Gemeente Maasdriel Onderzoek dossier wachtgeldregeling
Datum
2 november 2010
Aan
De heer A. Frankfort, burgemeester Gemeente Maasdriel
Van
De heer P. Werkman, directeur BING
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
8.
BING........................................................................................................................................................ 3 Aanleiding en doel van de opdracht ........................................................................................................ 3 Verrichte onderzoekswerkzaamheden .................................................................................................... 4 Leeswijzer ............................................................................................................................................... 4 Het toetsingskader .................................................................................................................................. 4 5.1 De APPA ......................................................................................................................................... 5 5.2 Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit ....................................................................................... 7 Bevindingen............................................................................................................................................. 8 6.1 Aanvraag wachtgelduitkering .......................................................................................................... 8 6.2 Kwartaalverklaringen en het opgeven van neveninkomsten......................................................... 12 6.3 Aanvraag inzake mogelijke verlenging wachtgelduitkering ........................................................... 17 6.4 Afspraken tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet ......................................................... 18 6.5 Gebeurtenissen inzake terugbetaling wachtgelduitkering betrokkene .......................................... 21 Beoordeling ........................................................................................................................................... 24 7.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 24 7.2 Overwegingen en vaststellingen ................................................................................................... 24 7.3 Beoordeling ................................................................................................................................... 25 Tot slot ................................................................................................................................................... 26
Bijlage 1 – Toelichting aanvraagformulier van een wethoudersuitkering Raet (2005) Bijlage 2 – Kwartaalverklaring inzake inkomsten gewezen wethouder/bestuurder Bijlage 3 – Inkomstenverklaring gewezen wethouder/bestuurder Bijlage 4 – Brief d.d. 11 augustus 2010 van de burgemeester aan betrokkene
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 2
Vertrouwelijk Gemeente Maasdriel T.a.v. de heer A. Frankfort, burgemeester Postbus 10000 5330 GA KERKDRIEL
Amersfoort, 2 november 2010
Betreft: Rapportage onderzoek Geachte heer Frankfort, Op uw verzoek hebben wij een onderzoek verricht voor de gemeente Maasdriel. De opdracht voor het onderzoek is vastgelegd in een opdrachtbevestiging van 24 september 2010. Hierbij rapporteren wij onze bevindingen.
1.
BING
BING - afgeleid van Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten - biedt Nederlandse gemeenten gespecialiseerde adviesexpertise, onderzoeksexpertise en een vraagbaakfunctie aan op het gebied van integriteit. Het bureau richt zich daarbij exclusief op de gemeenten, wat borg staat voor specifieke branchekennis, verdieping van ervaringen en de mogelijkheid om duurzame relaties met de doelgroep te onderhouden. BING is een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
2.
Aanleiding en doel van de opdracht
Als waarnemend burgemeester bent u bij de beantwoording van schriftelijke vragen van raadsleden geconfronteerd met vragen over de wachtgelduitkering van een van de huidige wethouders (hierna te noemen betrokkene). Betrokkene genoot van 21 maart 2002 tot en met 21 maart 2008 een wachtgelduitkering vanwege een eerder uitgeoefend wethouderschap bij de gemeente Maasdriel. In deze periode was betrokkene lid van de gemeenteraad van Maasdriel. Na lezing van het dossier kwam bij u de vraag op of sprake was van een terugbetalingsverplichting, in verband met genoten neveninkomsten. Deze vraag werd vanuit de ambtelijke organisatie bevestigend beantwoord. Vervolgens heeft u met betrokkene gesproken. Hij gaf desgevraagd aan dat hij gedurende de periode waarin hij wachtgeld genoot, neveninkomsten had genoten. Hij verklaarde niet op de hoogte te zijn van het feit dat neveninkomsten van invloed zouden zijn op de hoogte van de wachtgelduitkering. Betrokkene heeft u inzage gegeven in zijn neveninkomsten van de afgelopen jaren en u bent met hem
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 3
overeengekomen dat het teveel ontvangen wachtgeld door hem zou worden terugbetaald. Zijn directe bereidheid om openheid van zaken te geven, zijn onmiddellijke instemming met de terugbetaling en zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de invloed van neveninkomsten op de hoogte van de wachtgelduitkering, hebben u in eerste instantie doen concluderen dat betrokkene weliswaar teveel wachtgeld heeft ontvangen, maar dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Reacties uit de bevolking en berichtgeving in de lokale pers zijn redenen geweest om te besluiten een zorgvuldig een onafhankelijk onderzoek naar de feiten door BING te laten verrichten. Daarnaast wenst u een beoordeling van BING of betrokkene in deze casus integer heeft gehandeld. Doelstelling van de opdracht is derhalve het verkrijgen van helderheid met betrekking tot de feiten en een beoordeling van die feiten.
3.
Verrichte onderzoekswerkzaamheden
Wij hebben onder meer de volgende werkzaamheden verricht: • Kennisname en analyse van relevante documentatie (gemeentelijk dossier; documentatie van betrokkene); • Kennisname en analyse van de relevante procedures en regelgeving; • Opstellen van toetsingskader; • (Intake)gesprek met de burgemeester; • Interviewen van betrokkene; • Interviewen van de gemeentesecretaris, een medewerker P&O en een medewerker van de salarisadministratie; • Interviewen van een voormalig wethouder, een voormalig burgemeester en een voormalig hoofd P&O van de gemeente Maasdriel; • Interviewen van twee contactpersonen van Raet; • Gesprek met echtgenote en accountant van betrokkene, gecombineerd met inzage in dossierstukken; • Analyse van bevindingen; • Voorleggen van bevindingen aan betrokkene (wederhoor); • Opstellen van rapportage. De concept bevindingen van het onderzoek zijn op 23 oktober 2010 in het kader van wederhoor voorgelegd aan betrokkene. Zijn reactie hebben wij in de dagen daarna tot en met 28 oktober 2010 ontvangen en verwerkt in de rapportage.
4.
Leeswijzer
In hoofdstuk 5 wordt het toetsingskader van dit onderzoek geschetst. In hoofdstuk 6 worden de bevindingen van het onderzoek besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beoordeling van de bevindingen.
5.
Het toetsingskader
Het toetsingskader, waartegen het handelen van betrokkene in deze casus word afgezet, wordt met name gevormd door de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (hierna genoemd de APPA) en de
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 4
kernbegrippen van (bestuurlijke) integriteit, die zijn afgeleid van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en ook zijn opgenomen in de onlangs vastgestelde Gedragscode voor Bestuurders van de gemeente Maasdriel.
5.1
De APPA
De APPA is de wet waarin de toekenning van uitkeringen en pensioenen van politieke ambtsdragers is geregeld. In de vijfde afdeling van de APPA zijn een aantal - voor deze casus relevante – bepalingen opgenomen. De vijfde afdeling is, op grond van artikel 130 lid 1 van de APPA, van toepassing op burgemeesters en wethouders. Artikel 130 lid luidt als volgt: ‘1. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op gemeentebesturen, met dien verstande dat wordt gelezen voor: a. lid van gedeputeerde staten: wethouder, waaronder begrepen een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente; b. provincie: gemeente; c. provinciale staten: de raad; d. gedeputeerde staten: burgemeester en wethouders.’1 In artikel 134 en 134a van de APPA zijn regels omtrent inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf geregeld. ‘Artikel 134 1. De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden onder inkomsten verstaan het gezamenlijk bedrag dat de belanghebbende wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop hij heeft opgehouden lid van gedeputeerde staten te zijn, geniet als a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Onder inkomsten bedoeld in de vorige volzin, wordt mede verstaan een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. 3. Voor de toepassing van de vorige leden worden mede als inkomsten aangemerkt: a. de inkomsten wegens in het tweede lid bedoelde activiteiten ter hand genomen door de belanghebbende binnen één jaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van aftreden; b. de inkomsten die worden genoten uit een betrekking waarin hij gedurende zijn zittingstijd als lid van gedeputeerde staten op non-activiteit was gesteld; c. de vaste vergoeding die wordt genoten als lid van provinciale staten. 4. Indien de belanghebbende op of na de dag bedoeld in het tweede lid inkomsten of hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, verkrijgt uit in het tweede lid bedoelde activiteiten ter hand genomen voor de dag van aftreden, anders dan bedoeld in het derde lid, is ten 1
Artikel 130 APPA zoals omschreven in de APPA van 02-11-2005 tot 27-02-2010.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 5
aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in het eerste lid van toepassing. 5. De in het eerste lid bedoelde verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk genoten wedde, waarvan de uitkering is afgeleid, overschrijdt. 6. Onder inkomsten bedoeld in de voorgaande leden wordt niet verstaan kinderbijslag alsmede de compensatie voor de premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, welke in die inkomsten is of geacht kan worden te zijn begrepen. De vorige volzin is wat betreft de premiecompensatie slechts van toepassing voor zover de daar bedoelde inkomsten betrekking hebben of kunnen worden geacht betrekking te hebben op een tijdvak gelegen voor 1 juni 1985. 7. Een ministeriële regeling op grond van artikel 9, zesde lid, geldt mede voor de toepassing van dit artikel, ten aanzien van de voortgezette uitkering bedoeld in artikel 132, vijfde lid, en in artikel 133a. Artikel 134a 1. De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in artikel 134, tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Voorschriften, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, derde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de evenbedoelde termijn. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 134 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk. 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken. 4. De belanghebbende aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen dat allen, die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn.’2 In artikel 135 van de APPA wordt de betaling van de uitkering geregeld, waarbij wij opmerken dat eerst op 16 juli 2003 lid 2 is toegevoegd aan artikel 135 van de APPA. De tekst van het artikel luidt als volgt: ‘Artikel 135 1. De uitkering, berekend over een maand, wordt in maandelijkse termijnen betaald. 2. De uitkering wordt niet uitbetaald zolang de belanghebbende niet of niet op de voorgeschreven wijze voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 134a.’ In artikel 136 van de APPA zijn regels omtrent het einde en verval van de uitkering geregeld, waarbij wij opmerken dat per 16 juli 2003 een nieuw derde lid is toegevoegd aan artikel 136 van de APPA.
