ISSN 0250-5924 Europese Gemeenschappen
GROEN EUROPA LANDBOUWBULLETIN
MAANDBLAD .5-1984
<
Publikatie van de Dienst Landbouwvoorlichting — Directoraat-Generaal Voorlichting Commissie van de Europese Gemeenschap — 200, Wetstraat, 1049 Brussel
Original: FR
201
SCHAPEVLEES
201
Luxemburg: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, 1984 ISSN 0250-5924 Catalogusnummer: CB-AV-84-201-NL-C © EGKS-EEG-EGA, Brussel · Luxemburg, 1984 Printed in Belgium
I N H O U D
I. II.
Inleiding
Belangrijkste kenmerken van de wereldmarkt Bestand Produktie Verbruik Internationaal handelsverkeer . Schapevlees . Levende schapen Ontwikkeling van het aanbod van de belangrijkste expor terende landen III. De markt van schapevlees in de Gemeenschap Schapenbestand Geitenbestand Produktie Verbruik Inkomens Producentenprijzen Intracommunautair handelsverkeer Buitenlandse handel . invoer . uitvoer IV. De lange weg naar de gemeenschappelijke markt voor schape vlees V. Gemeenschappelijke marktordening voor schape en geitevlees 1. Schapevlees A) Prijsregeling, premie en interventieregeling Prijzen . basisprijs . referentieprijs Werking van de premie en interventieregeling . premie per ooi . maatregelen ter ondersteuning van de markt = variabele slachtpremie = interventie = steun voor de particuliere opslag Agromonetaire regeling Budgettaire consequenties van de gemeenschappelijke marktordening B) Regeling van het handelsverkeer met derde landen Regeling bij invoer Regeling bij uitvoer 2. Geitevlees VI. Gevolgen van de toetreding van Spanje en Portugal tot de EEG VII. Situatie in de voornaamste exporterende landen : NieuwΖeeland Australië Argentinië
DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARET VOOR SCHAPEVLEES I. Inleiding Rijke of arme landen, vruchtbare of verlaten gebieden, vlakte of gebergte, noord of zuid : bijna overal ter wereld zijn er schapen. Opvallend zijn echter de grote contrasten. Weliswaar wordt voor de schapenteelt meestal gebruik gemaakt van grote oppervlakten, zulks in tegenstelling tot andere sectoren, met name rundvee- en varkensteelt, waarvoor, vooral in Europa, een kleinere oppervlakte benut wordt. Maar welke overeenkomst bestaat er tussen de kleine kudde waarvan één enkel gezin kan leven in sommige ontwikkelingslanden en de duizenden schapen op een reuzenbedrijf in Schotland of Nieuw-Zeeland ? De opkomst van het koeltransport aan het einde van de vorige eeuw heeft de schapenteelt in de wereld grondig gewijzigd en betekende een sterke stimulans voor het handelsverkeer, dat tegenwoordig bijzonder aktief is : 15 Í° van de produktie tegenover 8 $ rundvlees. Nieuw-Zeeland (als exporteur) en het Verenigd Koninkrijk en de Arabische oliestaten (als importeurs) nemen hierbij een sleutelpositie in. De belangrijkste wereldproducenten zijn de USSR, Nieuw-Zeeland en Australië - voor deze producenten betekent de handel in schapewol een belangrijk deel van hun inkomen - en de Europese Gemeenschap. Not nieg lang behoort de EEG tot de club van de grote schapevleesproducenten. Tot in 1973» wanneer het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland tot de Gemeenschap zijn toegetreden, was de EEG namelijk een kleine producent : alleen Frankrijk had een bestand van enige betekenis. Toen door de "zes" de basis werd gelegd voor het groene Europa, vonden zij het daarom niet nodig een gemeenschappelijke marktordening voor schapevlees in te stellen. De uitbreiding van zes tot negen Lid-Staten deed de produktie van de EEG enorm stijgen. Ierland, maar vooralJhet—V-erenigd Koninkrijk zijn grote producenten. Bovendien voeren de Britten vanouds grote hoeveelheden schapevlees in uit Nieuw-Zeeland.
Uit vrees voor de Britse en Ierse concurrentie, sloot Frankrijk zijn grenzen voor alle invoer uit deze twee landen. Eind 1977, toen de overgangsperiode zo goed als voorbij was, begon de "schapenoorlog", die 3 jaar zou duren. Hoewel snel een compromis werd gesloten tussen Parijs en Dublin, werd de verhouding tussen Fransen en Britten steeds slechter : processen, communiqués, marathonzittingen... Een nooit geziene juridischpolitieke strijd werd ingezet. Want het dossier was niet eenvoudig : hoe de belangen van Fransen en Britten met elkaar in overeenstemming brengen ? De Britten hadden steeds de helft van hun behoeften ingevoerd uit Nieuw-Zeeland en de Fransen bleven hun eigen producenten beschermen door een nationale marktordening. Hoe konden de kleine Franse bedrijven en de Schotse reuzenfarms van 100.000 hectare of meer onder één noemer worden gebracht ? Zelfs de verbruiksgewoonten waren verschillend : schapevlees is in het Verenigd Koninkrijk dagelijkse kost maar wordt in Frankrijk nog steeds als een luxe-gerecht beschouwd. Toch heeft men het waagstuk aangedurfd en eind mei I98O, na tientallen en tientallen vergaderingen, slaagden de ministers van landbouw van de Negen erin een compromis te sluiten. Enkele maanden later, meer bepaald op 20 oktober I98O, trad de gemeenschappelijke marktordening voor schapevlees in werking. Deze regeling, de meest recente van de gemeenschappelijke landbouwmarkt, is zeer voordelig voor het Verenigd Koninkrijk, want in 1981 en I982 kwam 97 tot 99 $ van de door het Europese Landbouwfonds (EOGFL, Oriëntatie) voor de sector schapevlees toegekende kredieten ten goede aan de Britse schapentelers. De Franse markt kon opnieuw worden opengesteld zonder dat de marktprijzen instortten, wat door sommigen werd voorspeld. Dit evenwicht dat in feite door het consumptiepatroon gemakkelijker werd gemaakt, werd gevonden door toepassing van zeer verfijnde beheersinstrumenten.
Ter ondersteuning van het inkomen der producenten : slachtpremie in het Verenigd Koninkrijk waar op die wijze de traditionele "deficiency payment" (rechtstreekse inkomenssteun) wordt gehandhaafd, en premie per ooi in alle Lid-Staten. Bij invoer : onderhandelingen over zelfbeperkingsovereenkomsten met de traditionele landen-leveranciers en bescherming van de Franse en de Ierse markt tegen die invoer via een door alle leveranciers aanvaarde regeling. De marktordening is wellicht ingewikkeld en kostbaar, maar zij waarborgt het gemeenschappelijk beheer van belangen die aanvankelijk zeer tegenstrijdig waren.
(2)
II. BELANGRIJKSTE KENMERKEN VAN DE WERELDMARKT VOOR SCHAPE- EN GEITEVLEES - Bestand Zijn de tellers misschien in slaap gevallen bij het tellen van de schapen ? Nog steeds is hun precíese aantal niet bekend. Wel staat vast dat er in de wereld ten minste 1 miljard schapen waren in I98I, 1,13 miljard volgens de F.A.O. en 1,56 miljard volgens de "Meat and Livestock Commission". Schapen zijn er overal op aarde maar hun aantal verschilt aanzienlijk van regio tot regio. Zo bevindt zich volgens de F.A.O. 30 i° van het hele bestand in Azië, wat 34O miljoen stuks betekent. Op een kleinere oppervlakte is de schapenteelt in Oceanie één van de belangrijkste produktietakken van de landbouw. Australië en Nieuw-Zeeland hebben namelijk een bestand van respectievelijk 133 miljoen en 72 miljoen stuks, d.i. 18 $ van het totaal. Afrika volgt op de voet met een bestand van I8O miljoen stuks, d.i. 16 io van het hele wereldbestand. Daarna komen ongeveer op gelijke hoogte Europa, Rusland en Amerika met elk ongeveer 12 $ van het hele wereldbestand of ongeveer 135 miljoen stuks. In de Verenigde Staten en in Canada is het bestand erg klein, maar het telt meer dan 100 miljoen stuks in Zuid-Amerika, waarvan 30 miljoen in Argentinië alleen. ~ Produktie De wereldproduktie van schapevlees is op lange termijn betrekkelijk stabiel. Zij is van 1977 tot I982 gestegen van 4 tot 4,46 miljoen ton. Dit vertegenwoordigt slechts een klein deel, 4 Í°, van de vleesproduktie op wereldvlak.
