 cm en van een mannelijke medewerker 48 cm. De bandbreedte mag dan ook niet groter zijn dan 41 cm. Indien 2 medewerkers tegenover elkaar aan de band werken kan de bandbreedte maximaal 82 cm bedragen (figuur 2.13). Vermijd het plaatsen van opstaande randen op de werkplek; deze vergroten de reikafstand onnodig. In figuur 2.14 zijn de werkbuffer en de werktafel loodrecht op de aanvoerband gezet. De reikafstand van de medewerkers is op die manier zo klein mogelijk. Tracht de aanvoer van grote hoeveelheden wasgoed tegelijk zoveel mogelijk te voorkomen om extra zware handelingen van de medewerkers tegen te gaan (figuur 2.15). Door een minder hoog gestapelde aanvoer wordt tevens de sorteersnelheid verhoogd.
18
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
2.5 VOUWAFDELING Tijdens de bezoeken bleek dat de vouwafdeling een van de meest arbeidsintensieve afdelingen in de wasserij is. De oorzaak hiervan ligt met name bij de grote volumes te verwerken wasgoed. Opmerkelijk waren de grote verschillen in werkplekontwerp en werkplekorganisatie tussen de diverse wasserijen. Vooral de samenstelling van het te reinigen pakket en de systeemkeuze vuil- of schoonsorteren waren hier debet aan.
KLEINGOED Bij veel wasserijen werd een situatie aangetroffen waarbij medewerkers gedurende langere perioden de voeten niet bewegen en alleen de handen gebruiken om de producten te stapelen. Daarbij viel het op dat medewerkers steeds voorover moeten buigen en reiken om de producten te pakken, hetgeen zeer belastend is voor rug en schouders. Deze belasting werd in veel bedrijven nog versterkt door een tafel waarin in het midden een “verzamelbak” was gemaakt. Zodra deze leeg raakt, worden de afstand en de diepte om de producten te bereiken steeds groter.
Figuur 2.16
Figuur 2.17
Figuur 2.16 De vouwafdeling is een arbeidsintensieve afdeling. Figuur 2.17
Door het gebruik van een doseerbuffer wordt het handmatig vouwen van kleingoed vergemakkelijkt.
Door een sta-hulp te gebruiken en de werkhoogte van de tafel (gebruik een in hoogte verstelbare tafel) hierop aan te passen (85-90 cm) wordt het handmatig vouwen van kleingoed vergemakkelijkt. Door de buffer naast de medewerker te plaatsen (reikafstand maximaal 50 cm tot de achterzijde van de buffer!) wordt de belasting verder verminderd. De medewerker stapelt de producten vóór zich op en schuift de stapels vervolgens verder (figuur 2.16). Een andere oplossing is het gebruik van een doseerbuffer (figuur 2.17).
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
19
TEXTIELVERZORGING
SPREIEN Het gewicht van de spreien maakt dat het handmatig vouwen van spreien een belastende taak is voor de medewerkers. Een oplossing bestaande uit een insteekmachine/vouwmachine-combinatie geeft de minste fysieke belasting. De insteekhoogte mag daarbij niet boven schouderhoogte uitkomen. Een insteekhoogte van maximaal 125 cm wordt als goed beschouwd. Gebruik hierbij ook een bak met verstelbare bodem.
(HAND)DOEKEN Door de doeken rechtstreeks uit een bak met beweegbare bodem te halen en op de vouwmachine te leggen wordt er minder statisch gewerkt. Het rekken en bukken wordt hierdoor beperkt (figuur 2.18). Het gebruik van een aanvoerband evenwijdig aan de invoerrichting geeft eveneens een goede situatie (figuur 2.19). In beide situaties dient een “oppakhoogte” van 90-95 cm (vanaf de vloer gemeten) te worden gecreëerd. Dit om onnodig bukken te voorkomen.
Figuur 2.18
Figuur 2.19
Figuur 2.20
Figuur 2.18 Een insteek/vouwmachine zorgt voor optimalisering van de fysieke belasting bij het vouwen van spreien.
Figuur 2.19 Het gebruik van een aanvoerband evenwijdig aan de invoerrichting van de vouwmachine vermindert het statisch werken.
Figuur 2.20 De reikafstand bij de afvoer van de vouwmachines wordt beperkt door verwijdering van een deel van het werkblad.
Een algemene opmerking bij de afvoer van vouwmachines is dat de breedte van het werkblad veelvuldig ver reiken veroorzaakt. Door in het midden van het werkblad een deel weg te halen wordt de reikafstand beperkt en blijft er toch nog voldoende werkoppervlak (voor bijvoorbeeld afvoeren) over (figuur 2.20).
20
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Tenslotte nog een advies voor de afvoer van gevouwen goed in het algemeen. Door deze afvoer op circa 80 cm te brengen wordt de werkbelasting bij de daarop volgende bewerkingen verminderd (figuur 2.21). Bij de afvoer in karren dienen zoveel mogelijk open containers te worden gebruikt, waarbij de tussenplanken ook daadwerkelijk worden gebruikt (figuur 2.22). De medewerkers van de inpakafdeling kunnen op die manier de producten zo eenvoudig mogelijk pakken. Kijk voor verdere opmerkingen over de belading van containers bij de afdeling inpakken.
Figuur 2.21
Figuur 2.21
Figuur 2.22
Figuur 2.23
Door de afvoer van gevouwen goed op circa 80 cm te brengen wordt de werkbelasting verminderd.
Figuur 2.22 Het gebruik van tussenplanken in de afvoercontainers vergemakkelijkt het laden en lossen. Figuur 2.23 Het laden en lossen van kleine drogers met behulp van bakken met beweegbare bodem.
2.6 DROGERS Gebruik bij het laden en lossen van de kleine drogers bakken met beweegbare bodem. De hoogste stand van de bodem moet bij voorkeur 80 cm zijn. Met name het natte goed uit de wasmachines is erg zwaar om uit een “gewone” bak te tillen (figuur 2.23).
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
21
TEXTIELVERZORGING
2.7 OK-AFDELING De vouwwerkzaamheden op de OK-afdeling kunnen voor een groot gedeelte in teams van twee medewerkers worden uitgevoerd. De lichamelijke belasting van de medewerkers wordt hierdoor sterk verminderd (figuur 2.24). Maak gebruik van in hoogte verstelbare tafels en stahulpen.
Figuur 2.24
Figuur 2.25
Figuur 2.26
Figuur 2.24 De lichamelijke belasting van de vouwmedewerkers wordt sterk verminderd door het werken in teams van twee medewerkers.
Figuur 2.25 De ophanghoogte dient lager dan de schouder te zijn. Kies een vaste lage hoogte of een in hoogte verstelbaar ophangpunt. De medewerker staat hier op een bewegingsmat.
Figuur 2.26 Het gebruik van een stahulp bij het controleren van kleding uit de finisher.
2.8 AFDELING FINISHEN EN KLEDING VOUWEN Zorg ervoor dat de ophanghoogte lager is dan de schouderhoogte van de medewerker. (De ophanghoogte is de afstand tussen vloer en bovenkant van het kledinghaakje!) Dit kan door een ophanghoogte te kiezen van maximaal 125 cm of door de ophangpunten in hoogte verstelbaar te maken (figuur 2.25). Gebruik voor de aanvoer van de kleding bakken met beweegbare bodem. Dit om veelvuldig bukken te voorkomen. De bodemhoogte moet bij voorkeur 80 cm op de hoogste stand zijn. Een andere mogelijkheid is een aanvoerband. Deze mag echter niet te vol liggen, aangezien er dan hoge fysieke belasting ontstaat bij het pakken en lostrekken van de kleding. Als een stahulp niet mogelijk is gebruik dan zogenaamde bewegingsmatten (zie ook figuur 2.25). In deze matten zitten bobbels die de medewerkers dwingen af en toe kleine stapjes te zetten. Hierdoor wordt langdurig staan in dezelfde houding voorkomen.
22
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Gebruik een sta-hulp bij het controleren van de kleding uit de finisher (figuur 2.26). Dit om de sterk verhoogde belasting aan benen en rug, door het voortdurend op één plaats staan, te voorkomen. Let er wel op dat door het gebruik van de sta-hulp de medewerker lager komt te zitten en dus een aanpassing d.m.v. een vlonder of railverlaging noodzakelijk is. In het geval van een vlonder dient het struikel- en valgevaar tegelijkertijd te worden geminimaliseerd. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van fluorescerende gele verf aan de zijkant van de vlonder. Afgevallen kledinghangers kunnen zonder bukken worden opgepakt met behulp van een stok met magneetjes (figuur 2.27).
Figuur 2.27
Figuur 2.28
Figuur 2.29
Figuur 2.27 Het oppakken van afgevallen kledinghangers kan zonder bukken gedaan worden met behulp van een stok met magneetjes.
Figuur 2.28 Een smalle vouwtafel met een sorteerblad erboven voorkomt extra reiken. Figuur 2.29 Ook hier dient de opleghoogte lager dan de schouder te zijn. Kies een vaste lage hoogte of maak gebruik van een vlonder.
Door boven de vouwtafel een sorteerblad te plaatsen en tegelijkertijd de vouwtafel te versmallen, wordt extra reiken voorkomen (figuur 2.28). De diepte van de vouwtafel maximaal 100 cm maken en de rand van de sorteerplank niet verder dan 40 cm van de tafelrand plaatsen om reikafstanden niet te groot te maken Ook bij de kledingvouwmachine dient de opleghoogte weer lager dan de schouder te zijn. Kies een vaste lage hoogte (max. 125 cm) of maak gebruik van een vlonder (figuur 2.29). Deze laatste optie zal alleen werken indien de aanvoer via een hangbaan verloopt, omdat bij gebruik van karren de bukdiepte wordt vergroot.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
23
TEXTIELVERZORGING
Tijdens de wasserijbezoeken viel op dat de opleghoogte om de kleding op de juiste wijze in de vouwmachine in te voeren, zelden lager dan 154 cm was. Deze hoogte is voor 95% van de Nederlandse bevolking boven schouderhoogte en geeft dus een onnodig zware belasting. In geval van een hangende aanlevering van bedrijfskleding naar de klant dienen de hoogten van aan- en afvoer op elkaar afgestemd te zijn. Met een langwerpige vlonder kan dit bereikt worden (figuur 2.30). Het struikel- en valgevaar dient bij de plaatsing van een dergelijk vlonder wel zo veel mogelijk beperkt te worden.
Figuur 2.30
Figuur 2.31
Figuur 2.32
Figuur 2.30 Een langwerpige vlonder zorgt voor een afstemming van aan- en afvoerhoogten. Figuur 2.31
Door het kantelen van de naaitafels wordt de ervaren nekbelasting verminderd.
Figuur 2.32 Een vlonder rond de persen voorkomt overbelasting door het werken boven schouderhoogte.
2.9 REPARATIE-AFDELING De medewerkers op de reparatie-afdeling zitten vaak voorovergebogen te werken. Dit kan verbeterd worden door de naaitafels iets te kantelen De ervaring leert dat 10 tot 15 graden helling praktisch nog mogelijk is en een duidelijke vermindering van de ervaren nekbelasting van de medewerker tot gevolg heeft. (figuur 2.31).
2.10 PERSEN Doordat de medewerker meestal meerdere persen tegelijk bedient, is de persafdeling een afdeling met veel afwisselende belasting. De kans op overbelasting ligt vooral in het werken boven schouderhoogte, zoals met name bij het persen van de mouwen en het lijfgedeelte veelvuldig werd gesignaleerd. Door een vlonder rond de persen te plaatsen kan dit probleem worden ondervangen (figuur 2.32). Let bij plaatsing van een vlonder op het beperken van het struikel- en valgevaar.
