Gezond op school Nota integrale gezondheidsbevordering in het primair onderwijs
Bram Tuk Anneke Verboom 12 april 2013
Colofon © april 2013, Pharos Kennis- en adviescentrum migranten, vluchtelingen en gezondheid Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door druk, fotokopie of microfilm of op een andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Gezond op de school is ontwikkeld op verzoek van het ministerie van VWS in het kader van de samenwerking rond de Aanpak Gezonde School. Het rapport is gebaseerd op literatuuronderzoek. Enkele verkennende interviews, die voorafgaand zijn gehouden, waren daarbij richtinggevend. Er is gesproken met Goof Buijs; die een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de Gezonde School en manager was van Schools for Health in Europe, Vivian Bos; coördinator Gezonde School bij het Centrum Gezond leven, en Jeroen Lammers; Senior wetenschappelijk medewerker afdeling Opvoeding & Educatie van het Trimbosinstituut.
Auteurs Bram Tuk Anneke Verboom
Projectsecretariaat Pharos Arthur van Schendelstraat 620 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon 030 234 98 00 E-mail
[email protected] www.pharos.nl
2
Inhoud 1.
Inleiding
5
School overvraagd
5
1.1.
Integrale gezondheidsbevordering op de basisschool............................ 6
1.2.
Recente beleidsontwikkelingen ................................................................. 6
1.3.
Vervolg op eerder RIVM rapport ................................................................ 7
1.4.
Verantwoording ........................................................................................... 8
1.5.
Leeswijzer .................................................................................................... 8
2.
Gezondheidsbeleid voor scholen
2.1.
Ontwikkeling van gezondheidsbevordering op scholen ......................... 9
2.2.
Gezondheid als pedagogische opdracht ................................................ 10
3.
Aandachtspunten voor gezondheidsbevordering op scholen
3.1.
Overaanbod interventies .......................................................................... 12
3.2.
Groep 7 en 8 favoriet ................................................................................. 12
3.3.
Veel interventies richten zich op dezelfde competenties ...................... 13
3.4.
Vroeg beginnen met interventies en verbondenheid stimuleren .......... 13
3.5.
Schoolbeleid en gezondheidsbeleid integreren ..................................... 14
4.
Een integraal schoolgezondheidsprogramma
4.1.
Sociaal-emotionele ontwikkeling ............................................................. 16
4.2.
Rol van verbondenheid ............................................................................. 16
4.3.
Integraal werken: Opeenvolging in leerlijnen ......................................... 17
4.4.
Integraal werken: in de hele schoolcontext ............................................ 17
5.
Relevante initiatieven, ontwikkelingen, programma’s
5.1.
Integrale schoolgezondheidsprogramma’s uit de Verenigde Staten ... 19
5.2.
Programma’s en ontwikkelingen in Nederland ....................................... 19
9
3
12
16
19
6.
Samenvatting en aanbevelingen
23
6.1.
Aandachts- en actiepunten voor een integrale aanpak gezondheidsbevordering op de basisschool ......................................... 24
6.2.
Aanbevelingen/discussie.......................................................................... 25
Literatuur
26
Bijlage 1: Belang van gezondheid op school
28
Bijlage 2: Effectief bevonden interventies (Loket Gezond Leven)
30
Bijlage 3: Een voorbeeld uit de doorlopende leerlijn Hanteren van een Uitgebalanceerd Voedingspatroon
35
Bijlage 4: Richtlijn Seksuele Relationele Vorming (Rutgers WPF)
38
4
1. Inleiding School overvraagd Scholen worden overspoeld met informatie, materialen, vragenlijsten en aanbiedingen voor lesprogramma’s over gezondheid, welzijn en maatschappelijke thema’s. Dat vinden scholen belastend en maakt de selectie van wat relevant is voor de leerlingen lastig. Een concreet voorbeeld van het overvraagd worden van de school staat hieronder. (Tuk 2008)
In het kader van de Gezonde School werd aan een schooldirecteur van twee basisscholen uit MiddenNederland gevraagd een overzicht te maken. Hieronder de onderwerpen waar de school in een willekeurige periode van twee weken tijd voor werd benaderd: Fruit op school van Campina Lentekriebels GGD Sportcommissie van gemeente: Sportuurtje op school Luizencontrole: Veel commerciële aanbiedingen (kammen, lotions) Club Extra: sportactiviteiten; deelname op basis van gewicht v/h kind. Gemeentelijke activiteit SOVA-trainingen Speeltoestellen mailing/aanbieding Pesten; toneelvoorstelling BSO, Buitenschoolse Opvang Obesitas project Gezond & bewegen woensdag = fruitdag Sportbus vragenlijst Fluitend naar school: een project voor docenten Sponsorloop Hart voor je school Pannenkoekenbakken samen met ouderen (Actief burgerschap) Veilig internet Groen & Gezondheid Dit voorbeeld illustreert de veelheid aan onderwerpen waar scholen mee te maken krijgen. Deze directeur gaf aan dat veel onderwerpen passen in de pedagogische opdracht van de school, maar dat hij het overaanbod belastend vindt. Hij is van mening dat als ouders ‘onmachtig zijn in het opvoeden’, scholen dit niet kunnen overnemen. Overigens vindt hij aandacht voor gezondheid een vanzelfsprekende taak voor zijn school. Maar de selectie van activiteiten is een grote uitdaging. Hij ervaart dat samenwerking met de GGD de selectie wel gemakkelijker maakt, maar heeft ook eigen selectiecriteria: Wat speelt er op school? Wat vindt ons team belangrijk? Kan ik het integreren in gewone lessen? Wat kan ik laten vallen als ik hier voor kies? Incidenteel of structureel? Graag eerst iets uitproberen en daarna structureel inbedden? Dit voorbeeld roept de vraag op of gezondheidsbevordering van kinderen op de basisschool niet op een andere manier plaats zou moeten vinden, waarbij het uitgangspunt zou moeten zijn dat gezondheidsbevordering juist vanwege de drukke gezondheidsagenda zo effectief en efficiënt mogelijk moet plaatsvinden. Het doel van deze nota is te stimuleren dat aandacht voor gezondheid geïntegreerd wordt in schoolbeleid. De noodzaak hiervan komt uitgebreid ter sprake.
5
1.1. Integrale gezondheidsbevordering op de basisschool Deze nota gaat over gezondheidsbevordering op de basisschool. Centraal staan twee vragen: Is het wenselijk en mogelijk om gezondheidsbevordering, meer dan nu het geval lijkt, te integreren in het schoolbeleid? [1] Is het wenselijk en mogelijk om bestaande interventies meer integraal op school aan te bieden? De achtergrond van deze vragen is om aan te sluiten bij de wens van de overheid om de zorg voor jeugd meer integraal aan te pakken. Deze nota wil ook een bijdrage leveren aan de wens van het Landelijk [2] Overleg Thema-instituten (LOT-i) , een samenwerkingsverband van zeven organisaties om intensiever samen te werken. Deze organisaties ontwikkelen van oudsher veel interventies voor het onderwijs en werken al veel samen binnen de door het RIVM gecoördineerde Aanpak Gezonde School. Met deze nota willen we een stap maken naar een concretere invulling van die samenwerking bij het ontwerpen en implementeren van integrale interventies.
1.2. Recente beleidsontwikkelingen Het kabinet wil de zorg voor jeugd ‘laagdrempeliger, integraler en efficiënter’ maken. Dit blijkt onder andere uit twee recente nota’s: Landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’ (2011) en Beleidsagenda VWS 2012. Het ministerie van VWS stimuleert een meer integrale aanpak van gezondheid op scholen. Zij vindt dat scholen een taak kunnen hebben bij bevorderen van een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico’s en inzet op weerbaarheid ‘om verleidingen uit het dagelijks leven te weerstaan’ (VWS, 2012). Goede gewoonten en gedragingen die in de jonge jaren zijn aangeleerd bieden volgens het ministerie van VWS meer perspectief voor de toekomst. Het op verzoek ondersteunen van scholen met toegankelijke informatie en effectieve interventies vindt het kabinet daarom belangrijk. Scholen hebben een verantwoordelijkheid om een gezonde leeromgeving te bieden (VWS, 2011). Een gezonde school(omgeving) stimuleert gezonde en bewuste keuzes. Het is belangrijk dat jongeren op school leren wat wel en wat niet gezond is en dat zij weerbaar worden tegen de dagelijkse verleidingen. Het ministerie van VWS wil dat scholen dat doen door leerlingen betrouwbare informatie over leefstijl te bieden. Ook de schoolverpleegkundigen kunnen hier volgens het ministerie een belangrijke rol in spelen. Met het bevorderen van gezond gedrag op school en in de buurt (en zo de mogelijkheid te bieden om voor gezond te kiezen), wil de overheid een stevige basis voor het verdere leven leggen. Het ministerie benadrukt dat scholen zelf verantwoordelijk zijn voor een gezond en duurzaam schoolbeleid (VWS, 2011).
Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school Het ministerie van VWS en het ministerie van OCW hebben aan de PO-Raad, VO-raad en MBO-Raad de opdracht gegeven de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school te schrijven. Het doel is ‘Het stimuleren van scholen om te komen tot schoolbeleid voor sport, bewegen en een gezonde leefstijl, leidend tot kwantitatieve en kwalitatieve toename van sport,
[1]
Scholen gebruiken termen als (les)methodes en (onderwijs)programma’s. Gezondheidsinstellingen hebben het vaak over
(gezondheids)interventies. In dit rapport worden de termen door elkaar gebruikt omdat het zowel vanuit het perspectief van gezondheidsorganisaties is geschreven als vanuit het perspectief van het onderwijs [2]
NISB: sport en bewegen; VeiligheidNL: ongevallen en veiligheid; Voedingscentrum: voeding en overgewicht;
Trimbos:alchohol- en drugsgebruik en roken; Trimbos: depressie/psychische problematiek; Rutgers WPF: seksuele gezondheid; Soa Aids Nederland: hiv/aids en andere soa; Pharos: Verbetering zorg migranten & laaggeletterden.
6
bewegen en gezond leefstijlaanbod in en rondom de school’. De schoolraden richten zich op een substantiële uitbreiding van het aantal (po-, vo-, en mbo-)scholen in Nederland dat een gericht Gezonde School-beleid heeft. Een van de doelstellingen van de agenda is dat er in 2016 sprake is van een samenhangend landelijk beleid en een samenhangende aanpak voor scholen op het gebied van een gezonde leefstijl en een uitgewerkte doorlopende leerlijn Gezonde leefstijl met bijbehorend leermiddelen- en leerlingvolgsysteemadvies. Sport en bewegen, maar ook andere aspecten van een gezonde leefstijl, zijn volgens deze onderwijsagenda belangrijk voor het presteren en voor het welbevinden voor kinderen en jongeren en kunnen leiden tot betere schoolprestaties en minder uitval. Het primair onderwijs is volgens de onderwijsagenda belangrijk omdat daar het fundament gelegd wordt voor sport, bewegen en gezonde leefstijl. De focus voor deze sector ligt op ‘verbreding van de inhoud en kwaliteit van de lessen, professionalisering van onderwijsgevenden en verbetering van de randvoorwaarden die invloed hebben op het leefstijlgedrag van de leerlingen’. Concluderend kan gesteld worden dat het overheidsbeleid gericht is op investering in gezondheidsbevordering via het onderwijs. Het ministerie van VWS wil de zorg integraal, efficiënt en laagdrempelig maken. Op heel veel scholen is al veel aandacht voor gezondheid. Het gegeven dat twee ministeries hierin samenwerken biedt kansen voor een daadwerkelijk integrale aanpak.
1.3. Vervolg op eerder RIVM rapport Deze nota is een vervolg op het rapport Inhoudelijke Samenhang Gezondheidsbevorderende Interventies (RIVM 2010a). Dat rapport werd in opdracht van VWS door het RIVM gemaakt met als opdracht meer samenhang te creëren in het interventieaanbod voor het onderwijs. De conclusies van dat rapport waren: Samenhang aanbrengen tussen bestaande interventies op basis van gemeenschappelijke determinanten is niet eenvoudig, maar wel noodzakelijk en wenselijk voor diverse partijen waaronder scholen, GGD-en en ook landelijke thema-instituten. Een belangrijke vraag is wie de regie neemt. Het huidige aanbod gezondheidsbevordering voor scholen zou beter in kaart moeten worden gebracht. Een optie is een pilot met een integrale benadering gebaseerd op verschillende peilers van gezondheidsbevordering. Experts van GBI’s, CGL, TNO en SLO zouden een dergelijke pilot kunnen volgen. Begin met een klein integraal initiatief met één of twee gezondheidsthema’s Het is wellicht raadzaam om integrale samenwerking niet alleen vanuit het schoolgezondheidsbeleid te analyseren, maar ook uit andere beleidsterreinen. Een bijlage van dit rapport geeft nog een aanvulling van de CGL-adviesraad: Bepaal een inhoudelijke, gezamenlijke, duidelijke en bereikbare doelstelling die de context aangeeft als startpunt voor meer samenhang en betrek ZonMW hierbij omdat zij met hun leefstijlcampagnes eveneens een integrale aanpak voorstaan. Omdat gemeenten steeds meer regie krijgen op het terrein van gezondheid/welzijn lijkt de tijd rijp om (ook) op lokaal niveau te zoeken naar een integraal samenhangend interventieaanbod voor scholen, waar de verschillende uitvoerders elkaar in kunnen vinden. Het is wenselijk dat planmatige gezondheidsbevordering structureel wordt opgenomen in het onderwijs. Dit rapport is feitelijk een vervolg hierop. Ingegeven door de opdracht van de overheid is dit rapport een bredere verkenning. Het verkent hoe meer verbinding tussen het onderwijsbeleid en het gezondheidsbeleid tot stand gebracht kan worden. Waar het vorige rapport zich deels op bestaande interventies richtte gaan we hier in op nieuwe mogelijkheden om meer te investeren in implementatie van bestaande sociaal emotionele programma’s als basis voor gezondheidsbevordering. Laat onverlet dat bovenstaande conclusies uit het vorige rapport nog steeds actueel zijn.