De produktie van schapevlees is geconcentreerd in een beperkt aantal landen. Rusland staat hierbij op de eerste rij. De gemiddelde produktie was 845.OOO ton gedurende de laatste zes jaar, dit is 19 f> van de wereldproduktie. Toch is de Russische produktie gevoelig kleiner dan aan het begin van de jaren 70 (945.000.ton in 1973). Maar feitelijk klopt Oceanie alle produktierekords. NieuwZeeland heeft op een gebied van 260.000 km2, ongeveer half zo groot als Frankrijk, in I982 meer dan 600.000 ton geproduceerd. Tot 1978 bedroeg de gemiddelde produktie 500.000 ton. Sindsdien blijft zij voortdurend stijgen : 513.900 ton in 1979, 559.700 ton in I98O en 626.200 ton in I98I. Australië had in I982 een produktie van 523.000 ton. Hoewel de Australische produktie op lange termijn relatief stabiel is, vertoont zij cyclische schommelingen. Tussen 1973 en 1975 was er een stijging (456.500 ton in 1973, 589.7OO ton in 1975), tot 1978 een daling (491.4OO ton) en dan weer een toename tot 578.600 ton in I98O. Sindsdien daalt zij opnieuw. De E.E.G. van de 10 heeft 660.000 ton geproduceerd in I982. Haar produktie ontwikkelt zich regelmatig. Daarna volgen Turkije en Iran met elk 7 $> van de totale produktie in 1982, de Verenigde Staten (3,6 f>), Spanje (2,9 fo), Argentinië (2,7 f>), Joegoslavië (1 fo) en Portugal (0,3 f>). De produktie is van 1948 tot 1979 flink gestegen : + 69 f maar wel erg verschillend volgens de gebieden : gevoelige achteruitgang in Noord-Amerika stagnatie in Latijns-Amerika middelmatige stijging in Afrika middelmatige stijging in Oceanie middelmatige stijging in Europa belangrijke stijging in Rusland belangrijke stijging in het Nabije Oosten belangrijke stijging in China
- 45 fo -
5 fo
+ 55 f + 55 f + 70 fo
+ 9Ò fo + I3O fo +185 f
- Verbruik In vergelijking met andere vleessoorten belandt slechts weinig schapevlees in de boodschappentas van de huisvrouw. Weinig landen verbruiken meer dan 1 kg vlees per inwoner per jaar. De grote verbruikers van schapevlees zijn logischerwijze ook de grote producenten. Zo bedraagt het hoofdelijk verbruik in Nieuw-Zeeland 30,5 kg per jaar en in Australië 17,5 kg. Ook in Europa is het het verbruik groot, vooral in Griekenland (14 kg), maar ook in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland (7,5 kg). Traditiegetrouw wordt schapevlees erg op prijs gesteld in de Mohammedaanse landen van het Midden-Oosten, in het Middellandse Zeegebied en in de zuidelijke republieken van de U.S.S.R. In dat gedeelte van de wereld stijgt het verbruik over het algemeen. Zo is in Iran bijvoorbeeld van 1970 tot 1977 het verbruik haast verdubbeld (van 200.000 tot 400.000 ton). Het verbruik in de belangrijkste landen die schapevlees invoeren en verbruiken, kende gedurende de laatste 10 jaren een erg verschillende ontwikkeling. Het verbruik van de Verenigde Staten dat in 1970 ongeveer 300.000 ton bedroeg, is van 1972 tot 1974 fel verminderd; nu schommelt het rond 200.000 ton. Het verbruik van Japan was erg onregelmatig en de resultaten van de laatste 3 jaar vertonen een dalende tendens. Volgens de vooruitzichten zullen in de jaren 90 het MiddenOosten, Europa en de Mohammedaanse republieken van de U.S.S.R. de drie belangrijkste verbruikers zijn. - Internationaal handelsverkeer Ook al is de produktie van schapevlees tegenover andere vleessoorten relatief gering, toch speelt zij een belangrijke rol in het internationale handelsverkeer. Zo wordt 15 $ van de schapevleesproduktie verhandeld tegen slechts 8 f voor rundvlees, 3 fo voor varkensvlees en 1 ^ voor pluimvee. Het belangrijkste kenmerk van het internationale handelsverkeer in schapevlees is de sterke concentratie.
Nieuw-Zeeland en Australië zijn de belangrijkste exporteurs; het Verenigd Koninkrijk, Japan en, sinds 1974, het MiddenOosten (met name Iran) zijn de belangrijkste importeurs. De vraag van het Midden-Oosten naar levende schapen is sinds 1973 ook aanzienlijk toegenomen. . Schap_evlees_ Het wereldhandelsverkeer van schapevlees wordt door twee grote stromen gekenmerkt : - de uitvoer van lamsvlees uit Nieuw-Zeeland naar de EEG (vooral het Verenigd Koninkrijk) : twee derde van het wereldhandelsverkeer; - de Australische export van schapevlees naar Japan : de helft van de wereldhandel. De resterende behoeften aan schapevlees worden gedekt door o.a. Argentinië en Uruguay, maar de geëxporteerde hoeveelheden verschillen en worden sterk beïnvloed door de handelspolitiek die deze landen voeren. Buiten de EEG en Japan zijn de grootste importeurs van schapevlees : de Verenigde Staten en Canada waar de vraag evenwel iets vermindert, enkele landen van Zuid-Oost-Azië, o.a. Zuid-Korea waar de vraag een dalende tendens vertoont; ten slotte de landen van het Midden-Oosten (Iran, Irak, Koeweit) waar de invoer regelmatig stijgt. . Levende_ schap_en In 1970 waren er twee grote stromen in de wereldhandel van levende schapen : - enerzijds de uitvoer van Oost-Europa (Bulgarije, Hongarije, Roemenië, Joegoslavië) naar West-Europa (Italië, Griekenland) ; - anderzijds de invoer van het Midden-Oosten uit de buurlanden en Australië. Sindsdien verminderde de uitvoer van de Oosteuropese landen naar Italië en de uitvoer naar Griekenland werd in 1974 stopgezet.
Daarentegen is er sinds 1973 een duidelijke ontwikkeling van de vraag van de landen van het MiddenOosten; in deze vraag wordt voorzien door Australië en de Oosteuropese landen (vooral de D.D.R. en Joegoslavië). Deze tendens kan worden verduidelijkt door de volgende cijfers : Invoer (x 1.000 stuks) SaudiArabië Iran Koeweit
1.250,0 in 1973 stijgt tot 6.000 in 1981 (x 4,8) 205,8 in 1973 stijgt tot 2.800 in I98O (x 13,6)* 359,1 in 1973 stijgt tot 2.100 in I98I (x 5,8)
Uitvoer Australië Bulgarije Turkije D.D.R. Joegoslavië
1.038,6 797,8 511,6 35,0 2,4
in in in in in
1973 1973 1973 1973 1973
stijgt stijgt stijgt stijgt stijgt
tot 5.600 in I98I (x 5,4) tot 1.400 in I98I (x 1,7) tot 1.919 in I98I (x 3,8) tot 48O in 1981 (x 13) tot 105 in I98I (x 44)
* 1981 : niet beschikbaar. Ontwikkelin£_yan_het aanbod van de belangrijkste exporterende landen Het aanbod van schapevlees en van levende schapen op de wereld markt hangt in ruime mate af van de ontwikkeling van de wereld marktprijzen voor vlees en wol. Het aantal slachtingen neemt namelijk af als de wolprijs daalt en vice versa. Het aanbod is ook afhankelijk van de klimatologische omstandig heden daar de grote exporteurs (NieuwΖeeland en Australië) ex tensieve teelt toepassen en niet over de noodzakelijke infra structuur beschikken om hun veestapel te beschermen bij over stromingen of droogte. Daarom kunnen de huidige exportlanden hun produktie niet aanmerkelijk verbeteren. Daarvoor is inten sieve teelt nodig en deze ontwikkeling blijft weinig waarschijn lijk,—omd^*—zulks^nodernisering^reTeTjs^^^ããrdoor de exploitatie kosten stijgen en de prijs van het vlees de hoogte zou ingaan.
III. DE MARKT VAN SCHAPEVLEES IN DE GEMEENSCHAP De schape- en geitevleesmarkt in de Gemeenschap is vrij bescheiden in vergelijking met de markt voor rundvlees, varkensvlees en pluimvee. Dit geldt zowel voor de produktie als voor het verbruik. Produktie : slechts 3 f° van de totale vleesproduktie van de Gemeenschap. Verbruik : hoewel hoger dan de produktie, toch slechts 4 f> van het totale vleesverbruik. De EEG moet dus een beroep doen op invoer om te voldoen aan de behoeften aan schapevlees terwijl zij netto-exporteur is voor de andere vleessoorten. Bovendien is de marktprijs voor schapevlees in de EEG hoger dan voor alle andere vleessoorten. Schapevlees is in alle Lid-Staten ook een vrij dure vleessoort. - Schaoenbestand Het schapenbestand van de Gemeenschap bedraagt thans ongeveer 60 miljoen stuks, waarvan 90 f bestemd is voor de vleesproduktie en 10 ƒ» voor de melkproduktie. Dit bestand bevindt zich voor 91 f° in vier Lid-Staten : het Verenigd Koninkrijk (39 f), Frankrijk (20 fo), Griekenland (17 f°) en Italië (16 f). Van 1968 tot I983 is dit bestand met 10 miljoen stuks toegenomen, van 49,8 tot 59,7 miljoen stuks. Deze vooruitgang was regelmatig, een kleine daling in 1970 en 1971 buiten beschouwing gelaten. Samen met Denemarken, waar de schapenteelt slechts marginaal is, is Ierland de enige LidStaat die nu een kleiner bestand heeft dan in 1968. Toch wordt sinds I98O een herstel van de Ierse veestapel waargenomen. In het Verenigd Koninkrijk kent de veestapel cyclische schommelingen, maar op lange termijn is de trend stijgend. In Frankrijk ging de curve omhoog van 1 968 tot I98I-,- en-in· 1 982 en 1983 verminderde de veestapel aanzienlijk. (1) (1) Hierbij moet evenwel rekening gehouden worden met een wijziging in de toegepaste statistische methoden.
In Griekenland, Italië, Duitsland en Nederland is de schapenstapel de laatste vijftien jaar regelmatig gestegen. In Italië is deze vooruitgang pas sinds 1972 constant. In de landen van de Benelux lijft het bestand stabiel. In de laaggelegen gebieden van de Gemeenschap verliest de schapenteelt veld, maar zij gaat vooral vooruit in die gebieden waar de natuurlijke omstandigheden niet gunstig zijn voor de plantaardige produktie (bergstreken en heuvelland). Die concentratie is zeer duidelijk in de gebieden die vallen onder Richtlijn 75/268/EEG inzake de landbouw in bergstreken en probleemgebieden. Een groot aantal ooien bevindt zich in die gebieden in Italië en Griekenland (80 à 90 f>), in Ierland, in Frankrijk (70 à 75 f>) en in het Verenigd Koninkrijk (60 à 65 fo). De voornaamste gebieden die onder de richtlijn vallen, zijn : Duitsland
: Schleswig-Holstein, Hessen, Niedersachsen, Baden-Württember, Bayern
Nederland
: Friesland, Groningen, Zeeland
België
: uiterste oosten
Luxemburg
: heel het land
Verenigd Koninkrijk
: heuvelland in het noorden en het westen van Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland
Frankrijk
: Centraal Massief, Pyreneeën, Alpen (zuiden)
Ierland
: Graafschappen Galway, Mayo, Roscommon, Wicklow
Italië
: Schiereiland, Sardinië, Sicilië
Griekenland
: Thracië, Epiros, Centraal Griekenland, Thessalië, Peloponnesos, Kreta.
10
Ontwikkeling van het schapenbestand (χ 1.000 stuks)
Totaal E.E.G. Duitsland Frankrijk Italië Nederland België Luxemburg Verenigd Koninkrijk Denemarken Griekenland Ierland
1968
1973
1982
49.825 830 9.794 8.206 552 84 5
51.381 1.016 10.274 7.809 657 74 6
58.795 1.172 12.103 9.256 910 83 4
19.667 110 7.724 2.851
20.193 56 8.367 2.929
22.952 61 9.830 2.424
~ Geitenbestand Het geitenbestand groeit gestadig maar zwak binnen de EEG. Van 1968 tot 1983 was er een stijging van 6 naar 7 miljoen stuks; 66,4 van het totaal bevindt zich in Griekenland. De rest van het communautaire bestand is verdeeld tussen Frankrijk (1,25 miljoen stuks) en Italië (1 miljoen stuks). De belangrijkste inkomsten halen de producenten uit de ver koop van melk en kaas. De handel van geitevlees binnen de Gemeenschap is praktisch onbestaande.