24
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
2.11 LAKENMANGEL De werkbelasting bij het bedienen van de lakenmangel is over het algemeen ronduit hoog te noemen. Aanvoerwijze, mate van verstrengeling van de lakens en hoogte en reikafstand van de insteekclips spelen daarbij een rol.
Figuur 2.33
Figuur 2.34
Figuur 2.35
Figuur 2.33 Door via een glijbaan de aanvoer te doseren hoeft de medewerker minder trekkracht uit te oefenen. Figuur 2.34 Door de knop in te drukken wordt de boog aangetrokken en de toegankelijkheid van het wasgoed verbeterd.
Figuur 2.35 Op dit moment zijn er machines met een variabele insteekhoogte te koop. Opvallend is dat zelfs langere medewerkers er de voorkeur aan geven om op lagere hoogte in te steken.
Tracht de lakenaanvoer zo te regelen dat de lakens één voor één bij de medewerkers aankomen. Hierdoor hoeft de medewerker minder trekhandelingen uit te voeren. Een mogelijkheid om dit te realiseren is het doseren van de lakenaanvoer met behulp van een glijbaan (figuur 2.33). Tracht de toegankelijkheid van het wasgoed zo groot mogelijk te maken. Een mogelijkheid daarvoor is aangegeven in figuur 2.34, waarbij door het indrukken van de knop de boog kan worden aangetrokken. Kies de aanvoerhoogte van de lakens zodanig dat er zo min mogelijk gebukt hoeft te worden. Dit geldt voor zowel aanvoer door middel van karren met beweegbare bodem (figuur 2.35) als voor banden (figuur 2.36). Een redelijke werkhoogte voor oppervlakken waar was op ligt is 80 tot 90 cm vanaf de vloer gemeten.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
25
TEXTIELVERZORGING
Kies een insteekhoogte onder schouderhoogte (zie ook figuur 2.35 en 2.36). Machines met een variabele insteekhoogte zijn op dit moment beschikbaar. Ook kan ervoor worden gekozen een vaste insteekhoogte van maximaal 125 cm te gebruiken waarbij 95% van de medewerkers onder schouderhoogte werkt. Opvallend daarbij is dat zelfs langere medewerkers bij een variabele insteekhoogte er de voorkeur aan geven om op lagere insteekhoogte te werken. In een aantal gevallen waren voor de lakenmangel bakken geplaatst waardoor de reikafstand van de medewerkers werd vergroot. Deze bakken dienen te worden verwijderd om reikafstanden van meer dan 41 cm te voorkomen. In verband met de hoge fysieke belasting op deze werkplek is werkplekroulatie sterk aan te bevelen.
Figuur 2.36
Figuur 2.37
Figuur 2.38
Figuur 2.36 De aanvoerhoogte is hier zodanig gekozen dat er zo min mogelijk gebukt hoeft te worden. Figuur 2.37 Foute situatie bij de doekenmangel. Figuur 2.38 Goede situatie.
2.12 DOEKENMANGEL De medewerker bij de doekenmangel ondergaat een continue reikbelasting in een licht voorovergebogen positie van de romp. Dit veroorzaakt een zware druk in de onderrug. Daarnaast staan de medewerkers voortdurend op één plaats. De werkplek wordt alleen verlaten om de bak vóór zich opnieuw te vullen met doeken. Deze werkplek behoeft dan ook verbetering. Verminder de reikafstand bij het insteken door de werkbuffer niet vóór (figuur 2.37) maar naast de medewerker te plaatsen (figuur 2.38). De bak dient een beweegbare bodem te hebben en minimaal 20 cm breed te zijn. Een te grote breedte van deze bakken vermindert de werkruimte van de medewerker.
26
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Indien voldoende beenruimte aanwezig is, kan gekozen worden voor een sta-hulp (figuur 2.39). De invoerhoogte van de doekenmangel moet daarbij wel worden verlaagd tot circa 95 cm van af de vloer gemeten. Ook bij de afpakzijde van de doekenmangel kan een sta-hulp worden toegepast (figuur 2.40).
Figuur 2.39
Figuur 2.40
Figuur 2.39 Bij voldoende beenruimte kan een sta-hulp worden gebruikt bij de invoer van de doekenmangel. Figuur 2.40 Een sta-hulp kan ook gebruikt worden bij de afpakzijde van de doekenmangel.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
27
TEXTIELVERZORGING
2.13 INPAKAFDELING Door het gevouwen goed naar één werkplek te transporteren, kan er zowel economisch als ergonomisch een goede werkplek worden gecreëerd (figuur 2.41). Figuur 2.42 geeft een geoptimaliseerde economische en ergonomische situatie weer. Door eenderde slag te draaien, komt het gesorteerde goed bij de inpakmedewerker terecht. Bij voorkeur dienen de middelste planken gebruikt te worden voor het sorteren van het goed.
Figuur 2.41
Figuur 2.42
Figuur 2.43
Figuur 2.41 Het transport van het gevouwen goed naar één werkplek. Figuur 2.42 Door het draaien van het gesorteerde goed met eenderde slag, komt het gesorteerde goed bij de inpakmedewerker terecht.
Figuur 2.43 Een schaarlift zorgt ervoor dat ook de onderste plank van de container op een goede hoogte kan worden beladen.
Door gebruik te maken van een schaarliftje kan zelfs de onderste plank van de container op een goede hoogte worden beladen (figuur 2.43). Het schaarliftje moet wel aan de veiligheidseisen voldoen. Lakens dienen in verband met hun gewicht niet onder in de container te worden geladen maar in het midden (figuur 2.44). Met name bij tegelijkertijd tillen en bukken ontstaat een hoge belasting van de wervelkolom. Ook voor de klant is plaatsing van de lakens op de middenpositie in de container minder belastend. Benut altijd alle planken in de container als de container vol wordt beladen. Indien de middenplank namelijk naar beneden is geplaatst worden de inpakmedewerkers (of klanten) bij het uit de container halen van het wasgoed onnodig extra belast omdat dan de meeste materialen onder in de container liggen.
28
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Het openhouden van de zak wordt door de geïllustreerde constructie bewerkstelligd (figuur 2.45). Het inpakken wordt er aanzienlijk door vergemakkelijkt. Houdt bij de ontwikkeling van een dergelijke constructie rekening met de maximale reikafstand van 50 cm en met een maximale werkhoogte van 90 cm. Geef de containers een vaste plaats waardoor meer rust en overzicht ontstaat. Op die manier hoeft er ook minder getrokken en geduwd te worden (figuur 2.46).
Figuur 2.46
Figuur 2.44
Figuur 2.45
Figuur 2.47
Figuur 2.44 De optimale belading van een container. Figuur 2.45 Doordat de zak wordt opengehouden kan er eenvoudig worden ingepakt. Figuur 2.46 Een vaste plaats van containers geeft overzicht en minder belasting. Figuur 2.47 Het uitscannen van kleding. Figuur 2.48 Het gebruik van een touch-screen.
Het uitscannen van kleding dient beneden schouderhoogte te worden uitgevoerd. Door de scanner op te hangen wordt de belasting nog verder verminderd (figuur 2.47). Figuur 2.48
2.14 TOUCH-SCREENS De medewerker gebruikt een touch-screen als toetsenbord. Daarom moet de plaatsing van het scherm lager zijn dan een standaardbeeldscherm en onder een hoek van ± 15 graden naar de medewerker zijn gericht. (figuur 2.48).
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
29
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 3 Recente ontwikkelingen in de wasserijen De ontwikkelingen in de wasserijen zijn op de verschillende afdelingen zichtbaar. Daarbij is een schaalvergroting van de bedrijven dé ontwikkeling op dit moment. Hierbij ontstaan grote afdelingen waar vergelijkbare werkzaamheden worden uitgevoerd. Het voordeel van deze schaalvergroting is de verbetering van de efficiency en daarbij de vermindering van de handelingen die door de medewerkers worden uitgevoerd. Dit heeft een belastingsvermindering tot gevolg. Een van de risico’s voor de medewerkers is echter een grotere eenzijdigheid in de belasting. Deze eenzijdigheid kan leiden tot lichamelijke klachten. De ontwikkelingen in de wasserijen zijn hierna in beeld en tekst weergegeven.
Figuur 3.1
Een vatenkar met takel voor de aanvoer van zeep en andere wasmiddelen.
Figuur 3.2
Een takel voor big bags, die niet meer handmatig te hanteren zijn.
Figuur 3.3
Containers met wasmiddelen reduceren de lichamelijke belasting tot nul.
Figuur 3.1
30
Figuur 3.2
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
Figuur 3.3
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
ZEEPDOSERING De aanvoer van zeep en andere wasmiddelen wordt in veel wasserijen nog op pallets in zakken en met vaten gedaan. Dit levert veel lichamelijk belastend werk op. Een vatenkar en een takel kunnen de lichamelijke belasting verminderen. Door het rooster van de opvangbak voor eventuele lekkage op het niveau van de vloer te plaatsen is tillen tijdens het legen van de opvangbak niet meer noodzakelijk. De ontwikkeling in de wasserijen gaat in de richting van aanvoer met zogenaamde big bags. Deze grote zakken zijn niet meer handmatig te hanteren en worden met een takel boven een zeepdoseringssysteem gelost. Een andere mogelijkheid die soms in combinatie met de voorgaande ontwikkeling is aangetroffen, is de toepassing van containers met wasmiddelen die met tankwagens van buiten het bedrijf worden gevuld. Hiermee is alle lichamelijke belasting van de medewerkers tot nul gereduceerd en wordt er voldaan aan arbo-, veiligheids- en milieu-eisen.
TRANSPORT MET VRACHTWAGENS De aanvoer van wasgoed vindt plaats met vrachtwagens. De aanvoer op het bedrijf is bij een toenemend aantal bedrijven geregeld met zogenaamde dockingstations. De laadvloer van de wagen en de vloer van het bedrijf komen op dezelfde hoogte, waardoor de duw- en trekkracht die nodig zijn bij het containertransport afnemen. In verband met de rolweerstand is het van belang de vloer zoveel mogelijk te egaliseren en te kiezen voor wielen conform het arboconvenant. Indien de wagen een speciale sluis binnen wordt gereden, wordt eveneens de tocht afgeschermd door de speciale manchetten die rondom de vrachtwagen aansluiten. Deze situatie heeft ook voordelen van voorgaand beschreven aanbeveling over een dockingstation.
Figuur 3.4
Bij een dockingstation bevinden de laadvloer en de vloer van het bedrijf zich op dezelfde hoogte.
Figuur 3.5
De manchetten geven bescherming tegen tocht.
Figuur 3.4
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
Figuur 3.5
31
TEXTIELVERZORGING
VUILSORTEERAFDELING Het vuile goed wordt meestal gesorteerd in waszakken. De ontwikkeling gaat echter voortdurend meer in de richting van sorteren in doelenstations. Hieronder hangen dan de waszakken. Het voordeel is dat er meer waszakken kunnen hangen, echter het ontwerp van deze doelenstations vergroot vaak de gooiafstand. De ergonomische situatie kan derhalve verder verbeterd worden door de doelenstations beter te ontwerpen
Figuur 3.6
Figuur 3.7
Figuur 3.8
Figuur 3.6
Doelenstation met een rijdiepte en gladde kunststof randen.
Figuur 3.7
De aan- en afvoer middels hangbanen.
Figuur 3.8
De containertrein met “hondje” en een gladde vloer om het transport zo makkelijk mogelijk te maken.
