Compositie 5 stedenbouw bv Boschstraat 35 - 37 4811 GB Breda telefoon
076 – 5225262
fax
076 – 5213812
email
[email protected]
internet
www.c5s.nl
kvk Breda
20083802
Gemeente Valkenswaard Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van omgevingsvergunning “Maastrichterweg 51, Brandweerkazerne”
Projectnr Datum:
02361.006 18 juni 2013
Gemeente Valkenswaard Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van omgevingsvergunning “Maastrichterweg 51, Brandweerkazerne” Inhoud 1. 2.
toelichting verbeelding identificatienr.:
NL.IMRO.0858.PBmaastrichtrwg51-VA01
referentie:
02361.006n13
opdrachtgever:
Productiestroom bv
datum:
18 juni 2013
status:
vastgesteld
INHOUD 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Plankarakter 1.3 Leeswijzer 2 PLANGEBIED 2.1 Situering 2.2 Bestaande juridische regeling 3 PLANOLOGISCH KADER 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 4 BESTAANDE SITUATIE 4.1 Bestaande ruimtelijke kwaliteit 4.2 Bestaande functionele kwaliteit 4.3 Fysieke milieuwaarden 4.3.1 Water 4.3.2 Bodem 4.3.3 Flora en fauna 4.3.4 Wegverkeerslawaai 4.3.5 Luchtkwaliteit 4.3.6 Milieuhygiënische aspecten bedrijven 4.3.7 Externe veiligheid 4.3.8 Kabels en leidingen 4.3.9 M.e.r.-beoordeling 4.4 Historische kwaliteit 4.4.1 Archeologie 4.4.2 Cultuurhistorie 5 PLANBESCHRIJVING 5.1 Ruimtelijke structuur 5.2 Functionele structuur 5.3 Verkeer en parkeren 5.4 Beeldkwaliteit 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 7 JURIDISCHE REGELING 7.1 Omgevingsvergunning 7.2 Planmethodiek 8 OVERLEG EN INSPRAAK 8.1 Overleg 8.2 Zienswijzen
Brandweerkazerne Valkenswaard
3 3 3 4 5 5 6 7 7 9 10 13 13 14 14 14 18 19 21 22 23 27 29 29 30 30 32 35 35 37 37 38 39 41 41 41 43 43 43
1
Bijlagen (afzonderlijke bundel): Bijlage 1: Watertoets Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek Bijlage 3: Quickscan flora en fauna Bijlage 4: Onderzoek milieuzonering Bijlage 5: Akoestisch onderzoek
2
Productiestroom bv
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doel De gemeente Valkenswaard wenst in samenwerking met Productiestroom bv te komen tot de bouw van een nieuwe brandweerkazerne aan de Maastrichterweg 51 in Valkenswaard. De huidige kazerne is sterk verouderd en met een nieuwe kazerne kan aan de (bouwkundige) eisen van deze tijd voldaan worden. Tevens wordt de huidige versnippering van ruimtes (kazerne en kantoorruimte gescheiden) opgelost door één nieuw gebouw te maken. De nieuwe brandweerkazerne wordt naast de huidige locatie direct aan de Maastrichterweg gesitueerd met daarachter een parkeer- cq. oefenterrein. De herontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Hoge Akkers 1996” (vastgesteld op 29-01-1998, goedgekeurd op 01-09-1998 en onherroepelijk op 16-11-1999) en ook niet binnen het ontwerp bestemmingsplan “Hoge Akkers”. Om toch mee te kunnen werken aan het bouwplan dient een afwijkingsbesluit genomen te worden. Dit afwijkingsbesluit moet voorzien zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing.
1.2
Plankarakter In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1, eerste lid, onder c, bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. In artikel 2.12, eerste lid, onder c, is aangegeven dat een omgevingsvergunning in dat geval slechts kan worden verleend: 1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, 2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of 3. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; Onderhavige ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan en past ook niet binnen de afwijkingsregels in dit bestemmingsplan. Ook valt de ontwikkeling niet binnen de “Beleidsregel planologische afwijkingsmogelijkheden (kruimelgevallen) 1e herziening” van de gemeente Valkenswaard (juli 2012). Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien, conform punt 3 van artikel 2.12, eerste lid, onder c, de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing voorziet in de motivering om een afwijkingsprocedure volgens de Wabo te voeren. De ruimtelijke onderbouwing is opgesteld conform de standaard van de gemeente Valkenswaard.
Brandweerkazerne Valkenswaard
3
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de situering van het plangebied en een overzicht van de bestaande juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft in hoofdlijnen de relevante beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied gegeven. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. In dit hoofdstuk komen ook de milieutechnische randvoorwaarden en de historische kwaliteiten naar voren. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de beoogde ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan. De uitvoeringsaspecten ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid wordt besproken in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt de juridische regeling beschreven. Als laatste komen in hoofdstuk 8 het wettelijk vooroverleg en de zienswijzen aan bod.
Afb. 1 Ligging plangebied op topografische kaart
4
Productiestroom bv
2
PLANGEBIED
2.1
Situering Het plangebied ligt ten zuiden van het centrum van Valkenswaard aan de Maastrichterweg (afb. 1). Direct ten noorden bevindt zich een kleinschalig openbaar parkeerterrein met daarnaast woningen die gesitueerd zijn aan de Emmalaan. Aan de oostzijde ligt de gemeentewerf en aan de zuidzijde zijn aan de Maastrichterweg woningen gesitueerd met daarachter kleinschalige dienstverlenende functies en detailhandel. In het plangebied zelf is een gebouw met diverse maatschappelijke functies (zorg, welzijn, etc.) aanwezig, het zogenaamde Engelse Dropgebouw, met daarachter de huidige brandweerkazerne (afb. 2).
Afb. 2 Begrenzing plangebied in rood
Brandweerkazerne Valkenswaard
5
2.2
Bestaande juridische regeling In het plangebied geldt het bestemmingsplan “Hoge Akkers 1996” zoals vastgesteld op 29-01-1998, goedgekeurd op 01-09-1998 en onherroepelijk verklaard op 16-111999. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan de bestemming ‘Handel en dienstverlening’ (afb. 3). Deze gronden zijn onder andere bestemd voor: • bedrijven voor handel en dienstverlening in de categorie 1 en 2; • openbaar bestuur, openbare en maatschappelijke dienstverlening, alsmede sociale en culturele doeleinden. Omdat de brandweerkazerne een bedrijf in categorie 3 is, past de ontwikkeling niet in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast past de nieuwe kazerne niet in het (voor het bestaande gebouw) opgenomen bouwvlak. Voor het plangebied is een nieuw (conserverend) bestemmingsplan in procedure gebracht. Het gaat hierbij om het bestemmingsplan “Hoge Akkers”, dat op 14 februari 2013 als ontwerp gepubliceerd is. Op het plangebied zijn de bestemmingen “Maatschappelijk” en “Verkeer” van toepassing. In het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn 3 waardevolle bomen aangeduid, waarvan twee op de erfgrens (afb. 4). De nieuwbouw past ook niet binnen het in dit bestemmingsplan opgenomen bouwvlak, omdat dit afgestemd is op de vormgeving van het huidige gebouw.