II (3)
Ontwikkeling van het geitenbestand (χ 1.000 stuks)
Totaal E.E.G. Duitsland Frankrijk Italië Nederland België Luxemburg Verenigd Koninkrijk Denemarken Griekenland Ierland
1968
1973
1982
6.072
6.411
7.026
75 919
38 923 948 13 4
36
1.045
14 2
12
1 .220 1.059
30 7
13
14
4.005
4.472
4.660
—
—
—
Produktie Van 1968 tot 1982 steeg de communautaire schape en geite vleesproduktie van 563.000 naar 706.000 ton, d.i. een stijging van 25 f. De EEG heeft in deze sector een tekort. De produk tie kent enkel een overschot in Ierland en Nederland. De communautaire zelfvoorzieningsgraad stijgt evenwel voort durend : van 56 f> in 1972 tot 72 f> in I982. De produktie vertoonde tussen 1968 en I982 talrijke schomme lingen, zowel op gemeenschapsvlak als in iedere LidStaat af zonderlijk. Toch dient onderscheid te worden gemaakt tussen het Verenigd Koninkrijk en de Benelux enerzijds waar er belang rijke cyclische schommelingen waren en Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Griekenland anderzijds waar, ondanks een daling in bepaalde jaren, de produktie toch regelmatiger is gestegen. In Ierland bleef de produktie betrekkelijk stabiel. Zij is onregelmatig gespreid over de LidStaten en komt voor 79 f> uit GrootBrittannië, Frankrijk en Griekenland.
12
De belangrijkste producent is Groot-Brittannië met 38 fo van de communautaire produktie. Frankrijk en Griekenland produceren respectievelijk 25 f> en 16 fo. Ver daarachter volgen dan Italië (8 f), Ierland (6 fo), Nederland (3 f>), Duitsland (3 fo), België, Luxemburg en Denemarken (1 fo), In de toekomst zal de produktie waarschijnlijk blijven toenemen. Als de huidige regeling voor de ondersteuning van de markt gehandhaafd wordt, kan een produktie worden verwacht van 770.000 ton in 1985 en van 810.000 ton in 1990. Produktie (x 1.000 ton geslacht gewicht)
Totaal E.E.G. Duitsland Frankrijk Italië Nederland België-Luxemburg Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
1968
1973
1982
563 12 117 39 9
566 12 128 32 10
3
4
251 44 3 84
235 42 1 102
Ramingen 1985
1990
706 20 184 52 19
768 23 186 60 25
807 25 193 65 28
5
4
4
300 44 1 125
315 46 1 130
266 42 0,5 118
- Verbruik In de Gemeenschap was het verbruik de laatste 15 jaar relatief stabiel. Het bedroeg 969.000 ton in I968 en 972.000 ton in 1982. Deze stabiliteit verbergt evenwel twee verschillende tendensen : een belangrijke "verbruiksdaling in het Verenigd Koninkrijk en een gevoelige stijging in de andere Lid-Staten, behalve in Ierland. De gevolgen van deze daling in het Verenigd Koninkrijk waar het verbruik is teruggelopen van 596.000 ton naar 420.000 ton, worden zo gecompenseerd door de groei in de andere LidStaten.
13
De meest spectaculaire groei deed zich voor in Frankrijk : het verbruik steeg van I4O.OOO ton in 1968 tot 232.000 ton in 1982. Ook het verbruik in Italië (83.000 ton tegen 51.000 ton) en in Duitsland (49.000 ton tegen 13.000 ton) nam aanzienlijk toe. Ook in de Benelux steeg het verbruik, maar in geringere mate. In Griekenland bleef het verbruik stabiel : I3O.OOO ton in 1968 en I35.OOO ton in I982. In Ierland ging het verbruik gevoelig achteruit, namelijk 3I.000 ton in I968 en slechts 26.000 ton in 1982. Het communautaire verbruik zou in I985 ongeveer 98O.OOO ton en in 1990 ongeveer 1 miljoen ton kunnen bedragen, althans indien de in het Verenigd Koninkrijk toegepaste marktondersteuningsregeling (variabele premie) behouden blijft. In I982 bedroeg in de EEG het hoofdelijk verbruik gemiddeld 3,6 kg. De twee uitschieters hier zijn Griekenland met een gemiddeld verbruik per inwoner van 13,8 kg en Denemarken met 0,6 kg. De Ieren en de Engelsen verbruiken gemiddeld 7,5 kg per inwoner, de Fransen 4,3 kg, de Belgen en de Luxemburgers 1,8 kg, de Italianen 1,5 kg, de Duitsers 0,8 kg en de Nederlanders 0,6 kg.
Verbruik - (x 1.000 ton geslacht gewicht)
Totaal E.E.G, Duitsland Frankrijk Italië Nederland B.L.E.U. Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
Ramingen I99O 1985
1968
1973
1982
969 13 HO 51 3 7
929 25 180 61 3 11
972 49 232 83 7 18
978 55 245 85 10 20
1.016 65 275 90 12 25
591 31 3 130
468 32 3 147
420 26 2 135
390 25 3 145
370 25 4 150
14
- Inkomens Volgens de gegevens van het Informatienet voor landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) lag in de periode 1978-1982 het reëele inkomen (per bedrijf) van de schapenteeltbedrijven in de E.E.G. (1), behalve in Italië, 5 à 10 fo lager dan het gemiddelde voor alle landbouwbedrijven. Opmerkelijk zijn evenwel de grote inkomensverschillen naar gelang van de ligging en de specialisatiegraad van de bedrijven. Over het algemeen zijn de inkomens van de producenten in gebieden zonder natuurlijke handicaps hoger dan die van de fokkers in probleemgebieden. In de vier belangrijkste producerende landen ontwikkelde zich het inkomen van de meest gespecialiseerde bedrijven tussen 1978 en 1982 als volgt : Frankrijk : na een verbetering in I98O daalden de inkomens opnieuw in 1981 en I982, waardoor het gemiddeld inkomen daalde tot onder het niveau van 1978. Italië : de inkomens bleven dalen. Ierland : het inkomen heeft zich sinds 1979 gestabiliseerd. Verenigd Koninkrijk: na een scherpe daling in 1979, herstelde het inkomen zich in I98O en deze verbetering hield ook aan in 1981 en 1982. "" P^Qduc entenpri j zen De ontwikkeling van de producentenprijzen was erg onregelmatig en erg verschillend naar gelang van de Lid-Staten, zowel voor als na de instelling van de gemeenschappelijke marktordening in oktober I98O. Zo zijn de prijzen, uitgedrukt in ECU, voor de EEG als geheel gestegen met 1,6 f> in 1974 tegenover 1973, met 6,2 f> in 1975 en met meer dan 17 f> in 1976 en 1977, waarna zij met 10,8 f> zijn gedaald in I98O. In 1981, nadat de gemeenschappelijke marktordening van toepassing was geworden in oktober van het voorafgaande jaar, steeg de gemiddelde prijs voor de Gemeenschap met 14,7 f> (+ 19,9 f in het Verenigd Koninkrijk, + 6,7 f> in Frankrijk, + 28,9 f° in Griekenland en + 17,5 f in Ierland). (1) Gegevens over de inkomensontwikkeling in Griekenland zijn niet beschikbaar.
15
In 1982 was de stijging veel langzamer en bedroeg zij 4,3 f° (4,4 f in het Verenigd Koninkrijk, 9,4 f> in Frankrijk, + 13,3 f° in Griekenland en 2,1 f> in Ierland). In I983 stagneerde de gemiddelde prijs voor de Gemeenschap.
16
Prijzen voor schapevlees op jaarbasis Ecu/1000 kg geslacht gewicht - groene koers
Land Duitsland Frankrijk Italië Nederland België Verenigd Koninkri j k Ierland Denemarken Ellas
Wegingscoëffi1973 ciënt (2)
1974
2,45 198,50 198,98 24,66 274,86 313,53 19,38 216,89 177,72 1,16 2 7 3 , 1 4 2 6 5 , 3 3 0,19 259,20 284,10
1975
1975
2 1 4 , 3 8 218,26 3 3 6 , 6 2 354,71 207,09 330,65 321,96 327,89 324,48 329,56
4 6 , 8 3 1 6 9 , 3 3 172,61 1 7 4 , 6 3 1 9 8 , 3 9 5,21 1 9 3 , 2 5 1 9 0 , 6 4 1 8 1 , 4 0 223,51 0,12 229,33 211,37 246,07 242,15 (274,77)
1978
1979
248,31 378,57 362,57 318,98 375,50
270,41 371,73 321,15 326,86 307,38
276,39 366,37 411,70 322,36 308,50
345,657 390,119 314,988
272,18 204,02
267,63 294,36 240,70
267,30
215,918
241,51 (288,04)
Regio 3 (4) Gewogen EEG 9 Gewogen EEG 10 1) 2) (3) (4)
100,00 207,93 211,27 224,27 266,17
I98O
1977
312,50
275,888
300,549
312,89 280,344 278,272 255,71 (282,83) (340,228) (383,643) 288,448
305,86
323,02
Wegingscoëfficiënt (3) 2,09 21,54 16,63 1,07 0,15 39,55 4,31 0,10 14,56
1981
1982
346,973 368,817 450,417 359,307 363,278
355,428 391,373 454,147 349,403 411,266
258,838
270,222
329,387 247,789 494,439 348,892
331,724 273,741 521,068 352,843
(330,288)
288,035
100,00
354,652
369,862
De prijzen vi>6r 9.4.1979 zijn in Ecu omgerekend aan de hand van coëfficiënt 1,208953 Tot en met I98O Vanaf I98I : EEG 10 Gewogen gemiddelde van de prijzen in de volgende Lid-Staten : Duitsland, Nederland, België, Denemarken.
