Handboek Governance Stichting ROOS
Handboek Governance Stichting ROOS
Pagina 1 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Inhoudsopgave Handboek Governance ALGEMEEN 1. Doel en samenhang van het Handboek Governance 2. Beknopte schets van het wettelijk kader 3. Kernpunten Code voor goed onderwijsbestuur in het (primair) onderwijs 4. Beknopte schets van de bestuurlijke verhoudingen binnen de Stichting 5. Stichtingsstatuten
bladzijde 3 3 4 5 6
RAAD VAN TOEZICHT 6. Toezichtfilosofie en Toezichtkader Raad van Toezicht 7. Reglement Raad van Toezicht 8. Profielschets voorzitter en leden Raad van Toezicht 9. Selectie en benoemingsprocedure voorzitter en leden Raad van Toezicht 10. Rooster van aftreden Raad van Toezicht 11. Vergoedingsregeling Raad van Toezicht 12. Introductieprogramma nieuwe leden Raad van Toezicht 13. Procedure zelfevaluatie Raad van Toezicht 14. Raamwerk jaarplanning Raad van Toezicht
14 18 21 22 23 23 23 24 26
BESTUUR 15. Bestuursreglement 16. Besluiten van het bestuur onderworpen aan goedkeuring 17. Profiel bestuurder 18. Selectie en benoemingsprocedure bestuursleden 19. Beoordelingskader voor het bestuur
27 28 29 30 31
ORGANISATIE 20. Interne besturingsfilosofie 21. Organisatieschema 22. Medezeggenschap 23. Managementstatuut 24. Managementinformatie 25. Archivering
34 38 39 52 57 57
VERANTWOORDING 26. Uitgangspunten (horizontale) verantwoording 27. Regels met betrekking tot het Jaarverslag
58 59
RECHTSBESCHERMING 28. Behandeling van klachten en bezwaren
60
Pagina 2 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Algemeen Hoofdstuk 1 Doel en samenhang van het Handboek Het Handboek Governance Stichting ROOS heeft tot doel het bestuurlijk proces binnen de organisatie van de Stichting ROOS op een transparante wijze vast te leggen ten behoeve van de belanghebbenden binnen en buiten de organisatie. Het kader waarbinnen het bestuurlijk proces vorm krijgt is de wet en regelgeving die op de Stichting ROOS van toepassing is. Het Handboek beschrijft op welke wijze de ruimte die wet- en regelgeving biedt wordt ingevuld en wie daarbij op welke momenten betrokken is en beslissingen neemt. Ook de formele structuur van de organisatie met een beschrijving van de functionarissen, hun rol en hun profiel maakt deel uit van het Handboek. Het Handboek Governance is als volgt opgebouwd. Het algemene deel beschrijft het kader van wet en regelgeving en bevat onder andere de statuten van de organisatie. Ook wordt kort ingegaan op de bestuurlijke verhoudingen binnen de Stichting ROOS. Vervolgens wordt ingegaan op de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht houdt toezicht op het bestuur en op de algemene gang van zaken in de organisatie. Onder andere de toezichtfilosofie, toezichtkader, totstandkoming, het profiel en de werkwijze van de Raad van Toezicht worden in dit deel beschreven. Het derde deel handelt over het bestuur. Het bestuur heeft de rol van bevoegd gezag van de organisatie. De taken en verantwoordelijkheden, het profiel en de arbeidsvoorwaarden van het bestuur komen hier aan de orde. Het vierde deel gaat in op de interne organisatie van de Stichting ROOS. Hier is onder andere de besturingsfilosofie, het managementstatuut en het medezeggenschapsstatuut en -reglement te vinden. Het vijfde deel gaat in op het thema horizontale verantwoording. Dat wil zeggen hoe de organisatie de dialoog met de samenleving wil vormgeven en verantwoording aflegt over de bereikte resultaten. In het zesde deel komt de rechtsbescherming aan de orde. Dan gaat het om de bezwarenprocedure AWB en de Klachtenregeling.
Hoofdstuk 2 Beknopte schets van het wettelijk kader De Stichting ROOS is een organisatie voor primair openbaar onderwijs. Het openbaar onderwijs is een publieke voorziening die voor iedereen open staat. De algemene toegankelijkheid is wettelijk gegarandeerd. Tevens bepaalt de Wet dat het openbaar onderwijs geen specifieke levensbeschouwing propageert, maar aandacht besteedt aan de pluriformiteit van godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden en het onderkennen van de betekenis van deze pluriformiteit. De gemeente heeft de grondwettelijke plicht zorg te dragen voor voldoende aanbod van openbaar onderwijs. Dat betekent niet dat de gemeente dat aanbod zelf moeten verzorgen, maar dat kan ook, net als in het geval van de Stichting ROOS, door een stichting in het leven te roepen die de statutaire taak heeft openbaar basisonderwijs aan te bieden. De Stichting ROOS biedt onderwijs aan in Holten, Rijssen, Wierden, Hellendoorn, Nijverdal, Vriezenveen, Vroomshoop en Westerhaar-Vriezenveensewijk. Het toezicht op de Stichting ROOS op grond van artikel 48 WPO berust bij de gemeenteraden van Rijssen-Holten, Hellendoorn, Wierden, Twenterand. Het gemeentelijk toezicht is erop gericht te garanderen dat de Stichting daadwerkelijk openbaar basisonderwijs verzorgt in overeenstemming met de wet.
Pagina 3 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
De Stichting ROOS valt onder de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). Deze wet stelt onder andere eisen aan de inhoud van het onderwijs, de organisatie van bestuur en toezicht (governance) en regelt de bekostiging. Daarnaast zijn andere specifieke wetten van toepassing op het basisonderwijs, zoals de Wet Medezeggenschap op Scholen. Naast de specifieke, op het basisonderwijs gerichte wetten, bevat ook de algemene wetgeving regels die op het onderwijs van toepassing zijn. Dan kan het gaan om regels die van toepassing zijn op het personeel (ARBO, sociale zekerheid) of op milieu en veiligheid. Maar ook de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), het Burgerlijk Wetboek en de fiscale wetgeving zijn van toepassing. Sinds het eind van de jaren tachtig is de trend dat scholen meer vrijheid krijgen hun eigen huishouding in te richten en zelf keuzes te maken. De trend van autonomievergroting gaat gepaard met meer aandacht voor de interne checks and balances. Meer autonomie gaat hand in hand met meer maatschappelijke verantwoording afleggen en versterking van het interne toezicht. Dat komt terug in: Versterking van de positie van de medezeggenschap; Zelfregulering door middel van codes voor goed onderwijsbestuur; De wettelijke verplichting om een scheiding aan te brengen tussen bestuur en toezicht; De opkomst van het thema horizontale verantwoording, ook wel genoemd meervoudig publieke verantwoording. In aansluiting op de code voor goed onderwijsbestuur van de PO-Raad bepaalt de wetgever dat er een scheiding moet worden aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende functie (wet van 4 februari 2010, Stb 80). In de bestuurlijke organisatie van de Stichting ROOS wordt deze scheiding geëffectueerd door het invoeren van het model van een professioneel bestuur en een Raad van Toezicht. Het Raad van Toezichtmodel, zoals dit bestuursmodel wordt genoemd, is uitgewerkt in de statuten en in de daarop gebaseerde regelingen, zoals die zijn opgenomen in dit Handboek Governance. Op het niveau van de onderwijsinstelling heeft het Handboek Governance de functie voor alle belanghebbenden transparant te maken hoe de interne bestuurlijke en toezichthoudende processen zijn georganiseerd en hoe de bevoegdheden zijn verdeeld.
Hoofdstuk 3 Kernpunten code goed onderwijsbestuur in het PO De PO-Raad heeft als sectororganisatie voor het basisonderwijs op 21 januari 2010 een Code voor Goed onderwijsbestuur in het Primair Onderwijs vastgesteld. Deze Code is te downloaden van de website van de PO-Raad: www.po-raad.nl. De Code geldt vanaf 1 augustus 2010 voor de leden van de PO-Raad. De Code voor Goed onderwijsbestuur van de PO-Raad bevat een aantal principes: De organisatie zorgt voor invloed en betrokkenheid van belanghebbenden op de onderwijsinstelling en verplicht de onderwijsinstelling aan belanghebbenden verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en de resultaten daarvan; Bestuur en intern toezicht zijn gescheiden. Het bestuur is belast met het besturen van de instelling en doet dat op onafhankelijke wijze; De interne toezichthouder houdt toezicht op het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de instelling. De toezichthouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het eigen functioneren, is onafhankelijk samengesteld, stelt de eigen bezoldiging vast, benoemt de externe accountant. De principes uit de Code voor Goed onderwijsbestuur van de PO-Raad zijn terug te vinden binnen de Stichting ROOS. Pagina 4 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
De scheiding van bestuur en toezicht wordt binnen de nieuwe statuten van de Stichting geïmplementeerd door de invoering van de structuur van een professioneel bestuur en een Raad van Toezicht. De beschreven bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn conform de principes uit de Code verdeeld over bestuur en Raad van Toezicht. De (horizontale) verantwoording wordt richting de interne belanghebbenden vorm gegeven via de medezeggenschap op grond van de Wet Medezeggenschap Scholen en naar de externe belanghebbenden in ieder geval via het Jaarverslag.
De Stichting ROOS voldoet na wijziging van de bestuurlijke structuur en vaststelling van het Handboek Governance aan de formele eisen van de sectorcode.
Hoofdstuk 4 Beknopte schets van de bestuurlijke verhoudingen binnen de Stichting ROOS Binnen de Stichting ROOS is een organieke scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende functie. De bestuurlijke functie is belegd bij een bestuur, dat als bevoegd gezag fungeert. Het bestuur heeft alle bestuurlijke bevoegdheden, voor zover de statuten deze niet bij andere bestuurlijke organen, zoals de Raad van Toezicht, belegt. De Raad van Toezicht fungeert als toezichthouder op het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de Stichting ROOS. De Raad van Toezicht beschikt daartoe over een aantal goedkeuringsbevoegdheden ten aanzien van besluiten van het bestuur. Zonder goedkeuring van de Raad van Toezicht kan het bestuur ten aanzien van een aantal in de statuten genoemde belangrijke onderwerpen geen rechtsgeldige besluiten nemen. Bovendien heeft de Raad van Toezicht de bevoegdheid de accountant aan te wijzen en het bestuur aan te stellen en te ontslaan. Daarnaast is er een relatie met de gemeenteraden van de gemeente Rijssen-Holten, Hellendoorn, Wierden en Twenterand. De gemeenteraden hebben, zoals uitgelegd in het onderdeel “beknopte schets van het wettelijke kader”, een toezichthoudende rol vanuit de verantwoordelijkheid te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs in de gemeente. De gemeenteraden hebben in de eerste plaats de bevoegdheid de leden van de Raad van Toezicht te benoemen. Via dit benoemingsrecht wordt geacht dat de gemeenten een overwegende invloed hebben op de instelling. In de tweede plaats hebben de gemeenteraden het recht en de plicht in te grijpen bij ernstige taakverwaarlozing. In ultieme zin kunnen de gemeenteraden bij ernstige taakverwaarlozing zelfs de Stichting ontbinden en zelf weer de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de Stichting ROOS op zich nemen. De medezeggenschap van personeel en ouders is georganiseerd via een medezeggenschapsraad (MR) per school en een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) bovenschools. Voor het organisatieschema wordt verwezen naar hoofdstuk 21 in dit Handboek Governance.
Pagina 5 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING ROOS Heden, ……………………… 2011 verscheen voor mij, ……………., notaris te …………….. : ……………., voorzitter en ………………, secretaris van het bestuur van de Stichting ROOS, ten deze woonplaats kiezende op het adres van de Stichting ROOS, Watermolen 90, 7461 AZ Rijssen, ten deze handelende als statutair vertegenwoordigers van de Stichting ROOS, handelende ter uitvoering van het besluit van het bestuur van de Stichting ROOS de dato …. 2011, waarvan een afschrift aan deze akte is gehecht, en met goedkeuring van: a. de gemeenteraad van Hellendoorn de dato ….., waarvan een afschrift aan deze akte is gehecht, b. de gemeenteraad van Twenterand de dato ….., waarvan een afschrift aan deze akte is gehecht, c. de gemeenteraad van Wierden de dato ….., waarvan een afschrift aan deze akte is gehecht, d. de gemeenteraad van Rijssen-Holten de dato ….., waarvan een afschrift aan deze akte is gehecht. De comparanten verklaarden hierbij de statuten van de Stichting te wijzigen in verband met de inwerkingtreding van de wet van 4 februari 2010, Stb. 80, die de schoolbesturen ertoe verplicht voor 1 augustus 2011 een scheiding aan te brengen tussen bestuur en intern toezicht. Tekst statuten na statutenwijziging Naam en zetel Artikel 1 1. De Stichting draagt de naam Stichting ROOS. 2. De Stichting heeft haar zetel in de gemeente Rijssen-Holten. Begripsbepalingen Artikel 2 In deze statuten wordt verstaan onder: a) Gemeenten: de gemeenten die de instandhouding van de openbare basisscholen aan de Stichting hebben overgedragen; b) Raden: de gezamenlijk op grond van artikel 48 Wet op het primair onderwijs optredende gemeenteraden van de deelnemende gemeenten; c) Coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht: een coördinatiecommissie bestaande uit de portefeuillehouders onderwijs van de aangesloten gemeenten en werkzaam op basis van artikel 17 van de statuten; d) Handboek Governance: het Handboek Governance van de Stichting ROOS; e) De scholen: de openbare basisscholen van de gemeenten Hellendoorn, Twenterand, Wierden en Rijssen-Holten. Doel en middelen Artikel 3 De Stichting heeft ten doel het bevorderen en in stand houden van het openbaar basisonderwijs in de gemeenten Hellendoorn, Rijssen-Holten, Twenterand en Wierden overeenkomstig de beginselen van het openbaar onderwijs met in achtneming van artikel 46 WPO. Om het doel te verwezenlijken kan de Stichting gebruik maken van alle wettige middelen die daaraan dienstbaar zijn.
Pagina 6 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Duur en boekjaar Artikel 4 1. De Stichting is opgericht voor onbepaalde tijd. 2. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Organisatie van de Stichting Artikel 5 De Stichting kent een bestuurder die de rol van bevoegd gezag heeft en een Raad van Toezicht die toezicht houdt op de bestuurder en de wettelijke taken van een Raad van Toezicht uitoefent. Daarnaast is er een coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht die het toezicht van de gemeenteraden coördineert. Bestuurder; benoeming, schorsing en ontslag, belet en ontstentenis Artikel 6 1. De Stichting wordt bestuurd door een bestuurder. 2. De bestuurder wordt benoemd door de Raad van Toezicht. De bestuurder dient te handelen vanuit de beginselen van het openbaar onderwijs. 3. De vereiste deskundigheden en achtergrond van de bestuurder worden in algemene zin vastgesteld door de Raad van Toezicht in een profielschets. De Raad van Toezicht kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen van de bestuurder. 4. Bij de selectie van een bestuurder wordt door de Raad van Toezicht een selectie- en benoemingsprocedure gevolgd die is beschreven in het Handboek Governance. 5. De bestuurder kan als ordemaatregel te allen tijde gemotiveerd worden geschorst door de Raad van Toezicht. De schorsing van de bestuurder vervalt, indien de Raad van Toezicht niet binnen vier weken na de datum van ingang van de schorsing besluit tot opheffing of handhaving van de schorsing dan wel het voornemen heeft kenbaar gemaakt de bestuurder te ontslaan. De bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin opheffing of handhaving van de schorsing aan de orde is te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman. 6. De Raad van Toezicht is te allen tijde bevoegd de bestuurder gemotiveerd te ontslaan. De bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin ontslag aan de orde is te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadspersoon. 7. De bestuurder defungeert: (a) Door zijn overlijden; (b) Door de beëindiging van zijn dienstverband met de Stichting; (c) Door zijn onder curatele stelling; (d) Doordat hij het vrij beheer over zijn vermogen verliest; (e) Door zijn ontslag verleend door de Raad van Toezicht. 8. In de vacature van bestuurder wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Bij ontstentenis of belet van de bestuurder, waaronder ook schorsing op grond van het vijfde lid wordt verstaan, wordt de bestuurder waargenomen door een door de Raad van Toezicht aangewezen waarnemend bestuurder. Bij ontstentenis of belet van de Raad van Toezicht wordt de bestuurder waargenomen door de persoon die daartoe door de president van de rechtbank van het arrondissement waar de Stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen. Pagina 7 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
9. De Raad van Toezicht is belast met het vaststellen van de bezoldiging en kostenvergoedingen van de bestuurder. De Raad van Toezicht hanteert hierbij de voor het personeel in het primair onderwijs geldende arbeidsvoorwaarden. 10. Tegen de achtergrond van de benodigde deskundigheid draagt de bestuurder zorg voor voortdurende persoonlijke ontwikkeling. Het functioneren van de bestuurder wordt periodiek door de Raad van Toezicht besproken en beoordeeld. Bestuurder; taken en bevoegdheden Artikel 7 1. De bestuurder is belast met het besturen van de Stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt de bestuurder zich naar het belang van de Stichting en het belang van de scholen die door de Stichting in stand worden gehouden. 2. De bestuurder is belast met de taken en uitoefening van de bevoegdheden die de Stichting als bevoegd gezag zijn toebedeeld, voor zover deze niet bij of krachtens de wet of deze statuten aan anderen zijn toegekend. Bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden conformeert de bestuurder zich aan het bepaalde in het Handboek Governance. 3. De bestuurder bepaalt de missie en het strategisch beleid van de Stichting en de vertaling daarvan in concrete doelstellingen voor de scholen die door de Stichting in stand worden gehouden, daarbij rekening houdend met de belangen van hen die bij die scholen zijn betrokken en rekening houdend met de eisen die de wet aan het onderwijs stelt. De missie en het strategisch beleid van de Stichting en de vertaling daarvan in concrete doelstellingen voor de onderwijsorganisatie legt de bestuurder ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. De bestuurder legt in het jaarverslag verantwoording af over de mate waarin de vastgestelde missie en doelstellingen zijn gerealiseerd. 4. De bestuurder is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder met name ook begrepen het, met inachtneming van de bepalingen ter zake in de Wet op het Primair Onderwijs, besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen of het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerstelling van een schuld van een ander verbindt. De in dit artikellid genoemde besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen of het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerstelling van een schuld van een ander verbindt, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht. Het ontbreken van bedoelde goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan. 5. Voorts heeft de bestuurder voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht nodig voor het nemen van besluiten met betrekking tot: a. Het aangaan van financiële verplichtingen die niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang meer bedraagt dan een door de Raad van Toezicht vastgesteld en aan de bestuurder meegedeeld bedrag; b. De beëindiging van de vaste dienstbetrekking van minimaal 5% van de medewerkers tegelijkertijd of binnen een kort tijdbestek; c. Ingrijpende wijziging van de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers in dienst van de Stichting; d. Het stichten van nieuwe scholen; e. Het voornemen tot het opheffen of samenvoegen van een of meer scholen of locaties;
Pagina 8 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
f.
