Gemeentelijk brandpreventiebeleid bestaande bouw Schouwen-Duiveland Inhaalslag gebruiksvergunningen 2004 en verder
Status: wijziging Datum: 9 maart 2005 In werking: 1 april 2005
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
1
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
2
Brandpreventiebeleid bestaande bouw Brandpreventieve eisen Dit beleidsstuk is opgesteld ten behoeve van de inhaalslag gebruiksvergunningen in de Gemeente Schouwen-Duiveland. De commissie Alders heeft in haar aanbevelingen richting gegeven aan het termijn waarop de inhaalslag afgerond zou moeten zijn. De commissie aanbeveling is 2007. In de circulaire van het Ministerie van VROM (d.d. 17 juli 2003) wordt duidelijk richting gegeven hoe om moet worden gegaan met de afgifte gebruiksvergunningen voor bestaande bouwwerken. In deze circulaire wordt een ander beleid, visie en werkwijze beschreven dan in de Handreiking van BZK en de visie / standpunt van de brandpreventiedeskundigen in Nederland. Momenteel is nog onvoldoende duidelijkheid, maar we moeten verder .. Omdat de inhaalslag aan tijd is gebonden is het noodzakelijk om een gemeentelijk beleid vast te stellen, waarmee de gemeente Schouwen-Duiveland verantwoord en acceptabel vooruit kan. Als uitgangspunt voor het onderliggende beleidsstuk is de circulaire van het ministerie van VROM. Dit beleidsstuk presenteert voor de diverse gebruiksfuncties aanvullende beleidsregels voor die gevallen dat de veiligheid niet gewaarborgd is op het niveau van het Bouwbesluit bestaande bouw. In het beleidsstuk komt naar voren dat ieder bouwwerk individueel wordt benaderd, waarbij de aard, omvang, staat, (brand)veilig gebruik en het rechtens verkregen niveau van het bouwwerk bepalend zijn voor het (brand)veiligheidsniveau in de gebruiksvergunning. De gebruiksvergunning zal garant moeten staan voor een bouwwerk met een (brand)veilig gebruik, waar een veilige ontvluchting gewaarborgd is of verminderde zelfredzame mensen veilig kunnen verblijven. Deze taak neemt de gemeentelijke overheid voor haar rekening. In de veiligheidsvisie m.b.t. het vluchten wordt nieuwbouwniveau aangehouden. Brandpreventieve voorzieningen ter voorkoming van schade binnen en buiten het bouwwerk hebben nauwelijks aandacht (minimaal Bouwbesluit bestaande bouw). Juli 2004
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
3
Voorwoord De cafébrand in Volendam in de vroege ochtend van 1 januari 2001, waarbij veertien doden waren te betreuren en meer dan 250 gewonden vielen, heeft tot gevolg gehad dat veel gemeenten de brandveiligheid van cafés en andere publieksgebouwen in hun verzorgingsgebied nadrukkelijk tegen het licht gingen houden. Het onderzoek van de na de cafébrand ingestelde commissie Alders, alsmede een onderzoek door het Algemeen Dagblad toonden aan dat bijna alle gemeenten een achterstand hebben bij het verstrekken van gebruiksvergunningen. Deze gemeenten staan aan de vooravond van een forse inhaalslag. De basis voor deze inhaalslag is het vaststellen van het bouwkundige niveau waaraan gebouwen moeten voldoen, alvorens een gebruiksvergunning kan worden verstrekt. Wanneer een gemeente een gebruiksvergunning voor een gebouw wil verstrekken moet aan de hand van het Bouwbesluit 2003 worden getoetst of het gebouw aan de eisen voldoet. Het Bouwbesluit kent brandtechnische eisen voor nieuw te bouwen gebouwen en voor bestaande gebouwen. Het bouwkundige niveau voor nieuwbouw bevat de minimum brandtechnische eisen waaraan een gebouw met een bepaalde gebruiksfunctie moet voldoen. Het bouwkundige niveau voor bestaande gebouwen is echter een economisch niveau en heeft geen enkele relatie met brandveiligheid*. De wetgever heeft ook nooit de intentie gehad om gemeenten dit niveau voor het verstrekken van gebruiksvergunningen te laten hanteren. Daarvoor heeft de wetgever de gemeenten de vrijheid gegeven een eigen gemeentelijk beleid vast te stellen en uit te voeren. De wetgever stelt wel eisen aan het door het gemeentebestuur vast te stellen eigen beleidsniveau. De eisen die hoger zijn dan het in het Bouwbesluit beschreven niveau voor de bestaande bouw moeten gemotiveerd worden. Ook de rechter stelt een eis aan toepassing van een eigen beleidsniveau. Deze is dat het beleid kenbaar moet zijn. Met de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) beschikbaar gestelde Handreiking in 2002 was een goede referentie en impuls voor het vormgeven van het gemeentelijk brandpreventiebeleid. * Dit standpunt wordt ingenomen door het ministerie van BZK en de brandpreventiedeskundigen. VROM neemt in haar circulaire het standpunt in dat het niveau Bouwbesluit beslaande bouw in beginsel toereikend is. Alleen slechts in uitzonderingsgevallen bij bouwwerken met vaak intensief gebruik kan d.m.v. de noodzaak te motiveren verhoging van het brandveiliheidsniveau worden opgelegd.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
4
INHOUD Voorwoord .................................................................................................................................
3
DEEL I Algemene toelichting................................................................................................ 1 Achtergronden en toelichting. ................................................................................................. 1.1 inleiding. ............................................................................................................................... 1.2 Achtergronden van de beleidsniveaus.................................................................................. 1.3 De categorisering van de gebruiksfuncties........................................................................... 1.4 De categorisering van brandveiligheidseisen. ...................................................................... 1.5 Gebruikseisen in het gemeentelijk beleidsniveau..................................................................
5 5 5 5 11 18 19
2 De beleidsregels....................................................................................................................... 2.1 Inleiding................................................................................................................................. 2.2 Overzicht van de gebruiksfuncties ........................................................................................ 2.3 Algemene toelichting eisen ...................................................................................................
20 20 22 22
3 De werkpakketten..................................................................................................................... 24 3.1 Algemene toelichting.............................................................................................................. 24 3.2 Overzichten ........................................................................................................................... 24 DEEL II Beleidsregels............................................................................................................. 25 4.1 Gemeentelijk beleidsregels bestaande bouw ........................................................... 25 DEEL III - Werkpakketten ....................................................................................................... WERKPAKKET - Bijzondere woonfunctie: kamerverhuurfunctie ............................................ WERKPAKKET - Bijzondere woonfunctie: woonzorgfunctie................................................... WERKPAKKET - Bijzondere bijeenkomstfunctie: Kinderopvangfunctie.................................. WERKPAKKET - Gemeentelijk beleidsniveau monumentale kerkgebouwen WERKPAKKET - Aanvullende veiligheidseisen (in drukke ruimten)
33 34 36 38 42 47
Bijlagen: - Circulaire van VROM; MG 2003-19 (d.d. 17 juli 2003) - Brochure Vluchten bij brand, handreiking voor gebruiksvergunningen
48
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
5
DEEL I
Algemene toelichting
1
Achtergronden en toelichting.
1.1
Inleiding
Het doel van het brandpreventiebeleid bestaande bouw is het creëren van een gemeentelijk aanvaardbaar (brand)veiligheidniveau voor de bestaande bouw, welke past binnen de uitgangspunten gesteld door het gemeentebestuur en het Ministerie van VROM. Om te komen tot dit gemeentelijk beleidsniveau is gekozen voor twee stappen. Iedere stap betekent een verdere verdieping en verfijning. Elke stap is nodig om de volgende stap goed te kunnen vormgeven. Bovendien heeft iedere stap in de uitvoeringspraktijk zijn eigen noodzaak. De twee stappen zijn: 1. Beleidsregels 2. Werkpakket 1.2
Achtergronden van de beleidsniveaus
In deze paragraaf worden de achtergronden van de beleidsniveaus geschetst. Allereerst wordt ingegaan op de regelgeving die van toepassing is op de beleidsniveaus. Daarna wordt toegelicht hoe het systeem van de gemeentelijke beleidsvrijheden werkt en wat de mogelijkheden zijn. Ook wordt aangegeven hoe aan de door de rechter gewenste motivering gestalte kan worden gegeven. De van toepassing zijnde regelgeving De brandveiligheidseisen voor gebouwen en bouwwerken zijn ondergebracht in de bouwregelgeving. De basis voor de bouwregelgeving is de Woningwet 1991. De Woningwet regelt in artikel 2 het bouwen, waaronder het brandveilig bouwen en in artikel 8 het gebruik van gebouwen en bouwwerken, waaronder het brandveilig gebruik. Naast de Woningwet zijn de brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van belang, ondanks dat dit geen wetgeving is. In de brandbeveiligingsconcepten (iedere gebouwfunctie kent een apart brandbeveiligingsconcept) worden de uitgangspunten voor de brandbeveiliging van gebouwfuncties beschreven. Deze uitgangspunten dienen als ingang voor de op grond van (onder meer) de Woningwet te formuleren brandveiligheidseisen. Op basis van artikel 2 van de Woningwet is er een AMvB met daarin eisen voor brandveilig bouwen (het Bouwbesluit). Op basis van artikel 8 van de Woningwet is er in iedere gemeente een bouwverordening met daarin opgenomen eisen voor het brandveilig gebruik van gebouwen. De Woningwet geeft in de artikelen 14 en 17 de mogelijkheid om bestaande gebouwen op het gewenste brandveiligheidniveau te brengen. De Woningwet en het Bouwbesluit zijn de voornaamste regelingen waarop het gemeentelijk beleidsniveau is gebaseerd. De brandbeveiligingsconcepten en de bouwverordening zijn nadrukkelijk gebruikt voor de kaders van het beleidsniveau. Gemeentelijk brandpreventiebeleid Het Bouwbesluit kent naast voorschriften voor nieuw te bouwen gebouwen ook voorschriften voor bestaande gebouwen. Op zich lijkt dat vreemd. Er kan immers maar één niveau van brandveiligheid zijn. Ook zal een brand zich in een nieuw gebouw niet anders gedragen dan in een bestaand gebouw. De vraag dringt zich dan ook op wat in feitelijke en procedurele zin de waarde en het nut van het niveau bestaande bouw is en hoe hier mee omgegaan kan en moet worden. In deze paragraaf zal hier nader op ingegaan worden
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
6
Nieuwbouw Met de eisen voor nieuw te bouwen gebouwen is het minimumniveau van brandveiligheid vastgelegd. Met deze eisen wordt niet meer en niet minder beoogd dan dat: een brand niet snel zal uitbreken; een eenmaal uitgebroken brand zich niet snel zal uitbreiden; bij brand er zo min mogelijk ongevallen plaatsvinden; de belendingen geen schade oplopen. Met deze eisen geeft de overheid invulling aan haar zorgplicht betreffende de brandveiligheid en doet zij recht aan een van de uitgangspunten van de herziening van de bouwregelgeving, de deregulering. Er zijn dus geen eisen gesteld aan het voorkomen van schade door brand in het gebouw. De overheid rekent dit niet tot haar taak. (Veelal zullen verzekeringsmaatschappijen extra eisen stellen om dergelijke risico's en schades tegen te gaan.) Het Bouwbesluit heeft ook geen ander doel voor ogen gehad dan het realiseren van een ondergrens, een vangnet. De regelgever verwacht dat door het marktmechanisme (vraag en aanbod) in de praktijk een hoger niveau wordt gerealiseerd. De toelichting op het Bouwbesluit (fase 1) geeft dit onder de punten 2.1.3 en 2.1.6 nog eens duidelijk aan. De markt moet uitmaken of een gebouw dat aan de minimumeisen van het Bouwbesluit voldoet te verkopen, verhuren of exploiteren is. Zo brengen veel buitenlandse ondernemingen hun gasten en werknemers uitsluitend onder in hotels welke voorzien zijn van een sprinklerinstallatie, terwijl het Bouwbesluit en de bouwverordening een dergelijke installatie niet voorschrijven. De exploitant zal dus moeten bepalen of hij een dergelijke installatie wenst aan te brengen.
Bestaande bouw Zoals gezegd zijn de eisen voor bestaande gebouwen van een ander (lager) niveau dan de eisen voor nieuw te bouwen gebouwen. De doelstelling van dit niveau heeft niets te maken met brandveiligheid, hoewel de toelichting op deze artikelen in het Bouwbesluit vaak anders doen vermoeden. Zo'n toelichting geeft immers het volgende aan over een brandveiligheidseis voor bestaande gebouwen. Het niveau van deze voorschriften kan op zich zelf beschouwd uit het oogpunt van brandveiligheid nog juist als ondergrens worden geaccepteerd. Ook in de circulaire van VROM (17 juli 2003) wordt aangegeven dat het niveau Bouwbesluit bestaande bouw in beginsel toereikend is en dat alleen slechts in uitzonderingsgevallen hogere eisen gesteld mogen worden. VROM geeft hierbij aan dat het gaat om gebouwen die vaak zeer intensief gebruikt worden, zoals bij; theaters, onderwijsgebouwen, kinderdagverblijven en horeca. Het ministerie van BZK alsmede brandpreventiedeskundigen geven aan dat dit in de meeste gevallen onjuist is en het is ook strijdig met het gegeven dat de nieuwbouweisen juist een minimumniveau aangeven. De vaststelling van het niveau bestaande bouw heeft in hun optiek louter betrekking gehad op economische motieven. Het niveau is ongeveer het niveau waarop omstreeks 1930 gebouwd werd. Het is dus niet meer dan een geaccepteerd niveau en in veel gevallen allerminst een acceptabel niveau. Voor bestaande bouwwerken is de actuele bouw- en installatietechnische staat van de individuele gebruiksfunctie het vertrekpunt voor de beoordeling van de brandveiligheid van die functie.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
7
Indien de brandveiligheid niet het gewenste niveau heeft zijn er vier mogelijkheden: 1. Het bouwwerk wordt door een combinatie van bouw- en installatietechnische ingrepen alsnog op het minimale veiligheidsniveau gebracht (= aanschrijving). Deze ingrepen, welke relatie hebben met de (vlucht)veiligheid, moeten in beginsel voldoen aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit 2003. Ook kunnen installatietechnische voorwaarden in de gebruiksvergunning worden opgenomen. 2. De gebruiksvergunning wordt afgegeven met gebruiks(beperkende) voorwaarden. - max. aantal toe te laten personen (evt. gespecificeerd per ruimte) - max. toegestane maximale vuurbelasting - inrichtingsbeperkende voorwaarden - opslagbeperkende voorwaarden 3. De gebruiksvergunning wordt geweigerd, wanneer het bouwwerk niet (vlucht)veilig te maken is. 4. De gebruiksvergunning wordt afgegeven i.c.m. organisatorische brandveiligheidsmaatregelen. Voorbeelden: bestaande bouw niveau 1. Ruimten die intensief gebruikt worden dienen te worden voorzien van nood- en transparantverlichting om de ontvluchting minimaal te kunnen ondersteunen. Op bestaande bouwniveau geldt dit pas vanaf oppervlakte verblijfsruimte van 500 m², terwijl hier mogelijk maximaal 1000 personen kunnen verblijven. Dus hiervoor geldt in beginsel nieuwbouwniveau. 2. Vluchtafstanden op nieuwbouw niveau zijn bepaald op basis van praktijkonderzoek en theoriestudie. De loopsnelheid in combinatie met het vermogen adem in te houden is hiermee afhankelijk. Op bestaande bouwniveau zijn afstanden van 60 m resp. 75 m toegestaan, terwijl op nieuwbouwniveau 30 m resp. 45 m als maximum grens geldt. 3. Nooduitgangen mogen op bestaande bouwniveau 1,2 m hoog zijn. Dit impliceert dat men moet bukken / kruipen om in veiligheid te komen. Dus hiervoor geldt in beginsel nieuwbouwniveau. 4. Daarentegen wordt geen extra aandacht besteed aan schadepreventie, beheersbaar houden van branden, mogelijk reddend optreden van de brandweer. Het niveau Bouwbesluit bestaande bouw geldt als ondergrens. De consequentie hiervan is o.a. dat branden zeer waarschijnlijk niet binnen de compartimentgrenzen gehouden kunnen worden en dus grotere branden en meer schade voor de handliggend zijn. De vraag dringt zich nu op wat de waarde van het niveau bestaand gebouw is en wat de mogelijkheden van de gemeente zijn om hier in de praktijk anders mee om te gaan. Daarvoor moet eerst duidelijk zijn voor welke gebouwen dit niveau bestemd is. Een bestaand gebouw is in dit kader een gebouw dat niet verbouwd wordt. Veelal zullen dit gebouwen zijn die al wel in gebruik zijn, maar nog niet over de reeds genoemde gebruiksvergunning in het kader van de brandveiligheid beschikken. Daarnaast gelden deze eisen voor het bestaande, niet te renoveren woningbestand.
