Wat verandert er in de Wmo Via de Wmo zijn gemeenten ervoor verantwoordelijk dat mensen zoveel mogelijk kunnen meedoen in de samenleving. Daar komt nu een nieuwe groep mensen bij. Te vaak wordt uitgegaan van beperkingen van mensen, en niet van hun kracht. De eigen verantwoordelijkheid van burgers en hun sociaal netwerk staan hierbij voorop. Tegelijk is het belangrijk dat mensen, als dit noodzakelijk is, ondersteund worden om zolang mogelijk zelfstandig te participeren. Daarvoor is maatwerk, liefst op lokaal niveau, noodzakelijk. Gemeenten zijn in staat dit te organiseren, door beleidsterreinen met elkaar te verbinden. De met de begeleiding te bereiken resultaten worden onder de compensatieplicht (artikel 4) van de Wmo gebracht. De compensatieplicht in de Wmo wordt dus uitgebreid met het aspect begeleiding: “het bieden van ondersteuning zodat een burger dagelijkse levensverrichtingen kan uitvoeren en het persoonlijk leven structureert en daarover regie voert”. Bestaande rechten vanuit de AWBZ gaan niet over naar de gemeenten. De gemeenten bepalen zelf hoe de Transitie AWBZ in de Wmo wordt vormgegeven. Deze transitie sluit daarnaast aan bij andere ontwikkelingen binnen gemeenten, zoals De Kanteling, Het Gesprek en Welzijn Nieuwe Stijl. Daarnaast is het belangrijk om verbindingen te leggen met de andere transities zoals de jeugdzorg en de Wet werken naar vermogen. Wie maken er nu gebruik van begeleiding in de AWBZ De mensen die nu gebruik maken van een vorm van begeleiding in de AWBZ zijn erg divers. Om toch een beeld te geven van deze nieuwe groep waar we als gemeente verantwoordelijk voor worden, geven we hieronder een omschrijving van negen groepen.
Groep 1 - ouderen Algemeen beeld Van deze mensen gaan de lichamelijke of cognitieve vaardigheden achteruit. Hierdoor kunnen zij minder goed lopen, zien of horen. Ook kan het zijn dat zij de wereld om hen heen steeds minder goed begrijpen door (beginnende) dementie. Ouderen worden daardoor beperkt in hun zelfredzaamheid en voelen zich eenzaam. In de ogen van de cliënt is hulp vaak niet noodzakelijk. De ondersteuningsvraag komt dan vanuit de omgeving van de cliënt, bijvoorbeeld van een van de kinderen. Het doel van begeleiding Ouderen zo lang mogelijk en op een veilige manier zelfstandig laten wonen. Structuur aan te brengen in het leven van de oudere door hen een zinnige dagbesteding te geven. Voorkomen van overbelasting van de mantelzorger. Situatie in de regio Brabant Noordoost-oost In 2010 hebben ongeveer 730 ouderen een vorm van begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Dit is 19% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden.
Hans en Joke (kortdurend verblijf + vervoer) Hans (80) en Joke (77) zijn 55 jaar getrouwd. Zij wonen in een aangepaste woning en hopen daar nog lang samen te blijven wonen. Hans heeft acht jaar geleden een beroerte gehad, waardoor hij nu voor de helft verlamd is. Hij kan nauwelijks staan en zich alleen verplaatsen in een rolstoel. Ook is zijn geheugen aangetast. Hij onderneemt niets meer en kijkt de hele dag televisie. Joke neemt thuis de volledige verzorging voor haar man op zich. Joke is nog wel gezond, maar krijgt wel last van ouderdomskwaaltjes. De dagelijkse 24 uurs-zorg voor Hans is zwaar en vermoeiend. Hans gaat nu drie dagen per week naar de dagbesteding. Hierdoor heeft Joke tijd voor zichzelf en kan zij de zorg voor Hans beter aan.