INTERN TRANSPORT Een opvallende ontwikkeling is het “in de lucht” brengen van het interne transport. De aanvoer en afvoer rondom de wasbuis en de aanvoer naar de verwerkingsafdelingen vindt steeds meer plaats in waszakken aan hangbanen. Hierdoor neemt de fysieke belasting van het met de hand verplaatsen van grote hoeveelheden wasgoed door de medewerkers sterk af of is zelfs volledig verdwenen. De verplaatsing van containers gebeurt in steeds grotere aantallen. De ontwikkeling van containertreinen is dan ook een logische stap. In de illustratie is dat weegegeven en daarbij is een hondje afgebeeld dat de trein kan trekken. Het transport van de verwerkingsafdeling naar een buffer of de inpakafdeling vindt steeds meer plaats door middel van banden. Deze ontwikkeling is een vervolg op het transport door middel van bakken met een beweegbare bodem en levert een optimale hoogte op voor de aanvoer naar en van de werkplekken. Deze vorm van aanvoer is mogelijk op meerdere verwerkingswerkplekken, bijvoorbeeld bij de aanvoer van bovenkleding naar de hotboxinvoerpunten.
32
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Een interessante eigen ontwikkeling is de beweegbare bodembak met een slot. In een wasserij is dit ontwikkeld om de bak in lege toestand ook met licht goed te kunnen vullen. Eénmaal duwen en het slot gaat vast; op de kleding in de volle bak duwen en de bodem is weer van het slot af.
HANDDOEKVOUWMACHINES De aanvoer van handdoeken vindt plaats via een aanvoerband naast de medewerkers. Hierdoor moeten de medewerkers steeds een klein stapje tussen aanvoerband en vouwmachine maken of in ieder geval hun lichaamsgewicht verplaatsen van de ene naar de andere voet. Hierdoor neemt de belasting van het staan af. De lichaamshouding is rechtop. Dit is een goede opstelling. In veel wasserijen wordt met een brede handdoekvouwmachine gewerkt. Aan deze invoermachine kunnen vier medewerkers werken. De aanvoer voor de middelste medewerkers is dan lastig en gebeurt van achter de medewerkers (veel draaien) of via een aanvoerband onder de machine (veel bukken). Een eenvoudige aanpassing levert voor alle vier de medewerkers een zijwaartse aanvoer op en kan bij de bestaande machine geplaatst worden.
Figuur 3.9
Figuur 3.9
Figuur 3.10
Figuur 3.11
De aanvoer bij de handdoekvouwmachines via een aanvoerband.
Figuur 3.10 Een zijwaartse aanvoer voor alle medewerkers bij de brede handdoekvouwmachine. Figuur 3.11
Verticale buffering van grote hoeveelheden wasgoed.
BUFFERING De buffering van grotere hoeveelheden goed (bijvoorbeeld handdoeken) vindt vaak plaats in bakken, al of niet met een beweegbare bodem. Dit kost in beide gevallen een groot vloeroppervlak. Daarnaast is deze vorm van buffering fysiek belastend voor de medewerkers, aangezien het goed in de meeste gevallen door de medewerkers met de hand uit de bakken wordt getild. Om een grotere hoeveelheid wasgoed te bufferen kan er gedacht worden aan een verticale opslag door middel van een silo.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
33
TEXTIELVERZORGING
De uitvoerzijde van de silo kan in de route van de inpakmedewerkers opgenomen worden. Het pakken van de juiste hoeveelheid (in dit geval) handdoeken geschiedt dan op de juiste hoogte (80 cm) en zonder veel reiken. De fysieke belasting is daardoor over het geheel genomen sterk verminderd.
HOTBOX De werkplekken voor het ophangen van bovenkleding zijn al langer in hoogte instelbaar. Dit is op de illustratie getoond. De aanvoer van kleding is ook mogelijk via een band die in hoogte instelbaar is. Deze situatie levert een verbetering van de houding en de lichamelijke belasting op. De situatie is dan vergelijkbaar met de aanvoer op de handdoekenafdeling.
Figuur 3.12
Figuur 3.13
Figuur 3.14
Figuur 3.12
In hoogte instelbare werkplekken voor het ophangen van bovenkleding.
Figuur 3.13
Een lakenplukker voorkomt een verstrengelde aankomst van de lakens bij de medewerkers.
Figuur 3.14
De invoer van lakens in de machines die de lakens naar de mangels transporteren.
VERWERKING PLATGOED De invoer van lakens die naar de mangels worden geleid is verder ontwikkeld. Er zijn inmiddels diverse systemen op de markt. De lakens worden meestal door een “plukmachine” uit elkaar getrokken waarna het transport naar de medewerkers via een band verzorgd wordt. De maximale hoogte van de band bedraagt 100 cm. Het enige dat de medewerkers doen is het laken aan de punten, of juist in het midden van het laken, afhankelijk van het systeem, in de machines invoeren. In de illustratie ziet u een voorbeeld van een “lakenplukker”. Deze voorkomt een verstrengelde aankomst van de lakens bij de medewerkers. De tekeningen tonen medewerkers die lakens invoeren in de machines die de lakens naar de mangels transporteren. De werkplekken hebben de juiste ergonomische afmetingen met weinig reikafstanden (minder dan 45 cm) en met een lage ophanghoogte (minder dan 125 cm). Het werktempo is echter hoog en de eenzijdigheid van de handelingen is toegenomen. Taakroulatie bij het werk met deze machines is noodzakelijk!
34
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
De gevouwen lakens en het andere platgoed worden vaak in containers gebufferd. Dit levert bukken, duwen en trekken op. Een platgoed buffersysteem op de juiste werkhoogte (tussen heuphoogte en schouderhoogte van de medewerkers in, ±77 cm van de vloer tot 143 cm vanaf de vloer gemeten, voorkomt deze handelingen en neemt minder vloeroppervlak in het bedrijf in beslag. Het sorteren op klant van gevouwen goed wordt in een toenemende mate uitgevoerd met een opvoersysteem waarbij de aanvoer op hoogte wordt geregeld. In de illustratie wordt de volledige container middels een takel op de juiste hoogte gebracht De medewerker kan zelf de meest ideale werkhoogte instellen met de hoogtebediening. De kleding wordt via een band op de juiste positie geplaatst door een sorteersysteem.
Figuur 3.15
Figuur 3.15
Figuur 3.17
Figuur 3.16
Figuur 3.18
De invoer van lakens in de machines die de lakens naar de mangels transporteren.
Figuur 3.16 Een ergonomisch verantwoord buffersysteem van platgoed. Figuur 3.17
Het sorteren van gevouwen goed met een opvoersysteem op juiste hoogte.
Figuur 3.18 Een sorteersysteem voor het op de juiste positie plaatsen van kleding. Figuur 3.19 Het vullen van zakken met washandjes middels gewichtsbepaling.
WASHANDJES De washandjes worden op verzoek van klanten soms nog gestapeld. Het komt echter steeds meer voor dat de washandjes in zakken worden gedaan. Deze zakken worden gevuld met behulp van gewichtsbepaling en per ingesteld aantal ingeseald. De lichamelijke belasting van het langdurig op één plaats staan in een vaste werkhouding wordt daardoor verminderd, aangezien de medewerker meer dynamisch in beweging is bij de uitvoering van de taak.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
Figuur 3.19
35
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 4 Concrete adviezen voor de stomerijen In dit hoofdstuk worden per afdeling de geconstateerde knelpunten aangegeven en mogelijke oplossingen aangedragen. We beginnen echter met een aantal algemene knelpunten die op meerdere afdelingen werden gesignaleerd. In enkele gevallen wordt verwezen naar de knelpunten en oplossingen of oplossingsrichtingen die ook voor de wasserijen gelden. Deze verwijzing geeft dan de oplossingsrichting aan die voor zowel wasserijen als stomerijen een goede mogelijkheid zou kunnen zijn. Om dit hoofdstuk echter onafhankelijk van de twee wasserijhoofdstukken te kunnen lezen is voor de stomerijbedrijven dit deel volledig in tekst en met illustraties weergegeven. Hierdoor kan het voorkomen dat dezelfde tekst/figuur zowel in hoofdstuk 2/3 als in hoofdstuk 4 voorkomt. Het is op dit moment in de stomerijen van belang om de systeemkeuzes in het bedrijf zo goed mogelijk op niveau van het bedrijf te maken. Dit houdt in dat de adviezen in dit handboek van kleinere bedrijven tot grotere bedrijven kunnen worden toegepast op basis van niveau van ontwikkeling.
4.1 ALGEMENE KNELPUNTEN EENZIJDIGE BELASTING In de stomerijen vinden regelmatig activiteiten plaats waarbij eenzelfde beweging vele malen achter elkaar herhaald wordt. Dit geldt voor diverse afdelingen: van het sorteren van vuilgoed tot het ophangen van kleding aan een kledinghanger. Deze eenzijdige belasting kan overbelasting veroorzaken. Een mogelijke oplossing hiervoor is het invoeren van een roulatiesysteem. De duur van de eenzijdige belasting wordt hierdoor immers verminderd. Om het roulatiesysteem in te voeren dient de bedrijfsleiding een planning te maken waarbij zij de medewerkers per dagdeel, dag of week laat rouleren. Een bijkomend voordeel is de verbetering van de inzetbaarheid van de medewerkers. Bij het invoeren van een roulatiesysteem is het belangrijk dat medewerkers adequaat worden opgevangen en begeleid. De start van het invoeren zal namelijk altijd gepaard gaan met weerstand. Uiteindelijk zullen de meeste medewerkers afwisseling in hun werkzaamheden echter als positief ervaren (zie ook hoofdstuk 6). Bij de planning van het roulatiesysteem dient er wel opgelet te worden dat er niet gerouleerd wordt tussen werkzaamheden met dezelfde eenzijdige belasting.
36
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
STAAND WERK De werkzaamheden in de stomerijen worden voor het overgrote deel staand en lopend uitgevoerd. Het is daarom van groot belang dat de voeten op een goede manier gesteund worden. Door gebruik te maken van gespecialiseerde schoenenleveranciers kan een keuze worden gemaakt voor bedrijfsschoeisel. Dit voorkomt dat medewerkers op onverantwoorde schoenen lopen en onnodig klachten krijgen. Dit onderwerp vormt een apart deel van de afspraken die in het arboconvenant zijn vastgelegd. Plaatsgebonden staand werk heeft een sterk statisch karakter. Daardoor vermindert de doorbloeding van de benen en de rug. De pompwerking van de spieren naar het hart wordt verminderd en de afvalstoffen blijven langer in de spieren. Dit leidt al snel tot vermoeidheid en later mogelijk tot chronische klachten aan rug, nek, benen en voeten. Dit probleem is in de stomerijen aanwezig, maar heeft beperkte oplossingsmogelijkheden. Dit heeft te maken met de grotere kledingstukken en de geringe afstanden op de werkplek zelf. Hierdoor is bijvoorbeeld een stahulp niet of nauwelijks toepasbaar. Dit in tegenstelling tot sommige werkplekken in de wasserijen.
Figuur 4.1
Figuur 4.1
Het gebruik van een stahulp bij het uitscannen van kleding.
Er kan op de werkplekken in de stomerijen wel gebruik worden gemaakt van zogenaamde bewegingsmatten. Dit zijn matten met bobbels of matten met een zachter materiaal erin. Hierdoor gaan de medewerkers meer bewegen door kleine stapjes te zetten. Implementatie van een dergelijke mat behoeft overigens wel een zorgvuldige en professionele begeleiding! Bij het uitscannen van kleding kan bij een goede doorvoer van de kleding een stahulp gebruikt worden (figuur 4.1).
