Inleiding
Het lichaam is alles wat we hebben: we ondergaan onszelf, ons lichaam ontwikkelt zich in verwevenheid met ons ‘Ik’, we verenigen ons ermee, verzorgen of overvragen het, we takelen af, we sterven. Antonie Ladan, Ons vege lijf (1997) Ons dagelijks leven is een voortdurende stroom van zelfbeleving, waarin we meestal onopgemerkt pendelen tussen lichaam en geest en tussen geest en lichaam. Kunstenaars en wetenschappers zijn al eeuwenlang gefascineerd en geïnspireerd door dit oneindige continuüm (Klukhuhn, 2013). Tegenwoordig is er - door de technische mogelijkheden voor hersenonderzoek - ontzettend veel te onderzoeken omtrent de interactie tussen lichaam en geest. Heel interessant, maar down to earth zijn er veel mensen die zich zorgen maken over het functioneren van hun lichaam en/of daaraan lijden. Zij ervaren ‘aan den lijve’ hoe geest en lichaam een eenheid zijn - onderscheidbaar, maar niet scheidbaar: ‘Want wij zijn lichamen, wij zijn vóór alles, in de eerste plaats en bijna uitsluitend lichamen, en de toestand van onze lichamen vormt de ware verklaring voor de meeste van onze intellectuele en morele opvattingen’ (Houellebecq, 2005, p. 188).
DR. G. POOL,
klinisch psycholoog, is universitair docent bij de afdeling Gezondheidsweten-
schappen, sectie Health Psychology van de Rijksuniversiteit Groningen/UMC Groningen (eindredactie themanummer). E-mail:
[email protected]. PROF. DR. R. SANDERMAN
is hoogleraar gezondheidspsychologie bij de Rijksuniversiteit Gronin-
gen/UMC Groningen en de Universiteit Twente te Enschede. PROF. DR. K. SCHREURS
is hoogleraar chronische pijn en vermoeidheid bij de vakgroep Psycho-
logie, Gezondheid en Technologie van Universiteit Twente en senior gz-psycholoog bij Roessingh Revalidatiecentrum te Enschede. DRS. L.M. GUALTHÉRIE VAN WEEZEL
is psychiater-psychotherapeut bij het Antoni van Leeuwen-
ziekenhuis/NKI te Amsterdam.
Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 05 www.psychotherapie.bsl.nl
Grieteke Pool, Robbert Sanderman, Karlein Schreurs en Leo Gualthérie van Weezel
296
Grieteke Pool, Robbert Sanderman, Karlein Schreurs en Leo Gualthérie van Weezel
In dit themanummer dat wij als gastredactie samenstelden, staat de vraag centraal: hoe kunnen we anno 2013 hulp bieden aan mensen die worstelen met hun fysieke toestand, hetzij als verstoorde, onrustige of bedreigende lichaamsbeleving, hetzij als subjectieve klachtperceptie, hetzij als objectiveerbare medische aandoening? Lichaamsgerelateerde thematiek is aan de orde bij veel cliënten die, waar zij dan ook terechtkomen, hulp zoeken binnen de gezondheidszorg. Gezien de voornemens de ggz per 2014 in te delen in drie echelons (zie www.ggznederland.nl/bestuurlijk-akkoord-toekomstggz-2013-2014) is deze problematiek niet alleen existentieel relevant, maar ook financieel actueel: de complexiteit van problematiek wordt voortaan uitgedrukt als zorgvraagzwaarte en strikte criteria zullen gelden voor de omvang en het type zorg dat door de zorgverzekeraar vergoed zal worden. Dit themanummer is gewijd aan een vakgebied dat bekend staat als medische psychologie. Het betreft een weliswaar bestaand maar eigenlijk niet duidelijk te definiëren professioneel vakgebied, waarin allerlei thematiek rondom ons ‘fysieke lichaam’ in psychische zin aan de orde kan zijn. De naamgeving is vrij willekeurig; vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw waren er in enkele Nederlandse steden Instituten voor Medische Psychotherapie (IMP’s)1, van waaruit psychotherapie aangeboden werd. De aanduiding ‘medisch’ sloeg indertijd wellicht vooral op het feit dat men een diagnose en indicatie stelde en op grond daarvan een behandeling inzette voor onbepaalde tijd. Dr. A.A. Fischer schrijft (op een onbekend moment): ‘Inmiddels groeide het aantal patiënten dat zich meldde voortdurend. In 1957 meldden zich op het IMP in Utrecht 66 mensen aan. In 1967: 234.’ Deze instituten waren vroege voorlopers van de huidige ggz. Tegenwoordig duidt de term medische psychologie vooral op een afdeling of dienst in categorale, algemene of academische ziekenhuizen, waar doorgaans door de praktijk gespecialiseerde gz-psychologen of klinisch psychologen werkzaam zijn. Deze psychologen hebben deskundigheid ontwikkeld op het grensvlak van psychologie en medische wereld; zij hebben bijvoorbeeld kennis ontwikkeld omtrent het omgaan met het beloop van chronische of ernstige ziekten of rondom het omgaan met (professionals in de) medische zorg, ze hebben nadrukkelijk aandacht voor de relatie tussen lichamelijke klachten/syndromen en eventuele psychische spanningen, ze houden zich bezig met methoden om verschijnselen zoals pijn, moeheid of juist ontspanning te beïnvloeden, ze letten op de eventuele invloed van medicatie op emotie of gedrag, ze nemen eventueel deel aan multidisciplinair overleg, enzovoort. Het deelspecialisme medische psychologie is intussen op middelbare leeftijd: in 1972, ruim veertig jaar geleden, werd de werkgroep Psychologen Al1 Overigens stemt deze aanduiding tot nadenken: een ‘imp’ is in oude verhalen een mythisch wezen, vergelijkbaar met een fee of demon. Imps komen veel voor in folklore en bijgeloof. Ze zijn in de meeste verhalen meer ondeugend dan echt een bedreiging voor mensen, niet noodzakelijkerwijs kwaadaardig; ze worden omschreven als relatief zwakke demonen en zijn vaak afgebeeld als kleine, onaantrekkelijke wezens. Ze houden ervan mensen te misleiden, maar doen dat meestal puur om aandacht te krijgen. In de middeleeuwen werden imps vaak gezien als de spionnen van heksen (Wikipedia, 17 juli 2013).
Inleiding
In dit themanummer komt slechts een bescheiden aantal medisch psychologische onderwerpen aan de orde. Je zou kunnen zeggen: meer niet dan wel. Bij de keuze voor bijdragen hebben we ons laten leiden door de relevantie en toepasbaarheid van onderwerpen voor het veld van wat tot 2013 gold als eerstelijns- en tweedelijnszorg. Op dit moment is het moeilijk in te schatten hoe het veld er uit zal gaan zien wanneer de voorgenomen echelons doorgevoerd zullen worden; we zien er op dit moment weinig heil in om in discussie te gaan over de vraag wanneer bepaalde problematiek vooral huisartsenzorg, dan wel generalistische of specialistische ggz zou betreffen, al doet Wim Wierenga in zijn Forum-bijdrage een poging te onderstrepen dat medisch-psychologische problematiek bij uitstek valt onder specialistische ggz. De bij dit themanummer betrokken auteurs zijn allen practicus en in een aantal gevallen tevens verbonden aan een academisch ziekenhuis of universiteit. Als eerste komt Jan Jaspers aan het woord, sinds vele jaren klinisch psycholoog/medisch psycholoog binnen het UMC Groningen, met een overzichtsarti-
Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 05 www.psychotherapie.bsl.nl
gemene Ziekenhuizen (PAZ) opgericht, als sectie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Vanaf 1987 konden, naast psychologen in algemene ziekenhuizen, ook medisch psychologen uit academische ziekenhuizen of categorale ziekenhuizen lid worden van de PAZ; de naam van de sectie was vanaf dat moment Psychologen Algemene/Academische en Categorale Ziekenhuizen (ook PAZ; zie www.psynip.nl). Naast deze NIP-sectie is er sinds 1995 ook de Landelijke Vereniging Medisch Psychologen (LVMP; zie www.lvmp.nl). Een breed aandachtsgebied dus, de medische psychologie. Tegenwoordig is er in de meeste ziekenhuizen een afdeling of dienst medische psychologie, gericht op zowel volwassenen als kinderen met somatische problematiek. Sinds 2006 is er een tweejarige masteropleiding (Tilburg University en Universiteit van Amsterdam). In wetenschappelijke kring wordt het domein van de medische psychologie aangeduid als behavioural medicine. Volgens de website van de Nederlandse Behavioural Medicine Federatie (NBMF; zie www.nbmf.nl) gaat het om ‘een Engelse term voor een interdisciplinaire benadering die zich bezighoudt met de relatie tussen gedrag, gezondheid en ziekte, zowel op het gebied van onderzoek als op het gebied van behandeling, preventie en revalidatie’, met onderwerpen als: – de invloed van ziekte en medische ingrepen op stemming, gevoel van zelfwaardering en kwaliteit van leven; – de wijze waarop patiënten omgaan met hun lichamelijke klachten en met het moeten ondergaan van medische ingrepen; aan bod komt ook de invloed daarvan op hun welbevinden, het verloop van de ziekte en de naeffecten van medische ingrepen; – de rol van gedragsstijlen bij het optreden en in stand houden van lichamelijke ziekten; – de relatie tussen stress, psychofysiologische reacties en het optreden van lichamelijke symptomen; – de behandeling van functionele klachten en de gedragsmatige interventies in de somatische gezondheidszorg.