In onze regio leveren onder andere de volgende instellingen begeleiding aan ouderen: Bernezorg, Brabantzorg, Interzorg Oss Thuiszorg BV, Maxzorg, Pijlerzorg, Thuiszorg Pantein, Zorgverlening de Leijgraaf, Zorgboerderij Lindenhoeve.
1
Groep 2 – Volwassenen met psychiatrische problematiek Algemeen beeld Mensen met een psychiatrische beperking hebben geestelijke of emotionele problemen. Dit is een brede verzamelnaam waar onder andere autisme, Petra ADHD of depressie onder vallen. De mogelijkheden (individuele begeleiding, 6 uur per week) van deze cliënten worden sterk bepaald door hun beperking. Door hun beperking hebben deze Petra (48) heeft een psychiatrische stoornis, mensen moeite met het opbouwen en waardoor zij geregeld ongewenst en door haar onderhouden van een sociaal netwerk, dan wel het omgeving onbegrepen gedrag vertoont. Zij slaagt er vinden van aansluiting bij reguliere niet in contacten op te bouwen en te onderhouden maatschappelijke voorzieningen. en al enkele jaren gebruikt zij verslavende Het doel van begeleiding Begeleiding wordt ingezet om mensen een zo normaal mogelijk leven te laten leiden. Uitvoeren van dagelijkse handelingen; Zorgen voor een dagstructurering; Hulp bij sociale contacten en contacten met instanties.
middelen. Zij is gemotiveerd om zich los te maken van haar verslavingen en krijgt dagelijks methadon. Sinds kort woont Petra zelfstandig, met begeleiding. Zij heeft geen werk, het kost haar nog steeds moeite om een dag- en nachtritme vast te houden. Ook het uitvoeren van dagelijkse bezigheden die bij zelfstandig wonen horen, geeft problemen. De woonbegeleiding richt zich op het ondersteunen bij het dagelijks leven, aanbrengen van structuur en regie in de thuissituatie, het vasthouden van regels en afspraken en terugvalpreventie. Petra heeft geen werk en zij weigert deel te nemen aan dagactiviteiten in de GGZ. “Daar zit ik de hele dagen tussen gekken en word ik nooit meer beter”, zegt zij. Een grote wens van haar is ooit een baan te krijgen of vrijwilligerswerk te kunnen doen. Ze weet dat dit pas mogelijk is als zij haar oude leven helemaal achter zich heeft gelaten.
Situatie in de regio Brabant Noordoost-oost In 2010 hebben ongeveer 1220 mensen met psychiatrische beperking een vorm van begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Dit is 32% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden. In onze regio leveren onder andere de volgende instellingen begeleiding aan mensen met psychiatrische problemen: Bestek, bouwen aan zorg bv, Bureau Koning, Buro Lima, Stichting de la Salle, GGZ Oost Brabant, Novadic-Kentron, Pijlerzorg, SMO Verdihuis, Stichting Sterk in Werk, Thuiszorg Pantein, Zonnehuizen de Seizoenen, Zorgverlening de Leijgraaf.
Groep 3 – Volwassenen met een verstandelijke beperking Algemeen beeld Mensen met een lichte tot matige verstandelijke beperking. Zij wonen bij hun ouders, andere familie of begeleid zelfstandig. Deze mensen kunnen ook een eigen gezin hebben. Vaak pakken ze gemakkelijk dingen op. Zelfoverschatting speelt echter ook regelmatig een rol. Afhankelijk van de werkdruk die zij aan kunnen, variëren hun mogelijkheden tot het verrichten van arbeid: van dagbesteding met een arbeidsmatig karakter tot (begeleid) werken in een normale bedrijfsomgeving. Een ernstige tot zeer ernstige verstandelijke beperking gaat regelmatig samen met een lichamelijke beperking. Zelfstandig voortbewegen is daarbij niet of nauwelijks mogelijk. De meeste cliënten kunnen slechts liggen of met veel steun zitten. Vaak is er ook sprake van zicht- of gehoorstoornissen en epilepsie. Het kan ook zo zijn dat bij een matige tot ernstige verstandelijke beperking de gedragsproblematiek (bijvoorbeeld een ernstige vorm van autisme) voorop staat. Bij deze cliënten is sprake van een stapeling van problemen. Het is dan belangrijk om mensen te helpen om grenzen te stellen en structuur te bieden. Het doel van begeleiding Mensen zo lang mogelijk en op een veilige manier (zelfstandig) in de eigen vertrouwde omgeving laten wonen. Structuur aan te brengen in het dagelijks leven door een daginvulling die aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt. Hulp bij sociale contacten en contacten met instanties.