2
Artikel 134 APPA zoals omschreven in de APPA tussen 2002 en 2008.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 6
De tekst van het artikel luidt als volgt: ‘Artikel 136 1. De uitkering eindigt met ingang van de dag volgende op die, waarop de belanghebbende is overleden. 2. De uitkering vervalt: a. met ingang van de dag waarop de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. met ingang van de dag waarop de belanghebbende opnieuw lid van gedeputeerde staten wordt in de provincie ten laste waarvan de uitkering wordt genoten, tenzij hij als zodanig een betrekking is gaan uitoefenen in een mindere omvang dan voor het aftreden waaraan hij het recht op uitkering ontleent; c. wanneer tijdens de duur van de uitkering zich de omstandigheid voordoet, bedoeld in artikel 131, tweede lid, onder b. Zodra die omstandigheid zich niet langer voordoet is het daar bepaalde van overeenkomstige toepassing. 3. De uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de belanghebbende herhaaldelijk niet of niet op de voorgeschreven wijze voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 134a.’
5.2
Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit
De gemeente Maasdriel heeft onlangs een Gedragscode voor Bestuurders van de gemeente Maasdriel opgesteld. Deze gedragscode is op 14 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 april 2010. Deze code gold derhalve niet ten tijde dat betrokkene wachtgeld genoot. In deel 1 van de gedragscode zijn een aantal kernbegrippen van integriteit opgenomen. Deze kernbegrippen komen overeen met de beschreven kernbegrippen in de Modelgedragscode bestuurders van de VNG.3 De kernbegrippen integriteit kunnen als toetssteen van integer bestuurlijk handelen dienen, omdat zij zijn afgeleid van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De volgende kernbegrippen worden onderscheiden: ‘Dienstbaarheid Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente of de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken. Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur. Onafhankelijkheid Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegreden daarbij.
3
Modelgedragscode bestuurders van de VNG (Datum vaststelling 01-10-2001).
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 7
Betrouwbaarheid Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven. Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
6.
Bevindingen
In dit hoofdstuk wordt door middel van een reconstructie de casus uiteengezet. Deze reconstructie is gebaseerd op een analyse van relevante documenten en de interviews met betrokkenen. Tevens is gebruik gemaakt van het dossier met betrekking tot een andere oud wethouder van de gemeente Maasdriel (hierna te noemen de heer Y), die evenals betrokkene vanaf maart 2002 een uitkering in het kader van de APPA regeling (hierna te noemen wachtgelduitkering) heeft genoten.
6.1
Aanvraag wachtgelduitkering
Op 13 maart 2002 treedt betrokkene af als wethouder van de gemeente Maasdriel. Op dat moment is betrokkene een aantal jaren wethouder geweest. Van 1994 tot 1999 was hij parttime wethouder en loco burgemeester van de gemeente Maasdriel, in 1999 is betrokkene fulltime wethouder geworden. Na zijn aftreden als wethouder in 2002 blijft betrokkene verbonden aan de lokale politiek. Als fractievoorzitter van de VVD maakt hij tot 1 april 2010 deel uit van de gemeenteraad. Vanaf die datum is betrokkene opnieuw wethouder van de gemeente Maasdriel. Op het moment dat betrokkene in 2002 aftreedt als wethouder, heeft hij recht op een uitkering in het kader van de APPA regeling. Binnen de gemeente (namens het college van B&W) is de salarisadministrateur verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling en daarmee voor het in gang zetten van de uitkering. Voor de aanvraag van de wachtgelduitkeringen worden hem in die periode door Deloitte &Touche (hierna te noemen Deloitte), de organisatie die voor de gemeente de hoogte van de uitkering berekent, in 2002 aanvraagformulieren voor de wethoudersuitkering verstrekt.4 De salarisadministrateur verklaart hierover het volgende: “Toen ik bij de gemeente Maasdriel kwam werken, was de APPA regeling al uitbesteed aan Deloitte. Ik heb in 2002 met Deloitte afgesproken dat ik de gegevens van de wethouders door zou geven, wanneer er nieuwe wethouders zouden worden benoemd. Op enig moment in 2002 heb ik van Deloitte aanvraagformulieren gekregen voor de wachtgelduitkering van de heer [naam de heer Y] en de heer [naam betrokkene]. Daarnaast heb ik van Deloitte informatie gekregen over het wethouderspensioen en het nabestaandenpensioen.”
4
Later is Raet de uitvoerende instantie geworden, omdat zij het betreffende bedrijfsonderdeel van Deloitte hebben overgenomen.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 8
Een medewerker van Raet (voorheen Deloitte) die destijds ook het dossier van de gemeente Maasdriel in behandeling had, verklaart dat bij het opsturen aan de gemeente van de aanvraagformulieren (voor het verkrijgen van een uitkering) altijd een toelichting werd meegestuurd alsmede een kopie van artikel 134 van de APPA: “Naast een toelichting op het aanvraagformulier voor de berekening van een wethoudersuitkering, stuurden wij bij het aanvraagformulier ook altijd een kopie van artikel 134 van de APPA mee. Dit artikel regelt de korting van de uitkering wegens inkomsten. Dat wil zeggen de voorwaarden wanneer er verrekening van de uitkering moet plaatsvinden in verband met inkomsten. Wij gingen er uiteraard vanuit dat de gemeente al deze formulieren aan de betreffende wethouder zou overhandigen. Het was immers onderdeel van de aanvraagprocedure.” In de ‘toelichting aanvraagformulier voor de berekening van een wethoudersuitkering’ van Raet5 , die als bijlage 1 bij het rapport is gevoegd, is onder meer de volgende bepaling opgenomen: ‘Vraag 5 - Inkomsten. Inkomsten die belanghebbende geniet of gaat genieten, kunnen van invloed zijn op de hoogte van de uitkering. De inkomsten dienen gesplitst te worden in verkregen inkomsten voor en na ontslag. Op deze wijze kan het juiste kortingsbedrag worden berekend. De gewezen wethouder dient vervolgens bij elke inkomstenwijziging, niet zijnde salarisaanpassingen als gevolg van prijscompensaties e.d., het vragenformulier inkomsten in te sturen, zodat het nieuwe uitkeringsbedrag kan worden vastgesteld. Tevens wordt de tekst van artikel 134 van de APPA bijgevoegd die u aan belanghebbende kunt overleggen. Voorts is het van belang te bepalen of de uitkeringstijd wel of niet aangemerkt mag worden als pensioengeldige diensttijd.’ De salarisadministrateur verklaart dat hij de setjes met aanvraagformulieren destijds persoonlijk aan de betreffende wethouders heeft gegeven: “In 2002 heb ik de namen van de nieuwe wethouders doorgegeven aan Deloitte. De wethouders hebben in 2002 van mij een setje met formulieren gehad voor de aanvraag van de wachtgelduitkering. (…) Ik kan mij herinneren dat ik het aanvraagformulier van de heer [naam betrokkene] nooit heb teruggekregen van de heer [naam betrokkene]. Ik heb de heer [naam betrokkene] destijds meerdere malen persoonlijk aangesproken dat hij het aanvraagformulier nog niet had ingevuld.(…)” De salarisadministrateur kan zijn verklaring dat hij de aanvraagformulieren heeft overhandigd aan betrokkene niet onderbouwen met bescheiden c.q. bewijsstukken, De salarisadministrateur heeft geen formulieren per post gezonden aan betrokkene of enig ander (begeleidend) schrijven dat hierop betrekking heeft. Uit het dossier en verklaringen van geïnterviewden blijkt dat de salarisadministrateur het aanvraagformulier voor de wethoudersuitkering van betrokkene op 2 mei 2002 zelf (onder eigen naam) heeft ondertekend. De salarisadministrateur verklaart hierover het volgende: “Deloitte heeft mij een paar keer gebeld en gevraagd om het aanvraagformulier van de heer [naam betrokkene] op te sturen. Ik heb een formulier ingevuld voor de heer [naam betrokkene] en gevraagd of de heer [naam betrokkene] dat formulier wilde tekenen, maar daar heeft hij niet op gereageerd. Op advies van
5
Toelichting aanvraagformulier voor de berekening van een wethoudersuitkering Raet (2005).
