God? Geen God? Een verslag Vier avonden lang hebben acht VGST’ers zich verdiept in de vraag over het bestaan van God, oftewel, de redenen om te geloven wat wij, christenen, geloven. Dit artikel is een gesprek met deze groep. Waarom heeft u gekozen voor deze themagroep? De eerste die antwoordt is amice Lassche: “Ik wil meer zekerheid in het geloof. Het lijkt wel heel logisch, maar is het dat ook?” Een ander antwoord: “Je komt uit je veilige gereformeerde wereldje op de universiteit, waar ook heel veel niet-christenen studeren. Er komen allerlei vragen bij me op en ik wist ook wel dat er wel vragen zouden komen van andere studenten,” aldus amice Post. Amice Lassche: “Ik wil ook serieus voor mijn eigen geloof kiezen en vind het daarom goed om er goed over na te denken”. Amica Den Otter en amice Kamphuis dragen bij: “Het leek ons ook wel interessant om het eens van de andere kant te bekijken: wat zijn nu redenen van atheïsten om niet te geloven?” Er ontstaat gelijk een discussie over de vragen die je kunt krijgen van niet-christenen. Moet je ook naar de kerk als je gelooft? Amica Den Otter vindt van wel, maar krijgt onmiddellijk tegenreactie van sommige van haar jaargroepsmaatjes. Amice Lassche vindt dat een typische Nederlandse manier om te geloven en amice Post hekelt de massale kerken waar je een beetje anoniem in de kerk neerploft. Amice Boersma werpt ertussen dat je je wel meer in God moet verdiepen als je gelooft en dat je daar een kerk voor nodig hebt, maar dat er daarnaast wel meer is dan alleen meer leren over God: er is ook zoiets als een groep vormen, een eenheid zijn als christelijke gemeente; je wilt als je gelooft ook God loven en bij een gemeente horen. De interviewer merkt op dat we afdwalen en een andere discussie voeren. Daartoe een volgende vraag: “Hoe heeft u de themagroep vorm gegeven?” Amice Van Dijk noemt onmiddellijk het boek “The God Delusion” van Richard Dawkins. Het boek is een verzameling argumentatie van een atheïst en is bij veel fundamentelere atheïsten geliefd. Amice Boersma vindt dat Dawkins wel te fundamentalistisch is om een goede afspiegeling te zijn van de gemiddelde atheïst {voetnoot: zie ook het artikel in KVGST3}. Amice Van Dijk: “We hebben wel veel onderlinge discussie gehad over de stijl van Dawkins: volgens sommigen is hij ongenuanceerd sarcastisch en pakt hij alleen maar de uitersten eruit; in feite maakt hij zich schuldig aan dat waar hij anderen van beschuldigt: een eenzijdige belichting. Aan de andere kant is er, als je door zijn overdrijvingen en sarcasme heen prikt, veel te zeggen voor de onderliggende argumentatie; hij is meer bezig met het verdedigen tegen merkwaardige redeneringen van sommige christenen en allerlei zogenaamde Godsbewijzen, taalspelletjes en drogredeneringen.” Amica Roth vindt dat hij wel heel veel rake dingen zegt, die je niet zomaar kunt weerleggen en eigenlijk ook wel waar zijn soms. Hij dwingt je tot een antwoord en daarom is het wel een goed prikkelend boek. “Door het eenzijdige schrijven wordt je wel heel erg beïnvloed. Hij heeft een punt als hij zegt dat het indoctrinatie is; er is wat voor te zeggen. Het raakt me,” aldus amice Lassche en amice Boersma vult aan: “Als je dat leest, dan wíl je het gewoon ook weerleggen.” Geloof is niet vanzelfsprekend, hier is de groep het wel over eens. Een van de centrale vragen is dan ook: Is geloof nog wel geloof als je het kunt bewijzen? Amice Boersma zegt dat de mogelijkheid om te bewijzen ook maar bestaat bij de gratie van menselijke logica. Een en ander hangt ook af van wat je bewijs noemt: volgens veel mensen is bewijs pas bewijs als het aan bepaalde wetenschappelijke eisen voldoet, maar je kunt voor jezelf ook al voldoende bewijs hebben als je een keer iets hebt meegemaakt, wat je zeker weet maar niet met een experiment kunt herhalen.