2
Voorkomen van overbelasting van de mantelzorgers.
Situatie voor de regio Brabant Noordoostoost In 2010 hebben ongeveer 755 volwassenen met een verstandelijke beperking een vorm van begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Dit is ongeveer 20% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden. In onze regio leveren onder andere de volgende instellingen begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking: Stichting Amarant, Buro Lima, Cello-Zorg, Stichting de la Salle, Dichterbij, Driestroom, Lokaal Bernheze, Stichting Philadelphia, Stichting Pluryn, Stichting Sterk in Werk, SWZ, Zonnehuizen De Seizoenen, Zorgverlening de Leijgraaf, Zorgboerderij van der Wijst, Zorgboerderij TonniejeHoeve.
Rianne (groepsbegeleiding, 9 dagdelen per week + vervoer + individuele begeleiding, 4 uur per week) Rianne is geboren met het syndroom van Down, maar heeft niet de lichamelijke afwijkingen die hierbij kunnen optreden. Ze heeft haar hele jeugd thuis gewoond met een zus en een broer. Tijdens haar schooljaren werd duidelijk dat werken in een beschermde omgeving (WSW) of onder begeleiding van een jobcoach voor Rianne niet mogelijk was. Als 20-jarige maakte zij daarom de overstap van school naar dagbesteding voor volwassenen. Rianne werkt nu in het restaurant van de instelling. Sinds twee jaar heeft Rianne haar eigen appartement in een woongemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Ze kan terecht in de gezamenlijke woonkamer en de begeleider houdt toezicht op de hele groep bewoners. Voor Rianne is het belangrijk dat er altijd iemand in de buurt is die haar kan helpen kleine, dagelijkse problemen op te lossen. Haar moeder en zus komen wekelijks op bezoek en helpen met het huis schoonmaken. Veel kan Rianne zelf, maar er is iemand nodig die haar zegt hoe ze het moet aanpakken.
Groep 4 – Kinderen met een verstandelijke beperking Algemeen beeld Kinderen (tot 18 jaar) met een licht verstandelijke beperking hebben vaak een beperkte sociale zelfredzaamheid, leer- en opvoedingsproblemen, gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. De schooluitval is hoog bij deze jongeren. Zij hebben problemen met hun concentratie. Lezen, schrijven en rekenen zijn vaak onvoldoende om zelfstandig te kunnen functioneren. Hun beperking is vaak niet op basis van uiterlijke kenmerken te herkennen. Dit kan leiden tot problemen, doordat jongeren worden overschat of overvraagd vanuit hun omgeving. Deze jongeren komen vaker in aanraking met criminaliteit, alcohol en drugs of seksueel misbruik. Dertig procent van de zwerfjongeren in Nederland heeft een licht verstandelijke beperking. Bij kinderen met een matige tot zware verstandelijke beperking is vaker sprake van een combinatie met lichamelijke problematiek. Onderwijs is voor kinderen uit deze groep niet altijd haalbaar. Vanuit de familie is er behoefte om ondersteund te worden bij het leren omgaan met de beperking van het kind en ter voorkoming van overbelasting. Het doel van begeleiding Begeleiding wordt ingezet om de jongeren een zo normaal mogelijk leven te laten leiden. Het hele gezin leren omgaan met de beperking van het kind. Structuur aan te brengen in het dagelijks leven door een daginvulling die aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt. Het opbouwen van een sociaal netwerk. Het kind doet mee aan activiteiten in reguliere of speciale clubs en verenigingen. Voorkomen van overbelasting van de ouders/mantelzorgers.