7
1.4. Verantwoording Dit rapport is gebaseerd op literatuuronderzoek. Beleidsdocumenten, literatuur over de Gezonde School aanpak, internationale literatuur over gezondheidsbeleid op school en literatuur over integrale programma’s zoals deze in Amerika zijn ontwikkeld is geraadpleegd Enkele verkennende interviews, die voorafgaand zijn gehouden, waren mede richtinggevend voor de literatuur search. Er is gesproken met Goof Buijs, die een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de Gezonde School en manager was van Schools for Health in Europe, Vivian Bos, coördinator Gezonde School bij het Centrum Gezond leven van het RIVM en Jeroen Lammers, Senior wetenschappelijk medewerker Trimbosinstituut -Opvoeding & Educatie.
1.5. Leeswijzer Het eerste hoofdstuk geeft een korte beschrijving van de aanleiding voor deze nota en van recente ontwikkelingen rondom gezondheidsbevordering binnen het onderwijs. Het tweede hoofdstuk gaat, na een paragraaf over de geschiedenis van schoolgezondheidsbeleid, in op de plaats van gezondheidsbevordering binnen de pedagogische opdracht van basisscholen. Dat er verbeteringen nodig en mogelijk zijn wordt duidelijk in hoofdstuk 3. Daar staan aandachtspunten die de effectiviteit en de efficiëntie van de gezondheidsbevordering in de weg staan. Suggesties voor verbeteringen komen ter sprake in hoofdstuk 4, waar aangegeven wordt welke elementen nodig zijn voor integraal schoolgezondheidsbeleid. Voorbeelden hiervan in Nederland en internationale (beleids)initiatieven en interventies maken duidelijk wat er mogelijk is. Tot slot is in het laatste hoofdstuk te lezen wat de volgende stappen zouden kunnen zijn voor een meer integrale gezondheidsbevordering op scholen.
8
2. Gezondheidsbeleid voor scholen Veel scholen zullen de term gezondheid niet vanzelf koppelen aan hun pedagogische opdracht. Maar de officiële WHO definitie van de gezondheid biedt die raakvlakken wel. Gezondheid is volgens die definitie: ‘een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken’. Dit hoofdstuk laat zien dat deze brede definitie juist goed aansluit bij de pedagogische opdracht. Maar deze WHO definitie staat wel ter discussie onder andere omdat het volgens critici een onhaalbare ideaalsituatie beschrijft. De voorlopige nieuwe definitie sluit zo mogelijk nog beter aan bij de pedagogische opdracht van school: ‘Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’. Scholen hebben volgens de auteur van deze definitie, Machteld Huber, een functie om ‘health literacy’ te bevorderen en kinderen te leren zelf regie te voeren over hun gezondheid (Evenblij, 2012).
2.1. Ontwikkeling van gezondheidsbevordering op scholen e
Aandacht voor gezondheid op school is er reeds lange tijd. Begin 20 eeuw begon dit met gezondheidsvoorlichting, voornamelijk gericht op de preventie van infectieziekten. De schoolarts en de schooltandarts deden hun intrede. Later verschoof de aandacht naar het voorkomen van risicovol gezondheidsgedrag. Sinds de jaren tachtig wordt de term schoolgezondheidsbeleid in de Nederlandse literatuur als zodanig benoemd. Het wordt gedefinieerd als “het onderdeel van het beleid van een school dat gericht is op bescherming en bevordering van de gezondheid van de totale schoolpopulatie” (Buijs et al., 2002). In 1986 vond de eerste internationale conferentie voor gezondheidsbevordering binnen het onderwijs plaats, georganiseerd door de WHO. Hier werd benoemd dat het vermogen om gezond te zijn in mensen zelf zit en dat het erom gaat mensen te ondersteunen in het gezond worden en blijven. Belangrijk was ook het inzicht dat niet alleen educatie, maar ook schoolomgeving een belangrijke rol speelt. In 1990 is door de overheid vastgesteld dat de GGD een wettelijke taak heeft bij het begeleiden van scholen op het terrein van gezondheidsbevordering en is een eerste landelijk project voor de invoering van schoolgezondheidsbeleid van start gegaan. Sinds 1994 is Nederland aangesloten bij het netwerk Schools for Health in Europe (SHE). Dit netwerk streeft ernaar om gezondheidsbevordering een nadrukkelijke plaats te laten krijgen in het onderwijsbeleid. Daarnaast fungeert het netwerk als platform voor professionals die zich met dit onderwerp bezighouden. Toen in Nederland de verschillende gezondheidsorganisaties in 1998 de balans opmaakten met betrekking tot de stand van zaken rondom schoolgezondheidsbeleid, bleek men bijna uitsluitend aandacht te besteden aan educatie, terwijl aandacht voor zorg en omgeving achterbleven. Naar aanleiding hiervan werd in 2002 het Actieprogramma Schoolgezondheidsbeleid Nederland opgesteld (Buijs et al., 2002). In 2003 zijn negen landelijke thema-instituten, ook wel gezondheidsbevorderende 1 instellingen (GBI’s ) genaamd, op verzoek van het ministerie van VWS gaan samenwerken in de werkgroep Gezonde School, met als doel de GGD-en te ondersteunen in het vormgeven van schoolgezondheidsbeleid. Dit wordt ook de Gezonde School Aanpak genoemd. Deze taak is in 2007 overgegaan naar het Centrum Gezond Leven, een samenwerkingsverband van het RIVM, de themainstituten en de GGD-en. De thema-instituten spelen een belangrijke rol in het aanbieden van 2 interventies . Om deze interventies overzichtelijk aan te bieden is het Loket Gezond Leven (www.loketgezondleven.nl) opgericht, met onder andere interventies voor het basisonderwijs: een
1
De term Gezondheidsbevorderende instellingen is intussen vervangen door de term thema-instituten
2
Scholen gebruiken termen als (les)methodes en (onderwijs)programma’s. Gezondheidsinstellingen hebben het vaak over
(gezondheids)interventies. In dit rapport worden de termen door elkaar gebruikt omdat het zowel vanuit het perspectief van gezondheidsorganisaties is geschreven als vanuit het perspectief van het onderwijs
9
digitale omgeving waar tientallen interventies aangeboden en beschreven worden. Intussen blijkt dat veel basisscholen gezondheidsbevorderende en preventieve activiteiten uitvoeren (RIVM, 2010b). Gemeenten hebben op verschillende manieren invloed op gezondheidsbevordering op scholen. In lokale gezondheidsbeleidsnota’s geven gemeenten soms aan welke onderwerpen zij belangrijk vinden. Deze gemeentelijke nota’s volgen vaak het landelijke gezondheidsbeleid. Zij agenderen specifieke gezondheidsonderwerpen al zijn het scholen zelf die beslissen of zij daarmee aan de slag gaan. Afdelingen gezondheidsbevordering van de GGD ondersteunen scholen bij gezondheidsbevordering. De capaciteit van deze afdelingen varieert. Niet alle GGD-en hebben nog gezondheidsbevorderaars. De periodieke gezondheidsonderzoeken, uitgevoerd door de Jeugdgezondheidszorg, geven samen een beeld van de gezondheid van kinderen op school. Die zijn bruikbaar voor het stellen van prioriteiten. De Zorg Advies Teams (ZAT) vallen niet onder de preventieve gezondheidsbevorderende activiteiten. Wel kunnen gegevens van de hulpverleners uit deze teams bruikbaar zijn voor gezondheidsbeleid en de keuze voor interventies op school, bijvoorbeeld aandacht voor middelengebruik.
2.2. Gezondheid als pedagogische opdracht Naast de cognitieve opdracht van het onderwijs hebben scholen ook een pedagogische opdracht: ‘Het bijdragen aan de persoonsontwikkeling van een kind, gericht op normen en waarden’ (SLO). In het kader van deze persoonsontwikkeling is het voor scholen vanzelfsprekend om al veel aandacht aan gezondheid te geven. De pedagogisch opdracht om bij te dragen aan het lichamelijk, maatschappelijk en geestelijk welzijn van kinderen impliceert deze aandacht. Gezondheidsvaardigheden zijn de vaardigheden van een individu om informatie over gezondheid te verzamelen, begrijpen en gebruiken bij het nemen van beslissingen over de eigen gezondheid. (Alliantie gezondheidsvaardigden, 2010). Gezondheidsvaardigheden van kinderen hangen samen met de zogeheten ontwikkelingsopgaven. Iedere leeftijd kent eigen opgaven. Het goed volbrengen hiervan versterkt het ontwikkelingsverloop (Meij, 2011). Eigenschappen als zelfvertrouwen, geloof in eigen kunnen, nee kunnen zeggen en groepsdruk kunnen weerstaan, staan niet op zichzelf. Zij worden in het algemeen versterkt als binnen de opvoeding de ontwikkelingsopgaven van kinderen goed afgesloten worden. Een kind leert in de leeftijd van vier tot twaalf jaar bijvoorbeeld: Voor zichzelf te zorgen (zichzelf wassen en aan- en uitkleden, eten). Andermans perspectief zien. Zich gedurende (steeds) langere tijd te concentreren. Wederkerige relaties op te bouwen met vriendjes/vriendinnetjes. Hiervoor zijn de volgende voorwaarden belangrijk (Riksen-Walraven, 2004 in: Meij, 2011): Bieden van emotionele veiligheid. Gelegenheid geven voor het ontwikkelen van persoonlijke competentie. Gelegenheid geven voor het ontwikkelen van sociale competentie. Overdragen van waarden en normen. In de eerste instantie zijn ouders en familieleden hiervoor verantwoordelijk, maar omdat kinderen een aanzienlijk deel van hun tijd op school doorbrengen en daar intensief met leeftijdgenoten omgaan, vindt ook hier een deel van de opvoeding plaats. Daarom heeft de basisschool een expliciete pedagogische opdracht. In de kerndoelen van het primair onderwijs staan deze zo omschreven: De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
10
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen (Ministerie van OCW, 2006).
Cognitieve en pedagogische doelen, waaronder gezondheidsdoelen, zijn nauw met elkaar verbonden. Een veilige school, waar kinderen cognitief uitgedaagd worden, de sfeer goed is en de zorg goed georganiseerd, leidt behalve tot goede leerprestaties ook tot gezondheidswinst. Indien cognitieve en pedagogische doelen meer geïntegreerd worden versterken ze elkaar. Kinderen die psychisch en lichamelijk gezond zijn en over voldoende sociale competenties beschikken zullen op school meestal beter presteren dan kinderen bij wie dit niet zo is. Van kinderen met overgewicht is bijvoorbeeld bekend dat zij slechtere schoolprestaties hebben (RIVM, 2010b). Andersom is de kans groot dat kinderen die goed presteren daardoor zelfvertrouwen krijgen, wat hun gezondheid verbetert. Schoolinterventies hebben daadwerkelijk invloed op de gezonde leefstijl van kinderen die doorwerkt tot in de volwassenheid. Deze twee relaties (invloed op schoolprestaties en invloed op gezonde leefstijl) worden toegelicht in bijlage 1. Integratie van cognitieve en pedagogische doelen is ook zinvol op een ander vlak. Door een groot aanbod van methoden ter bevordering van gezondheid en weerbaarheid is het lastig kiezen en kunnen scholen maar een beperkt aantal gezondheidsthema’s aanpakken. Hier komen we in het volgende hoofdstuk nog verder over te spreken. Door dergelijke methoden meer geïntegreerd door alle jaren heen aan leerlingen aan te bieden kan in minder tijd effectiever aan gezondheid gewerkt worden op school.
11
3. Aandachtspunten voor gezondheidsbevordering op scholen Scholen zijn vrij om invulling te geven aan de kerndoelen op het terrein van gezondheid en doen dat in de praktijk op veel verschillende manieren. Maar er is een aantal aandachtspunten en uitdagingen die de effectiviteit en efficiëntie van gezondheidsbevordering in de weg staan. - Een overaanbod van interventies op veel gezondheidsterreinen maakt het scholen moeilijk om te kiezen; - Veel interventies richten zich op de groepen 7 en 8, waardoor belangrijke gezondheidsonderwerpen niet allemaal aan bod kunnen komen; - Omdat interventies zich deels richten op dezelfde gemeenschappelijke achterliggende competenties is er overlap; - Het is effectiever en efficiënter om al op jonge leeftijd binnen de school aan gezondheidscompetenties te werken; - Scholen besteden veel aandacht aan gezondheid, maar het is niet vanzelfsprekend geïntegreerd in het onderwijsbeleid. In de volgende paragrafen zullen we uitvoerig ingaan op deze punten. Vervolgens zal in paragraaf 3.6 aangegeven worden hoe onderwijs- en gezondheidsbeleid geïntegreerd kunnen worden.