~ Intracommunautair handelsverkeer Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk nemen in het communautair handelsverkeer van schapevlees de belangrijkste plaats in, Frankrijk als importeur en het Verenigd Koninkrijk als exporteur. In 1982 leverde het Verenigd Koninkrijk 37.600 ton (46 fo) van de totale hoeveelheid van 81.000 ton die verhandeld werd tussen de Lid-Staten. Frankrijk nam daarvan 47.900 ton (59 f>) af waarvan 24.400 ton van het Verenigd Koninkrijk, 1.300 ton van Nederland, 11.000 ton van Ierland en 1.4OO ton van Duitsland. De intracommunautaire handel ontwikkelde zich aanzienlijk van 1971 tot 1982 met een groei van 37.000 ton tot 81.000 ton. Hier dient wel aan toegevoegd te worden dat tussen 1976 en I98O een kunstmatige handelsstroom ontstond. Om te ontsnappen aan de beperkingen die de Fransen hen toen oplegden, verzonden de Engelsen vlees naar Benelux en Duitsland vanwaar dit vlees opnieuw geëxporteerd werd naar Frankrijk. Deze indirecte handelsstroom kan worden geraamd op 10.000 à 15.000 ton per jaar gedurende die periode. Indien deze hoeveelheid niet in aanmerking genomen wordt, kan worden vastgesteld dat het intracommunautaire handelsverkeer zich sinds 1975 lijkt te stabiliseren rond 80.000 ton. ~ Buitenlandse handel Hoewel de EEG een belangrijke producent van schapevlees is op wereldvlak, moet zij toch invoeren om aan de vraag te kunnen voldoen. Toch vermindert sinds 1972 deze afhankelijkheid : de produktie stijgt en het verbruik blijft stabiel. In 1973 produceerde de Gemeenschap 566.000 ton schape- en geitevlees en verbruikte zij 929.000 ton, dit is een zelfvoorzieningsgraad van 60 f>. In I982 produceerde zij 706.000 ton en verbruikte zij 972.000 ton, wat overeenkomt met een zelfvoorzieningsgraad van 72 fo.
De invoer van de Gemeenschap vejcmindarde van 282.000 ton in 1976 tot 226.000 ton in I98I, maar steeg opnieuw tot 281.000 ton in 1982.
18
• í. n Z o e . r _ Verreweg onze belangrijkste leverancier van schapevlees (bevroren vlees) is Nieuw-Zeeland. Dit land levert meer dan drie vierde van de communautaire import waarvan het grootste deel bestemd is voor het Verenigd Koninkrijk. Zo importeerde de EEG in I98I uit Nieuw-Zeeland 182.000 ton, wat 80 fo van de totale communautaire invoer betekent. Van dit totaal importeerde het Verenigd Koninkrijk 159.000 ton. Hongarije (levende dieren) was in I98I de tweede leverancier, maar kwam ver na Nieuw-Zeeland met gemiddeld 5 f van de totale import van de EEG. Daarna volgen Argentinië en Australië voor bevroren vlees, en Polen, Joegoslavië en Bulgarije voor levende dieren. Na het Verenigd Koninkrijk zijn Italië en Duitsland de belangrijkste importeurs van de Gemeenschap met een gemiddeld volume van 20.000 ton sinds 1976. Dit cijfer werd evenwel aanzienlijk overschreden in Duitsland in I982 (26.000 ton) en in Italië in 1976 (ook 26.000 ton). Griekenland importeerde 12.820 ton in I982. Sinds 1976 importeert Frankrijk gemiddeld 6.000 ton. De import van België en Luxemburg varieert sterk : 4.293 ton in 1976, het dubbele in 1979, minder dan 3.000 ton in I982. De import van Denemarken vertegenwoordigt ongeveer 8 fo van de communautaire invoer (2.000 ton) en voor Nederland is dat 5 f (meer dan 1.000 ton). Ierland, dat is erkend als "gevoelige zone", voorziet zelf in de eigen behoeften. • Uitvoer De uitvoer van de Gemeenschap naar derde landen is erg gering; in 1982 werd 3.724 ton geëxporteerd naar Zwitserland, Algerije, Lybië, Saudi-Arabië en de Arabische Emiraten. Tussen 1976 en 198O bedroeg de export gemiddeld 8.000 ton. Sindsdien is er een dalende tendens (6.027 ton in I98I, 3.724 ton in 1982), die te wijten is aan de teruggang van de Franse export in I98I en van de Britse export in I982.
19 (4)
IV. DE LANGE WEG NAAR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT VOOR SCHAPEVLEES Voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk in 1973 bestond er geen echte noodzaak voor een gemeenschappelijke marktordening. Een ontwerp-verordening voor een voorlopige gemeenschappelijke marktordening werd in september 1975 door de Commissie bij de Raad ingediend. Dit ontwerp, dat de geleidelijke liberalisering van het intracommunautaire handelsverkeer tot doel had, leverde geen resultaten op. Er moest tot 29 mei 1980 gewacht worden voor de landbouwministers een compromis konden bereiken. Enkele maanden later, op 20 oktober I98O, werd de gemeenschappelijke marktordening voor schape- en geitevlees van kracht. De "schapenoorlog" tussen Parijs en London had drie jaar geduurd, van 1978 tot 1980. De meest opmerkelijke etappes in deze bijzonder bewogen periode zijn de volgende : Mei 1977 Ierland dient bij het Europese Hof van Justitie een klacht in tegen Frankrijk wegens schending van het Verdrag van Rome door de invoer van Ierse lammeren te verbieden. December 1977 Tussen Parijs en Dublin wordt een bilateraal akkoord bereikt. Volgens dit akkoord mag Ierland wekelijks 100 ton lammeren exporteren naar de Franse markt. Als tegenprestatie trekt Ierland zijn klacht bij het Hof van Justitie in. Januari 1978 Groot-Brittannië betwist de geldigheid van het Iers-Frans bilateraal akkoord. Maart 1978 De Commissie stelt voor het intracommunautair handelsverkeer te liberaliseren en ter ondersteuning van de markt steun te verlenen voor de particuliere opslag. Ten opzichte van derde landen wil de Commissie de bescherming aan de grenzen enigszins versterken en voorzien in de toepassing van vrijwaringsmaatregelen in geval van grote prijsdalingen. Frankrijk gaat niet in op dit voorstel, omdat een dergelijke regeling geen voldoende inkomen zou garanderen aan zijn producenten. Het Verenigd Koninkrijk is terughoudend, daar dit land de toegang van Nieuw-Zeelands schapevlees tot de communautaire markt wil handhaven en een plotse prijsstijging wil vermijden.
20
Oktober I978 Na Frankrijk meermaals te hebben gewaarschuwd, besluit de Commissie de zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie. September 1979 Het Hof van Justitie veroordeelt Frankrijk, omdat dit land na 1 januari 1978 zijn regeling tot beperking van de invoer van schapevlees uit Groot-Brittannië is blijven toepassen en omdat het de communautaire regels inzake het vrije goederenverkeer heeft overtreden. Maar Parijs weigert de grenzen te openen voor Brits schapevlees zolang er geen gemeenschappelijke marktordening is waardoor de belangen van zijn producenten worden veiliggesteld. Oktober 1979 Frankrijk maakt bekend dat het bereid is de invoer uit het Verenigd Koninkrijk toe te staan voor een tot 200 ton per week beperkte hoeveelheid. Het gekochte vlees zou in de plaats moeten komen van de traditionele invoercontingenten van derde landen. November I979 De Commissie vraagt aan Frankrijk nadere inlichtingen over de wijze waarop de wekelijkse hoeveelheid van 200 ton schapevlees uit Groot-Brittannië wordt ingevoerd en opgeslagen. Daar het antwoord van de Franse regering onbevredigend wordt geacht, gaat de Commissie over tot de volgende fase van de juridische procedure, namelijk het zenden van een met redenen omkleed advies, waarbij Frankrijk wordt verzocht de beperkingen op te heffen voôr 12 december 1979. December 1979 Frankrijk antwoordt dat het niet voornemens is zijn grenzen volledig open te stellen voor de invoer van schapevlees uit het Verenigd Koninkrijk. De landbouwraad geeft aan de Commissie mandaat om te onderhandelen over zelfbeperkingsovereenkomsten met de derde landen die traditionele leveranciers van de Gemeenschap zijn. Januari I98O De Commissie spant een tweede geding aan tegen Frankrijk, dat een heffing instelt ter vervanging van de kwantitatieve beperkingen die tot dusver voor de Britse exporteurs golden. Deze wijziging die eigenlijk niets verandert, verplicht de Commissie ertoe tegen Frankrijk een nieuwe, dus een derde, procedure in te leiden.
21
Maart I98O - De Commissie verzoekt het Hof een voorlopige beslissing te nemen in kortgeding in afwachting dat een definitief arrest wordt gewezen in de zaken tegen Frankrijk. - Volgens de conclusies van de advocaat-generaal is het Hof van Justitie van oordeel dat er geen aanleiding toe bestaat om de door de Commissie gevraagde voorlopige maatregelen te treffen, aangezien het arrest van september 1979 Frankrijk er reeds toe verplicht zijn grenzen volledig open te stellen voor Brits schapevlees en een vonnis in kortgeding dit alleen maar kan bevestigen. Finn Olav Gundelach, Commissielid voor landbouw, stelt aan de Ministerraad voor, in afwachting van de instelling van een gemeenschappelijke marktordening, een overgangsmaatregel te nemen met als doel het inkomen van de Franse fokkers te ondersteunen in ruil voor het openstellen van de Franse grenzen. Deze poging mislukt echter. Mei I98O De Raad bereikt op 29 mei een principieel akkoord over de instelling van een gemeenschappelijke marktordening voor schapevlees. Deze ordening voorziet in een stelsel van premies voor de producenten, interventieaankopen of slachtpremies, alsmede in zelfbeperkingsovereenkomsten met de belangrijkste exporterende derde landen. Maar er wordt geen datum vastgesteld voor de inwerkingtreding. Juni I98O Frankrijk beperkt zijn import van schapevlees uit alle Lid-Staten om het hoofd te bieden aan een zeer groot aanbod en om de verleggingen van het handelsverkeer tegen te gaan. Oktober I98O Op 17 oktober I98O wordt de zelfbeperkingsovereenkomst met NieuwZeeland ondertekend. De gemeenschappelijke marktordening treedt in werking op 20 oktober en Frankrijk opent opnieuw zijn grenzen.