Het doen van een voorstel aan één van de Raden tot opheffing van een door de Stichting in stand gehouden school; g. Het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Stichting of de in stand te houden scholen. 6. De besluitvorming over de opheffing van een door de Stichting in stand gehouden school is voorbehouden aan de gemeente waarin de desbetreffende school is gelegen. 7. De bestuurder verschaft de Raad van Toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens. De besluitvorming van de bestuurder is openbaar en de wijze waarop aan de openbaarheid vorm wordt gegeven, wordt verder uitgewerkt in het Handboek Governance. Ook de wijze en omvang van de informatieverstrekking wordt verder uitgewerkt in het Handboek Governance. Vertegenwoordiging Artikel 8 1. De bestuurder vertegenwoordigt de Stichting, tenzij er naar de mening van de bestuurder of de Raad van Toezicht sprake is van een tegenstrijdig belang tussen bestuurder en Stichting. In dat geval vertegenwoordigt de voorzitter van de Raad van Toezicht de Stichting. 2. De bestuurder kan anderen volmacht verlenen om de Stichting te vertegenwoordigen binnen de grenzen van die volmacht. Geheimhouding van stukken door de bestuurder Artikel 9 De bestuurder is verplicht tot de geheimhouding van stukken waarvan hij weet of kan weten dat de openbaarmaking de belangen van de Stichting kan schaden. Deze verplichting komt niet te vervallen bij het defungeren van de bestuurder, tenzij de Raad van Toezicht op aanvraag van de voormalig bestuurder anders besluit. Raad van Toezicht; taken en bevoegdheden, benoeming, schorsing en ontslag Artikel 10 1. De Raad van Toezicht heeft als hoofdtaken: (a) Het houden van toezicht op het beleid van de bestuurder en op de algemene gang van zaken in de Stichting, (b) Het met raad terzijde staan van de bestuurder, (c) Het fungeren als werkgever van de bestuurder en (d) Het afleggen van verantwoording voor het uitgevoerde toezicht. 2. Onverminderd het bepaalde ten aanzien van de Raden in deze statuten en de Wet op het Primair Onderwijs is het toezicht op het beleid van de bestuurder en op de algemene gang van zaken in de Stichting opgedragen aan een Raad van Toezicht. Het toezicht omvat in ieder geval de in artikel 17c van de Wet op het Primair Onderwijs genoemde onderwerpen. 3. De vereiste deskundigheden en achtergrond van de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht worden in algemene zin vastgesteld door de Raad van Toezicht in een openbare profielschets, die is opgenomen in het Handboek Governance. De Raad van Toezicht kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen van de voorzitter of het lid van de Raad van Toezicht. Om benoembaar te zijn tot lid van de Raad van Toezicht dient een kandidaat de beginselen van het openbaar onderwijs te onderschrijven. Pagina 9 Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
4. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht is onverenigbaar met het lidmaatschap van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad van (een van) de in artikel 2 bedoelde scholen en met het lidmaatschap van een van de Raden van de in artikel 2 bedoelde gemeenten. 5. De Raad van Toezicht bestaat uit vijf tot zeven natuurlijke personen. Ingeval de Raad van Toezicht vijf of zes leden telt, worden twee leden op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad door de Raden benoemd. Telt de Raad van Toezicht zeven leden, dan worden drie leden door de raden op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad benoemd. De overige leden van de Raad van Toezicht worden door de Raden op voordracht van de Raad van Toezicht benoemd, met dien verstande dat de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid wordt gesteld een bindende voordracht te doen voor een lid. De wervings- en selectieprocedure voor leden van de Raad van Toezicht wordt verder uitgewerkt in de “Procedure werving en selectie leden Raad van Toezicht”, zoals opgenomen in het Handboek Governance. 6. De leden van de Raad van Toezicht worden door de Raden benoemd voor een periode van vier jaar, tenzij sprake is van een tussentijdse benoeming. Aftreden geschiedt volgens een door de Raad van Toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een volgens rooster aftredend lid van de Raad van Toezicht is onmiddellijk herbenoembaar. Herbenoeming, als lid van de Raad van Toezicht, is slechts tweemaal mogelijk. 7. De in een tussentijdse vacature benoemde treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden. 8. De Raad van Toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan. De voorzitter en de vicevoorzitter tekenen alle stukken die van de Raad van Toezicht uitgaan. 9. De Raad van Toezicht kan zich voor rekening van de Stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan door één of meer deskundigen. 10. Een lid van de Raad van Toezicht kan door de Raad van Toezicht aan de Raden worden voorgedragen voor ontslag ingeval van disfunctioneren. De Raad van Toezicht stelt het desbetreffende lid vooraf in de gelegenheid te worden gehoord over het voornemen deze voor ontslag voor te dragen aan de Raden. De Raad van Toezicht motiveert het voorstel aan de Raden. In afwachting van het besluit van de Raden naar aanleiding van de in de eerste volzin bedoelde voordracht voor ontslag is het desbetreffende lid van de Raad van Toezicht geschorst. 11. Een lid van de Raad van Toezicht defungeert: a) Door zijn overlijden; b) Door zijn vrijwillig aftreden (bedanken); c) Door het verstrijken van de benoemingstermijn; d) Doordat hij het vrij beheer over zijn vermogen verliest; e) Door zijn ontslag hem verleend door de Raden op voordracht van de Raad van Toezicht als bedoeld in lid 10 van dit artikel; f) Door zijn onder curatele stelling. 12. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallige Raad van Toezicht houdt zijn bevoegdheden. Bij ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van Toezicht of van het enige (overgebleven) lid worden de taken en bevoegdheden van de Raad van Toezicht waargenomen door de perso(o)n(en) die daartoe door de president van de rechtbank van het arrondissement waar de Stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is/zijn of wordt/worden aangewezen.
Pagina 10
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
13. Bij de vervulling van zijn taak richt de Raad van Toezicht zich naar het belang van de Stichting, het belang van de scholen die door de Stichting in stand worden gehouden en het belang van de samenleving.
Raad van Toezicht; werkwijze Artikel 11 1. In de vergaderingen van de Raad van Toezicht heeft ieder lid één stem. De leden stemmen zonder last. Alle besluiten worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen. 2. De Raad van Toezicht kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle leden in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een besluit is genomen, indien de meerderheid van het aantal leden zich vóór het voorstel heeft verklaard. Van elk buiten vergadering genomen besluit wordt mededeling gedaan in de eerstvolgende vergadering, welke mededeling in de notulen van die vergadering wordt vermeld. 3. Elk lid van de Raad van Toezicht is gelijkelijk bevoegd een vergadering van de Raad van Toezicht bijeen te roepen. 4. De bijeenroeping van de vergaderingen van de Raad van Toezicht geschiedt schriftelijk op een termijn van tenminste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de termijn van oproeping worden beperkt tot tenminste vierentwintig uur. 5. Een vergadering van de Raad van Toezicht vindt geen doorgang indien niet tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Indien een vergadering op grond van de voorgaande volzin geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen veertien dagen een nieuwe vergadering. Op deze nieuw uitgeschreven vergadering kan de Raad van Toezicht besluiten nemen over de aangelegenheden die waren geagendeerd voor de eerdere vergadering die op grond van het eerste artikellid geen doorgang heeft gevonden, ook als het quorum genoemd in de eerste volzin van dit artikellid niet aanwezig is. 6. De voorzitter leidt de vergaderingen van de Raad van Toezicht; bij zijn afwezigheid leidt de vicevoorzitter de vergadering en oefent de bevoegdheden van de voorzitter uit als beschreven in dit artikel. 7. De voorzitter bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden, met dien verstande, dat indien één of meer leden zulks verlangen, stemmingen over personen schriftelijk geschieden. 8. Het door de voorzitter ter vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van de stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. 9. Van het verhandelde in de vergaderingen van de Raad van Toezicht worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering. 10. De vergaderingen van de Raad van Toezicht zijn openbaar, tenzij de Raad van Toezicht anders besluit ter bescherming van de privacy van personen of ter voorkoming van schade aan de belangen van de Stichting of van de daaronder ressorterende scholen. 11. Van een besloten (deel van een) vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de Raad van Toezicht anders beslist. Pagina 11
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Geheimhouding van stukken door de Raad van Toezicht Artikel 12 1. De Raad van Toezicht kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken die aan hem zijn of worden voorgelegd geheimhouding opleggen. 2. De ingevolge het voorgaande lid opgelegde geheimhouding wordt zowel door degenen die bij de behandeling tegenwoordig waren, alsmede door degenen die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de Raad van Toezicht de geheimhouding opheft. 3. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken bedoeld in het voorgaande lid voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering van de Raad van Toezicht wordt bekrachtigd. Commissies en de Raad van Toezicht Artikel 13 1. De Raad van Toezicht kan al dan niet uit zijn midden commissies benoemen, die onder verantwoordelijkheid van de Raad van Toezicht belast kunnen worden met aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Raad van Toezicht behoren. Een commissie is verantwoording verschuldigd aan de Raad van Toezicht. 2. Bij de instelling van een commissie regelt de Raad van Toezicht de werkwijze en samenstelling van de commissie. Financiën en verslaglegging Artikel 14 1. De bestuurder is verplicht van de vermogenstoestand van de Stichting zodanige aantekeningen te houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. 2. De bestuurder stelt jaarlijks, voor 1 november, een begroting voor het volgende kalenderjaar op die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad van Toezicht. De bestuurder stelt de begroting vast gehoord hebbend de coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht en na de goedkeuring van de Raad van Toezicht en stuurt deze ter kennisneming aan de Raden. 3. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de Stichting afgesloten. Daaruit wordt, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, door de bestuurder een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken vergezeld worden van een rapport van een (register)accountant. De bestuurder stelt tevens een jaarverslag op over het afgelopen boekjaar. 4. De (register)accountant die de jaarrekening controleert wordt benoemd door de Raad van Toezicht en brengt gelijkelijk aan de bestuurder en de Raad van Toezicht verslag uit betreffende zijn bevindingen. 5. De bestuurder stelt de Jaarrekening en het Jaarverslag vast gehoord hebbend de coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht en nadat de Raad van Toezicht deze heeft goedgekeurd. De vastgestelde Jaarrekening en het vastgestelde Jaarverslag worden door de bestuurder ter kennisneming aan de Raden gestuurd.
Pagina 12
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Statutenwijziging en ontbinding Artikel 15 1. De bestuurder behoeft voor iedere wijziging van de statuten de goedkeuring van zowel de Raad van Toezicht als de Raden. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. 2. De Raden kunnen in gezamenlijkheid te allen tijde de Stichting ontbinden. De Raden kunnen niet tot ontbinding overgaan dan na overleg met de bestuurder en de Raad van Toezicht. 3. Bij ontbinding van de Stichting is de bestuurder met de vereffening belast, tenzij de Raden anders besluiten. 4. Gedurende de vereffening blijven deze statuten van kracht voor zover dat met de vereffening verenigbaar is. De vereffenaars leggen rekening en verantwoording af aan de Raden. 5. De vereffenaars doen aan de registers waar de Stichting is ingeschreven opgaaf van hun optreden als zodanig en van de gegevens over zichzelf die van een bestuurder worden verlangd. 6. De vereffenaars besteden hetgeen na voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden Stichting is overgebleven, in overleg met de gezamenlijke Raden, zo veel mogelijk overeenkomstig het doel van de Stichting. Hernieuwde instandhouding door de raad of een andere rechtspersoon Artikel 16 1. Een van de gemeenten kan te allen tijde de scho(o)l(en) waarvan hij de instandhouding aan de Stichting heeft overgedragen, opnieuw zelf in stand houden of overdragen aan een andere rechtspersoon die tot instandhouding van een openbare school bevoegd is. 2. Het besluit als bedoeld in het voorgaande lid treedt, tenzij genomen op grond van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of handelen in strijd met het recht, niet eerder in werking dan tenminste één jaar nadat de Raad het bestuur van dat besluit in kennis heeft gesteld. 3. Over de gevolgen van het besluit, als bedoeld in lid 1, wordt op overeenstemming gericht overleg gevoerd tussen de bestuurder en de gemeenten. De uitkomst hiervan dient voor alle partijen billijk en redelijk te zijn, met dien verstande dat de desintegratiekosten voor rekening van de veroorzaker zijn. 4. Het bestuur van de Stichting draagt de instandhouding van de betrokken scho(o)l(en) over aan de Raad als bedoeld in dit artikel, met inachtneming van artikel 49 WPO. Coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht Artikel 17 1. De Stichting kent een coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht. De coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht bestaat uit de portefeuillehouders onderwijs van de in artikel 3 genoemde gemeenten. 2. De coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht heeft tot taak een advies voor te bereiden ten behoeve van de afzonderlijke gemeenten ten aanzien van de onderstaande zaken. Zij coördineert bijgevolg de volgende taken en bevoegdheden, die aan de Raden blijven voorbehouden: a. Toezicht houden op de Stichting en het zo nodig ingrijpen bij ernstige taakverwaarlozing of functioneren in strijd met de wet, zoals bedoeld in artikel 48, elfde lid van de Wet op het primair onderwijs; b. Benoemen en ontslaan van leden van de Raad van Toezicht; c. Goedkeuren van statutenwijzigingen;
Pagina 13
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
d. Een aanvraag tot faillissement of van surseance van betaling; e. Ontbinding en/of fusie van de Stichting; f. Toezicht houden bij de vereffening van het vermogen van de Stichting; g. Opheffing van scholen. 3. De coördinatiecommissie gemeentelijk toezicht bepaalt haar eigen werkwijze. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 18 In alle gevallen de Stichting betreffende waarin deze statuten niet voorzien, beslist de bestuurder na overleg met de voorzitter van de Raad van Toezicht. Artikel 19 Tot eerste leden van de Raad van Toezicht worden benoemd:
1 2 3 4 5 6 7
naam Mevrouw G.W. Dekker-Goorman Mevrouw I.E. Fuchs De heer L.G.M. van Minderhout De heer P.F. de Noord De heer P.H.K. Ruding De heer P. Zwart
adres Kolweg 7, 7451 AA, Holten E. van Bronkhorststraat 7, 7412 DL, Deventer Pastoriestraat 60, 7451 ES, Holten Jan van Galenlaan, 97441 JC, Nijverdal Sibeliusstraat 16, 7604 KD, Almelo Anemoon 13, 7443 LH, Nijverdal
functie
periode
lid
4 jaar
lid vicevoorzitter
2 jaar
voorzitter
2 jaar
lid
4 jaar
lid
2 jaar
lid
4 jaar
voordracht Oudergeleding GMR Oudergeleding GMR
4 jaar
Oudergeleding GMR
Vacature GMR
In afwijking van de statuten, artikel 10 lid 6, zijn de onder 2, 4 en 5 genoemde leden benoemd voor de periode tot 1 augustus 2014 en de leden genoemd onder 1, 3, 5 en 7 benoemd voor de periode tot 1 augustus 2016. De leden onder 1, 2 en 5 zijn bindend voorgedragen door de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Het lid onder 7 is, indien van toepassing, bindend voorgedragen door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.
Pagina 14
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Raad van Toezicht Hoofdstuk 6 Toezichtfilosofie en toezichtkader De verdeling van taken en bevoegdheden Raad van Toezicht/bestuur is geregeld in de statuten. De vormgeving van de besturingsfilosofie is opgenomen in hoofdstuk 20, Interne Besturingsfilosofie. Leerlingen, ouders, personeel, GMR Externe relaties
Bestuurder/AD Raad van Toezicht (intern toezicht) Schooldirecteuren / MT
Ministerie van OCW / Inspectie
Gemeenteraden
Horizontale verantwoording
Extern toezicht
Toezichtfilosofie 1. De positionering van de Raad van Toezicht van de Stichting ROOS ten opzichte van bestuur, management en omgeving In de praktijk onderscheidt men twee vormen van toezicht: Intern toezicht (Raad van Toezicht) is ingesteld binnen de organisatie zelf en kenmerkt zich door scheiding van de functies bestuur en toezicht, onafhankelijkheid en gebruik van bevoegdheden; Extern toezicht (Ministerie van OCW/Inspectie van het Onderwijs/Gemeentes) is ingesteld door de overheid vanuit de publieke verantwoordelijkheid en kenmerkt zich met name door handhavingbevoegdheden. Naast het intern en extern toezicht wordt bovendien steeds meer het belang benadrukt van horizontale verantwoording. Het gaat dan om een maatschappelijke dialoog tussen de Stichting ROOS en haar belanghebbenden/de omgeving zoals leerlingen, ouders, personeel, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, enz. 2. Besturen en toezicht houden Hieronder is een aantal elementen opgesomd dat deel uitmaakt van de filosofie op het besturen en toezicht houden van de Stichting ROOS. 2.1 Beginselen van goed bestuur en toezicht:
Het aanwezig zijn van een missie en visie van de onderwijsonderneming; Transparante inrichting van de bestuurlijke organisatie; Scheiding tussen de functies bestuur en intern toezicht; Continuïteit en kwaliteit van het bestuur en intern toezicht; Controle op de realisatie van beleid door de onderwijsonderneming; Toezicht op het gedrag van de mensen in de onderwijsonderneming; Versterking van de rol van de professionals binnen de eigen organisatie door middel van een actief en prestatiebevorderend personeels- en loopbaanbeleid; Bewaking van de risico’s, in het belang van de financiële risicobeheersing; Continue verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de dienstverlening; verantwoording afleggen over het gevoerde beleid, de besteding van de middelen en de bereikte onderwijsopbrengsten; in verbinding zijn met de omgeving. Pagina 15
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
2.2 Bestuursmodel Voor de realisatie van deze beginselen wordt gebruik gemaakt van het model Raad van Toezicht Raad van Toezicht-model Raad van Toezicht Interne toezichthouder Bestuur In de zin van de wet Voor dit model is gekozen omdat de bestuurlijke bevoegdheden dan door een professional kunnen worden gedragen. Deze professional dient te beschikken over voldoende kennis, tijd en competenties. Een tweede argument voor de keuze van het bestuur- en toezichtmodel is de volgens de wet verplichte functiescheiding tussen besturen en toezicht houden. Het beginsel van functiescheiding gaat er vanuit dat zij die toezicht houden niet besturen om daarmee te voorkomen dat men toezicht houdt op “zichzelf”. Toezichtkader 1. Toezicht houden Onder toezicht houden wordt in de literatuur verstaan: Het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. Het toezicht richt zich op: De ambitie, missie en visie van de onderwijsonderneming; De realisatie van beleid door de onderwijsonderneming; Het gedrag van de mensen in de onderwijsonderneming; De risico’s; Continuïteit en kwaliteit van het bestuur en (eigen) intern toezicht. De Raad van Toezicht heeft als hoofdtaken: Het houden van toezicht op het beleid van de bestuurder en op de algemene gang van zaken in de Stichting(control); Het met raad terzijde staan van de bestuurder(klankborden); Het fungeren als werkgever van de bestuurder en Het afleggen van verantwoording voor het uitgevoerde toezicht. Ad 1 control Goedkeuren. Bepalen voor welke zaken dat aan de orde is. Stellen van nadere voorwaarden inzake het goedkeuren/vaststellen. Aangeven van specifieke domeinen waarop het toezicht zich richt. Regelen van de informatieverstrekking aan het intern toezicht. Instellen van commissies: bijvoorbeeld een auditcommissie. Ad 2 klankborden Verstrekken van adviezen. Periodiek overleg. Geschillenregeling.