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
37
TEXTIELVERZORGING
TILLEN EN BUKKEN In de stomerijen vinden veel tilhandelingen plaats, waarbij met name textiel verticaal verplaatst wordt. Het verdient aanbeveling deze tilhandelingen zoveel mogelijk te voorkomen. Vooral het tillen in een sterk voorovergebogen houding bij het lossen van de bakken (randhoogte 80 cm, bodemhoogte 15 cm!) lijkt onnodig. Door voor alle interne transportactiviteiten gebruik te maken van bakken met een verende bodem (minimale hoogte van de bodem bij voorkeur op 80 cm in de bovenste stand) wordt de fysieke belasting aanzienlijk verminderd (figuur 4.4). Daarnaast kan er meer gewerkt worden met verrijdbare bokken waar de kleding op ligt of met bokken die aan een transportsysteem hangen (figuur 4.2 en 4.3). Een lastig probleem in de stomerijen is de beschikbare ruimte. Het vloeroppervlak is in met name de kleinere stomerijen en de warme winkels vaak een probleem. Daarvoor zijn er opvouwbare transportsystemen. Het grote voordeel van een dergelijk unit is het gemak van het transport in de stomerij. Een bijkomend voordeel is de beperking van het benodigde vloeroppervlak indien er geen lading in de bak zit. Het nadeel van een opvouwbaar systeem is de noodzaak om toch te bukken bij het lossen van de unit. Tevens kan gebruik gemaakt worden van kantelbakken (figuur 4.5) of tafelbakken (figuur 4.6).
BOVEN SCHOUDERHOOGTE WERKEN Armen, nek en schouders worden onnodig belast als er boven schouderhoogte gewerkt moet worden. De schouderhoogte voor de kleinste 5% van de Nederlandse bevolking bedraagt circa 125 cm. Door de werkzaamheden zoveel mogelijk onder deze
Figuur 4.2
Figuur 4.3
Figuur 4.4
Figuur 4.2
Een voorbeeld van een hangende bok.
Figuur 4.3
Een opvouwbaar transportsysteem beperkt het benodigde vloeroppervlak, maar noodzaakt bukken bij het lossen.
Figuur 4.4
Maak zoveel mogelijk gebruik van bakken met een verende bodem. De veerdruk bij natgoed dient daarbij hoger te zijn dan die bij drooggoed. De werkhoogte moet bij voorkeur 80 cm zijn (hoogte van de verende bodem in de hoogste stand).
38
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
schouderhoogte uit te voeren, wordt de fysieke belasting geminimaliseerd. Dit punt is in veel stomerijen van groot belang, omdat er veelvuldig sprake is van het hangen van kleding op haakjes en vervolgens het ophangen aan diverse uitvoeringen van transportsystemen.
TRANSPORTSYSTEMEN IN DE STOMERIJEN Door de transporthoogte ten opzichte van de medewerkers te verlagen wordt het probleem van het hoog reiken aangepakt. De oplossing kan bereikt worden door de medewerkers op “perrons” te laten werken of de transportsystemen te verlagen. De looppaden voor de medewerkers kunnen dan niet meer voor het transportsysteem gebruikt worden.
REIKEN De maximale reikwijdte voor Nederlandse mannen bedraagt 48 cm en voor Nederlandse vrouwen 41 cm. Deze reikwijdtes zijn zodanig gekozen dat 95% van de Nederlandse bevolking eraan kan voldoen. Door de voor de werkzaamheden benodigde reikwijdtes onder deze waarden te kiezen wordt overbelasting voorkomen. Voor kleinere medewerkers dient een geringere reikwijdte gekozen te worden. Dit punt heeft een sterke relatie met het voorgaande punt. Reiken en hoog werken komen veel voor. (zie ook figuur 4.7)
Figuur 4.5 Figuur 4.5
Figuur 4.6
Figuur 4.7
Door gebruik te maken van een kantelbak wordt de belasting van de medewerkers sterk verminderd.
Figuur 4.6
Door gebruik te maken van tafelbakken wordt de belasting van de medewerkers sterk verminderd.
Figuur 4.7
De werkhoogte van de meeste transportsystemen is erg hoog. Hierdoor moeten de medewerkers veelvuldig hoog reiken.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
39
TEXTIELVERZORGING
4.2. TRANSPORT NAAR STOMERIJ In de stomerijen wordt het meeste transport uitgevoerd middels hangbanen en containers. Het komt echter veelvuldig voor dat de kleding gedragen wordt. De aanvoer en de afvoer van en naar de hangbanen is een van de veel voorkomende handelingen in het stomerijbedrijf. De meeste bedrijven werken met goed dat via een stang, wormstang of anderszins hangend wordt verplaatst. Opvallend is echter dat de tussenhandelingen, bijvoorbeeld het vervoer van de inpakwerkplekken naar de vrachtwagen, volledig handmatig uigevoerd worden. Er ligt een belangrijke taak voor de branche en de fabrikanten om dit te automatiseren.
WIELEN VAN CONTAINERS Zorg ervoor dat de rolweerstand van de bakken- en containerwieltjes zo laag mogelijk is door hieraan periodiek onderhoud uit te voeren. Tevens is het van belang vloeren zoveel mogelijk te egaliseren om de duw- en trekbelasting zo laag mogelijk te houden. Grotere wielen van containers hebben een lagere rolweerstand dan kleinere wielen. Naafkappen zorgen ervoor dat de lagers minder snel vervuilen (figuur 4.8).
Figuur 4.8
Vervuiling van de wielen van de containers vergroten de rolweerstand.
Figuur 4.9
Een aanvoerstation waar de wagen naar binnen gereden kan worden.
Figuur 4.8
Figuur 4.9
ONTWIKKELINGEN IN DE STOMERIJEN De aanvoer van kleding in de stomerijen vindt in kleinere stomerijen per kledingstuk en per klant plaats. De regiostomerijen hebben diverse verzamelpunten, van waar in één keer grotere hoeveelheden kleding naar de stomerijen wordt vervoerd. Figuur 4.9 toont een aanvoerstation bij een bedrijf waar de wagen naar binnen gereden kan worden. Hierdoor wordt tocht beperkt en is de klimaatinvloed voor de chauffeur verminderd.
40
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Figuur 4.10 toont een snel openende en sluitende “deur”, waardoor tocht vermeden wordt. De verplaatsing van kleding uit een stomerij heeft in de meeste gevallen een andere omvang dan bij de natwasserijen. Om die reden zijn kleinere aanpassing vaak al van groot belang. In de illustratie is een oprijplank weergegeven die het in de wagen rijden van rekken en kleinere containers vergemakkelijkt (figuur 4.11). De oprijplank is opklapbaar en wordt in de wagen meegenomen binnen de deuren. De ontwikkeling lijkt in de richting van grotere stomerijen te gaan, net zoals dit het geval is bij de wasserijen. Deze meer gecentraliseerde verwerking van kleding heeft belangrijke gevolgen voor de lichamelijke belasting van de medewerkers. Daar waar de aanvoer in de winkel per klant geschiedt, vindt meer diversiteit van handelingen plaats bij de aanvoer van kleding. Daar waar de kleding per transportwagen wordt aangevoerd zijn de werkhandelingen van de medewerkers weliswaar efficiënter, maar ook meer eenvormig. Met dit aspect dient terdege rekening gehouden te worden voor wat betreft de ontwikkeling van de stomerijen in de toekomst.
Figuur 4.10 Een snel openende en sluitende “deur”, die tocht vermijdt.
Figuur 4.11
Een oprijplank vergemakkelijkt het transport in en uit de wagen.
Figuur 4.10
Figuur 4.11
EENZIJDIGE BELASTING De werkplekken van de medewerkers die meer eenvormige handelingen verrichten dienen beter ontworpen te zijn en met meer aspecten van ergonomie rekening te houden. Om u tegemoet te komen is in bijlage 4 een algemeen pakket van eisen weergegeven waaraan een stawerkplek dient te voldoen. Naast de regionalisering van de bedrijven is ook de verandering van de stoffen een belangrijke ontwikkeling. Door deze ontwikkeling wordt steeds minder textiel chemisch gereinigd en wordt meer kleding met water en zeep gewassen. Deze ontwikkeling heeft een aantal overeenkomsten met de wasserijen waar met wasmachines wordt gewerkt. In de meeste gevallen is echter de schaal van wassen in de stomerijen minder groot dan in de wasserijen. Op ergonomisch gebied zijn echter de adviezen omtrent deze afdeling vergelijkbaar.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
41
TEXTIELVERZORGING
4.3 VUILSORTEREN SELECTEREN Het lossen van de kleding uit een zak of een container vormt het begin van het proces in het bedrijf. De werkhouding en het tillen en dragen zijn op deze afdeling de belangrijkste belastingen. In met name de regiobedrijven vormt het werken op deze afdeling een belangrijke fysieke belasting. De warme winkels hebben een meer gedoseerde aanvoer in minder grote hoeveelheden. Om de belasting op deze werkplek te optimaliseren is het van belang om verticale verplaatsingen van goed te voorkomen. Dit kan door aanvoer middels bakken met een beweegbare bodem tot circa 80 cm vanaf de vloer gemeten in de hoogste stand (figuur 4.12). Een interessante eigen ontwikkeling is de beweegbare bodembak met een slot. In een wasserij is dit ontwikkeld om de bak in lege toestand ook
Figuur 4.12
Figuur 4.13
Figuur 4.14
Figuur 4.12 Een bak met een beweegbare bodem. Figuur 4.13
Deze gebukte houding brengt een groot risico op klachten met zich mee.
Figuur 4.14 Een hangbaan voorkomt bukken.
met licht goed te kunnen vullen. Eénmaal duwen en het slot gaat vast; op de kleding in de volle bak duwen en de bodem is weer van het slot af. Daarnaast is het sorteren op de vloer enkele malen geobserveerd. Deze wijze van werken levert een inefficiënte werkmethode op waarbij de bewegingen pakken/ gooien/ pakken voorkomen en waarbij de medewerkers dit in gebukte houding uitvoeren. Dit levert een onnodige lichamelijke belasting voor de rug op. Het risico op klachten is dan groot (fiuur 4.13). In hoogte verstelbare werktafels zijn een eenvoudige oplossing voor controle en sorteren. Het goed kan vervolgens op bokken of in bakken met een beweegbare bodem geplaatst worden. De kleding op bokken aan een hangbaan plaatsen is een mogelijke oplossing om bukken te voorkomen en kleding te transporteren (figuur 4.14). Er zijn ook verrijdbare bokken.
42
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
SCANNEN/ POLYMARKEN Steeds meer bedrijven voeren een systeem in waarbij de kleding intern gevolgd kan worden. Het scannen van een barcode is een methode. Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden met als technologisch de laatste ontwikkeling de chip. Deze “volgsystemen” leveren wel een aantal extra handelingen voor de medewerkers op. Dit varieert van het aanbrengen van een kaart tot het opbrengen van een barcode of het plaatsen van een chip. Daarnaast dient er gescand te worden waarna de code in de computer is opgenomen. De werkplek van het inscannen is nog redelijk eenvoudig omdat de kleding op een werktafel kan worden gelegd (figuur 4.15). Het uitscannen levert wat meer problemen op. Zie ook bij de inpakafdeling (paragraaf 4.6).
Figuur 4.15
Figuur 4.15
Figuur 4.16
De werkplek voor het inscannen wordt gevormd door een werktafel op de juiste hoogte en een scanner.
Figuur 4.16 Een voorbeeld van een goede voorbewerkwerkplek.
