Gifkikkers
“Ja, ik besta echt!”
1
Gifkikkers Een introductie tot de giftigste juweeltjes van moeder natuur…
Dit rapport is in opdracht van de Christelijke Agrarische Hogeschool te Dronten opgesteld
Barneveld, april 2007
M.Bijtenhoorn P.H.J. Feldkamp A.C. Jongerden
2
Voorwoord Dit verslag is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Herpetologisch Centrum Holland. Graag willen wij de volgende personen en organisaties bedanken voor hun bereidheid om mee te werken aan dit verslag: Dhr. M. Nuijen Mevr. S. van Wijk Herpetologisch Centrum Holland Gifkikkerportaal Nederland
3
Inhoudsopgave Inleiding................................................................................................................................. 6 1. Algemeen .......................................................................................................................... 7 1.1 Levensfasen ................................................................................................................ 7 1.2 Verspreidingsgebied en leefomgeving ......................................................................... 8 1.3 Anatomie, fysiologie en morfologie............................................................................... 9 1.3.1 Zintuigen ............................................................................................................... 9 1.3.2 Skelet .................................................................................................................... 9 1.3.3 Cardiovasculaire stelsel........................................................................................10 1.3.4 Ademhalingsstelsel...............................................................................................10 1.3.5 Spijsverteringsstelsel............................................................................................12 1.4 Gedrag........................................................................................................................13 1.4.1 Hanteren ..............................................................................................................13 1.5 Huidgif ............................................................................................................................14 2 Verzorging.........................................................................................................................15 2.1 Huisvesting .................................................................................................................15 2.1.1 Terraria.................................................................................................................16 2.1.2 Inrichting...............................................................................................................17 2.2 Kweken.......................................................................................................................18 2.3 Voeding ......................................................................................................................19 2.3.1 Voedingsbehoefte.................................................................................................19 2.3.2 Voedingssoorten...................................................................................................20 2.3.3 Supplementen en dergelijke .................................................................................20 2.4 Gezondheid en ziekte .................................................................................................21 2.4.1 Aandoeningen ......................................................................................................21 2.4.2 Infectieziektes.......................................................................................................22 2.4.3 Parasieten ............................................................................................................22 3. Soorten.............................................................................................................................23 4
3.1 Dendrobates immitator................................................................................................23 3.2 Dendrobates tinctorius ................................................................................................23 3.3 Colostethus talamancae..............................................................................................23 4. Wetgeving ........................................................................................................................24 5. Slotbeschouwing ..............................................................................................................25 Literatuurlijst.........................................................................................................................26
5
Inleiding Dit verslag heeft als doel bij de lezer een compleet beeld te vormen van de verzorging van gifkikkers met een accent op de voeding. Alle informatie is samengesteld uit aanwezige kennis bij hobbyisten en diverse lectuurbronnen. Om een concreet beeld te vormen wordt eerst de biologie van de gifkikker besproken. De verzorging in gevangenschap komt hierna aan bod en omvat praktische informatie hoe de drie soorten kikkers zijn te houden, inclusief een hoofdstuk over voeding. De meest gehouden soorten en de daarbij behorende wetgeving maken dit verslag compleet.
6
1. Algemeen De gifkikker is zowel befaamd als bevreesd. De zeer fraaie kleuren en aftekeningen van deze dieren maken het tot een van de meest gehouden amfibiesoorten in gevangenschap maar deze kleuren maken direct kenbaar dat deze dieren iets zeer gevaarlijks in huis hebben, namelijk een gifsoort wat tot een van de sterkste uit de natuur behoort. Ze kennen daarom geen natuurlijke vijanden. Alleen zijn de kleuren en daarbij behorende eigenschappen niet onopgemerkt gebleven door mensen die de omgeving met de kikkers deelden: de Zuid-Amerikaanse indianen. Zij tapten het zeer sterke huidgif af en gebruikten het bij de jacht. De gifkikker is een fascinerend diertje waarvan de grootste exemplaren nauwelijks groter zijn dan 6 centimeter.
1.1 Levensfasen Ei - Enkele uren na de bevruchting wordt de kern van het eitje gesnoerd en vormen er 2 halve kogelvormige cellen. Bij beekbewoners stijgen de eieren, als gevolg van zuurstofvorming door aan de celwand vastgehechte algen, naar boven. Embryo – deze kogelvormige cellen splitsen zich steeds verder en beginnen na een paar dagen de vorm van een embryo aan te nemen. Kikkervisjes – deze embryo’s/kikkervisjes verbruiken de complete dooier voordat ze door de ouderdieren naar het water worden gedragen. In het water ontwikkelen de kikkervisjes zich verder. Ze ademen de eerste periode in het water door uitwendige kieuwen en maken een sterke groei door. Na 2 weken in het water begint de metamorfose. Ontwikkeling van de poten, longen en het spijsverteringsstelsel maken hier deel van uit. Kikkers – De volledig ontwikkelde kikkers verlaten het water met staart. Wanneer de metamorfose bijna is voltooid stopt de kikker tijdelijk met eten om zo zijn staart letterlijk weg te teren. Gifkikkers kunnen wel 15 tot 25 jaar oud worden. Op figuur 1 t/m 6 zijn de diverse levensstadia van een kikvorsachtige te zien, waartoe de gifkikker behoort. Figuur 1
Figuur 2
Figuur 3
Figuur 4
7
Figuur 5
Figuur 6
1.2 Verspreidingsgebied en leefomgeving Gifkikkers komen in de vochtige en tropische wouden van Midden- en Zuid-Amerika voor. Ze genieten hier van een hoge luchtvochtigheid en beschutting omdat ze in open gebieden gemakkelijk ten prooi kunnen vallen aan bijvoorbeeld vogels.