22
V. GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING VOOR SCHAPE- EN GEITEVLEES 1· §2^ËEËZÎËË2
De gemeenschappelijke marktordening voor schapevlees heeft een driedubbel doel, namelijk : - rechtstreeks invloed uitoefenen op de produktie via een premieregeling; - de prijzen beïnvloeden door een regeling van interventie of deficiency payment naar gelang van de Lid-Staten. Het stelsel van deficiency payment wordt traditioneel toegepast in het Verenigd Koninkrijk; - het handelsverkeer beïnvloeden door de import binnen bepaalde grenzen te houden. Door de op deze drie gebieden genomen maatregelen wordt in ruime mate het vrije handelsverkeer in schapevlees in de Gemeenschap verzekerd, terwijl ook het inkomen van de producenten en de toegang van de traditionele exporterende landen tot de communautaire markt wordt gegarandeerd. De gemeenschappelijke marktordening die pas van kracht werd op 20 oktober I98O, bevindt zich nog in een aanloopperiode. Daarom zou zij normaal moeten worden herzien voor 1 april 1984. Daarom heeft de Commissie op 3I oktober I983 aan de Raad van Ministers van de EEG een verslag doen toekomen waarin de werking van deze ordening van 198O tot 1983 positief wordt beoordeeld. Zij stelt dan ook voor de basisprincipes niet te wijzigen. Toch dringt zij aan op bepaalde wijzigingen om de uitgaven van het EOGFL, Garantie, binnen meer redelijke perken te houden. A) Prijsregeling, premie- en interventieregeling - Prijzen Twee prijzen zijn bepalend voor de instrumenten ter ondersteuning van de markt : . de basisprijs waarvan de interventieprijzen en het richtniveau worden afgeleid, die gebruikt worden om de variabele slachtpremie te bepalen . de referentieprijs die dient om de premie per ooi te berekenen.
23
Deze prijzen gelden voor een verkoopseizoen (12 maanden) vanaf de eerste maandag van april. De Commissie stelt evenwel voor om vanaf I985 het verkoopseizoen in werking te laten treden op 1 januari 1985, om zo beter rekening te kunnen houden met de verschillende elementen van de werking van de markt. Basisprijs Deze prijs is van toepassing in de gehele EEG en wordt door de Ministers van landbouw vastgesteld voor elk verkoopseizoen. Hij geldt voor vers schapevlees van een bepaalde kwaliteit en komt overeen met de gemiddelde producentenprijs die de Gemeenschap billijk acht voor het verkoopseizoen. Er zijn dus verschillende parameters voor het bepalen van die prijs, met name de marktsituatie, de verwachte ontwikkeling en de produktiekosten in de EEG, alsmede de marktsituatie voor de andere vleessoorten, vooral rundvlees. Het niveau van de basisprijs wordt naar seizoen op weekbasis gedifferentieerd. Er moet immers rekening worden gehouden met de normale marktschommelingen per seizoen. De Commissie stelt voor vanaf het verkoopseizoen 1984/85 de differentiëring van de basisprijs naar seizoen aan te passen om de overdreven geachte variaties van de marktprijs in het Verenigd Koninkrijk te verminderen. Referentieprijs Om rekening te houden met de verschillen in de marktprijzen en produktiestructuren voor de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke marktordening in I98O, hebben de Ministers van Landbouw in de aanvangsperiode regionale referentieprijzen vastgelegd voor elk verkoopseizoen. De lijst van regio's ziet er thans als volgt uit : Regio Regio Regio Regio Regio Regio Regio
1 2 3 4 5 6 7
Italië Frankrijk Duitsland, Denemarken, België, Luxemburg, Nederland Ierland Groot-Brittannië Noord-Ierland Griekenland.
24
De zeven referentieprijzen werden geleidelijk aangepast om uiteindelijk te komen tot de vaststelling van een uniforme referentieprijs vanaf het verkoopseizoen 1984/85. De referentieprijs voor Frankrijk (die overeenstemt met de basisprijs van de EEG) werd aangehouden als uniforme referentieprijs voor de aanpassing van de zeven referentieprijzen. Werking van de_premie_-_en interventie_r£ge_ling De Lid-Staten kunnen op grond van de communautaire regeling kiezen tussen een stelsel van interventieaankopen (overheidsopslag en particuliere opslag) en een stelsel van variabele slachtpremie, beide gekoppeld aan de regeling inzake de jaarlijkse premie per ooi. Frankrijk verkoos de interventie en het Verenigd Koninkrijk de variabele slachtpremie. Alle andere Lid-Staten passen alleen de regeling inzake jaarlijkse premie per ooi toe. . Premie per ooi Om de eventuele inkomensverliezen als gevolg van de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke marktordening te compenseren, kunnen de producenten een premie ontvangen indien blijkt dat de prijzen te laag zijn tijdens een verkoopseizoen. Deze premie is gebaseerd op het verschil van de geregionaliseerde referentieprijs (die uniform moet worden vanaf het verkoopseizoen 1984/85) en de geconstateerde prijzen op de markt. Dit verschil (inkomensverlies genoemd) wordt vermenigvuldigd met de hoeveelheid schapevlees die in iedere regio in het voorgaande kalenderjaar is geproduceerd. Dit bedrag wordt dan gedeeld door het aantal getelde ooien in elke regio. Deze deling levert de raming op van het premiebedrag dat per ooi en per regio moet worden uitbetaald. Aan producenten die aan het begin van het jaar een daartoe strekkend verzoek hebben ingediend, wordt een voorschot van 50 fo van het geraamde premiebedrag per ooi toegekend en de rest van de premie wordt aan het eind van het jaar uitgekeerd. De Commissie stelt aan de Raad voor om vanaf het verkoopseizoen 1984/85 de drie volgende wijzigingen aan te brengen : - bij de berekening van de premie rechtstreeks uit te gaan van het verschil tussen de referentieprijs et de geconstateerde marktprijs, en een coëfficiënt toe te passen die de normale lamsvleesproduktie per ooi in dat gebied weergeeft.
25
Deze nieuwe berekeningsmethode heeft tot doel alle verwarring te vermijden tussen het aantal getelde ooien en het aantal aangegeven ooien. - de gehele premie ineens uit te keren nadat het inkomensverlies werkelijk bepaald is. Het betalen van een voorschot geeft vaak aanleiding tot onjuiste stortingen, zulks in verband met de moeilijkheid om de marktprijzen nauwkeurig te ramen. - het aantal regio's van 7 tot 5 te verminderen. De aanbevolen herindeling is de volgende : Regio 1 : Italië en Griekenland Regio 2 : België, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en Nederland Regio 3 '· Ierland Regio 4 : Noord-Ierland Regio 5 : Groot-Brittannië Het is wenselijk Griekenland en Italië in één regio in te delen en Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en België in een andere, daar deze Lid-Staten een zeer vergelijkbare produktiestructuur hebben en nauw van elkaar afhangen op commercieel gebied. Voordien waren alleen Duitsland, Nederland, België en Luxemburg in dezelfde regio ondergebracht. De Commissie zal binnen twee jaar de definitie van deze regio's herzien in het licht van de ontwikkeling van de verschillende schapevleesmarkten, zulks om het aantal nog te verminderen. Indien nodig zal zij voor november 1985 bij de Raad een voorstel indienen. Maatregelen ter ondersteuning van de markt = Variabile s_lachtp_re_mi_e_ De variabele slachtpremie, die enkel wordt toegepast in Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Noord-Ierland het begin van het verkoopseizoen I982/83), wordt aan de centen toegekend wanneer de marktpri"js~Tïeneden het naar gedifferentieerde richtniveau ligt, dat overeenkomt met van de basisprijs.
26
het sinds produseizoen 85 fo
De premie is gelijk aan het verschil tussen het naar seizoen gedifferentieerde richtniveau en de naar seizoen gedifferentieerde marktprijs. In Groot-Brittannië worden de betaalde slachtpremies van de premie per ooi afgetrokken. Om concurrentiedistorsies te vermijden moeten Britse exporteurs de slachtpremie terugbetalen wanneer zij exporteren naar andere Lid-Staten van de Gemeenschap. Het terugvorderen van deze premie noemt men de "clawback". De "clawback" is niet van toepassing op export buiten de E.E.G. Door de Commissie voorgestelde aanpassingen : De Commissie is van oordeel dat door de differentiatie van het richtniveau naar seizoen het daarmee nagestreefde dubbele doel niet is bereikt : er is geen betere produktiespreiding over het hele jaar gekomen in Groot-Brittannië, het intracommunautaire handelsverkeer heeft zich niet uitgebreid, wat vooral te wijten is aan prijsverschillen en monetaire dispariteiten tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Daarom stelt de Commissie voor vanaf het verkoopseizoen 1984/85 de differentiatie van de basisprijs naar seizoen zodanig aan te passen dat het richtniveau naar seizoen (afgeleid van de basisprijs) beter overeenstemt met de seizoenontwikkeling van de marktprijs in Groot-Brittannië. Het is namelijk de bedoeling de produktiepiek in de zomer te verkleinen. Bovendien stelt de Commissie voor de variabele slachtpremie voorlopig te beperken tot 25 f van het richtniveau. Dit maximum zou ook gelden voor de "clawback" en zou elk jaar kunnen worden herzien bij de vaststelling van de landbouwprijzen, - Interventie De interventieprijs wordt vastgesteld op 85 $> van de basisprijs. Net zoals de basisprijs is de- interventieprijs naar seizoen gedifferentieerd. Indien tijdens de periode van 15 juli tot 15 december blijkt dat de communautaire marktprijs gelijk is
27
aan of lager dan de interventieprijs en tegelijkertijd ook blijkt dat de op de representatieve markten van een bepaalde regio geconstateerde prijs gelijk is aan of lager dan de naar seizoen gedifferentieerde interventieprijs, mogen de interventiebureaus in de Lid-Staten die daartoe een verzoek hebben ingediend, overgaan tot overheidsaankoop. Tot dusver heeft enkel Frankrijk dit gedaan. Bij ernstige verstoringen van de markt is interventie ook mogelijk tijdens een andere periode van het jaar. Sinds de invoering van de communautaire regeling hebben er nog geen echte interventieaankopen plaatsgevonden. = Steun voor_de_ £articuliere_0£slag Steun voor de particuliere opslag kan worden toegekend indien de communautaire representatieve marktprijs lager is dan de basisprijs. Hoewel tijdens de verkoopseizoenen 1982/83 en 1983/84 verschillende keren voldaan werd aan deze voorwaarde, is de regeling toch nooit toegepast. De Commissie stelt voor vanaf het verkoopseizoen 1984/85 de particuliere opslag naar regio te differentiëren zowel wat de toepassingsdrempel als wat de tenuitvoerlegging betreft. Agromonetaire reg_eling_ De monetaire compenserende bedragen (M.C.B.) worden niet toegepast in het handelsverkeer. Wel worden de groene koersen aangewend om de prijzen en steunbedragen te berekenen. Zij worden ook gebruikt voor de constatering van de marktprijzen. Dit veroorzaakt bepaalde anomalieën. De premie is namelijk lager in landen met een zwakke munt dan wanneer zij zou worden berekend op basis van de in de handel toegepaste koers. In de andere Lid-Staten is de toestand net omgekeerd. Invloed van de muntpariteiten op het intracommunautaire handelsverkeer Daar de monetaire compenserende bedragen niet worden toegepast voor schapevlees, werken de monetaire schommelingen volledig door in het handelsverkeer. Zo blijkt duidelijk dat de verhouding Engels pond/ Franse frank een belangrijke invloed heeft op de omvang van de Britse export naar Frankrijk, de voornaamste handelsstroom in het intracommunautaire handelsverkeer.