Afb. 3 Vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied
6
Afb. 4 Ontwerp bestemmingsplan met aanduiding plangebied
Productiestroom bv
3
PLANOLOGISCH KADER De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor deze ruimtelijke onderbouwing worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
3.1
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van: • een onderwerp dat nationale baten en / of lasten heeft en de doorzettingsmacht van gemeenten overstijgt (bv. mainports); • een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen zijn aangegaan (bv. werelderfgoederen); • een onderwerp dat (provincie-) of landsgrens overschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer bij het rijk is (bv. infrastructuur). Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie. Het Rijk onderscheidt hiertoe 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen. Nationaal belang 13
Brandweerkazerne Valkenswaard
7
vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ‘ladder van duurzame verstedelijking’ worden onderbouwd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De ontwikkeling voorziet in de bouw van een nieuwe brandweerkazerne om zodoende de huisvesting van de brandweer te vernieuwen en te vergroten. Omdat het daarnaast een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied betreft, kan voldaan worden aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling past binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2012 Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten genomen waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (procesmatig versus beleidsmatig): • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De ‘ladder duurzame verstedelijking’ is in 2012 opgenomen in het Bro. Op de procesmatige vereisten waaraan deze ruimtelijke onderbouwing moet voldoen wordt teruggekomen in het hoofdstuk over de planologische en milieuhygiënische uitvoerbaarheid. • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. Het Barro is vastgesteld op 22 augustus 2011 en in werking getreden op 30 december 2011. Op 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro vastgesteld. Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bijvoorbeeld voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Naar aanleiding van een advies van de Raad van State voorziet het Barro ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro. Ten aanzien van het onderhavige plangebied is een regel uit het Barro, anders dan de ‘ladder duurzame verstedelijking’, van toepassing. Dit betreft de regeling met
8
Productiestroom bv
betrekking tot het radarverstoringsgebied van het radarstation Volkel (zoals weergegeven in de wijziging van het Rarro per 1 oktober 2012, art. 2.4). Binnen deze zone geldt een beperking voor de hoogte van windmolens. Omdat hiervan in het plangebied geen sprake is, is de ontwikkeling passend binnen het Barro.
3.2
Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening Provinciale Staten hebben op 1 oktober 2010 nieuw ruimtelijk beleid vastgesteld, de structuurvisie ruimtelijk ordening. Deze structuurvisie is op 1 januari 2011 in werking getreden. De structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie hanteert een sturingssysteem uit twee lagen: robuuste structuren en een gebiedsgerichte benadering in zogenaamde gebiedspaspoorten. Deze twee lagen zijn beiden gebiedsdekkend. Voor de ontwikkeling en bescherming van de structuren voelt de provincie zich primair verantwoordelijk en zet de provincie in op het niveau van de provincie als geheel. Het plangebied ligt in de stedelijke structuur. Dit zijn alle grote locaties voor wonen, werken en voorzieningen zoals steden, dorpen en bedrijventerreinen, waar de nadruk ligt op concentratie, zorgvuldig ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit, verknoping aan infrastructuur en versterking van kennisinnovatie economie De provincie wil in deze gebieden het volgende bereiken: • Concentratie van verstedelijking: De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. • Zorgvuldig ruimtegebruik: De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. • Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit: De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden. Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie met het omliggende landschap. Daarnaast is het van belang dat er meer regie komt op stedelijke functies en de inrichting langs grote infrastructuren van weg, spoor en water. • Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur: Een betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan infrastructuur draagt bij aan een goede bereikbaarheid en daarmee aan het (inter)nationale vestigingsklimaat van Noord-Brabant.
Brandweerkazerne Valkenswaard
9
• Versterking van de economische kennisclusters: Voor de regio Valkenswaard ligt het accent op Brainport met high tech, life sciences & medische technologie, food & nutrition. Door een vestigingsklimaat te bieden dat de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen stimuleert, wordt de positie van de kennisclusters versterkt. Dit zorgt voor een sterkere positie in (inter)nationaal verband. De beoogde ontwikkeling betreft een herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied van Valkenswaard, waarbij voorzien wordt in nieuwbouw voor de brandweer. Het plan geeft hiermee vorm aan de doelstelling uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening met betrekking tot concentratie en verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. Verordening ruimte Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte NoordBrabant 2011 vastgesteld en is op 1 maart 2011 in werking getreden. Een eerste (integrale) wijziging van de Verordening ruimte is op 1 juni 2012 in werking getreden. In de Verordening ruimte staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om de provinciale belangen zoals verwoord in de structuurvisie veilig te stellen. In de Verordening ruimte is het plangebied aangewezen als “Bestaand stedelijk gebied; stedelijk concentratiegebied”. Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt in het provinciale beleid ingezet op herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied en herstructurering. Binnen deze gebieden is de gemeente in het algemeen vrij om, binnen de grenzen van andere wetgeving, te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling betreft een herontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied en is hiermee passend binnen de Verordening ruimte.