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 9
Deloitte heb ik het aanvraagformulier voor de heer [naam betrokkene] uiteindelijk zelf ingevuld en getekend, zodat Deloitte kon starten met de berekening van het wachtgeld.” De salarisadministrateur benadrukt dat hij betrokkene meerdere keren heeft aangesproken op het invullen van het aanvraagformulier: “Het is mij bijgebleven dat ik de heer [naam betrokkene] meerdere keren moest aanspreken om te reageren. Ik heb de indruk dat de heer [naam betrokkene] hierin wat slordig is. Ik heb het aanvraagformulier uiteindelijk zelf getekend, omdat Deloitte de gegevens van de heer [naam betrokkene] wilde hebben. De heer [naam betrokkene] heeft mij hier nooit op aangesproken.” Betrokkene ontkent dat de salarisadministrateur hem ooit heeft benaderd c.q. aangesproken over het invullen van formulieren voor het aanvragen van een wachtgelduitkering: “Dat heeft de heer [naam salarisadministrateur] mij nooit gevraagd.” Betrokkene verklaart dat hij nooit een handeling heeft hoeven verrichten voor het aanvragen dan wel het ontvangen van de wachtgelduitkering: “Helemaal niks. Ik heb niets hoeven doen. Ik heb niks gehoord en er heeft niemand iets gezegd over de aanvraag van de wachtgelduitkering. Op enig moment werd de wachtgelduitkering op mijn bankrekening bijgeschreven. Ik heb nooit een formulier gezien of iets getekend.” Betrokkene verklaart dat het hem niet verwonderde dat hij nooit een formulier heeft ontvangen: “Nee. Ik wist niet beter. Ik ga ervan uit dat er op het gemeentehuis kundige ambtenaren werken die de wachtgeldregeling voor mij uitvoeren. Ik heb geen navraag gedaan naar de wachtgeldregeling.” De advocaat van betrokkene verklaart dat de gemeente van rechtswege wachtgeld moet uitkeren: “De wet zegt dat de gemeente van rechtswege wachtgeld moet uitkeren. De heer [naam betrokkene] hoeft hier zelf niets voor te doen. Het is niet verplicht om een aanvraag te doen voor het verkrijgen van wachtgeld. (…) De gemeente moet zich vergewissen van de feiten en controle uitvoeren. Dit doet de gemeente Maasdriel door gebruik te maken van formulieren. Vandaar ook mijn verwondering dat de gemeente in het geval van de heer [naam betrokkene] het wachtgeld is gaan uitbetalen, zonder de feiten te controleren. De gemeente is dus aansprakelijk. De heer [naam betrokkene] wist in eerste instantie niet eens dat hij een uitkering kreeg, tot het bedrag op zijn rekening werd gestort.” Een andere oud wethouder, de heer Y, is in 2002 afgetreden als wethouder en heeft evenals betrokkene vanaf 21 maart 2002 een wachtgelduitkering genoten. Over het verloop van de procedure en aanvraag van de wachtgelduitkering verklaart de heer Y het volgende: “(…) De voormalig gemeentesecretaris heeft mij destijds gemeld dat ik in aanmerking kwam voor de wachtgeldregeling en meldde mij dat dit intern zou worden afgehandeld. De heer [naam salarisadministrateur] heeft mij vervolgens voorgelicht en uitleg gegeven over de uitkering. Dit was tijdens een één op één gesprek op het gemeentehuis. De heer [naam betrokkene] was niet aanwezig bij dit gesprek. Het aanvraagformulier voor de uitkering heeft de heer [naam salarisadministrateur] destijds ingevuld en voor akkoord aan mij voorgelegd.”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 10
Tevens verklaart de heer Y: “Ik heb de aanvraag voor de uitkering getekend. Vervolgens heeft de heer [naam salarisadministrateur] aangegeven dat Deloitte mij zou benaderen. (…)” De heer Y verklaart dat er tijdens het gesprek met de salarisadministrateur in 2002 ook is gesproken over neveninkomsten: “Wij hebben gesproken over het opgeven van neveninkomsten. Er zijn bepalingen in de wachtgeldregeling opgenomen over neveninkomsten. Ik ben altijd raadslid geweest in de periode dat ik wachtgeld ontving. Mijn vergoeding voor het raadslidmaatschap heb ik altijd opgegeven.” Tevens verklaart de heer Y over de totstandkoming en de context van het gesprek met de salarisadministrateur: “Ik ben door de heer [naam salarisadministrateur] in 2002 uitgenodigd voor een gesprek over de wachtgeldregeling. Dit gesprek is normaal verlopen. Het was op de kamer van de heer [naam salarisadministrateur]. Daar waren op dat moment ook andere collega’s van de heer [naam salarisadministrateur] aan het werk. Mondeling hebben wij toen de regels besproken voor het ontvangen van wachtgeld en het opgeven van neveninkomsten. (…)” De heer Y verklaart dat hij niet weet of betrokkene in 2002 ook een gesprek heeft gehad met de salarisadministrateur over de wachtgelduitkering en bijbehorende voorwaarden: “Ik heb nooit met betrokkene of anderen gesproken over de wachtgelduitkering.” Betrokkene geeft aan dat hij niet weet waarom andere oud-wethouders de formulieren wel zouden hebben ontvangen en hij niet: “Dat weet ik niet. Ik heb recent een formulier gezien tijdens een college vergadering. Daaruit bleek dat een ambtenaar van de gemeente Maasdriel een formulier heeft ingevuld met mijn gegevens. Dit aanvraagformulier heeft de ambtenaar zelf getekend. Gebleken is dat deze ambtenaar ook het formulier van de heer [naam de heer Y] heeft ingevuld, maar de heer [naam de heer Y] heeft het formulier wel zelf getekend. De betreffende ambtenaar heeft mij nooit aangesproken en gevraagd om het formulier te ondertekenen.” Tevens verklaart betrokkene: “(…) Ik heb nooit van andere wethouders gehoord dat zij formulieren hebben ontvangen. Recentelijk zijn alle formulieren opgevraagd en heb ik het aanvraagformulier van de heer [naam de heer Y] gezien. Dat formulier is door de heer [naam de heer Y] getekend. De heer [naam salarisadministrateur] heeft mij nooit gevraagd om een formulier te tekenen. De heer [naam salarisadministrateur] heeft mijn formulier ingevuld en zelf getekend. Dat wist ik niet. Ik weet alleen dat ik nooit een formulier heb getekend.”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 11
De salarisadministrateur verklaart dat hij zich herinnert dat de oud wethouders in 2002 een klein boekje/folder hebben gekregen over de wachtgeldregeling: “(…) Ik kan mij herinneren dat de oud wethouders in 2002 een klein boekje/folder hebben gekregen met algemene informatie over de wachtgeldregeling. Ik durf niet met zekerheid te zeggen wat er in dat boekje stond.” De heer Y ontkent dat hij een informatieboekje of folder heeft gekregen van de salarisadministrateur: “(…) Ik heb tijdens dit gesprek alleen formulieren gekregen van de heer [naam salarisadministrateur] en absoluut geen informatieboekje of iets dergelijks.” De salarisadministrateur zegt zich tevens te herinneren dat er in 2001 een bijeenkomst is geweest op het gemeentehuis, waarbij wethouders zouden zijn geïnformeerd over de APPA regeling: “Medio 2001 heeft de heer [naam voormalig hoofd P&O], voormalig hoofd P&O, een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd voor wethouders over de APPA regeling. De heer [naam voormalig hoofd P&O] is sinds 2002 niet meer werkzaam bij de gemeente Maasdriel. Ik denk dat de heer [naam de heer Y], betrokkene en de heer [naam oud wethouder gemeente Maasdriel] destijds aanwezig zijn geweest bij deze bijeenkomst. (…)” Volgens de betreffende voormalig leidinggevende P&O kan deze bewering van de salarisadministrateur niet juist zijn, omdat hij op dat moment nog niet werkzaam was in de gemeente Maasdriel. Zelf heeft hij naar eigen zeggen een dergelijke bijeenkomst nooit georganiseerd. De heer Y verklaart dat hij nooit voorlichting heeft gehad over de APPA regeling: “Nee, absoluut niet. Ik heb nooit voorlichting gehad over de APPA regeling. Ook niet in 2001 (of op een ander moment) van het voormalig afdelingshoofd P&O, de heer [naam voormalig hoofd P&O].” Betrokkene verklaart dat hij nooit met andere functionarissen (ambtenaren en/of bestuurders) contact heeft gehad over de wachtgeldregeling. Ook heeft hij naar eigen zeggen nooit contact gehad met medewerkers van Raet of Deloitte. 6.2
Kwartaalverklaringen en het opgeven van neveninkomsten
In het kader van de wachtgelduitkering dienden de oud-wethouder ieder kwartaal een kwartaalverklaring inzake inkomsten in te vullen en op te sturen (al dan niet via de gemeente) naar de uitvoerende instantie (Deloitte/Raet). In het formulier ´kwartaalverklaring inzake inkomsten gewezen wethouder/bestuurder´ van 2002 dat als bijlage 2 bij het rapport is gevoegd, staat het volgende opgenomen: ‘Alleen invullen indien u: 1. Het afgelopen kwartaal geen andere inkomsten heeft genoten dan de uitkering en/of 2. verwacht het lopende kwartaal geen inkomsten te genieten anders dan de uitkering en/of 3. woonachtig bent in het buitenland als bewijs van in-leven-zijn. Uw verklaring dient: elke 1e week van het nieuwe kwartaal te worden ingezonden aan het college van B&W van de uitkerende gemeente…’
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 12