Gifkikkers kunnen worden onderverdeeld in 3 categorieën, namelijk:
- Bodembewoners - Boombewoners - Beekbewoners
Bodembewoners zijn de kikkers die hun toevlucht zoeken tussen de bladeren en lage begroeiing van het woud. Ze maken gebruik van neerdwarrelende douwdruppels en eten de insecten die onder deze “bladerdekens” leven. Boombewoners zijn zoals de naam al doet vermoeden, klimmers. Ze maken gebruik van alle klimgelegenheden en leven voornamelijk “op hoogte”. Beekbewoners leven voornamelijk rond het water. Wanneer er gevaar dreigt springen deze kikkers dan ook in het water. Ook verlangen ze stromend water om de voorplanting te realiseren.
8
1.3 Anatomie, fysiologie en morfologie De naam Dendrobates is afgeleidt uit het Grieks waar bates staat voor loper of klimmer. Kikkers hebben sterk ontwikkelde achterpoten waarmee sommige soorten uitzonderlijk grote sprongen kunnen maken. Deze sprongen worden alleen gemaakt in uitzonderlijke situaties (gevaar, bewaken van territorium). Gifkikkers bewegen zich normaliter in een hoppende beweging voort. De huid van de kikker is het meest belangrijke orgaan. De huid wordt constant door slijmklieren nat gehouden om de huidademhaling mogelijk te maken. De huid bestaat uit 2 lagen namelijk; het corium en de epidermis. In het corium bevinden zich de slijm- en gifklieren. Kikkers groeien naar maten ze eten uit hun huid en vervellen daarom regelmatig.
1.3.1 Zintuigen Zicht. Gifkikkers hebben een prima zicht in vergelijking tot andere amfibieën, ze zien uitsluitend vlekken net als bijvoorbeeld het zicht van een kat in het donker. Gehoor. Net als andere amfibieën hebben gifkikkers een slecht gehoor, de onderontwikkelde oren bevinden zich op de rug en bestaan uit een vlies waarmee uitsluitend trillingen worden waargenomen. Deze trillingen worden overigens beter waargenomen door de grond via de tenen en vingers. Reuk. De reuk is niet zeer goed ontwikkeld en dient alleen voor identificatie van voedsel.
1.3.2 Skelet Om de impact van de sprongen goed te kunnen verdragen hebben de kikkers een kleine maar sterke wervelkolom. Deze is flexibel en stelt de kikkers in staat om de zeer belastende sprongen te maken. Dit komt deels doordat de schouder en bekkengordel zijn goed ontwikkeld, de ledematen zijn niet direct verbonden met de wervelkolom. Een bijzonderheid aan het skelet zijn de bekken. Die zitten opvallend ver naar de achterzijde zodat een gifkikker tijdens zijn sprong gebruik kan maken van een hefboomconstructie. Door deze constructie komen er zeer veel krachten vrij en deze verre plaatsing kan deze krachten optimaal verdragen. Tijdens een sprong sluit een kikker zijn ogen om een eventuele prolaps te voorkomen. 1
De wervelkolom bestaat uit 9 wervels plus het stuitbeentje. Deze wervelkolom is bij padden bijvoorbeeld stijver en dat is ook onder andere de oorzaak waarom padden over het algemeen trager bewegen en geen tot nauwelijks sprongen maken. De schedel van gifkikkers is plat en bestaat uit een klein aantal botplaten. Ledematen van een kikker zijn exact hetzelfde als die bij een mens op 3 verschillen na. De ellepijp en het spaakbeen zijn vergroeid, evenals het scheen- en kuitbeen en heeft een gifkikker per hand 1 vinger minder. Een geslachtsgebonden kenmerk is dat bij mannelijke kikkers het opperarmbeen een botrand bevat waar zich ten opzichte van vrouwtjes meer spieren aanhechten. Deze spieren gebruikt het mannetje voor het omklemmen van het vrouwtje tijdens de paring.
1
Amfibiengids van Europa, Andreas Nöllert & Christel Nöllert, Tirion, 1992, Baarn
9
1.3.3 Cardiovasculaire stelsel Bijzonder is het feit dat kikkers een hart hebben met 2 boezems en 1 kamer, zoals te zien in figuur. Hierdoor wordt zuurstofrijk bloed altijd gedeeltelijk vermengd met zuurstofarm bloed. Daarom is de bloedsomloop niet efficiënt. Dusdanig niet efficiënt dat het lichaam niet constant van energie kan worden voorzien die nodig is voor een constante temperatuur. Dit is deels de oorzaak waarom kikkers en amfibieën in het algemeen afhankelijk zijn van hun omgevingstemperatuur. Figuur 7: Hart van een kikker.