Pagina 16
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Ad 3 werkgeverschap bestuurder Vaststellen van profielschets bestuurder. Vaststellen van een regeling werving en selectie bestuurder. Vaststellen van een beoordelingskader en –procedure bestuurder. Het houden van een functionerings- en beoordelingsgesprek met bestuurder. Het bepalen van de rechtspositie en bezoldiging van de bestuurder (renumeratiebeleid). Ad 4 afleggen van verantwoording Het afleggen van verticale en horizontale verantwoording aangaande het toezicht via een paragraaf in het Jaarverslag. 2. Belangrijke informatie voor de toezichthouder De verantwoordelijkheden die wetgeving, Codes van Goed bestuur en intern toezicht beschrijven. Een omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden als toezichthouder van de Stichting ROOS. De onderwijsdoelstelling van de Stichting ROOS en de daarop gebaseerde missie en visie. Tevens wat de invloed hiervan is op de organisatie. Het reeds vastgestelde beleid, organisatiestructuur en –cultuur. Statuten, reglementen, enz. Strategische keuzes en jaardoelstellingen, beleidsplannen, inclusief financiële paragraaf. Analyses. Begrotingen. Planning en Control-cyclus. Jaarverslag en Jaarrekening. Financiële kengetallen, bijvoorbeeld van Onderwijs in Cijfers, DUO (voorheen CFI) website. Beoordelingen extern toezichthouders: Inspectierapporten, Accountantsverslag en Managementletter, commissie van toezicht gemeentes. Incidenten en klachten. Leerlingen/ouders/personeel tevredenheidonderzoeken. 3. Early warning signals Wat zijn de signalen waarop gereageerd moet worden door de toezichthouders en waarop in het kader van toezicht een vervolg moet komen, bijvoorbeeld door het opschalen van het toezicht?
De exploitatie (het resultaat) wijkt ver af van de begroting. De cijfers zijn te “mooi”. Teveel benadrukken van externe situatie door bestuur. Potentiële problemen worden gebagatelliseerd door het bestuur. Het intern toezicht wordt te laat of onjuist geïnformeerd. Het bestuur reageert defensief. Adviezen in de Managementletter van de accountant en/of die van andere adviseurs worden niet (tijdig) opgevolgd. Uitstellen van bilateraal overleg bestuurder toezichthouder. Signalen uit de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Signalen uit vertegenwoordigers van ouders. Signalen vanuit belanghebbenden: gemeente, ministerie, inspectie, accountancy, enz. Hoog personeelsverloop in de organisatie. Geruchten in de pers, netwerken en wandelgangen. Irrationele prioritering van het bestuur. Disfunctioneel gedrag van het bestuur. Overmoed van het bestuur. Pagina 17
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
4. Belangrijke instrumentaria en gedragsafspraken Jaarcyclus met daarin opgenomen de belangrijkste vaste onderwerpen en voldoende ruimte voor strategische en thematische bezinning. De eisen die er aan handelingen of zaken worden gesteld. Het hebben van een overzicht van te verzamelen informatie. Het hebben van een beoordelingsmodel ten behoeve van het beoordelen van de verzamelde informatie. Een vastgelegde wijze van interveniëren, als daar aanleiding toe is. Evaluatie van het functioneren van de bestuurder eenmaal per jaar. Geringe absentie van de toezichthouders. Voldoende voorbereide vergaderingen. Voldoende ruimte voor evaluatie en feedback tijdens en na de vergaderingen. Er is sprake van voldoende toegevoegde waarde van elk van de leden. Het hebben van een auditcommissie. Het hebben van renumeratiebeleid.
Hoofdstuk 7 Reglement Raad van Toezicht Artikel 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. Reglement: het reglement van de Raad van Toezicht van de Stichting ROOS; b. Bestuur: de bestuurder van de Stichting; c. Raad: de Raad van Toezicht van de Stichting ROOS; d. Scholen: de scholen van de Stichting ROOS; e. Statuten: de statuten van de Stichting ROOS; f. Stichting: de Stichting ROOS. Artikel 2 Inhoud reglement Het reglement bevat regels over: a. De taak en werkwijze van de Raad; b. De taak en werkwijze van het bestuur; c. De relatie tussen de bestuurder en Raad; d. De regeling van huishoudelijke zaken van de Raad. Artikel 3 Vaststelling reglement a. De eerste Raad stelt binnen drie maanden nadat de overstap naar het Raad van Toezicht-model is gemaakt een reglement Raad van Toezicht vast. b. Alvorens het reglement vast te stellen dan wel te wijzigen stelt de Raad het bestuur en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid advies uit te brengen. c. Het reglement, evenals een wijziging daarvan treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop de Raad het reglement dan wel een wijziging daarvan heeft vastgesteld. Artikel 4 Taken van de Raad De Raad oefent de onderstaande taken uit: a. Het houden van toezicht (artikel 5 t/m 7); b. Het geven van advies (artikel 8); c. Het werkgeverschap van het bestuur (artikel 9); d. Het afleggen van verantwoording over het gevoerde toezicht (artikel 10).
Pagina 18
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 5 Toezicht houden De Raad oefent toezicht uit door: a. Het goedkeuren van besluiten van het bestuur, zoals aangegeven in de statuten en dit reglement; b. Het instellen van commissies, zoals bedoeld in dit reglement; c. Het inwinnen en beoordelen van informatie. Artikel 6 Onderwerpen van toezicht a. Het toezicht van de Raad richt zich op de strategie, de doelen, het beleid en de resultaten van de Stichting. De Raad toetst de beleidsvoornemens en uitkomsten op haalbaarheid en effectiviteit aan de hand van de gestelde doelen. b. De Raad bespreekt tenminste eenmaal per jaar: De invulling van de maatschappelijke taak van de Stichting; De strategie van de Stichting; Mogelijke risico’s die de scholen lopen; De risicobeheersing en controlesystemen binnen de Stichting. c. De Raad toetst of het bestuur bij zijn beleid en bij de uitvoering van de bestuurstaken rekening houdt met de maatschappelijke positie en functie van de Stichting. Artikel 7 Informatievoorziening a. De Raad is verantwoordelijk voor zijn informatievoorziening. b. De Raad bepaalt over welke informatie hij wil beschikken en bespreekt dit met het Bestuur. Het verstrekken van informatie door het bestuur geschiedt op gestandaardiseerde wijze op basis van een na overleg tussen de Raad en het Bestuur bepaalde cyclus van planning en control. c. Het Bestuur stelt de Raad in ieder geval op de hoogte van: Belangrijke interne en externe ontwikkelingen; Belangrijke wijzigingen op het terrein van wet- en regelgeving; Ernstige problemen of conflicten binnen de Stichting; Calamiteiten die gemeld zijn bij de gerechtelijke autoriteiten; Onderwerpen waarover naar verwachting (negatieve) publiciteit in de media te verwachten is. d. De Raad kan desgewenst op eigen gezag en wijze informatie bij derden inwinnen en heeft daartoe te allen tijde toegang tot alle documenten en voorzieningen van de Stichting. Artikel 8 Adviseren a. De Raad fungeert als klankbord voor het bestuur door mee te denken en zijn kennis en expertise daartoe ter beschikking te stellen. b. De voorzitter van de Raad treedt op als aanspreekpunt voor het bestuur. c. De voorzitter van de Raad en de bestuurder overleggen periodiek met elkaar. Artikel 9 Werkgeverschap a. De Raad treedt op als werkgever van het bestuur. b. De Raad stelt voor de bestuurder een profielschets vast. De Raad toetst periodiek of deze profielschets bijgesteld moet worden. Het voorstel tot vaststelling van de profielschets, evenals iedere wijziging daarvan wordt voor advies voorgelegd aan de bestuurder en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. c. De Raad stelt een regeling vast voor de werving en selectie van de bestuurder. d. Een afvaardiging van de Raad voert jaarlijks een functionerings- en beoordelingsgesprek met de bestuurder op basis van een door de Raad vastgesteld beoordelingskader en beoordelingsprocedure. e. De Raad geeft in een bijlage van dit reglement aan welke regelingen voor de bestuurder van toepassing zijn betreffende bezoldiging en rechtspositie.
Pagina 19
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 10 Verantwoording De Raad legt jaarlijks in een verslag verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden van de Raad, zoals genoemd in de statuten en dit reglement. Dit verslag maakt deel uit van het Jaarverslag van de Stichting. Artikel 11 Benoeming leden van de Raad van Toezicht a. De Raad stelt voor de Raad, evenals voor de leden van de Raad een profielschets vast. Dit profiel is in hoofdstuk 8 van dit Handboek opgenomen. b. De Raad toets periodiek of deze profielschets bijgesteld moet worden. Het voorstel tot vaststelling van de profielschets, evenals iedere wijziging daarvan wordt voor advies voorgelegd aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. c. De Raad stelt een regeling vast voor de werving en selectie van de leden van de Raad. Deze regeling is in dit Handboek opgenomen in hoofdstuk 9. Artikel 12 Deskundigheid De Raad houdt zijn kwaliteit en deskundigheid op peil door middel van deskundigheidsbevordering en vermeldt de activiteiten op dit terrein in het verslag zoals genoemd in dit reglement Artikel 13 Commissies De Raad kan commissies instellen bestaande uit leden van de Raad en/of externe deskundigen, die onder verantwoordelijkheid van de Raad belast kunnen worden met aangelegenheden, die tot het bevoegd gezag van de Raad behoren. Een commissie is verantwoording schuldig aan de Raad. Artikel 14 Evaluatie a. De Raad evalueert tenminste eenmaal per jaar –buiten aanwezigheid van de bestuurder - het functioneren van de bestuurder evenals de relatie tussen de Raad en de bestuurder. De Raad bespreekt het resultaat van de evaluatie met de bestuurder. b. De Raad evalueert tenminste eenmaal per jaar –buiten aanwezigheid van de bestuurder – zijn eigen functioneren als toezichthoudend orgaan. De Raad bespreekt het resultaat van de evaluatie met de bestuurder. De procedure zelfevaluatie is in dit Handboek in hoofdstuk 13 opgenomen. Artikel 15 Rooster van aftreden a. De leden van de Raad treden af in overeenstemming met een rooster. Dit rooster is voor de situatie bij de totstandkoming van het Raad van Toezicht-model toegevoegd in hoofdstuk 10 van dit Handboek. b. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rooster bevat in ieder geval de naam van elk lid van de Raad, het tijdstip waarop het lidmaatschap van het lid is aangevangen, alsmede het tijdstip waarop het lidmaatschap eindigt. Artikel 16 Wanneer de Stichting een tegenstrijdig belang heeft met een of meer leden van de Raad kan het betrokken lid van de Raad niet deelnemen aan vergaderingen van en besluitvorming binnen de Raad voor zolang het tegenstrijdige belang aanwezig is.
Pagina 20
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 8 Profielschets voorzitter en leden Raad van Toezicht Een profielschets wordt opgesteld als onderdeel van een selectie en benoemingsprocedure leden Raad van Toezicht. De profielschets is gericht op de versterking en borging van het toezicht. De profielschets is actueel en wordt dus opgesteld als er sprake is van een vacature in de Raad van Toezicht. Bij de samenstelling van de Raad van Toezicht dient er sprake te zijn van voldoende diversiteit naar leeftijd, sekse, stijlen en persoonlijkheden, maatschappelijke en culturele achtergrond. De leden van de Raad van Toezicht dienen als basis te beschikken over de volgende kwaliteiten/competenties: Onafhankelijkheid, geen onverenigbare belangen, posities of relaties; Voldoende kennis en ervaring om de Stichting ROOS en haar succes- en risicofactoren goed te kunnen beoordelen; Voldoende beschikbare tijd en aanwezigheid bij vergaderingen; Bereidheid tot het afleggen van verantwoording, zowel horizontaal als vertikaal, het zich willen houden aan wet- en regelgeving, kennis van de governance-regels; Integriteit, sterk normbesef, zorgvuldigheid; Strategisch inzicht en kritisch-analytisch oordeelsvermogen; Inzicht in het veld van andere belanghebbenden (politiek/maatschappelijk); Evenwicht kunnen aanbrengen tussen toezicht en inhoud, tussen distantie en betrokkenheid; Reflectie op de eigen rol, positie, invloed en gedrag; Proactieve opstelling (informatie zoeken, doorvragen, netwerken). Naast het hierboven genoemde dient een lid van de Raad van Toezicht in staat te zijn door kennis en ervaring een kritisch onafhankelijk oordeel te vormen en daadwerkelijk toegevoegde waarde te leveren met betrekking tot een of meer van de volgende disciplines: Financieel-economische sturing en risicomanagement; Kwaliteit van het onderwijs, innovatie; Communicatie met betrekking tot rapportage en verantwoording, positioneringvraagstukken; Functioneren, samenstelling en structuur van het bestuur en van het management direct onder het bestuur; Ondernemerschap in private en/of publieke sector; Strategisch HR-beleid, sociaal beleid; Vastgoed/facilitair beleid. De voorzitter is degene die de vergaderingen van de Raad van Toezicht voorzit en voor de bestuurder het eerste aanspreekpunt tijdens de perioden tussen de vergaderingen. De voorzitter let op continuïteit en als er iets aan de hand is, met name rond het functioneren van de bestuurder, is de voorzitter degene die coördineert. Concreet betekent dit in aanvulling op de kwaliteiten/competenties van de ander toezichthouders het volgende: Vergadertechnische kwaliteiten; Sparringpartner kunnen zijn voor de bestuurder; Kartrekker zijn en in tijden van crisis boegbeeld en woordvoerder van de organisatie; Regisseur van het hele toezichthoudende proces; Bruggenbouwer kunnen zijn; Crisisbestendig zijn; Bestuurlijk ervaren zijn; Goed op de hoogte zijn van het beleid en het handelen binnen de organisatie; Gezaghebbend zijn.
Pagina 21
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 9 Selectie en benoemingsprocedure voorzitter en leden Raad van Toezicht De Raad van Toezicht functioneert als een toezichthoudend team. Dat betekent dat de Raad van Toezicht zoveel mogelijk als een eenheid opereert, waarbinnen alle benodigde deskundigheden en achtergronden zijn vertegenwoordigd. Een goed samengestelde en op elkaar ingespeelde Raad van Toezicht is een belangrijke voorwaarde voor de interne checks and balances in de top van de organisatie. Actoren en bevoegdheden De gemeenten hebben het recht van benoemen. Voordragende organen met het recht van voordracht (zie statuten): o bindende voordracht van de oudergeleding gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor een aantal leden; o bindende voordracht van de medezeggenschapsraad voor één lid o voordracht voor de overige leden van de Raad van Toezicht zelf. Deze selectieprocedure is er op gericht alle belanghebbenden bij een goede, samenhangende Raad van Toezicht te betrekken bij de selectie van alle leden van deze Raad. Daarom is er gekozen voor een selectiecommissie samengesteld uit: een lid oudergeleding gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, een lid personeelsgeleding gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, drie leden Raad van Toezicht. De bestuurder is adviserend lid van de selectiecommissie. Bij de voordracht volgt de Raad van Toezicht/selectiecommissie de volgende procedure: 1. De Raad van Toezicht beraadt zich ingeval van een (te verwachten) vacature over de samenstelling van de Raad en over de aanwezigheid van de noodzakelijke expertise en deskundigheden, mede gelet op de ontwikkelingen die relevant zijn voor de Stichting ROOS. De Raad van Toezicht formuleert naar aanleiding van dit beraad een nadere specificatie van het profiel voor de vacature als bedoeld in artikel 10, 4e lid van de statuten. 2. De voorzitter van de Raad van Toezicht voert overleg met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad over het onder 1 bedoelde profiel voor de kandidaat alsmede over de voor selectie te volgen procedure. 3. De Raad van Toezicht stelt de selectiecommissie in met een samenstelling zoals hierboven beschreven. 4. De Raad van Toezicht wijst de voorzitter van de selectiecommissie aan. Het secretariaat van de Raad van Toezicht staat de commissie bij de uitvoering van de werkzaamheden bij. 5. Desgewenst kan de selectiecommissie een extern adviseur aan de selectiecommissie toevoegen. 6. Ter zake van elke vacature wordt in ieder geval een oproep gedaan in een plaatselijk of regionaal dagblad. 7. De selectiecommissie bepaalt de eigen werkwijze en waarborgt de vertrouwelijkheid van de kandidaten en van de door de kandidaten verstrekte gegevens. 8. De selectiecommissie besluit bij consensus over de voor te dragen kandidaat. Een kandidaat die de unanieme steun heeft van de selectiecommissie wordt vervolgens door het voordragende orgaan voorgedragen aan de gemeenteraden. 9. Ontbreekt consensus in de selectiecommissie dan wordt geen gezamenlijke kandidaat voor gedragen, maar wordt het voordragende orgaan op de hoogte gesteld. Het voordragende orgaan maakt vervolgens zelf een keuze en doet een voordracht aan de gemeenteraden.
Pagina 22
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 10 Rooster van aftreden Raad van Toezicht
De leden van de Raad van Toezicht worden door de gemeenteraden benoemd voor een periode van vier jaar. In afwijking van de eerste volzin worden twee van de vijf, respectievelijk drie van de zes of zeven leden van de eerste Raad van Toezicht voor een periode van twee jaren benoemd. Aftreden geschiedt volgens een door de Raad van Toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een volgens rooster aftredend lid van de Raad van Toezicht is onmiddellijk herbenoembaar. Herbenoeming is slechts tweemaal mogelijk. De in een tussentijdse vacature benoemde neemt op het rooster de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. De data van aftreden worden per lid in het rooster van aftreden opgenomen, evenals het orgaan dat formeel de bindende voordracht verricht.