Vervolgens is in de toelichting op de kwartaalverklaring inzake inkomsten het volgende omschreven: ‘De verklaring is bedoeld om inzicht te krijgen in uw financiële situatie en deze via de gemeente/het waterschap/de provincie door te geven aan Deloitte & Touche. Deze organisatie heeft zich in opdracht van het college/dagelijks bestuur belast met de berekening van uw wachtgelduitkering. Met uw opgave wordt bij de betaling van uw wachtgelduitkering vervolgens rekening gehouden. Indien u over het afgelopen kwartaal geen inkomsten heeft genoten en in het lopende kwartaal geen inkomsten verwacht, dient u telkens in de eerste week van ieder kwartaal dit formulier in te zenden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (...) waarvan u de wachtgelduitkering maandelijks ontvangt. Als invulling en het terugzenden niet tijdig plaatsvindt kan uw wachtgelduitkering aan het eind van de volgende maand worden stopgezet…” Uit het dossier van de heer Y volgt dat deze (voornoemde) formulieren/kwartaalverklaringen door Deloitte (en later Raet) aan de gemeente, i.c. het college van B&W, werden toegezonden. In het dossier van betrokkene ontbreken deze formulieren. De salarisadministrateur verklaart dat hij regelmatig brieven ontving van Deloitte over de uitkering van de heer Y, maar niet over de uitkering van betrokkene: “Ik heb van Deloitte/Raet nooit signalen ontvangen dat oud wethouders niet hebben gereageerd. De heer [naam de heer Y] heeft altijd zijn kwartaalformulieren opgestuurd naar Deloitte. Van Deloitte kreeg ik regelmatig een brief dat de uitkering van de heer [naam de heer Y] niet gewijzigd werd. (…) Ik heb destijds bij Deloitte navraag gedaan over de uitkering van betrokkene, omdat het mij verbaasde dat ik wel bericht kreeg over de uitkering van de heer [naam de heer Y] maar niet over de uitkering van betrokkene. Ik heb nooit navraag gedaan binnen de gemeente over de uitkering van betrokkene. Dat had eigenlijk wel moeten gebeuren. Ik had het destijds erg druk en het was niet duidelijk wie er verantwoordelijk was voor de controle op de wachtgelduitkeringen. Het contract tussen Deloitte en de gemeente Maasdriel is waarschijnlijk in 1999 getekend. Formulieren die door wethouders waren ingevuld, werden door de voormalig wethouders direct naar Deloitte gestuurd. (…) Ik heb wel eens contact opgenomen met Deloitte over de uitkering van betrokkene. Ik heb echter nooit een duidelijke reactie gekregen van Deloitte. Er is nooit afgesproken dat iemand actie zou ondernemen.” Een medewerker van Raet verklaart over het niet opsturen van de kwartaalopgaven: “Als wij geen kwartaalopgaven ontvangen van een wethouder, dan gaan wij er vanuit dat er niets gewijzigd is in de inkomenspositie van de betreffende wethouder. In die gevallen wordt er door ons dan ook geen actie ondernomen en blijft de hoogte van de wachtgeldregeling ongewijzigd.” Betrokkene verklaart het volgende over de kwartaalformulieren: “Ik heb recentelijk begrepen, toen ik het aanvraagformulier voor de uitkering zag tijdens een collegevergadering, dat er per kwartaal formulieren ingevuld moeten worden. Ik heb nooit geweten, gezien of gehoord dat ik kwartaalformulieren moest invullen. Niemand heeft mij dat verteld.” Voorts verklaart betrokkene dat hij nooit navraag heeft gedaan over zijn wachtgelduitkering: “Nee. Ik heb nooit navraag gedaan. Ik heb nooit het idee gehad dat er voorwaarden aan het wachtgeld verbonden waren. Dat heeft ook niemand mij verteld.”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 13
In tegenstelling tot betrokkene verklaart de heer Y dat hij wel de kwartaalformulieren ontving van Deloitte/Raet: “(…) Deloitte heeft mij rechtstreeks kwartaalformulieren opgestuurd. Ik heb de kwartaalformulieren altijd ontvangen van Deloitte/Raet, dit is nooit via de gemeente Maasdriel gegaan. De ingevulde kwartaalformulieren heb ik altijd rechtstreeks naar Deloitte gestuurd. Dit is jaren zo gegaan. De APPA regeling is sinds kort gewijzigd. Een jaar geleden is de gemeente Maasdriel overgestapt naar PROambt. Nu moet ik maandelijks een formulier opsturen naar PROambt.” Wij merken hierbij op dat uit het dossier van de heer Y niet blijkt dat de voornoemde kwartaalformulieren door Deloitte/Raet rechtsreeks naar de heer Y werden gestuurd. Uit de in het dossier van de heer Y aanwezige correspondentie, blijkt dat deze door Deloitte/Raet altijd naar de gemeente Maasdriel werd verzonden. Uit de dossiers van zowel de heer Y als het dossier van betrokkene, blijkt tevens dat alle afschriften van de wachtgeldberekening die door Deloitte/Raet zijn opgemaakt, werden opgestuurd naar de gemeente en niet rechtstreeks naar de oud-wethouders. Uit de dossiers volgt tevens dat deze afschriften vervolgens door de salarisadministrateur naar de oud-wethouders werden verzonden. Betrokkene verklaart dat hij nooit contact heeft gehad met Deloitte of Raet en dat hij ook niet weet van wie hij zijn loonstroken c.q. afschriften van de wachtgelduitkering ontving: “Nooit. Ik weet niet of ik mijn loonstroken van de gemeente Maasdriel of Deloitte kreeg. Ik ben daar niet mij bezig. Mijn vrouw doet thuis de administratie.” Hoewel betrokkene aangeeft niet de hoogte te zijn geweest van de voorwaarden voor het verkrijgen van een wachtgelduitkering in relatie tot neveninkomsten, verklaart hij dat hij in 2006 naar de salarisadministrateur is gegaan omdat zijn inkomsten zouden gaan veranderen: “In maart/april 2006 ben ik naar de heer [naam salarisadministrateur] gegaan omdat mijn inkomsten zouden veranderen vanwege het aanvaarden van het voorzitterschap van de vakgroep ZLTO. Ik heb de heer [naam salarisadministrateur] gevraagd of ik deze inkomsten moest opgegeven. Volgens de heer [naam salarisadministrateur] was het niet nodig om deze inkomsten op te geven. Ik heb hier geen schriftelijke bevestiging van.” In het kader van wederhoor verklaart de advocaat van betrokkene dat betrokkene naar de salarisadministrateur is gegaan met medeweten van zijn echtgenote en zijn accountant. Betrokkene geeft aan dat het gesprek met de salarisadministrateur heeft plaatsgevonden op het gemeentehuis en dat er niemand anders bij het gesprek aanwezig is geweest: “(…) De hoogte van het bedrag is destijds niet ter sprake gekomen. De heer [naam salarisadministrateur] heeft ook niet gevraagd om een salarisstrook of andere gegevens.” De salarisadministrateur verklaart dat hij alleen in 2002 in het kader van het invullen van het aanvraagformulier contact heeft gehad met betrokkene over zijn neveninkomsten: “(…) Ik ben één keer bij de heer [naam betrokkene] geweest om te vragen of hij neveninkomsten had. Ik heb mondeling van hem doorgekregen dat hij een bijdrage had ontvangen voor vergaderingen, ongeveer 400 euro (…).”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 14
Op basis van het dossier dat nog aanwezig is bij Raet, concludeert een medewerker van Raet dat er, behalve het aanvraagformulier, in al die jaren nooit een kwartaalopgave is ontvangen van of namens betrokkene. Volgens de medewerker van Raet is er alleen een aanvraagformulier ingediend. Daarover merkt de medewerker op dat dit aanvraagformulier niet door betrokkene zelf is ingevuld en/of ondertekend. Op het formulier is tevens aangegeven dat er ‘inkomsten na ontslag’ zijn ter waarde van € 1400. De medewerker van Raet kan zich nog herinneren dat hij hier destijds bij de gemeente navraag naar heeft gedaan, omdat niet was aangegeven waarmee deze inkomsten zouden worden verkregen: “Het bleek bij navraag dat het ging om een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.” Betrokkene verklaart dat er na het gesprek met de salarisadministrateur in 2006 niets is gebeurd met betrekking tot zijn wachtgelduitkering: “Er is daarna niets gebeurd. Mijn wachtgelduitkering is na april/maart 2008 beëindigd. De wachtgelduitkering is ter sprake gekomen na een artikel dat is verschenen in Het Kontakt, waarin een voormalig wethouder, de heer [naam voormalig wethouder], een opmerking heeft gemaakt over de sollicitatieplicht. Daarna is er discussie ontstaan binnen het college over de wachtgeldregeling.” BING heeft alle geïnterviewden gevraagd of er in de periode dat betrokkene wachtgeld genoot, vragen zijn gesteld over de wachtgelduitkering van betrokkene. De gemeentesecretaris verklaart hierover het volgende: “(…) Ik heb in het verleden een keer in zijn algemeenheid bij de heer [naam salarisadministrateur] gevraagd naar het wachtgeld en naderhand kwamen we specifiek te spreken over [naam betrokkene], omdat daar los van de informatie - het ging over vermogen versus inkomen inzake het wachtgeld. Ondanks dat je vermogend kan zijn en geen inkomen geniet, is het zo dat je voor wachtgeld in aanmerking komt en niet andersom. De heer [naam salarisadministrateur] heeft toen gezegd dat hij geen informatie kreeg van de heer [naam betrokkene], omdat de heer [naam betrokkene] geen informatie wilde overleggen aan de gemeente. Ik heb gehoord dat de heer [naam betrokkene] destijds boos was omdat hij geen deel uitmaakte van het nieuwe college. Dit zou de reden zijn geweest dat hij geen gegevens aan de gemeente wilde verstrekken. Ik heb dit van horen zeggen. Ik heb de heer [naam betrokkene] nooit persoonlijk over dit onderwerp gesproken. (…) Ik vroeg mij af in hoeverre het vermogen van invloed was op de hoogte van de uitkering. In de periode dat ik dat vroeg aan de heer [naam salarisadministrateur], was er niets aan de hand met de uitkering van de heer [naam betrokkene]. Vermogen speelt geen rol bij de berekening van de hoogte van de uitkering, zo is mij toen verteld. Het gaat bij de berekening van de hoogte van de uitkering om inkomsten uit arbeid. Nu blijkt dat betrokkene de laatste twee jaar dat hij recht had op een uitkering, neveninkomsten genoot die hij niet heeft opgegeven. Als neveninkomsten niet worden opgegeven, kan de gemeente dat niet weten. De heer [naam betrokkene] heeft nooit met de gemeente gecommuniceerd over zijn neveninkomsten.” De gemeentesecretaris verklaart dat de wachtgeldregeling wel eens aan de orde is geweest tijdens een collegevergadering: “De wachtgeldregeling is wel eens aan de orde geweest. Er is ook een keer gesproken over de wachtgeldregeling van de heer [naam betrokkene] en de heer [naam de heer Y]. Er is echter nooit over de wachtgeldregeling gesproken, omdat er iets mis mee zou zijn.” Een voormalig hoofd van de afdeling P&O verklaart dat hij op enig moment, vermoedelijk ergens in 2004, ontdekte dat alleen oud wethouder Y zijn kwartaalverklaringen opstuurde naar de gemeente. Volgens het