1.3.4 Ademhalingsstelsel Kikkervisjes hebben uitwendige kieuwen en halen hierdoor en door hun huid adem. Wanneer de kikker in zijn volwassen stadium verkeerd zijn er tijdens de metamorfose longen gecreëerd en ontrekt de kikker hoofdzakelijk daarmee zijn zuurstof uit de lucht. Deze longen zijn net als het hart, onderontwikkeld. Ze zijn zakvormig en hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld zoogdieren, geen oppervlakte vergrotende plooien. Er wordt geschat dat gifkikkers, afhankelijk van de categorie, tussen de 50 en 80% door de longen ademhalen. Het bijzondere aan het respiratoire stelsel is dat wanneer de lucht wordt ingeademd kikkers “verbinding maken” met de longen en zelfs kunnen kiezen of ze de zuurstof via de mondholte of longen zullen opnemen. Het totale ademhalingsstelsel is in het onderstaande figuur weergegeven. De huidademhaling wordt bewerkstelligd door zogenoemde capillairschalen die zich in de lichaamsholtes van de huid bevinden. Vooral beekbewoners maken meer gebruik van de huidademhaling ten opzichte van land- en boombewoners.
10
Figuur 8: Keel- en longademhaling bij kikkers2 1. Larynx opent zich en lucht ontsnapt uit de longen
2. Longademhaling vanuit de kwaakblaas naar de longen
3. Kwaakblaas gaat open
4. Kwaakblaas trekt zich samen en lucht stroom weer de longen in
5. Larynx sluit zich en keelholte vult zich weer met verse lucht
6. De lucht is opgenomen en ontsnapt weer uit de keelholte door spiersamentrekking
7. Spieren ontspannen zich en keelholte vult zich weer met verse lucht
8. Spieren spannen zich weer aan. De lucht is opgenomen en ontsnapt weer uit de keelholte door spiersamentrekking
9. Keelholte vult zich weer met verse lucht
2
University of Southern Maine, respiratoir scheme in frogs, z.p., z.j.
11
1.3.5 Spijsverteringsstelsel Zoals te zien in figuur 9 zijn vrijwel alle organen aanwezig die ook in het menselijke lichaam zijn te vinden. Voor de beschrijving wordt het spijsverteringsstelsel van de Rana(echte kikkers) familie genomen die identiek is aan die van de Dendrobaten(gifkikkers). Figuur 9: Spijsverteringsstelsel van kikkers3 a. Dikke darm b. Dunne darm 1. Longen 2. Hart 3. Lever 4. Galblaas 5. Maag 6. Duodenum 7. Testikels 8. Alvleesklier 9. Blaas
Een kikker is 100% carnivoor en daar is zijn spijsverteringsstelsel volledig op afgestemd. Eigenschappen, zoals maagsappen met een lage pH-waarde en een relatief korte dunne darm zijn bij gifkikkers van toepassing. Het stelsel begint natuurlijk bij de bek. Kikkers hebben tanden in de bovenen onderkaak. Deze tanden worden maxillary tanden genoemd, zijn vergroeid met de kaken en gebruikt de kikker om zijn eten mee te kauwen. De maxillary tanden zijn broos en gebruikt de kikker daarom niet om zijn prooi mee te vangen en vast te houden. De kikker vermaalt er alleen zijn voedsel voordat het wordt doorgeslikt, er vindt geen vertering plaats in de bek. In plaats van tanden gebruikt de kikker zijn plakkerige tong om voedsel mee te vangen. De tong kan zeer precies op het voedsel worden afgevuurd dankzij sterk ontwikkelde spieren. Via de slokdarm komt het voedsel in de maag terecht, waar het door maagzuren wordt afgebroken en vervolgens in de dunne darm terecht komt. In de dunne darm vindt de meeste vertering plaats, hier worden bijvoorbeeld alle nutriënten opgenomen. Kikkers maken verteringssappen in de alvleesklier aan en gal in de lever welke mee helpen met de vertering. Het voedsel komt vervolgens in de dikke darm terecht waar vocht aan het voedsel wordt onttrokken. Vocht wordt afgevoerd naar de blaas en feces komen in de cloaca terecht. Alle ontlasting wordt via de cloaca uitgescheden. De duur van de vertering is sterk afhankelijk van de temperatuur en periode. Is het een voedselarme periode dan zal de kikker zijn verteringstraject verlengen, wat gepaard gaat met minder activiteit, om langduriger over energie te kunnen beschikken. Bijzonderheden: wanneer een kikker een verkeerde prooi heeft ingeslikt (bijvoorbeeld een wesp of mier) dan zal de kikker als het ware zijn slokdarm en maag binnenstebuiten keren en de inhoud van zijn maag vervolgens afvegen.
3
About.com, biology, z.p., z.j.