Hoofdstuk 11 Vergoedingsregel Raad van Toezicht De Stichting ROOS hanteert geen vergoedingsregeling c.q. vacatieregeling voor de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht.
Hoofdstuk 12 Introductieprogramma nieuwe leden Raad van Toezicht Informatiepakket ten behoeve van aspirant-leden Raad van Toezicht. Bestaat uit recent Jaarverslag, Jaarrekening, Begroting en StrategischBeleidsPlan. Informatiepakket ten behoeve van nieuw benoemde leden Raad van Toezicht: StrategischBeleidsPlan; Werkplan en Schoolondernememingsplannen; Toegang tot documentbeheer op website; Gedetailleerde Begroting; Meerjarenbegroting, Kaderbrief; Handboek Governance. Met nieuwe leden van de Raad van Toezicht wordt: Een kennismakingstocht langs de scholen georganiseerd, verspreid over enkele dagdelen. De directeur-bestuurder is reisleider, schooldirecteuren zijn gastheer; Een achtergrondgesprek door de voorzitter en bestuurder; centraal hierin staan de situatie en omstandigheden waaronder de Stichting haar taken moet vervullen; en uiteraard een nadere toelichting op de taken van de Stichting in het algemeen en de wijze waarop de taakvervulling is ingericht; Een verdiepingsgesprek gevoerd met een lid van de Raad van Toezicht (treedt op als mentor van het nieuwe lid gedurende het eerste jaar), hierin kan het nieuwe lid vragen kwijt over gewoonten en werkwijze binnen de Raad van Toezicht. Het nieuwe lid schrijft een kort portret van zichzelf, aangevuld met foto, dat wordt opgenomen in de interne elektronische nieuwsbrief van de Stichting ROOS, de ROOS E-ZINE.
Pagina 23
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 13 Procedure zelfevaluatie Het intern toezicht dient jaarlijks stil te staan bij het eigen functioneren. Door een expliciet evaluatiemoment in te bouwen wordt actief gewerkt aan een optimaal functionerend intern toezicht. Deze jaarlijkse evaluatie vindt plaats in een aparte bijeenkomst, in de vorm van een (eendaagse) conferentie. In essentie dienen daarbij de volgen kernthema’s aan de orde te komen: - Wat is een goede balans tussen afstand en betrokken zijn; of anders gesteld: tussen adviseren en toezicht houden? - Tegenover wie dient het intern toezicht zich te verantwoorden en hoe wordt gecommuniceerd met de verschillende belanghebbenden? - Heeft het intern toezicht voldoende greep op de situatie: beschikt het over de juiste informatie en wordt de schaarse tijd goed besteed? - Wordt de beschikbare tijd voldoende besteed aan strategische of “zware” onderwerpen, of worden agenda en tijd gevuld met te veel operationele en concrete zaken? - Wordt het juiste evenwicht gehanteerd tussen kansen versus risico’s, tussen kwantitatieve gegevens en kwalitatieve prestatie-indicatoren? - Wat wordt er verwacht van de voorzitter? - Is het intern toezicht adequaat samengesteld gezien de toekomstige opgaven? - Zijn de leden tevreden over het onderlinge samenspel en het samenspel met de bestuurder? - Is duidelijk wat de bestuurder verwacht van het intern toezicht? Om de discussie op de hiervoor genoemde kernthema’s te bevorderen wordt gebruik gemaakt van de volgende checklists: Samenspel intern Toezicht en Bestuurder - Is de periodieke informatieverschaffing (resultaten, toelichting daarop, enz.) door de bestuurder aan het intern toezicht adequaat? - Is de incidentele informatieverschaffing (acute problemen, investeringen, benoemingen, enz.) van de bestuurder aan het intern toezicht adequaat? - Speelt de bestuurder steeds open kaart, stelt de bestuurder het intern toezicht niet voor voldongen feiten of verrassingen? - Is er sprake van een onbelemmerde en open dialoog binnen het intern toezicht en met de bestuurder? - Reageert de bestuurder constructief en niet-defensief op positief-kritische vragen en suggesties uit het intern toezicht? - Is tussen de bestuurder en het intern toezicht sprake van onderling respect en waardering? - Bestaat tussen de bestuurder en het intern toezicht een heldere rolverdeling en wordt deze wederzijds gerespecteerd? - Is de tussentijdse communicatie tussen toezichtvoorzitter en voorzitter bestuur (in geval ROOS: bestuurder) adequaat en draagt zij bij aan het effectief functioneren van het intern toezicht? - Zijn de belangrijkste sleutelfunctionarissen direct onder het niveau van het bestuur (in geval van ROOS: bestuurder) voldoende bekend? Teameffectiviteit intern toezicht - Heerst er een positief-kritische houding binnen het intern toezicht? - Voelen alle leden zich vrij hun opvattingen en gevoelens openlijk uit te spreken? - Maakt het intern toezicht zich niet schuldig aan “groepsdenken”, wordt voldoende aandacht gegeven aan minderheidsstandpunten? - Is binnen de Raad sprake van een “lerend” klimaat? - Is sprake van een juist evenwicht tussen functionaliteit en kameraadschappelijkheid? - Manifesteert zich geen schadelijke rivaliteit binnen de Raad?
Pagina 24
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
-
Verdeelt het intern toezicht zijn tijd en aandacht op adequate wijze (onder andere verleden – heden – toekomst; beheer – onderwijs?) Vormt het intern toezicht een groep waarop men kan vertrouwen? Is de samenstelling van het intern toezicht evenwichtig, c.q. in overeenstemming met de behoeften van de onderwijsinstelling?
Beoordeling individuele leden - Geven leden er blijk van de onderwijsinstelling voldoende (adequaat voor het functioneren) te kennen? (qua historie, strategie, structuur, cultuur, onderwijsinhoud, topbemensing). - Tonen de leden een adequaat inzicht in de primaire onderwijssector risico’s en trends? - Zijn de leden vrijwel altijd aanwezig en heeft men zich goed voorbereid op de vergadering? - Dragen de leden met hun inbreng zichtbaar bij aan een goede oordeelsvorming en besluitvorming? - Geven de leden met zijn/haar inbreng nieuwe impulsen aan de onderwijsinstelling? - Geven de leden een proactieve bijdrage aan het functioneren van het intern toezicht? - Zijn en gedragen de leden zich voldoende onafhankelijk? Staan ze voor hun zaak als er spanningsvolle situaties zijn? Durft men te confronteren? - Zetten de leden zich ook buiten de vergaderingen adequaat in voor de onderwijsinstelling? - Hebben de leden oog voor zowel het belang van de onderwijsinstelling als het belang van de betrokken belanghebbenden? Maken zij daarin een goede afweging? Beoordeling voorzitter - Zorgt de voorzitter van het intern toezicht ervoor dat de belangrijke onderwerpen op het juiste moment en op de juiste wijze worden geagendeerd en geadresseerd? - Ziet de voorzitter van het intern toezicht er op toe dat de vergaderingen op adequate wijze worden voorbereid? - Zorgt de voorzitter voor een evenwichtige benutting van de beschikbare vergadertijd? - Zorgt de voorzitter er voor dat alle leden worden uitgedaagd tot het leveren van een actieve bijdrage aan oordeelsvorming en besluitvorming? - Zorgt de voorzitter voor een goede samenvatting van het beraad en formuleert hij/zij heldere conclusies en besluiten? - Ziet de voorzitter toe op de daadwerkelijke implementatie van besluiten van het intern toezicht? - Neemt de voorzitter het voortouw inzake de samenstelling van het intern toezicht, de organisatie, de werkwijze en de evaluatie van het functioneren? - Besteedt de voorzitter bijzondere aandacht aan de continuïteit en de opvolgingsplanning van het bestuur van de onderwijsinstelling? - Vervult de voorzitter de rol van vertrouwenspersoon/klankbord voor de bestuurder (met inachtneming van de collectieve verantwoordelijkheid va het intern toezicht als geheel)? - Ziet de voorzitter van het intern toezicht toe op de naleving en eventueel de aanpassing van het reglement Raad van Toezicht en het Handboek Governance?
Pagina 25
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 14 Raamwerk jaarplanning Raad van Toezicht Producten 1. Meerjarenbegroting: Jaarlijks (T) wordt de Meerjarenbegroting (T+1 t/m T+4) vastgesteld. De actuele leerlingprognose (T-1 en T ) wordt daarbij als grondslag genomen. De Meerjarenbegroting wordt gevoed door de recente Jaarrekening, de voorjaarsrapportage en de recente bekostigingsinformatie van het Ministerie van OCW. De Meerjarenbegroting wordt opgesteld aan de hand van beleidsuitgangspunten en is kaderstellend. De Meerjarenbegroting verschijnt in de maand juli. 2. Begroting (uitgewerkt): De uitgewerkte Begroting bevat per kostenplaats (scholen, gemeenschappelijke middelen, bestuursbureau) een gedetailleerde berekening van de baten en de lasten. De concrete uitwerking van de Begroting dient binnen de kaders en budgetten te blijven zoals in de Meerjarenbegroting is vastgelegd. De Begroting wordt opgenomen in het Jaarplan. 3. Jaarplan: het Jaarplan bevat op basis van het StrategischBeleidsPlan de concrete uitwerking van acties, activiteiten en projecten. 4. Kaderbrief: In de Kaderbrief worden de beleidskaders en richtlijnen met betrekking tot de uitwerking van de Begroting verwoord. Specifiek wordt aangedacht gegeven aan de bandbreedte waarbinnen diverse kostensoorten zich mogen bewegen. De Kaderbrief verschijnt in de maand september. 5. Jaarverslag/Bestuursverslag: Document waarin zowel de beleidsverantwoording als de Jaarrekening wordt gepresenteerd. Verschijnt in de maand mei. 6. Rapportage Q1: Rapportage per entiteit van de realisatie van het budget in de verslagperiode (eerste kwartaal), aangevuld met een afwijkingen-analyse en eventueel noodzakelijke maatregelen. Ook wordt op grond van de perioderapportage de forecast per kostensoort per entiteit gegeven. Per budgethouder wordt een rapportagebespreking gehouden. In de rapportage wordt naast het financiële venster, eveneens gerapporteerd op de realisatie van enkele ken- en stuurgetallen in de vensters Personeel, Onderwijskwaliteit en Onderwijsbedrijfsvoering. 7. Voorjaarsrapportage: idem als Q1, maar dan over de eerste vijf maanden. 8. Rapportage Q3: idem als Q1, over de eerste drie kwartalen. 9. Rapportage Q4: idem als Q1, over de vier kwartalen c.q. het exploitatiejaar. 10. Maandafsluiting: Iedere entiteit heeft de opdracht de kosten in de desbetreffende maand te boeken; op iedere eerste werkdag van de nieuwe maand wordt de realisatie gemonitord en worden ernstige afwijkingen nader geanalyseerd door de desbetreffende budgethouder. 11. BestuursFormatiePlan: jaarlijks legt het schoolbestuur een BestuursFormatiePlan ter instemming voor aan de GMR. Dit BFP dient gebaseerd te zijn op de ontwikkeling van het leerlingaantal en de Meerjarenbegroting. Het BFP kent een aantal functiefamilies en competentieprofielen, bovendien worden de werkelijke personele kosten zichtbaar gemaakt.
Pagina 26
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Bestuur Hoofdstuk 15 Bestuursreglement 1. Status van het reglement Dit reglement geeft, in aanvulling op de statutaire bepalingen, regels met betrekking tot het bestuur van de Stichting. Deze regels dienen door het bestuur te worden nageleefd. 2. Taken van het bestuur Het bestuur is bevoegd gezag van de Stichting als bedoeld in de Stichtingstatuten en heeft als zodanig de volgende taken: 1. Het besturen van de Stichting overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en overeenkomstig de Code voor Goed onderwijsbestuur voor het Primair Onderwijs; 2. Het voeren van de directie over de scholen van de Stichting; 3. Het afleggen van verantwoording aan de Raad van Toezicht. 3. Samenstelling van het bestuur Het bestuur bestaat uit één lid. 4. Mandatering bestuursbevoegdheden Het bestuur legt in een managementstatuut, zie hoofdstuk 23, vast welke bestuurlijke bevoegdheden worden gemandateerd aan welke medewerkers binnen de school. 5. Profielschets bestuurder 1. De Raad van Toezicht stelt een profielschets op, waarin de noodzakelijke competenties van de bestuurder zijn beschreven. De Raad van Toezicht legt de profielschets voor advies aan de GMR voor. De vastgestelde profielschets wordt opgenomen in het Handboek Governance, hoofdstuk 17 2. Ingeval van een vacature kan de Raad van Toezicht het profiel nader detailleren. 6. Werving en selectie nieuwe bestuursleden Ingeval er een vacature ontstaat binnen het bestuur, wordt zo spoedig mogelijk voorzien in deze vacature. De Raad van Toezicht neemt daartoe het initiatief en volgt daarbij de selectieprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 18 van het Handboek Governance. 7. Arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen De arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen van de bestuursleden worden vastgesteld door de Raad van Toezicht in overeenstemming met de CAO/PO. 8. Vermijden van (elke schijn van) belangenverstrengeling De bestuurder draagt er zorg voor dat elke vorm en schijn van belangenverstrengeling die de uitoefening van zijn/haar taak kan beïnvloeden wordt vermeden. Dit houdt het volgend in. a) De bestuurder mag om de kwaliteit van het bestuur binnen de Stichting te waarborgen geen (neven)functies vervullen of aanvaarden die onverenigbaar zijn met zijn/haar bestuursfunctie bij de Stichting. Voor het aanvaarden van nieuwe nevenfuncties is de toestemming van de Raad van Toezicht vereist. b) De bestuurder meldt een tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de Raad van Toezicht en verschaft alle relevante Informatie omtrent de belangentegenstelling. c) De Raad van Toezicht beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang en hoe daarmee wordt omgegaan.
Pagina 27
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
d) Indien sprake is van tegenstrijdig belang tussen de Stichting en het bestuur, wordt de Stichting conform artikel 9, 2e lid van de statuten vertegenwoordigd door de voorzitter van de Raad van Toezicht, of een andere door de Raad van Toezicht aan te wijzen persoon. e) Besluiten van het bestuur waarbij tegenstrijdige belangen van het bestuur spelen, behoeven de goedkeuring van de Raad van Toezicht. 9. Slotbepaling 1. Het reglement en elke wijziging daarin worden vastgesteld door het bestuur en dient te worden goedgekeurd door de Raad van Toezicht. 2. Het reglement maakt deel uit van het Handboek Governance.