297
298
Grieteke Pool, Robbert Sanderman, Karlein Schreurs en Leo Gualthérie van Weezel
kel over de problemen waar mensen met een chronische ziekte zoal mee te kampen kunnen hebben, alsmede mogelijkheden voor gefaseerde psychosociale zorg en psychotherapie hierbij. Dan volgt een bijdrage over de altijd weer intrigerende problematiek die tegenwoordig aangeduid wordt als somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK), geschreven door Iris Keuning en Martina Bühring, beiden als psychiater verbonden aan het Topklinisch Centrum Altrecht Psychosomatiek Eikenboom te Zeist. Daarna belichten we de mogelijkheden van non-verbale therapie bij lichamelijke klachten in een artikel van Claudia Emck, als bewegingswetenschapper en psychomotorisch therapeut verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, over lichaamsbeleving, bewegingsanamnese en psychomotorische werkvormen, toegepast bij een jongere met colitis ulcerosa. De gestage ontwikkeling van psycho-oncologie - psychosociale zorg voor een van de meest levensbedreigende ziekten in Nederland - wordt beschreven in een bijdrage van Grieteke Pool, als klinisch psycholoog/medisch psycholoog en universitair docent verbonden aan UMC Groningen/Rijksuniversiteit Groningen. Tot slot van de algemene artikelen is er een bijdrage over de mogelijke rol en toepassing van ‘levenskunst’ in het omgaan met somatische problematiek, geschreven door Gerben Westerhof, als hoogleraar verbonden aan de Universiteit van Twente. Vervolgens wordt een blik in de praktijk geboden, door de presentatie van twee casussen. De eerste gaat over de behandeling van een man met eetproblematiek en is geschreven door Frank Wiersma, zelfstandig gevestigd psychotherapeut. De tweede casus betreft een kortdurend, existentieel gericht contact met een man die geconfronteerd wordt met de diagnose melanoom, beschreven door Annelies Kwast, als gz-psycholoog/medisch psycholoog verbonden aan het MC Leeuwarden. Als afsluiting is een forumbijdrage opgenomen, waarin Wim Wierenga - verbonden aan de Meander Medisch Centrum te Amersfoort en tevens voorzitter van zowel de LVMP als de NIP-sectie PAZ - de huidige boekhoudkunde in zorgverleningsland op de korrel neemt, alsmede de toevallige positie van medische psychologie hierin. Met nog enkele relevante boekrecensies door Michel Reinders (behavioural medicine), Karlein Schreurs (chronische vermoeidheid) en Sako Visser (hypochondrie) als toegift hopen we u een prikkelende blik te bieden op wat men wel medische psychologie noemt: een bijzonder en rijk vakgebied, waar we in aanraking zijn met de samenhang tussen lichaam, geest en onze ‘grond’. The earth is not a wound But a body - can one travel between a wound and a body? Can one reside? (...) Something separates me from me How do I show myself to my body? Adonis, Selected poems (2010)
Inleiding
299
Literatuur Adonis (2010). Selected poems. New Haven/London: Yale University Press. Fischer, A.A. (jaartal onbekend). De ontwikkeling van de psychotherapie in de instituten voor psychotherapie. Internet: www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl. Houellebecq, M. (2005). Mogelijkheid van een eiland. Amsterdam: De Arbeiderspers. Klukhuhn, A. (2013). De algehele geschiedenis van het denken - of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst. Amsterdam: Bert Bakker. Ladan, A. (1997). Ons vege lijf. Amsterdam: Boom.
Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 05 www.psychotherapie.bsl.nl