3.1. Overaanbod interventies Interventies bestaan in veel soorten en maten. De interventiedatabase van Loket Gezond Leven bevat 637 interventies voor het basisonderwijs. Deze interventies behelzen een reeks van gezondheidsonderwerpen en gaan onder andere over pesten, sociale vaardigheden, relationele en seksuele gezondheid, sport en bewegen, voeding en sociaal emotionele ontwikkeling. Behalve deze interventies bestaat er een overweldigend aanbod van projecten, maatschappelijke initiatieven, sporten culturele activiteiten waar scholen voor uitgenodigd worden door bijvoorbeeld gemeenten, sportclubs, bejaardentehuizen, goede doelen en kerken (zie het voorbeeld in hoofdstuk 1). Daarnaast zijn er ook veel particuliere aanbieders, die een aanbod voor scholen hebben op het terrein van gezondheid. 3 Van de interventies uit de interventiedatabase van Loket Gezond Leven zijn er 65 geclassificeerd als ‘goed beschreven’, ‘waarschijnlijk effectief’, ‘positief beoordeeld in CBO richtlijnen’ of ‘effectief’ (zie Bijlage 2). Van de overige interventies is niet bekend of ze ter beoordeling aangeboden zijn. Behalve bestaande interventies worden doorlopend nieuwe interventies ontwikkeld, die deels op het Loket Gezond Leven worden toegevoegd. De continue stroom van aanbiedingen en voorstellen geeft enerzijds scholen veel vrijheid om te kiezen wat bij hen past. Anderzijds is het belastend voor scholen, maar ook voor de GGD die een ondersteuningstaak heeft naar scholen. Voor basisscholen en GGDen die op zoek zijn naar betrouwbare effectieve interventies is het lastig kiezen. Het risico bestaat dat scholen door het enorme aantal niet de effectief bevonden interventies gebruiken en dat zij door inhoudelijke overlap van dergelijke interventies de tijd die ze aan gezondheid besteden niet efficiënt gebruiken. Dat er op zoveel verschillende onderwerpen een aanbod is en scholen maar beperkt tijd hebben roept ook de vraag op of niet veel interventies ongebruikt blijven.
3.2. Groep 7 en 8 favoriet Veel van de interventies richten zich op de groepen 7 en 8 (zie Bijlage 2). Dit zijn voornamelijk interventies rondom thema’s als roken, alcohol, drugs, seksuele gezondheid en weerbaarheid. Organisatie staan als het ware te dringen bij de schooldeur. Het leidt geen twijfel dat kinderen in deze klassen een leeftijd hebben die deze aandacht rechtvaardigt. Kinderen komen in groep 7 en 8 immers in de ontwikkelingsfase van de (pre)puberteit. Qua timing is dit een belangrijk moment om met
3
Aantal beschreven interventies d.d. 12 februari 2013
12
kinderen in gesprek te gaan over bijvoorbeeld relaties en seksualiteit, genotsmiddelen en weerbaarheid. Omdat kinderen op deze leeftijd abstractere kennis goed kunnen verwerken, de invloed van leeftijdgenoten steeds belangrijker wordt en ze een sterkere behoefte krijgen eigen keuzes te maken is dit eveneens een ideale leeftijd voor gezondheidsinterventies. Maar in groep 7 en 8 zijn er naast de cognitieve taken al veel andere activiteiten die extra tijd vragen. Er worden belangrijke toetsen voorbereid en uitgevoerd zoals de Cito-toets. Kinderen, ouders en de school besteden extra tijd aan het voorbereiden van de overgang naar het voortgezet onderwijs. Een interventie heeft vaak al snel tien tot twaalf weken nodig om werkzaam/effectief te zijn. Ook al gaat het soms maar om een lesuur per week, de voorbereiding, rapportages, samenwerking met externe uitvoerders vragen ook extra tijd. Een voorbeeld is de Weerbaarheidstraining Marietje Kessels die twaalf weken duurt. Samengevat: in groep 7 en 8 kan maar een beperkt aantal gezondheidsthema’s aan bod komen, met als risico dat belangrijke onderwerpen niet behandeld worden.
3.3. Veel interventies richten zich op dezelfde competenties De meeste interventies zijn één-domein interventies die zich op één gezondheidsthema richten, zoals alcoholgebruik of seksuele gezondheid . Het eerder genoemde RIVM-rapport Inhoudelijke Samenhang Gezondheidsbevorderende Interventies (2010a) beschrijft dat één-domein interventies zich regelmatig op dezelfde gemeenschappelijke determinanten richten die het gezonde gedrag mede bepalen. Voorbeelden van deze gemeenschappelijke determinanten zijn: Eigen effectiviteit in nee zeggen tegen het ongezonde gedrag. Eigenwaarde. Interne locus of control. Ondersteunende, betrokken, toezichthoudende ouders. Opvatting dat het gezonde gedrag voldoening op korte termijn in de weg staat. Positieve attitude ten aanzien van het gezonde gedrag. Psychische klachten als depressie en angst. Deels zijn dit determinanten die binnen de setting van de school te beïnvloeden zijn, maar er zijn ook determinanten die sterk door externe factoren bepaald worden, zoals de gezinssituatie of de buurt. Hier kan de school hoogstens door communicatie en samenwerking beperkt invloed op uitoefenen. Kennis van de binnen de school beïnvloedbare determinanten helpt om te omschrijven welke competenties kinderen nodig hebben om op meerdere gezondheidsterreinen gezonde keuzes te maken. Mogelijk kan er een interventie ‘competenties gezond gedrag’ gemaakt worden op basis van deze gemeenschappelijke beïnvloedbare determinanten. Daarbij kan mogelijk gebruik gemaakt worden van de binnen het VO al gebruikte transfer-gerichte of transfer-georiënteerde aanpak (Peters, 2012). Leerlingen leren daar al kennis en vaardigheden uit het ene domein toe te passen op andere domeinen. Een competentie als effectief nee zeggen is bijvoorbeeld belangrijk om niet te gaan roken, te wachten met alcoholgebruik, maar ook om onveilig vrijen te voorkomen Als leerlingen leren sociale druk te weerstaan bij roken en veilig vrijen dan kunnen zij deze vaardigheid veralgemeniseren en vervolgens weer toepassen op bijvoorbeeld alcoholgebruik. Door al in de eerste groepen van het primair onderwijs te starten met het aanleren van basisvaardigheden kan daar later modulair voor verschillende gezondheidsdomeinen op voortgebouwd worden. Die basisvaardigheden liggen vooral op het terrein wat binnen het onderwijs de sociaal-emotionele vaardigheden genoemd worden. Omdat psychische problemen van kinderen voorspellers (Gooren, 2012) zijn van ongezond gedrag zal daar eveneens veel aandacht voor moeten zijn.
3.4. Vroeg beginnen met interventies en verbondenheid stimuleren Er zijn verschillende onderzoeken die aantonen dat gezondheidsbevorderende programma’s binnen de school die vroeg in de ontwikkeling van een kind beginnen, en zich vervolgens gedurende de daaropvolgende groepen – afgestemd op de ontwikkelingsfase – voortzetten, significante en
13
langdurige effecten teweeg brengen (RIVM 2010b). Vanuit de ontwikkelingspsychologie is bijvoorbeeld bekend dat emotionele en gedragsproblemen tijdens de basisschoolleeftijd voorspellers zijn van psychosociale problemen in de adolescentie. Ook vanuit de invalshoek van de jeugdcriminaliteit wordt met dezelfde argumenten aanbevolen om op jonge leeftijd met een aanpak van psychosociale problemen te beginnen (Junger et al. 2003, in: WRR 2009). Uit onderzoek van Gooren (2012) blijkt dat de basis voor gezond gedrag zich al op jonge leeftijd vormt in de vroege kindertijd. De kleuterschoolperiode is een fase waarin kinderen hun intrede doen in de groep leeftijdsgenoten waarmee ze waarschijnlijk hun gehele basisschoolcarrière zullen doorbrengen. Het vinden van aansluiting bij deze groep is een belangrijke ontwikkelingstaak in deze fase. Slagen kinderen hier niet in en worden ze afgewezen door hun leeftijdsgenoten, dan lopen ze het risico deze negatieve sociale status gedurende een langere periode te houden. Sociale problemen op kleuterleeftijd zijn voorspellend voor sociale, emotionele en gedragsproblemen op 10-jarige leeftijd, die op hun beurt weer voorspellend blijken te zijn voor gedragsproblemen op 18-jarige leeftijd. De bevindingen van van Gooren (2012), komen overeen met die uit eerder onderzoek naar effectieve schoolgezondheidsinterventies met betrekking tot psychische gezondheid (Weare en Nijnd, 2011). Uit die bevindingen blijkt dat een van de belangrijkste eigenschappen van succesvolle en effectieve interventies is dat men vroeg begint met de jongste kinderen en dit blijft continueren bij de oudere groepen. Verbondenheid Uit de wetenschappelijke literatuur komt nog een belangrijk en te beïnvloeden aspect naar voren wat grote invloed heeft op gezondheid van kinderen: verbondenheid met de school. Uit het onderzoek Vertrouwen in de School (WRR, 2009) waarin gezocht werd naar factoren om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, wordt met regelmaat de link met gezondheid gelegd. Verbondenheid werkt als beschermende factor voor vroegtijdige schooluitval én voor gezondheid. Het blijkt dat als leerlingen zich verbonden voelen met hun school dat niet alleen positieve effecten op hun prestaties heeft, maar ook op hun gezondheid op korte en lange termijn. Hoewel dit rapport met name over het voortgezet onderwijs gaat, wordt ook bewijs aangevoerd dat verbondenheid op de basisschool belangrijke positieve effecten heeft. Verbondenheid met de school is iets dat belangrijk is vanaf de kleutertijd en dat tijdens de hele schoolperiode doorlopend gestimuleerd moet worden. Verbondenheid wordt in de Engelstalige literatuur beschreven als ‘school attachment’, ‘school bonding’, ‘sense of belonging’ of ‘commitment’. Het gaat daarbij om de overtuiging en ervaringen van leerlingen dat binnen de school volwassen en leeftijdgenoten belang in hen stellen als individu en als leerling. Zij voelen zich gezien, gewaardeerd en uitgedaagd. Dit wordt ook wel het sociale ontwikkelingsmodel genoemd. Dit model gaat ervan uit dat verbondenheid leidt tot ‘resilience’: veerkracht of weerbaarheid. Leerlingen zijn eerder geneigd gezond gedrag te tonen wanneer ze zich verbonden weten met de school. Door deze belangrijke beschermende factor te versterken zijn kinderen succesvoller op school en worden gezondheids- en gedragsproblemen voorkomen. Een voorbeeld van de effectiviteit van verbondenheid is de National Longitudinal Study of Adolescent Health een onderzoek naar de impact van beschermende factoren op de gezondheid en welzijn van meer dan 36.000 middelbare scholieren in de Verenigde Staten Verbondenheid met school was de sterkste beschermende factor voor jongens en meisjes voor het verminderen van drugs- en alcoholgebruik, absenteïsme, vroege seksuele activiteit, geweld en het risico op onbedoelde schade (drankgebruik tijdens rijden, niet dragen van autogordels). Na verbondenheid met de familie was de verbondenheid met school de belangrijkste beschermende factor voor emotionele problemen, eetstoornissen, en zelfmoordgedachten en – pogingen. Opmerkelijk is ook dat bijna elk van de meest succesvolle integrale gezondheidsinterventies in de Verenigde Staten veel aandacht geeft aan de verbondenheid met de school (zie tabel 5.1 in hoofdstuk 5). Een positieve hechte relatie tussen leraar en leerling is een van de voorwaarden voor verbondenheid. In paragraaf 4.2.wordt hier uitgebreider op ingegaan.
3.5. Schoolbeleid en gezondheidsbeleid integreren Onder andere omdat op de arbeidsmarkt sociale vaardigheden steeds belangrijker worden, krijgen deze vaardigheden ook in het onderwijs steeds meer aandacht. De pedagogische opdracht voor de
14
school wordt ‘onmiskenbaar belangrijker’ (Pels, 2011), maar gezondheid als invulling hiervan en onderwijs gaan nog niet vanzelfsprekend hand in hand. Soms worden de pedagogische en cognitieve opdracht als concurrerend gezien, niet in de laatste plaats omdat samenleving en politiek steeds nieuwe opvoedingstaken voor het onderwijs agenderen zoals bijvoorbeeld aandacht voor seksuele diversiteit en anti-pestprogramma’s. De feitelijke situatie is echter dat scholen zich al veel en op veel verschillende manieren met gezondheid bezig houden; van rookbeleid voor het personeel tot traktatiebeleid, van sociale vaardigheden tot lessen over voeding en van sportactiviteiten tot antipestprogramma’s, maar deels zien scholen dat nog als extra taken. Wanneer gezondheid meer geïntegreerd zou worden in het curriculum, zou de tegenstelling ‘onderwijs-gezondheid’ kunnen verdwijnen en zou de school niet meer in de eerste plaats gezien worden als een leeromgeving maar als een leefomgeving. Andere landen hebben al grote stappen in gemaakt in het integreren van gezondheid in het schoolcurriculum. In Engeland wordt sinds 1999 met de ‘National Healthy Schools Standard´ gewerkt. Deze manier van werken lijkt sterk op de Nederlandse Gezonde Schoolbenadering. Onderzoek naar Engelse scholen na vijf jaar gebruik van de ‘National Healthy Schools Standard´ is succesvol: “Door het verbeteren van de leeromgeving gaan de concentratie en prestaties van leerlingen vooruit, verbetert hun gezondheid en zijn hun onderwijsleerprestaties verbeterd” (Thomas Coram Research Unit, 2004). Opvallend is het lagere schoolverzuim onder leerlingen en de vermindering van schooluitval. Eveneens blijkt het welzijn en de arbeidssatisfactie hoger bij het schoolpersoneel van gezonde Engelse scholen. Studies elders in de wereld bevestigen dit beeld en laten een verband zien met meer transparante besluitvorming op school en een intensievere relatie tussen de school en diens omgeving (Carsson, 2001). In een aantal landen werken de gezondheidssector en de onderwijssector samen om de effectiviteit van gezonde scholen in kaart te brengen. Zo zijn in Schotland indicatoren voor de effectiviteit van gezondheidsbevordering opgenomen in de bestaande kwaliteitsindicatoren voor het onderwijs. Daar is de aandacht voor gezondheid en welzijn onderdeel van een nieuw integraal curriculum met als motto: ‘health at the heart of learning’. In Duitsland is de ‘gute gesunde Schule’ benadering ontwikkeld. Doel is een duurzame verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Onderwijskwaliteit is hiervoor in kaart gebracht in vijf centrale domeinen: realisering van educatieve taken, het leer- en onderwijsproces, leiderschap, schoolklimaat en tevredenheid. Voor elk van deze domeinen zijn kwaliteitsindicatoren vastgesteld en bij elk van deze indicatoren is aangegeven wat gezondheid hieraan bijdraagt. Voor meer informatie, zie: http://www.nationaalkompas.nl/preventie/in-verschillende-settings/school/verschillen-internationaal/ De in dit hoofdstuk genoemde aandachtspunten geven richting om gezondheidsbevordering op de school meer integraal aan te pakken: Meer inhoudelijke samenhang tussen interventies bijvoorbeeld in een doorlopende leerlijn. Meer integratie van school- en gezondheidsbeleid. gebruiken van programma’s sociaal- emotionele ondersteuning die al op jonge leeftijd ingezet kunnen worden. In het volgende hoofdstuk gaan we uitgebreider in op wat er al gebeurt en welke stappen nog genomen moeten worden.