3.3
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Valkenswaard nieuwe Stijl De gemeenteraad van Valkenswaard heeft op 2 juli 2012 op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening de Structuurvisie Valkenswaard deel A nieuwe stijl vastgesteld. Dit deel van de structuurvisie dient als ruimtelijk toetsingskader en visie op hoofdlijnen gericht op de lange termijn. De visie formuleert niet alleen de ontwikkelingskoers voor de lange termijn maar biedt tevens het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, maar tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het ruimtelijk- functioneel programma en uitvoeringsplan voor de korte (en middellange)termijn zal nog worden uitgewerkt in deel B. In deel A van de structuurvisie is een visie beschreven voor de bebouwde kom van Valkenswaard. Valkenswaard is ten opzichte van Dommelen en Borkel en Schaft de
10
Productiestroom bv
meest stedelijke kern binnen de gemeente. Dit betekent dat er meer mogelijkheden zijn voor nieuwe ontwikkelingen, vooral in het centrum en aan de randen van het centrum. De verbetering van de leefkwaliteit aan de doorgaande wegen heeft prioriteit. De Maastrichterweg vormt één van de bebouwingslinten van Valkenswaard. Het beleid voor de linten is erop gericht de oorspronkelijke diversiteit in de bebouwing te handhaven met de mogelijkheid om binnen de bestaande context (in relatie met de omgeving) gericht nieuwe elementen toe te voegen, rekening houdend met mogelijke accenten op stedenbouwkundig geëigende locaties. Ontwikkelingen die bijdragen aan de beeldkwaliteit van de linten zijn van belang voor de gemeente. Met de nieuwbouw van de brandweerkazerne wordt, binnen bestaand stedelijk gebied, kwalitatief hoogwaardige bebouwing aan het lint toegevoegd, waarmee de beeldkwaliteit verbeterd wordt (zie paragrafen 4.4.2 en 5.1). Daarmee voldoet het plan aan de uitgangspunten van de Structuurvisie Valkenswaard Nieuwe Stijl. Welstandsbeleid Voor de gemeente Valkenswaard is een welstandsnota opgesteld die als wettelijke basis dient voor het welstandsbeleid binnen de gemeente. De welstandsnota Valkenswaard is vastgesteld in juni 2004 en wordt als toetsingskader gebruik door de welstandscommissie bij het beoordelen van vergunningsaanvragen. Valkenswaard is ingedeeld in een aantal clusters van gebieden, te weten centra, historische gegroeide gebieden, planmatig ontworpen woongebieden, bedrijfs- en voorzieningenlocaties en groengebieden. Het plangebied maakt deel uit van “Historische bebouwingslinten, Maastrichterweg” binnen de categorie “Historisch gegroeide gebieden”. De bebouwing is er vrij afwisselend, evenals de kapvorm en het historische profiel is nog goed herkenbaar. Het beleid in dit gebied is gericht op het behoud van het karakter van de historische bebouwingslinten, gekenmerkt door variatie en een geleidelijke verandering in het bebouwingsbeeld. Vergaande ingrepen in plaatsing, schaal of vormgeving kunnen leiden tot een verbrokkeld beeld. Het beleid is dan ook gericht op behoud en waar nodig, versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Deze komt vooral tot uitdrukking in de zelfstandige plaatsing van de bebouwing, in het individuele en kleinschalige karakter van de panden. Verdichting en schaalvergroting door het dynamische karakter van de functie zijn slechts in beperkte mate mogelijk en zal met aandacht voor de specifieke ruimtelijke kenmerken van het historisch bebouwingslint, zoals openheid, doorzichten e.d. benaderd worden. Het gebied is voorzien van welstandsniveau 1, hetgeen betekent dat het gebied van cruciale betekenis is voor de kern. De historische bebouwingslinten zijn bepalend geweest voor het nederzettingspatroon binnen de gemeente en derhalve cultuurhistorisch zeer waardevol. De nieuwbouw van de brandweerkazerne vormt een bijzonder element in de bebouwingsstructuur van de Maastrichterweg, zowel in vormgeving als in functie. Met het bouwplan is gekozen voor een robuuste en dynamische architectuur die past bij het imago van de brandweer. Dit komt onder andere tot uiting in de sculpturale architectuur en de materialisering (staal, glas en grove natuursteen). In paragraaf 5.4
Brandweerkazerne Valkenswaard
11
wordt een nadere toelichting gegeven op beeldkwaliteit en zijn 3D-impressies opgenomen. Het bouwplan is reeds door de welstandscommissie beoordeeld en akkoord bevonden.
Afb. 5Profiel Maastrichterweg
Afb. 6 huidig kantoorgebouw
Afb. 7 Inrit naar brandweerkazerne
Afb. 8 Huidige bebouwing brandweerkazerne
Afb. 9 Luchtfoto met markering plangebied
12
Productiestroom bv
4
BESTAANDE SITUATIE Voor nader onderzoek naar de bestaande situatie is nagegaan welke ruimtelijke en functionele kwaliteit in het plangebied aanwezig is. Daarnaast is gekeken naar de aspecten die met de fysieke milieuwaarden samenhangen. Verder wordt in dit hoofdstuk de historische kwaliteit beschreven, waarbij archeologie en cultuurhistorie aan bod komen. De uitkomsten van verrichte onderzoeken zijn in dit hoofdstuk vermeld.
4.1
Bestaande ruimtelijke kwaliteit Het plangebied is gelegen aan één van de oude bebouwingslinten van Valkenswaard. De Maastrichterweg vormt de oude verbindingsweg tussen het centrum van Valkenswaard en België (afb. 5). Het historische dorpse bebouwingslint is duidelijk herkenbaar als een van de radialen vanuit het ommeland richting Valkenswaard. De bebouwing is vrij afwisselend evenals de kapvorm. Het smalle historische profiel is nog goed herkenbaar hoewel woningen van een latere periode verder van de weg zijn teruggelegd. De bebouwing bestaat voornamelijk uit woningen met één of twee lagen met een kap en staan vrij dicht op elkaar, zodat de achterliggende tuinen beperkt zichtbaar zijn. Op enkele plekken ontbreekt de bebouwing en heeft men zicht op het achterliggende gebied. Het plangebied vormt een verbijzondering in het bebouwingslint door de grotere schaal van de bebouwing en het solitaire karakter. In deze overgangszone tussen het centrum en de woongebieden zijn meerdere van deze bebouwingsclusters gesitueerd. Het huidige kantoorgebouw aan de Maastrichterweg 51 is een samengesteld bouwvolume in hoofdzakelijk drie bouwlagen met een plat dak. Het pand wordt aan drie zijden omgeven door een groenstrook met bomen, waardoor het straatbeeld ter plaatse een groen karakter krijgt. Ook de groenstrook aan de overzijde van de Maastrichterweg draagt hieraan bij. De uitstraling van het pand wordt gekenmerkt door een lichtgrijze baksteen in de gevel, een verticale gevelgeleding en diversiteit in kleurgebruik van de afwerking. Om deze reden staat het gebouw bekend als het “Engelse Drop”gebouw (afb. 6). Ten zuiden van dit pand bevindt zich de entree naar de achterliggende brandweerkazerne (afb. 7). De bebouwing van de brandweer bestaat uit een eenvoudig vormgegeven volume in één bouwlaag met een flauwe kap met daarnaast de beeldbepalende oude slangentoren (afb. 8). De buitenruimte is geheel verhard en in gebruik als parkeerplaats en oefenterrein (afb. 9).
Brandweerkazerne Valkenswaard
13
4.2
Bestaande functionele kwaliteit Het plangebied en de omgeving hebben vanuit functioneel oogpunt een gemengd karakter. Dit heeft te maken met de ligging in de overgangszone van het centrum naar de woongebieden. Binnen 200 meter van het plangebied zijn onder andere een basisschool, een zorginstelling en de gemeentewerf gesitueerd. Ook zijn verspreid enkele kleinschalige bedrijfs- en detailhandelsfuncties aanwezig. De bebouwing in het plangebied heeft momenteel een maatschappelijke functie. In het gebouw aan de zijde van de Maastrichterweg zijn welzijnsinstelling Paladijn en maatschappelijk werk Dommelregio gehuisvest. Ten behoeve van de herontwikkeling worden deze functies verplaatst naar het GGD-gebouw aan de Valkenierstraat in Valkenswaard. Achter dit pand ligt het terrein van de huidige brandweerkazerne. Via deze zijde is tevens de gemeentewerf bereikbaar. De hoofdentree van de gemeentewerf bevindt zich aan de Emmalaan. Het parkeren ten behoeve van de functies in het plangebied vindt plaats langs de inrit ten zuiden van het pand aan de Maastrichterweg. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van parkeerplaatsen langs de Maastrichterweg en van het parkeerterrein op de hoek Maastrichterweg / Emmalaan. Laatstgenoemde locatie is echter betaald parkeren.