Lastige vlekken worden op een speciale werkplek voorbewerkt. Op ergonomisch gebied zijn er niet veel ontwikkelingen mogelijk op de voorbewerkwerkplek. De aanvoer en de afvoer van de kleding bepaalt naast het staan de belasting van de medewerker. Het optimaliseren van de werkhoogte is het enige punt dat voor deze werkplek een positieve ontwikkeling kan betekenen. Een in hoogte instelbare werkplek voor voorbewerken is niet gesignaleerd, maar kan voor lange medewerkers van belang zijn. Een goede voorbewerkwerkplek heeft alle middelen binnen handbereik (maximale reikafstand 41 cm) en heeft voor de mouwen extra plankjes (figuur 4.16). Meer stomerijen gaan “nabewerken” aangezien veel vlekken er in het wasproces al uit zijn gegaan. Zonder een wastechnisch oordeel daarover te geven lijkt deze keuze efficiënter te zijn doordat er minder handelingen worden uitgevoerd waardoor er sprake is van minder belasting voor de medewerkers.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
43
TEXTIELVERZORGING
4.4 WASAFDELING DE HOOGTE VAN DE WASMACHINES In de stomerijen wordt een toenemend deel van de kleding “nat” gewassen. Dit is mogelijk omdat de stof waarvan de kleding gemaakt is, veranderd is. Door deze wijziging in het aanbod van kleding bij de stomerijen komen er meer wasmachines. Alle bezochte stomerijen werken met wasmachines met een deur aan de voorzijde. De stomerijen met veel “nat” wasgoed hebben in sommige gevallen een automatische zeepdosering op de machines zitten. De meeste stomerijen werken met een handmatige aanvoer van reinigingsmiddelen.
Figuur 4.17
Figuur 4.18
Figuur 4.19
Figuur 4.17 Een eenvoudige automatische zeepdosering. Figuur 4.18 Zeepdosering middels kleine flesjes. Figuur 4.19 Aan- en afvoermiddelen van wasgoed.
Een eenvoudige automatische zeepdosering is in figuur 4.17 weergegeven. Een automatische zeepdosering is besparend en levert geen tillen en dragen van wasmiddelen op. Een praktische wijze van dosering is via kleine flesjes. Hierbij is de dosering eenvoudiger en minder zwaar dan met de kannen (figuur 4.18). Een belangrijke belasting voor de medewerkers op deze afdeling is het bukken, tillen en duwen tegen en trekken aan het goed. De belasting kan verminderd worden door te werken met kledingaanvoer en -afvoer op de juiste hoogte. Dit kan met bakken met een beweegbare bodem of met andere middelen die de kleding op de optimale hoogte aan- en afvoeren. Deze hoogte is bij voorkeur boven de 80 cm en onder de 125 cm vanaf de vloer gemeten. Een eenvoudige aanpassing is het op hoogte brengen van een standaard wasmand. Dit levert minder bukken en minder tillen van goed op. Een mand met een grote
44
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
diepte zoals ook op figuur 4.19 is weergegeven kan wel veel wasgoed bevatten maar levert bukken in een slechte werkhouding op. De diepte mag dan ook maar maximaal 40 cm zijn en de wasmand moet op 100 cm hoogte zijn gebracht. Daarnaast is de juiste hoogte van de deur in de wasmachines van belang. Nu staan veel machines op de vloer of op een frame. Hierbij is vaak geen rekening gehouden met de werkhoogte voor de medewerkers. Door ook de kleinere machines op de juiste hoogte (de onderrand van de toegangsdeur bevindt zich bij voorkeur op 90 cm) te brengen door middel van een eenvoudig onderstel is dit probleem opgelost.
Figuur 4.20 Zorg dat de hoogte van de vulopening van zowel grote als kleine wasmachines zodanig is dat er een bak met beweegbare bodem onder gezet kan worden.
Figuur 4.21 Het transport van kleding middels een wormstang.
Figuur 4.20
Figuur 4.21
AAN- EN AFVOER VAN DE KLEDING De kleding in de wasserijen wordt steeds meer met banden en waszakken vervoerd, waardoor de lichamelijke belasting van de medewerkers vermindert en verandert. De kleding die in de stomerijen verwerkt wordt is van een andere aard en vraagt om een andere aanpak. De belangrijkste transportmiddelen zijn bokken en haakjes aan een transportband of aan glijstangen. Het nadeel van de bokken is de benodigde vloeroppervlakte, terwijl de kleding aan haakjes op dit moment veel lichamelijke belasting bij de medewerkers veroorzaakt door de werkhoogte en het reiken. De beste keuze op de langere termijn is die welke de minste handelingen vereist van de medewerkers. Dit levert minder belasting op maar is ook bedrijfseconomisch de beste keuze. Het lijkt erop dat de keuze voor een transportsysteem met haakjes de meest efficiënte is. Het is dan echter van belang om de werkhoogten (maximaal 125 cm en reikafstanden maximaal 41 cm) te optimaliseren. Een juiste werkhoogte kan ook gerealiseerd worden door het plaatsen van een vlonder. In het geval van een vlonder dient het struikel- en valgevaar tegelijkertijd te worden geminimaliseerd. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van fluorescerende gele verf aan de zijkant van de vlonder. De kleding wordt nu vaak met de hand verplaatst. Het is echter al verschillende malen gesignaleerd dat de kleding met zogenaamde wormstangen worden getransporteerd (figuur 4.21)
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
45
TEXTIELVERZORGING
4.5 PERSEN De belasting van de medewerkers bij de persen wordt gevormd door de werkhouding, de werkhoogte en het gebruik van de machines en eventueel de strijkbout. De strijkbout staat meestal naast de pers op een speciaal tafeltje. Het gewicht van de strijkbout is relatief hoog. Dit levert een belasting voor de medewerker op aan de strekspieren van de onderarm. Om dit op te lossen zijn er diverse ophangsystemen om het gewicht van de strijkbout te neutraliseren (figuur 4.22).
Figuur 4.22
Figuur 4.23
Figuur 4.24
Figuur 4.22 Een ophangsysteem om het gewicht van de strijkbout te neutraliseren. Figuur 4.23 In hoogte verstelbare persen. Figuur 4.24 Werken aan een in hoogte verstelbare pers.
Er zijn op dit moment verschillende persen op de markt die aan alle eisen voldoen en daarbij ook in hoogte verstelbaar zijn. Deze persen zijn zeker voor werkplekken waarbij verschillende medewerkers werken te verkiezen boven de oudere persen. Indien de werkplek door verschillende medewerkers gebruikt wordt, is een in hoogte verstelbare pers een goede keuze. Hiermee voldoet men namelijk aan de Arbowet (figuur 4.23 en 4.24). Bij een vaste medewerker op een vaste werkplek kan de bestaande pers ook eenvoudig en met minder kosten in hoogte aangepast worden door er een vaste verhoging onder aan te brengen. De lijfpers is in veel gevallen te hoog. In de illustratie (figuur 4.25) is te zien dat de medewerkers veelvuldig hoog moeten reiken. Dit kan eenvoudig worden opgelost door een vlonder op de afdeling te plaatsen (figuur 4.26)
46
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Het persen van broeken levert veel gebogen werkhoudingen op. De pers kan de onderzijde van de pantalon klemmen en vervolgens bij het persen naar beneden gaan. Hierdoor is het bij het klemmen van de broek niet meer nodig om te bukken (figuur 4.27). Afsluitend wordt de kleding bekeken, zodra deze op de haak hangt. Door een ketting op te hangen kan de kleding op eenvoudige wijze op de juiste hoogte gehangen worden waardoor het niet noodzakelijk is bij deze werkzaamheden te bukken (figuur 4.28).
Figuur 4.25
Figuur 4.26
Figuur 4.27
Figuur 4.25 Hoog reiken bij de lijfpers. Figuur 4.26 Door middel van een vlonder wordt de werkhoogte verbeterd. Figuur 4.27 Een in hoogte beweegbare pers. Figuur 4.28 Bukken wordt voorkomen doordat de kleding aan een beweegbare ketting hangt.
Figuur 4.28
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
47
TEXTIELVERZORGING
In verschillende stomerijen is een reparatie-afdeling. De meeste werkplekken zijn standaard met vlakke werktafels uitgerust. Door de werktafel in een hoek te kantelen wordt de werkhouding van de medewerkers verbeterd (figuur 4.29) De meeste stomerijen verwerken de kleding op haakjes. Er zijn echter mogelijkheden om kleding gevouwen naar de klant te vervoeren. De werktafels van de medewerkers die het goed vouwen moeten dan op de juiste hoogte ingesteld staan. Dit kan bereikt worden door de tafels op de lengte van de medewerkers in te stellen (figuur 4.30) of door de werktafel in hoogte instelbaar te maken (figuur 4.31).
Figuur 4.29
Figuur 4.30
Figuur 4.31
Figuur 4.29 Een gekantelde werktafel verbetert de werkhouding. Figuur 4.30 De hoogtes van de werktafels zijn aangepast aan de lengtes van de medewerkers. Figuur 4.31
Een in hoogte verstelbare werktafel.
De bedrijven die niet of gedeeltelijk met scanners werken hebben bonnen of andere registratiekaarten. Een eenvoudige lessenaar met een werkvlak onder een hoek van ±30 graden en op ellebooghoogte van de medewerker op de tafel levert een sterke verbetering van de werkhouding van de medewerker op tijdens het registreren. De grootte van de lessenaar kan afhankelijk gemaakt worden van het materiaal waarop de registratie wordt uitgevoerd.
4.6 INPAKAFDELING De meeste kleding wordt van een hoes voorzien. Deze hoezen zijn op diverse wijzen om de kleding te krijgen, van eenvoudig tot volledig geautomatiseerd (figuur 4.32). De juiste keuze voor uw bedrijf optimaliseert direct ook de werkbelasting voor de medewerkers. Het magazijn of de tussenopslag van kleding wordt meestal door een positieband gevormd. Bij gevouwen goed is het echter mogelijk om goed te bufferen in een paternoster. Dit is een verticale opslag van goed dat in bakken is geplaatst (figuur 4.33)
48
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Het transport op de inpakafdeling omvat veelal het overpakken van de gehoesde kleding op haakjes. Hierbij wordt veel boven de schouders gewerkt. Deze werkhouding levert een hoge belasting op en deze kan, door de medewerkers op een hogere positie te plaatsen, worden verminderd. Deze oplossing kan ook voor het uitscannen worden gebruikt (figuur 4.34).
Figuur 4.32 Het aanbrengen van een hoes om de kleding kan meer of minder geautomatiseerd geschieden. Figuur 4.33 De verticale opslag van goed. Figuur 4.34 Door het verhogen van de werkhoogte verbetert de werkhouding van de medewerkers.
Figuur 4.32
Figuur 4.33
Figuur 4.34
4.7 SORTEREN OP ROUTE Het sorteren op route wordt in steeds meer regiobedrijven met een scanner in combinatie met een positieband gedaan. Hierbij sorteert de machine de kleding voor de routes. Dit is een goede maar ook een kostbare methode. Bij een aantal bedrijven wordt het sorteren op route vanuit een werkplek uitgevoerd, waarna door middel van glijstangen de kleding op de juiste routestang terecht komt. Een belangrijk probleem bij beide systemen is de handmatige invoer in het sorteersysteem.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
49
TEXTIELVERZORGING
4.8 TRANSPORT NAAR KLANT Het vervoer naar de klant vindt op verschillende wijzen plaats. De wijze van werken die door het bedrijf is gekozen heeft te maken met de kwantiteit. De “warme winkels” hebben vaak een zeer goed werkend systeem, waarbij bij het verschijnen van de klant het juiste kledingstuk met een “kettingband” aangevoerd wordt. De klant zorgt in feite voor de externe aan- en afvoer van de kleding (figuur 4.35).
Figuur 4.35
Figuur 4.36
Figuur 4.35 Aan- en afvoer van kleding door middel van een “kettingband” bij een “warme winkel”. Figuur 4.36 Kleding die wacht op vervoer naar de diverse verzamelpunten.