15
4. Een integraal schoolgezondheidsprogramma Een integraal programma betekent, algemeen gedefinieerd, dat het programma op zichzelf staat en dat er niets ontbreekt (Van Dale). Maar welke onderdelen zijn noodzakelijk om te kunnen constateren dat er niets ontbreekt? Binnen de gezondheidszorg heet integraal gezondheidsbeleid: ‘Beleid waarbij de belangrijkste relevante sectoren binnen en buiten het volksgezondheidsdomein samenwerken aan het aspect gezondheid, met als gemeenschappelijk doel het bevorderen of beschermen van de gezondheid’ (RIVM, 2010a). Vanuit het oogpunt van gezondheid zijn dit sectoren als onderwijs, ruimtelijke ordening, beheer openbare ruimte, veiligheid, economie, media, financiën, sport en sociale zaken. Wanneer we het over gezondheidsbeleid op school hebben en voor een integrale aanpak kiezen, dienen we enerzijds gezondheid zoveel mogelijk te koppelen aan de primaire processen binnen het onderwijs: de cognitieve opdracht en de pedagogische opdracht. Maar deze kunnen op hun beurt niet los gezien worden van wat er in de omgeving van de school gebeurt. Integraal aan gezondheid werken binnen de school kan door: Al op zeer jonge leeftijd in te zetten op het via programma’s stimuleren van de sociaal emotionele ontwikkeling. Een bij kleuters goed verlopende sociaal emotionele ontwikkeling is een belangrijke voorwaarde voor het (iets later) aanleren van gezondheidsvaardigheden. Te zorgen voor een binnen de school natuurlijke opeenvolging van gezondheidsonderwerpen. Enerzijds kunnen bestaande programma’s als leerlijnen opgedeeld worden in deelprogramma’s, die in opeenvolgende leeftijdsgroepen aangeboden worden. Anderzijds zullen nieuwe leerlijnen ontwikkeld moeten worden waar verschillende gezondheidsthema’s inhoudelijk worden geïntegreerd. Niet alleen via aparte programma’s aan gezondheid te werken, maar ook door van de school een veilige en plezierige leefgemeenschap te maken, waar kinderen zich mee verbonden voelen. Binnen school, waar noodzakelijk, tijdige en adequate individuele leerlingenzorg te bieden die van goede kwaliteit is. Er zorg voor te dragen dat wat op school plaatsvindt verbonden is met wat elders in de gezinnen van de leerlingen, de wijk en eventueel in kerken en moskeeën plaatsvindt. Ouders dienen hier zoveel mogelijk bij betrokken te worden. Belangrijke aspecten van een integraal schoolgezondheidsprogramma zijn dus: inhoudelijke afstemming, opeenvolging en de schoolcontext.
4.1. Sociaal-emotionele ontwikkeling De sociaal-emotionele ontwikkeling in de kleutertijd heeft grote invloed op het gezondheidsgedrag van kinderen en tieners op latere leeftijd (Gooren, 2012). Een integraal gezondheidsprogramma zal daarom al vanaf de eerste klassen moeten starten met sociaal-emotionele ontwikkeling. Jaar na jaar kunnen nieuwe bouwstenen aan deze basiscompetenties toegevoegd worden, zodat aan het eind van de schoolperiode de kinderen in staat zijn gezonde keuzes te maken. Door gerichte aandacht voor basiscompetenties, die als gemeenschappelijke determinanten voor gezondheidsgedrag functioneren, zal er efficiënter gewerkt kunnen worden en is er minder sprake van overlap. Voorbeelden van dergelijke programma’s komen in het volgende hoofdstuk aan bod.
4.2. Rol van verbondenheid In het vorig hoofdstuk werd het belang van verbondenheid voor het ontwikkelen van een gezonde leefstijl benoemd. De vraag hoe deze verbondenheid bevorderd kan worden is echter nog niet beantwoord. Belangrijke onderzoeken rondom de relatie verbondenheid en gezondheid op school zijn het rapport over School Connectedness (Centers for Disease Control and Prevention, 2009) en het rapport Vertrouwen in de School (WRR, 2009). Eveneens een belangrijke bron van informatie is de Wingspread Declaration, voortgekomen uit een conferentie in 2003 met het thema School
16
Connectedness – Strengthening health and educational outcomes for teens. Uit deze documenten komen de volgende aspecten naar voren die verbondenheid op scholen bevorderen: Stel hoge verwachtingen aan de kinderen voor hun schoolprestaties en motiveer ouders, waar nodig, om mee te gaan in deze verwachtingen en hun kinderen adequaat te ondersteunen. Voorzie de leerlingen van academische, emotionele en sociale vaardigheden die nodig zijn om actief bij school betrokken te zijn. Gebruik effectief klasmanagement en onderwijsmethoden om een positieve leeromgeving te bevorderen. Biedt docenten en ander schoolpersoneel professionele ontwikkeling en ondersteuning om hen in staat te stellen tegemoet te komen aan de cognitieve, emotionele en sociale behoeften van kinderen Werk aan vertrouwensrelaties tussen leerlingen, leerkrachten, schoolleiding en families, die een open communicatie bevorderen. Voer een eerlijk en consistent disciplinair beleid en voer actief beleid om agressie, pesten of vandalisme te voorkomen, biedt fysieke en emotionele veiligheid. Creëer een besluitvormingsproces dat leerlingen, familie en omgeving de mogelijkheden biedt om hierin te participeren. Verstrek educatie en andere mogelijkheden om ouders in staat te stellen om actief betrokken te zijn bij de ontwikkeling van hun kind op school. Waarborg dat elke leerling een hechte en goede relatie heeft met tenminste één ondersteunende volwassene op de school. Hoewel veel van de genoemde onderwerpen om schoolbeleid gaan kunnen thema-instituten hier ook een rol in spelen, bijvoorbeeld door trainingen te geven aan schoolpersoneel om hen te leren tegemoet te komen aan de emotionele en sociale behoeften van kinderen of programma’s te maken die gericht zijn op (emotionele) veiligheid en anti-pestprogramma’s.
4.3. Integraal werken: Opeenvolging in leerlijnen Voor een effectief integraal programma is het belangrijk dat de interventies een doorlopend geheel en een logische, natuurlijke opeenvolging vormen door de jaren heen: een doorlopende leerlijn. Uiteindelijk doel is dat interventies onderling zo op elkaar afgestemd worden dat een consistent aanbod ontstaat waarin interventies voortbouwen op voorafgaande interventies en voorbereiden op volgende interventies. Deze leerlijnen dienen nauw aan te sluiten op de ontwikkelingsstadia van kinderen. Het toeschrijven van doelen aan bepaalde leeftijdsgroepen betekent niet dat volgende leeftijdsgroepen daar niet mee bezig kunnen zijn. Wat in eerdere groepen geleerd wordt, komt vaak in geïntegreerde vorm terug in doelen voor volgende leeftijdsgroepen (Bron et al., 2006). In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan.
4.4. Integraal werken: in de hele schoolcontext Wanneer binnen de schoolcontext wordt gesproken over een integrale aanpak, wordt dit meestal gezien als de situatie waarbij het programma of het beleid zich niet beperkt tot slechts één component maar dat wordt ingezet op een koppeling van verschillende componenten, zoals individuele leerlingenzorg, educatie en de sociale en fysieke omgeving (RIVM, 2010b). Deze koppeling is er niet voor niets. In onderzoek van Stewart-Brown (2006) blijkt dat de meest effectieve schoolprogramma’s zich niet alleen op het curriculum richten, maar ook op andere componenten zoals de schoolomgeving en het betrekken van de familie en andere actoren rondom de school. Ook volgens het RIVM (2010b) blijkt dat de zogenaamde multi-componentprogramma’s meer effect op de gezondheid van de leerlingen hebben dan single-componentprogramma’s. Deze effecten zijn in elk geval bekend op het gebied van voeding, anti-pestinterventies en beweging. Het is daarom van belang dat gezondheid niet alleen een onderwerp is wat in een lesprogramma wordt behandeld maar dat het doorwerkt in de hele schoolcontext. De Gezonde School is een goed voorbeeld van integraal werken in de hele schoolcontext. Zij hebben vier niveaus benoemd waar een gezondheidsprogramma zich mee bezig moet houden:
17
1. Signalering: Signalering betekent in dit verband: vroegtijdige signalering van bekende risicofactoren bij individuele leerlingen (zoals gescheiden ouders) en de geïndiceerde preventieve zorg die daarop volgt (individuele leerlingenzorg). Signalering geeft de mogelijkheid om met individuele leerlingenzorg in te spelen op collectieve preventie en andersom. Zorgteams op de basisschool en bovenschoolse zorgadviesteams (ZAT) kunnen een belangrijke rol vervullen, door signalen over problemen bij zorgleerlingen aan te kaarten bij bijvoorbeeld de Gezonde Schooladviseur. 2. Educatie: Gezondheidseducatie is het (klassikaal) aanbieden van informatie en voorlichting over gezondheid aan leerlingen. Het doel is primair collectieve preventie. De informatie kan in aanvullende lessen besproken worden, maar ook geïntegreerd worden in het reguliere curriculum, bijvoorbeeld in het taal- of rekenonderwijs. Gezondheidseducatie is ook toepasbaar om schoolpersoneel en ouders te bereiken, bijvoorbeeld in de vorm van deskundigheidsbevordering van leerkrachten (docententrainingen), workshops of informatieavonden voor ouders. 3. Schoolomgeving: De schoolomgeving is gezond als de fysieke en sociale omgeving optimaal is voor leerlingen (om te leren) en voor het schoolpersoneel (om te werken). Betrek bij de schoolomgeving ook de wijk waar de school in staat, bijvoorbeeld door leerlingen te laten deelnemen aan introductielessen bij sportverenigingen in de buurt of andere wijkactiviteiten. Laat activiteiten op school daarop aansluiten en bevorder samenwerking met organisaties die wijkgericht aan gezondheidsbevordering werken. Belangrijk is ook de inrichting van de school, zoals een aangepaste en gezonde kantine, betere luchtkwaliteit en de aanpassing van het schoolplein 4. Schoolbeleid: Onder ‘schoolbeleid en regelgeving’ worden afspraken, regels, protocollen en de handhaving daarvan verstaan. Voorbeelden zijn schoolbreed beleid over gezonde traktaties en afspraken over sport en beweging op en rondom school. Opname van gezondheid in het schoolbeleid draagt bij aan de structurele en blijvende aandacht voor een gezondheidsprobleem. Bron: Loket 4 Gezond Leven Het rapport ‘Promoting Health in Schools; From Evidence to Action’ (St. Leger et al., 2010) gaat eveneens in op het belang van het betrekken van verschillende niveaus. De niveaus die zij noemen komen grotendeels overeen met die van de Gezonde School. Verschillen bestaan hierin dat er extra aandacht is voor: de kwaliteit van relaties op school het belang van verbondenheid de contacten met lokale en regionale gezondheidsorganisaties die op een of andere manier verantwoordelijkheid hebben voor de kinderen. Deze extra aandachtspunten staan niet op zichzelf, maar worden ook vaker benadrukt, met name in de in Amerika veel gebruikte integrale schoolgezondheidsprogramma’s (zie tabel 5.1). Uit dit hoofdstuk wordt duidelijk dat een integraal schoolgezondheidsprogramma veel aspecten kent, met als kern een visie op de school als leefgemeenschap in plaats van een leergemeenschap. Een plek waar onderwijsbeleid en gezondheidsbeleid volledig geïntegreerd zijn. In het volgende hoofdstuk zullen we enkele voorbeelden geven van bestaande initiatieven en programma’s die streven naar integraal beleid.