Voorbeelden van begeleiding: Logeervoorziening (kortdurend verblijf). Begeleiding voor de ouder bij het opvoeden van hun kind. Zaterdagopvang van het kind.
Situatie voor de regio Brabant Noordoost-oost In 2010 hebben ongeveer 520 kinderen met een verstandelijke beperking een vorm van begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Dit is ongeveer 13,5% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden. In onze regio leveren onder andere de volgende instellingen begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking: Stichting Amarant, Buro Lima, Cello-Zorg, Stichting de la Salle, Dichterbij, Driestroom, Lokaal Bernheze, Stichting Philadelphia, Stichting Pluryn, Stichting Sterk in Werk, SWZ, Zonnehuizen De Seizoenen, Zorgverlening de Leijgraaf, Zorgboerderij van der Wijst, Zorgboerderij Tonnieje-Hoeve.
3
Groep 5 – Mensen met een zintuiglijke beperking Algemeen beeld Mensen met een stoornis van de zintuigen: het gehoor, het zien, het voelen, het evenwicht en de smaak en reuk. Mensen met een zintuiglijke handicap hebben vaak moeite met communicatie en contact. Hierdoor is hun sociaal netwerk beperkt. Mensen die een beperking hebben aan het zicht of het gehoor hebben daarnaast vaak problemen met oriëntatie, mobiliteit en zelfredzaamheid. Het doel van begeleiding Het aanleren van vaardigheden ter verbetering van de communicatie en omgaan met de handicap (cliënt en zijn familie). Het (aanleren van vaardigheden) om zo lang mogelijk en op een veilige manier (zelfstandig) in de eigen vertrouwde omgeving te wonen. Het (aanleren van vaardigheden) om binnen de eigen mogelijkheden mobiliteit en regie te behouden. Begeleiding is vaak aanvullend op andere vormen van ondersteuning of begeleiding. Monica (kortdurende groepsbegeleiding + individuele begeleiding, 2 uur per week) Monica (56) heeft een ernstige oogziekte. Vanaf haar 40e is haar zicht snel achteruit gegaan en inmiddels ziet zij bijna niets meer. Zij woont zelfstandig in een aangepast appartement. Afgelopen zomer is haar echtgenoot plotseling overleden. Hij was haar “ogen”. Monica werkt vijf ochtenden per week als telefoniste/receptioniste bij de gemeente. De benodigde apparatuur is aan haar handicap aangepast en het vervoer naar haar werk is geregeld. Zij heeft een blindengeleidehond, Tessa, die in de afgelopen periode haar trouwste maatje is geworden. Samen gaan ze in de omgeving op stap. Maar Monica vertrouwt zichzelf en Tessa alleen zolang zij in de direct bekende omgeving blijven. Samen met een begeleider uit de zorg voor mensen met een visuele beperking heeft ze gekeken welke ondersteuning direct nodig is en wat zij nog kan leren om zelfstandig te kunnen blijven. Op dit moment volgt zij een intensieve training om samen met Tessa haar mogelijkheden in de buitenwereld te vergroten. Samen reizen met de bus en trein is het einddoel. Problemen voor haar blijven het afhandelen van de post en de administratie, en het overzicht houden of binnen het huishouden alles gedaan is. De ondersteuning aan Monica richt zich nu op het structureren en in tijd zetten van huishoudelijke taken. Enige controle blijft noodzakelijk.
Situatie voor de regio Brabant Noordoost-oost In 2010 hebben ongeveer 85 mensen met een zintuiglijke beperking een vorm van begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Het gaat dus om een kleine groep (nog geen 3% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden).