Bij regiobedrijven wordt er in één keer een route gereden via de diverse verzamelpunten. Dit is een extra handeling die bij de “warme winkels” niet plaatsvindt. Het interne transport van de inpakafdeling naar de transportwagen is een punt van aandacht, omdat dit in het overgrote deel van de bedrijven handmatig door de chauffeur wordt gedaan. Op ergonomisch terrein zijn hier nog geen werkende concepten gezien, terwijl deze wel noodzakelijk zijn. Dit is een voorbeeld van handmatig transport naar de wagen. Zowel de opslag als het verplaatsen naar de wagen levert veel tillen, bukken en dragen op (figuur 4.36). Er ligt een belangrijke taak voor de bedrijven in de branche om met de machinefabrikanten het transportsysteem verder te ontwikkelen. De bedrijfskundige en ergonomische aspecten dienen hierbij de uitgangspunten te zijn.
50
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 5 Ergonomische checklist bij aankoop van apparatuur Bij aankoop van een nieuwe of een gebruikte machine is het natuurlijk van belang dat de technische specificaties voldoen aan de noodzakelijke behoefte. Indien de machine volledig automatisch functioneert, is de ergonomie niet van belang. Deze ergonomische aspecten gelden dan alleen voor het onderhouden van de machine. Indien er echter wel medewerkers met de machine gaan werken is een aantal ergonomische aandachtspunten van belang: • De activiteiten aan de machine dienen onder schouderniveau te blijven. • De activiteiten aan de machine moeten als vuistregel een reikafstand van minder dan 40 cm vereisen (staan en zitten). • De activiteiten aan de machine dienen maximaal 10 cm onder ellebooghoogte plaats te vinden. • Soms moeten er specifieke handelingen plaatsvinden om de machine te bedienen. Deze handelingen mogen geen belastingsrisico met zich meebrengen. • Maak een analyse van de werkzaamheden en bepaal aan de hand van onderstaand diagram of het gebruik van een stoel zinvol is. Mocht een stoel niet mogelijk zijn dan dient gekeken te worden of de sta-hulp mogelijk is.
ALGEMEEN Probeer bij de keuze van een machine de ergonomie een belangrijke plaats te laten innemen. U heeft jaren plezier van deze keuze. Laat u, bij voorkeur, adviseren door een onafhankelijke deskundige adviseur. Deze adviseur kan uw arbodienst zijn maar er zijn ook speciale ergonomische bureaus die u van dienst kunnen zijn.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
51
TEXTIELVERZORGING
HOOFDSTUK 6 Invoeren van ergonomische veranderingen Alle veranderingen in een bedrijf zullen in eerste instantie weerstand opwekken. Dit geldt dus ook bij het invoeren van ergonomische veranderingen. Bij een verandering zien de medewerkers zowel bedreigingen als kansen op zich afkomen. Ze reageren daar meestal op door een aantal fasen te doorlopen. Deze fasen zijn:
ONTKENNING (FASE 1) WEERSTAND (FASE 2) EXPERIMENT (FASE 3) ACCEPTATIE EN COMMITMENT (FASE 4) In de eerste twee fasen overheersen het verlangen naar het verleden en de onzekerheid voor de toekomst. In de derde en de vierde fase krijgen mensen oog voor de nieuwe kansen. Het kritische omslagpunt zit tussen de tweede en de derde fase. Het succesvol implementeren van veranderingen hangt in hoge mate af van het actief en effectief leidinggeven tijdens de vier fasen van de overgangsperiode. Ook het betrekken van de medewerkers bij de vier fasen is van belang voor de uiteindelijke acceptatie. De rol die de leidinggevende speelt bij het voeren van gesprekken in de overgangsfasen kunnen als volgt in punten worden weergegeven:
ONTKENNING • • • • •
52
erkennen dat deze fase nodig is, maar na enige tijd; confronteren met de informatie; aangeven dat de verandering er komt; tijd geven om de boodschap te laten bezinken; maken van een afspraak om verder te praten.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
WEERSTAND • • • •
echt luisteren, begrijpen en begrip tonen; erkennen van gevoelens van boosheid, verzet en frustratie; voor de gevoelens ruimte bieden; niet proberen mensen uit hun gevoelens te praten en ontkennen.
EXPERIMENT • • • • •
aanbieden van experimenteermogelijkheden: korte termijn afspraken maken en doelen stellen; duidelijke ondersteuning geven bij experimenten; voortgangsgesprekken; feedback- en brainstormsessies, eventueel op teamniveau; maken van fouten is toegestaan, de productiviteitseisen liggen even lager.
COMMITMENT • • • •
versterken positieve ervaringen; belonen van getoonde moed en geleverde inspanning; lange termijn afspraken maken en doelen stellen; verdere aandacht geven aan de acceptatie in het team.
Deze vier fasen worden door iedere medewerker doorlopen bij elke verandering. Het hangt van de grootte van de verandering af in hoeverre alle fasen sterk naar voren komen. Een belangrijk uitgangspunt is daarom:
EEN VERBETERING IN DE WERKOMSTANDIGHEDEN KAN NOG ZO GOED ZIJN, HET IS EEN VERANDERING EN ZAL WEERSTAND OPROEPEN. Door adequaat in te spelen op bovenstaande problematiek wordt de kans op een succesvolle invoering zo groot mogelijk. Zowel het bedrijf als de medewerkers hebben hier uiteindelijk profijt van.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
53
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 1: Arbowet en Arbobesluit In deze bijlage is algemene informatie over de inhoud en werking van de Arbowet opgenomen.
ARBOWET 1998 In de Arbowet ‘98 staan vooral algemene bepalingen over het arbobeleid in een bedrijf. Zoals over de uitgangspunten van het beleid, het systeem van risicoinventarisatie en -evaluatie, de ondersteuning door deskundige diensten en de samenwerking tussen werkgever en werknemers. De wet regelt ook het toezicht en de handhaving door de Arbeidsinspectie en het systeem van boete-oplegging. Een groot deel van de voorschriften in de Arbowet ‘98, het Arbobesluit en de Arboregeling komt voort uit verplichtingen die de Europese Unie stelt.
ARBOBESLUIT Het Arbobesluit bevat concrete bepalingen, ingedeeld naar onderwerp. Alle verboden, voorschriften en uitzonderingen die met een bepaald onderwerp te maken hebben staan in één hoofdstuk bij elkaar. Ieder hoofdstuk geldt in principe voor alle maatschappelijke sectoren (bedrijven en overheid) en voor alle categorieën werknemers. Voor enkele sectoren zijn uitzonderingen gemaakt: onderwijs, overheid, vervoer, justitiële rijksinrichtingen en defensie. Dat geldt ook voor bepaalde categorieën werknemers, zoals jongeren (tot 18 jaar), zwangere werknemers en thuiswerkers. Voor deze groepen zijn per hoofdstuk - dus per onderwerp - specifieke voorschriften opgenomen. De voorschriften in het Arbobesluit zijn algemeen geformuleerd. Er is dus geen aparte bepaling voor ieder arbeidsmiddel en voor iedere arbeidsplaats. Waar mogelijk wordt het gewenste resultaat voorgeschreven, niet de weg waarlangs dat moet worden bereikt. De overheid geeft de algemene spelregels voor het vermijden van ernstige risico’s en laat bedrijven op die manier ruimte voor maatwerk. Binnen dit kader kunnen bedrijven kiezen voor een oplossing die past bij hun specifieke productie- en arbeidsorganisatie.
ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING Hierin zijn bepaalde onderdelen uit het Arbobesluit nader uitgewerkt. Het gaat dan om specifieke bepalingen, bijvoorbeeld over de taken van arbodiensten of de keuring van hijskranen. Inhoud, structuur en opbouw van de Arboregeling sluiten volledig aan op die van het Arbobesluit. Dus als iets in hoofdstuk 5 van het Arbobesluit staat, staat de uitwerking in de Arboregeling ook in hoofdstuk 5.
54
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
BELEIDSREGELS ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWETGEVING Aan de Arbowet ‘98, het Arbobesluit en de Arboregeling zijn beleidsregels gekoppeld. Deze regels bieden concreet houvast bij het toepassen van de wettelijke voorschriften. De arbobeleidsregels geven aan hoe het vereiste beschermingsniveau bereikt kan worden, maar het zijn geen algemeen bindende voorschriften. Dit wil zeggen dat het werkgevers vrij staat om op een andere manier invulling te geven aan de wettelijke voorschriften, zolang het gestelde minimumbeschermingsniveau maar wordt bereikt. De enige afwijkende beleidsregel gaat over boeteoplegging. Daarin staat hoe een bestuurlijke boete wordt berekend en welke factoren tot verhoging of verlaging van het boetebedrag leiden. De beleidsregels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken (1. Arbowet, 2. Arbobesluit en 3. Arboregeling). Het nummer van een beleidsregel correspondeert met het artikelnummer uit wet, besluit of regeling waarop de beleidsregel is gebaseerd.
DE ARBOREGELGEVING IN DE PRAKTIJK Als u de arboregelgeving over een specifiek onderwerp wilt raadplegen kunt u het beste als volgt te werk gaan: 1. 2. 3. 4.
Raadpleeg eerst de Arbowet ‘98 . Dit is een kaderwet, een raam voor nadere regels, en bevat dus weinig concrete bepalingen. Raadpleeg vervolgens het Arbobesluit voor concrete bepalingen over het onderwerp. Raadpleeg vervolgens de Arboregeling voor de nadere uitwerking van het Arbobesluit. Raadpleeg vervolgens de Beleidsregels Arbowetgeving voor de beleidsregels die aangeven hoe het minimumbeschermingsniveau dat in de Arbowet, het Arbobesluit en/of de Arboregeling omschreven wordt, bereikt kan worden.