Aanschrijven Indien een gebouw niet (meer) voldoet aan de eisen voor de bestaande Bouwbesluit, is de gemeente verplicht de eigenaar aan te schrijven indien het een tot bewoning bestemd gebouw betreft. Bij een niet tot bewoning bestemd gebouw heeft de gemeente het recht een dergelijke aanschrijving te plegen. De in zo'n aanschrijving vermelde prestatie-eisen hoeven niet louter tot doel te hebben dat het niveau bestaande bouw weer gerealiseerd wordt, maar mogen verder gaan. Maximaal kunnen eisen gesteld worden tot het niveau nieuwbouw. De artikelen 14 en 17 van de Woningwet bieden hiertoe de mogelijkheden. Het is dus mogelijk een bestaand gebouw aan de nieuwbouwvoorschriften te laten voldoen. De enige restrictie die de regelgever heeft gesteld is dat alle eisen die boven het niveau bestaande bouw uitstijgen, moeten voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium en dienen gemotiveerd te worden. Gelet op het gebied van brandveiligheid veelal zeer lage niveau voor bestaande bouw, is dit in de praktijk niet moeilijk te motiveren indien het gaat om de minimale veiligheid te bewerkstelligen.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
8
Het is ook mogelijk (dus niet verplicht) zowel tot bewoning bestemde als niet tot bewoning bestemde gebouwen aan te schrijven tot het treffen van brandveiligheidsvoorzieningen indien deze gebouwen nog wel voldoen aan het niveau bestaande bouw, maar niet meer aan het niveau nieuwbouw. Hier geldt dan dat al deze eisen moeten voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium en gemotiveerd dienen te worden. In deze motivatie dient de noodzakelijkheid van de te treffen maatregelen aan het licht te worden gebracht.
Gemeentelijk beleid Het op deze wijze ophogen van de eisen voor bestaande gebouwen kan leiden tot verschillende niveaus voor dezelfde gebouwtypen, als het niveau niet vastligt. Ook de rechter vindt dat de gemeente dit beleid vastgelegd moet hebben om rechtsongelijkheid te voorkomen. Het verdient dan ook aanbeveling om het gemeentelijk beleid vast te stellen en vast te leggen, zoals hierin is beschreven. Ook bij het verlenen van vrijstelling bij verbouw dient rekening gehouden te worden met het vastgesteld gemeentelijk beleid, omdat in sommige gevallen vrijstelling verleend kan worden tot het niveau bestaande bouw. Het is immers onjuist om bij vrijstelling naar een lager niveau te gaan dan bij een aanschrijving het geval is. Vrijstelling wordt dan dus beperkt tot het niveau van het gemeentelijk beleid. De kern van het verhaal is dat per individueel bouwwerk zal beoordeeld en gemotiveerd moeten worden dat de verhoging van het brandveiligheidsniveau noodzakelijk is. Deze verhoging kan tot maximaal het nieuwbouwniveau gesteld in Bouwbesluit 2003. Met name het individueel afwegen, de noodzakelijkheid in kaart brengen en deze aspecten motiveren is een kerntaak in de gebruiksvergunningprocedure. Voor het verlenen van een gebruiksvergunning is het vertrekpunt dat de betreffende gebruiksfunctie voldoende veiligheid biedt voor de gebruiker (primaire taak van de gemeentelijke overheid). Daartoe worden de bouwtechnische staat van dat bouwwerk en de aard en intensiteit van het feitelijk gebruik van die functie in samenhang beoordeeld. Als een gebruiksfunctie in het concrete geval dan feitelijk niet blijkt te voldoen aan het noodzakelijk geachte (brand)veiligheidsniveau zal altijd moeten worden gezocht naar een maatoplossing o.b.v. individuele afweging, waarbij door middel van een combinatie van inrichtingstechnische, gebruiksbeperkende en bouwtechnische ingrepen de betreffende gebruiksfunctie op het vereiste (brand)veiligheidsniveau wordt gebracht. Daarbij is het van belang dat deze ingrepen niet afzonderlijk, maar in onderlinge samenhang worden beoordeeld en dat ook de kosten van de verschillende mogelijke ingrepen in beschouwing worden genomen. Het wettelijke noodzakelijkheidvereiste ten aanzien van het afdwingen van aanvullende bouwtechnische voorzieningen brengt met zich dat een bouwtechnische ingreep alleen aan de orde is als het vereiste in redelijkheid niet met inrichtingstechnische ingrepen of een gebruiksbeperking kan worden bereikt. Het onderliggende beleid voor bestaande bouwwerken stelt nadrukkelijk dat het (brand)veiligheidsniveau in de gebruiksvergunning afdoende moet zijn om het bouwwerk; 1. veilig te kunnen gebruiken / verblijven, 2. en dat derden (o.a. buren) geen gevaar lopen. Voor meer toelichting van het juridische kader en de wijze hoe moet worden omgegaan met de gebruiksvergunning en de omgang met het (brand)veiligheidsniveau wordt verwezen naar de circulaire van VROM d.d. 17 juli 2003 (reg. Nr.: MG 2003 19), welke als bijlage is toegevoegd. Voor de uitvoering van de technische voorzieningen dienen gehanteerd te worden de publicatie Brandbeveiligingsinstallaties ,uitgave 2002 van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR) en de delen A, B, C en D van de publicaties Brandveilig: ontwerpen en toetsen , uitgave 2002 van de Stichting Bouwresearch, NIBRA en BNA. Doodlopende einden dienen bij nieuwbouw en verbouw beveiligd te worden met een gecertificeerd brandmeldinstallatie (en ontruimingssignalering) met ruimtebewaking. Gezien de functionele gedachte achter de eis kan bij bestaande bouwwerken (zonder brandmeldcentrale) verantwoord worden
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
9
volstaan met een doeltreffende ontruimingsinstallatie als bedoeld in NEN 2575, uitgave 2000. De verblijfsruimten die zijn aangewezen op de verkeersruimten waarin beide vluchtroutes samenvallen alsmede de verkeersruimte dienen te zijn voorzien automatische ontruimingssignalering. Deze versoepeling geldt niet voor een samenvallende vluchtroute na het passeren van een rookcompartimentscheiding. De prestatie-eisen m.b.t. het uitgangscriterium en oppervlaktecriterium zijn zowel in de Bouwverordening als in het Bouwbesluit 2003 vastgelegd. Om te voorkomen dat tegenstellingen en conflicten tijdens de gebruiksvergunningprocedure ontstaan en hogere eisen worden gesteld dan het Bouwbesluit 2003 worden de uitgangspunten van het Bouwbesluit 2003 gehanteerd. Omdat bestaande bouw geen bezettingsgraadklasse kent is op basis van deze uitgangspunten (afkomstig uit praktijkonderzoek) gemeentelijke beleid geformuleerd. Op zodanige wijze dat eenvoudig het aantal toe te laten personen eenduidig en verantwoord kan worden bepaald.
Gelijkwaardigheidsbepaling Evenals bij de nieuwbouwvoorschriften in het Bouwbesluit is het mogelijk om af te wijken van de genoemde prestatie-eis en een gelijkwaardige oplossing aan te dragen. Om te komen tot een gelijkwaardige oplossing dient aangesloten te worden op de in de gemeente gangbare procedures ten aanzien van het toetsen van gelijkwaardige oplossingen. Het verdient wel aanbeveling om goedgekeurde gelijkwaardige oplossingen, voor zover algemeen toepasbaar, als een gelijkwaardige oplossing te koppelen aan de bijbehorende prestatie-eis. Zo wordt de toepassing van gelijkwaardige uniforme oplossingen bevorderd. Op basis van het gelijkwaardigheidsbeginsel (conform NB art. 1.5 BB) kan op basis van individuele afweging afgeweken worden van het niveau Bouwbesluit bestaande bouw alsmede de beleidsvoorschriften. De beleidsvoorschriften in de brandbeveiligingsconcepten kunnen worden gebruikt ter vaststelling van de gelijkwaardigheid. De mogelijkheid is aanwezig om de gelijkwaardigheid te laten toetsen door de commissie gelijkwaardigheidsbepalingen (goedgekeurde toepassingen). Bijvoorbeeld afwijking* : De weerstand tegen branddoorslag en overslag tussen brandcompartimenten dient, conform nieuwbouw, tenminste 30 minuten te bedragen in geval de veiligheid anders niet gewaarborgd is (bijvoorbeeld woning boven bijeenkomstfunctie). De aanwezigheid van een brandmeldinstallatie met totaalbeveiliging en doormelding naar de GMZ waarborgt een snelle ondekking en alarmering. Conform het normatief brandverloop is de brandweer 14 minuten eerder ter plaatse met toepassing van totaalbeveiliging. Afhankelijk van de situatie rechtvaardigt deze installatie een reductie op de waarde van de brandwerende constructie tot 20 minuten wbdbo.Met deze gelijkwaardigheid dient anders te worden omgegaan bij objecten waar de zelfredzaamheid niet gewaarborgd is; zoals o.a. verpleeginstellingen. Bijvoorbeeld afwijking* : De toepassing van een rook- en warmteafvoerinstallatie (RWA) kan als gelijkwaardigheid worden toegepast voor het verlengen van loopafstanden (conform NB art. 2.189 BB). Deze toepassing dient middels een rapport van een onafhankelijk (brand)veiligheidsadviesbureau aangetoond te worden. Bijvoorbeeld afwijking* : Doodlopende einde dienen conform het beleid bestaande bouw te zijn beveiligd met een ontruimingsinstallatie (NEN 2575) en rookdetectie. Bij een klein bedrijf met een kantine bestemd voor max. 5 ter plaatse bekende personen, waarbij enkel de kantine met rondom uitzicht op de rest van het gebouw een doodlopend eind heeft van 5 meter kan verantwoord en in alle redelijkheid worden volstaan met rookmeldersysteem op het lichtnet (NEN 2555). Bijvoorbeeld afwijking* : Een kerkgebouw heeft authentieke naar binnen draaiende deuren. Op piekdagen (kerstmis, pasen, e.d.) staat het gebruik, door de veelvoud van mensen in afwijking van reguliere diensten, niet toe dat deuren naar binnen draaien. In deze gevallen kan in de gebruiksvergunning worden opgenomen dat deze naar binnen draaiende deuren in geopende stand staan of in uiterste geval permanent worden bewaakt door een ter zake geïnstrueerde bhv er.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
10
* aan de voorbeelden kunnen geen rechten ontleend worden.
De toepassing van het Brandveiligheidsconcept beheersbaarheid van brand kan als gelijkwaardigheid worden toegepast voor het verantwoord vergroten van brandcompartimenten. Deze toepassing is alléén van toepassing bij de industriefunctie en sportfunctie (zwembad, speelvelden, e.d.). Naast het aantonen van de vuurlast en de daarbij behorende wbdbo-waarden dienen ook de repressieve consequenties geïnventariseerd te worden. Met name de beschikbaarheid van voldoende bluswater op acceptabele afstand (conform vastgesteld bluswaterbeleid*), de aanwezigheid van voldoende brandweeringangen, e.d. kunnen op basis van individuele afweging aanvullend worden geëist * Het bluswaterbeleid is in ontwikkeling.
Overgangsbepalingen De gemeente heeft de mogelijkheid de gebruiksvergunning te wijzigen indien de inzichten en kennis, de stand van de techniek veranderen. Er zijn dus twee soorten vergunningen waarbij het brandveiligheidsniveau opgetrokken dient te worden en waarvoor de overgangsbepalingen van toepassing zijn. Te weten: 1. Gebruiksvergunningen (afgegeven zonder gemeentelijk beleid) met (op onderdelen) een bouwkundig- en installatietechnischniveau hoger dan Bouwbesluit bestaande bouw en lager dan het Gemeentelijk beleid bestaande bouw Schouwen-Duiveland 2004 en verder. 2. Gebruiksvergunning met (op onderdelen)een bouwkundig- en installatietechnischniveau lager dan Bouwbesluit bestaande bouw, een verkeerde danwel achterhaalde berekening van het maximaal toe te laten personen (onveilig), e.d. De vergunningverlener heeft een vergunning verstrekt terwijl de veiligheid niet gewaarborgd is. Dit kan voorkomen bij gemeenten die al in een vroeg stadium met de inhaalslag aan de gang zijn gegaan, zoals ook in Schouwen-Duiveland het geval kan zijn. Voor alle twee de varianten geldt dat de gebruikers van een gebouw in geval van een calamiteit veilig en op eigen gelegenheid het gebouw kunnen verlaten of kunnen verblijven (i.g.v. verminderde zelfredzaamheid). Deze functionele omschrijving laat ruimte voor individuele afweging. Deze vorm van afweging dient uiteraard op basis van zorgvuldigheid de rechtsgelijkheid in acht te houden. Ad 1. Maximaal 2 tot 4 jaar of realisatie op basis van een door het college vastgesteld plan van aanpak. Hierbij geldt een individuele afweging die in beginsel niet gebaseerd is op uitstel verlenen, maar op basis van prioritering in uitvoering en mogelijkheid voor uitstel op onderdelen. (Bij verbouwingen en functiewijzigingen dienen te aanpassingen eerder uitgevoerd te worden) Ad 1. Maximaal 2 jaar of realisatie op basis van een door het college vastgesteld plan van aanpak. Hierbij geldt een individuele afweging die in beginsel niet gebaseerd is op uitstel verlenen, maar op basis van prioritering in uitvoering en mogelijkheid voor uitstel op onderdelen. (Bij verbouwingen en functiewijzigingen dienen te aanpassingen eerder uitgevoerd te worden) Voor alle situaties geldt dat acuut gehandeld moet worden ingeval van een levensbedreigende situatie die bij de vergunningverlening over het hoofd zou zijn gezien. In 8e Bouwverordening is geen onderscheid gemaakt danwel overgangsbepalingen opgenomen met betrekking tot de certificeringseis voor bestaande brandmeldinstallaties. Dit houdt in dat een brandmeldinstallatie van 5 jaar oud, aangelegd conform de NEN 2535 met een doeltreffende werking, ter verkrijging van de gebruiksvergunning aangepast en gecertificeerd moet worden. Voor deze gevallen geldt de overgangsbepaling dat de aanvrager een gemotiveerd plan van aanpak moet indienen binnen welk termijn de installatie voldoet aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996 en NEN 2535/A1, uitgave 2002.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
11
Uiterlijk binnen 3 jaar dient de installatie te voldoen aan de gestelde criteria. Een verouderde niet doeltreffende brandmeldinstallatie die niet voldoet aan NEN 2535, uitgave 1996 dient uiterlijk binnen 1 jaar te voldoen aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996 en NEN 2535/A1, uitgave 2002. Indien het een kwetsbare bestemming betreft zoals; verpleeginstellingen, e.d., waarbij de installatie primair bedoeld is voor de veiligheid van de gebruikers, dient de aanpassing te geschieden binnen 3 maanden.
