___
Gemeente Kampen Projectbesluit
Recreatiewoningen Ganzendiep
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 1 van 44
Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Opzet van de toelichting 2 Huidige situatie 2.1 plangebied 2.2 Ruimtelijke aspecten 2.3 Functionele aspecten 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 4 Milieu- en omgevingsaspecten 4.1 Milieuaspecten 4.2 Water 4.3 Ecologie 4.4 Archeologie 5 Juridische regeling 5.1 Algemeen 5.2 Nadere toelichting voorschriften 6 Uitvoerbaarheid
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 2 van 44
3 3 4 5 5 8 10 11 11 11 17 19 19 21 24 26 28 28 28 30
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep' Op 8 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen besloten de vigerende bestemmingsplannen voor het recreatiegebied Ganzendiep te herzien. Hiertoe is de bestemmingsplanprocedure opgestart om te komen tot een nieuw en actueel bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep'. Het ontwerpbestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep' is op 16 juni 2009 ter inzage gelegd, waarbij een ieder in de mogelijkheid is gesteld om zienswijzen in te dienen. Er zijn in totaal 47 zienswijzen ingediend. Uit een aantal zienswijzen is naar voren gekomen dat het op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' mogelijk is om recreatiewoonschepen binnen de bestemming 'Recreatieve doeleinden' neer te leggen. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het niet gewenst deze mogelijkheid ook in het bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep' op te nemen. Het college is dan ook voornemens de raad voor te stellen het innemen van een ligplaats met een recreatiewoonschip binnen het bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep' als strijdig gebruik aan te merken. Echter, dit brengt een risico op planschade met zich mee. Gelet hierop heeft het college op 12 januari 2010 besloten om de eigenaren van de recreatiepercelen gedurende een jaar in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het nu nog geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. De bestemmingsplanprocedure wordt tijdens dit jaar aangehouden.
Noodzaak en reikwijdte projectbesluit 'Recreatiewoningen Ganzendiep' Om toch tegemoet te komen aan de diverse bouwaanvragen op basis van de bouwmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan welke door de eigenaren van de percelen voorbereid worden of al zijn ingediend, is dit projectbesluit opgesteld. In dit projectbesluit wordt een nieuwe set bouwvoorschriften gegeven voor de bouw van kampeermiddelen, recreatiewoningen en bijbehorende bijgebouwen, uitbouwen, aanbouwen en overkappingen en andere bouwwerken. Deze bouwvoorschriften zijn gebaseerd op het ontwerpbestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep'. Op basis van het projectbesluit kunnen bouwvergunningen worden afgegeven. Het projectbesluit treedt, voor zover het afwijkt van het geldende bestemmingsplan, op grond van artikel 1.1 onder f. van de Wet ruimtelijke ordening in plaats van dit bestemmingsplan. De voorschriften op het gebied van afmetingen, plaats of maatvoering van bouwwerken zoals die zijn gegeven in het bestemmingsplan 'Buitengebied' in de bestemming 'Recreatieve doeleinden' worden vervangen door de voorschriften uit dit projectbesluit. Omdat het projectbesluit enkel de voorschriften op het gebied van bouwen vervangt, worden zaken als het graven van insteekhavens, het aanleggen van recreatiewoonschepen en het gebruik van de gronden niet in dit projectbesluit geregeld.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 3 van 44
1.2 Opzet van de toelichting Dit projectbesluit is na dit hoofdstuk als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. Daarbij wordt ingegaan op de historie van het gebied, de ruimtelijke en de functionele aspecten. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Eventueel sectoraal beleid komt binnen de overige beleidskaders aan de orde. Hoofdstuk 4 behandelt de milieu- en omgevingsaspecten, waaronder geluid, water, ecologie en archeologie. Hoofdstuk 5 gaat verder in op de uitvoerbaarheid van het plan, daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de grondexploitatie, de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 4 van 44
2 Huidige situatie Het hierna volgende hoofdstuk geeft een beeld van de huidige situatie binnen het plangebied. Daarbij wordt ingegaan op zowel de historie als de ruimtelijke en functionele aspecten. Omdat dit projectbesluit hoofdzakelijk een behoudend karakter heeft, is de bestaande situatie een belangrijke basis voor de juridisch-planologische regeling.
2.1 plangebied Ligging plangebied Het recreatiegebied Ganzendiep is gelegen aan de noordwestzijde van IJsselmuiden. Het recreatiegebied ligt in een strook in twee gebieden langs het water Ganzendiep en wordt hierdoor begrensd. Er zijn twee delen met recreatiewoningen aan de oostzijde van het Ganzendiep. De begrenzing op de wal is afhankelijk van de kadastrale perceelsgrenzen, het vigerende bestemmingsplan en de grenzen van de Ecologische Hoofdstructuur.
Vigerend bestemmingsplan Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied is “Buitengebied, deel IJsselmuiden” (vastgesteld op 8 november 1993, gedeeltelijk goedgekeurd op 21 juni 1994). Het bestemmingsplan “Buitengebied, deel IJsselmuiden” ligt op het deel van het plangebied ten oosten van het water Ganzendiep. In dit bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied bestemd voor “recreatieve doeleinden”. Hierin is opgenomen dat per perceel ten hoogste één kampeermiddel is toegestaan. De toegestane afmetingen zijn gebaseerd op de, ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan, geldende Kampeerwet.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 5 van 44
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 6 van 44
2.2 Ruimtelijke aspecten Historie van het plangebied Op topografische kaarten uit 1974 is al te zien dat er percelen aan het Ganzendiep in gebruik waren. Tussen de periode 1964 en 1974 is een groot deel van de bestaande wegenstructuur welke als ontsluiting van het recreatiegebied dient, aangelegd.
Op de topografische kaart uit 1988 is te zien dat het recreatiegebied en de wegenstructuur de huidige vorm en grootte heeft gekregen.
Bestemmingsplan Buitengebied In 1993 zijn de geplaatste recreatiemiddelen opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied (IJsselmuiden)’. In het kader van deze opname in het bestemmingsplan heeft een inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Verklaringen van geen bezwaar In maart 2005 is door de gemeente aan de provincie Overijssel verzocht om een verklaring van geen bezwaar af te geven voor de bouw van kampeermiddelen tot 50 m2 en de bouw van recreatiewoningen tot 200 m3. Aanleiding voor dit verzoek was het feit dat het recreatiegebied van karakter is veranderd. Veel van de aanwezige kampeermiddelen hebben meer het karakter van recreatiewoningen. Ook zijn in de loop der tijd door Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 7 van 44
samenvoeging grotere percelen ontstaan. Hiernaast was er bij de eigenaren vraag naar ruimere bouwmogelijkheden. Op 11 mei 2005 is door de provincie een algemene verklaring van geen bezwaar afgegeven voor de bouw van kampeermiddelen tot 50 m2 en op 18 november 2005 een algemene verklaring voor de bouw van recreatiewoningen tot 200 m3. Gelet op deze verklaringen zijn in de periode november 2005 tot november 2007 diverse vrijstellingen verleend voor de bouw van recreatiewoningen.
Ruimtelijke structuur Het plangebied is gelegen langs het water Ganzendiep (zie foto’s). Dit water is in belangrijke mate structurerend geweest voor de ligging en hoofdstructuur van het recreatiegebied. Het gebied ligt in een strook in twee gebieden langs het water. De percelen in het plangebied zijn hoofdzakelijk haaks, of onder scherpe hoek, op het water gericht. In de meeste gevallen hebben de percelen een overeenkomstige breedte. De diepte van de percelen varieert echter wel, de meest opvallende afwijking zijn de percelen met recreatiewoningen in het centrale deel van het plangebied. Deze percelen hebben een beduidend grotere diepte, sommige tot 100 meter diep. Bovendien zijn deze percelen smaller dan de overige percelen met recreatiewoningen. De plaatsing van de recreatiewoningen op de percelen varieert onderling. Wel is op vrijwel alle percelen de, al in het bestemmingsplan “Buitengebied, deel IJsselmuiden”, opgenomen bebouwingsvrije zone langs het water aangehouden. Hierdoor staan de recreatiewoningen in ieder geval 10 meter van het water verwijderd (zie ook foto’s).
Bebouwing De recreatiewoningen hebben een variabele oppervlakte. In hoofdzaak zijn de recreatiewoningen niet breder dan 5 meter en niet langer dan 10 meter. Deze woningen variëren ook in hoogte, maar zijn nooit hoger dan 3,5 meter. De volumes in het plangebied zijn relatief klein.
Ontsluiting Het plangebied wordt over de weg ontsloten via twee entrees. De recreatiewoningen zijn te bereiken via Grafhorst en via de Bergweg, een zijweg van de Grafhorsterweg, die van de Frieseweg naar Grafhorst loopt. Bij de recreatiewoningen is sprake van een soort circulaire weg, met zijtakken die individuele kavels ontsluiten. Deze zijtakken lopen dood. De ontsluitingswegen bij de recreatiewoningen zijn gericht op een extensief gebruik. Ze bestaan hoofdzakelijk uit halfverharde of tweesporige zandpaden, met een geringe breedte. De breedte varieert tussen circa 3 en 3,5 meter.