4.3 4.3.1
Fysieke milieuwaarden Water Algemeen Mede ten gevolge van de waterproblemen, die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten. Regelgeving Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt “Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw” is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
14
Productiestroom bv
Het watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is de wettelijk verplichte werkingsfeer van het watertoetsproces beperkt tot bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Beleid Waterschap De Dommel is waterbeheerder in de gemeente Valkenswaard. Het plangebied betreft sloop en nieuwbouw in het bestaande stedelijke gebied. Voor zover bekend zijn er geen specifieke aandachtspunten op het gebied van water in het plangebied aanwezig. Waterschap De Dommel en de gemeente Valkenswaard hanteren bij ontwikkelingen de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten uit de Handreiking watertoets (maart 2011) van het waterschap • Bij alle bouwplannen dient het uitgangspunt te zijn het scheiden van vuil water en (schoon) hemelwater. Afvoer van schoon hemelwater naar het gemengd rioolstelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen altijd gescheiden te worden aangeboden bij de perceelsgrens; • Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt ‘hydrologisch neutraal ontwikkelen’. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 4 het minst wenselijk is: 1. hergebruik; 2. vasthouden/infiltreren; 3. bergen; 4. afvoeren naar oppervlaktewater. • De initiatiefnemer dient deze trits te doorlopen en te beargumenteren voor welke optie wordt gekozen. ‘Vasthouden’ betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk om water te bergen. Bij ‘bergen’ kan worden gedacht aan een vijver of buffersloot met een geknepen afvoer naar een watergang. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient te worden berekend met een neerslagreeks van T=10 + 10%. De initiatiefnemer dient deze berging op eigen terrein te realiseren en boven de GHG. De afvoer vanuit de berging mag niet meer bedragen dan de afvoer in de oorspronkelijke situatie (vòòr
Brandweerkazerne Valkenswaard
15
de nieuwe stedelijke ontwikkeling). Deze afvoer is locatiegebonden en varieert grofweg van 0,1 tot 1 l/s/ha. Daarnaast dient te worden aangetoond dat er in een T=100 + 10% situatie geen schade t.g.v. wateroverlast optreedt. Ter ondersteuning is een toetsingsinstrumentarium (HNO-tool) ontwikkeld waarmee een plan relatief eenvoudig getoetst kan worden op hydrologische neutraliteit. • Bij de inrichting, bouwen en beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de waterkwaliteitstrits dienen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoonhouden) te worden onderzocht: 1. schoonhouden; 2. scheiden; 3. zuiveren. • Denk hierbij bijvoorbeeld aan zorgvuldige materiaalkeuze (pakket duurzaam bouwen), geen blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater en een verantwoord beheer van de openbare ruimte (wegen groenbeheer); • Als de bodem en/of het grondwater verontreinigd is dient dit in de waterparagraaf te worden opgenomen. Als randvoorwaarde geldt dan dat verdere verspreiding van de verontreiniging ten gevolge van de ontwikkeling niet is toegestaan. Onderzoek Het onderzoek dat ten behoeve van de watertoetsprocedure is uitgevoerd is integraal opgenomen in bijlage 1. In het onderstaande volgt een samenvatting van de resultaten. Ter plaatse van de Maastrichterweg bevindt zich een gemengd rioleringsstelsel daterend uit de jaren ‘50 van de vorige eeuw. Er bestaan vooralsnog geen plannen om het bestaande rioleringsstelsel op (korte) termijn te vervangen. De vuilwaterafvoer van de voorgenomen nieuwbouw dient aangesloten te worden op het gemeentelijk rioolstelsel. Uitgangspunt bij de dimensionering van het riool is dat alleen het huishoudelijk afvalwater verwerkt wordt en dat het hemelwater, conform het gemeentelijk beleid, ofwel af wordt gevoerd naar oppervlaktewater ofwel infiltreert in de bodem. Gezien de toekomstige inrichting van het gebied (kazerne met oefenterrein) wordt het geheel bergen en infiltreren van hemelwater in een bovengrondse voorziening, zoals een wadi, niet mogelijk geacht. Het ondergronds bergen en infiltreren is daarentegen, op basis van de heersende grondwaterstand, wel mogelijk. Uit de berekening met de HNO-tool blijkt dat er op de locatie bij een maatgevende langdurige bui van T=10+10% circa 14 m3 geborgen en geïnfiltreerd moet worden. Gedurende een extreme neerslaggebeurtenis (T=100+10%) dient een aanvullende hoeveelheid hemelwater geborgen te worden van circa 5 m3. Een ondergrondse voorziening voor circa 19 m3 kan worden gerealiseerd door het plaatsen van (al dan niet een combinatie van) infiltratiekratten, infiltratiekolken en/of een IT-riool. Bij de realisatie van deze voorziening dient tevens een voorzuiveringsvoorziening geplaatst te worden om (onnodig) dichtslibben te
16
Productiestroom bv
voorkomen. Omdat het hemelwater hiermee in de directe omgeving van het plangebied vastgehouden wordt, wordt hiermee voldaan aan het hydrologisch neutraal bouwen. Daarnaast zal ter plaatse van het dak een berging van minimaal 25 mm gerealiseerd worden middels het toepassen van een vegetatiedak. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt wordt het afkoppelen van infiltreren van hemelwater afkomstig van het toekomstig oefenterrein afgeraden. Dit ter voorkoming van het infiltreren van, al dan niet verontreinigd, bluswater en/of blusmiddelen. In het plangebied zijn diverse locaties aanwezig waar de ondergrondse voorziening gerealiseerd kan worden (afb. 10).
Afb. 10 Mogelijke locaties voor ondergrondse infiltratievoorziening in rood aangeduid
Brandweerkazerne Valkenswaard
17
4.3.2
Bodem Algemeen De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Regelgeving Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Onderzoek Ten behoeve van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is integraal opgenomen als bijlage 2. In het onderstaande volgen de onderzoeksresultaten. Op basis van de resultaten van het verkennende en aanvullende onderzoek kan gesteld worden dat, na vergelijking van de huidige onderzoeksresultaten met de resultaten van de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken, er geen significante veranderingen in de verontreinigingssituatie zijn opgetreden. Echter, langs de oostelijke perceelsgrens wordt nog een licht to matige benzeenverontreiniging aangetroffen. Hoewel geen nader onderzoek is uitgevoerd, lijkt deze toe te schrijven aan een op perceel Emmalaan 26, circa 50 meter in oostelijke (stroomopwaartse) richting, voorkomende verontreiniging. In dat geval is dus sprake van een vanuit het naburige perceel ‘instromende’ verontreiniging. Nader onderzoek, in ieder geval op onderhavig perceel, lijkt gezien de (in tweede instantie) slechts lichte verhoging, niet direct aan de orde. Wel wordt aanbevolen de situatie langs de oostelijke perceelsgrens te blijven monitoren. Resumerend kan bij beoordeling van het geheel aan onderzoeksresultaten voor het overige gesteld worden dat de aangetroffen bodemkwaliteit aanvaardbaar wordt
18
Productiestroom bv
geacht en zodoende geen belemmering vormt voor de geplande nieuwbouw van de brandweerkazerne. De constatering dat bepaalde gehalten de desbetreffende achtergrondwaarde overschrijden, kan tot slot consequenties hebben bij eventuele grondafvoer. De vrijkomende grond is buiten het perceel niet noodzakelijkerwijs multifunctioneel toepasbaar. Afhankelijk van de bestemming en toepassing zal bij afvoer van de grond om een partijkeuring conform het protocol uit het Besluit bodemkwaliteit worden gevraagd. Conclusie De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen bouw van de brandweerkazerne.