Veiligheid versus schadepreventie Het beoogde brandveiligheidsniveau in dit document is de ondergrens waaraan een gebouw dient te voldoen om voor een gebruiksvergunning in aanmerking te kunnen komen. Het beleid is primair gericht op de veiligheid van de gebruiker. In de voorlichtingscomponent van de gebruiksvergunningprocedure worden adviezen verstrekt over schadepreventie, extra veiligheidsmaatregelen, e.d. Individuele afwijking t.a.v. beleidsniveau In dit beleidsstuk is ruimte gelaten voor individuele afweging. Het is altijd noodzakelijk om bij bestaande bouwwerken het vereiste bouwkundige en installatietechnische brandveiligheidsniveau individueel te beoordelen en te motiveren. Om de rechtsgelijkheid, eenduidigheid en zorgvuldigheid te bewaken biedt dit beleidsstuk handvatten uitgevoerd in beleidsregels. Afhankelijk van de aard, omvang en het gebruik van het bouwwerk kan gemotiveerd van het ondergrensniveau worden afgeweken. Deze vorm van afweging dient zorgvuldig te gebeuren en de rechtsgelijkheid in acht te houden. De maatregelen gesteld in de procedure ter verkrijging van de gebruiksvergunning dienen weloverwogen en gemotiveerd te zijn en recht doen aan het noodzakelijkheidcriterium en mogen geen hogere eisen bevatten dan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit 2003. 1.3
De categorisering van de gebruiksfuncties.
Voor het vaststellen van de gebouwfuncties is aansluiting gezocht bij het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit 2003 is op 1 januari 2003 in werking getreden en bevat prestatie-eisen op het niveau nieuwbouw en op het niveau bestaande bouw voor alle soorten gebruiksfuncties. Het Bouwbesluit 2003 onderscheidt elf gebruiksfuncties, te weten: woonfunctie bijeenkomstfunctie celfunctie gezondheidszorgfunctie industriefunctie kantoorfunctie logiesfunctie onderwijsfunctie sportfunctie winkelfunctie overige gebruiksfuncties. Aan de bovenstaande gebruiksfuncties zijn vier bijzondere gebruiksfuncties toegevoegd, te weten de bijzondere woonfuncties kamerverhuurfunctie en woonzorgfunctie alsmede de bijzondere bijeenkomstfuncties kinderopvangfunctie en monumentale kerkgebouwen . De reden hiervoor is dat met de geformuleerde prestatie-eisen van respectievelijk woon- en bijeenkomstfuncties niet tegemoet wordt gekomen aan de functionele eisen van de bijzondere gebruiksfuncties. In de volgende paragraaf wordt hierop nader ingegaan. Voor iedere gebruiksfunctie is afgewogen of gemeentelijke beleidsregels noodzakelijk zijn. Immers, de gebruiksfuncties kennen geen relatie met de gebruiksvergunningplicht zoals deze is opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. De categorie overige gebruiksfuncties is achterwege gelaten omdat hier maatwerk geboden is. De woonfunctie is uitgesplitst naar een tweetal subfuncties, te weten de bijzondere woonfuncties woonzorgfunctie (in algemene zin toepasbaar voor alle woonfuncties waarbij sprake is van aanwezigheid van minder zelfredzame personen) en kamerverhuurfunctie , zodat uiteindelijk voor Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
12
dertien gebruiksfuncties beleidsregels zijn ontwikkeld. Bijzondere gebruiksfuncties De in het Bouwbesluit 2003 opgenomen bouwkundige prestatievoorschriften zijn voor een aantal specifieke gebruikstypen niet toereikend om een brandveilig gebruik van de gebruikstypen te waarborgen. Het betreft de volgende bijzondere gebruiksfuncties: Bijzondere woonfunctie woonzorgfunctie Bijzondere woonfunctie kamerverhuur Bijzondere bijeenkomstfunctie kinderopvang Bijzondere bijeenkomstfunctie monumentale kerkgebouwen Wanneer in deze gebruiksfuncties de voorzieningen overeenkomstig de prestatie-eisen van het Bouwbesluit worden aangebracht, moet worden geconcludeerd dat niet kan worden voldaan aan de doelstelling die aan de voorschriften ten grondslag ligt. Zo zijn voor bijeenkomstfuncties de prestatie-eisen erop gericht dat bij brand de aanwezige personen zichzelf in veiligheid brengen door gebruik de maken van de vluchtroutes. Kinderopvang wordt in het Bouwbesluit ook onder de bijeenkomstfunctie geschaard. Jonge kinderen (0-4 jaar) zijn echter niet in staat zelf te vluchten. Zijn zullen door anderen in veiligheid moeten worden gebracht. Er zullen dus andere maatregelen, en voorzieningen moeten worden getroffen om aan de doelstelling van het Bouwbesluit te voldoen, namelijk dat iedereen bijbrand tijdig een veilige plaats kan bereiken. Dit houdt in dat hier dus andere bouwkundige prestatievoorschriften moeten gelden om aan de gestelde functionele eis met betrekking tot het bereiken van een veilige plaats te kunnen voldoen.
Bijzondere woonfunctie: woonzorgfunctie en kamerverhuurfunctie
Algemeen De in het Bouwbesluit 2003 opgenomen bouwkundige brandveiligheidsvoorschriften voor woonfuncties zijn in hoofdzaak gericht op: woonfuncties die zijn gelegen in een woongebouw (appartementen, flats, e.d.), woonfuncties die niet zijn gelegen in een woongebouw (eengezinswoningen), en woonfuncties die niet gelegen in een woongebouw maar een gebruiksoppervlakte hebben die groter is dan 500 m² (megawoningen, bijzondere woningen). Naast de hierboven genoemde subfuncties van de woonfuncties bestaan er in de praktijk een tweetal woonfuncties die qua gebruik een hoger risico met zich mee brengen. De prestatievoorschriften van het Bouwbesluit zijn op zich dan ontoereikend om het geaccepteerde brandveiligheidniveau te bewerkstelligen wat het Bouwbesluit voor ogen heeft.
Woonzorgfunctie Zo onderscheid een woonzorgfunctie zich van een normale woonfunctie door de aanwezigheid van minder en / of niet zelfredzame personen. De verminderde zelfredzaamheid van bewoners wordt vaak aangevuld met zorg en toezicht van derden. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld gezinsvervangende tehuizen, begeleid wonen, woonzorgcomplexen, aanleunwoningen bij een verzorgingstehuis en internaten. De woonzorgfunctie onderscheidt zich qua karakter van een gezondheidszorgfunctie, omdat in de regel de bewoners er hun vaste woon- en verblijfplaats hebben. Zij zijn voor een aantal aspecten echter afhankelijk van medische, verpleegkundige of sociale zorg van derden. Daar waar sprake is van woonfuncties die speciaal zijn bestemd voor bewoners die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van derden, zullen de voorzieningen met betrekking tot brandveiligheid vergelijkbaar moeten zijn met die van een gezondheidszorgfunctie. De bewoners zijn bij brand namelijk afhankelijk van derden om zich tijdig in veiligheid te kunnen brengen. De begeleiders, dan wel de brandweer, moeten in staat worden gesteld dit op een veilige en verantwoorde wijze uit te voeren. Brand en rook moeten beperkt blijven tot een klein gebied, zoals de ruimte waar de brand is ontstaan. De bewoners in de overige ruimten moeten via onafhankelijke vluchtroutes in veiligheid kunnen worden gebracht. Dit houdt concreet in dat voor woonzorgfuncties de in het Bouwbesluit opgenomen voorschriften met betrekking tot de verdere beperking van uitbreiding van brand, het vluchten bij brand en de aanwezigheid van noodverlichting en brandslanghaspels in gezondheidszorgfuncties ook van toepassing kunnen zijn voor woonzorgfuncties. In de gemeentelijke bouwverordening zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot brandveiligheidinstallaties in Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
13
woonfuncties bestemd voor minder zelfredzame personen. De mate van zelfredzaamheid als mede de combinatie van de calamiteiten c.q. bhv-organisatie is relevant voor het noodzakelijke (brand)preventieve voorzieningenniveau. Wanneer mensen zich niet zelfstandig in veiligheid kunnen brengen (aan bed gebonden of volledig niet zelfredzaam) dienen de voorzieningen overeenkomstig de gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten uitgevoerd te worden (subbrandcompartimenten, BMI met volledige bewaking en doormelding, etc.). Zij zijn voor hun veiligheid afhankelijk van het reddend optreden van de brandweer / derden. Verminderd zelfredzame mensen hebben een zekere mate van ondersteuning nodig om in veiligheid te komen. De calamiteitenorganisatie (bhv ers) dient aangepast te worden op deze ondersteuning (= maatwerk). Is een dergelijke organisatie niet of onvoldoende aanwezig kan middels (brand)preventieve voorzieningen een gelijkwaardigheid worden bereikt (subbrandcompartimenten, volledige bewaking, etc.) (= maatwerk) De beoordeling in welke mate mensen zelfredzaamheid dient schriftelijk te gebeuren door de eindverantwoordelijke (directeur, bestuurder, e.d.) eventueel ondersteund door het oordeel van een deskundige (bv. arts).
Kamerverhuurfunctie Een woonfunctie c.q. woning die per kamer wordt verhuurd (bijvoorbeeld een studentenhuis) onderscheid zich van een normale woonfunctie (zoals een eengezinswoning) door een verminderde sociale controle van de bewoners onderling. Door dit speciale gebruik van een woonfunctie is het risico van het ontstaan van brand groter. Daarnaast is de alarmering van de bewoners en de ontruiming van de bewoners bij brand complexer dan bij een gezinssituatie. Deuren van kamers worden in de regel afgesloten en niet altijd zijn bewoners op de hoogte van de aan- of afwezigheid van hun medebewoners. Hierdoor ontstaat een vergelijkbaar risico als bij een logiesfunctie (bijvoorbeeld een hotel). De kamerverhuurfunctie onderscheidt zich qua karakter echter van een logiesfunctie, omdat in de regel de bewoners er hun vaste woon- en verblijfplaats hebben. Daar waar er sprake is van woonfuncties die speciaal zijn bestemd voor kamerverhuur zullen de voorzieningen met betrekking tot brandveiligheid vergelijkbaar moeten zijn met die van een logiesfunctie. Brand en rook moeten beperkt blijven tot een klein gebied, zoals de ruimte waar de brand is ontstaan. De bewoners in de overige ruimten moeten zich via onafhankelijke vluchtroutes in veiligheid kunnen brengen. Dit houdt concreet in dat voor kamerverhuurfuncties de in het Bouwbesluit opgenomen voorschriften met betrekking tot de verdere beperking van uitbreiding van brand en het vluchten bij brand in logiesfuncties ook van toepassing zijn voor kamerverhuurfuncties. (zie bijlage; artikel Brand & Brandweer, januari 2004) Bijzondere bijeenkomstfunctie: kinderopvangfunctie
Algemeen De in het Bouwbesluit 2003 opgenomen bouwkundige brandveiligheidsvoorschriften voor bijeenkomstfuncties zijn in hoofdzaak gericht op horeca-, vergader-, theater- en tentoonstellingsfuncties. Naast deze toepassingen van de bijeenkomstfunctie bestaan er in de praktijk een tweetal bijeenkomstfuncties die qua gebruik een hoger risico met zich mee brengen. De prestatievoorschriften van het Bouwbesluit zijn op zich dan ontoereikend om het brandveiligheidniveau te bewerkstelligen dat het Bouwbesluit voor ogen heeft.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
14
Kinderopvangfunctie* * De Kinderopvangfunctie zal hoogst waarschijnlijk 2004 aan het Bouwbesluit worden toegevoegd. Voorlopig kan het gepresenteerde beleidsniveau verantwoord worden toegepast.