Groen en water Het plangebied ligt midden in het Nationaal landschap IJsseldelta en is dus hoofdzakelijk omgeven door landerijen en water. In de omgeving van het plangebied is sprake van een Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 8 van 44
meer open landschap, met hoofdzakelijk weilanden. In het gebied tussen het plangebied en Grafhorst gaat het om een kleinschalig landschap, met een kleine onregelmatige strokenverkaveling. In het gebied ten westen van het plangebied is sprake van een meer grootschalig landschap, met een onregelmatige blokverkaveling. Groen In het plangebied zelf is op de percelen ook sprake van groen en water. Bij de recreatiewoningen gaat het om groen in de vorm van tuinen. Deze tuinen bestaan hoofdzakelijk uit grasland, met zo nu en dan bomen en/of struiken. Naburige tuinen worden onderling van elkaar gescheiden door een haag. Ook de begrenzing naar de ontsluitingsweg bestaat uit een groene afscherming. Water Door de aanwezigheid van het Ganzendiep zijn op enkele percelen bij de recreatiewoningen insteekhaventjes aangelegd. De insteekhavens variëren qua afmeting van elkaar. Wanneer geen insteekhaventje is aangelegd, zijn in veel gevallen bij de percelen met recreatiewoningen aanlegsteigers gebouwd. Deze variëren in lengte, hoogte en materiaalgebruik.
2.3 Functionele aspecten De hoofdfunctie in het plangebied is recreatie, voornamelijk verblijfsrecreatie. De eerder beschreven afmetingen van de recreatiewoningen en de ontsluiting benadrukken een meer extensief gebruik. Het Ganzendiep heeft zowel een recreatieve als een ecologische functie. Door de ligging van het plangebied aan het Ganzendiep kan op een optimale wijze gebruik worden gemaakt van de recreatieve functie. De ecologische functie vraagt extra aandacht. Dit komt terug in de hierna volgende hoofdstukken. Voor de voorzieningen als supermarkten en kerken zijn de recreanten uit het plangebied aangewezen op de voorzieningen die in IJsselmuiden en Kampen aanwezig zijn. Door de nabije ligging van deze plaatsen is er voor de recreanten een voldoende voorzieningenniveau beschikbaar.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 9 van 44
3 Beleidskader
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 10 van 44
3.1 Rijksbeleid Nota Ruimte, ruimte voor ontwikkeling (2006) De Nota Ruimte bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen: a. versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; a. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; a. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; a. borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten). Voor dit plan is vooral punt c van belang, gericht op de waarborging en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. Het plangebied ligt namelijk in het Nationaal Landschap IJsseldelta. In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt (‘ja, mits’-regime). Omdat er binnen dit projectbesluit geen nieuwe (grootschalige) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, passen de uitgangspunten van dit projectbesluit binnen de hiervoor genoemde doelstelling van de nota Ruimte. De provincie is verantwoordelijk voor een nadere uitwerking van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Deze nadere uitwerking wordt in de hierna volgende paragraaf besproken.
3.2 Provinciaal beleid
Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen Een groot deel van de inhoud van het projectbesluit is gebaseerd op de ten tijde van het opstellen van toepassing zijnde provinciale beleidstuk ‘Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen’. Inmiddels is dit beleid vervangen door de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Aangezien de inhoud wel belangrijk is om de uitgangspunten van het projectbesluit te begrijpen, wordt toch kort op het beleid ingegaan. In de Handreiking (versie tot en met september 2008) wordt het in het toenmalige streekplan 2000+ geformuleerde beleid geconcretiseerd. Voor verblijfsrecreatie, recreatiewoningen en kampeerterreinen zijn de volgende criteria opgenomen:
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 11 van 44
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 12 van 44
Qua maatvoering is aangesloten bij dit beleid. In het projectbesluit worden recreatiewoningen van maximaal 250 m3 toegestaan en kampeermiddelen tot 60 m2. Vrijstaande bijgebouwen worden uitgesloten. Hiernaast wordt er in het projectbesluit en het bijbehorende beeldkwaliteitplan gestreefd naar een kwaliteitsimpuls van de omgeving.
Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta Zoals eerder beschreven zijn in de Nota Ruimte verschillende Nationale Landschappen aangewezen en het plangebied ligt in één daarvan; het Nationaal Landschap IJsseldelta. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. De opgave voor het gebied IJsseldelta is in eerste instantie uitgewerkt in een ontwikkelingsperspectief. Daarna volgt uitwerking in een uitvoeringsprogramma. Het gebied IJsseldelta heeft drie kernkwaliteiten, namelijk: - de grote mate van openheid; - de oudste rationele, geometrische verkaveling; - reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen. Het plangebied ligt in het rivierenlandschap en heeft aan de westzijde het Kampereiland (zie figuur 5). Het rivierenlandschap wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en openheid en het Kampereiland door openheid. Herkenbare structuren van het rivierenlandschap, die ook in het plangebied herkenbaar zijn, zijn meanderende rivieren, uiterwaarden, contrastrijke randen, dijken en historische kernen.
Uitgangspunt binnen Nationale Landschappen is het behoud van de genoemde kernkwaliteiten van het landschap. Voor het ruimtelijke beleid geldt ‘behoud door ontwikkeling’ als uitgangspunt. Dit betekent dat de gebieden zich sociaaleconomisch Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 13 van 44
voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt. Dit wordt ook wel het ’ja, mits’-regime genoemd. Met betrekking tot recreatie wordt gesteld dat de recreatieve kracht van historische kernen aan het water benut en verbreed moet worden. De fronten aan het water moeten daarbij vooral versterkt worden. Meer concreet wordt daarbij gedacht aan de realisatie van picknickplaatsen, fietspaden en pontjes langs bijvoorbeeld het Ganzendiep. Ook wordt de herstructurering van het recreatielint bij Seveningen, in combinatie met versterking van het bijzondere karakter van het Ganzendiep, genoemd. Een kleine haven in Grafhorst aan het Ganzendiep kan bijvoorbeeld de variatie aan ligplaatsen in het gebied verder vergroten. Het behoud en de versterking van de recreatieve functie, door het mogelijk maken van kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen op het recreatiegebied Ganzendiep past binnen het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta. Hier komt bij dat de ruimtelijke onwikkelingen gepaard moeten gaan met een goede ruimtelijke inpassing, zoals o.a. neergelegd in het beeldkwaliteitsplan ‘recreatiegebied Ganzendiep’ en in de randvoorwaarden die in het projectbesluit zijn neergelegd.
Uitvoeringsplan toerisme 2008 – 2011 In mei 2008 heeft de provincie Overijssel dit uitvoeringsplan opgesteld. Toerisme wordt in de provincie een steeds belangrijkere economische sector. Hoofddoel van het provinciale toeristische beleid is: “Het waarborgen van een voor toeristen en recreanten onweerstaanbaar Overijssel met een gezonde sector en een flinke groei van de werkgelegenheid”. Doel van het uitvoeringsprogramma is te laten zien hoe invulling kan worden gegeven aan een verder versterking van de economische toestand van de sector toerisme. In eerste instantie is hiervoor per regio bepaald wat de bestaande kwaliteiten zijn, op basis van de volgende aspecten: basiskwaliteiten, kennis en innovatie, promotie en marketing. Voor deze aspecten worden globale beleidslijnen voor de toekomst aangegeven. Deze geven geen concrete aanwijzingen voor de verblijfsrecreatie in het plangebied.
Omgevingsvisie Provincie Overijssel In 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel een omgevingsvisie opgesteld. In deze integrale omgevingsvisie wordt richting gegeven aan de ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel en wordt tegelijk ruimte geboden aan gemeenten voor lokale keuzes. De omgevingsvisie is tevens een milieubeleidsplan, verkeers- en vervoersplan, een regionaal waterplan en een bodemvisie. In navolging van de omgevingsvisie heeft GS een omgevingsverordening opgesteld. De ontwerpomgevingsverordening is ter visie gelegd.
Verblijfsrecreatie In de omgevingsvisie Overijssel 2009 is in hoofdstuk 4.2.3 ‘Toerisme en vrije tijd’ de ambitie opgenomen om ontwikkelingsmogelijkheden voor en kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding te bieden. De provincie biedt ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van de bestaande verblijfsaccomodaties, onder voorwaarden van generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, SER-ladder), ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Permanente bewoning van recreatiewoningen en -verblijven wordt tegengegaan. Buiten de in het gebiedsperspectief voor Noordwest-Overijssel aangewezen mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccomodaties is er geen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen, tenzij er sprake is van een innovatief concept of indien de realisering van de recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls van bestaande recreatieterreinen.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 14 van 44
Het recreatiegebied Ganzendiep is een bestaand recreatiegebied, waardoor geen sprake is van een nieuwe verblijfsaccomodatie. In het projectbesluit wordt een kwaliteitsverbetering van het gebied nagestreefd, met als uitgangspunten clustering van bebouwing, het stimuleren van een groene aankleding van het gebied en het bouwen van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen die qua materialisering en kleurstelling goed in de groene omgeving passen. Gelet hierop is speciaal voor het recreatiegebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierover meer in de paragraaf ‘Beeldkwaliteitsplan recreatiegebied Ganzendiep’.
Ontwikkelingsperspectief: Mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren Het plangebied is gelegen binnen een gebied met het accent veelzijdige gebruiksruimte. In dit gebied is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van sectoren zoals recreatie nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.
Gebiedskenmerken: Natuurlijke laag: Rivierengebied -rivieren en uiterwaarden Langs de benedenloop van de rivier liggen de uiterwaarden. Het beeld van het natuurlijk uiterwaarden landschap is gevarieerd: geulen, hanken en poelen, afgesneden meanders, begraasde ruigte, struweel, opgaand (zachthoutooi)bos. In het winterbed kunnen alle –nu vaak losse en op zich zelf staande- water- en natuurprojecten samenhangende, ruimtelijke continue structuren worden. De beleefbaarheid en zichtbaarheid van het water, de natuurlijke dynamiek in relatie tot de cultuurhistorie zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt. Ontwikkelingen in het winterbed versterken een open en afwisselend dynamisch landschap van geulen of meanders, open vlaktes en zachthoutooibos. Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Rivierengebied -rivieren en uiterwaarden Kenmerk van het rivierenlandschap is het open reliëfrijk winterbed met wei- en hooiland, geulen en opgaand ooibos. Dijk als scherpe grens en markant ruimtelijk element met aan de dijk en op de oeverwal concentraties van bebouwing en beplanting. Stedelijke laag: N.v.t. Lust en Leisure laag: Recreatieve route en vaarwegen Niet genoemd in de catalogus Gebiedskenmerken.