We gaan verder met het boek van Dawkins. Wat zegt hij nu helemaal? Dawkins gaat bijvoorbeeld in tegen het argument dat God de ultieme oorzaak is of de uiteindelijke bouwer met vragen als “Waarom is God het einde van de oorzaak-gevolg keten? Wie heeft God dan gemaakt?” Amice Lassche werpt tegen: “God ís toch de Maker? Waarom zou Hij zelf gemaakt moeten zijn?” We dwalen weer af met een discussie over oneindigheid: kan je oneindig lang doorgaan? Intuïtief voelen we aan dat er wel een einde aan moet komen; er moet toch wel een ultieme oorzaak zijn? Ook bij Dawkins moet er uiteindelijk wel een begin zijn. Wanneer begon de tijd bijvoorbeeld? Het is niet voor te stellen dat de tijd ooit niet bestond en dus ooit begonnen is, maar ook niet dat de tijd tot in het oneindige doorgaat en nooit begonnen is. Het is daarom niet vreemd om te concluderen dat er dingen zijn die we niet kunnen begrijpen. De groep merkt op dat ze de eerste avond Dawkins eigenlijk helemaal niet behandeld hebben. Wat is er dan wel gebeurd? Amica Roth legt uit dat ze besloten hadden om de eerste avond eerst eens stil te staan bij wat onze eigen redenen zijn om te geloven en wat we moeilijk vinden. Dit blijkt een gevarieerde lijst op te leveren, zoals de schoonheid van de natuur, het gevoel dat er iets moet zijn, verhalen die mensen gehoord hebben van anderen over bijzondere gebeurtenissen, de ervaring dat God je roept, etcetera. Wat opvalt is dat er twee soorten redenen zijn: redenen om te beginnen met geloof en redenen om te blijven geloven. De tweede en derde avond heeft de groep nagedacht over de argumenten van Dawkins. Vooral de eerste hoofdstukken van het boek zijn behandeld. In het eerste hoofdstuk legt hij één van de redenen uit waarom hij het boek schrijft: religie wordt bevooroordeeld en van allerlei bekende mensen (zoals Einstein) worden aangedragen als christenen, als mogelijke onderbouwing van de redelijkheid van het christendom. Dawkins ergert zich daaraan en gebruikt voorbeelden van voortrekkerij in Amerika om zijn standpunt toe te lichten. Ook legt Dawkins uit dat hij zich vooral richt tegen “de God van het Oude Testament”, maar omdat hij het te makkelijk vindt om zo'n “belachelijke” God aan te vallen, gaat hij in hoofdstuk 2 in op de “hypothese dat er een God bestaat”. Hij haalt enkele anecdotes aan zoals het grote gebedsexperiment, waaruit had moeten blijken dat gebedsverhoring wetenschappelijk toetsbaar is. Ook introduceert hij een schaal in hoeverre iemand gelooft, van “strong theist” naar “strong atheist” met in het midden verschillende soorten agnostici, zoals agnosten die nog niet weten of God bestaat en agnosten die overtuigd zijn dat ze het nooit zullen weten. Ook gaat hij in dat hoofdstuk in op de gedachte dat religie en wetenschap simpelweg over twee compleet verschillende dingen gaan en dus per definitie weinig over elkaar te zeggen hebben: wetenschap gaat over feiten en empirische theorieën, religie over morele waarden en de uiteindelijke zin. In hoofdstuk 3 gaat Dawkins gestructureerder bezig met de verschillende bewijzen die vaak vóór het bestaan van God worden aangedragen: –
de 'bewijzen' van Thomas van Aquino;
–
ontologische a priori argumenten in het algemeen, a priori omdat het bestaan van God ook zonder kennis van de wereld bewezen zou kunnen worden, ontologisch omdat het wezen van God betreft, zoals dat een volmaakt wezen alleen volmaakt is als het bestaat en dus bestaat God;
–
het argument van de schoonheid: schoonheid is niet rationeel te verklaren, daarin herken je de hand van God;
–
het argument van persoonlijke ervaringen, die door Dawkins erg kort-door-de-bocht allemaal als hallucinaties worden wegverklaard;
–
het argument vanuit de bijbel: Jezus was of gek of kwaadaardig, of had gelijk en bewees dit met de opstanding uit de dood/de betrouwbaarheid van de bijbel;
–
het argument van bekende christelijke wetenschappers;
–
de weddenschap van Pascal: omdat er zekere (kleine?) kans is dat God bestaat, kun je maar beter geloven omdat je anders oneindige ellende krijgt;
–
kansrekening: de kans dat God bestaat is groter dan dat Hij niet bestaat.