De kinderopvangfunctie, zoals een kinderdagverblijf en een peuterspeelzaal, onderscheidt zich van een normale bijeenkomstfunctie door de aanwezigheid van zeer jonge kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Deze kinderen zijn bij brand niet in staat zichzelf in veiligheid te brengen, zoals dat bij personen in een horeca-, vergader-, theater- en tentoonstellingsfuncties in de regel wel het geval is. De kinderen zijn bij brand afhankelijk van hun begeleiders om in veiligheid te worden gebracht. De begeleiders, dan wel de brandweer, moeten in staat worden gesteld dit op een veilige en verantwoorde wijze uit te voeren. Brand en rook moeten beperkt blijven tot een klein gebied, zoals de ruimte waar de brand is ontstaan. De kinderen in de overige ruimten moeten via onafhankelijke vluchtroutes in veiligheid kunnen worden gebracht. Daar waar er sprake is van bijeenkomstfuncties die speciaal zijn bestemd voor kinderopvang zullen de voorzieningen met betrekking tot brandveiligheid vergelijkbaar moeten zijn met die van een gezondheidszorgfunctie. Dit houdt concreet in dat voor kinderopvangfuncties de in het Bouwbesluit opgenomen voorschriften met betrekking tot de verdere beperking van uitbreiding van brand, het vluchten bij brand en de aanwezigheid van noodverlichting en brandslanghaspels in gezondheidszorgfuncties ook van toepassing zijn voor kinderopvangfuncties. Aanbevolen wordt om in de gemeentelijke bouwverordening voorschriften op te nemen met betrekking tot brandveiligheidinstallaties in kinderopvangfuncties. Het gaat hier nadrukkelijk om opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar. Buitenschoolse opvang van kinderen van 4 tot 12 jaar kan afhankelijk van waar deze is ondergebracht worden beschouwd als een bijeenkomstfunctie of een onderwijsfunctie. Bijzondere bijeenkomstfunctie: monumentale kerkgebouwen
Monumentale kerkgebouwen Monumentale kerkgebouwen onderscheiden zich van een normale bijeenkomstfunctie door de specifieke gebouweigenschappen en de omstandigheden waaronder mensen verblijven. Rigoureus bouwkundige aanpassingen verrichten op basis van het Bouwbesluit / beleidsegels, zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden is veelal in strijd met monumentenzorg , de visie van de kerkverenigingen en de ontvluchtingsfilosofie. Oude kerkgebouwen bestaan uit grote en hoge ruimten met een relatief lage vuurbelasting in het beginstadium van een brand, waarin de mensen ordelijk, rustig en gezamenlijk gericht op één plaats (altaar) verblijven. In hoge ruimten duurt het >> 2 min voordat de rookontwikkeling mensen gaat bedreigen. Het Bouwbesluit gaat uit van relatief lage ruimten en dus niet te vergelijken met de hoge ruimten in kerkgebouwen. Ondanks dat (brand)schadepreventie niet in de vergunningprocedure wordt behandeld, wordt hierin wel geadviseerd. Bij kerkgebouwen zit de hoge vuurbelasting in de kap (droog hout, riet, e.d.). Door de hoogte van de kap is de brandhaard slecht bereikbaar en onder controle te krijgen. Met name ook het tempo waarin een kapbrand plaatsvindt is het overwegen waard om preventieve (brandmeldinstallatie, geschikte bluswatervoorziening, e.d.) en preparatieve (droge blusleiding, e.d.) maatregelen te treffen, indien men dit in het belang van het gebouw noodzakelijk acht. De eigenschappen waarom met een monumentaal kerkgebouw flexibel en op basis van gelijkwaardigheden omgesprongen mag worden kunnen ook gelden voor andere gebouwen, mits uiteraard voldaan wordt aan die specifieke omstandigheden. Ook bij monumentale kerkgebouwen en andere gebouwen met specifieke risico-reducerende eigenschappen is afwijken op basis van individuele afweging gerechtvaardigd.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
15
Tabel. In onderstaande tabel zijn de gebruiksfuncties weergegeven. Daarbij is aangegeven wat de relatie is met de in de gemeentelijke bouwverordening vermelde gebruiksvergunningplichtige panden en welke soorten panden onder deze gebruiksfuncties behoren. De soorten panden zijn slechts ter indicatie en niet uitputtend genoemd. Voor de goede orde wordt vermeld dat de in de tabel vermelde vergunningplicht is gebaseerd op het aantal personen criterium. De overige in artikel 6.1.1 van de Bouwverordening vermelde criteria zijn niet in de tabel opgenomen. Gebruiksfunctie BB Gebruiksvergunningplicht soorten panden 1 Bijeenkomstfuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Bioscopen Concertgebouwen Tentoonstellingsgebouwen Discotheken Restaurants Cafés en bars Sportkantines Buurthuizen c.q. verenigingsgebouwen 2 Celfuncties. Bouwwerk waarin aan zes of meer personen in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft Gevangenissen Penitentiaire inrichtingen Cellencomplexen politiebureaus 3 Gezondheidszorgfuncties. Bouwwerk waarin aan zes of meer personen in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft Ziekenhuizen Verpleegtehuizen Gezondheidscentra Huisartsenpraktijken 4 Kantoorfuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Kantoorgebouwen 5 Logiesfuncties. Bouwwerk waarin aan zes of meer personen bedrijfsmatig nachtverblijf zal worden verschaft Hotels Jeugdherbergen Pensions 6 Onderwijsfuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Basisscholen (Het criterium: meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar, niet in gezinsverband, dagverblijf en/of nachtverblijf zal worden verschaft is eveneens van toepassing. Punt 12.)
Middelbare- en hogere scholen Universiteiten 7 Sportfuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Sporthallen Gymzalen 8 Winkelfuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Winkels Warenhuizen Winkelcentra Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
16
9 Industriefuncties. Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn Industriefunctie 10 Bijzondere woonfuncties (kamerverhuurfunctie). Bouwwerk waarin aan zes of meer personen, niet in gezinsverband, woonverblijf zal worden verschaft,. Kamerverhuurbedrijven 11 Bijzondere woonfuncties (woonzorgfunctie). Bouwwerk waarin aan zes of meer personen bedrijfsmatig woonverblijf zal worden verschaft, anders dan een huishouden per woning gezinsvervangende tehuizen, begeleid wonen, woonzorgcomplexen, aanleunwoningen bij een verzorgingstehuis, internaten 12 Bijzondere bijeenkomstfuncties (kinderopvangfunctie). Bouwwerk waarin aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar, niet in gezinsverband, dagverblijf en/of nachtverblijf zal worden verschaft. Kinderopvangcentra 13 Bijzondere bijeenkomstfunctie ((monumentale) kerkgebouwen). Bouwwerk waarin meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn. (Monumentale) kerkgebouwen
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
17
Begripsbepalingen gebruiksfuncties Het Bouwbesluit kent zowel het begrip gebouw als het begrip functie . Om misverstanden te voorkomen zijn de verschillende begripsbepalingen onderstaand opgesomd.
Bouwbesluit, artikel 1.1, lid 1 gebruiksfunctie: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen;
Bouwbesluit, artikel 1.1, lid 3 woonfunctie: gebruiksfunctie voor het wonen; bijeenkomstfunctie: gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport; celfunctie: gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen; gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling; industriefunctie: gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden; kantoorfunctie: gebruiksfunctie voor administratie; logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen; onderwijsfunctie: gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs; sportfunctie: gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport; winkelfunctie: gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten; overige gebruiksfunctie: niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt.
Bouwbesluit, artikel 1.1, lid 4 lichte industriefunctie: industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt; onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs: onderwijsfunctie voor het basis- of voortgezet speciaal onderwijs; overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer: overige gebruiksfunctie die bestemd is voor aankomst of vertrek van vervoermiddelen ten behoeve van weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer van personen.
Bouwbesluit, artikel 1.1, lid 5 woongebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer woonfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes; cellengebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer celfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes; logiesgebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer logiesfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
18
1.4
De categorisering van brandveiligheidseisen.
Systematiek heeft zwaar gewogen bij het samenstellen van het Bouwbesluit. Bij het groeperen van de brandveiligheidseisen is het verloop van een brand en de gevolgen daarvan aangehouden. Op zich lijkt dit een logische en duidelijke opbouw. Het probleem is echter dat dit niet strookt met het logisch en systematisch toetsen van een gebouw op de brandveiligheidsvoorzieningen. Omdat dit laatste voor een goede toetsing het uitgangspunt dient te zijn, is een andere verdeling van de brandveiligheidseisen noodzakelijk. In dit plan zijn de brandveiligheidseisen gegroepeerd in zes categorieën. Voor deze indeling is gekozen omdat deze categorieën de volgorde van ontwerpen en toetsen van brandveiligheidsvoorzieningen chronologisch volgt. De herindeling leidt tot de volgende zes categorieën Brandcompartimenten Rookcompartimenten Ontvluchting Brandveiligheid constructies Materiaalgebruik Brandbeveiligingsinstallaties Toelichting categorieën
Brandcompartimenten Een gebouw wordt allereerst verdeeld in brandcompartimenten. Brandcompartimenten hebben tot doel een brand te beperken tot een vooraf vastgesteld gebied. Hiermee kan worden voorkomen dat er te veel van het pand in brand raakt, waardoor de schade te groot wordt en de brand onbeheersbaar wordt en daardoor niet meer effectief kan worden bestreden. Brandcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen (fysieke compartimentering), of door het installatietechnisch beheersen van brand- en rook (virtuele compartimentering).
Rookcompartimenten Als de brandcompartimenten bekend zijn worden deze onderverdeeld in een of meer rookcompartimenten. Rookcompartimenten hebben tot doel de rookverspreiding te beperken waardoor de bij brand vluchtende mensen niet te lang door de rook moeten vluchten. Rookcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen (rookscheidingen, vluchtdeuren) of door installatietechnische voorzieningen (bijvoorbeeld rookafvoer).
Ontvluchting Nadat de aanwezige personen het rookcompartiment hebben verlaten moeten zij door middel van de vluchtroutes een veilige plaats kunnen bereiken. Bij het dimensioneren van deze routes moet rekening gehouden worden met de onafhankelijkheid van de vluchtroutes en het maximaal aantal personen welke van deze routes gebruik zullen maken. Tevens zijn voor een veilige ontvluchting de inrichting van de vluchtroutes (zoals bijvoorbeeld materiaalgebruik) van belang.
Constructieve veiligheid De dragende constructies en de hoofddraagconstructie van het gebouw dient een van tevoren vastgestelde tijd weerstand te bieden tegen bezwijken in geval van brand.
Materiaalgebruik Om brandontwikkeling, brandvoortplanting en rookproductie tegen te gaan of te beperken, worden eisen gesteld aan de toepassing van (bouw)materialen.
Brandbeveiligingsinstallaties Deze installaties zijn noodzakelijk om er voor te zorgen dat het ontdekken of bestrijden van brand en het veilig ontvluchten in geval van brand effectief plaats kan vinden. Daarnaast zijn een aantal brandbeveiligingsinstallaties noodzakelijk om de brandbestrijding te ondersteunen.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
19
Bluswatervoorziening en bereikbaarheid Een gebouw dient bereikbaar te zijn voor de brandweer. Hiertoe dienen binnen redelijke afstand van een door de brandweer te gebruiken toegang van het gebouw geschikte opstelplaatsen voor brandweervoertuigen aanwezig te zijn. Daarnaast dient in de nabijheid van zo n brandweeringang / opstelplaats een bluswatervoorziening aanwezig te zijn. Het bluswaterbeleid Schouwen-Duiveland* beschrijft de minimale bluswatervoorziening voor bestaande- en nieuwe objecten. *
Beleid in ontwikkeling.
1.5
Gebruikseisen en -maatregelen in het gemeentelijk beleidsniveau
In beginsel lenen gebruikseisen zich niet voor opneming in een pakket met bouwtechnische maatregelen. Immers, gebruikseisen worden gesteld op basis van artikel 8 van de Woningwet en zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Deze eisen zijn op twee manieren afdwingbaar. Enerzijds door het geven van directe werking aan deze eisen (een ieder moet aan deze eisen voldoen zonder dat ze op een andere wijze kenbaar zijn gemaakt dan alleen opname in de bouwverordening). Anderzijds door het opnemen van deze gebruikseisen in een af te geven gebruiksvergunning. Ook is een categorie "Gebruik" toegevoegd aan de in de vorige paragraaf genoemde zes categorieën. In deze categorie zijn, voor zover van toepassing op de betreffende gebruiksfunctie, voorwaarden met betrekking tot kleine blusmiddelen opgenomen. In het pakket beleidsregels zijn ook regels opgenomen om het maximaal aantal toe te laten personen en de maximaal toegestane vuurlast te berekenen om in de vergunning vast te kunnen leggen. Ook het beoordelen door de brandweer en het beoefenen van het calamiteitenplan / ontruimingsplan kan als eis worden opgedragen. Dit is om vast te kunnen stellen of de veiligheid van de personen onder de huidige omstandigheden gewaarborgd is. Bijvoorbeeld bij schoolgebouwen met hoge bezetting, e.d.
Kleine blusmiddelen Uitgangspunt brandbestrijdingsvoorzieningen is Bouwbesluit bestaande bouw, m.u.v. van die situatie waar de brandbestrijdingsvoorzieningen direct van invloed kunnen zijn op de veiligheid van mensen. Kleine blusmiddelen zijn opgenomen omdat het Bouwbesluit slechts de toepassing kent van Brandslanghaspels op nieuwbouwniveau. Op bestaande bouwniveau worden geen prestatie-eisen gegeven, maar aangegeven dat een bouwwerk zodanige voorzieningen moet hebben vor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd geblust kan worden. Brandslanghaspels zijn echter niet in ieder gebouw verplicht. Bij een aantal gebruiksfuncties geldt de eis voor toepassing van brandslanghaspels pas vanaf een gebruiksoppervlakte van 500 m2. Bij een kleinere gebruiksoppervlakte kan een brandblusmiddel echter ook zeer effectief zijn. Ook is de kosten-batenanalyse voor een klein blusmiddel gunstig en is het gevoelsmatig niet acceptabel (en aan het publiek moeilijk uit te leggen) dat er wel investeringen aan bijvoorbeeld rookscheidingen gedaan moeten worden, maar dat uit oogpunt van brandveiligheid een blusmiddel niet noodzakelijk is. Om deze redenen is in die gevallen de toepassing van kleine handbrandblusmiddelen opgenomen: Per 250 m² tenminste 1 handbrandblusmiddel, type = situatieafhankelijk, ca. 6 kg. In of nabij risico-ruimten. Zoals; blusdeken in keuken, koolzuursneeuwblusser in computerruimten, e.d. Bij functies met verminderd tot niet zelfredzame mensen is/zijn één of meerdere dekkende slanghaspels verplicht. Motivatie: in deze functies wordt van het personeel verwacht, op basis van het calamiteiten- c.q. bhv-plan, dat zij reddend kunnen optreden (= voorpostfunctie).
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
20
2
De beleidsregels.