Ontwikkelingsperspectief en gebiedskenmerken in relatie tot plangebied Het betreft hier een plangebied met verblijfsrecreatie, welke goed in het ontwikkelingsperspectief van veelzijdig ruimtegebruik past. In de directe omgeving van het plangebied is sprake van natuur, landbouw, recreatie en wonen. In het projectbesluit worden de bebouwingsmogelijkheden enigszins verruimd, echter gaat dit wel samen met een ruimtelijke verbetering. In het projectbesluit wordt clustering van bebouwing voorgestaan, zodat de doorzichten naar het water worden behouden dan wel versterkt. Ook wordt in het bijbehorende beeldkwaliteitsplan een groene inkleding van de bebouwing gestimuleerd, o.a door de aanplant van streekeigen beplanting. Door deze maatregelen wordt in het plangebied de natuurlijke en landschappelijke waarden beschermd en versterkt, terwijl ook de kwaliteit van het recreëren ter plaatse wordt verbeterd. Deze maatregelen sluiten aan bij de gebiedskenmerken, omdat de in het rivierengebied gewenste streekeigen beplanting wordt gestimuleerd en de doorzichten naar het water worden beschermd dan wel gecreeerd.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 15 van 44
Permanente bewoning Het beleid van de provincie is om permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieverblijven uit te sluiten. Daarom moet permanente bewoning van recreatiewoningen en –verblijven in bestemmingsplannen in de regels uitgesloten worden. De provincie maakt echter een uitzondering wanneer permanente bewoning voor 31 oktober 2003 al was aangevangen en sindsdien onafgebroken is voortgezet. Alleen in deze gevallen kan de permanente bewoning, met een persoonsgebonden overgangsrecht, worden voortgezet. Een bestemmingsplan mag niet voorzien in de wijziging van geldende bestemmingsplannen, waarbij aan een recreatiewoning een woonbestemming wordt toegekend.
Omgevingsverordening provincie Overijssel Op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kan de provincie, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij verordening regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het aspect ruimtelijke kwaliteit speelt daarbij een nadrukkelijke rol. De Omgevingsverordening van Overijssel is een beleidsneutrale vertaling van het beleid zoals opgenomen in de omgevingsvisie.
Artikel 2.6: Nationale landschappen In dit artikel wordt gesteld dat bestemmingsplannen enkel voorzien in nieuwe ontwikkelingen wanneer deze bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het nationaal landschap. Zoals onder het kopje ‘Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap Ijsseldelta’ al verwoord, past het behoud en de versterking van de recreatieve functie, door het mogelijk maken van kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen op het recreatiegebied Ganzendiep binnen het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta.
Artikel 2.7: (P)EHS De recreatiepercelen aan het Ganzendiep zijn specifiek buiten de ecologische hoofdstructuur gelaten, zodat de aan de EHS verbonden voorwaarden voor het plangebied niet opgaan. De directe omgeving van het plangebied is aangewezen als beheersgebied
binnen de EHS. Dit gebied wordt getypeerd door een agrarische functie waarbij de grondgebruikers voor deze functie op vrijwillige basis kunnen bijdragen aan het in stand houden en verbeteren van natuuren landschapswaarden.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 16 van 44
Artikel 2.12: Verblijfsrecreatie Op grond van dit artikel mag enkel onder strenge voorwaarden in een bestemmingsplan worden voorzien in nieuwe verblijfsaccomodatie in de vorm van nieuwe recreatiewoningen. Aangezien het hier echter om bestaande verblijfsaccomodatie gaat, is dit artikel in dit geval niet van toepassing. Hiernaast is permanente bewoning van recreatiewoningen uitgesloten. Het projectbesluit ziet enkel op het geven van bouwmogelijkheden voor recreatiewoningen. Deze woningen mogen niet permanent bewoond worden. In het kader van het bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep' wordt het persoonsgebonden overgangsrecht geregeld.
Provinciale verordening Fysieke Leefomgeving Hiernaast is de provinciale verordening Fysieke Leefomgeving van kracht. Deze verordening geeft regels voor de provinciale vaarwegen. In deze verordening worden regels gegeven voor het gebruik van gronden nabij een provinciale vaarweg. Het Ganzendiep is een provinciale vaarweg (vaarwegnummer 9). Zo is het in hoofdstuk 5 verboden om: · · · · ·
het voor het scheepvaartverkeer noodzakelijke uitzicht op en bij scheepvaartwegen te belemmeren; de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer op de scheepvaartweg in gevaar te brengen; vaste stoffen of voorwerpen in een vaarweg te brengen, danwel vaste stoffen of voorwerpen op een zodanige wijze op oevers te plaatsen of te hebben, dat deze geheel of gedeeltelijk in een vaarweg kunnen geraken; veranderingen aan te brengen aan de scheepvaartweg; enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, onder of binnen een afstand van tien meter landinwaarts van de scheepvaartweg horizontaal gemeten van de scheepvaartweg horizontaal gemeten vanuit de oeverlijn.
Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van deze verboden. Deze verboden kunnen consequenties hebben voor de bewoners van het Ganzendiep, o.a. bij het bouwen van aanlegsteigers. In dit geval zal naast een bouwvergunning ook een ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig zijn. Overigens is, gelet op het laatste verbod, in het bestemmingsplan een bebouwingsvrije zone van 10 meter vanaf het Ganzendiep opgenomen.
3.3 Gemeentelijk beleid Masterplan Toerisme Zwolle-Kampen In 2002 hebben de gemeenten Zwolle en Kampen het Masterplan Toerisme op laten stellen. Voor beide gemeenten vormt toerisme een belangrijke economische sector. De gemeenten kunnen elkaar op diverse fronten, zoals productontwikkeling, organisatie en promotie, versterken. Het doel van het masterplan is om te achterhalen welke ambities de betrokken gemeenten hebben en op welke wijze die ambities kunnen worden gerealiseerd. In het masterplan wordt ingegaan op het huidige aanbod en de toekomstige vraag. Aan de hand daarvan worden voor Zwolle en Kampen de toeristische ambities weergegeven, met daarbij een strategische visie met speerpunten van beleid en concrete actiepunten.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 17 van 44
Belangrijk voor het buitengebied van Kampen is de versterking van de toeristische routes, waaronder de routes over water. Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling van verblijfsaccommodaties. Een belangrijk speerpunt daarbij is het bieden van ruimte voor een ontwikkeling of uitbreiding van grootschalige verblijfsaccommodaties (kamperen en bungalows). Meer concrete uitspraken worden hierover echter niet gedaan. Het behoud en de verbetering van de verblijfsrecreatie in het plangebied past binnen het beleid zoals geformuleerd in het masterplan. Beeldkwaliteitsplan ‘Recreatiegebied Ganzendiep’ Bij de bouwvergunningverlening in het gebied in het verleden was geen specifiek op het gebied gericht welstandsbeleid van toepassing. Dit heeft geleid tot een bebouwingslint zonder samenhang, wat een rommelige aanblik geeft. Oorzaak is o.a. het diverse kleurgebruik, verschillen in bouwmassa en bouwvormen en veelsoortige erfbebouwing.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 18 van 44
In dit projectbesluit en het op termijn nieuw vast te stellen bestemmingplan wordt gestreefd naar criteria die zorgen voor een goede ruimtelijke inpassing van nieuwe initiatieven. Insteek van het beeldkwaliteitsplan en de in dit plan gestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden is behoud en verbetering van de doorzichten naar het Ganzendiep en het verbeteren van de samenhang van de percelen in het gebied. Deze samenhang wordt gecreeerd door het stedenbouwkundig vastleggen van de gewenste korrelgrootte en ritmiek en het geven van richtlijnen voor het kleurgebruik, materialisering en beplanting. De eerste twee aspecten zijn grotendeels geregeld door in het projectbesluit clustering van bebouwing te eisen met een minimale afstand tot omliggende bebouwing en de perceelsgrens. Door het opnemen van een bebouwingsvrije zone wordt bereikt dat de bebouwing centraal op het perceel plaatsvindt. Via het welstandstoezicht kan op bouwplanniveau advies worden gegeven over de situering van bebouwing, waarbij het beeldkwaliteitsplan als leidraad wordt gebruikt. Doordat het beeldkwaliteitsplan onderdeel gaat uitmaken van de gemeentelijke Welstandsnota, zijn de drie overige aspecten via de welstandstoets aan het beeldkwaliteitsplan verankerd. Het beeldkwaliteitsplan eist een terughoudend kleurgebruik: donker, passend in het landschap. Qua materialisering wordt hout of vergelijkbaar materiaal voorgeschreven. Voor de dakbedekking kan aan sedum, mastiek of vergelijkbaar materiaal worden gedacht. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage 2 toegevoegd.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 19 van 44
4 Milieu- en omgevingsaspecten Diverse aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, geluidsbelasting, ecologie, archeologie en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan de functies in het plangebied en mogelijk nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van het projectbesluit zijn de milieu- en omgevingsaspecten geïnventariseerd en daar waar nodig verwerkt in de ruimtelijke verbeelding en voorschriften van het projectbesluit.
4.1 Milieuaspecten Milieu is een belangrijke factor in de omgeving. Voor het voorliggende plan worden achtereenvolgens de volgende milieuaspecten behandeld: bedrijven en milieuzonering, bodem en wegverkeerslawaai.