Het arbobesluit is via internet te vinden op arbo.nl
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
55
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 2: Overzicht Arboinformatiebladen AI-1 Arbo- en verzuimbeleid (2e herziene druk) mw. drs. A.F. Lenderink EUR 24,75 (ISBN: 9012088372) AI-2 Werken met beeldschermen (2e herziene druk) ir. P. Voskamp R.e. EUR 24,75 (ISBN: 9012089115) AI-3 Asbest EUR 24,75 (ISBN: 9012084806) AI-4 Lawaai op de arbeidsplaats (2e herziene druk) EUR 22,45 (ISBN: 9012089212) AI-5 Veilig werken in besloten ruimten (2e herziene druk) EUR 20,00 (ISBN: 9012089204) AI-6 Werken met kankerverwekkende stoffen en processen (2e herziene druk) drs. J.F. Zawierko EUR 24,75 (ISBN: 9012089603) AI-7 Kantoren (2e herziene druk) Ir. P. Voskamp R.e. EUR 20,00 (ISBN: 9012089093) AI-8 Zittend en staand werk (2e herziene druk) drs. K.J. Peereboom EUR 20,00 (ISBN: 9012089425)
56
AI-9 Biologische agentia (2e druk) EUR 27,50 (ISBN: 9012089042) AI-10 Bedrijfshulpverlening EUR 24,75 (ISBN: 9012084660) AI-11 Machineveligheid: afschermingen en beveiligingen (2e herziene druk) ir. P. Hoogerkamp EUR 24,75 (ISBN: 9012089050) AI-12 Zwangerschap en arbeid (2e herziene druk) dr. J.A. Paul EUR 24,75 (ISBN: 9012089174) AI-13 Kassawerkplekken (2e herziene druk) ir. M.C.R. Looze R.e., ir. M.H. Sonneveld EUR 22,45 (ISBN: 9012089433) AI-14 Bedrijfsruimten - inrichting, transport en opslag (2e herziene druk) Ing. M.H.G.M. Simonis EUR 24,75 (ISBN: 9012089190) AI-15 Veilig werken op daken (3e druk) Ing. H.M. Nieman, A.C. Ton EUR 22,45 (ISBN: 9012093279)
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
AI-16 Beveiligen van wand- en vloeropeningen Ing. H.M. Nieman, A.C. Ton EUR 20,00 (ISBN: 901208945X) AI-17 Hijs- en hefgereedschap en veilig hijsen (2e herziene druk) Vereniging Verticaal Transport EUR 24,75 (ISBN: 9012089123) AI-18 Laboratoria (2e herziene druk) dr. A.W. Zwaard EUR 24,75 (ISBN: 9012089409) AI-19 Industriële Verfverwerking Ir. C.I. Boeckhout, Ir. T. Onos EUR 24,75 (ISBN: 9012084695) AI-20 Werken onder koude omstandigheden (2e herziene druk) dr. H.A.M. Daanen EUR 20,00 (ISBN: 9012089131)
AI-26 Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering drs. R.R.J. Slangen en drs. E.P. van de Zande-Guinée / Haskoning EUR 24,75 (ISBN: 9012085993) AI-27 Medisch toezicht op radiologische werkers dr. G.J. Kars EUR 20,00 (ISBN: 9012086019) AI-28 Veilig werken met bestrijdingsmiddelen Mw. Ir. C.A.M. van Trijp EUR 24,75 (ISBN: 9012087309) AI-29 Fysieke belasting ir. P. Voskamp R.e. en drs. K.J. Peereboom EUR 22,45 (ISBN: 9012088968) AI-30 Jeugdigen mw. dr. J.A. Paul EUR 24,75 (ISBN: 9012088976)
AI-21 Rolsteigers (2e herziene druk) H. Knegt, P.J. Rademakers EUR 20,00 (ISBN: 9012089107)
AI-31 Gevaarlijke stoffen EUR 24,75 (ISBN: 9012088984)
AI-22 Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater (2e herziene druk) ing. P.C.J. Stallen EUR 24,75 (ISBN: 9012089654)
Enkele interessante websites zijn:
AI-23 Toxische stoffen in de houtverwerkende industrie ir. S. Wander EUR 24,75 (ISBN: 9012084822)
• Het arboplatform voor alle arbovragen: arbo.nl
AI-25 Preventie van zware ongevallen door gevaarlijke stoffen ir. C.D.J. Cieraad, ir. B.J. Wiekema EUR 24,75 (ISBN: 9012085551)
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
• Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.szw.nl
• De startpagina voor ergonomische vraagstukken: ergonomie.pagina.nl
57
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 3: Arbolijst In deze bijlage staan de gesubsidieerde investeringen die een ergonomische oplossing kunnen betekenen. Het zijn mogelijkheden die in de groep F van de Farbolijst vermeld staan. F betekent dat het middel of machine een oplossing of optimalisatie biedt op het gebied van fysieke belasting. De investering in deze apparatuur levert een aantal financiële voordelen op. Voor de volledige uitleg van deze voordelen wordt u verwezen naar de Arbolijst “willekeurige afschrijving Arbo-investeringen” (Farbo) 2002. Hierna volgt een samenvatting van de middelen die voor uw branche van belang kunnen zijn. Indien u meer informatie wilt kunt u bij de belastingdienst (belastingtelefoon) de complete lijst kosteloos bestellen.
SELECTIE UIT HET AANBOD: F F F F F F F F F F F
001 245 023 063 086 011 030 061 014 002 113
58
Chauffeursstoel voor bedrijfswagens Doekinsteekinrichting Elektrische trekker / verplaatser voor bijvoorbeeld (rol)containers. Mobiel hef-kipapparaat Mobiele container met hefbare bodem Rail- en hijssysteem Snelloop roldeur Schaarheftafel (hefplateau) Stahulp Verstelbare werktafel Wasselecteermachine
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 4: De werkplek voor staand werk ONTLEEND AAN HET ARBEIDSINSPECTIEBLAD ZITTEND EN STAAND WERK (AI-8) Indien mogelijk dient staand werken zoveel mogelijk te worden vermeden. In principe kunnen maar weinig staande houdingen langer dan 10 minuten volgehouden worden. Om het lichaamsgewicht te dragen moeten de beenspieren aanhoudend aangespannen zijn. Door een dergelijke statische belasting raken de beenspieren vermoeid. Indien men ook nog voorovergebogen staand werkt, neemt ook de belasting van de rugspieren aanzienlijk toe. In de meeste gevallen kan staand werk vervangen worden door werken aan een gecombineerde zit/stawerkplek of werken met een stasteun. Staand werken gaat daarentegen wel gepaard met een vrije mobiliteit. Staan kan dan afgewisseld worden met lopen. Bij staand werken kunnen ook grotere krachten gebruikt worden door de vrije inzet van het eigen lichaamsgewicht. Tijdens staand werken dient het bedienen van pedalen te allen tijde te worden vermeden. DE WERKOPSTELLING Bij het ontwerp van de werkplek voor staand werk is de werkhoogte en de been- en voetruimte van belang. De werkhoogte is afhankelijk van de lichaamslengte van de werknemer, de aard van het werk en de te bewerken objecten. Wanneer werknemers van verschillende lengte afwisselend dezelfde werkplek gebruiken zal er een in hoogte verstelbaar werkvlak aangebracht moeten worden. Hiertoe zijn vele vaak eenvoudige oplossingen voorhanden Een verstelbereik van tenminste 20 cm is nodig om een werkplek geschikt te maken voor korte en lange werknemers. Indien daarnaast ook nog de hoogte waarop de taken uitgevoerd moeten worden varieert is een groter instelbereik wenselijk. Draag er zorg voor dat in hoogte verstelbare tafels stabiel zijn, dit is bij staand werk van belang omdat regelmatig grote krachten aangewend worden. De vrije been- en voetruimte moet minstens over een breedte van 60 cm aanwezig zijn. Gebruik van losse vloerverhogingen wordt vanwege struikel- en valgevaar afgeraden. Daarbij kan een verhoging die wel veilig (vast, ruim en goed gemarkeerd) is een goede toepassing van een ergonomische verbetering zijn.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
59
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 5: Ergonomisch werkplekontwerp HET ONTWERPEN VAN EEN GOEDE WERKPLEK Indien u een werkplek wilt wijzigen of aan nieuwbouw denkt waarbij er nieuwe machines en of werkplekken worden gemaakt, is het zinvol om de werkplek waar de medewerkers komen te werken apart te beschouwen. De techniek lijkt in veel situaties voorrang te krijgen, maar de medewerkers moeten te vaak de gaten in de opstelling vullen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Hierna vindt u een algemeen stappenplan dat een ergonomisch ontwerp dient te volgen: Een goede inrichting van een werkplek is een ergonomisch ontwerpproces. Een ergonomisch ontwerpproces bestaat uit de volgende opeenvolgende fases: 1. Verkenning 2. Onderzoek en analyse 3. Globaal ontwerp 4. Detail ontwerp 5. Bouw, implementatie en evaluatie
TOELICHTING VAN DE STAPPEN Vooral wanneer meerdere werkplekken ingericht moeten worden, verdient een systematische aanpak de voorkeur. Belangrijk in de verkenning is het vaststellen van de ontwerpvraag. Hierbij is de inbreng van de werknemers van groot belang. Ook kunnen hier randvoorwaarden aangegeven worden hoe de werkplek in het logistieke concept van werkomgeving moet passen. In de fase van onderzoek en analyse is met name een taakanalyse van belang. Het is van belang om goed in kaart te brengen hoe vaak werknemers welke taken moeten verrichten. Dit levert waardevolle informatie op. De taakanalyse is ook van belang om te bepalen of bepaalde taken zittend kunnen worden uitgevoerd. Het voornaamste doel van een globaal ontwerp is het eerst uitproberen van een nieuwe werkopstelling voordat deze definitief gebouwd wordt. Het detailontwerp is vervolgens het verbeterde globale ontwerp. Tijdens de bouw, implementatie en evaluatie dient ook aandacht besteedt te worden aan het instrueren van de werknemers die op de nieuwe werkplekken gaan werken. De randvoorwaarden en de eisen die aan de werkplek gesteld worden kunnen met de constructeur worden overlegd, waarna de realisatie kan aanvangen. Hoewel deze stap enige tijd kost levert het resultaat een goede werkplek op waar de medewerkers iets van zichzelf in kunnen terugvinden. Dit verhoogt de acceptatie van de aangepaste situatie (zie ook het veranderingsproces). Hierna is de beslisboom weergegeven die u kan helpen bij de keuze voor de invoering van een verandering of optimalisatie.
60
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
BESLISBOOM AANPASSINGEN OF VERANDERINGEN PER PROBLEEM DAT AANGEPAKT WORDT (ontleend aan het adviesrapport Arboconvenant; Fysieke belasting en werkdruk in de Wasserij- en Stomerijbranche)
Onderwerp / probleem
Prioriteit
Inventarisatie alternatieven
Is een “bronaanpak” mogelijk
JA
NEE
Alternatieven bij bron
Invoeren bronaanpak
Evaluatie
JA
Invoeren alternatief
Evaluatie
NEE
Overgebleven opties
Keuze “beste” optie
Invoeren
Evaluatie
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
61
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 6: Lijst van mogelijke hulpmiddelen ONTLEEND AAN HET ADVIESRAPPORT Hiernaast treft u een lijst van materialen die in het adviesrapport Arboconvenant; Fysieke belasting en werkdruk in de Wasserij- en Stomerijbranche (zie blz. 13 tot en met 15) genoemd worden met voor zover mogelijk een toelichting en investeringskosten erbij vermeld. Het gaat hier om een lijst van materialen en maatregelen die al in de sector worden gebruikt en hun bruikbaarheid bewezen hebben.
62
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Hulpmiddel
Toelichting
1. Stahulp
Vermindert de belasting van het staan. Kan gebruikt worden bij voldoende beenruimte en bij de verwerking van “kleinere” producten. (zie voor nadere informatie bijlage 7) Gezondheidsschoeisel kan als persoonlijk beschermingsmiddel ingezet worden om de belastingseffecten van staan te beperken (preventie van been-, rug- en hoofdpijnklachten). Systeem waarbij transport, laden en lossen geautomatiseerd kan plaatsvinden. De werkplekken worden niet “belast” met opslag.
2. Schoenen
3. Hangbaan
4. Rollenband
Systeem waarbij transport, laden en lossen geautomatiseerd kan plaatsvinden. Dit systeem kan “tot op de werkplek” ingevoerd worden.
5. Beweegbare bodembak
Goed in de bak blijft op hoogte bij lossen. De capaciteit van de lege bak kan vergroot worden door de bodem tussentijds te vergrendelen. Trommel in de logistieke lijn die zorgt voor het losmaken van het verstrengelde goed. Automaat die lakens per stuk naar de verwerkingsafdeling sorteert.
6. “Shaker” 7. Lakenpikker
8. Wielen
Raming investering in euro’s 200,- per stuk
45,- per paar
50.000,- tot 70.000,afhankelijk van grootte en van vuile of schone afdeling transportband 800 mm breed, 1.000,- per strekkende meter, afhankelijk van hoogte zijgeleiding; rollenbaan 500 mm voor achter vouwmachine 250,- per strekkende meter afhankelijk van grootte 200,- tot 1000,- per stuk afhankelijk van grootte 40.000,- tot 80.000,compleet met band en bypass-mogelijkheid 45.000,10,- per stuk
De rolweerstand van containers en bakken wordt voor een belangrijk deel bepaald door de maat van de wielen (minimaal 10 cm doorsnede), het loopvlak (stevig rubber) en de soepelheid van draaien (naafkappen voor onderhoudsarme wielen). 9. Sorteerperron Verhogen van de vloerhoogte waardoor de Afhankelijk van medewerker onder schouderniveau kan werken. materiaalkeuze en inzet eigen technische dienst 10. Persen Verhogen van de vloerhoogte waardoor de Afhankelijk van medewerker onder schouderniveau kan werken. materiaalkeuze en inzet Vervangen van persen door in hoogte instelbare eigen technische dienst persen. 11.Instelbare Door middel van een zwengel of pomp kan de 1000,- per systeem vouwtafels vouwtafel op de juiste hoogte worden ingesteld. 12.Invoerstation De hoogte van het kledinghaakje kan ingesteld 15.000,- tot 20.000,Tunnelworden. De werkhoogte dient voor alle finnisher medewerkers onder schouderniveau mogelijk te zijn.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
63
TEXTIELVERZORGING
BIJLAGE 7: Stahulp WAT IS EEN STASTEUN OF STAHULP? Een stasteun of stahulp ziet eruit als een kruising tussen een barkruk en een stoel. Het is een hulpmiddel dat in vele werksituaties een goede verbetering oplevert van de lichamelijke belasting van de medewerkers. Een stahulp geeft de gebruiker namelijk soms een voordeel boven staand of zittend werk. Vooral langdurig staan blijkt de gezondheid van de medewerkers aan te kunnen tasten.