2.1
Inleiding
De beleidsregels zijn door het gemeentebestuur vastgesteld. Bij de opzet van deze regels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Het niveau moet zodanig eenduidig zijn dat er bij de toepassing geen verschillen van inzicht kunnen bestaan. 2. Er dient op een eenvoudige wijze inzicht te zijn in het niveau dat wordt vastgesteld (het gemeentelijk beleidsniveau) en de relaties met de in het Bouwbesluit aangegeven niveaus voor nieuwbouw en bestaande bouw. 3. Er dient op eenvoudige wijze inzicht te zijn in de motivatie en de noodzakelijkheid van het gekozen gemeentelijk beleidsniveau. 4. Het veiligheidsniveau dient recht te doen aan een individuele benadering De beleidsregels zijn samengesteld met als voornaamste input de benodigde brandveiligheid. Onder de benodigde brandveiligheid wordt in dit geval verstaan dat de gebruikers van een gebouw in geval van een brand veilig en op eigen gelegenheid het gebouw kunnen verlaten danwel door derden (bhv) / brandweer in veiligheid kunnen worden gebracht. Er wordt dus, zonder het beoogde veiligheidniveau los te laten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de gevolgen van deze beleidsregels voor investeringen, technische uitvoering en eventuele stopzetting van bedrijfsvoering c.q. sluiting van het pand. Conform de uitgangspunten gesteld in de circulaire van VROM (17-7-03). 2.2
Overzicht van de gebruiksfuncties
Uitgangspunt voor het vaststellen van de gebruiksfuncties waarvoor een beleidspakket (en in het verlengde daarvan een werkpakket) is opgesteld, zijn de in paragraaf 1.3 aangegeven gebruiksfuncties. Deze gebruiksfuncties zijn: 1. bijeenkomstfunctie 2. celfunctie 3. gezondheidszorgfunctie 4. kantoorfunctie 5. logiesfunctie 6. onderwijsfunctie 7. sportfunctie 8. winkelfunctie 9. Industriefunctie 10. Bijzondere woonfunctie woonzorg gebouwen 11. Bijzondere woonfunctie kamerverhuur 12. Bijzondere bijeenkomstfunctie Kinderopvang 13. Gemeentelijk beleidsniveau monumentale kerkgebouwen 14. Aanvullende veiligheidseisen (in drukke ruimten) 2.3
Algemene toelichting eisen
In deze paragraaf wordt een algemene toelichting en motivatie gegeven op de uitgangspunten en keuzes van de beleidsniveaus. De beleidsregels zijn toegelicht en gemotiveerd daar waar een hoger niveau van veiligheid noodzakelijk wordt geacht.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
21
Brandcompartimenten Uitgangspunt voor deze categorie is het Bouwbesluit bestaande bouw. Dus 20 minuten Brandwerendheid. In die gevallen dat (sub)brandcompartimentering direct van invloed is op de veiligheid van mensen kan noodzakelijkerwijs de brandwerendheid worden opgehoogd naar 30 respectievelijk 60 minuten. Zoals: 1. Woning boven een restaurant. Met een brandwerendheid van 20 minuten is het waarschijnlijk dat de bewoners bij een brand in het restaurant niet in veiligheid kunnen komen danwel gebracht worden. 2. Een functie met niet-zelfredzame mensen die voor hun veiligheid afhankelijk zijn van adequate brandpreventieve voorzieningen en / of het reddend optreden van de brandweer. Het probleem dat zich voordoet bij het volgen van het niveau bestaande bouw is de hoogte van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de brandcompartimenten. Deze is bij bestaande bouw 20 minuten, terwijl de compartimentgrootte 2000 à 3000 m² bedraagt. Dat is onvoldoende om de brandweer de kans te geven om de brand binnen het brandcompartiment te kunnen houden, zodat een verdere branduitbreiding over het gehele gebouw mogelijk is. De waarden met betrekking tot nieuwbouweisen zijn opgebouwd uit het beheersbaar kunnen houden van een brand door de brandweer en de tijd die de brandweer nodig heeft om de brand te kunnen blussen. Bij een verlaging van de WBDBO naar 20 minuten is iedere relatie met beheersbaarheid en inzettijd dus volledig zoek. In de praktijk zal een brand dan ook zelfs niet tot de 2000 m² beperkt blijven. Deze faalkans zal bij constatering worden medegedeeld. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de eigenaar / gebruiker om wel of geen maatregelen te treffen. In bepaalde gevallen kan een beperking worden opgelegd op de maximaal toegestane vuurlast. Bijvoorbeeld max. 20 kg/m² vurenhout (maatgevende vuurbelasting, conform brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van brand ) wanneer de brandwerende scheidingen een brandwerendheid bezitten van 20 min. WBDBO. (dit is maatwerk). Ook opslag- en inrichtingsbeperkende voorwaarden kunnen worden opgelegd. Zoals; het verbod goederen op te plaatsen binnen 7,5 m van de brandwerende scheiding. Dit is met name het geval bij een reële kans op brandoverslag naar belendende gebouwen.
Rookcompartimenten Uitgangspunt voor de rookcompartimenten is het niveau nieuwbouw, omdat deze eisen alles te maken hebben met een veilige ontvluchting. Rookcompartimentering regelt maximale vlucht- c.q. loopafstanden die gerelateerd zijn aan de gemiddelde vluchtsnelheid in combinatie met het gemiddelde vermogen om de adem in te houden. De zwaarte van deze eisen is afhankelijk van de bezetting van het gebouw. Hoe meer mensen per gebruiksoppervlakte, hoe zwaarder de eisen (loopafstanden en aantal uitgangen). In Bouwbesluit 2003 wordt dit aangeduid met bezettingsklassen. Bezettingsklasse 1 is daarbij de hoogste bezetting, dat wil dus zeggen de meeste mensen per oppervlakte aanwezig. De brandwerendheid van de constructie is tenminste 20 minuten (criterium: vlamdichtheid). Hier wordt bestaande bouwniveau gehanteerd.
Ontvluchten Ook hier geldt dat deze eisen direct te maken hebben met een veilige ontvluchting (vluchten, vluchtroutes en inrichting van rookvrije vluchtroutes) en dus het niveau nieuwbouw als uitgangspunt wordt genomen.
Constructies Uitgangspunt voor deze categorie is het Bouwbesluit bestaande bouw. Dit kan beperkende consequenties hebben voor het repressieve optreden van de bandweer. In die gevallen dat de brandwerendheid van de constructie direct van invloed is op de veiligheid van mensen kan het noodzakelijk worden gesteld de brandwerendheid te verhogen. Het gaat hier specifiek om functies met minder zelfredzame mensen die voor hun veiligheid afhankelijk zijn van adequate brandpreventieve voorzieningen en / of het reddend optreden van de brandweer.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
22
Materialen Bij de materialen is gekozen voor het niveau bestaande bouw. Voor wat betreft de materiaaleisen binnen het gebouw is er met uitzondering van de binnenzijde van schachten- geen verschil met het niveau nieuwbouw. Om te voldoen aan de nieuwbouweisen voor de schachten is een onevenredige investering en aanpassing noodzakelijk, zodat hier niet voor gekozen is. Het verschil tussen de nieuwbouweisen en eisen voor bestaande gebouwen betreffen bij materiaaltoepassingen de buitenzijde van het gebouw, dak en gevels. Er zijn argumenten om voor de gevel moeilijk brandbare materialen toe te passen (nieuwbouwniveau). De kans dat deze materialen daadwerkelijk bijdragen aan een veilige ontvluchting is echter klein, zodat er toch voor gekozen is bij de materialen alleen de eisen voor bestaande bouw toe te passen.
Brandbeveiligingsinstallaties Uitgangspunt voor de brandbeveiligingsinstallaties is het niveau Bouwbesluit bestaande bouw, m.u.v. die installaties die direct van invloed zijn op de (vlucht)veiligheid van mensen. Uitgangspunt Bouwbesluit bestaande bouw m.u.v. nood- en transparantverlichting. Deze voorziening wordt alleen voorgeschreven in drukke ruimten. Op bestaande bouwniveau moet een ruimte vanaf 500 m² met deze installatie te zijn uitgevoerd, zonder dat rekening is gehouden met de bezetting. Dus een kantine van 400 m² met een bezetting van 800 personen zou niet met noodverlichting uitgevoerd hoeven te zijn. Met als gevolg dat door spanningsuitval en / of rook geen oriëntatie naar (nood)uitgangen mogelijk is, hetgeen volledig in strijd is met (vlucht)veiligheid. Voor wat betreft ontruimingsinstallaties, brandmeldinstallaties en vluchtrouteaanduidingen zijn eisen geformuleerd in de gemeentelijke bouwverordening. Hier is geen onderscheid gemaakt tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Voor de overgangsbepalingen m.b.t. certificering en brandbeveiliginginstallaties in doodlopende einden wordt verwezen naar deel 1; Gemeentelijk beleid respectievelijk Overgangsbepalingen. Sprinklerinstallaties, rookwarmte-afvoerinstallaties en overdrukinstallaties zullen in de regel alleen als gelijkwaardige oplossingen voor bouwkundige voorzieningen worden aangebracht.
Vluchtrouteaanduiding Vluchtrouteaanduiding is opgenomen omdat deze voorziening in de tekst van het Bouwbesluit 2003 niet meer is opgenomen. Ook voor vluchtrouteaanduiding geldt dat, net zoals bij de blusmiddelen, het niet acceptabel is om een gebouw waarin wordt geïnvesteerd in de brandveiligheid, niet uit te voeren met vluchtrouteaanduiding. Toch is niet in ieder gebouw vluchtrouteaanduiding in de volle omvang noodzakelijk. Om hierin onderscheid aan te brengen is gekozen om vluchtrouteaanduiding te linken aan de bezettingsgraad en de vloeroppervlakte van een ruimte en aan routes waarover rookvrije vluchtroutes voeren. Voor de duidelijkheid: vluchtrouteaanduiding is geen noodverlichting. De eisen voor noodverlichting zijn wel opgenomen in het Bouwbesluit en kennen derhalve ook een toepassing in dit gemeentelijk beleidsniveau. Wanneer noodverlichting vereist is, moeten de vluchtrouteaanduidingen transparantverlicht worden uitgevoerd. De vluchtrouteaanduiding dient te voldoen aan het gestelde in de Bouwverordening. Als aanvullende eis geldt dat het fotoluminiscente pictogrammen dienen te zijn (Europese norm 10e individuele richtlijn art. 16 (1) van de richtlijn 89/391/EEG juni 1993), welke worden aangelicht met tenminste 10 lux wanneer het bouwwerk gebruikt wordt.
Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid Voor de uitgangspunten voor de bluswatervoorziening en bereikbaarheid is verwezen naar het beleid Bluswater en bereikbaarheid gemeente Schouwen-Duiveland*. * beleid in ontwikkeling.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
23
Gebruik In paragraaf 1.5 is al aangegeven waarom er een categorie "gebruik" is toegevoegd en welke eisen daarin zijn opgenomen en om welke reden. Daarom wordt hier uitsluitend volstaan met het vermelden van deze eisen: Per 250 m² tenminste 1 handbrandblusmiddel, type = situatieafhankelijk, ca. 6 kg. In of nabij risico-ruimten. Zoals; blusdeken in keuken, koolzuursneeuwblusser in computerruimten, e.d. Bij functies met verminderd tot niet zelfredzame mensen is/zijn één of meerdere dekkende (mini)slanghaspels verplicht. Motivatie: in deze functies wordt van het personeel verwacht, op basis van het calamiteiten- c.q. bhv-plan, dat zij reddend kunnen optreden (= voorpostfunctie).
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
24
3
De werkpakketten.
3.1
Algemene toelichting
De beleidspakketten zijn voor de uitvoering verder uitgewerkt in werkpakketten. De werkpakketten bevatten de concrete voorschriften of een verwijzing naar voorschriften waaraan het gebouw getoetst dient te worden. 3.2
Overzichten
Voor de volgende gebruiksfuncties gelden de voorschriften uit het Bouwbesluit niveau bestaande bouw, met uitzondering van die aspecten die direct van invloed zijn op de veiligheid van personen / dieren. Hiervoor geldt in beginsel Bouwbesluit nieuwbouw, mits de noodzakelijkheid gemotiveerd aangetoond kan worden. 1. bijeenkomstfunctie 2. celfunctie 3. gezondheidszorgfunctie 4. kantoorfunctie 5. logiesfunctie 6. onderwijsfunctie 7. sportfunctie 8. winkelfunctie 9. Industriefunctie Van de volgende gebruiksfuncties zijn afzonderlijke werkpakketten opgesteld: 10. bijzondere woonfunctie woonzorg gebouwen 11. bijzondere woonfunctie kamerverhuur 12. bijzondere bijeenkomstfunctie kinderopvang 13. bijzondere bijeenkomstfunctie (monumentale) kerkgebouwen Aanvullend: 14. Aanvullende veiligheidseisen (in drukke ruimten)
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
25
DEEL II 4.1
Beleidsregels
Gemeentelijke beleidsregels bestaande bouw
Uitgangspunt: géén buitengewone risicofactoren of buitengewoon onveilige situaties. Bij afwijking maatwerk. Bijvoorbeeld;verkorting van de termijnstellingen, spoedeisend optreden, e.d.
1. Brandcompartimenten (uitgangspunt bestaande bouw) Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen gesteld in Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eis 1: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen dwangsom
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Bij functies met verminderd tot niet zelfredzame personen waarbij het reddend optreden van de brandweer waarschijnlijk is wordt nieuwbouwniveau aangehouden. Omwille van de veiligheid van de hulpverleners en de mogelijkheid tot een effectieve redding is de maximale omvang 1000 m2.
Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van tenminste 20 minuten, conform Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eis 2: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: In die situaties dat de brandcompartimentering (intern (niet / minder zelfredzaamheid) / extern (buren)) direct van invloed is op de veiligheid van mensen zal deze brandwerendheid worden opgehoogd tot tenminste 30 minuten. Dit is afhankelijk van de tijd die de brandweer nodig heeft om ter plaatse te komen en ingezet te zijn in relatie tot de vluchtmogelijkheden. De bewoners van een woning met slechte vluchtmogelijkheden boven een restaurant, zonder aanvullende installatietechnische voorzieningen, moeten beschermd worden d.m.v. een brandwerende scheiding van tenminste 60 minuten. Bij brandgevaarlijke ruimten (opslag chemische stoffen, e.d.) die een bedreiging vormen voor een veilige ontvluchting van mensen wordt nieuwbouwniveau gehanteerd.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
26
2. Subbrandcompartimenten (uitgangspunt bestaande bouw) Eis 3: De subbrandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen gesteld in Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eis 3: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen dwangsom
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: In die situaties dat de eisen voor subbrandcompartimenten op bestaande bouw niet toereikend zijn, maar direct van invloed zijn op de veiligheid van mensen zal de criteria voor nieuwbouw worden toegepast.
Eis 4: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van tenminste 20 minuten, conform Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eis 4: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: In die situaties dat de subbrandcompartimentering direct van invloed is op de veiligheid van mensen zal deze brandwerendheid worden opgehoogd tot tenminste 30 minuten. In die gevallen dat minder en niet zelfredzame mensen mede afhankelijk zijn van het reddend optreden van de brandweer is deze ophoging noodzakelijk. Een lagere waarde dan 30 minuten zal er waarschijnlijk toe leiden dat de redding te laat plaatsvindt.
3. Rookcompartimenten (uitgangspunt nieuwbouw) Eis 5: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen gesteld in Bouwbesluit nieuwbouw. De constructie dient een weerstand tegen branddoorslag en overslag te bezitten van tenminste 20 minuten (= 30 minuten weerstand tegen rookdoorgang, criterium: vlamdichtheid). Termijn eis 5: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 2 weken indien situatie < niveau bestaande bouw zit voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben direct betrekking op de veiligheid van mensen. (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. Vluchtafstanden op nieuwbouw niveau zijn bepaald op basis van praktijkonderzoek en theoriestudie. De loopsnelheid in combinatie met het vermogen de adem in te houden is hiervan afhankelijk. Op bestaande bouwniveau zijn afstanden van 60 resp. 75m toegestaan, terwijl op nieuwbouwniveau 30 resp. 45 als maximum grens geldt.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
27
4. Ontvluchten (uitgangspunt nieuwbouw) Eis 6: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen te voldoen aan de eisen gesteld in Bouwbesluit nieuwbouw. Termijn eis 6: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek
3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
1 maand 3 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits minimale veiligheid gewaarborgd / 2 weken indien situatie < niveau bestaande bouw zit. voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen op bestaande bouw niveau zijn niet toereikend, met name de hoogte van rookvrije vluchtroutes staat niet in relatie tot veiligheid, H = 1,2 m is te beperkt.