28
Daar de inkomens van de Britse exporteurs bepaald worden door de verhouding Engels pond/Franse frank, spreiden dezen hun verkoop naar Frankrijk op de voor hen meest voordelige wijze. Er wordt dus weinig geëxporteerd in de maanden waarin de koers van het Pond hoog is en omgekeerd. De gemeenschappelijke marktordening heeft de prijzenhiërarchie niet ingrijpend gewijzigd De instelling van de gemeenschappelijke marktordening voor schape en geitevlees heeft niet de prijzendistorsies veroorzaakt die door velen gevreesd werden, namelijk een instorting van de prijzen in Frankrijk en een fikse verhoging in GrootBrittannië. De marktprijs in GrootBrittannië handhaaft zich voortdurend op ongeveer 70 fo van de Franse prijs. Voorts is de bijna ononder broken prijsdaling op communautair vlak van 1960 tot I98O, iets vertraagd sinds de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke markt ordening. - B u d g e t t a i r e £Onse_quenti_e_van_d£
gemee_ns_ch apj)eli_jke_markt£rdening
Financieel gezien profiteert vooral het Verenigd Koninkrijk van de gemeenschappelijke ordening. Het grootste deel van de midde len van het EOGFL dient voor de betaling van de variabele slacht premie, die alleen aan Britse fokkers toegekend wordt. De uit gaven van het Landbouwfonds voor de sector schapevlees zijn aan zienlijk gestegen : I9I miljoen Ecu in I98I, 251 miljoen Ecu in 1982 en 360 miljoen Ecu in I983. B) Regeling van het handelsverkeer met derde landen I nvoer_ De inwerkingtreding van de communautaire marktondersteunings maatregelen op 20 oktober I98O, viel samen met het van kracht worden van de overeenkomsten inzake vrijwillige beperking tussen de EEG en de voornaamste derde landen die onze traditionele leve ranciers zijn. Bij deze overeenkomsten hebben twaalf landen (Argentinië, Australië, Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije, IJsland, NieuwΖeeland, Polen, Roemenië, Tsjechoslowakije, Uruguay, Joe goslavië) zich ertoe verbonden jaarlijks niet meer dan een overeen gekomen hoeveelheid naar de Gemeenschap uit te voeren.
29
In ruil voor deze kwantitatieve beperking verleent de EEG aan deze landen tariefconcessies. In plaats van de variabele invoerheffing die beperkt is tot 20 fo ad valorem, overeenkomstig de communautaire invoerregeling in deze sector, betalen deze twaalf landen een heffing van slechts 10 fo. De jaarlijkse hoeveelheden schape- en geitevlees die door de derde landen welke een zelfbeperkingsovereenkomst ondertekend hebben, naar de EEG kunnen worden uitgevoerd, zijn de volgende : (in ton geslacht gewicht) Land Argentinië Australië Oostenrijk Bulgari j e Hongari j e IJsland Nieuw-Zeeland Polen Roemenië Tsjechoslowakije Uruguay Joegoslavië Totaal 12 derde landen
Levende dieren
Vers vlees
Bevroren vlees
Totaal
23.000 17.500
23.000 17.500
—
—
-
-
300
-
-
300
2.000 10.050
1.250 1.150
-
3.250 11.200
-
-
-
-
[1) 600 245.500
-
200 75 800
-
-
5.800
475
-
-
5.800
200
4.800
—
18.825
8.275
292.400
600 245.500 6.000 550 ¡
800 5.800 5.000 319.500
(1) waarvan ten hoogste 10 fo vers vlees. Aan de andere exporterende landen die nog geen zelfbeperkingsovereenkomst ondertekend hebben (met name Chili en Spanje) heeft de Gemeenschap in het kader van een autonome regeling dezelfde voordelen verleend binnen de grenzen van contingenten waarin rekening is gehouden met de traditionele invoer. Deze contingenten worden per jaar vastgesteld op de volgende hoeveelheden :
30
Chili Spanje Overige
(in ton geslacht gewicht) Levende dieren Vlees 1.490 500 100 200
Alle invoer in de Gemeenschap (levende dieren en vers, gekoeld of bevroren vlees) valt thans onder zelfbeperkingsovereenkomsten met derde landen of onder een contingentering. De normale communautaire regeling bij invoer (douanerecht van 20 f volgens de GATT-overeenkomsten) geldt in de praktijk dus slechts voor een zeer beperkt aantal weinig belangrijke produkten, vooral gezouten of gepekeld, gedroogd of gerookt schapeen geitevlees. De zelfbeperkingsovereenkomsten zullen vôôr 1 april 1984 worden onderzocht door de landen die ze hebben ondertekend en door de EEG. De Commissie is voornemens met de betrokken landen te onderhandelen over een vermindering van de in de bestaande overeenkomsten overeengekomen hoeveelheden. De Commissie stelt ook de instelling voor van een minimumprijs bij invoer. Hier dient erop te worden gewezen dat de belangrijkste leveranciers van bevroren vlees (Nieuw-Zeeland, Argentinië en Australië) in het algemeen niet volledig gebruik hebben gemaakt van de door de zelfbeperkingsovereenkomsten geboden mogelijkheden. Gevoelige zones Alle traditionele leveranciers hebben Frankrijk en Ierland als gevoelige zones erkend. In het kader van deze regeling mag jaarlijks slechts 7.000 ton naar Frankrijk geëxporteerd worden. De hoeveelheid voor Ierland is nihil. Krachtens de zelfbeperkingsovereenkomsten geldt de regeling van de gevoelige zones normaal tot en met 31 maart I984. Maar de Commissie is Van mening dat deze uitzonderingsregeling vrij bevredigende resultaten heeft opgeleverd voor de Franse en de Ierse markt en daarom wil zij met de derde landen onderhandelen om de regeling van de gevoelige zones ook na deze datum te laten doorlopen.
31
- Uitvoer In principe kunnen uitvoerrestituties worden verleend. De Raad en de Commissie hebben evenwel nog geel algemene voor schriften noch uitvoeringsbepalingen ter zake vastgesteld. 2. Geitevlees Voor geiten en geitevlees geldt dezelfde invoerbescherming als voor schapen en schapevlees. In de praktijk echter hebben de ζelfbeperkingsovereenkomsten tussen de EEG en de belangrijkste traditionele leveranciers weinig nut, daar zeer weinig geite vlees wordt ingevoerd. Op het ogenblik bestaat er geen enkele communautaire steunmaat regel voor de produktie van geitevlees. De Commissie onderzoekt of geitevlees moet worden opgenomen in de interne regeling van de gemeenschappelijke marktordening die nu voor schapevlees geldt, VI. GEVOLGEN VAN DE TOETREDING, VAN SPANJE EN PORTUGAL TOT DE EEG De toetreding van Spanje en Portugal tot de EEG zal slechts weinig invloed hebben op de sector schapevlees. Alleen kan worden ver wacht dat de Spaanse uitvoer naar Frankrijk in de lente (hoogte punt van de Spaanse produktie) meer zal gaan concurreren met de Britse uitvoer. Spanje zou met een produktie van 130.000 ton schape- en geitevlees de derde producent van de EEG worden na het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Spanje kan praktisch in zijn eigen behoeften voorzien; het importeert gemiddeld 2.000 ton per jaar en exporteert 1.000 ton. Portugal produceert ongeveer 20.000 ton schape- en geitevlees per jaar. Invoer en uitvoer zijn te verwaarlozen. Het is te verwachten dat het geiten- en schapenbestand van de twee toetredingskandidaten enigszins zal aangroeien, indien ook voor hen de richtlijn inzake de landbouw in bergstreken en probleem gebieden zal worden toegepast.
32
VII. SITUATIE IN DE VOORNAAMSTE EXPORTERENDE LANDEN - Nieuw-Zeeland Nieuw-Zeeland ligt in de Stille Zuidzee en is de tegenvoeter van Europa; het heeft een schapenbestand van meer dan 70 miljoen stuks. Per jaar produceert Nieuw-Zeeland ongeveer 360 miljoen kilo wol en worden er ongeveer 40 miljoen ooien en schapen geslacht, wat 600.000 ton vlees betekent. In tegenstelling met de meeste andere gebieden in de wereld waar de schapevleesproduktie vooral voor intern verbruik bestemd is, is de schapenteelt in Nieuw-Zeeland bestemd voor de uitvoer. Het land neemt de helft van het internationale handelsverkeer van schapevlees voor zijn rekening. De verkoop van wol en vlees maakt bijna 30 f uit van de inkomsten uit de uitvoer; dit cijfer kan worden vergeleken met bij voorbeeld de inkomsten van Frankrijk uit de uitvoer van auto's en machines. Alles begon ongeveer een eeuw geleden. Wanneer koeltransport mogelijk was geworden, werd in I982 de eerste lading bevroren lamsvlees uit Nieuw—Zeeland naar het Verenigd Koninkrijk gezonden. Het Verenigd Koninkrijk, toen één van de grootste importeurs van voedingsmiddelen in de wereld, bleef tot in de jaren zestig praktisch de enige afzetmarkt voor lamsvlees uit Nieuw-Zeeland, waarvan de produktie bleef toenemen. Hoewel Nieuw-Zeeland nog steeds in grote mate afhankelijk is van de Britse markt en nog altijd geprivilegieerde betrekkingen onderhoudt met Londen, is het er toch in geslaagd nieuwe afzetmogelijkheden te vinden in talrijke gebieden van de wereld, namelijk in de overige Europese landen, de Verenigde Staten, Canada, Noord-Afrika, de USSR en het MiddenOosten. In dit laatste gebied lijken de afzetmogelijkheden het grootst. Zo neeft Nieuw-Zeeland voor de periode 1979-1983 een contract gesloten met Iran voor de verkoop van meer dan 200.000 ton schapevlees. De verkoop van lamsvlees aan Iran en Irak, die 5 fo van de uitvoer vertegenwoordigde in 1979, steeg tot 21 fo in I98O en tot 31 f in 1981, maar viel dan terug tot 17 f in I982. In 1983 kon Nieuw-Zeeland een contract sluiten voor I4O.OOO ton, het belangrijkste tot op heden.