12
1.4 Gedrag Wanneer een gifkikker de leeftijd van 4 maanden heeft bereikt beginnen de mannetjes zich op een typische manier op te richten en te roepen. Deze roep ontwikkeld zich binnen een aantal weken tot een volwaardige roep en kan wel 90 decibel sterk zijn. Territorium gedrag. Wanneer een soortgenoot het territorium van de kikker betreedt begint de kikker met kwaken en hupt op de indringer af en, wanneer deze geen kik geeft, wordt besprongen en vastgeklemd. Gaat het om territoriumbezit dan gaan de kikkers een heus gevecht aan waarbij met elkaar wordt ‘gebokst’. Het verliezende mannetje komt er vrijwel altijd levend uit. Feit is dat gifkikkers geen andere soorten vrezen en er altijd uitgekeken moet worden met het houden van meerdere soorten in het terrarium. Paringsgedrag. Het paringsgedrag is zeer verschillend per kikkersoort maar ziet er globaal gezien als volgt uit. Wanneer een mannetje een vrouwtje in zijn gezichtsveld ziet, richt hij zijn lichaam op, balts en kwaakt hij naar haar om de aandacht op hem te vestigen. Als het vrouwtje geïnteresseerd is benaderd ze het mannetje rustig. Het mannetje zal dan op haar af huppen en zeer soortspecifiek paringsgedrag vertonen. Een aantal voorbeelden: de man maakt rondjes om het vrouwtje heen of het vrouwtje aait de rug van het mannetje. Na een succesvol ritueel leidt de man het vrouwtje naar een paringsplaats waar hij het vrouwtje bij de keel zal grijpen om de eiafzet te stimuleren en ze vervolgens meteen te bevruchten.
1.4.1 Hanteren Bij het houden van kikkers en amfibieën in het algemeen hoort een hands-off beleid. Het hanteren van amfibieën dient niet tot zo min mogelijk te gebeuren omdat bij het hanteren een vitaal orgaan van het lichaam, namelijk de huid, wordt omklemd en vaak geschaad. Daarom is het cruciaal om kikkers, indien er gehanteerd moet worden, met een natte hand of met hulpmiddelen te hanteren. Uit studie is gebleken dat kikkers vrijwel geen fysieke veranderingen kennen voor, tijdens of na het hanteren. De 4
hartslag gaat nauwelijks omhoog in tegenstelling tot bijvoorbeeld hagedissen. Gifkikkers tonen vluchtgedrag, in de vorm van rondhuppen en springen, tijdens een benadering. Dit is logisch te verklaren omdat een hand een groot object is en als vijand wordt gezien. Om de kikkers goed te fixeren wordt vaak de kikker met de vlakke hand benaderd, de hand over de kikker gelegd en samengeknepen. De kikker bevindt zich dan in de handpalm en kan gemakkelijk tussen de duim er wijsvinger worden losgelaten. Dit is te zien in op figuur 10 t/m 14 met een souvenir kikker. Figuur 10
4
Figuur 11
Figuur 12
Figuur 13
Heart rate response to gentle handling of frog and lizard, Elsevier, A. en M. Cabanac, Toronto, 2000.
13
Figuur 14
1.5 Huidgif In vergelijking tot andere dierlijke toxines heeft het gifkikker gif de hoogste giftigheidgraad. Het belangrijkste gif, want de gifkikker bezit 4 huidvergiffen, is Batrachotoxine. Dit wordt weergegeven in LD50-waarde. Deze waarde ligt voor gifkikkers op 2, daar waar het bijvoorbeeld voor cobra’s
(Naja sp.) op 75 is vastgesteld. Hoe lager bij de nulwaarde des te giftiger. Andere vergiffen die de gifkikker bezit vallen allemaal onder de alkaloïden. Deze vergiffen zijn (onder)soortspecifiek en worden niet in het lichaam aangemaakt. Batrachotoxine wordt wel door het lichaam gevormd. De exacte vorming van het gif is tot op heden nog niet vastgesteld maar alles wijst er naar uit dat gifkikkers uit hun dieet het giftige concentraat kunnen vormen.
14
2 Verzorging Amfibieën vergen over het algemeen niet veel verzorging en zijn daarmee niet onderhoudsintensief. Het dier, in dit geval een gifkikker, verlangt geen assistentie met betrekking tot lichamelijke verzorging. Het komt een enkele keer voor dat een kikker niet goed door zijn vervelling heen zal komen en daarmee geholpen dient te worden. De vervelling kan dan het beste voorzichtig met een pincet van de kikker af gepeld worden. De regelmatige verzorging die kikker nodig heeft is gericht op de omgeving. Dagelijks dient het verblijf van de kikker bevochtigd te worden. Dit kan door middel van handmatige of automatische besproeiing. Ook is vernevelen een goede optie voor een constante bevochtiging. Door het verblijf te bevochtigen wordt de biotoop van de kikker optimaal gesimuleerd en blijft een vitaal orgaan van de kikker, zijn huid, vochtig en kan de kikker zijn huidademhaling realiseren. Omdat kikkers zich regelmatig in en om het watergedeelte in het verblijf bevinden is het ook een vereiste het watergedeelte schoon te maken omdat zich hier afval en ontlasting in ophoopt. Het substraat mag redelijk verontreinigen, mits het substraat regelmatig in gedeeltes of geheel wordt vervangen. Het substraat mag schimmelen en er mogen micro-organismes ophopen, hier komt de kikker in het wild namelijk ook mee in aanraking.