4.3.3
Flora en fauna Algemeen Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang. Regelgeving De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de structuurvisie is vastgelegd. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze
Brandweerkazerne Valkenswaard
19
zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van de procedure moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau. Ecologische Hoofdstructuur De Nota Ruimte (zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Flora en fauna Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Onderzoek Ten behoeve van de toetsing aan natuurwetgeving is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is integraal opgenomen als bijlage 3. In het onderstaande volgt een samenvatting van de resultaten. De aanwezigheid van geschikt habitat in het plangebied voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in een tabel (afb. 11). Hierin is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht onderzoek of vergunningtrajecten. Ook is weergegeven welke maatregelen getroffen kunnen worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.
20
Productiestroom bv
Afb. 11 Tabel met onderzoeksresultaten
Conclusie In het kader van de voorgenomen ingrepen kunnen ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat (verblijfmogelijkheden), het ontbreken van verblijfsindicaties (sporen), op basis van gepubliceerde verspreidingsgegevens en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Op basis van de quickscan (inclusief externe bevindingen omtrent de spouwmuren) wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen dan ook niet noodzakelijk geacht en is geen ontheffingsaanvraag aan de orde. 4.3.4
Wegverkeerslawaai Algemeen Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.
Brandweerkazerne Valkenswaard
21
Regelgeving De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk: • wegverkeerslawaai; • spoorlawaai; • industrielawaai; • vliegtuiglawaai. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Conclusie Omdat er met de realisatie van de brandweerkazerne in combinatie met verhuurbare kantoorruimte geen sprake is van een geluidgevoelige bestemming conform de Wet geluidhinder, is geen onderzoek naar de geluidbelasting op de gevel benodigd.
4.3.5
Luchtkwaliteit Algemeen Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Regelgeving De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De
22
Productiestroom bv
programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m². Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen. Toetsing De realisatie van een brandweerkazerne kan niet beschouwd worden als een project waarvan de grenzen getalsmatig zijn vastgesteld. Het effect van de ontwikkeling blijft echter ver onder de effecten van de realisatie van 1.500 woningen of 100.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Daarbij is de brandweerkazerne reeds in het gebied aanwezig en komt het huidige kantoorgebouw te vervallen, waardoor de verslechtering van de luchtkwaliteit lager uitkomt. Conclusie Er zijn geen belemmeringen op het gebied van luchtkwaliteit.
4.3.6
Milieuhygiënische aspecten bedrijven Algemeen De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering. Regelgeving Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt
Brandweerkazerne Valkenswaard
23
de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden. In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld: • Categorie 1: grootste afstanden 0 en 10 meter; • Categorie 2: grootste afstand 30 meter; • Categorie 3: grootste afstanden 50 en 100 meter; • Categorie 4: grootste afstanden 200 en 300 meter; • Categorie 5: grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter. De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderszijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. Milieuzoneringsonderzoek Om eventuele belemmeringen in het kader van milieuzonering inzichtelijk te maken is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is integraal opgenomen als bijlage 4. In het onderstaande volgen de belangrijkste conclusies. Het plangebied ligt in een omgeving die gelet op het karakter niet is aan te merken als “gemengd gebied”. De richtafstanden voor milieugevoelige en milieuhinderlijke bestemmingen uit de VNG-bundel “Bedrijven en milieuzonering” (2009) kunnen niet worden verlaagd. Uitwaartse zonering Uit de uitwaartse zonering blijkt dat de milieugevoelige bestemmingen in de omgeving mogelijk hinder ondervinden van de milieubelastende bestemmingen in het plan. Het gaat om meerdere woningen die binnen de richtafstand van 50 meter (geluid) ten opzichte van de nieuwe brandweerkazerne liggen. Inwaartse zonering Uit de inwaartse zonering blijkt dat de milieubelastende bestemmingen in de omgeving mogelijk hinder geven aan de beperkt milieugevoelige bestemming kantoren binnen het plan. De richtafstand op basis van de bestemming is 50 meter (voor geluid) en 30 meter (voor geur, stof en gevaar), terwijl de afstand 0 m bedraagt. Geadviseerd wordt voor het in procedure zijnde bestemmingsplan de bestemming ‘Maatschappelijk’ qua functie te specificeren, waardoor potentiële nieuwe hinderlijke maatschappelijke functies in de toekomst kunnen worden uitgesloten.
24
Productiestroom bv
Verdiepingsonderzoek Hoewel niet voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure betekent dit niet dat de functies niet kunnen worden toegestaan. Het verdiepingsonderzoek gaat niet uit van alle potentiële functies binnen de bestemming, maar van de daadwerkelijk aanwezige en beoogde functies en de meldingen en/of vergunningen van de desbetreffende functies in het kader van het Activiteitenbesluit (Barim) en de daarbij daadwerkelijk te verwachten hinder. Uit het verdiepingsonderzoek blijkt het volgende: De beoogde kantoren in de te realiseren brandweerkazerne leveren voor de uitwaartse zonering geen conflictsituatie op. De afstand blijkt in alle gevallen te voldoen. Op voorhand kan niet met zekerheid worden bepaald of de geluidbelasting op de woningen aan de Emmalaan ten gevolge van de nieuwe brandweerkazerne voldoen aan de streefwaarden. Ten opzichte van de bestaande locatie neemt de afstand van de vrachtwagens tot de gevels toe en verbetert de situatie voor de directe uitweging van de vrachtwagens op de Maastrichterweg. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag-milieudeel dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor de gemeentewerf geldt dat de hinderaspecten stof, geur en gevaar geldt dat de afstand en de voorschriften uit de milieuvergunning voldoende borging bieden en geen nader onderzoek nodig is. Indien een gebouw achter Maastrichterweg 53a, dat nu door de brandweer wordt gebruikt, echter voor opslag wordt gebruikt, kan dit mogelijk tot stofhinder leiden. Geluid De geluidbelasting als gevolg van de activiteiten bij de gemeentewerf op de beoogde kantoren is beschreven. Toetsing aan de Wet geluidhinder is geen nodig, maar voor een goede ruimtelijke ordening is inzichtelijk gemaakt dat de geluidhinder gering is en verbetert. Het gebruik van de kantoren is voornamelijk voor de eigen inrichting (brandweerkazerne), meestal niet in de avonduren, waarin de overschrijdingen van het geluid hoofdzakelijk plaatsvinden. Verwacht wordt dat met gevelisolatie een acceptabel binnenniveau voor kantoren kan worden verkregen. Aangezien ten behoeve van de omgevingsvergunning-milieudeel voor de nieuwe brandweerkazerne een akoestisch onderzoek nodig is, wordt geadviseerd om de geluidbelasting op de te realiseren kantoorruimten hierbij in kaart te brengen. Akoestisch onderzoek Naar aanleiding van het onderzoek milieuzonering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is tevens van belang in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM). Doel van het onderzoek is het bepalen en beoordelen van de geluidemissie van de nieuwe brandweerkazerne in de te melden bedrijfssituatie. Dit onderzoek is integraal opgenomen als bijlage 5. In het onderstaande volgen de resultaten. Bijzondere geluiden en trillingen Gezien de aard van de geluidbronnen en de afstand van de bronnen tot de beoordelingspunten is het niet te verwachten dat op de beoordelingspunten geluid