Groep 6 – Mensen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (0-65 jaar) Algemeen beeld Het merendeel van de mensen met een lichamelijke of motorische beperking kan zelf de benodigde zorg aangeven en deze ook zelf organiseren. Mensen met een ernstige complexe motorische handicap (vaak ten gevolge van een hersenafwijking) vinden het moeilijk om regie te voeren over hun leven en ondervinden problemen bij communicatie. Daarnaast is hun mobiliteit beperkt vanwege lichamelijke beperkingen. Soms is (continu) toezicht nodig en kan een cliënt alleen thuis blijven wonen als er een partner is, die buiten de hulpuren de benodigde ondersteuning en toezicht kan bieden. Mensen met niet aangeboren hersenletsel hebben weinig structuurvermogen en ziekte-inzicht. Ze hebben beperkingen opgelopen door een gebeurtenis, zoals een ongeval of hersenbloeding, maar realiseren zich onvoldoende wat dit betekent voor hun functioneren. Dit heeft ook gevolgen voor hun sociale contacten; vanuit de omgeving wordt er soms met onbegrip op deze cliënten gereageerd (vooral als ze lichamelijk niets mankeren). Door hun leeftijdsfase staan ze volop in het leven, ze willen van alles en willen steeds wat nieuws. Door hun zorgmijdend gedrag komen ze vaak te laat in beeld; het moet eerst flink misgaan, bijvoorbeeld door huisuitzetting of schulden.
4
Doel van begeleiding De cliënt kan zich in huis redden of kan thuis blijven wonen. Zorgen voor dagstructurering en/of toezicht. Hulp bij sociale contacten en contacten met instanties. Situatie voor de regio Brabant Noordoost-oost In 2010 hebben ongeveer 205 mensen met een lichamelijke beperking in de leeftijd van 0 tot en 64 jaar extramurale begeleiding gekregen vanuit de AWBZ. Dit is ruim 5% van de totale groep waar we als gemeenten verantwoordelijk voor worden.
Fokke (individuele begeleiding, 1 uur per week) Fokke is 32 jaar en heeft geen vaste relatie. Hij was net aan een nieuwe baan als ICT-specialist begonnen, toen hij door een ernstig ongeluk een hoge dwarslaesie opliep. Na een lange ziekenhuis- en revalidatieperiode is vorig jaar vastgesteld dat er geen verdere fysieke verbeteringen mogelijk zijn. Mentaal is Fokke er wel helemaal bij, hij wil zich niet de rol van “gehandicapte die niets meer kan” laten aanpraten. Na de laatste diagnose is hij ook direct actief aan de slag gegaan om zijn leven op te bouwen binnen de mogelijkheden die er wel zijn. De woning is aangepast, hij heeft een elektrische rolstoel en gehandicaptenvervoer. Twee keer per week komt de hulp om het huis schoon te houden. Zijn zus woont in de buurt en helpt met boodschappen doen, kleren kopen en allerlei kleine klussen. Fokke kan niet zelfstandig in en uit bed komen, wassen, douchen en aankleden. Ook heeft hij hulp nodig bij het verwisselen van de katheter en verzorging van de stoma. Twee keer per dag komt een verpleegkundige/verzorgende hem helpen. Daarnaast heeft hij individuele begeleiding. De begeleiding helpt hem ’s morgens op weg naar zijn werk: ontbijten, spullen pakken, jas aantrekken, zodat hij op tijd klaar is als de rolstoeltaxi hem komt halen. Tijdens zijn werk heeft Fokke soms hulp nodig van derden (praktisch, het werk betreffend of persoonlijk). Zijn collega’s vinden het inmiddels vanzelfsprekend om even bij te springen. Fokke is uitstekend in staat om de regie over zijn eigen leven te voeren en zelf te regelen hoe, wanneer en door wie hij geholpen wil worden.