2.1 Huisvesting Voor het houden van kikkers is de plaatsing van het verblijf, afhankelijk van de kikker, essentieel. Dendrobaten zijn ectotherme dieren en nemen daarom de temperatuur van de omgeving over. De temperatuur in het verblijf van de meeste kikkers ligt tussen de 21 tot 27° Celsius. De relatieve luchtvochtigheid ligt tussen de 70 tot 100%. UV-straling van de zon wordt geblokkeerd door de wolken en bladeren van het regenwoud dus gifkikkers hebben een minimale UV-B behoefte (<2%). De verlichting kan daarom simpel gehouden worden. Een lamp die alleen verlicht en geen warmte afgeeft en een percentage van ongeveer 20% UV-A afgeeft, wat goed is voor de welgesteldheid van de kikkers, volstaat. Rekeninghoudend met deze gegevens is de ideale plaatsing van het terrarium op een plaats van de grond waar geen (direct) zonlicht de bak in kan schijnen. Vaak worden ruimtes waar meerdere kikkers en/of amfibieën worden gehouden ook volledig geïsoleerd (ook stopcontacten) om waterschade te voorkomen.
15
2.1.1 Terraria Kikkers worden in terraria gehouden. Er zijn vele terraria varianten speciaal voor kikkers ontworpen en verkrijgbaar, het terrarium wordt afgestemd op de categorie waarin de bewoner valt. Hieronder volgt een opsomming van de terraria met de belangrijkste specificaties:
1. Terrarium voor klimmers •
Hoog terrarium (± 1 meter)
•
Etage gecreëerd door planten
De wanden en planten zorgen voor klimgelegenheid in dit hoge terrarium. De etage is bedoeld als rust en eilegplaats.
2. Terrarium voor bodembewoners •
Breed en diep (± 1 bij 0,5 meter)
•
Schuin aflopende oever
De schuin aflopende creëert een landgedeelte waarin bodembewoners zich goed in kunnen manifesteren.
3. Terrarium voor beekbewoners •
Breed en diep (± 1 bij 0,5 meter)
•
Stromend watergedeelte
Vaak worden deze terraria voorzien van een eigengemaakte waterval om de waterverlangende kikkers constant van vers water te voorzien.
16
2.1.2 Inrichting De inrichting van elk terrarium dient voor de welgesteldheid van de bewoners ingericht te zijn met de oorspronkelijke leefomgeving als leidraad. Gifkikkers komen voor in Zuid-Amerika en dit continent staat bekend om zijn intense oerwouden en diversiteit in vegetatie. De inrichting is per categorie terrarium, en daarmee voor de bewoner, verschillend. Onderstaand worden de belangrijkste punten per categorie beschreven:
1. Inrichting voor klimmers •
Zij- en achterwanden met kurk voor klimmen
•
Takken en hoge vegetatie
2. Inrichting voor bodembewoners •
Bodem bedekt met bladeren
•
Zij- en achterwanden met kurk bedekt
•
Lage en dichte vegetatie
•
Bladeren op het substraat
Door de met bladeren bedekte schuin aflopende oever wordt een uitermate geschikt landgedeelte gecreëerd. De bladeren beginnen licht te rotten en creëren een zuur klimaat waar ongedierte (voedseldieren voor kikkers) op af komen maar de groei van bacteriën remt.
3. Inrichting voor beekbewoners •
Zij- en achterwanden niet met kurk bedekt
•
Watergedeelte
•
Lage vegetatie
Water is voor beekbewoners veiligheid daarom is het belangrijk het watergedeelte in dit terrarium te laten overheersen. De vegetatie zorgt voor zekerheid voor de kikkers op het land.
17
2.2 Kweken Gifkikkers worden normaalgesproken in koppels gehouden. Voor een aantal soorten is dit zelfs noodzakelijk om de voorplanting te stimuleren. Gifkikkers zijn het hele jaar door in staat om zich voort te planten en leggen, soortafhankelijk, tussen de 1 tot 50 eieren. Na een voortplantingsperiode nemen Gifkikkers in de regel wel een lange pauze tussen de legsels. De eigenaar van de kikkers kan de voorplanting stimuleren door onder andere: meer te voeren, extremere weersomstandigheden te creëren(vochtiger, warmer overdag en kouder ‘s nachts) en een partner bij de soorten, die normaal solitair gehouden worden (bijvoorbeeld het aardbeienkikkertje), te plaatsen. Verder is het aan te raden eiafzet plaatsen te creëren voor de bodem en boombewoners. Beekbewoners zetten hun eieren af in het water, daarbij is het belangrijk het water voorzichtig te verversen. Bodembewoners genieten van verschillende materialen en worden combinaties gebruikt. Zoals halve kokosnoten, vegetatie (Bromelia sp.) en petrischalen. Het meest gebruikte is echter het filmkokertje. Boombewoners verkiezen echte vegetatie (Bromelia sp.) om hun eieren in of op af te zetten. Hieronder volgt een opsomming van alle eiafzet plaatsen met bijbehorende voor en nadelen. Figuur 15: opsomming van veelgebruikte eiafzet plaatsen
Voordelen Petrischaal*
Halve kokosnoot Bromelia sp. Watergedeelte Filmkokertje
Nadelen
•
Gemakkelijk op legsel te controleren
•
Rand aanwezig “drempel voor kikkers
•
Kan gemakkelijk worden gecamoufleerd
•
Niet beschut
•
Te gebruiken als opkweek
•
Goed af te sluiten
•
Natuurlijk aangezicht
•
Kans op schimmelvorming
•
Beschut
•
Broedplaats voor bacteriën
•
Natuurlijke methode en aangezicht
•
Zeer moeilijk eieren eventueel te isoleren
•
Houden uitstekend water vast
•
Natuurlijke methode
•
Watergedeelte vervuild snel
•
Vocht volop aanwezig
•
Moeilijk te onderhouden
•
Gemakkelijk op legsel te controleren
•
Onnatuurlijk
•
In te graven
* wordt vrijwel nooit gebruikt, alleen om in op te kweken.