Bedrijven en milieuzonering Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2007) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. Een recreatiegebied met verblijfsrecreatie is niet expliciet opgenomen in de genoemde bedrijvenlijst. Wel zijn ‘kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken)’ opgenomen, waar het recreatiegebied onder geschaard kan worden. De grootste afstand hiervoor is 50 meter, in verband met geluid, waardoor het een milieucategorie 3.1 heeft. Bij de functie van het plangebied is echter sprake van een relatief milde geluidsproducerende functie. Het gaat in het plangebied in principe om woningen/woonschepen, waar niet het gehele jaar gewoond wordt. De recreatiewoningen en recreatiewoonschepen zijn daarom vergelijkbaar met gewone woningen. Er kan daarom geredeneerd worden dat de functie in het plangebied geen milieuzone heeft en er geen hinder vanuit het recreatiegebied op de woningen van derden te verwachten is.
Bodem Op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is, wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek en dan vooral onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 20 van 44
Bij de verkenning van de mogelijkheden voor realisatie van nieuwbouw in het plangebied, dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Daarnaast moet aangegeven worden wat de mogelijkheden en kosten zijn, om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen. Omdat het in het plangebied veelal gaat om kleinschalige nieuwe ontwikkeling, waarbij bijvoorbeeld bijgebouwen worden gebouwd, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Wanneer het gaat om de vervanging van recreatiewoonschepen en/of -woningen, moet bij de bouwvergunning aangetoond worden of de bodem geschikt is voor de functie. Hiervoor kan dan alsnog een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
Wegverkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder 2007 worden langs wegen geluidszones vastgesteld, waarbinnen bepaalde geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet kunnen worden gerealiseerd. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in (buiten)stedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt, hebben geen zone. Binnen en direct grenzend aan het plangebied is geen sprake van wegen met een geluidszone. Bovendien zijn recreatiewoningen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Geluid levert voor het bestemmingsplan geen belemmeringen op.
Luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als onderdeel van de Wet Milieubeheer (titel 5.2 in de WM). Met deze wijziging in de Wet Milieubeheer is ook het criterium ‘niet in betekenende mate’ (Nibm = artikel 5.16 lid 4 WM) ingevoerd. Besluiten die onder het criterium Nibm vallen hoeven niet meer te worden getoetst aan die grenswaarden. Bij het voorliggende plangebied is sprake van een bestaande situatie, waardoor het criterium Nibm niet van toepassing is. Wel is van belang te achterhalen of in de huidige situatie sprake is van een overschrijding van de grenswaarden. Op basis van het Besluit luchtkwaliteit, voorloper van de Wlk, is in 2005 de Rapportage Luchtkwaliteit voor de provincie Overijssel opgesteld. In dat rapport zijn de resultaten beschreven van de luchtkwaliteitberekeningen van alle rijks- en provinciale wegen in de provincie. In de gemeente Kampen is geen enkele overschrijding van een grenswaarde aangetroffen. Daardoor kan geconcludeerd worden dat ook in het plangebied geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt. Eventuele kleine ontwikkelingen, zoals het plaatsen van bijgebouwen, zorgt niet voor een grotere verkeersaantrekkende werking en heeft daarom geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit.
Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, lpg en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid”, om de burger niet onnodig aan te hoge risico’s bloot te stellen. Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Het Besluit richt zich primair op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Bij besluitvorming waar het Besluit op van toepassing is, vooral bij het verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van bestemmingsplannen, moeten grenswaarden c.q. richtwaarden worden aangehouden ten opzichte van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Dit voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Daarnaast moet rekening worden Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 21 van 44
gehouden met het groepsrisico. Daarvoor zijn in het BEVI geen vaste waarden vastgelegd. Wel geldt er een verantwoordingsplicht, dat wil zeggen dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de hoogte van het groepsrisico. Het plangebied is voor het aspect ‘externe veiligheid’ onderzocht op: a. de aanwezigheid van BEVI-inrichtingen; b. de aanwezigheid van een route gevaarlijke stoffen; c. de aanwezigheid van hoofdgastransportleidingen In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van BEVI-inrichtingen, routes gevaarlijke stoffen of hoofd-gastransportleidingen. Wel ligt het plangebied in zijn geheel in buitendijks gebied, waardoor er overstromingsgevaar aanwezig is (zie figuur 7). De consequenties van de ligging van het plangebied in buitendijks gebied is in paragraaf 4.2 van dit bestemmingsplan nader toegelicht. Voor het plangebied geldt dus dat er een constante dreiging is voor overstroming. Het Waterschap Groot Salland heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan een advies gegeven. In dit advies is ook de genoemde overstromingskans behandeld. Het advies is ook opgenomen in paragraaf 4.2.
Kabels en leidingen In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die van belang zijn om op te nemen in dit bestemmingsplan.
4.2 Water Sinds 1 november 2003 is het uitvoeren van een watertoets als onderdeel van het ruimtelijke planproces verplicht. De verplichting houdt in dat er in het plan “een beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding” moet worden opgenomen. Doel van de watertoets is dat, in overleg met alle waterbeheerders, waaronder Rijkswaterstaat IJsselmeergebied, Provincie Overijssel en
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 22 van 44
waterschap Groot Salland, waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen in het ruimtelijk planproces. De uitkomsten van dit proces dienen in een waterparagraaf in het betreffende plan beschreven te worden.
Watersysteem / waterkeringen Het plangebied is gesitueerd in het buitengebied nabij IJsselmuiden en bestaat uit twee deelgebieden. De deelgebieden liggen langs het Ganzendiep aan de zijde van IJsselmuiden en vallen binnen verschillende bemalingsgebieden met elk hun eigen zomer- en winterpeil.
Beleidsuitgangspunten buitendijkse ontwikkelingen Dijkring 10, de dijk aan de oostzijde van het plangebied (zie figuur 6), vormt de primaire waterkering. Voor een groot deel vormt de Kamperzeedijk (N760) de noordelijke begrenzing van deze dijkring. Aan de westzijde van het plangebied ligt tevens een regionale waterkering met een veiligheidsregime van 1/500 (1 overstroming per 500 jaar) en in het westen van het plangebied een overige waterkering (geen veiligheidsregime). Voor het buiten de waterkeringen gelegen deel, gaat het Rijk er van uit dat deze ruimte deel uitmaakt van het hoofdwatersysteem. Wanneer er sprake is van een gestremde rivierafvoer door hoogwater, vervult het gebied tussen het Ganzendiep en de waterkeringen een essentiële functie in een adequate waterberging en waterafvoer voor het Rijnstroomgebied. Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 23 van 44
Het plangebied en directe omgeving liggen buitendijks in het gebied tussen het Ganzendiep en de waterkeringen. Het is daarom dus mede bedoeld voor waterberging en waterafvoer. In de Nota Ruimte wordt voor buitendijkse ontwikkelingen uitgegaan van een “nee, tenzij...” regime. Dit houdt in dat buitendijkse ontwikkelingen in principe alleen mogelijk zijn indien wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Ten aanzien van buitendijkse ontwikkelingen worden door het rijk de volgende (water)uitgangspunten gehanteerd (paragraaf 3.2.3 van de Nota Ruimte): - Met het oog op veiligheid tegen overstromingen wordt uitgegaan van het principe dat ruimte die reeds beschikbaar is voor water wordt behouden; - De ruimte wordt zodanig bestemd, ingericht en gebruikt dat water beter wordt vastgehouden; - De ruimte wordt zodanig bestemd, ingericht en gebruikt dat geen vervuiling optreedt naar grond- en oppervlaktewater; - Een eventueel nadelige invloed op het watersysteem wordt waterneutraal of waterpositief gecompenseerd.
Anticipatie op klimaatveranderingen Door de mondiale klimaatverandering deze eeuw treedt een stijging op van de zeespiegel en worden grotere hoeveelheden en langdurige neerslag verwacht in het Rijnstroomgebied. Dit leidt tot een hogere afvoer van de IJssel. Als gevolg van deze klimaateffecten is de verwachting dat men op de lange termijn ook in het IJsselmeergebied (waar ook Ketelmeer en Zwartemeer bij horen) te maken krijgt met structureel hogere waterstanden en op korte termijn met frequenter optreden van extreme hoge waterstanden door storm en opwaaiing. Geadviseerd wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met een scenario van een (gemiddelde) waterstand van 1 meter hoger in 2100.
Buitendijkse veiligheid Rijkswaterstaat laat buitendijkse ontwikkelingen toe onder de voorwaarden voortvloeiende uit de Nota Ruimte en de randvoorwaarden betreffende het anticiperen op de effecten van klimaatveranderingen. Deze randvoorwaarden moeten Rijkswaterstaat de mogelijkheid geven een duurzaam waterbeheer te voeren. Formeel heeft Rijkswaterstaat geen bevoegdheden om veiligheidseisen te stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. Hiermee samenhangend acht Rijkswaterstaat zich dus ook niet op voorhand verantwoordelijk voor eventuele schade (aan nieuwe ontwikkelingen) die in het buitendijkse gebied wordt geleden en ook niet voor de veiligheid van het buitendijkse gebied. Rijkswaterstaat is hier dan ook niet aansprakelijk voor.
Waterkering Oostelijk van het plangebied ligt dijkring 10, een primaire waterkering van het Waterschap Groot Salland met een veiligheidsregime van 1/2000 jaar (1 overstroming per 2000 jaar). Aan de westzijde van het plangebied ligt een waterkering met een veiligheidsregime van 1/500 jaar (1 overstroming per 500 jaar) en in het het westen van het plangebied een overige waterkering zonder veiligheidsregime. De anticipatie op de veiligheidsregimes, dat de provincie en het Waterschap Groot Salland hanteren met betrekking tot de primaire waterkering in het kader van klimatologische veranderingen, is nu nog niet bekend. Geadviseerd wordt om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met een scenario van 1 meter dijkverhoging in 2100. Dit is gelijk aan de anticipatie op de klimaatverandering die is geadviseerd door Rijkswaterstaat met betrekking tot de waterveiligheid. Werkzaamheden in de buurt van de waterkering binnen de beschermingszone (zie ook figuur 6) zijn ontheffingsplichtig. De Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 24 van 44
stabiliteit van de waterkering mag op geen enkele manier in het geding komen. Tevens is de Keur van het Waterschap Groot Salland van toepassing. Geadviseerd is deze beschermingszones in het bestemmingsplan op te nemen.