Brandweerkazerne Valkenswaard
25
met een tonaal of impulsachtig karakter hoorbaar is. Er zijn enkele potentiële trillingsbronnen aanwezig binnen de inrichting, maar deze zijn niet relevant bij omliggende woningen. Er zijn geen bronnen beken die een laagfrequent geluid veroorzaken. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus zijn berekend voor representatieve en incidentele bedrijfssituaties. In de representatieve bedrijfssituatie op alle ontvangerpunten wordt voldaan aan de toetsingscriteria uit het BARIM en aan de ROeisen voor een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat. Incidentele bedrijfssituatie treden alleen op in de avondperiode. Uit de berekende beoordelingsniveaus in incidentele bedrijfssituaies blijkt dat deze acceptabel zijn, omdat deze maximaal 12 maal per jaar en alleen in de avondperiode optreden. Het treffen van maatregelen aan deze activiteiten is niet mogelijk. Maximale geluidniveaus Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidniveaus tijdens alle bedrijfssituaties bij alle woningen voldoen aan de grenswaarden uit het BARIM. Het uitrukken van brandweervoertuigen is uitgezonderd van beoordeling volgens artikel 2.22, lid 1 BARIM. Ten behoeve van de belangenafweging en beoordeling van het akoestisch woon- en leefklimaat bij de woningen in het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de maximale geluidniveaus als gevolg van het uitrukken van brandweervoertuigen wel berekend. Gelet op het feit dat de maximale geluidniveaus vergelijkbaar zijn in de huidige en de toekomstige situatie worden deze acceptabel geacht. Er is geen sprake van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Indirecte hinder Indirecte hinder is gerelateerd aan de verkeersaantrekkende werking van een inrichting. Uit de berekeningen blijkt dat de etmaalwaarde van de equivalente geluidbelasting die wordt veroorzaakt door het verkeer op de Maastrichterweg, bij de woningen in een uitruksituatie met sirenes maximaal 78 dB(A) bedraagt en in een uitruksituatie zonder sirenes maximaal 54 dB(A) bedraagt. Dit is (ruim) hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit de circulaire van 29 februari 1996. Ten aanzien van de beoordeling van het woon- en leefklimaat geldt ook hier at in de bestaande situatie brandweervoertuigen uitrukken wanneer dit noodzakelijk is. Dat zal in de nieuwe situatie niet veranderen. Het akoestische woon- en leefklimaat zal dus niet wijzigen. Ten aanzien van de beoordeling van de indirecte hinder dient te worden opgemerkt dat hiervoor in het BARIM geen toetsingskader is opgenomen. Omdat de door de brandweerkazerne veroorzaakte equivalente geluidniveaus niet wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie en de brandweerkazerne een maatschappelijk doel dient, dat het individuele belang van de direct omwonenden overstijgt, zijn de berekende geluidniveaus acceptabel. Eventueel zouden de berekende niveaus middels een maatwerkvoorschrift kunnen worden toegestaan.
26
Productiestroom bv
Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat door de nieuwe brandweerkazerne ter plaatse van omliggende woningen geen onacceptabele geluidniveaus worden veroorzaakt. Er wordt zowel wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als voor de maximale geluidniveaus voldaan aan de geluideisen van de gemeente c.q. aan de geluideisen uit het BARIM. Er is bij de woningen dus sprake van een acceptabel woonen leefklimaat.
4.3.7
Externe veiligheid Algemeen In het kader van de juridische procedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen. Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen. De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Regelgeving Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten. Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Brandweerkazerne Valkenswaard
27
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderzoek In het kader van onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient een inventarisatie van mogelijke risicobronnen (zowel bedrijven als vervoer van gevaarlijke stoffen) plaats te vinden en dient bepaald te worden wat de gevolgen/consequenties van de aanwezigheid van mogelijke risicobronnen/Bevi-inrichtingen zijn. Indien noodzakelijk dient een beschrijving/verantwoording van het plaatsgebonden en het groepsgebonden risico te worden opgenomen. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water; • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Op de provinciale risicokaart (afb. 12) staan de risico's die bij een ongeval mogelijk meerdere slachtoffers maken. Op de kaart is te zien of er gebouwen in een risicocontour staan. Ook zijn locaties aangegeven waarin zich veel mensen bevinden die bij een ramp hulp nodig hebben. Toetsing Uit een inventarisatie blijkt, dat in en nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die uit oogpunt van externe veiligheid invloed kunnen hebben op het plangebied: • er bevinden zich geen risicovolle bedrijven in of nabij het plangebied; • er bevindt zich geen route Afb. 12 Uitsnede risicokaart met aanduiding gevaarlijke stoffen in of nabij het plangebied plangebied; • er bevinden zich geen buisleidingen in of nabij het plangebied. Conclusie Er zijn geen belemmeringen op het gebied van externe veiligheid.
28
Productiestroom bv
4.3.8 Kabels en leidingen Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Sommige van deze kabels en leidingen vereisen een bepaalde afstand tot gevoelige functies. Voor de ruimtelijke onderbouwing is met name de ligging van de hoofdtransportleidingen van belang aangezien deze gekoppeld zijn aan een bepaalde afstand die aangehouden dient te worden waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden. Voor het plangebied zijn dergelijke belemmeringen niet aan de orde, zodat er in dit opzicht geen gevolgen zijn voor dit plan.
4.3.9 M.e.r.-beoordeling Regelgeving Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r-wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland) Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Toetsing Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. In het plangebied wordt een nieuwe brandweerkazerne mogelijk gemaakt. De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied, de realisatie van 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarden ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd
Brandweerkazerne Valkenswaard
29
worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. In en rond het plangebied zijn geen gevoelige gebieden aanwezig. Het plangebied behoort ook niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied en er is geen sprake van nadelige milieugevolgen. Conclusie Er is geen aanleiding om ten behoeve van deze ontwikkeling een m.e.r.-procedure te doorlopen.