4
http://www.loketgezondleven.nl/settings/gezonde-school/handleiding-gezonde-school/activiteitenkiezen-en-uitvoeren/activiteiten-kiezen/vier-niveaus/
18
5. Relevante initiatieven, ontwikkelingen, programma’s Integraal aan gezondheid werken binnen een schoolsetting is, zoals de Gezonde School Aanpak al laat zien, geen nieuw idee. Door de jaren zijn er veel initiatieven en ontwikkelingen geweest. Zoals genoemd in hoofdstuk 1 hebben de ministeries van VWS en OCW gezamenlijk aan de PO- en VOraad de opdracht gegeven de ‘Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school’ (Onderwijsagenda SBGL) te maken. Binnen die samenwerking zullen nieuwe leerlijnen ontwikkeld worden, die vanaf 2016 op scholen gebruikt kunnen worden. De ambitie is dat er in 2016 sprake is van een uitgewerkte doorlopende leerlijn Gezonde Leefstijl met bijbehorend leermiddelenen leerlingvolgsysteemadvies. In de Verenigde Staten zijn meerdere in het oog springende schoolprogramma’s die als voorbeeld kunnen dienen van integrale gezondheidsprogramma’s in Nederland. Hieronder wordt een aantal initiatieven, (internationale) programma’s en ontwikkelingen op een rij gezet die kunnen inspireren.
5.1. Integrale schoolgezondheidsprogramma’s uit de Verenigde Staten Op grote schaal uitgevoerde Integrale schoolgezondheidsprogramma’s zijn Growing Healthy, het Child Development Project, het Seattle Social Development Project, Positive Action en PATHS. Centraal bij deze programma’s staat dat de school in de eerste plaats geen leer- maar een leefomgeving is. Er is veel aandacht voor basiscompetenties en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Vaak leren kinderen binnen die programma’s sociale vaardigheden en is er aandacht voor het zelfbeeld, zelfcontrole en het oplossen van (sociale) problemen. Ze strekken zich uit over lange schoolperiodes. Sommigen starten in de basisschoolleeftijd en gaan door op het voorgezet onderwijs. Het zijn brede programma’s die zich niet op één gezondheidsthema richten, maar wel veel gezondheidseffecten hebben op gezondheidsgebieden als alcoholgebruik, roken en drugs. Ze voorkomen gedragsproblemen, leiden tot minder schooluitval en betere prestaties. Deze programma’s worden uitgebreider toegelicht in tabel 5.1. op blz.22
5.2. Programma’s en ontwikkelingen in Nederland In opdracht van de ministeries van OCW en VWS en in overleg met de thema-instituten is al in 2006 door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) een voorstel doorlopende leerlijnen gemaakt. Uitgangspunt van een leerlijn is dat leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan zich bepaalde competenties hebben eigen gemaakt. De leerlijnen zijn deels gebaseerd op de leeftijdsfasen vanuit de ontwikkelingspsychologie (Bron et al., 2006). Deels zijn ze op basis van input van de thema-instituten gemaakt. Hierin worden een aantal uitgangspunten genoemd: 1. Het maken van positieve keuzes ten aanzien van de eigen gezondheid. 2. Respecteren en waarderen van eigen en andermans lichaam en identiteit. 3. Signaleren en bespreekbaar maken van geestelijke gezondheid. 4. Intieme relaties aangaan, onderhouden en beëindigen. 5. Verantwoord omgaan met seksualiteit. 6. Hanteren van een uitgebalanceerd voedingspatroon. 7. Verantwoord omgaan met genotmiddelen. 8. Dagelijks voldoende lichamelijk actief zijn. 9. Veilig handelen in verkeer, werk en vrije tijd. Behalve een uitgebreide beschrijving van de ontwikkelingstaken van kinderen zijn per leeftijdsgroep de leerlijnen in het SLO-voorstel al zeer gedetailleerd uitgewerkt. Deze lijken nog steeds bruikbaar als uitgangspunt voor veel concretere invulling. Twee thema-instituten hebben deze leerlijnen intussen al wel gedetailleerd ingevuld zoals Rutgers WPF en het Voedingscentrum. (Bijlagen 3 en 4). Dat hebben zij voor de “eigen“ thema’s relationele en seksuele gezondheid en voor het thema voeding gedaan.
19
Richtlijn Rutgers WPF De Richtlijn Seksuele Relationele Vorming toont dat niet alleen domein specifieke competities belangrijk zijn. Algemene competenties waar vanaf groep 4 aandacht aan gegeven wordt zijn onder andere: zelfbeeld, omgaan met emoties, communicatieve vaardigheden en het bewustzijn van keuzen en mogelijkheden. Ook worden genoemd vaardigheden als kunnen onderhandelen en compromissen sluiten, verdraagzaamheid en empathie kunnen tonen. Dit zijn belangrijke bouwstenen voor een goede seksuele gezondheid, maar vormen ook gemeenschappelijke determinanten voor andere gezondheidsthema’s. In Bijlage 4 is als illustratie het deel van deze leerlijn overgenomen dat gaat over de leeftijd 6-9 jaar.
Leerlijn voedingscentrum Op basis van het voorstel doorlopende leerlijnen heeft het Voedingscentrum een “eigen” voorstel uitgewerkt: Voorstel voor de doorlopende leerlijn: “Hanteren van een gezond én duurzaam voedingspatroon voor 4-18 jarigen in primair, voortgezet en onderbouw van middelbaar beroepsonderwijs”. Deze uitgebreide leerlijn 45 blz.is met name bedoeld voor onderwijsontwikkelaars. In een matrix staan doelen die inzicht moeten geven in mogelijkheden tot samenhang tussen de verschillende lesinhouden van de thema’s voeding en voedsel in de context van leefstijl. In dit voorstel noemt het voedingscentrum de verschillende aspecten van de Gezonde School, en geeft aan enkel te voorzien in de uitwerking van de leerlijnen voor het curriculum.
Leefstijl Een voorbeeld van een integraal programma dat onder andere op basisscholen gebruikt wordt is Leefstijl. Het is een programma dat kinderen vanaf de kinderopvang/peuterspeelzaal tot en met het beroepsonderwijs helpt om hun sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. Zoals: samen spelen, samenwerken, praten, luisteren, rekening houden met elkaar, zelfvertrouwen opdoen, gevoelens uiten, omgaan met verschillen, conflicten oplossen en omgaan met groepsdruk. Ook komen media-educatie, gezondheidsvaardigheden en burgerschap aan bod. Leefstijl voor het basisonderwijs is geïnspireerd op het Amerikaanse Skills for Growing. In de lessen wordt zowel aandacht besteed aan sociale vaardigheden als aan gezondheidsvaardigheden. Om ouders er zoveel mogelijk bij te betrekken zijn er verschillende huiswerkopdrachten die kinderen samen met de ouders kunnen maken. Ook is er een programma met acht ouderworkshops. In de thema’s die Leefstijl behandeld komen de volgende onderwerpen naar voren: Positieve groepsvorming en een prettige sfeer in de klas. Ontdekken waar je goed in bent en zelfvertrouwen krijgen. Herkennen dat je je leven richting kunt geven. Omgaan met boosheid en leren ruzies zonder verbaal of lichamelijk geweld op te lossen. Het eigen maken van vaardigheden zoals leren luisteren, gevoelens uiten, de gevoelens van anderen begrijpen, nee zeggen en keuzes maken. Het voorkómen van ongewenst gedrag zoals pesten, vandalisme en stelen. Nadenken en beslissen over gokken, roken, alcohol en drugsgebruik (in het materiaal voor het voortgezet onderwijs). Het programma Leefstijl is erkend door het Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie als ‘Theoretisch goed onderbouwd’. In de Verenigde Staten zijn diverse studies verricht naar de effecten van Skills for Adolescence, dat een bewerking is van Leefstijl voor het voortgezet onderwijs. Daar zijn positieve effecten gevonden op kennis, attitudes en gedrag van leerlingen ten aanzien van middelengebruik. Ook zijn er positieve effecten gevonden op schoolresultaten van de leerlingen. In Nederland uitgevoerde onderzoeken worden niet vermeld op het Loket Gezond leven. Onderzoek op drie basisscholen naar de effecten van Leefstijl op pesten leverde ondanks een positieve waardering van docenten nog geen effecten op (Derriks et al., 2011). Opvallende conclusie is ook dat de
20
uitvoering ervan per school erg verschilt en dat de kosten een remmende factor kunnen zijn. Dit programma, ooit met steun van de Stichting Lions Quest gestart, is nu een activiteit van uitgeverij Edu’Actief b.v. en daarmee relatief kostbaar.
PAD Het Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD) is de Nederlandse versie van het Amerikaanse programma PATH, (Promoting Alternative Thinking Strategies), zie ook tabel 5.1. op blz. 22. Het richt zich op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen op de basisschool. De theorieën die aan PAD ten grondslag liggen, leggen de nadruk op een samenhang van cognities, emoties en communicatief gedrag. PAD werkt vanaf groep 1 aan de volgende vaardigheden: (1) zelfbeeld, (2) zelfcontrole, (3) emoties en (4) probleemoplossend vermogen. Het leerplan bestaat uit 7 mappen met 161 lessen voor de groepen 1 tot en met 8. In de Verenigde Staten is al veel onderzoek gedaan naar de effecten van PATHS, waaruit blijkt dat PATHS een zeer positieve invloed heeft op de vier vaardigheden waar het zich op richt en daarmee bijvoorbeeld gedragsproblemen bij kinderen vorkomt. Ook uit meerdere Nederlandse onderzoeken naar PAD blijken positieve effecten. Die staan beschreven in de Databank Nederlands Onderzoek Jeugd en Opvoeding van het NJI. (www.nji.nl) Het programma heeft de beoordeling: “waarschijnlijk effectief”. Het gebruik van dit programma bij kleuters in groep 1 en 2 leidt tot verbetering van de sociale vaardigheden van kleuters en kan ook bijdragen aan verbetering van de relaties met hun klasgenootjes. (Gooren, 2012).
.
21
Tabel 5.1: Effectieve integrale programma’s uit de Verenigde Staten Naam
Growing Healthy
Child
Development
Seattle Social Development Project
Positive Action
Project
Doelgroep Inhoud
PATH In Nederland PAD
Kinderen basisschool en
Kinderen basisschool en
Kinderen basisschool, leerkrachten,
ouders
ouders
ouders
Kinderen basisschool
Kinderen basisschool en
Risicofactoren niet als
School geen leer- maar
Ontwikkelen sterkere banden met
Positieve levensinstelling leidt positief gedrag. Aandacht
Stimuleren sociaal-
afzonderlijke
leefgemeenschap.
familie en school. Bevordering
voor 6 thema’s:
emotionele ontwikkeling
probleemgebieden
Preventie al vroeg in
cognitieve en sociale vaardigheden.
•Zelfbeeld
kinderen. Met vier
beschouwen, maar focus op
ontwikkeling kind.
•Fysieke en mentale positieve acties voor een gezond
hoofdthema’s: zelfbeeld,
onderlinge samenhang
Verbondenheid met school
lichaam en gezonde geest
zelfcontrole, emoties,
werkt toe-eigenen normen
•Jezelf op een verantwoordelijke manier aansturen
oplossen problemen
en waarden
•Anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden
ouders
•Eerlijk zijn tegen jezelf en anderen •Jezelf voortdurend proberen te verbeteren Werkwijze
42-53 lessen per
School geen leer- maar
Kinderen: Probleemoplossingsproject,
Deze basisfilosofie komt in alle componenten van het
161 lessen verdeeld over 8
groepsniveau, deels
leefgemeenschap.
weerbaarheidstraining, aanleren
programma en via zes thema’s terug, zoals in de lessen,
jaren.
geïntegreerd in bestaand
Preventie al vroeg in
positieve alternatieven voor negatief
het schoolklimaatprogramma, het gezinsprogramma en
curriculum
ontwikkeling kind.
gedrag.
de andere onderdelen. Als het programma wordt
Verbondenheid met school
Leerkrachten: Proactief klasse-
uitgevoerd zoals bedoeld raakt het iedereen binnen de
werkt toe-eigenen normen
management, interactief en
school en alle activiteiten, van het klaslokaal tot de
en waarden
coöperatief lesgeven.
middagpauzes. Dit alles maakt dat leerlingen aangeleerde
Ouders: Training in opvoeding die
concepten en vaardigheden gedurende de dag in
emotionele band van kinderen met
verschillende contexten kunnen oefenen.
school en gezin versterkt. Effecten
Effecteng groter dan
Minder roken, alcohol- en
Resultaten op 18-jarige leeftijd:
Effecten, verbeteringen tot:
Verbetering zelfcontrole,
losstaande interventies.
drugsgebruik. Minder
Minder betrokkenheid bij wangedrag
Leerprestaties: 13- 52% , Zelfbeeld: 43%,
verbeterde herkenning en
Minder roken en
probleemgedrag
op school, minder geweld en
Effecten, afnamen tot:
begrip van emoties,
drugsgebruik op latere
(weglopen, diefstal,
criminaliteit, minder alcoholgebruik,
Geweld: 50 - 85%, Drugs, roken en alcoholgebruik: 23-
toegenomen frustratie-
leeftijd. Grotere kennis
vechten, vernielen). Betere
minder seksueel risicogedrag.