18
2.3 Voeding Gifkikkers zijn zoals al eerder vermeld bij paragraaf 1.3.2, in het volwassen en langste stadium van zijn leven 100% carnivoor. Het zijn echte jagers en eten ook uitsluitend voedsel wat beweegt. Levend en bewegend voedsel wekt een prikkel op waarna de kikker zich fixeert op zijn prooi. Een kikker jaagt naar voedsel in zijn eigen territorium en verslindt alle dieren die ongeveer 40% kleiner van formaat zijn dan de kikker zelf.
2.3.1 Voedingsbehoefte Per levensfase is een indeling gemaakt en behandeld waar en/of waaruit dit voedsel wordt verkregen.
Ei - Het ei teert op zijn eiwitvoorraad waar elk ei mee wordt uitgerust. Ook komt het bij een aantal kikkersoorten voor dat het vrouwtje extra eieren produceert waar de kikkerembryo’s gebruik van kunnen maken. Verder heeft het kikkerembryo in het ei alleen behoefte aan water om te voorkomen dat het ei uitdroogt. Kikkervisje - In de volledig aquarische fase eet het kikkervisje voornamelijk algen. Na een (tot op heden nog onbepaalde) periode begint de kikker ook aas te eten. Wanneer er te weinig aas aanwezig is worden kikkervisjes kannibalistisch. Kannibalisme komt relatief vaak voor onder gifkikkers doordat ze leven in gebieden waar voedselperiodes regelmatig voorkomen. Kikker - Gifkikkers jagen in hun natuurlijke leefomgeving veelal op geleedpotigen zoals insecten en spinnetjes. De volgende opsomming geeft de maaginhoud van een kikker (Rana sp.) uit hetzelfde gebied weer.
Rupsen (Lepidoptera)
34 %
Kevers (Coleoptera)
20 %
Vliesvleugelige (Hymenoptera) 18 % Tweevleugelige (Diptera)
9%
Weekdieren (Mollusca)
4%
Gifkikkers hebben geen regelmatige aanbod van voedsel. Ze jagen eigenlijk continu met een soort “pakken wat je pakken kan” mentaliteit. De selectie en benadering van het voedsel gaat volgens de methode omschreven in paragraaf 2.3.
In gevangenschap worden gifkikkers 2 tot 3 keer per week gevoerd. De meeste hobbyisten voeren zo divers mogelijk en in een hoeveelheid die de kikkers binnen 3 tot 5 minuten op kunnen. Fruitvliegen en springstaartjes, zie ook paragraaf 2.3.2, worden normaal onbeperkt gegeven omdat een kikker deze voedseldiertjes onbeperkt kan verwerken.
19
2.3.2 Voedingssoorten Voor gifkikkers zijn de voedingssoorten, zoals de kikkers die in het wild zouden tegenkomen, gelukkig goed te kweken en te houden. Het gaat hier veelal om ongewervelde van de klasse insecten. Zoals bijvoorbeeld fruitvliegjes (Drosophila), springstaartjes (Collembola), stofkrekels (Acheta) en bladluizen (Aphididae). Deze dieren zijn gemakkelijk te kweken. Voor kikkers die in gevangenschap worden gehouden verdient het de voorkeur zogenoemd weideplankton te voeren. Weideplankton kan uit de bovengenoemde voederdiertjes bestaan talloze andere ongewervelde zoals rupsen, kevertjes, spinnetjes, vlees- en huis vliegen, zweefvliegen, etc… De voedingswaarde van de voedseldieren zijn compleet te beïnvloeden door de voedseldieren enkele dagen of uren voordat ze opgevoerd worden een bepaalde voeding toe te dienen, te denken aan bijvoorbeeld appel of banaan bij fruitvliegen voor vitamine C.
2.3.3 Supplementen en dergelijke Het is essentieel om gifkikkers voldoende mineralen en vitamines te verstrekken. Een tekort aan mineralen kan bijvoorbeeld tot zogenoemde “luciferpootjes” leiden (zie ook paragraaf 2.4.1). In de terrariumhobby zijn verscheidene vitamine en mineralen supplementen te verkrijgen waardoor de voedingswaarde van voedseldieren wordt verhoogd. Deze supplementen kennen allemaal de verhouding calcium/fosfor 2 op 1. Ook worden de supplementen wel eens vermengd met water maar dit verdient niet de voorkeur. Supplementen moeten in de regel vlak voordat de voedseldieren worden gevoerd, over de voedseldieren worden gestrooid om de gifkikkers maximaal aan de supplementen bloot te stellen. Ook bestaan er zogenoemde vitaminepapjes die gegeven kunnen worden aan de voedseldieren. Zoals de naam al doet vermoeden bestaan deze papjes hoofdzakelijk uit vitaminen. Vooral vitamine A (voor de huid), B (vertering, zenuwstelsel, en dergelijke..) en D (botten) zijn belangrijk voor een gifkikker.