Uiteindelijk concludeert Dawkins dat het weliswaar technisch onmogelijk is om te bewijzen dat God niet bestaat, maar dat hij ook niet overtuigt is van de bewijzen vóór Gods bestaan. Hoofdstuk 4 bevat de kern van zijn betoog en gaat ongeveer als volgt: –
mensen geloven in God omdat het geloof in een ontwerper het meest voor de hand ligt om een complexe wereld te begrijpen;
–
het geloof in een ontwerper roept echter de vraag op wie die ontwerper dan ontworpen heeft; in plaats van de noodzaak van iets dat nog ingewikkelder is (een hoger wezen) is het beter om een mechanisme te vinden dat de ogenschijnlijk onwaarschijnlijk complexe wereld kan voortbrengen;
–
dit mechanisme is ontdekt door Darwin: natuurlijke selectie zorgt voor een opeenstapeling van waarschijnlijke stappen om op iets te komen dat in één stap heel onwaarschijnlijk zou zijn, deze stappen zouden zelfs tot een omweg kunnen leiden waardoor ook niet-reduceerbaar complexe systemen kunnen ontstaan;
Tot zover een korte samenvatting van het gelezen materiaal en we gaan verder met het gesprek. “We zijn op de tweede avond wel goed erbij stilgezet dat we niet passief Dawkins moeten lezen, maar op zoek moeten naar tegenwicht,” zegt amice Post en amice Kamphuis legt uit dat er is gezocht naar geschikte tegenboeken en dat de TheGroCo er ook wel een paar had aangedragen: “Amice Boersma heeft bijvoorbeeld gelezen uit Dawkins Delusion van Alister McGrath en amice Van Dijk las van John Cornwell het boek Darwin’s Angel, wat hem aangeraden was door amice Hildering.” Amice Boersma kwam ook vlak voor de vierde avond met een preek die dominee Dam toevallig een zondag ervoor hield over dit onderwerp. Toevallig? Hielpen de andere boeken ook? Volgens amica Den Otter wel en de rest van de groep is het daar mee eens. “Het hielp dat McGrath op een vriendelijker toon spreekt dan Dawkins. Hij komt in elk geval verstandiger over,” aldus amice Ophoff. “Wat is nou het mooie van dit boek,” vraagt amice Boersma zich af. “McGrath kaatst terug op een wetenschappelijke manier en weerlegt heel veel argumenten van Dawkins. Dit helpt om zijn eenzijdigheid te relativeren.” Amice Van Dijk zegt: “In feite vullen ze elkaar aan: Dawkins reageert op argumenten van bepaalde christenen, McGrath reageert op argumenten van bepaalde atheïsten en ze hebben allebei op bepaalde punten gelijk.” Hier is lang niet iedereen het mee eens: “McGrath weerlegt met de bijbel in de hand de vreemde redeneringen van Dawkins over wie Jezus was,” werpt amice Boersma tegen. Hier is wel iedereen het mee eens: erg veel bijbelkennis heeft Dawkins niet, hij past wel heel vaak redeneringen toe die toevallig net in zijn straatje passen en is daardoor niet erg objectief. Ook Cornwell wordt genoemd, die Kurt Gödel aandroeg met zijn bewijs dat niet alles bewezen kan worden, omdat er altijd een cirkelredenering ontstaat: je móet aannames doen. Cornwell noemt ook het boek De Gebroeders Karamazov van
Dostojevski en weet daarmee heel treffend het probleem van het kwaad erbij te betrekken. De ene broer gelooft niet in het bestaan van God, omdat kinderen veel leed wordt aangedaan en een goede God dat niet zou kunnen toestaan. De andere broer houdt zich echter helemaal niet bezig met dat soort redeneringen. Hij zet zich in voor het goede en laat door zijn levenswijze zien dat hij vanuit de hoop leeft dat er meer is dan alleen het kwaad. De groep heeft ook nog aan andere mensen gevraagd wat eigenlijk hun redenen zijn om te geloven. “We kunnen het wel bij boekenwijsheid houden, maar het leek ons een goed idee om ook aan mensen die niet van inkt en papier zijn te vragen wat hun