5. Maximaal aantal toe te laten personen / vuurlast (uitgangspunt nieuwbouw) Eis 7: Voor wat betreft het maximaal aantal toe te laten personen (het gebruik) met betrekking tot het uitgangscriterium zijn de uitgangspunten gehanteerd gesteld in Bouwbesluit nieuwbouw. Omdat bij bestaande bouwwerken in beginsel geen sprake is van bezettingsgraden zijn kengetallen samengesteld, waarop het maximaal aantal personen kan worden berekend. Deze kengetallen zijn gerelateerd aan de uitgangspunten van het nieuwbouwniveau. Één van de uitgangspunten is dat binnen 1 minuut het rookcompartiment ontruimd moet kunnen zijn. 135 pers/m1/min* meedraaiend vrije uitstroom (deur naar buiten) 90 pers/m1/min* meedraaiend géén vrije uitstroom (gang) 38 pers/m1/min* toedraaiend vrije uitstroom (deur naar buiten) 25 pers/m1/min* toedraaiend géén vrije uitstroom (gang) 45 pers/m1/min* doorstroomsnelheid via trap (trap bestaande bouw) *
Bij de berekening van het maximum aantal personen is het noodzakelijk om vast te stellen de aantallen mensen die zijn aangewezen op de desbetreffende nooduitgangen.
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid:
Zie: eis 8 Eis 8: Voor wat betreft het maximaal toe te laten personen (het gebruik) met betrekking tot het oppervlaktecriterium zijn de uitgangspunten gehanteerd gesteld in Bouwbesluit nieuwbouw en de gemeentelijke Bouwverordening naam gemeente (bijlage 4, art.6). Omdat bij bestaande bouwwerken in beginsel geen sprake is van bezettingsgraden zijn kengetallen samengesteld, waarop het maximaal aantal personen kan worden berekend. Deze kengetallen zijn gerelateerd aan de uitgangspunten van het nieuwbouwniveau. Één van de uitgangspunten is dat binnen 1 minuut het rookcompartiment ontruimd moet kunnen zijn. Tenminste 0,5 m² vloeroppervlak van een netto verblijfsgebied per persoon. Dan mag met > 90 pers. / m uitgangsbreedte worden gerekend tot maximaal 135 pers/m¹ bij vrije uitstroom. Tenminste 0,25 m² vloeroppervlak van een netto verblijfsgebied per persoon. Dan moet met 90 pers. / m uitgangsbreedte worden gerekend en aanvullende voorzieningen (o.a. 2,5 m rookopvang, rook- en warmte-afvoerinstallatie, blusinstallatie, berekende looptijd door rook < 30 sec.) dienen een gelijkwaardige veiligheid te waarborgen. Dit is maatwerk en dient aangetoond (onafhankelijk deskundig brandveiligheidsadviesbureau) te worden.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
28
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: De kengetallen gesteld in de Bouwverordening 2003 zijn nog steeds van kracht, maar met de introductie van Bouwbesluit 2003 heeft verfijning plaatsgevonden. Deze kengetallen, gebaseerd op uitgangsbreedte nieuwbouwniveau zijn op basis van praktijkonderzoek en theoriestudie tot stand gekomen. Op bestaande bouwniveau liggen de waarden voor uitgangsbreedte ruim 9 x lager dan op nieuwbouwniveau. Het oppervlakte criterium komt overeen met de hoogste bezetting op nieuwbouwniveau en de gemeentelijke Bouwverordening (bijlage 4, art.6) en is gebaseerd in combinatie met het uitgangscriterium op veiligheidsoverwegingen.
Eis 9: De maximale vuurlast (maatgevende vuurbelasting in KG vurenhout m² *) is gerelateerd aan de brandwerendheid (in minuten, NEN 6069 / 6068) van de scheidende en dragende constructies (= brandcompartimentsgrenzen en sterkte (hoofd)draagconstructie). Tevens kunnen in deze gevallen ook aanvullende preventieve / preparatieve voorzieningen noodzakelijk zijn zoals; extra brandweeringangen, betere bereikbaarheid, aanvullende bluswatervoorziening, rook- en warmteafvoerinstallatie, brandmeldinstallatie met doormelding GMZ, e.d. * conform Brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van Brand (min. BZK)
Termijn eis 9: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen / maatregelen treffen dwangsom
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Indien de vuurlast hoger is dan de brandwerendheid van de scheidende en / of dragende constructies kan dit in sommige gevallen grote gevolgen hebben (= buiten proportioneel) voor het repressieve optreden van de hulpverleners, omgeving en de buren , omdat er een onbeheersbare situatie ontstaat. Indien dit het geval is zal een gebruiksbeperking nodig zijn om deze onacceptabele risico s in te perken. In deze gevallen kunnen ook aanvullende preventieve / preparatieve voorzieningen noodzakelijk zijn zoals; extra brandweeringangen, betere bereikbaarheid, aanvullende bluswatervoorziening, rook- en warmteafvoerinstallatie, brandmeldinstallatie met doormelding GMZ, e.d. Dit is om het repressieve optreden van de brandweer doeltreffend en veilig te kunnen laten verlopen bij de inzet in grote compartimenten met een verhoogd risico.
6. Constructies (uitgangspunt bestaande bouw) Eis 10: De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen gesteld in Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eis 10: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA) indien investering en uitvoering ingrijpend is voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Het niveau bestaande bouw kan beperkende consequenties hebben voor het repressieve optreden van de bandweer. In die gevallen dat de brandwerendheid van de constructie direct van invloed is op de veiligheid van mensen kan het noodzakelijk worden gesteld de brandwerendheid te verhogen. Het gaat hier specifiek om functies met minder zelfredzame mensen die voor hun veiligheid afhankelijk zijn van adequate brandpreventieve voorzieningen en / of het reddend optreden van de brandweer.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
29
7. Materialen (uitgangspunt bestaande bouw) Eis 11: De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit bestaande bouw. Eis 12: De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit bestaande bouw. Eis 13: De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit bestaande bouw. Termijn eisen 11, 12 en 13: 1. Termijnstelling 3 maanden 2. Afwijkingen specifiek 6 maanden (PvA) indien investering en uitvoering ingrijpend is / 1 maand indien de situatie brandgevaarlijk / onveilig is. 3. Oplossingsrichtingen voorzieningen aanbrengen *1, verwijderen *2 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *3 4. Sanctierichting dwangsom *1 en 2 / (ged.)sluiting *3 Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: De eisen ten aanzien van de materialen zijn alle conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn: de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen); de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen); de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).
8. Bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Eis 14: Voor de uitgangspunten voor de bluswatervoorziening en bereikbaarheid is verwezen naar het beleid Bluswater en bereikbaarheid gemeente Schouwen-Duiveland *. * beleid in ontwikkeling.
9. Brandbeveiligingsinstallaties (uitgangspunt Bouwbesluit bestaande bouw) Eis 15: Uitgangspunt voor de brandbeveiligingsinstallaties is het niveau Bouwbesluit bestaande bouw, m.u.v. die installaties die direct van invloed zijn op de (vlucht)veiligheid van mensen. Termijn eis 15: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
3 maanden 6 maanden (PvA), investering en uitvoering ingrijpend, mits veiligheid gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen dwangsom
30
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Indien redelijkerwijs brandbeveiligingsinstallaties noodzakelijk bijdragen aan de veiligheid van personen is het aanbrengen daarvan vereist.
Eis 16: Nood- en transparantverlichting conform de eisen voor nieuwbouw gerelateerd aan de bezettingsgraadklasse en in rookvrije vluchtroutes. Termijn eis 16: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 2 weken indien situatie < niveau bestaande bouw zit voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Noodverlichting wordt op nieuwbouwniveau alleen voorgeschreven in drukke ruimten. Op bestaande bouwniveau moet een ruimte pas vanaf 500 m2 met deze installatie te zijn uitgevoerd, zonder dat rekening is gehouden met de bezetting. Dus een kantine van 400 m2 met een bezetting van 800 personen zou niet met noodverlichting uitgevoerd hoeven te zijn. Met als gevolg dat door spanningsuitval en / of rook geen oriëntatie naar (nood)uitgangen mogelijk is, hetgeen volledig in strijd is met (vlucht)veiligheid.
Eis 17: Voor wat betreft ontruimingsinstallaties, brandmeldinstallaties en vluchtrouteaanduidingen zijn eisen geformuleerd in de gemeentelijke Bouwverordening. Hier is geen onderscheid gemaakt tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Voor de overgangsbepalingen m.b.t. certificering en brandbeveiliginginstallaties in doodlopende einden wordt verwezen naar deel 1; Gemeentelijk beleid respectievelijk Overgangsbepalingen. Termijn eis 17: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden (PvA) indien investering en uitvoering ingrijpend is, mits veiligheid gewaarborgd voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Termijn voor certificering brandmeldinstallatie: 1. Termijnstelling 3 jaar 2. Afwijkingen specifiek 1 jaar bij niet doeltreffende werking en veiligheid gewaarborgd / 3 maanden niet doeltreffende werking en veiligheid niet gewaarborgd 3. Oplossingsrichtingen voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 4. Sanctierichting dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2 Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: In de Bouwverordening is omschreven dat alle nieuwe en bestaande brandmeldinstallaties gecertificeerd, conform de huidige eisen, moeten zijn. Zonder overgangsregeling is dit in diverse gevallen een zware ingreep voor relatief jonge en doeltreffende installaties. Het standaard overgangstermijn is 3 jaar. Enkel als de veiligheid niet gewaarborgd is en / of de installatie niet doeltreffend werkt moet de installatie binnen 3 maanden respectievelijk 1 jaar worden aangepast. Doodlopende einden dienen bij nieuwbouw en verbouw beveiligd te worden met een gecertificeerde brandmeldinstallatie (en ontruimingssignalering) met ruimtebewaking. Gezien de functionele gedachte achter de eis kan bij bestaande bouwwerken (zonder brandmeldcentrale) verantwoord worden volstaan met een doeltreffende ontruimingsinstallatie als bedoeld in NEN 2575, uitgave 2000. De verblijfsruimten die zijn aangewezen op de verkeersruimten waarin beide vluchtroutes samenvallen alsmede de verkeersruimte dienen te zijn voorzien automatische ontruimingssignalering d.m.v. rookdetectie. Deze versoepeling geldt niet voor een samenvallende vluchtroute na het passeren van een rookcompartimentscheiding.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
31
10. Gebruik Eis 18: Per 250 m² tenminste 1 handbrandblusmiddel, type = situatieafhankelijk, ca. 6 kg. Eis 19: In of nabij risico-ruimten. Zoals; blusdeken in keuken, koolzuursneeuwblusser in computerruimten, e.d. Eis 20: Bij functies met verminderd tot niet zelfredzame mensen is/zijn één of meerdere dekkende (mini)slanghaspels verplicht. Termijn eisen 18, 19 en 20: 1. Termijnstelling 1 maand 2. Afwijkingen specifiek 2 maanden (PvA) indien de investering en uitvoering van het installeren van (de) brandslanghaspel(s) ingrijpend is. 3. Oplossingsrichtingen voorzieningen aanbrengen 4. Sanctierichting dwangsom Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Eis 18 en 19 corresponderen met de functionele eis op bestaande bouwniveau. Een bestaand bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden . Bij functies met minder / niet zelfredzame personen waar van het personeel verwacht wordt, op basis van het calamiteiten- c.q. bhv-plan, dat zij reddend kunnen optreden (= voorpostfunctie) is (zijn) één (of meerdere) dekkende slanghaspel(s) verplicht. Immers wordt met de slanghaspel aangeleerd een redding uit te voeren en brandwonden te koelen. Met een poederblusser is deze taak niet veilig en doeltreffend uit te voeren.
11. Overige Eis 21: (afhankelijk van de soort en hoeveelheid dieren, urgentie, e.d.) Functies met aanwezigheid van dieren (= niet zelfredzaam) zoals; boerderijen, asiel, e.d. dienen zodanige maatregelen te treffen dat in geval van brand het personeel en / of de brandweer de kans heeft de dieren in veiligheid te brengen. Hierbij valt te denken aan; adequate bluswatervoorziening, rook- en warmteafvoer(installatie), evacuatiemogelijkheden, onbrandbaarheid van materialen, e.d. Termijn eis 21: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 12 maanden (PvA) indien investering en uitvoering ingrijpend is. voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Het redden van dieren is eveneens een taak van de brandweer. Om deze taak uit te kunnen voeren kan het noodzakelijk zijn dat hiervoor aanvullende voorzieningen aangebracht moeten worden en / of maatregelen moeten worden getroffen.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
32
Eis 22: (met name betrekking op gezondheidszorgfuncties, woonzorgfuncties en kinderdagverblijven) De mate van zelfredzaamheid als mede de combinatie van de calamiteiten c.q. bhv-organisatie is relevant voor het noodzakelijke (brand)preventieve voorzieningenniveau. Wanneer mensen zich niet zelfstandig in veiligheid kunnen brengen (aan bed gebonden of volledig niet zelfredzaam) dienen de voorzieningen overeenkomstig de gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten uitgevoerd te worden (subbrandcompartimenten, BMI met volledige bewaking en doormelding, etc.). Zij zijn voor hun veiligheid afhankelijk van het reddend optreden van de brandweer / derden. Verminderd zelfredzame mensen hebben een zekere mate van ondersteuning nodig om in veiligheid te komen. De calamiteitenorganisatie (bhv ers) dient aangepast te worden op deze ondersteuning (= maatwerk). Is een dergelijke organisatie niet of onvoldoende aanwezig kan middels (brand)preventieve voorzieningen een gelijkwaardigheid worden bereikt (subbrandcompartimenten, volledige bewaking, etc.) (= maatwerk) De beoordeling in welke mate mensen zelfredzaamheid zijn dient schriftelijk te gebeuren door de eindverantwoordelijke (directeur, bestuurder, e.d.) eventueel ondersteunt door het oordeel van een deskundige (bv.arts). Termijn eis 22: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 1 maand indien de veiligheid niet is gewaarborgd. voorzieningen aanbrengen *1 of beperking in gebruik o.b.v. zwaarwegende veiligheidsoverwegingen *2 dwangsom *1 / (ged.)sluiting *2
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: De functies woonzorg en kinder(dag)opvang zijn niet opgenomen in het Bouwbesluit en Bouwverordening en bij de overige functies m.u.v. gezondheidszorg: aan bed gebonden patiënten is uitgegaan van zelfredzame personen. Indien er sprake is van verminderde zelfredzaamheid en het Bouwbesluit hier onvoldoende invulling aan geeft, waardoor in geval van brand het aannemelijk is dat er slachtoffers kunnen vallen, is noodzakelijk om aanvullende maatregelen te treffen.