20
2.4 Gezondheid en ziekte De omschrijving van een gezonde kikker is als volgt: -
vochtige huid
-
voldoende spierweefsel
-
geen ingevallen lichaamsholtes
-
optimaal op gewicht
-
heldere ogen
-
mist geen tenen
-
vervelt regelmatig
-
geen schroeiplekken
-
geen verkleuringen (anders dan pigment)
-
geen schimmelplekken
-
is actief
-
jaagt actief op voedseldieren
-
laat zich niet gemakkelijk hanteren
Wanneer een gifkikker aan deze voorwaarden voldoet is het nog niet 100% zeker te zeggen of het diertje gezond is. Een aantal parasitaire- en virusinfecties evenals zenuwaandoeningen kunnen niet direct worden opgemerkt en garanderen daarom niet een 100% zekerheid dat het dier oké is.
2.4.1 Aandoeningen Een bekende en regelmatig voorkomende aandoening is de nutritionele metabolische beenderen ziekte bekend als MBD. Deze ziekte kenmerkt zich door verzwakte en/of vergroeide beenderen (bijvoorbeeld “luciferpootjes”). Een oorzaak hiervan is het voederen van voedseldieren met een te laag calcium/fosforgehalte of het niet adequaat bijvoederen van een mineralen supplement. Vitamine A deficiëntie. De tong van een gifkikker is voorzien van een plakkerige laag slijm. Uit onderzoek is gebleken dat een cruciaal onderdeel van dit plakkerige slijm, wat de kikker gebruikt om zijn gevangen voedseldieren aan te plakken en naar de bek te brengen, is vitamine A. Bij een vitamine a deficiëntie vangt de kikker zijn prooi naar behoren maar blijft deze niet aan zijn tong plakken. Dit resulteert in een hongersdood. Ook speelt vitamine a een rol in het gezond houden van de huid. Een deficiëntie maakt een gifkikker vatbaarder voor de zich op de huid voedende schimmel Batrachochytrium dendrobatidis, welke kan leiden tot een potentieel fatale afloop (zie ook paragraaf 2.4.2). Vetzucht of obesitas is een veel voorkomende aandoening bij vele dieren die als huisdier worden gehouden. Het ontstaan hiervan komt door te veel voederen en omdat (gezonde) amfibieën vrijwel nooit een eetgelegenheid overslaan en door de eigenaar niet goed wordt bepaald wanneer er gestopt moet worden met voeren. Deze aandoening gaat eerst vaak gepaard met het gastric overload or impact (GOI) syndroom ontstaan doordat de maag overbelast raakt. Ook de darmen kunnen overbelast raken en er kan verstopping ontstaan. Dit komt vaker voor bij reptielen (bijvoorbeeld Agama sp.) dan bij amfibieën.
21
2.4.2 Infectieziektes Onderstaand is per soort aangegeven wat de belangrijkste(n) infectieziektes zijn. Viraal. Het herpesvirus is een veel voorkomende virusinfectieziekte bij amfibieën. Dit virus kan tumoren veroorzaken rond de cloaca. Bacterieel. Bacteriën als Escherichia coli komen bij vrijwel elke diersoort, dus ook pijlgifkikkers, voor. Gifkikkers leven in een biotoop waar vele bacterieculturen goed in kunnen overleven. Een gezonde gifkikker heeft hier nauwelijks last van dankzij hun slijmlaag en huidgif. Wanneer een dier last heeft van stress slaan deze bacteriën hun slag omdat in een stresssituatie het immuunsysteem wordt onderdrukt. Ook kan een slechte water kwaliteit, slechte huisvesting of een algemene slechte leefomstandigheid tot een bacteriële infectie leiden. Ook komen bij amfibieën in het algemeen veel huidinfecties voor. Veelal is dit het gevolg van de genoemde huisvestingseigenschappen. Schimmel. De gevaarlijkste schimmelinfectie voor gifkikkers is Batrachochytrium dendrobatidis. Zoals genoemd hecht deze schimmel zich aan de huid en kan voor een fatale afloop zorgen. Goede huisvesting en voeding voorkomt dat een dier ziek wordt van deze schimmel.
2.4.3 Parasieten Van de 2 soorten parasieten, ecto- en endoparasieten, hebben gifkikkers het meeste last van endoparasieten. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste endoparasieten met bijbehorende eigenschappen:
Amoeben een bekende eencellige. Symptomen zijn verminderde eetlust, vermagering, uitdroging en diaree. Amoeben hebben geen vaste vorm en zijn mits de kikker ertegen wordt behandeld, niet fataal. Flagelaten zijn de bekendste en meest voorkomende eencellige. Net als bij amoeben en andere parasieten vermindert de eetlust, vermagert de kikker en kan de kikker er goed tegen worden behandeld. Wormen komen ook bij gifkikkers voor. Van de 3 stammen wormen die veel voorkomen, kan de kikker last hebben van bijvoorbeeld rondwormen (Nematoda) en longwormen (Trematoda).
Figuur 16: D. tinctorius met endoparasieten
22
3. Soorten Gifkikkers behoren tot de groep kikvorsachtige (Anura). Kikvorsen zijn in het volwassen stadia staartloos zoals vermeld in paragraaf 1.1. Het genus Dendrobatidae bestaat, zover bekend, uit 42 soorten. In de terrariumhobby wordt slechts een klein aantal van deze soorten veel gehouden. Dit mede door het gebrek aan kwekers en/of kikkers in gevangenschap. Hieronder worden de drie bekendste kikkers uit de drie verschillende categorieën beschreven.