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 15
voormalig hoofd P&O deed de heer Y dit altijd heel trouw. Daardoor viel het hem op dat betrokkene dit niet deed. Het voormalig hoofd P&O heeft dit naar eigen zeggen besproken met de salarisadministrateur. Die zou hebben beaamd dat alleen de heer Y deze verklaringen opstuurde. De salarisadministrateur verklaart echter dat hij nooit met zijn voormalig hoofd P&O heeft gesproken over de wachtgelduitkering van betrokkene: “Ik kan mij niet herinneren dat ik met de heer [naam voormalig hoofd P&O] heb gesproken over de wachtgelduitkering van betrokkene.” Het voormalig hoofd P&O verklaart dat hij vervolgens op enig moment contact heeft opgenomen met de gemeentesecretaris en de toenmalige burgemeester: “Ik heb de burgemeester en de gemeentesecretaris in een persoonlijk gesprek medegedeeld dat betrokkene zijn kwartaalformulieren niet opstuurde. Ik adviseerde hen toen om een briefje te sturen naar betrokkene. Dat vonden de burgemeester en de gemeentesecretaris echter geen goed idee. Zij wilden dat liever in een persoonlijk gesprek met hem bespreken. Ik weet niet of dat gesprek ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ik heb er niets meer van gehoord. Omdat wij daarna nog steeds geen kwartaalverklaringen van betrokkene ontvingen, ben ik ervan uitgegaan dat betrokkene daaraan niet wilde meewerken.” De voormalig burgemeester van de gemeente Maasdriel verklaart dat hij zich het gesprek met het voormalig hoofd P&O en de gemeentesecretaris niet kan herinneren: “Dat kan ik mij niet herinneren. Ik kan mij niet herinneren dat wij zijn aangesproken door de heer [naam voormalig hoofd P&O]. Ik kan mij dus ook niet herinneren dat de gemeentesecretaris en ik zouden hebben aangegeven een persoonlijk gesprek te willen voeren met de heer [naam betrokkene]. Als ik dat destijds had afgesproken, had ik het gesprek ook zeker met de heer [naam betrokkene] gevoerd.” Ook de gemeentesecretaris verklaart dat hij zich dit niet kan herinneren. Voorts verklaart de voormalig burgemeester dat er nooit over de wachtgelduitkering van betrokkene is gesproken in de periode dat hij burgemeester was van de gemeente Maasdriel: “Daar is nooit over gesproken. Op dat moment was de wachtgelduitkering van de heer [naam betrokkene] geen item. Überhaupt is het thema van de wachtgelduitkering in mijn periode nooit onderwerp van gesprek geweest.” De voormalig burgemeester verklaart verder het volgende over betrokkene: “Het enige wat ik mij kan herinneren is dat de heer [naam betrokkene] - in de periode dat ik burgemeester was van de gemeente Maasdriel - eigenaar van een champignonkwekerij was. Dit was niet van invloed op de hoogte van zijn wachtgelduitkering. Ik weet ook dat de heer [naam betrokkene] destijds voorzitter was van een branchevereniging van paddenstoelenkwekers. Ik heb nooit met de heer [naam betrokkene] over zijn inkomsten gesproken. Ik weet niet of er salaris gekoppeld was aan zijn functie als voorzitter van deze vereniging. Daar heb ik de heer [naam betrokkene] nooit naar gevraagd.”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 16
Ten aanzien van het bekend zijn bij de gemeente van de nevenfunctie van betrokkene wordt door de advocaat van betrokkene onder meer het volgende gesteld. De advocaat verwijst daarbij naar documentatie die hij aan BING heeft overhandigd: ‘U treft hierbij aan een kopie van het sub 1 genoemd voorblad, een kopie van de sub 2 genoemde verklaring alsmede een kopie van de sub 6 genoemde mededeling inzake openbare betrekkingen. In de sub 6 genoemde mededeling is ook de functie voorzitter ZLTO paddenstoelenteelt uitdrukkelijk vermeld. Uit de voormelde set blijkt onweerlegbaar dat [naam betrokkene] in ieder geval reeds op 9 maart 2006 mededeling van al zijn nevenfuncties (waaronder het ZLTO voorzitterschap) heeft gedaan. Zoals na de verkiezingen van 2009 het geval is geweest, zullen ook in de daaraan voorafgaande periode op de website van de Gemeente, althans op de elektronische data dragers van de gemeente, alle nevenfuncties vermeld zijn geweest. Uit de gegevens die in 2009 op de website zijn geplaatst blijkt zelfs dat het ZLTO voorzitterschap een bezoldigde functie is.’ Uit de door de advocaat aan BING overhandigde documenten blijkt dat betrokkene in 2006 bij zijn benoeming als raadslid zijn nevenfunctie bij de ZLTO heeft gemeld aan de gemeente. Wij merken daarbij op dat uit de betreffende documentatie niet kan worden afgeleid dat betrokkene in 2006 heeft gemeld dat het om een bezoldigde functie ging. Uit een print van de gemeentelijke website (d.d. 16-09-2009) blijkt dat de functie bij zijn nevenfuncties als raadslid vermeld was. Er was niet vermeld of het een bezoldigde functie betreft. Op de huidige website is bij zijn nevenfuncties als wethouder wel vermeld dat het een bezoldigde functie betreft. 6.3
Aanvraag inzake mogelijke verlenging wachtgelduitkering
Op 8 maart 2008 heeft betrokkene een brief gestuurd naar de gemeente inzake de beëindiging van het wachtgeld. In de brief beschrijft betrokkene zijn medische situatie en vraagt hij aandacht voor een mogelijke voortzetting van zijn uitkering vanwege mogelijke gedeeltelijke invaliditeit. Hij verwijst daarbij aan het eind van zijn brief naar een brief van Raet: “Indien nu blijkt dat genezing en of medische hulp niet meer mogelijk is, wil ik duidelijk stellen dat een mogelijke invaliditeit (na objectieve vaststelling) op basis van de brief van Raet (25%) zie bijlage aan de orde is c.q. kan zijn en ik derhalve dan ook recht wil doen gelden op voortzetting van mijn uitkering.” Over de gang van zaken verklaart betrokkene het volgende: “Mijn verzoek is tot stand gekomen toen ik op mijn loonstrook van Raet las dat in geval van invaliditeit, het mogelijk is verlenging van de wachtgelduitkering te krijgen. Ik ben in 2007 bij de huisarts geweest omdat ik gezondheidsklachten had. Ik ben toen doorverwezen naar een specialist. Met mijn klachten kon ik mijn werk niet meer doen.” Uit onderzoek van de betreffende documentatie, blijkt dat er inderdaad op de loonstrook (BING: een afschrift wachtgeldberekening) van Raet een dergelijke bepaling is opgenomen. Dit afschrift behoort bij een brief d.d. 12 februari 2008 die is gestuurd aan B&W van de gemeente Maasdriel. Op het afschrift staat onder meer: Betreft: beëindiging bruto-uitkering. Onder aan het afschrift is de volgende passage opgenomen: ‘Indien betrokkene tijdens de uitkeringsperiode voor 25% of meer algemeen invalide is geworden ontstaat recht op een voortgezette uitkering. Wij verzoeken u ons hierover te berichten.’
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 17
Betrokkene verklaart dat hij zich op dat moment niet heeft verdiept in de APPA regeling en/of overleg heeft gevoerd met iemand over de mogelijke verlenging van de wachtgelduitkering: “Nee, ik heb mij niet verdiept in de APPA regeling. Ik heb alleen per brief contact gehad met de heer [naam salarisadministrateur] over mijn aanvraag. Ik heb niet met een externe adviseur gesproken over mijn aanvraag. Er is alleen een onafhankelijk onderzoek gedaan naar mijn invaliditeit.” De salarisadministrateur verklaart het volgende over de aanvraag voor verlenging van de uitkering: “Dat is niet via mij gegaan. Ik heb gehoord dat er bij de afdeling P&O een aanvraag is binnengekomen van betrokkene. De Afdeling P&O heeft de aanvraag afgehandeld. Ik ben daar verder niet bij betrokken geweest. De brief van de heer [naam betrokkene] inzake de verlenging van de wachtgeldregeling verbaasde mij niet. Als je zo’n brief schrijft ben je op de hoogte van de APPA regeling. Ik kende de regels over invaliditeit op dat moment niet. Daarna heb ik niets meer gehoord met betrekking tot de aanvraag van de heer [naam,betrokkene].(…)” Wij merken daarbij op dat de voornoemde brief d.d. 8 maart 2008 was gericht aan het college ter attentie van de salarisadministrateur. De voormalig burgemeester verklaart dat betrokkene over het algemeen goed op de hoogte was van regelingen: “De heer [naam betrokkene] was over het algemeen goed op de hoogte van de regels. In mijn beleving kende de heer [naam betrokkene] de regels goed. Ik heb regelmatig contact met medewerkers van de gemeente Maasdriel. Ik heb gehoord dat de heer [naam betrokkene] een verlenging heeft aangevraagd voor zijn wachtgelduitkering. Daaruit blijkt dat hij op de hoogte is van de regelgeving inzake wachtgeld.” Betrokkene verklaart echter over zijn kennis inzake regelingen het volgende: “Ik maak mij niet druk om deze regelingen. Ik weet niet hoe alle regelingen in elkaar zitten. Ik ben begaan met de politiek, maar ik ken niet alle regelingen. Ik bemoei me daar niet mee. Ik bemoei mij thuis ook niet met de boekhouding, dat doen mijn vrouw en mijn accountant. Destijds wist ik niet eens dat de uitkering op mijn rekening werd gestort. Ik had de wachtgelduitkering niet nodig om rond te komen.” Uiteindelijk wordt de aanvraag tot verlenging van de wachtgelduitkering, op basis van onder meer onafhankelijk medisch onderzoek afgewezen door het college van B&W. Per brief d.d. 4 maart 2009 wordt betrokkene hierover door het college van B&W geïnformeerd. 6.4