Hoofdstuk 16 Besluiten van het bestuur onderworpen aan goedkeuring Statutaire positie bestuur Het bestuur heeft op grond van de statuten de positie van bevoegd gezag van de Stichting ROOS. Voor een aantal besluiten heeft het bestuur de goedkeuring van de Raad van Toezicht nodig. De besluiten die aan goedkeuring van de Raad van Toezicht zijn onderworpen worden in het onderstaande schema opgesomd, ze zijn beschreven in artikel 7 lid 3 tot en met 5 van de statuten: Het vaststellen van de Begroting; Het vaststellen van de Jaarrekening; Het vaststellen van de missie, visie en het Meerjarig strategisch beleid; Het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen; Het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerstelling van een schuld van een ander verbindt; Het aangaan van financiële verplichtingen welke niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang meer bedraagt dan een door de Raad van Toezicht vastgesteld en aan de bestuurder meegedeeld bedrag; Een aanvraag tot faillissement of van surséance van betaling; Het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Stichting of de in stand te houden scholen; Het voornemen tot het opheffen of samenvoegen van een of meer scholen of locaties; De beëindiging van de vaste dienstbetrekking van minimaal 5% van de medewerkers tegelijkertijd of binnen een kort tijdbestek; Het doen van een voorstel aan de gemeenteraad tot opheffing van een door de Stichting in standgehouden school; Het stichten van nieuwe scholen; Het vaststellen van het bestuursreglement, het school(ondernemingsplan) en het managementstatuut. In artikel 16, lid 2 van de statuten is overzicht opgenomen van de wettelijke taken en bevoegdheden die aan de gemeenteraden zijn voorbehouden: Toezicht houden op de Stichting en het zo nodig ingrijpen bij ernstige taakverwaarlozing of functioneren in strijd met de wet, zoals bedoeld in artikel 48, 11e lid van de Wet op het Primair Onderwijs; Benoemen en ontslaan van leden van de Raad van Toezicht; Goedkeuren van statutenwijzigingen; Ontbinding van de Stichting; Toezicht houden bij de vereffening van de Stichting; Het goedkeuren van het opheffen van een van de scholen. Pagina 28
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 17 Profiel bestuurder Inleiding Bij de invoering van het Raad van Toezichtmodel wordt een scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende bevoegdheden binnen de onderwijsorganisatie. De bestuurlijke bevoegdheden worden gelegd bij het bestuur, de toezichthoudende bevoegdheden bij de Raad van Toezicht. Op grond van de statuten is voor zowel de leden en voorzitter van de Raad van Toezicht als voor de leden van het bestuur een profielschets uitgewerkt. De profielschets van het bestuur moet zowel aansluiten bij die van de Raad van Toezicht als passen bij het gehanteerde interne besturingsmodel, zoals neergelegd in het managementstatuut. Een verdere detaillering van het profiel kan aan de orde zijn als moet worden overgegaan tot het vervullen van een vacature voor een lid van het bestuur. In deze nadere detaillering kunnen kwaliteiten en eigenschappen worden meegenomen die passen bij de ontwikkelingsfase waarin de organisatie op dat moment verkeert en bij specifieke uitdagingen, intern of extern, waarmee de organisatie wordt geconfronteerd. Het is de taak van de Raad van Toezicht deze detaillering aan te brengen (artikel 6, lid 3 van de statuten). 1. Taken en verantwoordelijkheden van het bestuur a) Het bepalen van het strategisch meerjarenbeleid en de vertaling daarvan naar operationeel niveau. b) Het in overeenstemming met de statuten, de Code Goed onderwijsbestuur en het Handboek Governance organiseren van de interne bestuurlijke processen, zodat sprake is van goed onderwijsbestuur. c) Het structureren, ontwikkelen en besturen van de onderwijsorganisatie op een wijze dat de wettelijke en statutaire doelstellingen van de organisatie worden gerealiseerd. d) Het leiding geven aan de schooldirecteuren en de stafleden. e) Het intern en extern representeren en positioneren van de Stichting gericht op het creëren van draagvlak in de samenleving en bij belanghebbende groepen en instanties. f) Het afleggen van (verticale) verantwoording aan de Raad van Toezicht zoals beschreven in de statuten en het Handboek Governance, waaronder het vragen van goedkeuring op de daarvoor in aanmerking komende besluiten en documenten. g) Het afleggen van (verticale) verantwoording aan daarvoor aangewezen overheidsinstanties voor wat betreft het realiseren van voldoende onderwijsopbrengsten, de besteding van overheidssubsidies en de naleving van wet en regelgeving. h) Het op stichtingsniveau tot stand brengen van een dialoog met de samenleving en het afleggen van (horizontale) verantwoording aan interne en externe belanghebbenden. 2. De interne besturingsfilosofie De interne besturingsfilosofie is uitgewerkt in het managementstatuut. De bestuurlijke verantwoordelijkheden liggen bij het bestuur. Naast de verantwoordelijkheden voor de structuuren proceskant van de organisatie is het bestuur ook het orgaan dat het strategisch beleid bepaalt en de daarop gebaseerde concrete doelstellingen voor de school. Het realiseren van de doelstellingen is een operationele verantwoordelijkheid van de schooldirecteuren. De schooldirecteuren hebben een mandaat om hun opdracht te realiseren, waarvan de begrenzingen zijn aangegeven in het managementstatuut. Het bestuur evalueert en beoordeelt de resultaten. Het bepalen van de opdracht en het evalueren van de resultaten is onderwerp van onderling overleg tussen het bestuur en elk van de schooldirecteuren. Het hier geschetste interne besturingsmodel vereist voldoende inhoudelijke deskundigheid van het bestuur om de concrete doelstellingen van de school te kunnen bepalen, deze in overleg met de schooldirecteuren te kunnen specificeren en de realisatie achteraf te kunnen beoordelen. Tegelijkertijd moet het bestuur in deze besturingsfilosofie enige afstand kunnen houden tot de operationele uitvoering. Dat is een typische verantwoordelijkheid van de schooldirecteuren. Lopende de uitvoering houdt het bestuur de vinger aan de pols en treedt op als sparringpartner voor de schooldirecteuren. Als een schooldirecteur er zelf niet meer uit komt grijpt het bestuur in. Pagina 29
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
3. Profiel bestuurder Het bovenstaande leidt tot de volgende essentiële kwaliteiten van de bestuurder Strategisch vermogen; om de koers van de organisatie te kunnen uitzetten. Grondige kennis van het Primair Onderwijs; om de strategische koers naar concrete doelstellingen voor de scholen te kunnen vertalen en de realisatie te kunnen beoordelen. Overtuigingskracht; om zowel de Raad van Toezicht, de leidinggevenden, de medewerkers en de externe partners aan de strategie van de organisatie te kunnen committeren. Rolbewustzijn; om in de verschillende situaties rolvast te kunnen opereren. Gevoel voor de publieke zaak; om een geloofwaardig gesprekspartner te kunnen zijn van de gemeenten en om het openbaar onderwijs intern en extern te kunnen profileren. Bindend vermogen; om mensen en belangen aan de Stichting ROOS te committeren Doortastendheid; om als het nodig is knopen door te hakken. Empathisch vermogen. Overige leiderschapskwaliteiten die passen bij de context en de ontwikkelingsfase van de Stichting ROOS
Hoofdstuk 18 Selectie en benoemingsprocedure bestuurder Ingeval een vacature ontstaat in het bestuur wordt de volgende selectie- en benoemingsprocedure gehanteerd. a. De Raad van Toezicht beraadt zich over de noodzakelijke competenties en expertise van het nieuwe bestuurslid, gelet op de ontwikkelingsfase van de organisatie en met het oog op de ontwikkelingen en uitdagingen voor de komende jaren. b. De Raad van Toezicht formuleert na bespreking met het managementteam, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad het profiel voor de vacature als bedoeld in artikel 6, derde lid van de statuten. c. De Raad van Toezicht bepaalt de procedure die de selectiecommissie dient te volgen en waarborgt de vertrouwelijkheid van de kandidaten en van de door de kandidaten verstrekte gegevens. d. De Raad van Toezicht stelt een selectiecommissie in en bepaalt daarvan de samenstelling. Desgewenst kan de Raad van Toezicht aan de selectiecommissie een adviescommissie en of een externe adviseur toevoegen. e. De Raad van Toezicht wijst de voorzitter van de selectiecommissie aan. Het secretariaat van de Raad van Toezicht staat de selectiecommissie bij. f. De selectiecommissie hanteert de door de Raad van Toezicht ingerichte procedure en past het door de Raad van Toezicht geformuleerde profiel toe bij de selectie van kandidaten. g. De selectiecommissie besluit over de voordracht van de bestuurder aan de Raad van Toezicht. h. De Raad van Toezicht voert een gesprek met de voorgedragen kandidaat en toetst de door de selectiecommissie voorgedragen kandidaat aan het vastgestelde profiel. Bij een positieve beslissing vindt een arbeidsvoorwaardengesprek plaats met de kandidaat en volgt benoeming wanneer met de kandidaat overeenstemming wordt bereikt.
Pagina 30
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 19 Beoordelingskader bestuurder De Raad van Toezicht heeft de werkgeversrol met betrekking tot het bestuur. De Raad van Toezicht maakt periodiek afspraken met het bestuur over beleidsdoelstellingen en aandachtspunten voor de komende periode. De Raad van Toezicht bespreekt eenmaal per jaar het functioneren van de bestuurder. Dit vindt plaats buiten aanwezigheid van de betrokkenen. Bij de beoordeling van het functioneren van het bestuur maakt de Raad van Toezicht gebruik van het onderstaande beoordelingskader. De conclusies van deze bespreking worden schriftelijk vastgelegd en aan de Raad van Toezicht teruggerapporteerd. Het volgende beoordelingskader wordt door de Raad van Toezicht toegepast. 1. De wijze waarop de Raad van Toezicht zich een beeld vormt aangaande het functioneren van de bestuurder. 2. De punten waarop een beeld gevormd dient te worden door de Raad van Toezicht. 3. De wijze waarop de indrukken van de Raad van Toezicht met de bestuurder worden gecommuniceerd. 4. De facilitering/begeleidende activiteiten die de Raad van Toezicht inzet ten behoeve van de bestuurder. Dit is een aantal punten dat van belang is binnen de relatie Raad van Toezicht-bestuur en de beoordeling van het functioneren van de bestuurder. Ook op dit terrein wil de Raad van Toezicht op een duurzame wijze met het oogmerk van kwaliteit bijdragen aan goed toezicht houden en (laten) besturen. Ad 1 De wijze waarop de Raad van Toezicht zich een beeld vormt aangaande het functioneren van de bestuurder. De Raad van Toezicht vormt zich een beeld van het functioneren van de bestuurder gebaseerd op velerlei zaken en meningen. Het beeld moet worden opgebouwd op basis van de door de bestuurder gehanteerde normen en waarden, processen en procedures en de behaalde resultaten. Het gaat hierbij niet alleen om datgene wat de Raad van Toezicht zelf en rechtstreeks waarneemt in directe relatie met de bestuurder, op aangeven van de bestuurder, maar ook om datgene wat anderen in en buiten de ROOS-organisatie waarnemen en aanreiken. Een deel van de informatie die bijdraagt aan het beeld, wordt verkregen uit rapporten en verslagen en het gesprek hierover met de bestuurder. Planning: De beleidsagenda en planning en control-cyclus. Ondernemen: StrategischBeleidsPlan met het Jaarplan. Financiën: Meerjarenbegroting, Kaderbrief (Beleidskader financieel beleid) plus Begroting. Personeel: Meerjaren BestuursFormatiePlan en Formatieplan, Verzuimrapportages. Resultaten: Jaarverslag, Jaarrekening, maand- en kwartaalafsluitingen, het accountantsrapport met de Managementletter; Inspectierapporten van en over de ROOS-scholen; Certificeringrapporten van Stichtingen/verenigingen die de uitvoering van bepaalde onderwijsconcepten kwalificeren, zoals de Daltonvereniging; tevredenheidenquêtes van ouders en leerlingen; risico-inventarisaties en veiligheid. Een ander deel van de informatie moet verkregen worden door open gesprekken. Het gaat ook in dit geval niet alleen om de indruk, ervaringen van de leden van de Raad van Toezicht zelf maar ook om het beeld van anderen: Het managementteam, De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Pagina 31
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Ad 2 De punten waarop een beeld gevormd dient te worden door de Raad van Toezicht. Om als Raad van Toezicht kwalitatieve uitspraken te kunnen doen over het functioneren van de bestuurder dient de Raad van Toezicht zich een breed beeld te vormen over het functioneren van de bestuurder en dit af te zetten tegen de standaard van goed besturen zoals vastgelegd in het Handboek Governance. De Raad van Toezicht maakt hierbij in ieder geval, gebruik van de hieronder genoemde punten. Aspect strategievorming De bestuurder: Beschikt over een consistente en duidelijke visie en weet deze ook goed te communiceren naar alle betrokkenen in en om de organisatie. Heeft in voldoende mate draagvlak voor de strategie verworven. Heeft de strategische visie in voldoende mate omgezet in beleid. Aspect leiding geven aan de organisatie De bestuurder: Heeft zorg gedragen voor een transparante organisatiestructuur waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van leiding en medewerkers helder zijn beschreven. Heeft een effectief team van leidinggevenden gevormd dat op zijn taak berekend is. Heeft zorg gedragen voor een goede planning en control-cyclus waarmee strategie naar beleid en beleid naar acties wordt vertaald en waarvan de voortgang periodiek kan worden gevolgd en de resultaten na afloop worden geëvalueerd. Doelstellingen en middelen zijn daarbij gekoppeld. De organisatie is “in control”. Aspect relatie met de Raad van Toezicht De bestuurder: Onderhoudt een constructieve relatie met de Raad van Toezicht. Maakt effectief gebruik van de kennis en ervaring van de leden van de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft hierdoor een duidelijke meerwaarde voor de Stichting ROOS; Licht de Raad van Toezicht goed in over alle belangrijke zaken die spelen in en rond de Stichting ROOS; Zorgt er voor dat er in de relatie met de Raad van Toezicht sprake is van “no surprise”. Aspect relatie met de medezeggenschapsraad De bestuurder onderhoudt een constructieve relatie met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Aspect relatie met interne en externe belanghebbenden De bestuurder: Weet de organisatie effectief te profileren bij leerlingen, ouders, personeel en externe belanghebbenden. De Stichting ROOS staat goed op de lokale en regionale kaart. Onderhoudt een waardevol netwerk met relevante instanties en personen. Maakt in het belang van doorlopende leerlijnen voor leerlingen goede afspraken met andere onderwijsinstellingen. Aspecten bedrijfsvoering De bedrijfsvoering voldoet aan professionele standaarden. De begroting wordt uitgevoerd. Afwijkingen van de begroting worden tijdig en met een onderbouwing aan de Raad van Toezicht gemeld. Over de voortgang tijdens het jaar wordt periodiek gerapporteerd.
Pagina 32
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Aspect realisatie doelstellingen en onderwijsresultaten De doelstellingen zijn conform de uitgesproken verwachtingen gerealiseerd. De gerealiseerde onderwijsresultaten zijn in overeenstemming met de geformuleerde standaarden en normen. Ad3 De wijze waarop de indrukken van de Raad van Toezicht met de bestuurder worden gecommuniceerd. Het communiceren van het beeld dat de Raad van Toezicht heeft van de bestuurder geschiedt periodiek door twee leden van de Raad van Toezicht (steeds dezelfde) na zorgvuldige inwinning van informatie, opvattingen en meningen bij de verschillende geledingen die bij de scholen betrokken zijn. Voordat het gesprek plaats vindt bespreken de bedoelde twee leden van de Raad van Toezicht een en ander voor in de Raad van Toezicht, buiten aanwezigheid van de bestuurder. Er worden minimaal twee gesprekken per jaar gevoerd. Deze gesprekken worden gekoppeld aan de beleids- en begrotingscyclus. Gesprek 1 Start/eind gesprek. Het start gesprek behorende bij een nieuwe cyclus wordt gekoppeld aan het eindgesprek behorende bij de vorige cyclus. Bij de start van een dergelijke cyclus, bij het presenteren van een Jaarplan behoren vragen als: Wat wordt voorgenomen aan te realiseren doelen? Wat zijn de kaders? Welke middelen worden ter beschikking gesteld? Bij het einde van een dergelijke cyclus wordt een gesprek (3) gevoerd waarin aan de orde komt wat er werkelijk is gerealiseerd. Aan dit gesprek wordt toegevoegd het beeld dat de Raad van Toezicht heeft van het functioneren van de bestuurder. Gesprek 2 Tussengesprek Midden in de periode, tussen de start/einde gesprekken, dient een voortgangsgesprek gevoerd te worden, waarin ook gesproken wordt over het POP-traject van de bestuurder. Van de gesprekken wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt in de vergadering van de Raad van Toezicht buiten aanwezigheid van de bestuurder besproken. Ad 4 De facilitering/begeleidende activiteiten die de Raad van Toezicht inzet ten behoeve van de bestuurder. De Raad van Toezicht staat de bestuurder bij door het geven van adviezen. De Raad van Toezicht is helder over wat hij verwacht van de bestuurder. De bestuurder kan gebruik maken van de verschillende expertises van de individuele leden van de Raad van Toezicht. De bestuurder krijgt de mogelijkheid en wordt daartoe ook gestimuleerd zich verder te bekwamen, mede gebaseerd op de resultaten van het bij aanstelling afgenomen ontwikkelings-assessment. De bestuurder maakt hiertoe een POP.
Pagina 33
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Organisatie Hoofdstuk 20 Interne besturingsfilosofie De verdeling van taken en bevoegdheden Raad van Toezicht/bestuur is geregeld in de statuten. De vormgeving van het toezicht is opgenomen in hoofdstuk 6, Toezichtfilosofie en Toezichtskader. Voor de leesbaarheid is een deel van die informatie ook in dit hoofdstuk opgenomen. 1. De positionering van het bestuur van de Stichting ROOS ten opzichte van de Raad van Toezicht, management en omgeving Leerlingen, ouders, personeel, GMR Externe relaties
Bestuurder / Algemeen Directeur
Raad van Toezicht (intern toezicht)
Schooldirecteuren / MT
Ministerie van OCW / Inspectie van het Onderwijs
Gemeenteraden
Horizontale verantwoording
Extern toezicht
2. Besturen en toezicht houden Hieronder is een aantal elementen opgesomd dat deel uitmaakt van de filosofie op het besturen van de Stichting ROOS. 2.1 Beginselen van goed bestuur: Het aanwezig zijn van een missie en visie van de onderwijsonderneming; Transparante inrichting van de bestuurlijke organisatie; Scheiding tussen de functies bestuur en intern toezicht; Continuïteit en kwaliteit van het bestuur en intern toezicht; Controle op de realisatie van beleid door de onderwijsonderneming; Toezicht op het gedrag van de mensen in de onderwijsonderneming; Versterking van de rol van de professionals binnen de eigen organisatie door middel van een actief en prestatiebevorderend personeels- en loopbaanbeleid; Bewaking van de risico’s, in het bijzonder de financiële risicobeheersing; Continue verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de dienstverlening; Verantwoording afleggen over het gevoerde beleid, de besteding van de middelen en de bereikte onderwijsopbrengsten; In verbinding zijn met de omgeving. 2.3 Bestuursmodel Voor de realisatie van deze beginselen wordt gebruik gemaakt van het model Raad van Toezicht Raad van Toezicht-model Raad van Toezicht Interne toezichthouder Bestuur In de zin van de wet
Pagina 34
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Voor dit model is gekozen omdat de bestuurlijke bevoegdheden dan door een professional kunnen worden gedragen. Deze professional dient te beschikken over voldoende kennis, tijd en competenties. Een tweede argument voor de keuze van het bestuurs- en toezichtmodel is de volgens de wet verplichte functiescheiding tussen besturen en toezicht houden. Het beginsel van functiescheiding gaat er vanuit dat zij die toezicht houden niet besturen om daarmee te voorkomen dat men toezicht houdt op “zichzelf”. 3 Besturen 3.1 Besturen van een onderwijsorganisatie houdt onder meer in verantwoordelijk zijn voor de realisatie: Van de doelen van de onderwijsorganisatie; De strategie en het beleid; Ontwikkeling van onderwijsopbrengst en financiële resultaten. Kerntaken van de bestuurder De instandhouding van de onderwijsonderneming en het beheer daarvan; De aansturing van de dagelijkse gang van zaken en de algemene leiding van de onderwijsorganisatie; De realisatie van de doelstelling; Vaststelling van de missie en visie van de onderwijsonderneming; Het organiseren van de nodige middelen en het beheren van het vermogen; Verantwoording afleggen (intern en extern) over het gevoerde beleid, de besteding van de middelen en de bereikte onderwijsopbrengsten; Het onderhouden van de relatie met de belanghebbenden/eigenaar. 3.2 Het bestuur/de bestuurder hanteert bij het besturen de bestuurlijke principes van Carver 1. Helderheid over het eigenaarschap; 2. Het bestuur heeft zijn positie bepaald; 3. Er is eenheid van bestuur; 4. Het bestuur doet beleidsuitspraken over doelstellingen; 5. Het bestuur doet beleidsuitspraken over de bestuursmiddelen; 6. Het bestuur doet beleidsuitspraken over de handelingsruimte; 7. Het bestuur vult beleidsuitspraken aan met bestuursuitspraken; 8. Het bestuur regelt de delegatie/mandatering aan de schooldirecteuren; 9. Aan delegatie/mandatering zit voor de schooldirecteur de faciliteit “elke redelijke interpretatie” vast; 10. Het bestuur controleert de prestaties van de organisatie. Toelichting op de bestuurlijke principes van Carver 1 Eigenaren: het bestuur ontleent zijn gezag en verbindt zijn verantwoording aan diegenen die moreel -zo niet wettelijk- eigenaar zijn van de organisatie en ziet het als zijn taak een dienend-leider te zijn voor die groepering. ”Eigenaren”, zoals de term wordt gebruikt in het Policy Governance Model, zijn niet alle belanghebbenden, maar alleen diegenen die in een positie verkeren die te vergelijken is met die van aandeelhouders in een onderneming of vennootschap. 2 Positie van het Bestuur: met de eigenaren boven zich en de operationele organisatie onder zich, vormt het bestuur een belangrijke schakel in de formele of morele hiërarchie. Het is geen adviserende positie maar een hiërarchische. Het ontleent zijn bestaansrecht aan die hiërarchische positie, moet derhalve de hem gegeven autoriteit uitoefenen en anderen naar behoren mandateren of delegeren; het bestuur is er niet om als versiering, advisering of als sparring-partner van het management te dienen.