WAAROM WORDT ER EIGENLIJK ZOVEEL STAAND GEWERKT? Kortweg kan er gesteld worden dat staand werk gedaan wordt, omdat dit voordelen kan bieden ten opzichte van zittend werk. Enkele voordelen van staan ten opzichte van zitten zijn: • grotere reikwijdte; • grotere krachtuitoefening; • goed overzicht over het werk en de omgeving; • hoge mobiliteit; • nauwelijks beenruimte nodig onder de werktafel; • veel ruimte voor techniek onder de tafel; • geen kostbare stoel nodig; • weinig werkruimte nodig.
STAAN IS EEN ZWARE BELASTING Tijdens arbeid levert ons lichaam veel werk. Het bewegingsysteem oftewel het spier/skeletsyteem wordt belast bij iedere beweging. Die belasting heeft gevolgen voor de spieren, de gewrichten, de pezen en de banden. Daarnaast heeft beweging of belasting een belangrijk effect op de bloeddoorstroming in het lichaam. Een belangrijk onderscheid in soort belasting is of het een statische of dynamische belasting betreft. Staand werk heeft een sterk statisch karakter. Daardoor vermindert de doorbloeding van de benen en de rug. Door dit effect op het lichaam leidt staan al snel tot vermoeidheid en later mogelijk tot chronische klachten. Een gevolg daarvan is dat de helft van medewerkers die beroepsmatig langdurig moeten staan klachten hebben van de rug, de nek, de benen en de voeten. Dit percentage stijgt tot 80% bij oudere medewerkers
WAT KUNNEN DE VOORDELEN VAN EEN STAHULP ZIJN? Wie een stahulp gebruikt combineert de voordelen van staan en zitten. Deze voordelen zijn onder andere: • de benen worden ontlast. De stahulp vangt bijna twee derde van het lichaamsgewicht op; • de benen blijven vrijwel geheel gestrekt. Hierdoor kun je van een stahulp makkelijk opstaan, blijft de reikwijdte behouden en vermindert de mobiliteit niet;
64
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
• een stahulp stabiliseert het bekken en ontlast zo de wervelkolom enigszins; • de stahulp vermindert de natuurlijke kromming niet (hetgeen een zithouding in een stoel wel doet). Hierdoor ontstaat er geen extra belasting in de wervelkolom; • een stahulp neemt weinig ruimte in en kan vrijwel overal ingezet worden.
WAAR MOET JE OP LETTEN BIJ HET PLAATSEN VAN EEN STAHULP? De werkhoogte bij het gebruik van een stahulp is enigszins lager dan bij staand werk! Daarnaast kan niet op elke sta-werkplek een stahulp geplaatst worden, aangezien er meer beenruimte voor nodig is. De werkhoogte met gebruik van een stahulp is voor een medewerker van 175 cm. lichaamslengte 85 cm tot 95 cm. Dit is afhankelijk van de werkzaamheden.
STAHULPEN VRAGEN AANDACHT BIJ INTRODUCTIE De meeste medewerkers weten niets van de risico’s van staand werken. Vaak hebben deze medewerkers al jarenlange ervaring met staand werk en moeten nu dus een verandering in hun werk ondergaan. Zie ook de bijlage over veranderingsprocessen. Dit wordt niet altijd met een groot enthousiasme ontvangen. Daarom is het noodzakelijk om bij de introductie van stahulpen de medewerkers voor te lichten over het gebruik, de voordelen en de nadelen van een stahulp. Wordt deze aandacht niet gegeven dan is de kans groot dat de betrokkenen de stahulp niet zullen accepteren, ook al lijkt het nog zo’n grote verbetering. De medewerkers dienen bij deze introductie betrokken te zijn en begeleid te worden bij het ontstaan van eventuele problemen bij het gebruik.
KEUZEDIAGRAM Aard van het werk Niet of beperkte mobiliteit
Grote mobiliteit
Lichtere arbeid
Mogelijkheden voor beenruimte aanwezig
Weinig opstaan <10 maal per uur
Normale zitwerkplek
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
Zwaardere arbeid of grote objecten
Beperkte mogelijkheid om beenruimte te maken
Vaak opstaan >10 maal per uur
Gecombineerde zitsta-werkplek
MAART
2004
Werkplek met sta-hulp
Staand werk
65
TEXTIELVERZORGING
SAMENVATTING STASTEUN In principe dient een werkplek als zitwerkplek te worden ingericht. Alleen als dit niet mogelijk is kan een stasteun een oplossing zijn om langdurige been- en rugbelasting van een werknemer te voorkomen. De hoogte van de stasteun dient zodanig te zijn dat een werknemer er met licht gebogen knieën mee kan werken. De zithoogte dient middels een gasveer verstelbaar te zijn tussen de 65 en 85 cm. De oppervlakte van het steunvlak dient minimaal 20 x 20 cm te zijn en de hellinghoek t.o.v. het horizontale vlak 20 tot 30˚ naar voren. De stasteun mag niet te gemakkelijk weg kunnen rollen en de voeten van de werknemer moeten goed ondersteund worden. De hoogte van de werktafel is bij gebruik van een stasteun lager (± 10 cm) dan bij staand werk. Het is van belang om regelmatig van houding te veranderen ook bij gebruik van een hulpmiddel zoals de stasteun. Voor verdere informatie en achtergronden zie de informatie over de stasteun die voorjaar 2004 wordt uitgegeven in het kader van het Arboconvenant Textielverzorging, www.raltex.nl/arbo.
66
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Literatuurlijst • Ayoub, M.M. en Mital, A. (1989). Manual Materials Handeling, NewYork: Taylor & Francis. • BGZ wegvervoer. 1996 Checklist werken met rolcontainers. Gouda: BGZ wegvervoer. • Borg, G. (1990). Psychophysical scaling with applications in physical work and the perception of exertion. Scand J Work Environ Health 16(Suppl 1), 55-8. • Burdorf, A., Post, W., Bruggeling, T. (1996). Reliability of a questionnaire on sickness absence with specific attention to absence due to back pain and respiratory complaints. Occupational Envirnomental Medicine 53, 58-62. • Burdorf, A., Beek, A. van der (1999). Questionnaires on physical load in musculoskeletal epidemiology: are we asking the unanswerable? Scand J Work Environ Health a;25:81-83. • Burdorf, A., Beek, A. van der (1999). Exposure assessment strategies for work-related risk factors for musculoskeletal disorders. Scand J Work Environ Health b;25(suppl4):25-30. • Burdorf, A., Molenaar, D. (2003). Arboconvenant; Fysieke belasting en werkdruk in de Wasserij- en Stomerijbranche. MiSW: Den Haag. • Burdorf, A., Molenaar, D., Beek, A. van der (2001). Ergonomische aanpassingen bij assemblage van electronica-onderdelen. Tijdschrift voor Ergonomie 26(3), 4-11. • Delleman, N.J. e.a. 1995 Handmatig duwen en trekken en gezondheidseffecten. Ministerie van SZW/YUGA uitgeverij: Den Haag. • Dul, J. en Smitt, P. (1989). Ontwikkeling en toepassing van een werk-rust model voor statische houdingen. Leiden: NIPG/TNO. • Elders, L.A.M., Burdorf, A. (2001). Interrelations of risk factors and low back pain in scaffolders. Occupational Environmental Medicine 58 (9), 597-603. • Gezondheidsraad (commissie risicobeoordeling handmatig tillen). 1995 Den Haag: gezondheidsraad, no. 1995/02. • IJff, M. (1993). Repeterende handelingen en RSI. Een instrument voor het herkennen van Risicovolle arbeidssituaties. Scriptie Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen, Gezondheidskunde, Amsterdam. • Jansen, J.P., Burdorf, A. (2002). Werk en gezondheid in verpleeg- en verzorgingshuizen. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
67
TEXTIELVERZORGING
• Kant, I. en Borm, P.J.A. (1990). Observations of working postures is garages using the Ovako Working Posture Analysing System (OWAS). Ergonomics, vol.33, no.2. • Karasek, R., Baker, D., Marxer, F., Ahlbom, A., Theorell, T. (1981). Job decision latitude, job demands, and cardiovascular disease: a prospective study of Swedish men. Am J Public Health 71(7), 694-705. • Kuorinka. (1987). Standard Nordic questionnaires for the analysis of musculoskeletal symptoms. Appl Ergon 18, 233-237. • Miedema, M.C., Douwes, M. en Dul, J. (1993). Ergonomische aanbevelingen voor de volhoudtijd van statische staande houdingen. Tijdschrift voor Ergonomie, 18 (2), Amsterdam. • Mital, A., Nicolson, A.S. en Ayoub, M.M. (1997). A guide to manual materials handeling. Second edition, New York: Taylor & Francis. • Mital, A., Nicolson, A.S. en Ayoub, M.M. (1994). Richtlijnen voor manueel verplaatsen van lasten. Hardinxveld-Giessendam: Lanser. • Molenbroek, J.F.M. en Dirken, P.J.A. (1987). De Nederlandse lichaamsmaten voor ontwerpen. Dined-tabel, Faculteit van het industrieel ontwerpen, Technische Universiteit Delft. • Pheasant, S.T. (1984). Anthropometrics. London: British Standards institution. • Sjogaard, G. (1986). Intramuscular Changes during long-term contraction. The ergonomics of working postures. London. • Tielemans, E., Heederik, D., Burdorf, A., Vermeulen, R., Veulemans, H., Kromhout, H., Hartog, K. (1999). Assessment of occupational exposures in a general population: comparison of different methods. Occupational and Environmental Medicine 56, 145-51. • Veldhoven, M. van, Meijman, T.F. (1994). Het meten van psychosociale arbeidsbelasting met een vragenlijst. De Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid VBBA. Amsterdam: NIA. • Vink, P., Smitt, P. en Berg, R. van den. (1993). De nieuwe NIOSH-methode (2) het toepassingsgebied. Tijschrift voor ergonomie 18 (4). • Voskamp, P. (1998). Handboek ergonomie. Alphen aan den Rijn: Samsom BedrijfsInformatie. • Waersted, M. e.a. (1991). Working hours as a risk factor in de the development of musculoseletal complaints. Ergonomics (34) 3, London. • Waters, T.R., Putz-Andeson, V., Garg, A. en Fine, L.J. (1993). Revised NIOSH eguation for the design and evaluation of manual lifting tasks. Ergonomics, vol 36, no 7.
68
HANDBOEK WERKPLEKOPTIMALISATIE -
MAART
2004
TEXTIELVERZORGING
Projectbureau Arboconvenant Textielverzorging
Postbus 90154 5000 LG Tilburg tel.: +31 (0)13 594 4466 fax: +31 (0)13 468 6872 email:
[email protected] internet: www.raltex.nl/arbo
Het Arboconvenant Textielverzorging is een afspraak van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, de Nederlandse Vereniging van Linnenverhuur- en Wasserijbedrijven (NVW) en de Nederlandse Vereniging voor Textielreinigers (NETEX).