4.4 4.4.1
Historische kwaliteit Archeologie Regelgeving Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een gebruikelijke praktijk. Toetsing Door SRE is voor de gehele gemeente Valkenswaard het beleidsplan ‘Archeologische monumentenzorg’ opgesteld. In dit kader is een Archeologische verwachtingenkaart opgesteld welke vertaald is in een archeologische beleidskaart. Er worden 7 categorieën onderscheiden: 1. Archeologische monumenten; 2. Gebied van archeologische waarde; 3. Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern; 4. Gebied met een hoge archeologische verwachting; 5. Gebied met een middelhoge archeologische verwachting; 6. Gebied met een lage archeologische verwachting; 7. Gebied zonder archeologische verwachting. Het plangebied maakt deel uit van een gebied zonder archeologische verwachting (afb. 13). Dit zijn gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van archeologisch onderzoek, aangetoonde ontgrondingen, recente bebouwing en funderingen zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of
30
Productiestroom bv
bescherming in aanmerking komen. Op deze terreinen rusten geen beperkingen ten aanzien van archeologie. Een klein gedeelte van het plangebied ligt in de zone “Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern” (afb. 13). Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld. Omdat het plangebied ter plaatse van deze aanduiding onbebouwd blijft (en niet groter is dan 250 m2) is het niet nodig om hiervoor archeologisch onderzoek uit te voeren. Conclusie Met de ontwikkeling in het plangebied worden geen archeologische waarden verstoord.
Afb. 13 Aanduiding plangebied op archeologische beleidskaart
Brandweerkazerne Valkenswaard
31
4.4.2
Cultuurhistorie Regelgeving Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is het Bro per 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd). Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed. In de toelichting van ruimtelijke plannen dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het plan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen meegenomen te worden in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal. De ruimtelijke ordening is een zeer belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. De provincie beoordeelt plannen en besluiten die ter toetsing bij of ter goedkeuring aan de provincie worden voorgelegd op de wijze waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen zijn. De cultuurhistorische waarden worden in een vroegtijdig stadium van de planvorming geïnventariseerd, bij het ontwerp gebruikt en bij het besluit meegenomen. Een aantal cultuurhistorische objecten en structuren is beschermd middels de Monumentenwet dan wel middels een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een omgevingsvergunning vereist. De gemeente Valkenswaard heeft relevante cultuurhistorische waarden vastgelegd in de cultuurhistorische beleidskaart als onderdeel van het beleidsplan ‘Archeologische monumentenzorg’. Op deze kaart is de Maastrichterweg aangeduid als een lijn met zeer hoge cultuurhistorische waarden. Toetsing Het plangebied is gelegen aan de Maastrichterweg, één van de oude bebouwingslinten van Valkenswaard. De bebouwing is er vrij afwisselend, evenals de kapvorm en het historische profiel is nog goed herkenbaar. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het van belang om het karakter van het bebouwingslint te behouden. Ter plaatse van het plangebied betekent dit van oudsher een gemengde vormgeving, waarbij ook ruimte is voor grotere en solitair vormgegeven bouwvolumes. De omgeving van het plangebied is een gemengd gebied met bijzondere functies, zoals onder andere het huidige kantoor.
32
Productiestroom bv
Met de realisatie van de nieuwe brandweerkazerne wordt opnieuw een bijzonder bebouwingselement toegevoegd. Door de specifieke vormgeving is sprake van een in het oog springend en aansprekend gebouw dat een eigentijdse en kwalitatief hoogwaardige toevoeging vormt van het gemengde bebouwingslint aan de Maastrichterweg. In de directe omgeving zijn geen monumenten of beeldbepalende panden aanwezig. In het plangebied zelf is alleen de huidige slangentoren een relevant object. Deze is recentelijk aangemerkt als gemeentelijk monument. Vanwege de specifieke status en waarde blijft deze behouden en wordt geïntegreerd in de buitenruimte bij de brandweerkazerne. In het ontwerp bestemmingsplan “Hoge Akkers” zijn 3 waardevolle bomen aangeduid. Deze worden allen gehandhaafd (afb. 14). Conclusie Er worden met de ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden geschaad. Er is sprake van een passende invulling aan de Maastrichterweg.
Brandweerkazerne Valkenswaard
33
Afb. 14 Situatietekening brandweerkazerne met te handhaven bomen (donkergroen zijn als waardevol aangeduid in het ontwerp bestemmingsplan “Hoge Akkers”
34
Productiestroom bv
5
PLANBESCHRIJVING
5.1
Ruimtelijke structuur Het nieuwe bouwvolume wordt gesitueerd ter hoogte van het huidige kantoorgebouw. Dit zogenaamde Engelse Dropgebouw zal worden gesloopt. Met deze positionering vlakbij de straat wordt de uitruksnelheid van de brandweerwagens vergroot (mede door het optimale overzicht) en wordt het pand beter herkenbaar vanaf de weg (afb. 15). Het bebouwingsbeeld van de Maastrichterweg wordt gekenmerkt door verspringende rooilijnen en oriëntatie op de openbare ruimte. Het nieuwe gebouw sluit aan op deze ritmiek, maar blijft een solitair en bijzonder bouwvolume, zowel in vormgeving als functioneel. De afstand tot omliggende panden is groot en daardoor is deze specifieke maatschappelijke functie goed herkenbaar in het straatbeeld. De positionering van het gebouw op het perceel is tevens dusdanig dat er sprake is van een optimaal overzicht bij het uitrukken van de voertuigen. Het pand wordt vormgegeven als één samengesteld volume met gedeeltelijk een schuin aflopend dak. De maximale bouwhoogte komt hiermee uit op 7,6 meter. Het laagste punt ligt op 5,5 meter (afb. 15). De buitenruimte rondom het gebouw wordt gedeeltelijk verhard, zodat deze als opstelruimte voor de brandweerwagens kan functioneren. Het parkeer- cq. oefenterrein bevindt zich aan de achterzijde. Hier wordt tevens de beeldbepalende slangentoren gehandhaafd. Een deel van de parkeerplaatsen wordt voorzien van een overkapping zodat een buffer ontstaat tussen het terrein en de woningen aan de Emmalaan.
Afb. 15 3D-impressie nieuwbouw
Brandweerkazerne Valkenswaard
35
Rondom het gebouw is er ruimte voor bomen en beplanting in de buitenruimte. Een aantal bomen blijven gehandhaafd. Deze zijn op de situatietekening aangeduid. Hiertoe behoort ook één van de op de verbeelding van het ontwerp bestemmingsplan “Hoge Akkers” aangeduide waardevolle bomen. De twee overige waardevolle bomen in het plangebied staan op de zuidelijke perceelsgrens en blijven eveneens behouden (afb. 14).
Afb. 16 Plattegrond begane grond
Afb. 17Plattegrond verdieping
36
Productiestroom bv
5.2
Functionele structuur In het plangebied wordt één hoofdgebouw gesitueerd met daarin de brandweerkazerne (circa 1.600 m2 over twee verdiepingen) en enkele kantoorruimtes (circa 200 m2) die te verhuren zijn cursussen en bijeenkomsten. De ruimtes ten behoeve van de brandweer zijn voornamelijk op de begane grond gesitueerd. Het gaat hierbij onder meer om opstelplaatsen voor wagens en busjes, kleed- en doucheruimte en een werkplaats (afb. 16). De vrije hoogte in de remise bedraagt circa 5,0 meter. Over een gedeelte van het gebouw is een verdieping aanwezig (afb. 17). Hier bevinden zich onder andere vergader- en instructieruimtes, een kantine, keuken en toiletten.