Pagina 35
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Het bestuur – en niet het management - draagt volledig de verantwoordelijkheid voor het eigen bestuursproces en de gevolgen daarvan, net zo goed als het verantwoordelijk is en blijft voor alles wat het aan derden heeft gemandateerd of gedelegeerd in termen van bevoegdheid en verwachtingen. 3
Eenheid van bestuur: het bestuur neemt zijn gezaghebbende beslissingen alleen groepsgewijs, of het nu gaat in de richting van het management, in de richting van zijn individuele bestuursleden of zijn commissies. (In geval van de Stichting ROOS niet van toepassing, aangezien het bestuur wordt gevormd door één persoon; de bestuurder).
4
Beleidsuitspraken over Doelstellingen: het bestuur bepaalt en stelt op schrift (a) Welke resultaten, veranderingen of voordelen zouden moeten worden gerealiseerd; (b) Voor welke ontvangers, consumenten of cliënten of andere met name genoemde groeperingen dit van toepassing is en (c) Tegen welke kosten, zonodig naar resultaat of doelgroep geprioriteerd deze realisatie mag plaats vinden. Het gaat daarbij niet om eventuele bijkomende voordelen die zich kunnen voordoen, maar om datgene wat het bestaan van de organisatie rechtvaardigt, en zijn bestaan succesvol maakt. Binnen het Policy Governance model worden beleidsuitspraken die enkel en alleen deze besluiten bevatten “Ends” (“Doelstellingen”) genoemd, maar ze kunnen elke naam krijgen die een bestuur hen wenst te geven, zo lang het model maar intact blijft.
5
Beleidsuitspraken over de Bestuursmiddelen: het bestuur bepaalt en stelt op schrift hoe het zich als bestuur zal gedragen, welke instrumenten het zal gebruiken, welk gedrag, stijl en discipline het van zijn eigen bestuursleden verwacht, en het bepaalt tevens de aansturings- en verantwoordingsrelatie met zijn eigen bestuurlijke geledingen en met het management van de organisatie. Omdat dit niet over doelstellingen gaat, worden ze “Bestuursmiddelen” genoemd (om hen te onderscheiden van doelstellingen” en “managementmiddelen”). Binnen het Policy Governance-model worden beleidsuitspraken, die enkel en alleen deze besluiten bevatten, beleidsuitspraken inzake “Bestuursproces” en beleidsuitspraken inzake “Schakel tussen Bestuur en Management” genoemd.
6
Beleidsuitspraken over de Handelingsruimte: Het bestuur bepaalt en stelt op schrift welk beleid en uitvoering van het management het op voorhand onaanvaardbaar acht waarbij het bestuur gelijktijdig a) vermijdt managementbeleid en -uitvoering voor te schrijven, en b) op voorhand onacceptabel managementbeleid en –uitvoering, werkzaam of niet, van gebruik uitsluit. Binnen het Policy Governance-model worden beleidsuitspraken, die enkel en alleen deze besluiten bevatten, “Bevoegdheidskaders” genoemd, maar ze kunnen elke naam krijgen die een bestuur hen wenst te geven, zo lang het model maar intact blijft.
7
Beleidsuitspraken van verschillend formaat: de bestuurlijke uitspraken op het gebied van Doelstellingen, Bestuurlijk Proces, Schakel tussen bestuur en management en Handelingsruimte beginnen met “brede, alles omvattende” beleidsuitspraken. Vervolgens worden in de volgende stap zo nodig de beleidsuitspraken meer gedetailleerd, waardoor de ruimte voor interpretatie wordt beperkt, maar stap voor stap, zodat geen niveau wordt overgeslagen. Binnen het Policy Governance-model worden deze besluiten, die in de plaats komen van beleidsuitspraken over missie, visie, bestuursfilosofie, waarden, strategie en begroting, “Bestuursuitspraken” genoemd.
Pagina 36
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
8
Delegatie/mandatering aan de schooldirecteur: als het bestuur besluit verantwoordelijkheden aan de schooldirecteur over te dragen, krijgt deze persoon de exclusieve verantwoordelijkheid voor leiding en verantwoording als de enige schakel tussen het bestuur en het team.
9
Elke redelijke interpretatie: het bestuur geeft aan deze gemandateerde/gedelegeerde het recht bij het verder ontwikkelen en uitvoeren van beleid – in aanvulling op de bestuurs-uitsprakenelke redelijke interpretatie toe te passen van de geformuleerde bestuursuitspraken.
10 Controle: het bestuur controleert de prestatie van de organisatie door eerlijk, maar ook systematisch te beoordelen of een redelijke interpretatie van de “Bestuur uitspraken inzake Doelstellingen” is bereikt en of geen overschrijding heeft plaatsgevonden van een redelijke interpretatie van de “Bestuursuitspraken inzake Handelingsruimte”
Hoofdstuk 21 Organisatieschema
Pagina 37
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 22 Medezeggenschap Statuut medezeggenschap bestuur met diverse scholen in het Primair Onderwijs Preambule Het Bestuur van de Stichting ROOS en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR), van de volgende scholen:
OBS De Drie Linden OBS Tormentil OBS De Peppel OBS ’t Heem OBS Touwladder OBS Widerode OBS Weemewereld OBS De Schakel OBS Blokstoeke OBS De Salto OBS Holterenk OBS Haarschool OBS Bosschool OBS Dijkerhoek
hebben overlegd over de toepassing van de WMS. Ze hebben daarbij hun verwachtingen uitgesproken over de mogelijkheden die deze wet biedt ter versterking van de onderlinge communicatie en het formele overleg over alle aangelegenheden in en rond de school die van belang zijn voor directie, ouders, leerlingen en personeelsleden. Het bestuur en de GMR leggen hierbij hun visie op de medezeggenschap vast en maken concrete afspraken over de communicatie over en weer en de informatieverstrekking aan alle bij de school betrokken personen, zoals hierna vermeld. De GMR heeft met tenminste tweederde meerderheid ingestemd met dit medezeggenschapsstatuut. Het medezeggenschapsstatuut gaat in op 1 januari 2012.
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
a. b. c. d. e. f.
Wet: de Wet Medezeggenschap op Scholen (Stb. 2006, 658) Bevoegd gezag: GMR: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad MR: de medezeggenschapsraad van een school Organisatie: de gehele onderwijsinstelling (bestuur, directie en scholen) Geleding: de gezamenlijke leden in de GMR, behorende tot de groep personeel of de groep ouders g. Statuut: het medezeggenschapsstatuut.
Pagina 38
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 2
Aard en werkingsduur
1. 2.
Het statuut treedt in werking op 1 januari 2012 en heeft een werkingsduur van twee jaar. Zes maanden voordat de termijn in het voorgaande lid is afgelopen, treden de GMR en het bevoegd gezag in overleg over het evalueren, actualiseren en bijstellen van het statuut. 3. Het bevoegd gezag en de GMR kunnen voorstellen doen tot wijziging van het statuut ongeacht het verloop van genoemde termijn. 4. Een voorstel van het bevoegd gezag tot wijziging van het statuut behoeft de instemming van tweederde meerderheid van de leden van de GMR.
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Inrichting van de medezeggenschap
Gemeenschappelijk medezeggenschapsraad
1. Bij de Stichting ROOS is een GMR ingesteld. 2. De GMR bestaat uit: 14 leden gekozen door de personeelsgeledingen van de medezeggenschapsraden van de onder het bestuur staande scholen en 14 leden gekozen door de oudergeledingen van de medezeggenschapsraden van de onder het bestuur staande scholen. 3. Namens het bevoegd gezag voert de bestuurder besprekingen met de GMR of met een geleding van de GMR. Artikel 3.1
Medezeggenschapsraad (MR)
1. Aan elke school is een medezeggenschapsraad verbonden. 2. Deze Raad wordt rechtstreeks uit en door de geledingen van de desbetreffende school gekozen. 3. Het reglement van de Raad bepaalt de samenstelling en de bevoegdheden. Artikel 3.2
Themaraad (facultatief)
De GMR heeft met inachtneming van artikel 20, vierde lid van de wet de volgende Themaraad / Themaraden ingesteld: 1. Er is een themaraad verbonden aan de GMR genaamd: inhoudscommissies die namens de GMR advies uitbrengt aan het bevoegd gezag. 2. Er is een themaraad verbonden aan de GMR genaamd: inhoudscommissies die namens de GMR al dan niet instemming geeft aan het bevoegd gezag. 3. De themaraad is in werking getreden op 1 januari 2012 voor de duur van twee jaar.
Hoofdstuk 3 Artikel 4
Informatievoorziening
Informatie van het bevoegd gezag aan de (G)MR en de geledingen
1. De GMR ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft.
Pagina 39
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
2. De GMR ontvangt in elk geval: a. Jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied; b. Jaarlijks (voor 1 mei) informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit ’s Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag; c. Jaarlijks (voor 1 juli) een jaarverslag als bedoeld in artikel 171 van de Wet op het Primair Onderwijs; d. De uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. Terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het Primair Onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de privacy van het personeel, ouders en leerlingen; f. Tenminste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep van de in een van de scholen werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar; g. Tenminste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het toezicht op het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het vooraf gaande jaar; h. Aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de scholen, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. 3. De informatie wordt drie weken voor de vergadering verstrekt, zodat alle leden van de (G)MR een redelijke tijd voor de vergadering kennis kunnen nemen van de stukken, en zonodig deskundigen kunnen raadplegen. 4. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de GMR, wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding van de GMR aangeboden. Artikel 5
Wijze waarop het bevoegd gezag informatie verschaft
1. Het bevoegd gezag stelt de in het voorgaande artikel bedoelde informatie in ieder geval schriftelijk, en zo mogelijk eveneens langs digitale weg, ter beschikking aan de (G)MR. 2. Alle verkregen informatie is in principe openbaar. Artikel 6
Wijze waarop de (G)MR informatie verstrekt en ontvangt
1. De (G)MR en zijn geledingen stellen hun achterban na de vergadering op de hoogte van hetgeen er is besproken in de (G)MR of in het overleg met het bevoegd gezag. 2. De secretaris van de (G)MR stelt de overige leden op de hoogte van alle binnengekomen brieven en reacties, en beslist in overleg met de voorzitter of een reactie moet worden gegeven. 3. De vergaderingen van de (G)MR zijn in principe openbaar. 4. Alle informatie wordt in principe schriftelijk verstrekt, waar mogelijk en wenselijk eveneens langs digitale weg.
Pagina 40
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 7 Communicatie binnen de organisatie 1. De MR en de GMR, en de uit die Raden voortkomende themaraden, en de geledingen van deze Raden, stellen elkaar ongevraagd volledig en helder op de hoogte van hun standpunten, werkwijzen en procedure afspraken met het bevoegd gezag. Verslagen van bijeenkomsten worden, zo nodig onder voorbehoud van goedkeuring, direct verspreid. 2. Op verzoek van een van de Raden als bedoeld in het eerste lid verstrekt een Raad direct alle en volledige informatie over bepaalde aangelegenheden, voor zover deze niet onderhevig zijn aan afspraken over geheimhouding. 3. De informatie wordt waar mogelijk schriftelijk verstrekt. Het is wenselijk maximaal gebruik te maken van e-mailverkeer. 4. Informatie wordt in principe verstrekt aan de secretaris van de Raad en bij diens ontstentenis aan de voorzitter van de Raad. Aan de leden van de Raad wordt een overzicht gegeven van de verstrekte informatie. Eenieder heeft de mogelijkheid de informatie in te zien en bespreking ervan te vragen in de Raad.
Hoofdstuk 4 Artikel 8
Faciliteiten
Faciliteiten afgesproken in onderling overleg
1. De (G)MR kan gebruik maken van voorzieningen waarover het bevoegd gezag beschikt en die de (G)MR redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van zijn taak. 2. De kosten voor de medezeggenschapsactiviteiten met inbegrip van het bijwonen van vergaderingen van de (G)MR zelf, worden gedragen door het bevoegd gezag. Onder deze activiteiten worden mede begrepen: - Scholing van de leden van de (G)MR; - Het inhuren van deskundigen; - Het voeren van rechtsgedingen; - Het op de hoogte stellen en raadplegen van de achterban. Voorwaarde is, dat het bevoegd gezag vooraf in kennis wordt gesteld van het activiteitenplan of het concrete voornemen van de (G)MR. 3. De personeelsleden in de (G)MR hebben vrijstelling van hun reguliere taken conform CAO/PO, tot uitdrukking komend in het taakbeleid. 4. Ten aanzien van de faciliteiten voor de ouderleden zijn er geen aanvullende afspraken gemaakt.
Medezeggenschapsreglement voor de GMR Primair Onderwijs Dit is het medezeggenschapsreglement van de GMR van de Stichting ROOS te Rijssen voor alle onder het bevoegd gezag staande scholen voor Primair Onderwijs:
OBS De Drie Linden OBS Tormentil OBS De Peppel OBS ’t Heem OBS Touwladder OBS Widerode OBS Weemewereld OBS De Schakel OBS Blokstoeke OBS De Salto Pagina 41
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
OBS Holterenk OBS Haarschool OBS Bosschool OBS Dijkerhoek
Paragraaf 1 Artikel 1
Algemeen
Begripsbepaling
Dit reglement verstaat onder: a. Wet: de Wet Medezeggenschap op Scholen Stb.2006, 658; b. De Stichting ROOS; c. Medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de wet; d. Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 4 van de wet; e. Scholen (zie boven); f. Leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het Primair Onderwijs; g. De ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen; h. Schoolleiding: de directeur en adjunct-directeur, als bedoeld in de Wet op het Primair Onderwijs; i. Personeel: het personeel dat in dienst is dan wel tenminste zes maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag en dat werkzaam is op een van de scholen; j. Geleding: de afzonderlijke groepen van leden, als bedoeld in artikel 3, derde lid van de wet.
Paragraaf 2
Medezeggenschap
Artikel 2 Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) 1. Er is een GMR. 2. In de GMR is elke MR van de onder het bevoegd gezag vallende scholen vertegenwoordigd. 3. De leden van de GMR worden gekozen door de leden van de medezeggenschapsraden. Artikel 3 Omvang en samenstelling gemeenschappelijke medezeggenschapsraad De GMR bestaat uit 28 leden van wie: a. 14 leden door de personeelsleden van de medezeggenschapsraden worden gekozen; en b. 14 leden door de ouderleden van de medezeggenschapsraden worden gekozen. Artikel 4 Onverenigbaarheden 1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag kunnen geen zitting nemen in de GMR. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de GMR kan niet tevens lid zijn van de GMR. Artikel 5 Zittingsduur 1. Een lid van de GMR heeft zitting voor een periode van drie jaar. 2. Een lid van de GMR treedt na zijn zittingsperiode af en is terstond herkiesbaar. 3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is aangewezen of verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen of verkozen, zou moeten aftreden.
Pagina 42
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de GMR: a. Door overlijden; b. Door opzegging door het lid; c. Zodra een lid geen deel meer uitmaakt van de geleding waardoor hij is gekozen.
Paragraaf 3
De Verkiezing
Artikel 6 Organisatie verkiezingen 1. De leiding van de verkiezing van de leden van de GMR berust bij de MR van de aangesloten scholen. De organisatie daarvan kan de GMR opdragen aan een verkiezingscommissie. 2. De GMR bepaalt de samenstelling, werkwijze, en de bevoegdheden van de verkiezingscommissie alsmede de wijze waarop over bezwaren inzake besluiten van de verkiezingscommissie wordt beslist. Artikel 7 Datum verkiezingen 1. De GMR bepaalt voor welke datum de verkiezing door de leden van de desbetreffende afzonderlijke medezeggenschapsraden moet hebben plaatsgevonden. 2. De GMR stelt het bevoegd gezag, de betrokken medezeggenschapsraden, de ouders en het personeel in kennis van het in het eerste lid genoemde tijdstip. Artikel 8 Verkiesbare en kiesgerechtigde personen Zij die op de dag van de kandidaatstelling deel uitmaken van het personeel of ouder zijn, zijn verkiesbaar tot lid van de GMR. Artikel 9 Bekendmaking verkiesbare en kiesgerechtigde personen Niet van toepassing. Artikel 10 Onvoldoende kandidaten 1. Indien uit de ouders en het personeel niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de GMR voor de geleding van de desbetreffende MR, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. 2. De GMR stelt het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis. Artikel 11 Verkiezing De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming. Artikel 12 Stemming; volmacht 1. Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de GMR zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kiesgerechtigde kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde bij volmacht een stem uitbrengen. Artikel 13 Uitslag verkiezingen 1. Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. 2. De uitslag van de verkiezingen wordt door de GMR vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de GMR, de overige betrokken medezeggenschapsraden, de geledingen en de betrokken kandidaten. Pagina 43
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 14 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature wijst de GMR tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde uitslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt. 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De GMR doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaat. 3. Indien uit de ouders en het personeel minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de GMR voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 13 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4
Algemene taken en bevoegdheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 15 Overleg met bevoegd gezag 1. Het bevoegd gezag en de GMR komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de GMR, een geleding van de GMR of het bevoegd gezag. 2. Indien tweederde deel van de leden van de GMR en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding afzonderlijk. Artikel 16 Initiatief bevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De GMR is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden die de algemene gang van zaken in alle scholen of de meerderheid van de scholen vallend onder één onderwijswet betreft. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het Bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het bevoegd gezag brengt op deze voorstellen, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de GMR. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bevoegd gezag de GMR tenminste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de GMR. 3. Indien tweederde deel van de leden van de GMR en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde bespreking en overleg met elke geleding afzonderlijk. Artikel 17 Openheid, onderling overleg en gelijke behandeling 1. De GMR bevordert naar vermogen openheid en onderling overleg in de scholen. 2. De GMR waakt voorts in de scholen in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. 3. De GMR doet aan alle bij de scholen betrokkenen schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en stelt de geledingen in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren. Artikel 18 Informatieverstrekking 5. De GMR ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. 6. De GMR ontvangt in elk geval: a. Jaarlijks de Begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied;
Pagina 44
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
b. Jaarlijks (voor 1 mei) informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit ’s Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag; c. Jaarlijks (voor 1 juli) een jaarverslag als bedoeld in artikel 171 van de Wet op het Primair Onderwijs; d. De uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. Terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het Primair Onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de privacy van het personeel, ouders en leerlingen; f. Tenminste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep van de in een van de scholen werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar; g. Tenminste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het toezicht op het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar; h. Aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de scholen, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. 7. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de GMR wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding van de GMR aangeboden. Daarbij verstrekt het bevoegd gezag de beweegredenen van het voorstel, alsmede de gevolgen die de uitwerking van het voorstel naar verwachting zal hebben voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. Artikel 18a Voordrachtrecht lid Raad van Toezicht 1. De GMR wordt, op grond van artikel 17a van de Wet op het Primair Onderwijs, in de gelegenheid gesteld een bindende voordracht te doen voor één van de leden van de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht bestaat uit vijf tot zeven natuurlijke personen. Ingeval de Raad van Toezicht vijf of zes leden telt, worden twee leden op bindende voordracht van de oudergeleding van de GMR door de gemeenteraden benoemd. Telt de Raad van Toezicht zeven leden, dan worden drie leden door de gemeenteraden op bindende voordracht van de oudergeleding van de GMR benoemd. De overige leden van de Raad van Toezicht worden door de gemeenteraden op voordracht van de Raad van Toezicht benoemd, met dien verstande dat de GMR in de gelegenheid wordt gesteld een bindende voordracht te doen voor een lid. De wervings- en selectieprocedure voor leden van de Raad van Toezicht wordt verder uitgewerkt in de “Procedure werving en selectie leden Raad van Toezicht”, zoals opgenomen in het Handboek Governance. Artikel 19 Jaarverslag 1. De GMR stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen jaar vast en maakt dit bekend aan alle betrokkenen. 2. De GMR draagt er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden op een algemeen toegankelijke plaats op de scholen ter inzage wordt gelegd. Artikel 20 Openbaarheid en geheimhouding 1. De vergadering van de GMR is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet. Pagina 45
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de GMR in het geding is, kan de GMR besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De GMR besluit dan tegelijkertijd dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 3. De leden van de GMR zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de GMR hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 4. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 5. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de Raad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met een van de scholen.