Afspraken tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet
BING heeft geïnterviewden gevraagd naar de afspraken en communicatie tussen de gemeente Maasdriel en de uitvoerende organisatie over de wachtgeldregeling, in de periode dat betrokkene een wachtgelduitkering ontving. De salarisadministrateur verklaart dat er een contract bestond tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet: “Het contract tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet bestond al toen ik bij de gemeente Maasdriel kwam werken. De wachtgeldregeling is niet aan mij overgedragen. Ik weet dat er destijds een contract was, maar daar stond niet in wie er verantwoordelijk was voor de controle. Vorig jaar is de gemeente Maasdriel overgestapt naar PROambt. PROambt heeft gesprekken gevoerd met wethouders over de
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 18
wachtgeldregeling. Ook zijn er met PROambt afspraken gemaakt over de controle. PROambt onderneemt actie wanneer oud wethouders geen formulieren opsturen.” Een medewerker van de afdeling P&O verklaart hierover het volgende: “Ik heb geen contract gevonden tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet. Ik denk dat er wel afspraken zijn gemaakt tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte/Raet. Ik heb recent telefonisch met een medewerker van Raet gesproken. Raet geeft aan dat er geen overeenkomst was met de gemeente Maasdriel waarin stond dat Raet verantwoordelijk was voor het controleren van neveninkomsten van bestuurders. Volgens de contactpersoon van Raet was de afspraak dat Raet alleen verantwoordelijk was voor de berekening van de uitkering. Dit jaar hebben wij een overeenkomst afgesloten met PROambt. Oud wethouders moeten nu maandelijks een formulier invullen en opsturen. De medewerker van Raet heeft aangegeven dat er een dik dossier van de heer [naam de heer Y] is, met een aanvraagformulier en kwartaalformulieren. Het dossier van de heer [naam betrokkene] bevat echter alleen een aanvraagformulier voor de wachtgelduitkering. De contactpersoon van Raet heeft aangegeven dat Raet nooit kwartaalformulieren van de heer [naam betrokkene] heeft ontvangen. Volgens Raet had de gemeente Maasdriel de heer [naam betrokkene] hier op aan moeten spreken.” Volgens een medewerker van Raet is er, behalve het voornoemde aanvraagformulier, in al die jaren nooit een formulier ontvangen van of namens betrokkene. “In die gevallen wordt er dan ook geen actie ondernomen en blijft de hoogte van het wachtgeldregeling ongewijzigd.” De medewerker van Raet verklaart voorts aan BING dat met de gemeente Maasdriel was afgesproken dat de gemeente verantwoordelijk was voor de toezending van de formulieren en voor de controle hierop. Raet was alleen verantwoordelijk voor de wachtgeldberekening c.q. de vaststelling van de hoogte van deze uitkeringen. Dit blijkt ook uit een brief inzake inkomstenverklaringen (datum postmerk) die door Deloitte aan het college van B&W van Maasdriel is gezonden. In deze brief staat het volgende geschreven: ‘Geacht college, De berekening van de wachtgelduitkeringen worden door ons in uw opdracht verricht. Aangezien betrokkene naast deze uitkering tevens inkomsten geniet uit hoofde van andere c.q. vroegere betrekkingen, doen wij u bijgaand toekomen een aantal inkomstenverklaringen. Wij verzoeken u, na invullen door betrokkene, de gegevens op de verklaringen te controleren. U dient de verklaringen aan Deloitte & Touche terug te zenden, waarna de inkomsten in de wachtgeldberekeningen worden verdisconteerd. (…)’ Volgens de medewerker van Raet was er geen sprake van directe contacten met wethouders. De communicatie tussen Raet en de wethouders verliep volgens hem via de gemeente. Dit was conform de afspraak met de gemeente Maasdriel. Het opsturen van formulieren verliep volgens hem eveneens via de gemeente. Een andere medewerker van Raet verklaart eveneens dat met de gemeente Maasdriel was afgesproken dat de gemeente verantwoordelijk was voor de toezending van de formulieren en voor de controle hierop. Raet was alleen verantwoordelijk voor de wachtgeldberekening c.q. de vaststelling van de hoogte van deze uitkeringen. Als de hoogte van de wachtgelden moest worden aangepast, bijvoorbeeld op basis van wijzigingen in de CAO, dan werd dit door Raet gecommuniceerd aan de gemeente. Het was vervolgens aan de gemeente om daar dan de betreffende wethouder van op de hoogte te stellen.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 19
De salarisadministrateur verklaart over de communicatie tussen Deloitte/Raet en de oud-wethouders als volgt: “Ik heb in 2002 van Raet voor alle wethouders een setje van zes kwartaalformulieren inzake inkomsten gekregen. Deze formulieren hebben de oud wethouders gekregen. Ik heb nooit vernomen of de oud wethouders de betreffende formulieren wel of niet hebben ontvangen. De heer [naam de heer Y] is de enige die mij heeft gebeld om meer kwartaalformulieren op te vragen. De ingevulde kwartaalformulieren werden door de oud bestuurders rechtstreeks naar Deloitte gestuurd. Ik had daar geen zicht op. De communicatie tussen Deloitte en de oud bestuurders ging rechtstreeks en niet via de gemeente. Ik heb altijd gedacht dat Deloitte contact zou opnemen met oud bestuurders als de formulieren niet werden ingevuld. Via Deloitte/Raet kreeg ik de kwartaalformulieren of wijzigingen in de berekening van de uitkering toegestuurd. Vervolgens werd er door de gemeente een brief gestuurd naar de betreffende oud wethouder. De berekeningen van Deloitte/Raet kwamen bij ons binnen. Deloitte/Raet maakt de berekeningen van de uitkering en de gemeente zorgt voor de uitbetaling van de uitkering.” Volgens de heer Y verliep de communicatie inzake de kwartaalformulieren, in tegenstelling tot hetgeen de medewerkers van Raet hebben verklaard, altijd rechtstreeks via Deloitte/Raet: “Ik heb de aanvraag voor de uitkering getekend. Vervolgens heeft de heer [naam salarisadministrateur] aangegeven dat Deloitte mij zou benaderen. Deloitte heeft mij rechtstreeks kwartaalformulieren opgestuurd. Ik heb de kwartaalformulieren altijd ontvangen van Deloitte/Raet, dit is nooit via de gemeente Maasdriel gegaan. De ingevulde kwartaalformulieren heb ik altijd rechtstreeks naar Deloitte gestuurd. Dit is jaren zo gegaan. De APPA regeling is sinds kort gewijzigd. Een jaar geleden is de gemeente Maasdriel overgestapt naar PROambt. Nu moet ik maandelijks een formulier opsturen naar PROambt.” De heer Y verklaart niet te weten welke afspraken er bestonden tussen de gemeente Maasdriel en Deloitte: “Dat weet ik niet. Ik denk dat Deloitte alle gegevens moet controleren. Noch de gemeente Maasdriel, noch Deloitte hebben mij ooit gevraagd om nadere informatie te geven of stukken te overleggen. Ik heb geen idee wat er zou gebeuren als ik geen kwartaalformulieren zou invullen en opsturen.” De gemeentesecretaris verklaart dat hij vindt dat de externe organisatie verantwoordelijk is voor de controle op het opsturen van formulieren door oud bestuurders: “Ik vind dat de externe organisatie, Deloitte of Raet, de gemeente daarover had moeten verwittigen. Deloitte/Raet had de gemeente moeten informeren dat de heer [naam betrokkene] zijn kwartaalformulieren nooit heeft ingevuld. Dan had het college een duidelijk standpunt in kunnen nemen.” Een medewerker van Raet zegt hierover: “Met de gemeente Maasdriel hebben wij niet zulke afspraken gemaakt. Daardoor hebben wij ook nooit actie ondernomen in dit dossier. Als wij niet horen dat de uitkeringen moeten worden stopgezet of dat de bedragen moeten worden aangepast, dan ondernemen wij ook niets. De verantwoordelijkheid voor de controle lag bij de gemeente Maasdriel. Kennelijk heeft de gemeente echter die controle niet uitgevoerd.“ Volgens de medewerker van Raet is het uitvoeren van controles een extra service die kan worden verleend als daarover afspraken worden gemaakt met een gemeente: “Voor sommige gemeente voert Raet ook controles uit en draagt het bedrijf ervoor zorg dat de
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 20
kwartaalformulieren ook daadwerkelijk worden toegezonden. Dit is een extra administratieve service die Raet tegen betaling voor deze gemeenten uitvoert. De gemeente Maasdriel heeft kennelijk van deze service geen gebruik willen maken. In ieder geval heeft de gemeente Maasdriel daarvoor nooit opdracht gegeven aan Raet.” Volgens de gemeentesecretaris zijn er met de huidige uitvoerende organisatie afspraken gemaakt over het controleren: “Op dit moment hebben wij een overeenkomst met PROambt over de uitvoering van de wachtgeldregeling. Oud bestuurders moeten nu iedere maand een formulier inzake inkomsten opsturen naar PROambt. De exwethouders moeten nu actiever verantwoording afleggen en de communicatie tussen de gemeente, de uitvoeringsorganisatie en de oud bestuurders is nu strakker geregeld. De communicatie verloopt via PROambt. (…).” 6.5
Gebeurtenissen inzake terugbetaling wachtgelduitkering betrokkene