73%
tolerantie effectiever
(instandhouding)
houding, motivatie en
Sterkere band met school, betere
Geven van straf: 90%, Schorsingen: 28 - 80%,Absentie:
oplossen problemen,
gezondheid. Ouders
gedrag rondom leren.
schoolprestaties,
5-15%
verbetering logisch denken
Pesten: 40%
en vooruit denken.
gedragen zich gezonder
22
6. Samenvatting en aanbevelingen Actueel beleidsthema biedt kansen Het doel van deze nota is te stimuleren dat aandacht voor gezondheid geïntegreerd wordt in schoolbeleid en de nota wil een impuls geven om dat meer efficiënt en effectief te doen. We zijn nagegaan of er niet veel meer integraal op scholen aan gezondheid gewerkt moet worden. In deze nota over integrale gezondheidsbevordering op de basisschool geven wij aan dat gezondheidsbevordering via het onderwijs een belangrijk beleidsthema is voor de ministeries van VWS en OCW. Dat blijkt onder andere uit de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school. Dat is een verbetering in vergelijking met de situatie ten tijde van een eerder verschenen rapport over dit onderwerp: Inhoudelijke Samenhang Gezondheidsbevorderende Interventies (RIVM 2010a), waar dit rapport een vervolg op is. Daarin wordt gesproken over de noodzaak van regie en het betrekken van meer beleidsterreinen. Daar is dus nu meer sprake van. Een lange traditie met schoolgezondheidsbeleid en de Aanpak Gezonde School heeft wel tot veel gezondheidsbevordering op scholen geleid, maar is nog niet vanzelfsprekend geïntegreerd in onderwijs- en schoolbeleid. Die kansen liggen er nu wel. Zeker via de leerlijnen die door SLO ontwikkeld worden als onderdeel van de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school. Gezondheidsbevordering binnen de pedagogische opdracht. De kerndoelen van het basisonderwijs verplichten scholen onder andere om zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van leerlingen en klasgenoten. Dat past heel goed binnen de pedagogische opdracht van de school. Omdat de opvoeding van kinderen niet alleen in het gezin, maar ook op school plaatsvindt is het belangrijk om goed aan te sluiten bij de normale ontwikkeling van kinderen. Het goed afronden van de zogeheten ontwikkelingsopgaven helpt kinderen om op termijn steeds meer regie te krijgen, ook over de eigen gezondheid. Dat is een natuurlijke opdracht van de school. Gezondheidsbevordering past daarom goed in de pedagogische opdracht. Overaanbod van interventies Scholen zijn volop en op heel veel verschillende manieren bezig met gezondheid maar het is de vraag of het efficiënt en effectief gebeurt. Een overaanbod van interventies maakt het scholen moeilijk om te kiezen en het is de vraag of scholen mede daardoor effectieve interventies kiezen. Veel interventies richten zich op de groepen 7 en 8 omdat kinderen op die leeftijd goed beïnvloedbaar zijn en snel daarna te maken gaan krijgen met belangrijke gezondheidskeuzen op het terrein van genotmiddelen, seksualiteit en weerbaarheid. Omdat scholen maar beperkt tijd hebben voor gezondheidsbevordering is het risico dat interventies elkaar beconcurreren. Er is daarnaast overlap binnen interventies voor wat betreft de competenties waar zij zich op richten. Competenties als neen kunnen zeggen en groepsdruk kunnen weerstaan zijn bijvoorbeeld zowel belangrijk bij niet roken, als bij het weerstaan van de verleiding van alcohol- en drugsgebruik. Op jonge leeftijd sociaal-emotionele ondersteuning Voor gezond gedrag van kinderen is een goede sociaal-emotionele basis nodig. Zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen zijn componenten hiervan. Daarom is het voor gezondheidsbevordering belangrijk dat op school al op jonge leeftijd in die basis geïnvesteerd wordt. Vanuit meerdere wetenschapsterreinen wordt benadrukt dat om gezondheidsproblemen, gedragsproblemen en schooluitval te voorkomen er op heel jonge leeftijd gestart moet worden. Programma’s voor sociale vaardigheden in de eerste groepen van het primair onderwijs leggen een basis voor beter sociaal functioneren, voorkomen daarmee sociale afzondering en hebben aantoonbaar positieve gezondheidseffecten tot aan de volwassenheid. Dergelijke programma’s zouden in Nederland kunnen dienen als basis waarop in opeenvolgende leerjaren op verder gebouwd wordt. Passend bij de leeftijd komen dan specifieke gezondheidsthema’s ter sprake. In Amerika bestaan meerdere van dergelijke programma’s die zich richten op sociaal-emotionele competenties. Enkele zijn vertaald. Het in Nederland zeer bekende programma Leefstijl, dat zowel binnen het po en vo wordt uitgevoerd, is van
23
oorsprong ook een Amerikaans programma. In Nederland is het maar op een zeer klein onderdeel onderzocht op effecten, namelijk pesten. Er werden geen effecten gevonden. Verbondenheid leerlingen met de school leidt tot gezondheidswinst Ook zonder specifieke gezondheidsinterventies hebben scholen al een belangrijke rol in de gezondheidsbevordering. Als kinderen zich gezien, gewaardeerd en uitgedaagd voelen ontstaat verbondenheid. Dit zogeheten sociale ontwikkelingsmodel bewerkstelligt veerkracht en weerbaarheid. Onderzoek wijst uit dat deze kinderen ook op latere leeftijd een gezondere leefstijl hebben, beter presteren en minder vaak uitvallen. Kortom uit onze verkenning blijkt dat adequate gezondheidsbevordering op scholen uit veel componenten kan bestaan. De uitdaging is om deze op een natuurlijke manier te vervlechten, zodat de kans op daadwerkelijke implementatie het grootst wordt.
6.1. Aandachts- en actiepunten voor een integrale aanpak gezondheidsbevordering op de basisschool Samenhang aanbrengen tussen bestaande interventies op basis van gemeenschappelijke determinanten is niet eenvoudig maar wel noodzakelijk en wenselijk voor scholen, GGD-en en ook landelijke thema-instituten. Vanuit de huidige situatie willen we de volgende aandachts- en actiepunten meegeven waar een integraal schoolgezondheidsprogramma rekening mee zou moeten houden: Gezondheidsdoelstellingen en onderwijsdoelstellingen zijn zoveel mogelijk geïntegreerd. Als gezondheidsprogramma’s als natuurlijke onderdelen gezien worden van de pedagogische opdracht van de school krijgen ze een vanzelfsprekende plaats. Als onderdeel van de gezondheidsbevordering moet aandacht zijn voor het bevorderen van verbondenheid van kinderen met de school. Dat levert behalve gezondheidswinst ook betere prestaties en minder gedragsproblemen op waardoor een mogelijk ervaren tegenstelling van de pedagogische opdracht versus de cognitieve opdracht kleiner wordt. Of kinderen zich al/niet verbonden voelen hangt samen met een aantal specifieke organisatiekenmerken van de school. Daar invloed op uitoefenen vraagt specifieke vaardigheden die niet vanzelfsprekend bij het instrumentarium van de gezondheidsbevorderaar horen. Daarom is het belangrijk om daar realistische werkwijzen en doelen voor op te stellen. Een integraal gezondheidsprogramma zal al in de eerste klassen moeten starten met programma’s gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande vertaalde programma’s zoals PAD. Ook andere Amerikaanse programma’s zijn wellicht (deels) bruikbaar of. Misschien moeten er nieuwe methodes komen. Het is belangrijk dat de gezondheidsbevordering een doorlopend geheel vormt en een logische en natuurlijke opeenvolging biedt. Feitelijk gaat het om een doorlopende leerlijn. Uiteindelijk doel is dat interventies onderling zo op elkaar afgestemd worden dat een consistent aanbod ontstaat waarin interventies voortbouwen op voorafgaande interventies en voorbereiden op volgende interventies. Deze leerlijnen dienen nauw aan te sluiten op de ontwikkelingsstadia van kinderen. Anders dan tot nu gebruikelijk kunnen thema-instituten in samenwerking modules aanleveren. Zoals gebruikelijk in de Aanpak Gezonde School is ook de signalering, onder andere via het Zorg Advies Team, een belangrijk element. De school is niet alleen een leer- maar ook een leefomgeving. Daarom worden de externe actoren zoals wijk, kerken en/of moskeeën en instellingen zoals CJG’s betrokken. De samenwerking met ouders is daarbij een belangrijk element.
24
6.2. Aanbevelingen/discussie
Het zou zinvol zijn om de dagelijkse praktijk waar het gaat om gezondheidsbevordering en de vragen van de scholen hieromtrent beter in kaart te brengen. Een ideaal effectief integraal programma begint met onderdelen gericht op de sociaalemotionele ontwikkeling. Een goed verlopende sociaal emotionele ontwikkeling is een belangrijke basis voor gezond gedrag op meerdere gezondheidsgebieden, voor het afmaken van school en goede presentaties. In Amerika bestaat een lange traditie van dergelijke uitgebreide programma’s die over een complete schoolperiode worden uitgespreid. In Nederland gebruikte programma’s als PAD en Leefstijl, beide ook op Amerikaanse programma’s geënt. doen dit ook al stopt PAD na de basisschool. Het is de vraag of dergelijke langlopende programma’s passen binnen de Nederlandse onderwijstraditie en welke de voorwaarden daarvoor zijn. Dat is ook een relevante vraag voor te ontwikkelen integrale programma’s. Dit hangt ook samen met de vraag hoe in het algemeen leermiddelen die meerdere jaren gebruikt worden geselecteerd worden. Daarom is het belangrijk om nader te onderzoeken: o De stand van zaken van de in Amerika gebruikte programma’s. o De mate waarin programma’s als PAD en Leefstijl aanslaan in Nederland en de mogelijkheid om samen te werken met de eigenaars van deze programma’s o Hoe in Europese landen waar gezondheid geïntegreerd is in het onderwijscurriculum de gebruikte programma’s eruit zien. Is daar net zoals in Amerika veel aandacht voor programma’s op het terrein van sociaal emotionele vorming? Hoe worden verschillende gezondheidsthema’s geïntegreerd? o Wat Nederlandse scholen van geïntegreerde programma’s vinden die uitgespreid worden over een groot aantal jaren. In het RIVM rapport Inhoudelijke Samenhang Gezondheidsbevorderende Interventies (RIVM 2010a) wordt de aanbeveling gedaan om een pilot van een integraal programma ‘klein’ te laten beginnen met één of twee gezondheidsthema’s en het, om de kwaliteit te garanderen, te laten monitoren door experts van GBI’s, CGL, TNO en SLO. Het is belangrijk om ook op basis van deze nota te starten met een dergelijke pilot. Hoe groot deze moet zijn hangt ook af van de mogelijke inzet van de Thema-instituten. De samenwerking van de twee ministeries van VWS en OCW en de opdracht vanuit de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl in en rondom de school aan SLO om leerlijnen te ontwikkelen biedt kansen om meer dan nu het geval is te gaan werken aan de school als leefgemeenschap. De hier genoemde aanbevelingen kunnen dan meegenomen worden in het ontwikkeltraject.
Onderwijsbeleid en schoolgezondheidsbeleid veel meer integreren is een uitdaging die tijd kost. Maar nu is er een moment om daar belangrijke stappen in te maken.