Rioleringssysteem Het rioleringssysteem in het plangebied bestaat uit drukrioleringsstelsel met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk vuilwater mag worden aangesloten. Op het drukrioolsysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten omdat het rioleringstelsel daar niet op is berekend. Regenwater afkomstig van daken en schoon verhard oppervlak moet bovengronds op eigen terrein worden geloosd. Speciale aandacht wordt besteedt aan duurzaam bouwen en duurzaam gebruik van de openbare ruimte om de kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Het rioleringsysteem van het plangebied aan de oostzijde van het Ganzendiep loost middels drukrioolgemalen en een persleiding op het hoofdrioolgemaal van de Bergweg welke rechtstreeks loost op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Kampen.
Waterkwaliteit Een goede waterkwaliteit is belangrijk. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Deze zijn vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW is in 2000 van kracht geworden en moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. In het recreatiegebied zal in het kader van de richtlijn vooral rekening moetn worden gehouden bij de aanleg dan wel verwijdering van oeverbeschoeiing.
4.3 Ecologie Het is van belang om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden. In het kader van het projectbesluit dient daarom een toetsing aan de Natuurbeschermingswet (gebiedstoets) en de Flora- en Faunawet (soortentoets) plaats te vinden.
Gebiedstoets In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten: - Beschermde Natuurmonumenten; - Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden): de Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden; - Ecologische Hoofdstructuur (EHS): de EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de Natuurbeschermingswet en Vogel- en Habitatrichtlijn. In de directe nabijheid van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Uiterwaarden IJssel en Zwarte meer. Beide gebieden zijn ‘in ontwerp’, wat betekent dat het nog geen Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 25 van 44
officiële status heeft als Natura 2000-gebied. Omdat het waarschijnlijk wel officieel aangewezen gaat worden, wordt in dit bestemmingsplan wel rekening gehouden met dit gebied. Dit Natura 2000-gebied bestaat uit een aanwijzing als een Vogelrichtlijngebied en als een Habitatrichtlijngebied. Tevens omvat het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel een (deel van) een Beschermd natuurmonument. Belangrijk bij de Natura 2000-gebieden is de instandhouding en versterking van de ecologische waarden. Voor het plangebied is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd. Hierin is rekening gehouden met de mogelijke vervanging/nieuwbouw van recreatiewoningen en recreatiewoonschepen en de realisatie van insteekhavens. Uit het onderzoek is gebleken dat er, in verband met dit projectbesluit en het toekomstige bestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep', geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten te verwachten zijn. Rond het plangebied liggen meerdere gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en bovendien ligt het plangebied zelf in de Provinciale EHS. Omdat er sprake is van een bestaande situatie is te verwachten, dat er door (kleinschalige) ontwikkelingen in het plangebied geen significante negatieve effecten op de EHS optreden. Uit het eerder genoemde onderzoek is gebleken dat het plangebied, na de herbegrenzing van de (P)EHS, niet meer in de EHS valt. Bij dit onderzoek is echter nog getoetst aan de bestaande begrenzing. Daarbij is gesteld dat aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet te verwachten is. Het plangebied grenst aan de Noorderwaard. Deze is door de provincie Overijssel aangemerkt als beheersgebied, vanwege botanische waarden en hoge dichtheden weidevogels. Aantasting van deze waarden is niet te verwachten.
Soortentoets De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord: 1. alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3); 2. soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2); 3. soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 26 van 44
In het verkennend ecologisch onderzoek is ook een natuurtoets uitgevoerd, waarbij gekeken is naar de aangetroffen en te verwachten soorten. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied zowel algemene soorten, laag beschermde als streng beschermde soorten kunnen voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld vleermuizen en vissen. Voor de soorten worden geen negatieve effecten verwacht. Negatieve effecten moeten ook in de toekomst worden voorkomen, dit kan door: - toename van verlichting in en rond het plangebied niet toe te staan, zodat bestaande vlieg- en/of jachtroutes van vleermuizen niet worden aangetast; - vóór eventuele sloop van recreatiewoningen en schuur in de zuidpunt van het plangebied een nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit onderzoek moet uitwijzen of een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd; - vóór eventuele sloop van de schuur in de zuidpunt van het plangebied een nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van Kerkuil en Steenmarter, waarbij wordt aangetoond dat er geen negatieve gevolgen optreden voor die soorten of maatregelen kunnen worden getroffen om dit te voorkomen; - bij eventuele kap van bomen met (oude) kraaiennesten een nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van broedlocaties van Ransuilen, waarbij wordt aangetoond dat de broedlocaties niet worden verstoord, of maatregelen kunnen worden getroffen om dit te voorkomen; - de voorkoming van de door werkzaamheden aangerichte verstoring of beschadiging van broedbiotopen van aanwezige vogels. Dit kan in ieder geval voor de meeste soorten worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) uit te voeren; - het aanvragen van een ontheffing voor de Grote en Kleine modderkruiper, Bittervoor en Rivierdonderpad, wanneer verwacht wordt dat schadelijke effecten voor deze soorten niet voorkomen kunnen worden. De genoemde ontheffingen en maatregelen hebben geen directe doorwerking in dit projectbesluit. Wel is het van belang hier bij de uitvoering van eventuele werkzaamheden, die passen binnen het projectbesluit, rekening mee te houden.
4.4 Archeologie In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Sindsdien is de archeologie in Nederland door verschillende initiatieven steeds meer bij Ruimtelijke Ordening betrokken. Door wetgeving in 2007 is archeologische monumentenzorg, op basis van de Wamz (Wet op de archeologische monumentenzorg) een vast onderdeel geworden van Ruimtelijke Ordening. Met de Wamz is namelijk de Monumentenwet 1988 aangepast op het onderdeel archeologie. Archeologie is het bestuderen van het bodemarchief. Dit zijn oude sporen en structuren die in bepaalde delen van de bodem achtergebleven zijn en informatiewaarde bevatten. Door correcte bestudering kunnen feiten en omstandigheden van vroeger achterhaald worden. De betekenis van het gemeentelijke bodemarchief is variabel en bestaat uit bekende monumenten (gebieden met intacte oudheidkundige sporen en structuren) en verwachtingen. Bekende monumentenlocaties zijn: de stadskern van Kampen, de dorpskernen, de terpen en de locaties van voorname buitenplaatsen (bijv. Buckhorst te Zalk). Voor het overige gemeentelijke grondgebied geldt een indeling op basis van hoge, Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 27 van 44
middelmatige tot lage verwachtingen. Voor een overzicht van deze gegevens wordt voor het gemeentelijke grondgebied een overzichtskaart (archeologische verwachtingenkaart) samengesteld. Op basis van de Monumentenwet 1988 moeten onder andere gemeenten het archeologisch erfgoed in hun grondgebied zo goed mogelijk beheren. Dit betekent dat behoud ervan voorop staat, maar wanneer dit niet mogelijk is, in bepaalde gevallen onderzoek vereist is. Het beheer van het eigen archeologisch erfgoed moet planologisch worden vastgelegd. In dit bestemmingsplan moeten de eventueel aanwezige archeologische waarden (monumenten en verwachtingen) zijn geregistreerd en beschermd, en moet worden omschreven welke bepalingen er gelden bij planvorming. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aanlegvergunningenstelsel.
Archeologische betekenis plangebied Het plangebied bestaat uit twee stroken langs de oostzijde van de rivier. De noordelijke strook (oostzijde rivier) is buitendijks gelegen en bestaat bodemkundig uit een kustzone met recente (bedding)afzettingen, met landinwaarts overslaggronden op een dekzandreliëf, waar gedeeltelijk een kronkelwaardgeul in aanwezig is. De zuidelijke strook (oostzijde rivier) bezit buitendijks recente beddingafzettingen en binnendijks kronkelwaardgronden met beddingzand binnen 1,2 m onder maaiveld. Het plangebied is al langere tijd in gebruik als recreatiegebied. Er zijn geen archeologische monumenten aanwezig, en de verwachting voor aanwezigheid van archeologische waarden is voor de stroken aan de oostzijde van de rivier overwegend middelmatig. Alleen voor de noordelijke zone van de zuidelijke strook geldt een lage verwachting.
Bepalingen Bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied geldt geen onderzoeksplicht wanneer de planlocatie kleiner is dan 500 m2. Voor het gebied geldt een onderzoeksplicht indien de planlocatie 500 - 2.500 m2 omvat en een middelmatige verwachting kent, of meer dan 2.500 m2 omvat en een lage verwachting kent. In deze gevallen gaat het er niet om of in het plan een bodemroerende ingreep van deze omvang is opgenomen. Het eventueel uit te voeren onderzoek is een Inventariserend Veldonderzoek, of een Archeologische Begeleiding volgens de normen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarbij de gemeente in haar positie als bevoegd gezag minimaal als toezichthouder is betrokken.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 28 van 44
5 Juridische regeling In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het projectbesluit deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Bij het opstellen van het projectbesluit is al rekening gehouden met de wettelijke vereisten waaraan het bestemmingsplan moet voldoen waarin het projectbesluit opgenomen moet worden. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2008 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
5.1 Algemeen De bij dit besluit behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Inleidende voorschriften; Hoofdstuk 2. Bestemmingsvoorschriften; Hoofdstuk 3. slotvoorschriften. In hoofdstuk 1 worden de in de voorschriften gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen is vermeld in hoofdstuk 2. Per bestemming worden de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 ten slotte bevat voorschriften ten aanzien van de tenaamstelling van het plan.