3.1 Dendrobates immitator Dit is een boombewoner heeft een zwarte basiskleur met een tijgerstreep- of stippelpatroon. De keel is opvallend citroengeel. Leefomgeving: Peru, tot hoogtes van 1000 meter. Categorie: Boombewoner, klimmogelijkheden tot ± 1 meter. Kweek: 1 á 2 eieren, opfok is moeilijk (kannibalisme). Bijzonderheden: ze roepen van de hoogst mogelijke plaats om te imponeren met hun citroengele keel.
3.2 Dendrobates tinctorius Een bodembewoner met een blauwe basiskleur met zwarte stippels en een geel tijgerstreep patroon. De aftekening kan sterk variëren. Het soort kent een aantal ondersoorten gebaseerd op het verspreidingsgebied en aftekening Leefomgeving: De D. tinctorius heeft een groot verspreidingsgebied dat loopt van Guyana, de Kleine Antillen tot aan Brazilië. Categorie: Bodembewoner, territorium van ± 1 m2 Kweek: 2-12 eieren, kweken is gemakkelijk. Bijzonderheden: Een zeer rustige kikker, kan 25 jaar bereiken.
3.3 Colostethus talamancae Dit is een kikker die uitsluitend rond stromend water leeft. De bruine/witte basiskeur is bedekt met bruine en witte vlakken van kop tot cloaca. Leefomgeving: Costa Rica, tot 500 meter hoog. Categorie: Beekbewoner. Kweek: 10-12 eieren. Bijzonderheden: geen.
23
4. Wetgeving Omdat de wetgeving tegenwoordig steeds regelmatiger wordt geëvalueerd en aangepast blijft het voor vele amfibie soorten moeilijk weer te geven wat de stand van zake is. Voor gifkikkers geldt geen importverbod en mogen dus in het wild gevangen worden. Wel zijn hier randvoorwaarden aan verbonden, zoals het in het bezit zijn van de juiste papieren. Dit zijn papieren die worden uitgegeven door lokale ministeries waarop onder andere staat weergegeven voor hoeveel dieren het document geldt. De status van de gifkikker wordt constant geëvalueerd, dit gebeurt door de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES) organisatie. Alle vergunningen en documenten worden uit naam van CITES uitgegeven. De CITES lijst die periodiek wordt uitgegeven wordt in verdragvorm gehanteerd door 143 landen. CITES heeft 3 bijlage. De bijlage-A voor dieren waar niet in gehandeld mag worden. bijlage-B mag beperkt in gehandeld worden. bijlage-C is vrij voor handel, maar wel gecontroleerd (geen papieren nodig) Alle in dit verslag besproken en genoemde gifkikkers vallen onder de CITES bijlage B. Voor aanschaf en verhandeling van nakweek is een verklaring nodig om aan te kunnen traceren waar de dieren en ouderdieren vandaan komen.
24
5. Slotbeschouwing In dit verslag is een beknopt en helder beeld gevormd over een kleine familie uit de orde Anura. De lezer van dit verslag kan zich een helder en concreet beeld vormen van de levensloop van kikkers, hun fysieke eigenschappen, het houden van gifkikkers, de meest gehouden soorten en de relevante wetgeving. Gifkikkers zijn intrigerende dieren die, net als andere amfibieën, een achtergestelde ontwikkeling kennen. Dit is te concluderen uit onder andere hun zintuigen en het cardiovasculaire stelsel. Het verslag heeft de doelstelling bereikt omdat de lezer een complete indruk krijgt van de verzorging met het accent op de voeding.
25
Literatuurlijst •
D.R. Mader, Reptile Medicine and Surgery. Second Edition. St.Louis, 2006.
•
L. Ackerman, The biology, husbandry and health care of reptiles. Volume 1 The biology of reptiles. Nepture City, 1994.
•
L. Ackerman, The biology, husbandry and health care of reptiles. Volume 3 Health care of reptiles. Nepture City, 1994.
•
P Geneviève en L Angenot ,Recent developments in the field of arrow and dart poisons Liège, 2005
•
R. Puschendorf en F. Bolaños en G. Chaves, The amphibian chytrid fungus along an altitudinal transect before the first reported declines in Costa Rica. San José, 2006
•
I.P. Martínez en M. Real en R. Álvarez, Growth of Rana perezi Seoane. 1885 froglets fed on diets with different nutrient compositions. Léon, 2004
•
R. Angel en G. Delfino en G.J. Parra, Ultrastructural patterns of secretory activity in poison cutaneous glands of larval and juvenile Dendrobates auratus (Amphibia, Anura) Firenze, 2002
•
A. en M. Cabanac,Heart rate response to gentle handling of frog and lizard. Toronto, 2000
26
•
W.Schmidt en F.W. Henkel, Praxisratgeber. Pfeilgiftfrösche. Frankfurt am Main, 2004.
•
Nöllert en C. Nöllert, Amfibieëngids van Europa. Stuttgart, 1992.
•
J.M. Savage, The amphibians and reptiles of Costa Rica. Chicago, 2002.
•
J.G. Walls, Poison frogs. Jewels of the rainforest. Neptune City, 1994.
•
E. Lahr, Amphibien und reptilian in Peru. Münster 2001.
27