25
Literatuur Alliantie Gezondheidsvaardigheden. http://www.gezondheidsvaardigheden.nl. Geraadpleegd 2-4-2013 Bron, J., Keijzer, J., Van Lanschot Hubrecht, V., & Rodenboog, M., (2006) Gezondheidsbevorderend gedrag (PO/VO): Voorstel voor doorlopende leerlijnen. Enschede: Stichting Leerplanontwikkeling Buijs, G. Jong, de, A., Paulussen, T., & Wijngaarden, van, J. (2002) Actieprogramma Schoolgezondheidsbeleid Nederland, Woerden: NIGZ Centers for Disease Control and Prevention (2009) School Connectedness: Strategies for Increasing Protective Factors Among Youth, Atlanta, GA: U.S. Department of Health and Human Services Derriks, M., Vergeer, M., Roede, E., Felix, C. (2011) Preventie van pesten. Implementatie van de methode Leefstijl, Amsterdam: Kohnstamm Instituut Evenblij, M. (2012) Als we goed kijken is feitelijk niemand gezond, Den Haag: Mediator, Vol. 23, No. 5 Farrington, D.P. (2003). Developmental and life-course criminology: key theoretical and empirical issues – The 2002 Sutherland Award Address, Criminology, No. 41, 221-255 Gooren, E.M.J.C.(2012) Peers Matter: Social Problems in Kindergarten and the Development of Psychopathology (Proefschrift), Amsterdam: Vrije Universiteit Knai C., Pomerleau J., Lock K. & McKee M.(2006) Getting children to eat more fruit and vegetables: a systematic review, Prev. Med. 42(2):85-95 Meij, H. (2011) De basis van opvoeding en ontwikkeling, Nederlands Jeugd Instituut Ministerie van OWC (2006) Kerndoelen Primair Onderwijs, Den Haag Pels, T. (2011). De pedagogische functie van het onderwijs. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Peters, L. W. H. (2012) Searching for similarities: transfer-oriented learning in health education at secondary schools (Proefschrift), Amsterdam: Universiteit van Amsterdam St Leger,L., Young, I., Blanchard, C., & Perry, M. (2010) Promoting Health in Schools; From Evidence to Action, IUHPE Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2010a) Inhoudelijke Gezondheidsbevorderende Interventies, Centrum Gezond Leven, rapportage 10-05
Samenhang
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2010b) Gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs, Rapport 255001003/2010 Riksen-Walraven, M. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria. In: IJzendoorn, M., van, Tavecchio, L. en Riksen-Walraven, M. (red.), De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom SLO http://www.slo.nl/primair/kerndoelen
26
Sluijs, van E., McMinn A. & Griffin S.(2007) Effectiveness of interventions to promote physical activity in children and adolescents: systematic review of controlled trials. BMJ; 335(7622):703 Stewart-Brown S. (2006) What is the evidence on school health promotion in improving health of preventing disease and specifically, what is the effectiveness of the health promoting school approach? Kopenhagen: WHO European region Tuk, B. (2008) Gezondheid op school (Intern verslag, weergave gesprek schooldirecteur met medewerkers GBI’s samenwerkend aan de Gezonde School) Van der Laan, A. M., & Blom, M. (2006). Memorandum 2006-4: WODC-monitor zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit - meting 2005. Den Haag: Ministerie van Justitie, WODC Vreeman RC & Carroll AE. (2007) A systematic review of school-based interventions to prevent bullying, ArchPediatr Adolesc Med, 161(1):78-88 Weare K. & Nind M.(2011) Mental health promotion and problem prevention in schools: what does the evidence say and what are the messages for Europe? Health Promotion International; 26:29-69 Wingspread declaration of school connection (2004) Journal of School Health, Vol.74, No. 7: 233 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2009) Vertrouwen in de School: Over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren, Amsterdam: Amsterdam University Press
27
Bijlage 1: Belang van gezondheid op school Het RIVM-rapport Gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs (RIVM, 2010b) geeft in een grootschalig reviewonderzoek duidelijk aan dat er een – al dan niet sterke – relatie bestaat tussen gezondheid van leerlingen en hun schoolprestaties. Daarnaast is een uitgebreid reviewonderzoek gedaan naar de bijdrage die schoolinterventies leveren aan de verbetering van de gezondheid. Per gezondheidsthema worden deze twee punten besproken. Voeding: Relatie gezondheid en schoolprestaties Er is een duidelijk verband tussen het nemen van een ontbijt en het daarop cognitief functioneren, zoals betere concentratie, alertheid en schoolcijfers. Er is een negatieve invloed van ijzertekort en ondervoeding op schoolprestaties (voornamelijk een probleem in ontwikkelingslanden). Er is een verband tussen het niet eten van ontbijt en het minder aanwezig zijn op school, dan wel te laat komen. Bijdrage interventies: Interventies richten zich voornamelijk op educatie via lesprogramma’s en aanpassing van aanbod in de kantine. Beiden houden positief verband met een grotere groente- en fruitconsumptie. Een structurele verankering van de programma’s is noodzakelijk voor de effectiviteit. Multi-component programma’s blijken effectiever dan single-component programma’s Overgewicht en beweging Relatie gezondheid en schoolprestaties Kinderen met overgewicht leveren slechtere schoolprestaties, halen lagere cijfers, blijven vaker een klas zitten en beschouwen zich als minder goede leerlingen. Bijbehorende sociaal-emotionele klachten vormen waarschijnlijk echter een belangrijke mediator in dit verband. Daarnaast zijn kinderen met overgewicht vaker afwezig of te laat op school. Bewegingsprogramma’s houden positief verband met schoolprestaties, concreet verbetert de concentratie en het zelfbeeld, vooral op korte termijn. Effecten op lange termijn is er nog weinig onderzoek beschikbaar. Daarnaast kan het verband waarschijnlijk voor een groot deel verklaard worden door de SES. Bijdrage interventies: De schoolprogramma’s met de grootste effectiviteit richten zich op de schoolse setting. Educatieve programma’s zijn minder effectief in het stimuleren van lichamelijke activiteit. De effecten variëren van een toename van enkele minuten tot 83 minuten per dag in matige en zware inspanning. Verschillende programma’s houden ook verband met een daling van het BMI en een vermindering van televisie kijken. Roken, Drugs en Alcohol Relatie gezondheid en schoolprestaties Er is een negatief verband tussen enerzijds drugsgebruik en anderzijds schoolprestaties en vroegtijdige schoolverlating. Over het verband tussen roken en alcohol versus schoolprestaties en schoolverzuim zijn geen reviews bekend. Bijdrage interventies: Effectieve programma’s richten zich niet alleen op het verstrekken van informatie, maar richten zich ook op de beschermende en risicofactoren bij aanvang van gebruik. Ze richten zich o.a. op het aanleren van vaardigheden om genotsmiddelen te weigeren, op aanpassen van normatieve verwachtingen wat betreft het gebruik. Uit verschillende reviews blijkt dat programma’s die richten op het aanleren van vaardigheden en kennis leiden tot een vermindering van het gebruik van marihuana en harddrugs en zorgen voor een verbetering van beslisvaardigheden, eigenwaarde en het weerstaan
28
van sociale druk. Bij programma’s die een veranderde schoolomgeving ten doel hebben zijn eveneens positieve effecten gevonden, maar is nog niet duidelijk welke elementen precies voor dit effect zorgen. Sociaal-emotionele ontwikkeling: Relatie gezondheid en schoolprestaties Op veel sociaal-emotioneel gerelateerde thema’s ontbreken reviews. Pesters en gepeste kinderen presteren op school slechter, hebben een negatieve schoolbeleving en zijn vaker afwezig. Kinderen met ADHD hebben slechtere schoolprestaties, blijven vaker een klas zitten en zijn vaker afwezig. Bijdrage interventies Interventies leiden tot vermindering van stress, angstgevoelens, depressie en agressief gedrag in de klas. Ze veroorzaken een verhoogd probleemoplossend vermogen en een beter emotioneel inzicht. Anti-pestprogramma’s leiden in de meeste gevallen tot minder pestgedrag.
29
Bijlage 2: Effectief bevonden interventies (Loket Gezond Leven) De interventiedatabase van Loket Gezond Leven bevat 637 interventies voor het basisonderwijs. Hieronder een overzicht van de 65 interventies die goed beschreven zijn, waarschijnlijk effectief, positief beoordeeld in CBO richtlijnen of effectief zijn. Een aantal interventies die zich richten op groep 7 en 8 zijn vetgedrukt. Het hier genoemde “Relaties en seksualiteit” richt zich op alle groepen, maar heeft voor groep 7 en 8 wel 14 lessen. PAD en Leefstijl hebben eveneens lessen voor groep 7 en 8. Mogelijk zijn er meer interventies die deels in deze klassen uitgevoerd worden. Interventie
Doel
Taakspel
Vermeerderen van taakgericht gedrag, verminderen van regel overtredend gedrag en bevorderen van een positief onderwijsklimaat. Uiteindelijk doel is beginnend probleemgedrag in een vroeg stadium te verminderen en om te buigen in positiever gedrag.
Alles kidzzz: individuele sociale vaardigheidstraining voor kinderen van 9-12 jaar.
Het doorbreken van de negatieve spiraal van ongewenst gedrag door het benoemen van positieve momenten. Het kind aan te spreken op haar/zijn competenties i.p.v. haar tekortkomingen.
PRIMA anti-pestmethode
1) Optimale procedurele helderheid verschaffen aan schoolmedewerkers over het antipestbeleid 2) Duidelijk krijgen welke factoren de uitvoering/continuering van het antipestbeleid bepalen. Afname van pestgedrag door leerlingen in de groepen 6 t/m 8.
Vallen is ook een sport
Het einddoel van het lespakket is het aantal valletsels in 2012 te reduceren met 5% ten opzichte van 2008. Om dit te bereiken richt de interventie zich op het verbeteren van valvaardigheden bij kinderen in de basisschoolleeftijd.
Alcoholmatiging Jeugd in de Achterhoek
Het bevorderen van alcoholmatiging onder jongeren van 10 tot 18 jaar, waardoor de negatieve effecten van alcoholgebruik verminderen.
Alle leerlingen actief!
Activeren van inactieve leerlingen die niet reageren op het schoolbrede aanbod. De leerlingen waar echt iets meer nodig is om het plezier in bewegen te (her)vinden.
B.Slim beweeg meer eet gezond (BSlim)
Het uiteindelijk doel is dat eind 2014 het aantal kinderen met overgewicht teruggedrongen is met 5%. B.Slim loopt van 2005-2014.
Beweeg Wijs
Beweeg Wijs heeft als doel het tegengaan van bewegingsarmoede door het bevorderen van lichamelijke activiteit van kinderen tijdens het spelen, zodat de kans dat de beweegnorm wordt gehaald, toeneemt. Aan het spelen gedurende de schooldag wordt een kwaliteitsimpuls geven. Het hoofddoel van Beweeg Wijs is het vergroten van de fysieke activiteit van kinderen. Subdoelen zijn het bevorderen van een gezonde leefstijl, de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling, sociale vaardigheden en tegengaan van overgewicht. Kinderen in de basisschoolleeftijd gaan door de speelpleinmethode op het plein waar door kleurzones structuur is aangebracht en activiteit bevorderende maatregelen plaatsvinden, mogelijk 10 tot 15% meer bewegen.
B-Fit
Het voorkomen en stabiliseren van overgewicht onder jeugd en jongeren in de leeftijd van 2 tot en met 18 jaar.
Boys R Us
Jongens bewustmaken van het belang van veilige, prettige en gelijkwaardige seksuele en relationele contacten. Hen weloverwogen en onafhankelijke keuzes leren maken en hun eigen seksualiteit ontdekken en ontwikkelen zonder overschrijding van grenzen.
Communities in Beweging (CiB): ontdekkingstocht naar
Groepen mensen, die als gevolg van sociaal economische omstandigheden een gezondheids- en bewegingsachterstand hebben opgelopen, te stimuleren
30
een actieve leefstijl
tot meer bewegen. De aanpak is gericht op een duurzame gedragsverandering.
De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse
Kinderen en hun ouders zijn zich bewust van het belang van een gezonde voeding en voldoende beweging. Kinderen en hun ouders weten wat gezonde voeding en voldoende beweging inhoudt.
De gezonde school en genotmiddelen voor basisonderwijs
Voorkomen dat leerlingen uit groep 7 en 8 tabak en alcohol gaan gebruiken. De school heeft een samenhangend beleid rondom alcohol en roken ingevoerd.
Hou vol: geen alcohol
Hou vol: geen alcohol! is een interventie die voorkomt dat kinderen op (te) jonge leeftijd beginnen met alcohol drinken.
JUMP-in
Voldoende beweging en een gezond voedingspatroon voor alle basisschoolkinderen.
Kanjertraining
Sociaal vaardig gedrag stimuleren en sociale problemen zoals pesten, conflicten, uitsluiting en sociaal teruggetrokken gedrag voorkomen of verminderen en het welbevinden vergroten bij kinderen en jongeren.
KIES – kinderen in echtscheidingssituaties
Voorkomen van problemen bij kinderen als gevolg van echtscheiding. Daarnaast: zo vroeg mogelijk signaleren van problemen bij kinderen, ouders tijdelijk ontlasten en ouders (en school) informeren over de effecten van echtscheiding op kinderen.
Leefstijl
Opbouwend sociaal gedrag, weerbaarheid en positieve betrokkenheid van kinderen en jongeren thuis, op school, bij vrienden en in de gemeenschap stimuleren. Leefstijl voor het basisonderwijs moedigt ook een gezonde leefstijl aan.
Lekker Fit Rotterdam
Bevorderen van gezonde voeding en beweging onder de Rotterdamse jeugd om overgewicht te stabiliseren en bewegingsarmoede te bestrijden.
Lekker fit! lesmethode
Bewegingsarmoede en overgewicht bij leerlingen tegengaan en gezond leven stimuleren.
Lespakket Ik (r)ook niet
Voorkomen dat leerlingen in het primair onderwijs (beginnen te) roken.
Op tijd voorbereid
Voorkomen dat leerlingen uit groep 8 van het basisonderwijs gaan roken. Zo lang mogelijk uitstellen van het moment waarop leerlingen uit groep 8 alcohol gaan drinken, uitgangspunt hierbij is 'geen alcohol onder de 16 jaar.' - 80% van de leerlingen weet na het volgen van het project dat alcohol op jonge leeftijd de ontwikkeling van de hersenen remt. - 80% van de leerlingen weet na het volgen van het project dat roken slecht is de longen, hart en bloedvaten. - 80% van de leerlingen weet na het volgen van het project dat de meeste jongeren beginnen met drinken en roken om met de groep mee te doen of stoer te zijn. - 75% van de leerlingen voelt zich na het volgen van het project beter in staat 'nee' te zeggen, wanneer hij/zij een glas alcohol of een sigaret aangeboden krijgt.
Plezier op school
Het vergroten van de sociale competentie van aanstaande brugklassers, teneinde ernstige psychische problematiek te verminderen of te voorkomen.
Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD)
Het Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD) wil de sociale en emotionele competenties van kinderen vergroten.
Reklame Rakkers
Het weerbaarder maken van kinderen in het basisonderwijs tegenover de commerciële druk van adverteerders en het verhogen van hun bewustzijn van de rol van commercie in de media en de vaardigheid om reclame-inhouden op waarde te kunnen schatten.
Relaties & Seksualiteit
Relaties & Seksualiteit is bedoeld om kinderen vanaf groep 1 tot en met groep 8 te ondersteunen bij hun relationele en seksuele ontwikkeling, op een manier die past bij hun leeftijd. Dit betekent dat zij zich kunnen ontwikkelen tot personen die respect hebben voor zichzelf en anderen, zich bewust zijn van hun eigen en andermans gevoelens, wensen en grenzen, steeds betere
31
beslissingen kunnen nemen op het gebied van relaties en seksualiteit. Rots en Water (R&W)
Algemene doelstelling is jongeren te ondersteunen en begeleiden in hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. De ontwikkeling van weerbaarheid en sociale competenties in balans.
sCOOLsport
Vergroten van de effectiviteit van de bijdrage die basisscholen leveren aan de ontwikkeling van een actieve en gezonde leefstijl bij kinderen.
Scoren voor Gezondheid
Doelstelling van het project Scoren voor Gezondheid is om kinderen van 9 t/m12 jaar en hun ouders bewust te maken en daadwerkelijk aan te zetten tot een gezonde leefstijl met gebruikmaking van de aansprekende naam en de sportomgeving van betaald voetbalorganisaties.