Groep 7 – Kinderen met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblematiek Algemeen beeld Mensen met een psychiatrische beperking hebben geestelijke of emotionele problemen. Doordat kinderen in ontwikkeling zijn, kan de aard en de intensiteit van de klachten variëren. Het lastige voor deze cliënten is dat zij “net als hun leeftijdgenoten” willen zijn, maar moeilijk kunnen accepteren dat zij een beperking hebben waar ze mee moeten leren omgaan. Daarnaast is er ook vaak behoefte vanuit de familie om ondersteund te worden bij het leren omgaan met de beperking van het kind. Naast de jongeren die nog thuis wonen, zijn er ook Voorbeelden van begeleiding: jongeren met psychiatrische problemen die Het kind volgt een sociaal vaardigheidstraining om zelfstandig wonen of geen woonruimte beter om te leren gaan met zijn beperking en de hebben. Deze zwerfjongeren moeten actief invloed die dit heeft op de omgang met zijn door professionals worden opgezocht en omgeving. Het kind gaat voor maximaal drie dagen in de week worden overtuigd dat begeleiding naar een instelling om daar te verblijven (kortdurend noodzakelijk is. verblijf). Het kind neemt tijdens dit verblijf deel aan activiteiten die hem leren om te gaan met zijn beperking of sociale contacten op te bouwen met leeftijdsgenoten. De ouders worden tijdens dit verblijf ontlast en kunnen op de andere dag de zorg voor hun kind beter aan.
Het doel van begeleiding Begeleiding wordt ingezet om mensen een zo normaal mogelijk leven te laten leiden. Het hele gezin leren omgaan met de beperking van het kind. De cliënt leren omgaan met zijn beperking. Kan hierdoor deelname aan een opleiding of wordt voorbereid op regulier werk. Het opbouwen van een sociaal netwerk rondom de cliënt. Het kind leert deelnemen aan sport- en welzijnsactiviteiten. Situatie in de regio Brabant Noordoost-oost De cijfers voor jongeren moeten nog verder in kaart worden gebracht. In onze regio leveren onder andere de volgende instellingen begeleiding aan jongeren met psychiatrische problemen:
5
Bestek, bouwen aan zorg bv, Bureau Koning, Buro Lima, Stichting de la Salle, GGZ Oost Brabant, Pijlerzorg, Stavast, Thuiszorg Pantein, Zonnehuizen de Seizoenen, Zorgverlening de Leijgraaf.
Groep 8 – Terminale zorg Algemeen beeld Cliënten zijn ongeneeslijk ziek, hebben een verwachte levensduur van maximaal drie maanden en willen thuis sterven. Het is niet verantwoord dat de cliënt zonder toezicht alleen thuis is op het moment dat de (professionele) zorgverlener er niet is. Mantelzorgers ervaren meestal een behoorlijke belasting en vragen ondersteuning om zowel overdag als ’s nachts de waakfunctie te kunnen volhouden. De complete situatie vraagt op tijdelijke basis 24 uurs aanwezigheid, waarbij professionals de mantelzorg (en eventuele vrijwilligers) aanvullen. Doel van begeleiding De cliënt heeft een veilig sterfbed thuis. Mantelzorgers worden structureel ontlast en zijn in staat hun naaste te ondersteunen in zijn/haar wens om thuis te sterven.
Voorbeelden van begeleiding: Advies en ondersteuning bij het vinden van vrijwilligersondersteuning en zinvolle vrijetijdsbesteding in de laatste levensfase. Ondersteuning bij het houden van overzicht op regelzaken, zoals coördinatie van de mantelzorg, voorbereiding op overlijden en uitvaart. Overname van toezicht/waakfunctie.