Eis 23: Bouwwerken met een verhoogd risico voor de aanwezige personen moeten over een doeltreffend en geoefend calamiteitenplan (bedrijfsnoodplan, BHV-plan, ontruimingsplan, e.d.) beschikken, welke ter beoordeling aan de commandant brandweer is voorgelegd. In bepaalde gevallen, waar de calamiteitenorganisatie van cruciaal belang is, kan worden vereist dat een (onverwachte) (ontruimings)oefening plaatsvindt om de calamiteitenorganisatie te toetsen. Bepalende factoren zijn; grote omvang, complexe structuur, aanwezigheid van verminderd zelfredzame mensen, aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de aanwezigheid van veel personen onder bepaalde omstandigheden, e.d. Termijn eis 23: 1. Termijnstelling 2. Afwijkingen specifiek 3. Oplossingsrichtingen 4. Sanctierichting
3 maanden 6 maanden o.b.v plan van aanpak uitvoeren dwangsom
Verhoging en motivatie tot noodzakelijkheid: Naast technische (brand)veiligheidsmaatregelen en voorzieningen is het van essentieel belang dat organisatorische veiligheidsafspraken en taken er zijn ter bescherming van de aanwezige personen en de (vlucht)veiligheid daarvan. Het personeel kan de voorpostfunctie invullen, waardoor direct na het uitbreken van de brand / paniek opgetreden kan worden zoals: bestrijden van de brand, starten van een georganiseerde ontruiming en het informeren van de hulpverleners (brandweer, politie en ggd). Daarnaast draagt het beheersmatig georganiseerd nadenken en het taken verdelen m.b.t. de veiligheid bij aan de totale kwaliteit van de organisatie. De praktijk heeft ruimschoots bewezen dat deze organisatorische maatregelen direct van invloed zijn op de veiligheid.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
33
DEEL III - Werkpakketten Werkpakketten Voor de volgende gebruiksfuncties geldt Bouwbesluit bestaande bouw en Bouwverordening, met uitzondering van die specifieke gevallen dat het niveau bestaande bouw de (vlucht)veiligheid niet voldoende waarborgt. Derhalve is het niet nodig om aparte werkpakketten samen te stellen. Voor de werkpakketten 1 t/m 9 verwijzen wij u dan ook naar het Bouwbesluit 2003 bestaande bouw en de beleidsregels. 1. bijeenkomstfunctie 2. celfunctie 3. gezondheidszorgfunctie 4. kantoorfunctie 5. logiesfunctie 6. onderwijsfunctie 7. sportfunctie 8. winkelfunctie 9. industriefunctie Van de volgende gebruiksfuncties zijn werkpakketten opgesteld: 10. bijzondere woonfunctie kamerverhuur 11. bijzondere woonfunctie woonzorg gebouwen 12. bijzondere bijeenkomstfunctie Kinderopvang 13. bijzondere bijeenkomstfunctie (monumentale) kerkgebouwen Aanvullend: 14. Aanvullende veiligheidseisen (in drukke ruimten)
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
34
WERKPAKKET - Bijzondere woonfunctie: kamerverhuurfunctie 1. Brandcompartimenten Afdeling 2.13 Beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.13.2 Bestaande bouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.105 lid 5 van toepassing Afdeling 2.14 Verdere beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.14.2 Bestaande bouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.116 lid 2 van toepassing (ligging subbrandcompartimenten) Artikel 2.119
van toepassing (zelfsluitende deur) Met uitzondering van de toegang van een wooneenheid , maar dus wel van de keuken en andere ruimten
Zie: gemeentelijke beleidsregels Afdeling 2.22 Grote brandcompartimenten Niet toegestaan (gemeentelijk beleid) 2. Rookcompartimenten Afdeling 2.16 Beperking van verspreiding van rook Paragraaf 2.16.1 Nieuwbouw Zie: gemeentelijke beleidsregels 3. Ontvluchten Afdeling 2.17 Vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment Paragraaf 2.17.1 Nieuwbouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.146 lid 1 t/m 7 en lid 14 van toepassing Afdeling 2.18 Vluchtroutes Paragraaf 2.18.1
Nieuwbouw, waarbij de uitzonderingssituatie van: Artikel 2.157 lid 5 alleen mag worden toegepast wanneer elke wooneenheid beschikt over een tweede vluchtroute die mag zijn uitgevoerd in de vorm van een openslaand raam met een minimale vrije breedte van 0,6 meter en een minimale vrije hoogte van 0,8 meter, waarvan de borstwering niet hoger ligt dan 1,0 meter boven de vloer van de wooneenheid. Hoogteverschillen groter dan 3 meter moeten worden overbrugd met bijvoorbeeld een kooiladder, tenzij de ramen kunnen worden bereikt met een handladder of een redvoertuig (straatzijde). Deze 2e ontvluchting zal nauwkeurig beoordeeld worden op bereikbaarheid en herkenbaarheid door de brandweer.
NB. Indien een 2e ontvluchting via een raam wordt gehanteerd dienen de bewoners van deze ontvluchting in kennis te worden gesteld. Deze voorziening is alleen van toepassing als de bewoner(s) zelfredzaam zijn (dus in staat zijn de kooiladder te beklimmen danwel naar het raam te komen). Vanuit de kooiladder dient men het aansluitende terrein te kunnen bereiken. Indien de 2e ontvluchting via een raam niet mogelijk is kan op basis van gelijkwaardigheid het Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
35
doodlopend eind worden voorzien van detectie aangesloten op een ontruimingsinstallatie met rookdetectie (NEN 2575). Afhankelijk van de situatie, bij geringe doodlopende einden (< 10 m en maximaal 1 bouwlaag overbruggen) waarop weinig wooneenheden (max. 2) zijn aangewezen, zou kunnen worden volstaan met rookmelders op het lichtnet (NEN 2555), waarvan tenminste één gekoppelde rookmelder in de kamers c.q. woningen. Periodiek onderhoud en controle is noodzakelijk. Afdeling 2.19 Inrichting van rookvrije vluchtroutes Paragraaf 2.19.1 Nieuwbouw Afdeling 2.20 Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand Paragraaf 2.20.1 Nieuwbouw (vluchtroutes en loopafstand naar vluchttrappenhuizen) Zie: gemeentelijke beleidsregels 4. Constructies Afdeling 2.2
Sterkte bij brand
Zie: gemeentelijke beleidsregels 5. Materialen Zie: gemeentelijke beleidsregels 6. Installaties Bouwverordening Paragraaf 2.6 Paragraaf 5.2
artikel 2.6.1. t/m 2.6.10 (nieuwbouw) artikel 5.2.1 (Bestaande bouw) Artikel 5.2.1 jo. 2.6.1 t/m 2.6.4 Brandmeldinstallatie Artikel 5.2.1 jo. 2.6.5 t/m 2.6.7 Ontruimingsalarminstallatie Artikel 5.2.1 jo. 2.6.8 t/m 2.6.1 Vluchtrouteaanduidingen
Zie: gemeentelijke beleidsregels 7. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening Bouwverordening Paragraaf 2.5 Paragraaf 5.1
artikel 2.5.3 (Nieuwbouw) artikel 5.1.2 (Bestaande bouw) Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 1 t/m 4 Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 5
Bereikbaarheid Bluswatervoorziening
Zie: gemeentelijke beleidsregels 8. Gebruik Zie: gemeentelijke beleidsregels
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
36
WERKPAKKET - Bijzondere woonfunctie: woonzorgfunctie 1. Brandcompartimenten Afdeling 2.13 Beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.13.2 Bestaande bouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.105 lid 5 van toepassing Afdeling 2.14 Verdere beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.14.2 Bestaande bouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.116 lid 2 van toepassing (ligging subbrandcompartimenten) Artikel 2.119
van toepassing (zelfsluitende deur) Met uitzondering van de toegang van een wooneenheid , maar dus wel van de keuken en andere ruimten
Zie: gemeentelijke beleidsregels
Afdeling 2.22 Grote brandcompartimenten Niet toegestaan (gemeentelijk beleid) 2. Rookcompartimenten Afdeling 2.16 Beperking van verspreiding van rook Paragraaf 2.16.1 Nieuwbouw Zie: gemeentelijke beleidsregels
3. Ontvluchten Afdeling 2.17 Vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment Paragraaf 2.17.1 Nieuwbouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.146 lid 1 t/m 7 en lid 14 van toepassing Afdeling 2.18 Vluchtroutes Paragraaf 2.18.1
Nieuwbouw
Afdeling 2.19 Inrichting van rookvrije vluchtroutes Paragraaf 2.19.1 Nieuwbouw Afdeling 2.20 Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand Paragraaf 2.20.1 Nieuwbouw (vluchtroutes en loopafstand naar vluchttrappenhuizen) Zie: gemeentelijke beleidsregels
4. Constructies Afdeling 2.2
Sterkte bij brand
Zie: gemeentelijke beleidsregels
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
37
5. Materialen Zie: gemeentelijke beleidsregels 6. Installaties Bouwverordening Paragraaf 2.6 Paragraaf 5.2
artikel 2.6.1 t/m 2.6.10 (Nieuwbouw) artikel 5.2.1 (Bestaande bouw) Artikel 5.2.1 jo. 2.6.1 t/m 2.6.4 Brandmeldinstallatie Artikel 5.2.1 jo. 2.6.5 t/m 2.6.7 Ontruimingsalarminstallatie Artikel 5.2.1 jo. 2.6.8 t/m 2.6.10 Vluchtrouteaanduidingen
Zie: gemeentelijke beleidsregels 7. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening Bouwverordening Paragraaf 2.5 Paragraaf 5.1
artikel 2.5.3 (Nieuwbouw) artikel 5.1.2 (Bestaande bouw) Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 1 t/m 4 Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 5
Bereikbaarheid Bluswatervoorziening
Zie: gemeentelijke beleidsregels 8. Gebruik Zie: gemeentelijke beleidsregels
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
38
WERKPAKKET - Bijzondere bijeenkomstfunctie: Kinderopvangfunctie 1. Brandcompartimenten Afdeling 2.13 Beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.13.2 Bestaande bouw Zie: gemeentelijke beleidsregels Het criterium zelfredzaamheid is van doorslaggevende invloed op het (brand)veiligheidsniveau. Dit houdt met name in dat voor de compartimentgrote nieuwbouwniveau word aangehouden. Afdeling 2.14 Verdere beperking van uitbreiding van brand Paragraaf 2.14.2 Bestaande bouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.116 lid 2 en 3 van toepassing Lid 3 geldt alleen voor de verblijfsruimten waar kinderen slapen Artikel 2.117 lid 1 t/m 5 van toepassing (omvang subbrandcompartimenten) Artikel 2.118 lid 1 t/m 4 van toepassing De WBDBO van subbrandcompartimenten bedraagt ten minste 30 minuten, tenzij er een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en doormelding naar de GMZ aanwezig is (conform art. 2.6.3 BV). Dan kan worden volstaan met 20 min. WBDBO. Artikel 2.119 van toepassing (zelfsluitende deur) Zie: gemeentelijke beleidsregels Afdeling 2.22 Grote brandcompartimenten Niet toegestaan (gemeentelijk beleid) 2. Rookcompartimenten Afdeling 2.16 Beperking van verspreiding van rook Paragraaf 2.16.1 Nieuwbouw Zie: gemeentelijke beleidsregels 3. Ontvluchten Afdeling 2.17 Vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment Paragraaf 2.17.1 Nieuwbouw, en daarnaast is voor deze woonfunctie altijd: Artikel 2.147 lid 1 en 2 altijd van toepassing Afdeling 2.18 Vluchtroutes Paragraaf 2.18.1
Nieuwbouw
Afdeling 2.19 Inrichting van rookvrije vluchtroutes Paragraaf 2.19.1 Nieuwbouw Afdeling 2.20 Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand Paragraaf 2.20.1 Nieuwbouw (vluchtroutes en loopafstand naar vluchttrappenhuizen) Zie: gemeentelijke beleidsregels Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
39
4. Constructies Afdeling 2.2
Sterkte bij brand Zie beleidsniveau kinderopvangfunctie
Zie: gemeentelijke beleidsregels 5. Materialen Zie: gemeentelijke beleidsregels 6. Installaties Brandmeldinstallatie:
Volledig
2.6.3
2.6.3
1a
1b
1c
1a
1b
1c
-
500
-
*
2
-
-
-
100
-
Lid
Niet
Aantal ver-
vlakte m2)
automatisch
2.6.3
bezoekers
2.6.2
bestemd voor
2.6.2
blijfsruimten
2.6.2
Gebruiksopper-
2.6.4
vloer (m)
Gedeeltelijk
Omvang van de bewaking
Hoogte hoogste
2.6.3
bewaking
2.6.2
Grenswaarden
Kwaliteit
Artikel
Omvang van de
Leden van toepassing
Aanwezigheid
Gebruiksfunctie
Bijeenkomstfunctie bestemd voor kinderopvang in de dagsituatie *
*
* *
Bijeenkomstfunctie bestemd voor kinderopvang in de nachtsituatie
* *
*
*
Ontruimingsinstallatie: Gebruiksfunctie
Grenswaarde
Artikel
2.6.6
2.6.7
Lid
vlakte (m2)
gebruiksopper
kwaliteit
aanwezigheid
Leden van toepassing
2.6.6 1b
Bijeenkomstfunctie bestemd voor kinderopvang *
*
250
Zie: gemeentelijke beleidsregels 7. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
40
Bouwverordening Paragraaf 2.5 Paragraaf 5.1
artikel 2.5.3 (Nieuwbouw) artikel 5.1.2 (Bestaande bouw) Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 1 t/m 4 Artikel 5.1.2 jo 2.5.3, lid 5
Bereikbaarheid Bluswatervoorziening
Zie: gemeentelijke beleidsregels 8. Gebruik Zie: gemeentelijke beleidsregels De kinderen (0 tot 4 jaar) zijn niet zelfredzaam. Een primaire verantwoordelijkheid van het personeel is de kinderen na het ontdekken van een brand in veiligheid te brengen. Ter ondersteuning hiervan (redden / bestrijden) zijn één of meerdere dekkende (mini)slanghaspels noodzakelijk.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
41
Werkpakket: Gemeentelijk beleidsniveau monumentale kerkgebouwen
INLEIDING Monumentale kerkgebouwen onderscheiden zich van een normale bijeenkomstfunctie door de specifieke gebouweigenschappen en de omstandigheden waarop mensen verblijven. Rigoureus bouwkundige aanpassingen verrichten op basis van het Bouwbesluit / beleidsregels, zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden is veelal in strijd met monumentenzorg, de visie van de kerkbesturen en de ontvluchtingsfilosofie. Monumentale kerkgebouwen bestaan uit grote en hoge ruimten met een relatief lage vuurbelasting in het beginstadium van een brand, waarin de mensen ordelijk, rustig en gezamenlijk gericht op één plaats verblijven. In hoge ruimten duurt het >> 1 min voordat de rookontwikkeling mensen kan gaan bedreigen. Het Bouwbesluit gaat uit van relatief lage ruimten, hetgeen perspectief biedt voor kerkgebouwen. Deze benadering mag er echter nooit toe leiden dat mensen in de wachtrij moeten staan om het onveilige compartiment/gebied te verlaten. Ondanks dat (brand)schadepreventie niet in de vergunningprocedure wordt behandeld, wordt hierin wel geadviseerd. Bij kerkgebouwen zit de hoge vuurbelasting voornamelijk in de kap (droog hout, riet, e.d.). Door de hoogte van de kap is de brandhaard slecht bereikbaar en onder controle te krijgen. Met name ook het tempo waarin een kapbrand plaatsvindt is het overwegen waard om preventieve en preparatieve maatregelen te treffen, indien men dit in het belang van het gebouw noodzakelijk acht. De eigenschappen waarom met een monumentaal kerkgebouw flexibel en op basis van gelijkwaardigheden omgesprongen mag worden kunnen ook gelden voor andere gebouwen, mits uiteraard voldaan wordt aan (die) specifieke omstandigheden. Ook bij monumentale kerkgebouwen en andere gebouwen met specifieke risicoreducerende eigenschappen is afwijken op basis van individuele afweging gerechtvaardigd. UITGANGSPUNTEN Als uitgangspunt gelden het: - Gemeentelijk brandpreventiebeleid bestaandebouw Schouwen-Duiveland; - de publicatie Veiligheid in kerken van de Rijksdienst voor monumentenzorg, en - het Brandbeveiligingsconcept Gebouwen met een publieksfunctie Deze beleidsnota biedt de achtergronden, motiveringen en toelichtingen, waarmee bij monumentale kerken rekening dient te worden gehouden. In sommige gevallen kan dit leiden tot verantwoorde niet conventionele, oplossingen en maatregelen op basis van gelijkwaardigheid. Mits de afwijking tenminste gelijkwaardig is aan het gestelde in de functionele eis van het Bouwbesluit. REGULIER EN INCIDENTEEL GEBRUIK Specifiek voor sommige kerkgebouwen is het incidenteel pieken van het aantal bezoekers bij evenementen, kerstmis, pasen, e.d. In de gebruiksvergunningprocedure alsmede in de vergunning kan het incidenteel afwijkend gebruik worden besproken respectievelijk worden vastgelegd. Deze afwijking van het reguliere gebruik dient gespecificeerd te worden in de gebruiksvergunning. Er is sprake van incidenteel gebruik, wanneer niet meer dan 6 x per jaar een afwijkende situatie voorkomt. Dit houdt niet in dat in incidentele situaties een lager veiligheidsniveau geldt. Enkel dat middels aanvullende organisatorische en technische maatregelen een gelijkwaardigheid kan worden bereikt. In de gebruiksvergunning wordt het reguliere gebruik alsmede de afwijkende vorm(en) van gebruik vastgelegd i.c.m. (brand)veiligheidsmaatregelen. Wanneer de vergunninghouder af wenst te wijken van het reguliere gebruik dient deze tenminste 2 weken voor aanvang een schriftelijk verzoek in te dienen bij de brandweer. Bij uitvaartdiensten, e.d. mag afgeweken worden van deze termijn.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
42
MOTIVATIE: AFWIJKING BELEID VOOR BESTAANDE BOUW Afwijkingen zijn verantwoord mogelijk vanwege: 1. de aard van het gebruik kerkdiensten 2. hoge ruimten 3. relatief lage vuurbelasting m.u.v. de kap 4. mensen zijn wakend en matig tot gemiddeld bekend en valide 5. organisatie is herkenbaar en erkend 6. monumentaal gebouw 7. responstijd is snel 8. gunstig ruimtelijk-, publieks-, en activiteitenprofiel Met bovenstaande gegevens is het, verantwoord, mogelijk om: 1. langere loopafstanden toe te staan 2. meer mensen toe te laten op m deuropening, bepalend zijn: - bezettingsgraad, hoe hoger de bezetting des te sneller treedt een blokkade op bij de uitgangen door gewelfvorming - de tijd die resteert voordat de rook en warmte de ontvluchting bedreigt - tegen of meedraaiende deur - de maximale verblijftijd in onveilig gebied VOORWAARDEN Afwijken van de beleidsregels, als gesteld in het gemeentelijk vastgestelde beleid voor bestaande bouw in Schouwen-Duiveland is alléén mogelijk wanneer niet op eenvoudige wijze, hetzij technisch of organisatorisch, aan dat niveau kan worden voldaan. Als uitgangspunt wordt genomen dat uiterlijk binnen 2 minuten de mensen het onveilige compartiment / gebied moeten kunnen verlaten. De mogelijkheid tot ontvluchting nog langer uit te stellen dan 2 minuten is niet verantwoord, omdat de mensen in paniek (kunnen) raken en eruit willen. Hierdoor kunnen secundaire negatieve gevolgen optreden.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
43
AFWIJKING VAN DE BELEIDSREGELS
Beleidsregel
Inwendige hoogte <
Inwendige hoogte >
Inwendige hoogte
5m
5 < 10 m
> 10 m
Toelichting / motivatie
Max. loopafstand
B1 30 m
B1 30 m
B1 45 m
Nieuwbouw B1, B2 en B3 respectievelijk
(m)
B2 30 m
B2 45 m
B2 45 m
30, 45 en 60 m en bestaande bouw is 60 m.