5.2 Nadere toelichting voorschriften Hierna volgend worden -voor zover nodig- de planvoorschriften artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien. Recreatie Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie'. In deze bestemming is het mogelijk om één recreatiewoning of kampeermiddel te bouwen met bijbehorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze gebouwen moeten op minimaal 2,5 meter van de zijdelingse perceelsgrens worden gesitueerd. In de voorschriften is het mogelijk gemaakt om aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen dichter op de perceelsgrens te bouwen, wanneer de bestaande (legale) recreatiewoning of kampeermiddel nu al dichter op de perceelsgrens staat. Op deze wijze kan de nieuwbouw mooi aansluiten op de bestaande bebouwing. De inhoud van een recreatiewoning inclusief aanbouwen, uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 250 m3 bedragen. De oppervlakte van een kampeermiddel inclusief aanbouwen, uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 60 m2 bedragen. Hiernaast is er een 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' opgenomen. Binnen deze zone is geen bebouwing mogelijk. Op deze wijze is geregeld dat de stedenbouwkundige gewenste openheid wordt gegarandeerd. Het is in het projectbesluit enkel mogelijk om aangebouwde bijgebouwen en/of overkappingen te realiseren. Bij het opstellen zijn de bestaande vrijstaande bijgebouwen en overkappingen welke vergund zijn of onder het overgangsrecht vallen geïnventariseerd. Aan de hand van deze inventarisatie zijn deze vrijstaande bijgebouwen en overkappingen in lid 3.2.3 positief bestemd door op deze bouwwerken de aanduiding 'bijgebouwen' te leggen. De Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 29 van 44
omvang van deze aanduiding komt overeen met de oppervlakte van het desbetreffende bijgebouw. Waterstaat Op sommige percelen is een gedeelte van de overige waterkering gelegen. In de voorschriften is vastgelegd dat enkel bouwwerkzaamheden kunnen plaatsvinden nadat toestemming is gegeven door het Waterschap Groot Salland.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 30 van 44
6 Uitvoerbaarheid Grondexploitatie Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was het verplicht de financiële haalbaarheid van ruimtelijke plannen aan te tonen. De mogelijkheden voor (gemeentelijk) kostenverhaal op particulieren en/of projectontwikkelaars waren beperkt. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal en hebben zij meer sturingsmogelijkheden, doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beiden is ook mogelijk. Kostenverhaal is alleen aan de orde wanneer er sprake is van een bouwplan in het kader van het Bro. Dit projectbesluit maakt bij recht nagenoeg geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is daarom geen sprake van een bouwplan volgens het Bro. De grondexploitatieregeling, zoals opgenomen in de Wro en het Bro is niet van toepassing. Voor het projectbesluit bestaat daarom geen verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan.
Economische uitvoerbaarheid Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen aan particuliere eigendommen, wordt uitgegaan van een particuliere investering, die ook financieel mogelijk is. Dit projectbesluit wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraak In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is inspraak niet verplicht, tenzij het door middel van een Inspraakverordening verplicht is gesteld. Vooroverleg vindt nog verplicht plaats, volgens artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) 2008. Het projectbesluit is gebaseerd op het ontwerpbestemmingsplan 'Recreatiegebied Ganzendiep'. In het kader van dit bestemmingsplan is vooroverleg gevoerd met de Provincie Overijssel, het Waterschap Groot Salland en de inspectie VROM. Ook is in het kader van de ingediende zienswijze door de provincie Overijssel overleg gevoerd met de provincie. Omdat het projectbesluit één op één overeen komt met dit ontwerpbestemmingsplan, is een nader vooroverleg niet noodzakelijk. Zienswijzen Het ontwerpprojectbesluit is op 23 februari 2010 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 24 februari 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn de volgende zienswijzen ingediend (de indieners zijn geanonimiseerd weergegeven): 1. P. M. (ingekomen 12 en 29 maart 2010): 1. Er wordt te weinig/ geen rekening gehouden met de reeds aanwezige opstallen; 2. Er worden te weinig tot geen vrijstellingsmogelijkheden toegepast; 3. er zijn bezwaren tegen de toegepaste afstanden tot de erfgrenzen; 4. Er zijn bezwaren tegen uitbreiding van het recreatiegebied ten koste van Natuur en Agrarische bestemmingen, in het bijzonder het perceel achter het perceel De Noord 50; Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 31 van 44
Ad 1:
Het betreft hier een projectbesluit voor nieuwe bebouwing. Een projectbesluit maakt een concreet project mogelijk (in dit geval de bouw van recreatiewoningen, kampeermiddelen met bijgebouwen en overkappingen) en regelt niet de bestaande opstallen. Overigens is er een specifieke regeling opgenomen voor de uitbreiding van bestaande opstallen die op dichter dan 2,5 meter van de perceelsgrens staan. Ad 2: Het stelsel van de Wro maakt het enkel mogelijk om bij een bestemmingsplan ontheffingsmogelijkheden op te nemen (artikel 3.6 Wro). Aangezien het hier een projectbesluit betreft, is het dan ook niet mogelijk om ontheffingsmogelijkheden op te nemen. Ad 3: De gestelde maatvoering is bedoeld om een bepaalde ruimtelijke spreiding van de bebouwing en doorzichten te garanderen. Het bestaande ritme en de bestaande korrelgrootte wordt op deze manier in stand gehouden. Het is stedenbouwkundig gewenst dat de bebouwing vrij blijft staan van naastliggende bebouwing. Clustering van bebouwing met groene randen (in het bijzonder aan de landzijde) van de percelen wordt nagestreefd. Hiernaast mogen afwijkingen in maten en afmetingen van bestaande legale bouwwerken gehandhaafd worden en is het mogelijk om bijgebouwen en overkappingen te bouwen bij bestaande bebouwing die dichter op de zijdelingse perceelsgrens staat. Ad 4: Het perceel achter De Noord 50 is niet binnen het plangebied van dit projectbesluit gelegen, waardoor de bestaande bestemming Agrarisch gebied van toepassing is. De zienswijze is ontvankelijk en ongegrond 2. W. van den B. (ingekomen 12 maart 2010): 1. Het perceel A 925 is in eigendom bij reclamant en heeft in het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ de bestemming Agrarisch en Waterstaatsdoeleinden. Hier mogen dan ook geen stacaravans worden gebouwd. In het projectbesluit krijgt dit perceel en andere percelen (A466 en A465) de bestemming Recreatie met een specifieke bouwaanduiding ‘Bebouwingsvrije zone’. De kadastrale percelen A462, A463, A464 welke eveneens aan de overzijde van het weggetje zijn gelegen krijgen de bestemming Recreatie zonder aanduiding, wat betekent dat deze percelen wel bebouwd mogen worden met recreatiewoningen. Dit veroorzaakt rechtsongelijkheid. Verzocht wordt op het perceel de bebouwingsvrije zone te verwijderen; 2. De Woz-waarde van het perceel A925 is erg hoog; 3. Welk planologisch regime geldt nu, het bestemmingsplan of dit projectbesluit? Ad 1: Deze zienswijze heeft aanleiding gegeven om de planbegrenzing nogmaals goed te bekijken, waarbij onder andere ook de begrenzing van de bestemming Recreatieve doeleinden van het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied' en de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is bekeken.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 32 van 44
Gebleken is dat de percelen A925, A462 tot en met A466 binnen de EHS en buiten de bestemming Recreatieve doeleinden zijn gelegen. Omdat uitbreiding van recreatie in de EHS op grond van artikel 2.7.3 van de Omgevingsverordening Overijssel niet is toegestaan, zijn deze percelen inderdaad verkeerd bestemd. De zienswijzen geven aanleiding de planbegrenzing te wijzigen. Deze percelen kunnen dan meegenomen worden bij het op te stellen bestemmingsplan dat o.a. ook de EHS planologisch moet regelen. Tot die tijd blijft de bestaande bestemming Agrarisch gebied van toepassing. Voor wat betreft het verzoek om de bebouwingsvrije zone te verwijderen zodat op het perceel ook gebouwd kan worden, wordt gelet op vorenstaande niet tegemoet gekomen. Ad 2: Bezwaren tegen de Woz-waarde kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Hiervoor is een aparte bezwaarprocedure. Deze opmerking wordt wel doorgegeven aan het verantwoordelijke team Belasting en Inning. Ad 3: Dit projectbesluit treedt in werking de dag na afloop van de beroepstermijn. Tot die tijd is het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' nog steeds van kracht. De zienswijze is ontvankelijk en voor wat betreft punt 1 gedeeltelijk gegrond. 3. Benthem Gratema Advocaten namens de heer en mevrouw M. (ingekomen 6 april 2010): 1. cliënten hebben besprekingen gevoerd met de gemeente. Tijdens deze besprekingen hebben cliënten aangegeven op het perceel graag een schuur te bouwen. Aangegeven is dat dit mogelijk is, waarna op het perceel betonplaten zijn gestort en leidingen aangelegd voor een schuur van 14 m2, In het nieuwe bestemmingsplan is het niet meer mogelijk om een vrijstaand bijgebouw te bouwen. Cliënten kunnen zich hierin niet verenigen. Het is niet logisch vrijstaande bijgebouwen te verbieden. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening; 2. Het bestemmingsplan tast bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden aan; 3. In de praktijk komt het er op neer dat bouwwerken die zonder toestemming zijn opgericht worden gelegaliseerd en dat eigenaren die zich netjes hebben gedragen, de dupe zijn; 4. Op de plankaart moeten beide caravans worden weergegeven, ook de locatie waar de schuur zal komen moet als bebouwing worden opgenomen. Er zijn immers betonplaten neergelegd, er zijn leidingen gestort en er heeft overleg plaatsgevonden; 5. er is geen sprake van een gemeentelijk belang, dus kan geen projectbesluit worden genomen. 