Paragraaf 5
Bijzondere bevoegdheden medezeggenschapsraad
Artikel 21 Instemmingsbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de GMR voor de door hem voorgenomen besluiten die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen of voor de meerderheid van de scholen met betrekking tot: a. Verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school; b. Vaststelling of wijziging van het schoolplan dan wel het leerplan en het zorgplan; c. Vaststelling of wijziging van het schoolreglement; d. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de scholen en het onderwijs; e. Vaststelling of wijziging van regels op het gebied van het veiligheids-, het gezondheids- en welzijnsbeleid, voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de personeelsgeleding; f. De aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, onderdeel c van dit reglement en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden, c.q. het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd; g. De vaststelling of wijziging van de voor de scholen geldende klachtenregeling; h. Overdracht van de school of van een onderdeel daarvan, c.q. fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake, waaronder begrepen de fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 64b van de Wet op het Primair Onderwijs. Artikel 22 Adviesbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad De GMR wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten van gemeenschappelijk belang voor alle scholen of een meerderheid van de scholen met betrekking tot: a. Vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de desbetreffende scholen, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die aan het bevoegd gezag ten behoeve van de scholen uit de openbare kas zijn toegerekend of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24 onderdeel c van dit reglement; b. De criteria die worden toegepast bij de verdeling van deze middelen over voorzieningen op bovenschools niveau en op schoolniveau;
Pagina 46
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
c. De aanstelling of het ontslag van personeel dat is belast met managementtaken ten behoeve van meer dan een school; d. Beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake; e. Het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake; f. Deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake; g. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school; h. Vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van aanstellings- of ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; i. Aanstelling of ontslag van de schoolleiding; j. Vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van het managementstatuut; k. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot toelating en verwijdering van leerlingen; l. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs; m. Regeling van de vakantie; n. Het oprichten van een centrale dienst; o. Nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school; p. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school; q. Vaststelling of wijziging van de wijze waarop de voorziening bedoeld in artikel 45, tweede lid van Wet op het Primair Onderwijs wordt georganiseerd; r. Vaststelling van de competentieprofielen van de toezichthouders en het toezichthoudend orgaan. Artikel 23 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de GMR dat uit het personeel is gekozen voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot de volgende gemeenschappelijke aangelegenheden: a. Vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie van personeel dat is benoemd of te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school; b. Regeling van de gevolgen van het personeel van een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22, onderdelen d, e, f en n;1 c. Vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie; d. Vaststelling of wijziging van regels met betrekking tot de nascholing van het personeel; e. Vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden; f. Vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel; g. Vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttijdenregeling van het personeel; h. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel; i. Vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen;
1 1 artikel 22 d (beëindiging), e (duurzame samenwerking), f (deelneming experiment), n (centrale dienst).
Pagina 47
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
j. k. l. m. n. o. p.
q.
r.
Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie; Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het overdragen van de bekostiging; Vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het re-integratiebeleid; Vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk; Vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van het personeel; Vaststelling of wijziging van een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van het personeel; Vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bevorderingsbeleid of op het gebied van het aanstellings- en ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging geen verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; Vaststelling of wijziging van regels waarover partijen die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten, zijn overeen gekomen dat die regels of de wijziging daarvan in het overleg tussen bevoegd gezag en het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad tot stand wordt gebracht; Vaststelling of wijziging van de regeling inzake de faciliteiten, voor zover die betrekking heeft op het personeel.
Artikel 24 Instemmingsbevoegdheid oudergeleding Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van GMR dat uit de ouders is gekozen, voor de door hem voorgenomen besluiten van gemeenschappelijk belang voor alle scholen of de meerderheid van de scholen met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. Regeling van de gevolgen voor de ouders of leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22, onder d, e, f, n;2 b. Verandering van de grondslag van de school of omzetting van de school of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake; c. De vaststelling of wijziging van de hoogte en vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van ouders of leerlingen worden gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; d. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van de leerlingen; e. Vaststelling of wijziging van een mogelijk ouder- of leerlingenstatuut; f. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan tussenschoolse opvang; g. Vaststelling van de schoolgids; h. Vaststelling van de onderwijstijd; i. Vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders en leerlingen; j. Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het Bevoegd gezag; k. Vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders; l. Vaststelling of wijziging van de faciliteitenregeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de wet, voor zover die betrekking heeft op ouders.
2 artikel 22 d (beëindiging), e (duurzame samenwerking), f (deelneming experiment), n (centrale dienst).
Pagina 48
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 25 Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden 1. De bevoegdheden op grond van de artikelen 21 tot en met 24, zijn niet van toepassing, voor zover: a. De desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift; b. Het een aangelegenheid betreft als bedoeld in artikel 37 en 38 van de Wet op het Primair Onderwijs voor zover het betrokken overleg niet besluit de aangelegenheid ter behandeling aan het personeelsdeel van de GMR over te laten. 2. De bevoegdheden van het deel van de GMR dat uit en door het personeel is gekozen, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst. 3. De instemmings-en adviesbevoegdheden mogen worden gewijzigd: dit dient ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag en tweederde van de aanwezige GMR-leden dient het eens te zijn met het voorstel. Artikel 26 Termijnen 1. Het bevoegd gezag stelt de GMR of die geleding van de GMR die het aangaat een termijn van vier weken waarbinnen een schriftelijke standpunt uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 van dit reglement. 2. De in het eerste lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de GMR dan wel die geleding van de GMR die het aangaat, worden verlengd. 3. Het bevoegd gezag deelt onverwijld schriftelijk mee of de termijn al dan niet wordt verlengd en indien nodig voor welke termijn de verlenging geldt.
Paragraaf 6
Inrichting en werkwijze gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 27 Verkiezing voorzitter en secretaris 1. De GMR kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de GMR in rechte. Artikel 28 Uitsluiting van leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De leden van de GMR komen de uit het lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen na. 2. De GMR kan tot het oordeel komen, dat een lid van de GMR de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid; a. Hetzij ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet en van het medezeggenschapsreglement; b. Hetzij de plicht tot geheimhouding schendt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden; c. Hetzij een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de medezeggenschapsraad. 3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de GMR met een meerderheid van tenminste tweederde deel van het aantal leden besluiten het desbetreffende lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het desbetreffende lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de GMR. 4. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de geleding, waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, met een meerderheid van tenminste tweederde deel besluiten het lid van de GMR uit te sluiten van de werkzaamheden van de GMR voor de duur van ten hoogste drie maanden. Pagina 49
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
5. De GMR pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de geleding waardoor het betrokken lid is gekozen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van gegevens. 6. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. 7. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadspersoon. Artikel 29 Indienen agendapunten door personeel en ouders Personeel en ouders dienen tijdig agendapunten in bij de secretaris. Artikel 30 Raadplegen personeel en ouders De mogelijkheid bestaat het personeel en/of ouders te raadplegen. In de GMR dient afgestemd te worden met welk doel dit gedaan wordt en in hoeverre de informatie vertrouwelijk dient te worden behandeld. Artikel 31 Huishoudelijk reglement 1. De GMR stelt, met inachtneming van de voorschriften van het medezeggenschapsreglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast. 2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld: a. De taakomschrijving van de voorzitter en secretaris; b. De wijze van bijeenroepen van vergaderingen; c. De wijze van opstellen van de agenda; d. De wijze van besluitvorming; e. Het quorum dat vereist is om te kunnen vergaderen. 3. De GMR zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bevoegd gezag.
Paragraaf 7
Regeling (andere) geschillen
Artikel 32 Aansluiting geschillencommissie Het Bestuur is aangesloten bij de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS), Postbus 85191, 3508 AD Utrecht.
[email protected] www.onderwijsgeschillen.nl Artikel 33 Andere geschillen Niet van toepassing.
Paragraaf 8
Optreden namens het bevoegd gezag
Artikel 34 Personeelslid voert overleg 1. De Bestuurder voert namens het bevoegd gezag het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de GMR. 2. Op verzoek van de GMR of op verzoek van het personeelslid, als genoemd in het eerste lid, kan het bevoegd gezag besluiten het personeelslid te ontheffen van zijn taak een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren.
Pagina 50
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Paragraaf 9
Overige bepalingen
Artikel 35 Voorzieningen 1. Het bevoegd gezag staat de GMR het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de Raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. Het bevoegd gezag werkt de faciliteiten voor de leden van de GMR, zoals bedoeld in de wet, nader uit in het medezeggenschapsstatuut. Artikel 36 Rechtsbescherming Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 9 van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de GMR niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot een van de scholen. Artikel 37 Wijziging reglement Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de GMR en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van tenminste tweederde deel van het aantal leden van de GMR heeft verworven. Artikel 38 Citeertitel; inwerkingtreding 1. Dit reglement kan worden aangehaald als Medezeggenschapsreglement GMR Stichting ROOS 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
Hoofdstuk 23 Managementstatuut Managementstatuut Er is in 2006 een managementstatuut, tevens besluit mandatering, vastgesteld. Dat was in de eerste fase van opbouw van de Stichting ROOS. Inmiddels (2011) is de organisatie verder ontwikkeld, bovendien vormt de invoering van de scheiding toezicht – bestuur een belangrijke reden, het oude managementstatuut aan te passen. Artikel 1. Begripsbepalingen Raad van Toezicht: door de gemeenten benoemde leden, belast met het toezicht op het bestuur van de Stichting. Bestuurder: door de Raad van Toezicht benoemde directeur/bestuurder, belast met het bestuur van de Stichting. Bevoegdheden: de bevoegdheid tot het nemen van besluiten zonder tussenkomst. Mandatering: De bestuurder is bevoegd tot mandatering van bepaalde zaken aan de schooldirecteuren. De mandatering wordt vastgelegd in een mandaatbesluit. Schooldirecteur: de schooldirecteur als bedoeld in artikel 29, belast met de leiding van de school (scholen). Scholen: de scholen vallend onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag Managementteam: het team bestaande uit de schooldirecteuren en de directeur/bestuurder. Wet: wet op het Primair Onderwijs. Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO): decentraal georganiseerd overleg zoals bedoeld in artikel 37 van de wet. Artikel 2. Managementteam De schooldirecteuren vormen samen met de bestuurder het managementteam. De taak van het managementteam is de bestuurder te adviseren, te informeren en te signaleren met betrekking tot (voorgenomen) beleid ontwikkelingen en uitvoering van beleid. De leden van het managementteam dragen het beleid uit en vormen een belangrijke schakel in de communicatie. De bestuurder is voorzitter van het managementteam. Pagina 51
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Het managementteam vergadert frequent, zowel plenair over algemene onderwerpen, geregeld over thematische onderwerpen (verdieping) en regelmatig over operationele (gemeentelijke) onderwerpen binnen het clusterverband. Van de vergaderingen worden besluitenlijsten en overzicht uitstaande actiepunten bijgehouden. Beleidsstukken zijn voorzien van een zogenaamde “oplegger”, waarin de procesgang staat beschreven en het conceptbesluit staat geformuleerd. Artikel 3 Algemene en bijzondere taken en bevoegdheden van het bestuur (zie statuten en dit Handboek). Artikel 4. Algemene taken en bevoegdheden van de schooldirecteur. De schooldirecteur oefent de taken en bevoegdheden uit die door de directeur/bestuurder overeenkomst dit managementstatuut (mandaatbesluit) aan de schooldirecteur zijn toegekend. De schooldirecteur heeft- met inachtneming van de beleid- en financiële uitgangspunten, die door of namens het bestuur zijn vastgesteld- de volgende taken en bevoegdheden: a. De schooldirecteur is belast met de dagelijkse leiding van de school. b. De schooldirecteur is belast met de zorg voor de schoolorganisatie en de kwaliteit van het onderwijs op de school. c. De schooldirecteur geeft leiding aan het personeel van de school, en draagt er zorg voor dat met de individuele personeelsleden functionering- en beoordelingsgesprekken worden gevoerd. d. De schooldirecteur onderhoudt de contacten met de leerlingen en hun ouders van de school. e. De schooldirecteur beheert de door de bestuurder aan de school toegekende formatieve en financiële middelen, en doet daartoe uitgaven voor zover deze binnen de goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan. f. De schooldirecteur voert namens het bestuur het overleg met de medezeggenschapsraad van de school. g. De schooldirecteur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit, die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen. h. De schooldirecteur is lid van en neemt deel aan de vergaderingen van het managementteam. Artikel 5. Regeling toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging De bestuurder stelt de schooldirecteur in de gelegenheid advies uit te brengen over: a. De vaststelling en wijziging van de (Meerjaren)begroting; b. De vaststelling van de Jaarrekening; c. De criteria die het bestuur toepast bij de verdeling van de totale lumpsum tussen de gemeenschappelijke voorzieningen op bovenschools niveau en de voorzieningen op schoolniveau; d. De criteria en spelregels die het bestuur toepast bij het verschuiven van middelen tussen de afzonderlijke scholen. 1. De schooldirecteur wordt door de bestuurder in de gelegenheid gesteld, voor dat het advies wordt uitgebracht, met de bestuurder overleg te voeren. 2. De bestuurder stelt de schooldirecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed op de hoogte of hij aan het uitgebrachte advies gevolg wil geven. Indien de bestuurder het advies niet of niet geheel wil volgen, stelt hij de schooldirecteur in de gelegenheid met hem overleg te voeren, alvorens definitief over het advies te besluiten. De bestuurder brengt het definitieve besluit zo spoedig mogelijk ter kennis aan de schooldirecteur. 3. De schooldirecteur is bevoegd uitgaven te doen met inachtneming van de door de bestuurder vastgestelde begroting voor de school.
Pagina 52
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 6 Strategische beleidsontwikkeling De bestuurder is belast met het opstellen van een StrategischBeleidsPlan. Het SBP beschrijft de doelen, die over een periode van drie tot vijf jaar worden nagestreefd. Het SBP bevat een analyse van de uitgangssituatie op het terrein van: onderwijs, personeel, organisatie, huisvesting en financiën. In het SBP wordt tevens aangegeven op welke wijze de gestelde doelen zullen worden bereikt. Dit wordt onderbouwd met een Meerjarenraming. 1. De Meerjarenraming is een begroting over diverse jaren met betrekking tot de instroom van leerlingen, de personeelsformatie, het personeelsbeleid, de organisatie, het onderwijs, en de investeringen. 2. Het SBP en de Meerjarenraming worden ieder jaar door de bestuurder geactualiseerd en ter beoordeling en goedkeuring voorgelegd aan het Raad van Toezicht. 3. De uitvoering van het vastgestelde beleid door de bestuurder geschiedt aan de hand van door de bestuurder op te stellen en aan de Raad van Toezicht ter kennis te brengen plannen voor de beleidsgebieden: a. Onderwijs; b. Personeel; c. Organisatie en beheer; d. Huisvesting; e. Financiën. 4. In deze plannen wordt aangegeven op welke wijze mensen en middelen worden ingezet om de gestelde doelen te bereiken. Deze plannen worden jaarlijks geactualiseerd. Artikel 7 Rapportage 1. De bestuurder rapporteert tenminste eenmaal per kwartaal aan de Raad van Toezicht over de gang van zaken binnen de Stichting. 2. De bestuurder verschaft eenmaal per kwartaal aan de Raad van Toezicht een overzicht van inkomsten en uitgaven in relatie tot de Begroting, en de te verwachten ontwikkelingen dienaangaande. 3. De bestuurder is verantwoordelijk voor de totstandkoming van het Financieel Jaarverslag van de Stichting. Het Financieel Jaarverslag wordt ter beoordeling en goedkeuring voorgelegd aan de Raad van Toezicht. 4. De schooldirecteur rapporteert tenminste per kwartaal aan de bestuurder over de gang van zaken binnen de school. Jaarlijks stelt de schooldirecteur een Jaarverslag op. 5. De schooldirecteur verantwoordt per kwartaal aan de bestuurder de realisatie van de inkomsten en uitgaven in relatie tot de begroting, en de te verwachten ontwikkelingen van de school. Artikel 8 Belangenbehartiging en vertegenwoordiging 1. In overleg met de Raad van Toezicht behartigt de bestuurder de belangen van de Stichting bij derden, waaronder begrepen het houden van toezicht op de naleving van overeenkomsten die door de rechtspersoon zijn gesloten. De bestuurder vertegenwoordigt de Stichting buiten rechte en onderhoudt de externe contacten, die daaruit voortvloeien. 2. De bestuurder kan in voorkomende gevallen ter vervanging van zichzelf een ander binnen de Stichting werkzaam personeelslid aanwijzen dat de Stichting buiten rechte vertegenwoordigt. 3. Het overleg met centrales van overheid- en onderwijspersoneel in het DGO alsmede met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt gevoerd door de bestuurder. 4. In overleg met de bestuurder behartigt de schooldirecteur de belangen van de school bij derden, waaronder begrepen het houden van toezicht op de naleving van overeenkomsten die door de school zijn gesloten. De schooldirecteur vertegenwoordigt, met inachtneming van het aan hem verstrekte mandaat, de school buiten rechte en onderhoudt de externe contacten, die daaruit voortvloeien.