beweegt,” aldus amice Van Dijk. Het viel echter een beetje tegen, veel mensen waren een beetje verbaasd van de vraag en hadden niet direct een antwoord klaar. Een aantal reacties was dat mensen het in de schepping zien - een veelgehoorde reden - en dat ze het gewoon geloven en ervaren dat het klopt. Het is ook gaaf om te weten dat er Iemand is die geeft om de wereld en persoonlijk voor je zorgt. Waar staat u nu? Amice Boersma begint: “Zoals ik het de eerste avond had geformuleerd waarom ik geloof, zou ik het nu niet meer doen. Er is wel een zin die ik niet meer verander: over het algemeen verruïneren mensen de zaak en hoop ik dat God, die volmaakt goed is, geen greintje oude mens over laat bij de nieuwe schepping.” Amica Den Otter is eigenlijk vooral tot de conclusie gekomen dat geloof inderdaad niet te bewijzen is en voelt zich erdoor gesterkt dat ze niet door Dawkins er vanaf geholpen is. Amice Ophoff: “Ik vertrouw Dawkins niet en daarom geloof ik in God. Maar alle gekheid op een stokje: eigenlijk sta ik op dezelfde plek als in het begin. Ik heb geen nieuwe argumenten voor het geloof, maar ik kan wel makkelijker reageren op atheïsten. Je staat er meer bij stil hoe atheïsten eigenlijk denken en dat het toch wel goed is om te geloven.” Amice Lassche voelt zich wel verdiept: “Het is gewoon echt niet te bewijzen. Het geloof is eerder een verandering in je leven. Als je er wat voor doet, verander je. Je gaat leven uit liefde, dan heb je ook geen bewijs nodig.” Amice Ophoff vult dit aan: “Als je er mee bezig bent versterkt het je geloof, maar als je weinig met het geloof bezig bent dan raak je van God weg.” “Dan klopt het ook wel wat Jezus zegt, je hoeft alleen maar te geloven,” zegt amice Post. Amice Van Dijk zegt echter: “In de bijbel gaat het ook nooit over de vraag of God bestaat, maar of Jezus gelijk heeft en echt de zoon van God is.” Toch is niet iedereen het helemaal eens over de gedachte dat geloof niet te bewijzen is. Amice Van Dijk vindt het een zwaktebod om te zeggen dat geloof nu eenmaal geloof is en geen gronden nodig heeft: “Er zijn toch getuigenissen van wonderen, dingen die niet verklaarbaar zijn en wel naar God wijzen? Genezingen, geestelijke strijd met occulte dingen. Misschien niet van wetenschappelijke toetsbare kwaliteit, maar wel iets aanwijsbaars in de realiteit, iets dat meer is dan een vaag gevoel.” Wat zijn dan nu uw redenen om te geloven? Amice Boersma begint met de hoop, die het geloof hem geeft. Amice Lassche vult aan dat het leven zin en doel krijgt. Het leven stopt niet na dit korte bestaan maar wordt juist mooier en beter dan dat het nu is. Amice Ophoff noemt de normen en waarden van het christelijk geloof. Amice Lassche: “De bijbel is waar, intrinsiek betrouwbaar”. Amice Post: “De natuur blijft een indrukwekkend verschijnsel, moet geschapen zijn. Vooral bomen zijn erg mooi.” Amica Roth: “Het is prachtig om te weten dat er iemand is die voor je zorgt, die je kent en je begrijpt.” “God die mens geworden is, is een teken dat de mens blijkbaar zo geschapen is dat God zich er ooit heeft mee kunnen identificeren,” vult Boersma aan, waar amice Van Dijk aan toevoegt: “Er gebeuren genoeg dingen waar God een betere verklaring voor is dan een wetenschappelijke theorie, bovendien: het atheïsme heeft niet zoveel te bieden.” En, was de themagroep een succes? Enigszins unaniem wordt gezegd dat dit wel een succes was, omdat iedereen wel versterkt is in het christelijk geloof, omdat de keuze voor God werd beproefd, om
vervolgens bevestigd te worden. Het heeft geholpen om wat dingen op een rijtje te zetten en geprikkeld te worden in het denken.