Smaaklessen
Kinderen door middel van ervaringsleren te interesseren in smaak, voedsel, voedselproductie, voeding en gezondheid, en voedselbereiding zodat zij later een bewuste en duurzame keuze kunnen maken.
SuperChefs
Een kind kan na het volgen van SuperChefs iets gezonds klaarmaken voor ontbijt, lunch, tussendoor en avondeten.
VRIENDEN
VRIENDEN wil angst- en depressiestoornissen bij jeugdigen voorkomen en behandelen, de emotionele veerkracht vergroten en dapper gedrag doen toenemen.
Zippy's Vrienden
Het verbeteren van copingvaardigheden en het aanleren van sociale en emotionele vaardigheden. Het uiteindelijke doel is voorkomen dat kinderen (later) psychosociale en emotionele problemen of stoornissen ontwikkelen.
Rooksignaal
Verminderen van het aantal jongeren dat begint met roken.
Special Heroes
De doelstelling van Special Heroes is om door middel van een structurele inbedding van sport- en beweegactiviteiten binnen en buiten de school de sportdeelname van leerlingen in het speciaal onderwijs te vergroten.
Applaus voor jezelf
Versterking van de emotionele competentie van asielzoekers/vluchtelingenkinderen en andere nieuwkomers.
Be a Basketball STAR
Sportiviteit, Teamwork, Acceptatie en Respect, samengevat STAR, is het hoofdonderwerp van de lessenreeks Be a Basketball STAR. Spelenderwijs maken kinderen kennis met deze belangrijke normen en waarden.
Be a star
Het verhogen van de plezierbeleving bij de docenten aan het verzorgen van de gymles door middel van de uitgewerkte lessen (drempelverlagend) en het pedagogisch karakter van de les (normen en waarden).
BIOS (Bewegen In Onderwijs en Sport)
Het bevorderen van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs in het basisonderwijs en het verbeteren van de relatie tussen onderwijs en sportaanbiedende organisaties.
BIOS (Bewegen In Onderwijs en Sport) op het schoolplein
Met BIOS op het schoolplein stimuleren we kinderen en groepsleerkrachten om het schoolplein (vaker) te gebruiken als beweegplein (voor de gymlessen).
BIOS sportlessen
Het bevorderen van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs in het basisonderwijs en het verbeteren van de relatie tussen onderwijs en sportaanbiedende organisaties.
Coach & Coach
Vaders in de leeftijd van 25-50 jaar hebben na blootstelling aan de interventie een grotere intentie gezond(er) gedrag te vertonen op het gebied van alcohol, voeding en beweging.
Dat drinkt Niet!
Kennisverhoging onder basisschoolleerlingen over alcoholgebruik en implementatie van het Alcohol Nee Contract. Het project wil een daling bereiken van het aantal jongeren dat voor hun zestiende voor het eerst alcohol drinkt.
De Familie Lekkerbek op bezoek bij Korein Kinderplein
Kinderen in de leeftijd van 0- 13 jr spelenderwijs stimuleren tot een gezonde leefstijl en balans tussen eten en bewegen. Tevens ouders en leidsters bewust maken van het belang van gezonde voeding en bewegen d.m.v. kennisvergroting en bewustwording.
32
FC De Wereld
Verbetering van het psychisch en sociaal functioneren en afname van psychosomatische klachten.
Funkey
Bijdragen aan een goede en brede motorische scholing van 4-8 jarigen ( de 2028 Olympische Generatie). Missie volbrengen: 'In 2016 weet ieder kind in Nederland wat hockey is en heeft de mogelijkheid gehad het eens uit te proberen'.
Ga voor gezond!
1. Gezondheid & veiligheid structureel onder de aandacht van basisscholen brengen 2. Initiatieven, lesprogramma’s en materialen rond gezondheid verbinden 3. Kinderen, ouders & leerkrachten laten ervaren dat aan de slag gaan met gezondheid leuk is.
Gezonde Schooltuin
150 kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, basisscholen, scholen voor primair onderwijs, scholen voor speciaal onderwijs per jaar ondersteunen met middelen en begeleiding voor kinderen en leerkrachten om een gezonde verticale schooltuin te realiseren. Hierbij krijgen het kind en de leerkracht meer binding met de natuur, hoe iets groeit, wat er met de oogst gedaan kan worden en hoe iets smaakt. Een groene speel- en leeromgeving creëren die het kind stimuleert cognitieve eigenschappen beter te ontwikkelen.
Girls' Choice. Wensen en grenzen in intimiteit
Preventie van onbedoelde/ongewenste zwangerschap. Het spel kan echter ook breder ingezet worden, het gaat namelijk in op de bredere relevante thema's binnen de seksuele gezondheid met seksuele weerbaarheid als rode draad.
HoorToren
De HoorToren, gericht op leerlingen van het basisonderwijs, geeft informatie over gehoor, gehoorschade en gehoorbescherming. Het uiteindelijke doel is ervoor te zorgen dat er minder kinderen een gehoorbeschadiging oplopen als gevolg van harde muziek.
Ik eet het beter
Een lange-termijn-eetgedragsverandering bij schoolgaande kinderen (8-12 jaar) verwezenlijken. Dit doen de losse lesprogramma's door een gezonde leefstijl leuk en makkelijk te maken.
Judo in de zorg
Judo in de zorg biedt jongeren van 4 tot 18 een mogelijkheid om te bewegen en te sporten. Het is primair gericht op gedragsverandering (als onderdeel van een behandelplan). Bovendien biedt de interventie een zinvolle en leuke vrijetijdsbesteding.
Judo op school
Het verzorgen van judolessen, binnen basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, praktijk onderwijs en buiten- en naschoolse opvang. De judolessen kunnen een gymles vervangen, maar ook als extra sportles of naschoolse activiteit gelden.
Kids in Balance
Bevorderen van een gezonde leefstijl bij kinderen.
Lunchen op School (LoS)
Bassischoolleerlingen gezonder laten lunchen op school.
Meidenvenijn is niet fijn!
Aanpak en preventie van pestgedrag onder meisjes van 9 tot 15. De meisjes leren hun eigen kwaliteiten en vervormingen hiervan onderkennen, negatief gedrag om te zetten in positief gedrag. Zij komen tot haalbare doelen en een plan van aanpak.
Natuursprong
Het lokaal ontstaan van een verankerd aanbod van spelen en bewegen in wijkgroen en natuurterreinen, waarvan lokale organisaties, die werken met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar, gebruik maken.
Onwijs Fit!
Het doel is dat kinderen uit groep 2 en 7 basisschool en klas 2 voortgezet onderwijs, hun ouders en het schoolteam meer inzicht krijgen in het beweeggedrag van het kind en het belang van gezond bewegen en een gezonde leefstijl inzien.
Risicomonitor
Kinderopvangcentra, peuterspeelzalen en basisonderwijs een methode bieden voor een goede risico-inventarisatie van veiligheid, gezondheid en arbo. Hiermee kunnen zij een structureel kwaliteitsbeleid formuleren.
33
School en Voetbal
Kinderen op een plezierige wijze te laten kennismaken met voetbal en de voetbalvereniging en mogelijk in een volgende fase de kinderen blijvend te binden (ledenwerving) aan de voetbalvereniging.
SchoolGruiten en EUSchoolfruit
SchoolGruiten (Gruiten= Groente en Fruit) en het EU-Schoolfruitprogramma hebben tot doel kinderen in de basisschoolleeftijd, ouders en leerkrachten te stimuleren vaker voor groenten en fruit te kiezen. Het EUSchoolfruitprogramma is een tijdelijk subsidieprogramma met gratis verstrekking en wordt gezien als eerste stap voor structureel SchoolGruiten.
Schooljudo.nl
Het verbeteren sociale en motorische vaardigheden van kinderen, kinderen plezier in sport en bewegen laten ervaren, effectief verbinden van verenigingen, wijken, scholen en buurtsportcoaches.
Schoolsportvereniging
De schoolsportvereniging heeft als doel kinderen structureel sport aan te bieden in de eigen wijk of in de buurt van school.
Sport en spel op de BSO
Door een structurele samenwerking tussen BSO en sportverenigingen meer kinderen kennis laten maken met bal- en racketsporten om de structurele sportparticipatie van deze doelgroep te verhogen en kinderen langer voor de vereniging te behouden. Hierdoor voldoen meer kinderen aan de beweegnorm en worden verenigingen sterker door een groei van hun jeugdafdeling en door het kader te professionaliseren.
Sportieve Opvang
Kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar die gebruikmaken van de buitenschoolse opvang voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (tenminste vijf dagen per week 60 minuten matig intensieve lichaamsbeweging).
34
Bijlage 3: Een voorbeeld uit de doorlopende leerlijn Hanteren van een Uitgebalanceerd Voedingspatroon COMPETENTIE: HANTEREN VAN EEN UITGEBALANCEERD VOEDINGSPATROON
H/V BB
VOORWAARDEN KENNIS OVER
VAARDIG IN
Consequenties van ongezonde voedingsgewoonten op korte en op lange termijn
VMBO BB
Consequenties van ongezonde voedingsgewoonten op korte en op lange termijn
Het afzetten van een eigen voedingspatroon tegen maatschappelijk aanvaarde regels Het bereiden van voedsel Het bedenken van alternatieven snoepen en snacken Het geven van een mening over eigen voedingspatroon en dat van anderen Weerstand bieden Het bereiden van voedsel
SOCIAAL EMOTIONELE EN ETHISCHE ONTWIKKELING Eigen keuzes maken over voedingspatroon Verleidingen beheersen Plezier beleven aan koken voor anderen
Eigen keuzes maken over voedingspatroon Verleidingen beheersen
COMPLICERENDE FACTOREN NORMATIEF SITUATIES CULTURELE
DILEMMA'S
Verschillen herkennen tussen culturen wat betreft voeding en daar respectvol mee omgaan
Koken voor anderen, waar moet je op letten? Voorbereiden op zelfstandig wonen, zorg voor voeding
Rondkomen met een beperkt budget
Voldoen aan de maatschappelijk verantwoorde maten
Wat eet een vriendengroep Reclame voor voedingsmiddelen en de invloed op jongeren Relatie van voeding met de werksituatie
Keuze tussen eten en bewegen
35
VO 1-2
PO 7-8
Schijf van vijf (Her)kennen dikmakers Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid Voedselbederf en voedselveiligheid Ziekten gerelateerd aan voeding Eetproblemen als gevolg van het schoonheidsideaal Ecologische en biologische producten Intensieve veeteelt biotechnologie
Gezonde voeding Voedselbederf Dikmakende voedingsmiddelen Bouwstoffen, brandstoffen, beschermende stoffen Verschillende vormen van Voedselbewerking De herkomst van voedingsmiddelen
Het samenstellen van een gezond menu Letten op dikmakers Het voldoende eten passend bij groeien in puberteit Eenvoudige voedselbereiding Hygiënisch werken Het reflecteren op eigen gedrag t.a.v. van voeding
Het analyseren eigen voedingspatroon Het analyseren voedingsmiddelen Het onderscheiden van natuurlijke en bewerkte voedingsmiddelen
Zelfbeeld door voeding, moet ik meer of minder eten
Normen ten aanzien van gezonde voeding ontwikkelen Gevoel voor kwaliteit ten opzichte van kwantiteit wat betreft gebruik van voeding
36
Verder weg naar school, minder toezicht ouders In aanraking komen met meer andere culturen en andere eetgewoonten Onderkennen van verschillen in voedingsgewoonten
Meer vrij te besteden geld uit te geven aan snacks en snoep voedingsmiddelen Tandbederf
De leerling ziet aanbod in de kantine van de school die hem meer aanstaat dan z'n lunchtrommel van thuis
Snoep kopen in de supermarkt van je zakgeld Trakteren op school Overblijven op school Eten uit verveling, spanning, stress
Kies ik gezond of ongezond eten van mijn zakgeld? (Streng) lijnen
Ik ben dikker dan mijn vriendinnen, vind ik dat goed of doe ik er wat aan? Sporten of tv kijken, en wat eet ik daarbij?
PO 4-6
De relatie voeding, beweging en lichaamsgewicht Het verschil tussen eten, snoepen en snacken
PO 1-3
Verschillende voedingsmiddelen Het verschil tussen eten en snoepen
Goede gebitsverzorging Tafelmanieren Het inschatten van hoeveelheden Het besef over herkomst van voedingsmiddelen Het bewust worden van reclameboodschappen
Het regelmatig eten Het netjes eten Het tanden poetsen onder begeleiding Het herkennen van primaire smaken
Gevoelig voor reclameboodschappen Nieuwe voedingsmiddelen willen uitproberen Plezier beleven aan samen eten met anderen
Kennis maken met andere smaken en voedingsmiddelen
37
Aantal eetmomenten per dag Smaakvervlakking als gevolg van te veel zoet en hartig eten Relatie voedingsgewoonten en levensovertuiging/ religie
Verschillen in eetgewoonten bij vriendjes Verschillen in tafelmanieren
De veelheid aan beschikbare voedingsmiddelen bemoeilijkt de keuze Wisselen van tanden en kiezen (Tijdelijk) vegetarisch eten Eten bij anderen Status van zoete etenswaren bij Islam Voedingsmiddelen die je niet lust en thuis toch moet leren eten
Je moet van je ouders ontbijten maar zelf vind je dat niet nodig. Wat doe je?
Eet ik een appel of een stukje kaas?
Bijlage 4: Richtlijn Seksuele Relationele Vorming (Rutgers WPF)
38