Pagina 53
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
5. De schooldirecteur kan in voorkomende gevallen ter vervanging van zichzelf een ander binnen de school werkzaam personeelslid aanwijzen dat de school buiten rechte vertegenwoordigt. 6. Het overleg met de medezeggenschapsraad wordt gevoerd door de schooldirecteur, tenzij het onderwerpen betreft ten aanzien waarvan geen mandaat is verleend door de bestuurder. 7. De schooldirecteur kan de school bij een gerechtelijke instantie vertegenwoordigen indien en voor zover hij of zij daartoe door de bestuurder rechtsgeldig is gemachtigd. Artikel 9 Financiën 1. De bestuurder stelt jaarlijks in overleg met de Raad van Toezicht een tijdschema op voor de begrotingsbehandeling. 2. De bestuurder draagt zorg voor de opstelling van de Begroting en legt die ter beoordeling en goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. 3. De bestuurder is bevoegd uitgaven te doen c.q. verplichtingen aan te gaan tot het beloop van de bedragen in de goedgekeurde begroting. 4. De bestuurder draagt zorg voor de samenstelling van de Jaarrekening en het Financieel Jaarverslag en legt deze ter beoordeling en goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. De bestuurder legt de Jaarrekening voor aan een door de Raad van Toezicht benoemde accountant. De bestuurder ziet erop toe dat de Jaarrekening tijdig kan worden toegezonden aan het Ministerie van OCW. 5. De schooldirecteur draagt zorg voor de opstelling van de schoolbegroting en legt die ter beoordeling en vaststelling voor aan de bestuurder. 6. De schooldirecteur is bevoegd uitgaven te doen c.q. verplichtingen aan te gaan tot het beloop van de bedragen in de goedgekeurde schoolbegroting. Artikel 10 Huisvesting 1. De bestuurder draagt in overeenstemming met het huisvestingsplan zorg voor de huisvesting en het doelmatig beheer van de roerende en onroerende goederen van de Stichting. 2. De bestuurder stelt op basis van het huisvestingsplan huurovereenkomsten op en stelt het bestuur hiervan in kennis. De bestuurder heeft ter zake tekenbevoegdheid. 3. De schooldirecteur draagt in overeenstemming met het huisvestingsplan zorg voor de huisvesting en het doelmatig beheer van de roerende en onroerende goederen van de school. Artikel 11 Organisatie 1. De bestuurder stelt na overleg in het managementteam (MT), de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de bestuurder en de schooldirecteuren vast en geeft daarvan kennis aan de Raad van Toezicht. 2. De bestuurder stelt de jaarlijkse taaktoedeling aan de onder het directe gezag van de bestuurder staande personeelsleden vast, en geeft daarvan kennis aan de Raad van Toezicht. 3. Bij reorganisatie stelt de bestuurder al dan niet samen met anderen een reorganisatieplan op en legt dit ter beoordeling en vaststelling voor aan de Raad van Toezicht. 4. De bestuurder is belast met de uitvoering van het reorganisatieplan. 5. De schooldirecteur doet een voorstel omtrent de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de schooldirecteur en de personeelsleden van de school, en legt deze ter vaststelling voor aan de bestuurder. 6. De schooldirecteur stelt de jaarlijkse taaktoedeling aan de onder het directe gezag van de schooldirecteur staande personeelsleden vast, en geeft daarvan kennis aan de bestuurder.
Pagina 54
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Artikel 12 Personeelsbeleid 1. De bestuurder voert binnen de vastgestelde kaders personeelsbeleid, bepaalt de aard en omvang van de vacatures en ziet toe op een correcte uitvoering van het personeelsbeleid binnen de vestigingen. 2. De bestuurder neemt besluiten betreffende benoeming, beloning, ontslag en formele disciplinaire maatregelen ten aanzien van alle personeelsleden. 3. De bestuurder voert functionerings- en beoordelingsgesprekken met de schooldirecteuren. 4. De schooldirecteur voert binnen de door de bestuurder vastgestelde kaders personeelsbeleid, doet voorstellen met betrekking tot de aard en omvang van de vacatures en ziet toe op een correcte uitvoering van het personeelsbeleid binnen de school. 5. De schooldirecteur voert functionerings- en beoordelingsgesprekken met de onder zijn directe gezag staande personeelsleden, en doet voorstellen aan de bestuurder omtrent de hieraan te verbinden rechtspositionele gevolgen. Artikel 13 Onderwijsbeleid 1. De bestuurder stimuleert vernieuwing en verbreding van het onderwijs van de Stichting en neemt daartoe initiatieven. 2. De bestuurder bewaakt de kwaliteit van het onderwijs van de Stichting en evalueert daartoe jaarlijks de resultaten en legt dit vast in het jaarverslag. 3. De bestuurder bevordert de deskundigheid van het personeel van de Stichting. 4. De bestuurder kan binnen de vastgestelde beleidskaders bovenschoolse projecten instellen en opheffen. 5. De schooldirecteur stimuleert vernieuwing en verbreding van het onderwijs van de school en neemt daartoe initiatieven. 6. De schooldirecteur bewaakt de kwaliteit van het onderwijs van de school en evalueert daartoe jaarlijks de resultaten en legt dit vast in het onderwijs jaarverslag. 7. De schooldirecteur bevordert de deskundigheid van het personeel van de school. 8. De schooldirecteur kan binnen de vastgestelde beleidskaders schoolprojecten instellen en opheffen. Artikel 14 Leerlingenbeleid 1. De bestuurder is belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid omtrent toelating en verwijdering van leerlingen, en neemt na overleg met de schooldirecteur de besluiten dienaangaande. 2. De bestuurder kan binnen het vastgestelde beleid besluiten tot het instellen, in stand houden of opheffen van voorzieningen ten behoeve van de leerlingen. 3. De schooldirecteur is belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid omtrent toelating en verwijdering van leerlingen. 4. De schooldirecteur stelt een, binnen bestuurlijk kader passend, schoolreglement vast en stelt de bestuurder daarvan in kennis.
Hoofdstuk 24 Managementinformatie Management Informatie Het (be-)sturen van een onderwijsorganisatie vergt een transparant geheel van gegevensverzameling en verwerking tot managementinformatie. Mede door de invoering van de scheiding tussen intern toezicht en bestuur is er de noodzaak tot het formaliseren en standaardiseren van de informatiebehoefte. Raad van Toezicht, bestuurder, schooldirecteuren, schoolteams, GMR en MR zijn de interne groepen die aan de hand van dezelfde informatie zich een oordeel over de goede gang van zaken moeten kunnen vormen. Ook de externe toezichthouders hebben belangrijke informatiebehoefte. Gemeenten, Inspectie van het Onderwijs, vakorganisaties vormen de belangrijkste externe organisaties met een toezichthoudende taak. Pagina 55
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
De managementinformatie wordt gebruikt ten behoeve van het besturen van de organisatie. De managementinformatie wordt ook door de toezichthouder gebruikt ten behoeve van haar werkzaamheden. Voor het goed uitoefenen van de toezichthoudende taak is de volgende informatie belangrijk. De onderwijsdoelstelling van de Stichting ROOS en de daarop gebaseerde missie en visie en de operationalisering hiervan binnen de organisatie van de Stichting ROOS. Strategische keuzes en jaardoelstellingen, beleidsplannen, inclusief financiële paragraaf. Het reeds vastgestelde beleid aangaande onderwijs, personeel, organisatie, huisvesting en financiën. Statuten, reglementen, enz. Analyses en Planning en Control-cyclus. Begrotingen, Jaarverslagen en Jaarrekeningen. Financiële kengetallen, bijvoorbeeld van Onderwijs in Cijfers, DUO (voorheen CFI) website. Beoordelingen extern toezichthouders: Inspectierapporten, Accountantsverslag en Managementletter, commissie van toezicht gemeentes. Incidenten en klachten. Leerlingen/ouders/personeel tevredenheidonderzoeken.
Hoofdstuk 25 Archivering Als de bewaartermijn is verlopen moeten de gegevens verwijderd worden. Verwijderen betekent niet dat de gegevens altijd vernietigd moeten worden. Het is al voldoende dat de gegevens buiten het bereik van de actieve administratie worden gebracht en in een archiefdepot of op een aparte schijf worden opgeslagen. Er kan ook besloten worden de gegevens te vernietigen in plaats van deze in een archief op te nemen. Voor integrale besturen zijn de bepalingen van de Archiefwet van toepassing. VOS/ABB heeft richtlijnen opgesteld betreffende de archivering. Deze richtlijnen worden door de Stichting ROOS gehanteerd.
Verantwoording Hoofdstuk 26 Uitgangspunten (horizontale) verantwoording Onderwijsorganisaties leggen op veel manieren verantwoording af voor hun beleid en de gerealiseerde resultaten. Enerzijds gaat het om verticale verantwoording en anderzijds om horizontale verantwoording. De verticale verantwoording is gericht op de landelijke en lokale overheid. De horizontale verantwoording kent een formeel kanaal (medezeggenschap op basis van de WMS) en een niet gereguleerde setting. Het verantwoordingsplaatje kan als volgt schematisch worden weergegeven.
Pagina 56
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Ministerie van OCW
Inspectie van het Onderwijs
Onderwijsproces en resultaten
Jaarrekening en Jaarverslag
GMR
Gemeenteraad: Rijssen-Holten Hellendoorn Wierden Twenterand Openbaar Onderwijs
Stichting ROOS
Instemming en advies op voorgenomen besluiten en bespreking gang van zaken en verantwoording afleggen aan interne belanghebbenden
Dialoog met de samenleving
Relevante partners uit de lokale samenleving van vestigingsplaatsen van de scholen
De horizontale verantwoording in relatie met de GMR is ook bij wet geregeld, maar laat wel ruimte voor een eigen inkleuring van de verantwoordingsrelatie. De Stichting ROOS kiest er voor de GMR te beschouwen als strategische partner van het bestuur. Met de vertegenwoordigers van ouders, leerlingen en personeel wordt in de GMR een strategische dialoog gevoerd, gericht op het verder ontwikkelen van de onderwijsorganisatie. Door de GMR in een vroegtijdig stadium bij ontwikkelingen te betrekken en te laten meedenken en meepraten heeft de GMR invloed in het begin van het beleidsproces. De daaruit voortvloeiende besluiten moet nog wel formeel aan de GMR worden voorgelegd, maar de afwegingen zijn dan al met elkaar doorgesproken. Dialoog met de samenleving De dialoog met de samenleving (horizontale verantwoording of meervoudig publieke verantwoording in het good governance-jargon) dient ook door de Stichting ROOS te worden ingevuld en geconcretiseerd. Essentieel bij een dialoog is dat het wederzijds is en dat de school laat zien wat er met de input wordt gedaan. De samenleving mag verwachten dat de school verantwoording aflegt over wat er met de suggesties is gedaan. Instrumenten voor de dialoog kunnen zijn: Het organiseren van een dag van de dialoog. Bijeenkomsten met potentiële ouders en leerlingen om zicht te krijgen op hun wensen en om informatie te kunnen geven over het onderwijsaanbod. Bijeenkomsten met directeuren en docenten in het voorgezet onderwijs om de aansluiting op het vervolgonderwijs te bespreken, om informatie uit te wisselen over nieuwe leerlingen en over de loopbaan in het voortgezet onderwijs. Lidmaatschap en actieve participatie in de netwerken met het lokale maatschappelijke leven. Tevredenheidonderzoeken onder ouders en leerlingen. Tevredenheidonderzoeken onder medewerkers. Het goed gebruik maken van de media.
Pagina 57
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Hoofdstuk 27 Regels met betrekking tot het Jaarverslag Voor de opstelling van het Jaarverslag past de Stichting ROOS de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs toe. Deze Richtlijn is gebaseerd op inrichtingsvereisten van Boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en op de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (BW/RJ). Naast hetgeen volgens de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs wordt voorgeschreven zijn er nog enkele statutaire verplichtingen ten aanzien van de inhoud van het jaarverslag: Verslag Raad van Toezicht In het Jaarverslag is naast het Bestuursverslag ook een verslag van de Raad van Toezicht opgenomen. Hierin doet de Raad van Toezicht kort verslag van zijn werkzaamheden en gaat de Raad kort in op de jaarlijkse zelfevaluatie en de conclusies die de Raad daaraan verbindt (zie hoofdstuk 13, Procedure Zelfevaluatie Raad van Toezicht zoals opgenomen in dit Handboek Governance). Wezenskenmerken openbaar onderwijs In het Bestuursverslag gaat het bestuur in op de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs en hoe deze in de organisatie zijn vormgegeven. Dit deel van het verslag is specifiek bedoeld voor de verantwoording in de richting van de gemeenteraad (artikel 48, lid 8 b WPO). Vaststelling en goedkeuring Het Jaarverslag wordt vastgesteld door het bestuur na te zijn goedgekeurd door de Raad van Toezicht en wordt in ieder geval ter kennisneming toegestuurd aan de GMR van de Stichting ROOS en de vier gemeenten. Het Jaarverslag wordt formeel ingediend bij het Ministerie van OCW, waarna de gecomprimeerde gegevens worden gepubliceerd op de website www.onderwijsincijfers.nl. De kengetallen van het bestuur en de school kunnen dan worden vergeleken met die van andere besturen en scholen.
Rechtsbescherming Hoofdstuk 28 Behandeling van klachten en bezwaren Algemeen In een middelgrote onderwijsorganisatie als de Stichting ROOS, waar honderden mensen intensief met elkaar omgaan, is het niet te vermijden dat er onderlinge fricties en meningsverschillen ontstaan. Dat kunnen fricties in het intermenselijk verkeer zijn, maar ook meningsverschillen over beslissingen die vertegenwoordigers van de school nemen in de richting van leerlingen, of beslissingen die door of namens het bestuur als werkgever worden genomen in de richting van personeelsleden. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze onderlinge geschillen worden opgelost. In eerste instantie gebeurt dat door onderling overleg te voeren om te proberen het onderling eens te worden. Dat lukt niet altijd. In dat geval staan er formele wegen open de klacht of het bezwaar aan een interne of externe instantie voor te leggen. Binnen de Stichting ROOS wordt als hoofdlijn gehanteerd dat eerst wordt geprobeerd een probleem onderling uit te praten en pas als dat niet lukt de formele en juridische procedures worden gevolgd. Intern oplossen van klachten en meningsverschillen Ingeval van klachten of meningsverschillen is de eerste stap in overleg te treden met de direct betrokkene om een oplossing te zoeken. Lukt dat niet en is degene waarmee het meningsverschil bestaat een medewerker van de Stichting ROOS, dan is de volgende stap een gesprek aan te vragen met de leidinggevende, meestal de schooldirecteur of iemand van het bestuursbureau. Pagina 58
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Gaat het om een wezenlijk verschil van mening of om een ernstige gedraging waartegen bezwaar bestaat dan kan de vertrouwenspersoon worden benaderd. Desgewenst staat ook nog de weg open om het bestuur, als eindverantwoordelijke van de organisatie, aan te spreken. Wanneer dan nog steeds geen bevredigende oplossing wordt gevonden, dan komen de formele bezwaar- en klachtprocedures in beeld. Formele procedures In het openbaar primair onderwijs bestaan verschillende regelingen/procedures voor het oplossen van geschillen. Elke regeling/procedure kent een eigen rechtsgang met bijbehorende regels en commissies/rechters. In het onderstaand schema is aangegeven welke procedure beschikbaar is voor welk type gedragingen en besluiten ten aanzien van ouders/leerlingen en ten aanzien van personeelsleden. Omdat rechters en geschillencommissies zich altijd afvragen of ze wel competent zijn van een klacht/geschil kennis te nemen is het van belang van meet af aan de juiste formele ingang voor de oplossing van een geschil te kiezen.
gedraging of besluit Verwijdering of schorsing van een leerling Besluit (namens) bevoegd gezag met rechtspositionele gevolgen ten aanzien van een personeelslid (nalaten van) Een gedraging of (nalaten van het nemen van) een beslissing door een personeelslid of door het bevoegd gezag, waaronder discriminatie, ten aanzien van een ouder, verzorger of leerling (nalaten van) Een gedraging of (nalaten van het nemen van) een beslissing door een personeelslid of door het bevoegd gezag ten aanzien van een ander personeelslid (niet zijnde een rechtspositioneel besluit) Gedragingen van leerlingen en ouders ten aanzien van andere leerlingen en ouders of ten aanzien van personeelsleden. Strafbare gedragingen van leerlingen en ouders ten aanzien van andere leerlingen en ouders of ten aanzien van personeelsleden of van personeelsleden ten aanzien van andere personeelsleden of leerlingen / ouders. Voorbeelden: mishandeling, bedreiging, discriminatie, seksuele intimidatie, vernielingen, diefstal.
Te gebruiken procedure door (ex) leerling, personeelslid ouder/verzorger AWB-procedure via het bestuur (zie hoofdstuk 28) AWB-procedure via een externe bezwarencommissie (zie hoofdstuk 28) Klachtenregeling (externe klachtencommissie LKC Onderwijs) (zie hoofdstuk 29) -
Klachtenregeling (externe klachtencommissie LKC Onderwijs) (zie hoofdstuk 29)
Aangifte bij Officier van Justitie (strafrechtelijk) en/of procedure (in kort geding) bij de burgerlijke rechter (schadevergoeding of verbod)
Aangifte bij Officier van Justitie (strafrechtelijk) en/of procedure (in kort geding) bij de burgerlijke rechter (eventueel door of via de werkgever) of toepassing sancties door het bevoegd gezag indien het om gedrag van leerlingen gaat.
Pagina 59
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012
Handboek Governance Stichting ROOS
Er wordt dus onderscheid gemaakt in de soorten bezwaren en klachten: 1. Bezwaren tegen besluiten in het kader van de algemene bestuurswet (AWB). (bezwaren tegen functiewaardering zijn hiervan uitgezonderd, zie het einde van dit hoofdstuk) 2. Klachten in het kader van de Klachtenregeling 3. Aangifte bij justitie. De AWB-procedure via het bestuur en de AWB-procedure via de externe bezwarencommissie staat beschreven in een document, dat is geplaatst op de website van de Stichting ROOS. De klachtenregeling (externe klachtencommissie LKC Onderwijs) staat eveneens uitgeschreven in een document dat op de website van de Stichting ROOS is geplaatst.
Pagina 60
Bijlage 2: U/12/786/LvM Handboek Governance versie 10-4-2012