Op 18 mei 2010 zijn er schriftelijke vragen gesteld door het CDA en Groen Links met betrekking tot het wachtgeld en/of andere gemeentelijke uikering(en) van betrokkene. Een medewerker P&O verklaart hierover het volgende: “Op 18 mei 2010 zijn de eerste vragen gesteld door politieke partijen over de wachtgeldregeling. Op 11 juni 2010 hebben we alle vragen beantwoord. De vertrouwelijke gegevens over het wachtgeld van de voormalig wethouders lagen bij de griffie ter inzage. Ik heb voor het eerst op 10 augustus 2010 met de heer [naam betrokkene] gesproken over de wachtgeldregeling, tijdens het gesprek met de burgemeester. Tijdens dit gesprek heeft de heer [naam burgemeester] de heer [naam betrokkene] gevraagd of hij neveninkomsten heeft ontvangen in de periode dat hij wachtgeld ontving.” De medewerker P&O geeft aan dat betrokkene kennis heeft genomen van de vragen van politieke partijen over de wachtgeldregeling die op 18 mei 2010 zijn ingediend. De medewerker P&O geeft aan dat de vragen en de antwoorden op de vragen inzake de wachtgeldregeling zijn besproken in het college. Naar aanleiding hiervan heeft betrokkene niet het initiatief genomen om het college toen al actief in te lichten over zijn neveninkomsten en/of dat inkomsten mogelijk niet door hem waren opgegeven. Betrokkene bevestigt niets te hebben gedaan toen er vragen werden gesteld over zijn wachtgelduitkering: “Ik heb niets gedaan. Het is in het college aan de orde geweest. De gemeentesecretaris heeft aangegeven dat verrekening van de uitkering niet aan de orde was. Mijn neveninkomsten zijn niet ter discussie geweest. 10 augustus 2010 ben ik door de burgemeester aangesproken over mijn neveninkomsten. De burgemeester vertelde mij dat ik – ten onrechte – te veel wachtgeld zou hebben ontvangen. Ik heb toen aangegeven dat ik het bedrag terug zou betalen, omdat ik niet op de hoogte was van de regeling. Ik ben naar mijn accountant gegaan en heb hem gevraagd hoe ik dit moest regelen, omdat ik wel belasting heb betaald over het bedrag. Ik heb mijn accountant daarna hier niet meer over gesproken.” De gemeentesecretaris zegt over de aan hem toegeschreven opmerking in het kader van de wederhoor het volgende: “Met deze opmerking heb ik bedoeld, als ik hem al (zo) zou hebben gemaakt, dat over de wachtgeld uitkeringsperiode de gemeente niet in de wetenschap was dat [naam betrokkene] substantiële neveninkomsten had en dientengevolge voor de gemeente dan ook geen titel/aanleiding was om zijn wachtgeld hiermee te verrekenen.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 21
Kortom, wat men niet weet, daar kan men ook geen rekening mee houden en daarop handelen. De neveninkomsten zijn toen nimmer aan de orde geweest, omdat wij eenvoudigweg geen informatie hierover hadden. Met de neveninkomsten van [naam betrokkene] is de gemeente, zover ik dit weet, voor het eerst in augustus 2010 geconfronteerd geworden.” In het kader van wederhoor verklaart de advocaat van betrokkene ten aanzien van de opmerking van de gemeentesecretaris, dat verrekening van de uitkering niet aan de orde was, het volgende: ‘Daarmee bedoelde de secretaris dat er geen sprake was van eventueel opeisen door de gemeente van teveel ontvangen wachtgeld. Deze mededeling is van belang omdat het een van de redenen is waarom [naam betrokkene] niet uit eigener beweging een verrekening heeft aangeboden Ik mis in uw bevindingen de bevestiging van de andere aanwezige wethouders dat deze mededeling daadwerkelijk is gedaan. Navraag heeft mij namelijk geleerd dat de gemeentesecretaris dat niet een keer maar zelfs twee keer heeft verklaard tijdens dat overleg.’ De gemeentesecretaris zegt in het kader van de wederhoor voorts het volgende: Indien deze opmerking is gemaakt, dan is deze gemaakt na 10 augustus 2010 en niet in de periode van de wachtgelduitkering aan [naam betrokkene]. Verder heb ik hierboven aangegeven dat de gemeente in deze "wachtgeldperiode" geen informatie van [naam betrokkene] heeft ontvangen over zijn neveninkomsten en dientengevolge dan ook geen verrekening/correctie van de wachtgeldhoogte kon plaats vinden. Nadat sprake was van neveninkomsten, is de gemeente bij monde van de burgemeester direct overgegaan tot verrekening c.q. het terug ontvangen van het teveel uitbetaalde wachtgeld aan [naam betrokkene]. Naar aanleiding van het voornoemde gesprek op 10 augustus 2010 stuurt de burgemeester een brief (d.d. 11 augustus 2010) aan betrokkene, waarin hij de in het gesprek gemaakte afspraken bevestigt. Deze brief is als bijlage bij het rapport gevoegd. Uit de brief volgt dat betrokkene in het gesprek met de burgemeester niet zou hebben betwist dat hij zijn neveninkomsten (verkregen vanuit zijn functie als voorzitter van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie) niet heeft gemeld aan de gemeente Maasdriel. In de brief staat tevens dat afgesproken zou zijn dat het volledige bedrag dat betrokkene op grond van artikel 134 APPA te veel heeft ontvangen, door betrokken zal worden terugbetaald. Uit de brief volgt dat betrokkene deze voornoemde inkomsten wel zou hebben gemeld bij de belastingdienst. Het aan BING ter beschikking gestelde dossier bevat een drietal brieven van de ZLTO aan de betrokkene waarin hem wordt gemeld wat door het ZLTO het voorgaande jaar (respectievelijk 2006, 2007 en 2008) aan bedragen is uitbetaald voor verrichte werkzaamheden en diensten. De advocaat van betrokkene verklaart het volgende inzake de terugbetaling van wachtgeld: “De heer [naam betrokkene] heeft uit eigen beweging gezegd dat hij het bedrag wil terugbetalen. De heer [naam betrokkene] heeft vervolgens overleg gevoerd met zijn accountant over de fiscale consequenties hiervan. Op dit moment is betrokkene het bedrag al aan het terugbetalen. De heer [naam betrokkene] heeft in 2006 zijn neveninkomsten gemeld bij de heer [naam salarisadministrateur]. De gemeente heeft de uitkering aan de heer [naam betrokkene] uitbetaald, terwijl de heer [naam betrokkene] nooit kwartaalformulieren heeft opgestuurd. Dat vind ik wonderbaarlijk. Voor wat betreft de stelling dat [naam betrokkene] mondeling opgave heeft gedaan, verwijs ik – mede gelet op het feit dat de gemeente ondanks het ontbreken van door [naam betrokkene] ondertekende kwartaalopgaven – ter zake van de bewijslast met betrekking tot voormelde mededeling naar het reeds hiervoor geciteerde arrest. Dit omverminderd het
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 22
feit dat er sprake is van ongelijke behandeling door de gemeente Maasdriel, waardoor betrokkene in een ongelijke bewijspositie is gekomen. Ongelijke behandeling in ongelijke gevallen is onbetamelijk en mag nimmer ten nadele van betrokkene komen. Met betrekking tot de door de gemeente gepretendeerde verplichting tot terugbetaling van het door de gemeente aan [naam betrokkene] teveel betaalde wachtgeld verwijs ik naar hetgeen in een soortgelijk geval reeds door de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep is bepaald. De Centrale Raad van Beroep heeft reeds herhaaldelijk bepaald dat- als de overheid zelf een fout heeft gemaakt door teveel te betalen (terwijl de betreffende ontvanger wist dat er iets fout was maar niets gezegd heeft) en het daarnaast primair te wijten aan de gebrekkige controle van de overheid dat die fout zolang heeft voortgeduurd (zoals ook in casu het geval is geweest) de overheid dit niet aan de ander kan verwijten en in redelijkheid niet het teveel betaalde kan terugvorderen. (zie onder meer BA1788, Datum uitspraak 2007-03-15. Datum gepubliceerd 2007-03-29, Rechtsgebied Ambtenarenrecht, Soort Procedure Hoger beroep, Instantie Centrale Raad van Beroep, Zaaknummers 05/1496 AW). Ik moet de heer [naam betrokkene] daarom adviseren de - op grond van dwaling tot stand gekomen - afspraak inzake de terugbetaling te vernietigen.” Betrokkene geeft aan dat hij het geld wel wil terugbetalen: “Wat mij niet toekomt, wil ik niet hebben.” Voorts verklaart betrokkene dat hij niet vindt dat er zaken zijn, die hij anders had moeten aanpakken: “Nee. Dat vind ik niet. Ik mag ervan uitgaan dat er deskundige mensen bij de gemeente Maasdriel werken die mij juist adviseren.” De advocaat van betrokkene voegt hier aan toe: “De wet zegt dat de gemeente van rechtswege wachtgeld moet uitkeren. De heer [naam betrokkene] hoeft hier zelf niets voor te doen. Het is niet verplicht om een aanvraag te doen voor het verkrijgen van wachtgeld. Veranderingen in inkomsten moet de heer [naam betrokkene] wel melden. Dat staat in de wet. De heer [naam betrokkene] heeft dat gedaan. De vraag is alleen hoe de heer [naam betrokkene] dat kan bewijzen. Door een ongelijke behandeling is betrokkene in zijn bewijspositie geschaad. De heer [naam betrokkene] heeft ook geen aanvraagformulier ontvangen van de gemeente. Als de heer [naam salarisadministrateur] aangeeft dat hij de heer [naam betrokkene] wel een aanvraagformulier heeft gegeven, moet hij dat maar bewijzen. De gemeente heeft de uitkering uitbetaald zonder dat er formulieren zijn ingevuld door de heer [naam betrokkene] en dat is in ieder geval een verwijtbare fout die als “gebrekkige controle” voor rekening van de heer [naam salarisadministrateur] behoort te komen.”
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 23
7.
Beoordeling
7.1
Inleiding
De doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van helderheid met betrekking tot de feiten en een beoordeling van die feiten. Het onderzoek van BING dient antwoord te geven op de vraag of betrokkene in deze casus integer heeft gehandeld. In dit hoofdstuk zullen wij onze beoordeling geven van onderhavige casus. Alvorens hierop in te gaan, maken wij de volgende kanttekening. Uit de bevindingen, zoals weergegeven in het vorige hoofdstuk, volgt dat in de onderhavige kwestie een aantal tegenstrijdige verklaringen is afgelegd. Tevens zijn er verklaringen afgelegd die, op grond van het dossier en andere verklaringen, niet juist kunnen zijn. Daarnaast kan een aantal geïnterviewden zich bepaalde zaken niet meer herinneren. Dit alles heeft een eenduidige reconstructie van het proces bemoeilijkt.