Situatie voor de regio Brabant Noordoost-oost Er zijn geen aparte cijfers beschikbaar van de begeleiding bij terminale zorg. De instellingen, die palliatieve zorg bieden, hebben zich verenigd in het Netwerk Palliatieve Zorg regio Oss-Uden-Veghel en het Netwerk Palliatieve Zorg Noordelijke Maasvallei (Land van Cuijk en kop van Noord-Limburg). Er zijn 3 vrijwilligers organisaties die vrijwillige terminale thuiszorg bieden (regio’s Maasland, Uden-Veghel en het Land van Cuijk). Er zijn twee hospicevoorziening met een bezetting van vrijwilligers: het Bijna Thuishuis De Oase in Oss en het Hospicehuis De Cocon in Sint Anthonis. In Oss en Veghel is er een hospicevoorziening in/bij het verpleeghuis.
Groep 9 - Multiprobleemgezinnen Algemeen beeld In multiprobleemgezinnen is vaak één van de volgende situaties bepalend: Een kind met een beperking in een gezin met beperkte mogelijkheden. Een ouder met een beperking met verantwoordelijkheden voor het kind of gezin. Daarnaast heeft het gezin ook op andere terreinen problemen. Enkele vaak voorkomende voorbeelden zijn opvoedingsproblemen, gedragsproblemen bij een van de kinderen of schuldenVoorbeelden van begeleiding: Begeleiding voor de ouder voor hulp bij het problematiek. opvoeden van hun kind. Het kind gaat voor maximaal drie dagen in de week Het doel van begeleiding naar een instelling om daar te verblijven Het doel van begeleiding bij (kortdurend verblijf). Het kind neemt tijdens dit multiprobleemgezinnen is om het gezin zo verblijf deel aan activiteiten die hem leren om te normaal mogelijk te laten functioneren en hen gaan met zijn beperking of sociale contacten op te een plek te geven in de maatschappij. bouwen met leeftijdsgenoten. De ouders worden Door begeleiding kan het gezin zelfstandig tijdens dit verblijf ontlast en kunnen op de andere blijven wonen. dag de zorg voor hun kind beter aan. Het gezin heeft een passende dagbesteding: neemt deel aan verenigingen/onderwijs/ regulier werk/sociale werkplaats. Het gezin is in staat om een gezond huishouden te voeren. De geldzaken zijn op orde, de kinderen kunnen opgroeien in een veilige omgeving en het gezin heeft een netwerk om zich heen waar zij gebruik van kan maken.
Situatie in de regio Brabant Noordoost-oost Van deze groep zijn geen aparte cijfers of aanbieders in beeld te brengen. De verschillende personen uit het gezin ontvangen begeleiding. De gegevens hiervan zijn terug te vinden in de hiervoor 6
omschreven groepen. Door de complexe situatie die zich voordoet bij een multiprobleemgezin, is het echter wel belangrijk om deze groep apart te benoemen.
Waar liggen kansen en zorgen Zoals eerder aangegeven is het niet de bedoeling om de verschillende vormen van begeleiding één op één over te nemen van de AWBZ naar de Wmo. Het is de opdracht aan gemeenten om deze transitie te gebruiken om de begeleiding op een efficiëntere en innovatieve manier te organiseren. Figuur 1 en 2 geven aan waar instellingen de grootste kansen en zorgen zien.
Figuur 1: Kansen in de transitie AWBZ
7
Figuur 2: Zorgen in de transitie AWBZ
Wat verder opviel tijdens de inventarisatie
Veel verschillende instellingen Op dit moment zijn er in de regio meer dan 60 organisaties die een vorm van begeleiding aanbieden. Hierbij zitten ook een flink aantal kleinere organisaties die slechts enkele cliënten begeleiden. Samenwerking in het netwerk tussen verschillende instellingen komt de begeleiding van individuele cliënten ten goede.
Het grootste deel van de cliënten houdt behoefte aan begeleiding De beperkingen van de cliënten zijn vaak zo zwaar, dat de behoefte aan begeleiding niet ter discussie staat. Het gaat om een kwetsbare groep burgers. Er kan dus niet zo maar gestopt worden met het begeleiden van bepaalde mensen. Instellingen geven aan dat cliënten vaak een leven lang begeleiding nodig hebben. De beperking is immers ook het leven lang aanwezig. Wel is het mogelijk om te kijken of de begeleiding op een andere manier kan worden georganiseerd.