}3
De uitvoer van Nieuw-Zeeland naar de E.E.G. is in het kader van de zelfbeperkingsovereenkomsten tot 245.000 ton per jaar beperkt. Het aandeel daarvan in de totale uitvoer wordt bepaald door de ontwikkeling van de leveranties aan de vorengenoemde twee landen; het bedroeg 74 f> in 1979, 56,6 fo in 1980, 47,6 fo in 198I en 65 f in 1982. In 1982 heeft Nieuw-Zeeland 218.000 ton schapevlees uitgevoerd naar de E.E.G., waarvan 191.000 ton naar het Verenigd Koninkrijk, 9.500 ton naar Nederland, 9.500 ton naar Griekenland, 4.5OO ton naar Duitsland, 3.700 ton naar Italië, 3.400 ton naar Frankrijk, 1.730 ton naar België en Luxemburg en 795 ton naar Denemarken. - Australië Australië heeft een schapenbestand van 133 miljoen stuks, een van de grootste in de wereld. In 1982 bedroeg de produktie 548.000 ton, waarvan 294.000 ton schapevlees en 254.000 ton lamsvlees. De meeste bedrijven zijn georiënteerd op de wolproduktie en daardoor komt de vleesproduktie pas op de tweede plaats. Indien de wolprijs daalt worden meer schapen geslacht en vice versa. De vleesproduktie hangt ook af van de weersomstandigheden. Een grote hoeveelheid lamsvlees wordt in het land zelf verbruikt. Slechts een klein deel van de produktie wordt geëxporteerd (16 fo). De uitvoer van schapevlees, vooral naar Japan, is daarentegen veel belangrijker en blijft stijgen. Van 1974 tot 1983 steeg de uitvoer van 83.000 naar 179.000 ton. Ook de Australische uitvoer van levende dieren neemt duidelijk toe (1,4 miljoen stuks in 1974 tegen 5,6 miljoen in I98O). Deze enorme groei is voor een groot deel toe te schrijven aan de sterke vraag van de landen van het Midden-Oosten.
34
- Argentinië Het schapenbestand van Argentinië is ongeveer 30 miljoen stuks groot; het vermindert voortdurend ten voordele van het rundveebestand. De produktie is zeer onregelmatig en varieert naar gelang van de wolprijs en ook soms van de prijs voor rundvlees. In 1973 bedroeg de produktie 126.000 ton, in 1977 was het 133.000 ton en in I98O slechts 100.000 ton. De Argentijnse export vertoont hetzelfde onregelmatig verloop : 24.300 ton in 1973, 28.4OO ton in 1977 en slechts 11.100 ton in I98O. Het grootste deel van de uitvoer is bestemd voor West-Europa en het Midden-Oosten. Gezien de geconstateerde daling is het echter weinig waarschijnlijk dat Argentinië in de nabije toekomst opnieuw een belangrijke exporteur zal worden.
CONCLUSIE In de komende jaren zal de wereldhandel in schapevlees waarschijnlijk zeer levendig blijven, vooral indien de vraag van de Arabische olieproducerende landen aanhoudt. Nieuw-Zeeland zal dan als exporteur de eerste plaats in het handelsverkeer blijven innemen. De communautaire produktie zal naar alle waarschijnlijkheid blijven groeien en een lichte stijging van het verbruik wordt ook verwacht. De gemeenschappelijke marktordening voor schapevlees verkeert nog in het aanloopstadium en moet volgens de Commissie op enkel punten worden aangepast vanaf het verkoopseizoen 1984/85. Maar de op 20 oktober I98O ingestelde basisregelingen kunnen grotendeels ongewijzigd blijven. Het is gebleken dat daarmee een efficiënt beheer van de schapevieesmarkt kan worden gegarandeerd.
35
1982 Schape en geitevlees (totaal) Handelsverkeer tussen de LidStaten (op basis van de uitvoer) (x ton geslacht gewicht) Land van bestemming Frankrijk BLEU Nederland Duitsland Italië Verenigd Konink rijk Ierland Denemarken Griekenland Totaal
Frankrijk
BLEU
Nederland
1.416
9.107 1.435
Land van herkomst Verenigd Duitsland Italië Koninkrijk 1.432 247 43
72 0 0 0
22.867 6.102 366 6.217 925
Ierland Denemarken
Grieken land
11.421 3.234 30 367 309
9 0 0 92 5
0 0 0 0 0
844
0 0
0 0 0
1.017 27 525 4.376
261 1.230 636
125 112
1.325
12 0 0 295
0 0 0 3
78 0 0 71
219 0 40 76
16 0 0 7
1.106 21 32
0 0
0
6.252
3.546
10.928
3.382
95
37.636
16.205
106
Bron : NIMEXE SIENA levende dieren : geslacht gewicht = levend gewicht χ 0,47 Coëfficiënten vlees zonder been : gewicht van het produkt χ 1,7 = geslacht gewicht
0
Gemeen schap
Duits land
Frank rijk
Italië
Neder land
Schapenbestand 1982 58.795 1.172 12.103 9.256 910 (χ 1.000 stuks) per 31 december (1) (59.768) (1.172) (12.100) (9.356) (910) Bruto binnenlandse produktie van scha 20 706 52 184 19 pe en geitevlees (x 1.000 ton ge slacht gewicht) (21) (178) (56) (730) (19) 1982 (1) Verbruik van schape en geitevlees (x 232 972 49 83 7 1.000 ton geslacht (52) gewicht) 1982 (1) (980) (82) (232) (7) Marktprijs I 982 (2) 369,862 355,428 391,373 454,147 349,403 in Ecu/100 kg (3) + 4,3 96 + 2,4 fo + 6,1 io + 0,8 f 2,8 i Intracommunautair 6.252 10.928 3.382 handelsverkeer I982 78.150 95 (t) (4) Invoer Frankrijk uit de andere Lid 1.401 89 9.191 47.899 Staten 1982 (t) Uitvoer Verenigd 6.216 22.909 Koninkrijk naar de 366 925 37.677 andere LidStaten (t) Uitvoer EEG (t ge slacht gewicht) 232 20 105 975 3.724 naar derde landen 1982 Invoer EEG (t ge slacht gewicht) uit 280.642 21.616 1.005 26.591 6.777 derde landen I982 (1) (2) (3) (4)
Cijfers voor I983 (ramingen) tussen haakjes Tussen haakjes, verschil ten opzichte van 1981 Omrekening in ECU met de groene wisselkoers Op basis van de uitvoer
Verenigd BelgiëLuxemburg Koninkr. Ierland DeneGrieken marken land 83
4
(85)
(4)
22.952
2.424
(23.700) (2.550)
9.83O
61
(61) (9.83O)
5
266
42
0,5
118
(5)
(287)
(42)
(1)
(121)
420
26
2
135
18 (18) 411,266 + 13,2/o
(26) (141) (3) (419) 270,222 331,724 273,724 521,068 + 4,4 f + 0,6 io + 10,5/o + 5,4/o
3.546
37.636
16.205
106
0
1.318
24.407
11.486
6
0
21
32
100
0
6.102
1 .106
11
2.217
64
2.967
206.837
0
2.029 12.820
Ontwikkeling van de invoer van de EEG—10 (in ton produkt van de balans, d.w.ζ. uitgedrukt in geslacht gewicht van levende dieren, en gewicht van het produkt voor vlees)
1978 Spanje Portugal NieuwΖee1and Argentinië Australië Hongarije Bulgarije Polen Joegoslavië Uruguay D.D.R. Roemenië Ts j echoslowakij e IJsland Andere derde landen
I98O
1979
8
1 .002
251
I98I
1982
416
441
243.225 11.640 12.452 6.866 2.488 4.822 3.850 2.189 3.625
228.771 11.281 3.885 12.790 4.883 5.997 3.148 4.005 3.969
198.263 7.358 4.699
418 641 367 1.469
233 655 617 578
Totaalgeneraal
295.062
285.820
247.740
218.307 (1)
265.779 (2)
waarvan : levende dieren vers vlees bevroren vlees
16.618 7.734 27O.7IO
22.906 6.646 256.268
25.467 7.414 214.859
17.734 7.966 192.429
18.466 9.118 238.O88
8
— 179.240 5.992 4.107 10.995 3.136 4.853 3.265 1.412
218.719 8.941 7.815 12.003 3.197 4.732 4.460 1.632
268 537 379
340 377 705 427
195 647 725 400
1.518
3.042
1.872
1 2 .983 4.820 7.203 2.946 1.513 5.002
—
(1) inclusief 178 ton bereidingen en conserven; in geslacht gewicht is dit in totaal 225.922 ton (2) inclusief 107 ton bereidingen en conserven; in geslacht gewicht is dit in totaal 280.642 ton Bron : Verslag van de Commissie van oktober 1983 (COM(83) 585 def.)