7.2
Overwegingen en vaststellingen
Betrokkene is in 2002 afgetreden als wethouder, waardoor hij recht kreeg op een uitkering in het kader van de APPA. Een paar maanden na zijn aftreden, is de gemeente gestart met het betalen van het wachtgeld. Gedurende de hele periode dat betrokkene wachtgeld heeft ontvangen, was hij raadslid van de gemeente Maasdriel. Uit de bevindingen volgt dat de gemeente Maasdriel niet kan aantonen dat zij betrokkene in 2002 (na zijn aftreden als wethouder) heeft geïnformeerd over de vereisten c.q. de voorwaarden voor het verkrijgen van een wachtgelduitkering. De verklaringen van de salarisadministrateur hierover kunnen niet worden onderbouwd met schriftelijke ‘bewijsstukken’ en/of correspondentie. Daarnaast zijn er geen andere ambtenaren/bestuurders van de gemeente die kunnen bevestigen dat de salarisadministrateur (of een andere ambtenaar/bestuurder) betrokkene hierover heeft ingelicht. Ook kan niet worden aangetoond dat de gemeente (i.c. de salarisadministrateur) betrokkene heeft aangesproken op het niet invullen c.q. niet ondertekenen van formulieren ter verkrijging van het wachtgeld. Überhaupt kan niet worden vastgesteld of betrokkene deze formulieren ooit in zijn bezit heeft gehad. Volgens de salarisadministrateur heeft hij deze formulieren aan betrokkene doen toekomen. Naar zijn zeggen heeft betrokkene hierop nooit gereageerd, ondanks zijn herhaald aandringen. Dit wordt ontkend door betrokkene. De salarisadministrateur verklaart dat hij uiteindelijk zelf het ‘aanvraagformulier’ heeft ingevuld, ondertekend en opgestuurd naar Deloitte. Door Deloitte is vervolgens een wachtgeldberekening gemaakt, waarna de gemeente is gestart met het betalen van de uitkering. Wij merken hierbij op dat de heer Y, die op hetzelfde moment als betrokkene is afgetreden als wethouder van de gemeente Maasdriel en eveneens recht had op een wachtgelduitkering, verklaart dat hij wel is geïnformeerd door de gemeente over de voorwaarden en vereisten voor het verkrijgen van wachtgeld. Hij heeft al die jaren, volgens betrokken ambtenaren en medewerkers van Deloitte/Raet, ook steeds aan zijn verplichtingen – voorkomend uit de APPA regeling – voldaan. Betrokkene diende, conform voorschriften dienaangaande, ieder kwartaal een formulier (kwartaalverklaring) op te sturen naar de uitvoeringsinstantie (Deloitte/Raet), al dan niet via de gemeente. Betrokkene heeft dit nooit gedaan. Hij verklaart niet op de hoogte te zijn geweest van deze verplichting. Door de gemeente (i.c. de salarisadministrateur) kan niet worden aangetoond dat de gemeente betrokkene heeft gewezen op de verplichting tot het opsturen van kwartaalopgaven. Evenmin kan de gemeente aantonen dat zij betrokkene heeft aangesproken op het niet voldoen aan deze verplichting.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 24
Op grond van de APPA had de uitkering kunnen worden stopgezet. Dat is niet gebeurd. Zowel de gemeente als Deloitte/Raet hebben dienaangaande nooit aantoonbaar actie ondernomen. Daarbij merken wij op dat er veel onduidelijkheid bestaat over de werkafspraken tussen Deloitte/Raet en de gemeente Maasdriel. De gemeente kan geen document/contract overhandigen waarin afspraken met Deloitte/Raet waren vastgelegd. Bij de gemeente ging men er vanuit dat Deloitte/Raet actie zou ondernemen , als zaken mogelijk niet in orde waren. De geïnterviewde medewerkers van Deloitte/Raet stellen zich op het standpunt dat men alleen verantwoordelijk was voor de berekening van het wachtgeld en niet voor de controle op een juiste opgave en het daadwerkelijk opsturen van de vereiste formulieren. Betrokkene heeft van 2006 t/m 2008 inkomsten genoten (uit hoofde van een functie bij ZLTO) die niet zijn verrekend met zijn wachtgelduitkering. Door betrokkene wordt niet betwist dat hij deze inkomsten heeft genoten en dat, gelet op de APPA, een verrekening wel had moeten plaatsvinden. Op grond van de artikelen 134 en 134a APPA was betrokkene verplicht melding te maken van deze inkomsten bij het college van B&W. Betrokkene verklaart dat hij het gemeld heeft aan de salarisadministrateur van de gemeente. Dit wordt ontkend door de salarisadministrateur. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat betrokkene in 2006 bij zijn benoeming als raadslid van de gemeente Maasdriel opgaaf heeft gedaan aan de gemeente van zijn nevenfunctie bij de ZLTO. Dit in verband met de verplichte opgave van nevenfuncties in het kader van artikel 12 Gemeentewet. Niet kan worden aangetoond dat hij daarbij heeft gemeld dat het ging om een bezoldigde nevenfunctie. Betrokkene kan zijn verklaring, dat hij de gemeente i.c. de salarisadministrateur heeft ingelicht over zijn ‘nieuwe inkomsten’, niet onderbouwen met bewijs. Hij heeft een en ander niet schriftelijk vastgelegd c.q. bevestigd. Doordat geen verrekening heeft plaatsgevonden met zijn wachtgelduitkering, heeft betrokkene teveel wachtgeld ontvangen.
7.3
Beoordeling
Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat een wachtgelduitkering dient als een uitkering ter compensatie c.q. vervanging van weggevallen inkomsten. Ook mag het naar onze mening als bekend worden verondersteld dat aan een uitkering voorwaarden zijn verbonden. Van een bestuurder (oud wethouder/raadslid) van een gemeente mag in dat opzicht naar onze mening meer worden verwacht dan van een gemiddelde burger. Dit mede gelet op zowel de kwetsbaarheid van een functie in het openbaar bestuur als de voorbeeldfunctie van bestuurders. Naar onze mening heeft betrokkene gehandeld in strijd met de volgende kernbegrippen van bestuurlijke integriteit: openheid en zorgvuldigheid. Dit zullen wij hieronder toelichten. Deze kernbegrippen komen voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en zijn opgenomen in de modelgedragscode voor bestuurders van de VNG en recentelijk ook in de gedragscode van Maasdriel. Deze beginselen golden reeds alvorens sprake was van bestuurlijke gedragscodes. Het handelen van betrokkene kan daarom - naar onze mening - in redelijkheid worden beoordeeld in het licht van deze kernbegrippen. De begrippen worden in gedragscodes als volgt omschreven: Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegreden daarbij. Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 25
Betrokkene heeft zijn nevenfunctie in het kader van zijn raadslidmaatschap bij de gemeente gemeld. Niet vaststaat echter dat hij gemeld heeft dat het een bezoldigde functie betreft of dat hij de nieuwe inkomsten aan het college of de behandelend ambtenaar heeft gemeld in het kader van de uitvoering van de APPAregeling. Naar onze mening heeft betrokkene in onderhavige kwestie niet zorgvuldig gehandeld. Betrokkene had zich op de hoogte moeten stellen van de bepalingen uit de APPA c.q. de bepalingen inzake een wachtgelduitkering. Hij had moeten begrijpen dat aan het ontvangen van een dergelijke uitkering voorwaarden waren verbonden. Betrokkene had zich er tevens van moeten vergewissen wat de gevolgen van nieuwe inkomsten voor zijn uitkering zouden zijn. Naar onze mening kan betrokkene zich niet verschuilen achter de salarisadministrateur: hij heeft hierin, zeker als raadslid en oud wethouder, een eigen verantwoordelijkheid. Door een uitkering te aanvaarden zonder zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden en zonder zelf na te gaan wat de gevolgen zijn van bijverdiensten, heeft betrokkene die verantwoordelijkheid niet genomen. Wij achten dat niet zorgvuldig. In de zin van het kernbegrip: overheidsorganen en -bestuurders vragen van uitkeringsgerechtigden ander gedrag. In de zin van het spraakgebruik: betrokkene had met meer zorg en nauwkeurigheid moeten handelen. Daarnaast is het feit dat de inkomsten niet schriftelijk/aantoonbaar zijn gemeld aan het college van B&W naar onze mening zowel onzorgvuldig als strijdig met de vereiste openheid. Het draagt niet bij aan de mogelijkheid om verantwoording af te leggen over (de communicatie met betrekking tot) de uitkering die betrokkene van de gemeente heeft genoten. Op het moment dat de uitkering in 2008 afliep, heeft betrokkene aan het college aangegeven dat hij recht wil doen gelden op voortzetting van zijn uitkering, indien na objectieve vaststelling sprake blijkt van gedeeltelijke invaliditeit. Dit heeft hij schriftelijk gedaan. Betrokkene heeft hiermee naar onze mening de schijn gewekt dat hij wel degelijk op de hoogte was van de APPA regeling en bijhorende voorwaarden zoals de mogelijkheid tot verlenging van de uitkering. Het optreden van betrokkene in relatie tot zijn wachtgelduitkering is daarmee op z’n minst onevenwichtig. Naar onze mening kan de gemeente Maasdriel ook het nodige worden aangerekend. De uitvoering van de APPA regeling bij de gemeente Maasdriel was niet goed georganiseerd. Zo waren de werkafspraken met Deloitte/Raet, als die al bestonden, kennelijk niet voor betrokken ambtenaren en bestuurders duidelijk. De gemeente kan bovendien niet aantonen dat betrokkene door de gemeente Maasdriel op zorgvuldige wijze is geïnformeerd over de regeling en de bijbehorende voorwaarden. Evenmin kan de gemeente aantonen dat zij betrokkene heeft aangesproken op het niet nakomen van verplichtingen voortkomend uit de APPA.
8.
Tot slot
Wij vertrouwen er op hiermede aan de opdracht te hebben voldaan en zijn gaarne bereid tot nadere toelichting. Ons rapport mag uitsluitend aangewend worden ten dienste van de doelstelling van het onderzoek. Hoogachtend,
P. Werkman Directeur
Onderzoek dossier wachtgeldregeling | 2 november 2010 | 26