6. De naamgeving en stuk niet met elkaar overeenstemmen. De stukken bevatten geen ontwerpbesluit en goede ruimtelijke onderbouwing. Het ontwerpbesluit dient te vermelden welke stukken onderdeel uitmaken van het besluit. De stukken die nu ter inzage liggen zijn niet duidelijk gewaarmerkt en kunnen niet zomaar onderdeel gaan uitmaken van het definitieve besluit indien niet komt vast te staan dat ‘iedereen’ toegang heeft gehad tot dezelfde stukken; 7. Artikel 3.2.1. sub f bepaalt dat bebouwing niet mag worden opgericht binnen 2,5 meter van de erfgrens. Voor bestaande bebouwing geldt –vanzelfsprekend- dat deze op grond van het overgangsrecht wordt gelegaliseerd. Indien de eigenaar de bestaande caravan wil uitbreiden zullen deze normen wel in acht moeten worden genomen. Dit levert voor cliënten problemen op, omdat in dit geval een aanbouw niet achter het bouwwerk maar schuin achter de caravan kan worden opgericht. Dit handelt in strijd met het beeldkwaliteitsplan dat doorzicht wenst te handhaven. Het is niet redelijk om te bepalen dat een uitbouw bij bestaande bebouwing niet in de lijn van het al bestaande bouwwerk kan worden opgericht. De caravan van cliënten is zo gebouwd dat het praktisch niet mogelijk is om aan de
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 33 van 44
achterzijde aan te bouwen. De toegezegde aanpassing naar aanleiding van de zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan is niet doorgevoerd; 8. ditzelfde geldt voor de maximale bebouwingshoogte. Er wordt geen rekening gehouden met bestaande bebouwing; 9. Cliënten kunnen zich niet verenigen met de aangebrachte bebouwingsvrije zone. De zone is in strijd met de geest van het beeldkwaliteitsplan waarbij wordt gestreefd naar één lijn, dus uitbreiding achter het hoofdgebouw; 10. Naar de letter van de voorschriften is het niet meer mogelijk om zelfs een tent te plaatsen. Deze beperking is onredelijk; 11. Er is geen 10% ontheffingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan. Dit is wel gebruikelijk in bestemmingsplanland. 12. cliënten menen dat het mogelijk moet zijn om een hoofdgebouw tot 60 m2 op te richten. Ook zou het mogelijk moeten zijn om een vrijstaand bijgebouw op te richten van maximaal 14 m2; Ad 1: Voor de aanleg van het bijgebouw is geen bouwvergunning bekend. Op grond van het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken is het niet mogelijk om vergunningsvrij een bijgebouw op te richten bij woningen die niet zijn aangewezen voor permanente bewoning (artikel 2 onder b sub 5). Het betreffen hier dan ook illegale bouwwerkzaamheden. Enkel het feit dat overleg heeft plaatsgevonden met de gemeente, ontslaat reclamant niet van de verplichting om een aanvraag bouwvergunning in te dienen. Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder bouwvergunning. Het feit dat er geen vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan is juist vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geëist. Er wordt een clustering van bebouwing voorgestaan waardoor de zichtlijnen op het Ganzendiep gegarandeerd worden. Ook werd het aanbouwen van bijgebouwen vanuit het provinciale beleid geëist. Ad 2: Qua gebruik verandert er niets voor het gebied. Voorheen was verblijfsrecreatie toegestaan, ook in het projectbesluit wordt de bouw van recreatiewoningen en kampeermiddelen toegestaan. Qua bebouwingsmogelijkheden vindt er een verruiming plaats; in het projectbesluit zijn nu recreatiewoningen tot 250 m3 en kampeermiddelen tot 60 m2 mogelijk, terwijl in het oude bestemmingsplan slechts kampeermiddelen tot 31,5 m2 waren toegestaan. Ad 3: Enkel gebouwen die legaal zijn opgericht of onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan ‘Buitengebied (Ijsselmuiden)’ zijn geschaard, worden gelegaliseerd. Tegen gebouwen die illegaal zijn gerealiseerd na deze periode (en niet gelegaliseerd kunnen worden) zal handhavend worden opgetreden. Ad 4: De systematiek van het bestemmingsplan is dusdanig dat op de plankaart geen bouwvlakken worden aangegeven. Binnen de bestemming ‘Recreatie’ zonder de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwingsvrije zone’ is het mogelijk om conform de planregels één kampeermiddel dan wel recreatiewoning te realiseren. Het feit dat reclamant bouwwerkzaamheden zonder de hiervoor benodigde bouwvergunning heeft verricht, heeft niet tot gevolg dat deze automatisch tot legalisatie leiden. In het kader van een legalisatieonderzoek zal getoetst worden aan het nieuwe planologische kader, waarin vrijstaande bijgebouwen uitgesloten zijn.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 34 van 44
Ad 5: Uit de wetsgeschiedenis is op te maken dat met elke bouwaanvraag voor een project binnen de gemeente een gemeentelijk belang aan de orde is (o.a. LJN: BJ5286 en BL4161). In dit geval zijn meerdere bouwaanvragen ingediend voor het bouwen of uitbreiden van recreatiewoningen of kampeermiddelen in het plangebied. Ad 6: Het projectbesluit bestaat uit een toelichting, verbeelding en voorschriften. De stukken zijn digitaal gewaarmerkt en beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Tot de stukken behoorde o.a. de toelichting waarin de goede ruimtelijke onderbouwing is opgenomen (t_NL.IMRO.0166.00991049_ON01.pdf). Dit blijkt uit de index. Overigens hebben andere indieners van zienswijzen wel gewoon de toelichting kunnen lezen. Het ontwerpbesluit is het geheel van de stukken die op ruimtelijkeplannen.nl staan.
Ad 7: De bestaande bebouwing is in 2005 gerealiseerd met een 19 lid 2 WRO procedure op basis van een algemene verklaring van geen bezwaar van de Provincie Overijssel. Onderlegger voor deze algemene verklaring was het toenmalige voorontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied, deel IJsselmuiden, 9e herziening’. Van de verklaring kan geen gebruik worden gemaakt wanneer het verzoek niet in overeenstemming is met de aard en strekking van het voorontwerpbestemmingsplan. Eén van de eisen uit dit voorontwerp is dat de afstand van een kampeermiddel tot enige perceelsgrens tenminste 3 meter bedraagt. Onduidelijk is hoe de bebouwing is vergund, terwijl de positionering in strijd was met het voorontwerp. Het is in artikel 3.2.3 mogelijk gemaakt om bijgebouwen en overkappingen op een kleinere afstand dan 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden, wanneer er al sprake is van bestaande legale hoofdbebouwing welke in de bestaande situatie al dichter op de perceelsgrens staat. Deze mogelijkheid bestaat niet voor uitbreiding van bestaande recreatiewoningen of kampeermiddelen (tot de maximaal toegestane 250 m3 of 60 m2), terwijl dit ruimtelijk gezien wel acceptabel is. Gelet hierop wordt een soortgelijke regeling ook opgenomen voor de uitbreiding van bestaande recreatiewoningen en kampeermiddelen. Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 35 van 44
Ad 8: In het bestemmingsplan ‘Buitengebied (IJsselmuiden)’ was een maximale bouwhoogte van 3 meter gegeven. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de bouwhoogte verruimd naar 3,3 meter. Er vindt dan ook geen belemmering, maar juist een verruiming plaats ten opzichte van bestaande hoogtes. Ad 9: De bebouwingsvrije zone is juist gebaseerd op de uitgangspunten die in het beeldkwaliteitsplan zijn bepaald, namelijk clustering van bebouwing en het inkleden van de bebouwing met streekeigen beplanting. Ad 10: Ook in het bestaande bestemmingsplan was het slechts mogelijk om één kampeermiddel te plaatsen op het perceel. Hier verandert dus niets. Ad 11: De bouwmogelijkheden die bij recht worden gegeven zijn al dusdanig ruim dat een 10% regeling in dit geval ongewenst is. Ad 12: Het is inderdaad mogelijk om een kampeermiddel tot 60 m2 op te richten. Zoals al bij Ad 1 verwoord zijn vrijstaande bijgebouwen niet gewenst. De zienswijze is ontvankelijk en voor wat betreft punt 7 gegrond. 4. Das rechtsbijstand namens mevrouw en meneer H. (ingekomen 6 april 2010): 1. Bebouwing moet op 2,5 meter van de perceelsgrens worden gerealiseerd. Gelet op de breedte van het perceel van cliënt zijn hierdoor geen bebouwingsmogelijkheden meer; 2. er is een bijgebouw aanwezig dat legaal is gerealiseerd (bouwvergunning dd 30 december 1998) welke niet positief bestemd is. Verzocht wordt om positieve bestemming. Ad 1: Het is in artikel 3.2.3 mogelijk gemaakt om bijgebouwen en overkappingen op een kleinere afstand dan 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden, wanneer er al sprake is van bestaande legale hoofdbebouwing welke in de bestaande situatie al dichter op de perceelsgrens staat. Deze mogelijkheid bestaat niet voor uitbreiding van bestaande recreatiewoningen of kampeermiddelen (tot de maximaal toegestane 250 m3 of 60 m2), terwijl dit ruimtelijk gezien wel acceptabel is. Gelet hierop wordt een soortgelijke regeling ook opgenomen voor de uitbreiding van bestaande recreatiewoningen en kampeermiddelen. Ad 2: Inderdaad is voor het aanwezige bijgebouw vergunning afgegeven. Het bijgebouw wordt positief bestemd. De zienswijze is ontvankelijk en gegrond. 5. Stichting Unive Rechtshulp namens mevrouw G. van den A.-B. (ingekomen 6 april 2010): 1. In het ontwerpbestemmingsplan mag maar één kampeermiddel of recreatiewoning per perceel aanwezig zijn. Naast de recreatiewoning is ook een kampeermiddel (stacaravan) aanwezig, welke in november 1993 is geplaatst. In medio 1995 werd de door de gemeente opgestarte handhavingsprocedure ter zake van het kampeermiddel gestaakt nadat de
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 36 van 44