BELANGRIJKSTE PRODUCENTEN EN JAARLIJKSE ONTWIKKELING (x 1.000 ton geslacht gewicht)
Argentinië Australië Iran NieuwΖee1and Spanje Turki j e U.S.S.R. Verenigde Staten E.E.Cr·
1977
1978
133 514 220 498 131 275 859 155 621
130 491 224 502 130 262 881 136 638
1979
1980
1981
1982
131 549 274 514 121 298 860 129 649
142 579 277 560 127 295 900 141 720
122 506 270 626 129 302 900 149 701
120 (1)517 (1)270 (1)659 (1)128 (1)309
850 162 (2)706
(1) Prognoses Bron : Meat and Dairy Products en Verslag van de EEG oktober 1983 (2)
ONTWIKKELING VAN DE WERELDHANDEL IN SCHAPEVLEES (x 1.000 ton, gewicht van het produkt) 1980
1981
1977
1978
1979
406 200 28
378 170 24
434 165 23
450 228 11
254 148 60 15 30
266 140 50 3 41
251 118 55 14 37
226 243 88 179 105 (1) 124 (1) 14 (1) 31 (1) 11 (1) 13
10 17 13 8
17 17 15 12
20 12 18 12
1982
Uitvoer NieuwΖee1 and Australië Argentinië
470 159 14
442 158 14
Invoer E.E.G. Japan Iran Irak ZuidKorea Verenigde Staten Koeweit Canada Griekenland
(1) Prognoses Bron : Meat and Dairy Products
15 12 13 4
14 11 (1) 10 7
296 85
9 10
ONTWIKKELING VAN DE WERELDHANDEL IN LEVENDE SCHAPEN (χ 1.000 stuks) 1980
1977
1978
4.124 723 1.573 317 822 229 140 93
3.865 1.050 1.546 612 704 269 225 171
5.706 5.770 6.051 (D 6.600(1) 1.454 1.547 1.395 1.378 1.173(1) 1.400 (1) 934 1.919 451 1.036 1.008 1 .022 382 340 305 413(1) 480 (1) 400 105 130 159
1.115 1.855 3.100 465 275 764
1.192 3.750 3.056 430 342 976
1.392 1 .664 1.693 6.029 3.661 4.344 2.500 1.800(1) 1.200 448 430(1) 315 394 404(1) 430 1.426 1.475(1) 2.100
1979
1982
1981
Uitvoer Australië Bulgari j e Roemenië Turki j e Hongarije Polen D.D.R. Joegoslavië Invoer E.E.G. (2) SaudiArabië Iran U.S.S.R. Jordanië Koeweit
(1) P r o g n o s e s (2) : I 9 7 7 - I 9 8 O : EEG- 9
I98OI982 : EEG10 Bron : Meat and Dairy Products
(1) (D (1) (1)
AUSTRALIE
1977 Produktie (χ 1000 ton geslacht gewicht)
1978
1979
1980
1981
1982
491
549
579
506
517(1)
131
134
136
134
137(1)
200
170
165
228
159
158
4.124
3.865
5.706
5.770 5.051(1)5.600(1)
1979
I98O
514
Bestand (miljoen stuks) Uitvoer schapevlees (x 1Õ00 ton geslacht gewicht)
Levende schapen Tx 1000 stüEsJ"
(1) Prognoses Bron : Meat and Dairy Products
NIEUWZEELAND 1977
1978
1 981
1982
Produktie (x 1000 ton geslacht gewicht)
498
502
514
560
626
659
Bestand (miljoen stuks)
59
62
64
69
70
70
406
378
436
450
470
442
Uitvoer (x 1000 ton geslacht gewicht)
Bron : Meat and Dairy Products
VERBRUIK VAN SCHAPEVLEES IN BEPAALDE DERDE LANDEN (x 1.000 ton)
Argentinië Australië Brazilië Colombia Canada Japan Mexico Ni euwΖ e e 1 and Polen Uruguay U.S.A. U.S.S.R.
1980
1981
100 338 47 11 20 176 57 98 22 22 159
97 274 47 12 17 180 58 92 20 37 165 960
1.001
1982 (1)
96 299 47 12 17 180 59 niet beschikbaar
(1) Prognoses Bron : Ministerie van Landbouw van de Verenigde Staten
18 30 176 110
Produktie (χ 1.000 ton geslacht gewicht) 1968
1973
1982
Totaal E.E.G.
563
566
706
730
Duitsland Frankrijk Italië Nederland Belgi ë/Luxemburg Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
12 117 39 9 3 251 44 3 84
12 128 32 10 4 235 42 1 102
20 184 52 19 5 266 42 0,5 118
21 178 56 19 5 287 42 1 121
1983 (D
(1) Prognoses Bron : Verslag van de Commissie van oktober I983 (COM(83)585 def.)
Ontwikkeling van het schapenbestand (χ 1000 stuks) 1968
1973
1982
Totaal E.E.G.
49.823
51.381
58.795
59.768
Duitsland Frankrijk Italië Nederland België Luxemburg Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
830 9.794 8.206 552 84 5 19.667 2.851 110 7.724
1.016 10.274 7.809 657 74 6 20.193 2.929 56 8.367
1.172 12.103 9.256 910
1.172 12.100 9.356 910 85 4 23.700 2.550 61 9.830
83 4 22.952 2.424 61 9.830
1983 (D
(1 ) Prognoses Bron : Verslag van de Commissie van oktober I983 (COM(83)585 def.)
Ontwikkeling van het g aitenbestand (x 1000 stuks) 1968
1973
1982
1983 (D
Totaal E.E.G.
6.Ο72
6.411
7.015
7.026
Duitsland Frankrijk Italië Nederland België Luxemburg Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
75 919 1.045 14 2
38 923 948 13 4
36 1.257 1.030 12 6
36 1.257 1.031 12 6
12
14
13
14
4.005
4.472
4.660
4.670
(1) Prognoses Bron : Verslag van de Commissie van oktober 1983 (COM(83)585 def.)
10
Vergelijking van de resultaten van de schapenteelt in Nieuw-Zeeland, waar de prijs verkregen wordt door extensieve produktie, en in Frankrijk, waar het gaat om bedrijven met veeteelt-polycultuur of om moderne intensieve bedrijven. Het Verenigd Koninkrijk neemt in zekere zin een tussenpositie in :
NieuwZeeland
Verenigd Koninkrijk
268
244
Oppervlakte van het land (103 km2) Aantal inwoners (10 inw.) Actieve beroepsbevolking in de landbouw/totale actieve beroepsbevolking Ha OCG per in de landbouw werkzame persoon Aantal lammeren geproduceerd per VAK met schapen Aantal lammeren per ooi en per jaar Ontvangst van de producent per kg schapevlees : FF 1978
3,11 12 f
55,8 2,7 f
Frankrijk
547 53,5 10 f
130
60
30
1.000
400
150
0,8 7 (inclusief 3,5 F voor de wol)
11
1,0 12
1,2 21
Verbruik (χ 1.000 ton geslacht gewicht) 1968
1973
1982
Totaal E.E.G.
969
929
972
980
Duitsland Frankrijk Italië Nederland Belgi ë/Luxemburg Verenigd Koninkrijk Ierland Denemarken Griekenland
13 140 51 3 7 591 31 3 130
25 180 61 3 11 488 32 3 147
49 232 83 7 18 420 26 2 135
52 232 82 7 18 419 26 3 141
1983 (1)
(1 ) Prognoses Bron : Verslag van de Commissie van oktober I983 (COM(83)585 def.)
12
Salg og abonnement - Verkauf und Abonnement - Πωλήσεις και συνδρομές - Sales and subscriptions Vente et abonnements - Vendita e abbonamenti - Verkoop en abonnementen BELGIQUE /BELGIË
IRELAND
ESPANA
Moniteur belge / Belgisch Staatsblad Rue de Louvain 40-42 / L euvensestraat 40-42 1000 Bruxelles / 1000 Brussel Tél. 512 00 26 CCP/Postrekening 000-2005502-27
Government Publications Sales Office Sun Alliance House Molesworth Street Dublin 2 Tel. 71 03 09 or by post Stationery Office St Martin's House Waterloo Road Dublin 4 Tel. 78 96 44
Mundi-Prensa L ibros, S.A. Castellò 37 Madrid 1 Tel. (91) 275 46 55 Telex 49370-MPU-E
Sous-dépôts / Agentschappen: Librairie européenne / Europese Boekhandel Rue de la L oi 244 / Wetstraat 244 1040 Bruxelles / 1040 Brussel CREDOC Rue de la Montagne 34 / Bergstraat 34 Bte 11 / Bus 11 1000 Bruxelles / 1000 Brussel
DANMARK Schultz Forlag Møntergade 21 1116 København Κ Tlf: (01) 12 11 95 Girokonto 200 11 95
ITALIA Licosa Spa Via L amarmora, 45 Casella postale 552 50 121 Firenze Tel. 57 97 51 Telex 570466 L ICOSA I CCP 343 509 Subagente: Libreria scientifica L ucio de Biasio - AEIOU Via Meravigli, 16 20 123 Milano Tel. 80 76 79
BR DEUTSCHLAND Verlag Bundesanzeiger Breite Straße Postfach 10 80 06 5000 Köln 1 Tel. (02 21) 20 29-0 Fernschreiber: ANZEIGER BONN 8 882 595
Sub-agent for Northern Greece: Molho's Bookstore The Business Bookshop 10 Tsimiski Street Thessaloniki Tel. 275 271 Telex 412885 L IMO
FRANCE Service de vente en France des publications des Communautés européennes Journal officiel 26, rue Desaix 75732 Paris Cedex 15 Tél. (1) 578 61 39
Livraria Bertrand, s.a.r.l Rua João de Deus Venda Nova Amadora Tél. 97 45 71 Telex 12709-L ITRAN-P
SCHWEIZ / SUISSE / SVIZZERA Librairie Payot 6, rue Grenus 1211 Genève Tél. 31 89 50 CCP 12-236
GRAND-DUCHÉ DE LUXEMBOURG Office des publications officielles des Communautés européennes 5, rue du Commerce L-2985 L uxembourg Tél. 49 00 81 - 49 01 91 Télex PUBL OF - L u 1322 CCP 19190-31 CC bancaire BIL 8-109/6003/200
GREECE G.C. Eleftheroudakis SA International Bookstore 4 Nikis Street Athens (126) Tel. 322 63 23 Telex 219410 EL EF
PORTUGAL
UNITED STATES 0F AMERICA European Community Information Service 2100 M Street, NW Suite 707 Washington, DC 20037 Tel. (202) 862 9500
NEDERLAND Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf Christoffel Plantijnstraat Postbus 20014 2500 EA 's-Gravenhage Tel. (070) 78 99 11
UNITED KINGDOM HM Stationery Office HMS0 Publications Centre 51 Nine Elms L ane London SW8 5DR Tel. 01-211 3935 Sub-agent: Alan Armstrong & Associates European Bookshop London Business School Sussex Place London NW1 4SA Tel. 01-723 3902
CANADA Renouf Publishing Co., Ltd 2182 St Catherine Street West Montreal Quebec H3H 1M7
Tel. (514) 937 3519
JAPAN Kinokuniya Company L td 17-7 Shinjuku 3-Chome Shiniuku-ku Tokyo 160-91 Tel. (03) 354 0131
Vastgestelde prijzen in Luxemburg (exclusief BTW en port) Ecu 1,20 BFR 50 HFL 3,25 KONTORET FOR DE EU ROPÆISKE FÆLLESSKABERS OFFICIELLE PU BLIKATIONER AMT FÜR AMTLICHE VERÖFFENTLICHU NGEN DER EU ROPÄISCHEN GEMEINSCHAFTEN ΥΠΗΡΕΣΙΑ ΕΠΙΣΗΜΩΝ ΕΚΔΟΣΕΩΝ ΤΩΝ ΕΥΡΩΠΑΪΚΩΝ ΚΟΙΝΟΤΗΤΩΝ OFFICE FOR OFFICIAL PUBLICATIONS OF THE EUROPEAN COMMUNITIES OFFICE DES PUBLICATIONS OFFICIELLES DES COMMUNAUTÉS EUROPÉENNES UFFICIO DELLE PUBBLICAZIONI UFFICIALI DELLE COMUNITÀ EUROPEE BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN L-2985
Luxembourg
ISSN 0250-5924
Kat./Cat.: CB-AV-84-201-NL-C