B3 30 m
B3 45 m
B3 60 m Afwijking: afd. 2.16 BB Beperking van verspreiding van rook
Max. pers.
90 pers. m in gang
135 pers. m in gang 180 pers. m in gang Door een gang respectievelijk vrije
meedraaiende deur
(uitkomend)
(uitkomend)
(uitkomend)
uitstroom
135 pers m
216 pers m
288 pers m
In gang uitkomend
vrije uitstroom
vrije uitstroom*
vrije uitstroom*
Factor 150 %
> 5 < 10
Factor 200 %
> 10
per m
Vrije uitstroom* Deze getallen zijn tevens gebaseerd op het Brandbeveiligingsconcept Gebouwen met een publieksfunctie . Bij normaal ontruimen is de doorstroom capaciteit 2,4 pers/m /sec. Een RC moet binnen 60 respectievelijk 90 en 120 sec. verlaten kunnen worden, afh. van de inwendige hoogte van de ruimte. Maximum van 400 personen aangewezen op één uitgang. Afwijking: eis 7 van de Beleidsregels Max. pers.
25 pers. in gang
toedraaiende deur
(uitkomend)
45 pers.
60 pers.
Door een gang respectievelijk vrije uitstroom. Max. aantal personen per uitgang. De breedte van de uitgang is niet
38 pers. vrije
van toepassing. E het betreft het aantal
uitstroom
personen dat op de uitgang is aangewezen. Ondergrens Indien > 200m2 vloeroppervlakte is aangewezen op deze uitgang moet de deur meedraaiend worden uitgevoerd (art. 2.151 lid 4 BB). Een toedraaiende deur met een geïnstrueerde permanent aanwezige deurwacht mag worden beschouwd als een meedraaiende deur.
Afwijking: eis 7 van de Beleidsregels
De beleidsregels of bovenstaande afwijking op deze beleidsregels zijn nooit algemeen verbindend, daarom kunnen er ook geen rechten aan worden ontleend. Het betreffen motivatiegronden en richtlijnen die in het individuele geval toegepast kunnen worden. In specifieke gevallen kan de aanvrager gelijkwaardigheid aantonen door een gespecialiseerd adviesbureau vlucht-, en warmte/rook berekeningen uit te laten voeren. Bij de beoordeling van de gelijkwaardigheid gelden onverkort de uitgangspunten en voorwaarden gesteld in deze beleidsnota.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
44
OVERIGE BRANDVEILIGHEIDSASPECTEN Banken- en stoelenplan Het monumentale bankenplan wordt geaccepteerd. Afwijking van het opstellingsplan als het gestelde in de Bouwverordening (bijlage 4, art. 6) is acceptabel. Indien blijkt dat dit de veiligheid hiermee in het geding komt kan een gebruiksbeperking worden opgelegd. Bijvoorbeeld het beperken van het aantal zitplaatsen. Niet monumentale banken en stoelen(plannen) dienen conform het gestelde in de Bouwverordening te worden uitgevoerd. Losse stoelen en andere obstakels die een veilige ontvluchting kunnen belemmeren zijn niet toegestaan. Uitgezonderd bij een lage bezetting van de mensen. Calamiteitenorganisatie (ontruimingsplan, bhv ers en deurwachten) Zie hiervoor het voorbeeld uit de publicatie Veiligheid in kerken , eventueel aangevuld met specifieke voorwaarden gesteld door de brandweer. Nood- en transparantverlichting en vluchtrouteaanduiding Conform het gestelde in het Bouwbesluit en Bouwverordening. Zonder de functionele eis aan te tasten zijn er alternatieven beschikbaar, zoals het toepassen van led-verlichting in de plinten van de gangpaden. Bediening van nooduitgangen Een nooduitgang moet per definitie door eenieder op een logische wijze te openen zijn. We onderscheiden 2 soorten, te weten; de toegangsdeur(en) en de nooduitgangen. In het algemeen geldt dat alle deuren bedoeld voor ontvluchting zonder sleutel, eenvoudig en snel te openen moeten zijn. Voorwaarden: - een nooduitgang waarop > 100 personen zijn aangewezen heeft een paniekbalk, m.u.v. de toegangsdeur, mits deze met één simpele handeling te openen is. - indien 50 tot en met 100 personen zijn aangewezen op de deur dient de deur ontgrendeld te worden met een panieksluiting (bijvoorbeeld een deurklink, welke met één handeling* te openen is en het slot overbrugd). Geen vertraging toegestaan. - indien < 50 personen zijn aanwezen op de deur kan worden volstaan met een deurklink en knopcilinder of gelijkwaardig. Maximaal 2 handelingen en een maximale openingstijd van 5 seconden. - Indien noodzakelijke technische aanpassingen aan monumentale deuren niet mogelijk zijn kan worden volstaan met organisatorische voorwaarden. Indien daarmee de functionele eis onvoldoende geborgd is kan dat lijden tot een gebruiksbeperking. * extra schuiven, sloten, balken, kettingen, etc. zijn niet toegestaan. Advisering bij schadepreventie In de gebruiksvergunningprocedure en bij een bouwvergunningaanvraag zal een separaat advies worden gegeven omtrent schadebeperking. Het gaat hier om preventieve en preparatieve maatregelen die het mogelijk kunnen maken dat brand wordt voorkomen of dat de brandweer een brand effectief kan bestrijden, waardoor het gebouw niet verloren gaat. De publicatie Veiligheid in kerken is hiervoor een goed handvat. Onderstaande maatregelen spelen hierin een cruciale rol: - 60 min. brandwerende scheiding tussen kerk en toren - brandgevaarlijke materialen verwijderen of behandelen - rookdetectie met directe doormelding naar de GMZ - aanbrengen, onderhoud en keuring van de bliksembeveiligingsinstallatie - sleutelplan en aanvalsplan opstellen in overleg met de brandweer - het zorgdragen dat bestrijdbaarheid van brand op moeilijke lokaties wordt geoptimaliseerd d.m.v. sprinklerinstallatie, droge blusleiding, aanvalsweg aanbrengen, e.d. - voor het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden dient advies te worden gevraagd aan de brandweer. - beschikbare bluswatervoorziening in de nabijheid (tenminste 120 m3/uur) - etc.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
45
Vluchtveiligheid in kerktorens T.b.v. het openstellen van de kerktoren voor publiek spelen een aantal zaken een belangrijke rol. Omdat een kerktoren (bijna) altijd betreedbaar is met één verkeersroute c.q. vluchtweg is dit een knelpunt om de ontvluchting te waarborgen bij calamiteiten. De eigenaar / vergunninghouder dient hiervoor een risicoanalyse op te stellen (zie voorbeeld publicatie Veiligheid in kerken ). Uitgangspunt is dat de vluchtweg voldoende brand- en rookvrij moet blijven om een veilige ontvluchting te waarborgen. Afhankelijk van de lengte van de vluchtweg, het brandrisico, het aantal mensen en de staat van de vluchtweg variëren de maatregelen van ontruimingsalarmering, branden/of rookcompartimentering en nood- en transparantverlichting tot begeleiding van één of meerdere gids(en) met bhv-opleiding. Voor een standaard kerktoren zonder bijzondere risico-factoren geldt: - het publiek moet in staat zijn zichzelf adequaat in veiligheid te brengen of onder begeleiding adequaat in veiligheid te brengen zijn. - de vluchtweg dient organisatorisch (toezichthouders (bhv) c.q. gidsen (bhv)) of installatietechnisch (vluchtwegdetectie en ontruimingsalarmering) bewaakt te worden. - de verkeersroute dient voldoende veilig te zijn om te kunnen vluchten. Dit impliceert leuningen, geen gaten in de grond, etc. en nood- en transparantverlichting i.c.m. vluchtrouteaanduiding. - aanwezigheid van handbrandblusmiddelen. - obstakels en brandgevaarlijke versiering, stoffering en materialen zijn niet toegestaan.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
46
WERKPAKKET - Aanvullende veiligheidseisen (in drukke ruimten) Eis 1: De sloten van deuren (nood- en uitgangen), waarop mensen zijn aangewezen t.b.v. ontvluchting, dienen aan de volgende eisen te voldoen: 1. Indien < 50 personen zijn aanwezen op de deur kan worden volstaan met een deurklink en knopcilinder of gelijkwaardig. Maximaal 2 handelingen en een maximale openingstijd van 5 seconden 2. Indien 50 tot en met 100 personen zijn aangewezen op de deur dient de deur ontgrendeld te worden met een panieksluiting (Bijvoorbeeld een deurklink, welke met één handeling* te openen is en het slot overbrugd). Geen vertraging toegestaan. 3. Indien > 100 personen zijn aangewezen op de deur dient de deur ontgrendeld te worden met een paniekbalk (één handeling*). Geen vertraging toegestaan. * extra schuiven, sloten, balken, kettingen, etc. zijn niet toegestaan. Motivatie tot noodzakelijkheid: Om ervoor te zorgen dat geen opstopping, vertraging of blokkade ontstaat is het naarmate meer personen zijn aangewezen op een deur, uit oogpunt van veiligheid, noodzakelijk nadere eisen te stellen. De openingstijd en de eenvoud van het openen zijn hiervoor bepalend.
Eis 2: In drukke ruimten* dient vanaf 2 noodzakelijke (nood)uitgangen de verhouding tussen de uitgangsbreedte van de (nood)uitgangen maximaal 3 : 5 bedragen. Tenzij aanvullende gelijkwaardige maatregelen zijn getroffen zoals; rook- en warmte-afvoerinstallatie, e.d. * De bezetting > 2 personen / m2 vloeroppervlak van een netto verblijfsgebied bedraagt Motivatie tot noodzakelijkheid: Het is nooit met zekerheid te stellen welke (nood)uitgang wordt gekozen. Daarnaast is het niet uitgesloten dat er incident opdoet nabij een nooduitgang, waardoor men afhankelijk is van de resterende uitgangen. Het berekenen van het aantal toe te laten personen geschied op uitgangsbreedte, waarbij niet specifiek aandacht wordt besteed aan de verhoudingen. Er zijn situaties waarbij de hoofdingang van een functie 800 MM uitgangsbreedte heeft en de nooduitgangen, 30 m verder, aan de achterzijde 3000 MM. Het toegestane aantal personen komt voornamelijk voort uit de uitgangsbreedte aan de achterzijde, maar bij een incident aan de achterzijde zijn zij aangewezen op de hoofdingang (800 MM). Dit is niet verantwoord, vandaar dat er een redelijke verhouding moet zijn.
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
47
BIJLAGEN: Circulaire van VROM; MG 2003-19 (d.d. 17 juli 2003) Brochure Vluchten bij brand, handreiking voor gebruiksvergunningen
Brandweer Schouwen-Duiveland maart 2005
48