8
Begeleiding wordt het liefst flexibel ingezet Afhankelijk van andere gebeurtenissen in het leven heeft de cliënt in meer of mindere mate behoefte aan begeleiding. Wanneer iemand bijvoorbeeld ruzie op het werk heeft, dan is er meer begeleiding nodig. Wanneer alles goed gaat, kan de cliënt veel meer zelfstandig uitvoeren. Begeleiding kan de beste resultaten bereiken, wanneer deze flexibel kan worden ingezet.
Huidige begeleiding gaat uit van individueel recht Begeleiding wordt op dit moment altijd geïndiceerd. Deze indicatie geeft precies aan wie waarop recht heeft. Vaak worden indicaties ook voor langere periodes afgegeven (soms wel 25 jaar). Hierdoor wordt in de AWBZ nu vooral gedacht vanuit individuele rechten. Door vanuit de compensatie in de Wmo begeleiding te bekijken is het mogelijk om collectieve arrangementen een grotere rol te laten spelen.
Weinig combinaties tussen mensen met verschillende beperkingen Mensen die een beperking hebben, maken vaak gebruik van faciliteiten die bedoeld zijn voor mensen met die bepaalde beperking. Er vinden nog weinig combinaties plaats, terwijl cliënten wel dezelfde behoeftes kunnen hebben.
Schulden bij bijna alle cliënten een probleem Instellingen geven aan dat veel cliënten schulden hebben. Deze schulden zorgen vaak voor veel praktische problemen. Nu lossen alle organisaties dat op hun eigen manier op. Mogelijk kan hierbij ook beter worden samengewerkt met schuldhulpverlening.
9
Ook een grote groep kinderen en jongeren die begeleiding krijgen vanuit de AWBZ Ook kinderen krijgen begeleiding vanuit de AWBZ. Kinderen maken vooral gebruik van het PGB (persoonsgebonden budget) om daarmee bij kleinere instellingen begeleiding in te kopen. Vanaf 2013 zijn we als gemeente voor deze groep verantwoordelijk vanuit de transitie AWBZ. Uiteindelijk moet deze groep een plek krijgen binnen de transitie Jeugdzorg, die vanaf 2015 nieuwe verantwoordelijkheden naar de gemeenten brengt. Afstemming met de transitie Jeugdzorg is hierbij noodzakelijk.
Gat tussen arbeidsmatige dagbesteding en beschut werken Bij één van de vormen van dagbesteding voert de cliënt arbeidsmatige activiteiten uit. Vaak is dit productiewerk, zoals thee in theezakjes doen. Voor sommige cliënten is het niveau van de arbeidsmatige dagbesteding te laag. De overstap naar een andere manier van werken is echter te groot en daarom vaak niet mogelijk. Hierbij is afstemming met de transitie Wet Werken Naar Vermogen belangrijk.
Zinnige dagbesteding is een van de belangrijkste elementen in iemands leven Een zinnige daginvulling, draagt in grote mate bij aan het geluksgevoel en het zelfvertrouwen van de cliënt.
Gemeente als regisseur Bijna alle instellingen gaven aan dat zij de gemeente als regisseur zien. Maar wat houdt dit precies in. Hoe vinden we hierbij een goede balans tussen de gemeente als regisseur en de eigen verantwoordelijkheid van instellingen.
Wat zijn de vervolgacties van de inventarisatie In dit stuk zijn per groep al enkele globale cijfers genoemd. De komende periode worden de ingevulde vragenlijsten van instellingen en de cijfers van het Zorgkantoor nog verder geanalyseerd. Op deze manier krijgen we een nog beter beeld van de situatie in de regio Brabant Noordoost-oost. Over deze analyse wordt apart gerapporteerd.
10