5.3
Verkeer en parkeren Het profiel van de Maastrichterweg, bestaande uit een rijbaan met fietssuggestiestroken aan weerszijden, blijft grotendeels ongewijzigd. Vanwege het uitrukken van de brandweerwagens komen de langsparkeerplaatsen ter hoogte van het plangebied echter te vervallen. De huidige inrit blijft gehandhaafd, waardoor niet alleen de brandweerkazerne maar ook de achterliggende percelen bereikbaar blijven. Aan de noordzijde van het gebouw wordt een tweede inrit gerealiseerd, zodat in het geval van een uitruk de aankomende en vertrekkende routes elkaar niet kruisen. De parkeergelegenheid voor zowel de brandweerkazerne als de kantoorruimte wordt op eigen terrein aan de achterzijde van het gebouw gerealiseerd.
Afb. 18 Inpassing parkeergelegenheid op achterterrein
Brandweerkazerne Valkenswaard
37
Er zijn geen specifieke parkeerkencijfers voor een brandweerkazerne aanwezig. Deze functie is echter vergelijkbaar met een arbeidsextensief / bezoekersextensief bedrijf. Daarom zijn deze normen uit de parkeernota van de gemeente Valkenswaard gehanteerd. Op basis van de normen uit deze nota en de ligging van het plangebied in de schil rond het centrum kan de parkeerbehoefte als volgt bepaald worden: Functie
BVO
Norm per 100 m2 BVO
Parkeerbehoefte
brandweerkazerne
1.600 m2
0,65 p.p.
10,4 p.p.
kantoorruimte
200 m2
1,55 p.p.
3,1 p.p. Totaal
13,5 p.p.
Er dienen dus 14 parkeerplaatsen op het achterterrein gerealiseerd te worden. In de situatietekening (afb. 18) is te zien dat dit ruimschoots mogelijk is. Daarnaast is ruimte voor een fietsenstalling. Tenslotte dient benoemd te worden dat als gevolg van het bouwplan 7 bestaande langsparkeerplaatsen aan de Maastrichterweg komen te vervallen. Deze kunnen echter gecompenseerd worden op het parkeerterrein op de hoek van de Maastrichterweg en de Emmalaan. Hier zijn namelijk 7 parkeerplaatsen gereserveerd voor personeel en bezoekers van het huidige kantoorgebouw die in de nieuwe situatie komen te vervallen. 5.4
Beeldkwaliteit De nieuwe brandweerkazerne wordt vormgegeven in een robuuste en dynamische architectuur die past bij het imago van de brandweer. Er is sprake van een accent in hoogte en vorm richting de kruising Maastrichterweg / Emmalaan, hetgeen zorgt voor herkenbaarheid en een duidelijke positionering van de hoofdentree. De robuuste uitstraling wordt bereikt door een sculpturale architectuur en de gekozen materialen. Er wordt een stalen gevelbekleding toegepast in combinatie met veel glas en een grove natuursteen (afb. 19). Ruime dakoverstekken beschermen tegen ongewenste opwarming door de zon en het dak wordt voorzien van beplanting met sedum. De welstandscommissie heeft het bouwplan goedgekeurd.
Afb. 19 Aanzicht kazerne vanaf hoek Maastrichterweg / Emmalaan 38
Productiestroom bv
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De initiatiefnemer is financieel drager van het project. De gemeente beperkt zich tot het verlenen van planologische medewerking aan de uitvoering van het project en draagt geen verdere financiële risico’s voor de realisatie. De gemeente en opdrachtgever hebben een anterieure overeenkomst opgesteld waarin de plankosten verzekerd zijn. Ook is een planschadeovereenkomst gesloten. Om deze reden is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
Brandweerkazerne Valkenswaard
39
40
Productiestroom bv
7
JURIDISCHE REGELING
7.1
Omgevingsvergunning Voor dit bouwplan is een omgevingsvergunning nodig op basis van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Omdat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan dient de motivering van het besluit (de omgevingsvergunning) een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten. Dit op basis van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo. Dit document vormt de ruimtelijke onderbouwing en maakt daarmee onderdeel uit van de omgevingsvergunning "Maastrichterweg 51, Brandweerkazerne".
7.2
Planmethodiek Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een analoog en digitaal besluitvlak van het projectgebied gemaakt. Er zijn geen bouw- en gebruiksregels opgesteld voor dit bouwplan. De omgevingsvergunning (het besluit), inclusief deze ruimtelijke onderbouwing, vormt namelijk de directe bouwtitel voor het bouwplan.
Brandweerkazerne Valkenswaard
41
42
Productiestroom bv
8
OVERLEG EN INSPRAAK
8.1
Overleg Op grond van artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg nodig met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het project in het geding zijn. Bij dit projectbesluit gaat het om de ontwikkeling van een nieuwe brandweerkazerne binnen het bestaand stedelijk gebied van Valkenswaard. Hierbij spelen geen belangen van andere gemeenten, de provincie Noord-Brabant of het Rijk een rol. Vooroverleg met deze overheden is dan ook niet noodzakelijk. Een afweging over de beleidsaspecten is in hoofdstuk 3 van deze toelichting opgenomen. Met waterschap De Dommel heeft overleg plaatsgevonden in het kader van de watertoets. Dit heeft geresulteerd in de waterparagraaf die in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.3.1) van deze toelichting is opgenomen.
8.2
Zienswijzen De ontwerp omgevingsvergunning waar deze ruimtelijke onderbouwing deel van uitmaakt is voor een termijn van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn er twee zienswijzen binnengekomen. Op basis van de ingekomen zienswijzen heeft het college van B&W een definitief besluit genomen over het verlenen van de omgevingsvergunning.
Brandweerkazerne Valkenswaard
43
44
Productiestroom bv
Verbeelding
M aast r i cht er weg
2 4 6 8 1 0 1 2 1 4
Besluitgebied
Omgevingsvergunning Maastrichterweg 51, Brandweerkazerne 5 1 A
51
Besluitvlak
besluitvlak
Verklaring (ondergrond)
grootschalige basis- en kadastrale kaart
Compositie 5 stedenbouw bv
Omgevingsvergunning Maastrichterweg 51,
Boschstraat 35 - 37
Brandweerkazerne
53A
55
Breda
telefoon
076 - 5225262
telefax
076 - 5213812
e-mail
[email protected]
website
www.c5s.nl
verbeelding
5 3
1:500
Schaal: Papierformaat:
57
weg er cht i r M aast
4811 GB
0m
5m
10m
15m
20m
A3
25m
Opdrachtgever:
Aannemingsbedrijf Productiestroom bv
Projectnummer:
02361.006
Gemeente:
Valkenswaard
Identificatienummer:
NL.IMRO.0858.PBmaastrichtrwg51-VA01
Getekend:
11-06-2013 M.v.B.
Status:
vastgesteld