gemeente er op werd gewezen dat de kampeermiddel er rechtens juist stond. Gelet op het voorstaande dient in ieder geval voor het perceel van cliënte te worden bepaald dat naast het zomerhuisje ook een kampeermiddel aanwezig mag zijn. Immers, binnen de planperiode kan de gemeente niet eisen dat cliënte een kampeermiddel verwijderd. 2. De in de bouwregels geëiste afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen zijn korter dan thans op het perceel van cliënte het geval is. Verzocht wordt voor het perceel te bepalen dat de afstanden tot de zijdelingse perceelsgrens overeenkomstig de thans feitelijke maatvoering worden gesteld. 3. Waarom wordt de maximale inhoud van een recreatiewoning op 250 m3 gesteld terwijl de provincie een inhoud van 300 m3 toelaat? 4. in de toelichting staat dat in artikel 3.2.4 vrijstaande bouwwerken positief worden bestemd. Voorschrift 3.2.4 ziet echter op een ander onderwerp. Ad 1: Reclamant stelt dat de stacaravan in november 1993 geplaatst is met vergunning op basis van de kampeerwet. De aanwezigheid van de caravan op het perceel heeft in het verleden ter discussie gestaan, waarbij in 1995 een aanschrijving wordt gedaan om de caravan te verwijderen. Tegen deze aanschrijving is bezwaar ingesteld. Naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft het college besloten de bezwaren gegrond te verklaren en de aanschrijving in te trekken. Voor de caravan is een geldige titel aanwezig. Hoewel er twijfel blijft bestaan of onderhavige caravan voldoet aan de in de jurisprudentie ontwikkelde eisen om als caravan op grond van de Kampeerwet in aanmerking te komen, is er in dit geval sprake van het gerechtvaardigd vertrouwen dat de caravan op het perceel geplaatst mag blijven. Gelet hierop wordt het ontwerpprojectbesluit zo aangepast dat op het perceel van reclamant naast een recreatiewoning een kampeermiddel van 21 m2 gebouwd mag worden. Ad 2: Het projectbesluit regelt niet de bestaande bebouwing, maar biedt enkel nieuwbouwmogelijkheden. De bestaande afmetingen en positionering doen in casu dan ook niet ter zake. Voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden is rekening gehouden met gebouwen die momenteel dichter op de perceelsgrens staan. Het is in artikel 3.2.3 mogelijk gemaakt om bijgebouwen en overkappingen op een kleinere afstand dan 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden, wanneer er al sprake is van bestaande legale hoofdbebouwing welke in de bestaande situatie al dichter op de perceelsgrens staat. Deze mogelijkheid bestaat niet voor uitbreiding van bestaande recreatiewoningen of kampeermiddelen (tot de maximaal toegestane 250 m3 of 60 m2), terwijl dit ruimtelijk gezien wel acceptabel is. Gelet hierop wordt een soortgelijke regeling ook opgenomen voor de uitbreiding van bestaande recreatiewoningen en kampeermiddelen. Ad 3: De gestelde maatvoering in het toenmalige beleid is een maximum en hoeft door gemeentes niet één op één over genomen te worden. Er is een stedenbouwkundige en landschappelijke afweging gemaakt welke maatvoering gelet op de omgeving en de grootte van de percelen aanvaardbaar is. Gelet hierop is geregeld dat enkel een grotere maatvoering mogelijk is bij bredere percelen die zich stedenbouwkundig lenen voor een dergelijke maatvoering. Ad 4: De verwijzing in de toelichting is aangepast. De zienswijze is ontvankelijk en voor wat betreft punt 1, 2 en 4 gegrond.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 37 van 44
6. Natuur en Milieu Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ Zwolle (ingekomen 6 april 2010): 1. Het beeldkwaliteitsplan is niet bij het projectbesluit ter inzage gelegd; 2. De zienswijze zoals ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan Recreatiegebied Ganzendiep wordt als ingelast beschouwd: 1. Nmo stelt dat het bestemmingsplan (en dus het projectbesluit) niet past in de omgevingsvisie en in strijd is met het provinciale belang; 2. De behoefte naar nieuwe recreatiewoningen, zoals gesteld in de handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen van de provincie, is niet aangetoond. Nmo stelt dat niet voldaan wordt aan de handreiking; 3. Er wordt te makkelijk gelegaliseerd. De bouw van 135 recreatiewoningen zorgt voor extra verstening van het buitengebied. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening; 4. Het ganzendiep en de gronden ten oosten van het plangebied vallen onder de ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied ligt in het Nationaal landschap, met als kernkwaliteit openheid en rust. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de ligging in de EHS en het nationaal landschap; 5. Er wordt een aanlegvergunning geeist voor het graven van waterpartijen en insteekhavens, waarbij B&W eventueel een flora- en fauna-onderzoek kunnen eisen. NMO adviseert om een flora- en fauna-onderzoek standaard te verplichten; 3. Het toestaan van meer bebouwing, het vergroten er van en het aanbrengen van beplanting is in strijd met de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap; 4. Niet duidelijk is hoeveel de uitbreidingsmogelijkheden worden verruimd ten opzichte van het vigerende plan; 5. Het projectbesluit is eenzijdig gericht op bebouwingsmogelijkheden; het bijzondere karakter van het Ganzendiep wordt verder niet versterkt. Ad 1: Het beeldkwaliteitsplan is een op zichzelf staand beleidsstuk en maakt geen onderdeel uit van het projectbesluit, maar van de welstandsnota van de gemeente Kampen. Ter verduidelijking wordt het beeldkwaliteitsplan als bijlage bij de toelichting gevoegd. Ad 2.1: In de omgevingsvisie Overijssel 2009 is in hoofdstuk 4.2.3 ‘Toerisme en vrije tijd’ de ambitie opgenomen om ontwikkelingsmogelijkheden voor en kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding te bieden. De provincie biedt ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van de bestaande verblijfsaccomodaties, onder voorwaarden van generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), SER-ladder), ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Permanente bewoning van recreatiewoningen en -verblijven worden tegengegaan. Buiten de in het gebiedsperspectief voor Noordwest-Overijssel aangewezen mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccomodaties is er geen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen, tenzij er sprake is van een innovatief concept of indien de realisering van de recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls van bestaande recreatieterreinen. Het recreatiegebied Ganzendiep is een bestaand recreatiegebied, waardoor geen sprake is van een nieuwe verblijfsaccomodatie. Gelet hierop biedt de provincie mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van het recreatiegebied. In het projectbesluit wordt een kwaliteitsverbetering van het gebied nagestreefd, met als uitgangspunten clustering van bebouwing, het stimuleren van een groene aankleding van het gebied en het bouwen van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen die qua
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 38 van 44
materialisering en kleurstelling goed in de groene omgeving passen. Deze kwaliteitsverbetering sluit aan bij het ontwikkelingsperspectief van het gebied en de gebiedskenmerken. Zie hiervoor ook de toelichting bij het projectbesluit. Ad 2.2: Met de vaststelling van de Omgevingsvisie en de omgevingsverordening is het Streekplan vervallen, waarmee ook de uitwerking van het streekplan in de handreiking is vervallen. Zoals bij Ad 1 vermeld voldoet het bestemmingsplan aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie. Hiernaast betreft het hier geen nieuw recreatiegebied maar bestaande recreatieverblijven. Ad 2.3: In het projectbesluit wordt een kleine verruiming geboden ten opzichte van de door de provincie al eerder goedgekeurde bouwmogelijkheden van kampeermiddelen met een oppervlak van 50 m2 en recreatiewoningen met een inhoud van 200 m3. De inhoudsmaten voldoen aan de door de provincie nagestreefde maatvoering voor recreatiewoningen. Het betreffen hier bestaande bebouwde percelen, in het projectbesluit worden geen mogelijkheden geboden voor een toename van het aantal recreatieverblijven. Hiernaast is het uitgangspunt van het projectbesluit en het bijbehorende beeldkwaliteitsplan juist om te komen tot een betere ruimtelijke inkleding van de bebouwing in het landschap, waardoor er juist een ruimtelijke verbetering optreedt. Ad 2.4: Zoals uit het kaartmateriaal bij de omgevingsverordening is op te maken, zijn de percelen aan het Ganzendiep niet binnen de EHS gelegen. Een klein gedeelte van het plangebied is wel aangewezen als EHS. Aangezien deze percelen in de bestaande situatie een agrarische bestemming hebben, zal de plangrens dusdanig worden aangepast, dat deze percelen buiten het plangebied komen te liggen. Deze percelen kunnen dan meegenomen worden bij het op te stellen bestemmingsplan dat o.a. ook de EHS planologisch moet regelen. Voor wat betreft de kernkwaliteit openheid en rust van het Nationaal Landschap IJsseldelta, wordt vooral gedoeld op de Mastenbroekerpolder en het Kampereiland. Voor de goede orde: de recreatiepercelen aan het Ganzendiep (met de bebouwing en beplanting) waren al aanwezig ten tijde van het vaststellen van het Nationaal Landschap. Overigens blijkt, zoals in de toelichting is beschreven, dat het behoud en de versterking van de recreatieve functie, door het mogelijk maken van kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen op het recreatiegebied Ganzendiep, past binnen het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta. Ad 2.5: Deze zienswijze is op het projectbesluit niet van toepassing, omdat het projectbesluit enkel de bouw van recreatiewoningen, kampeermiddelen en bijbehorende bouwwerken regelt. Ad 3, 4 en 5: Deze zienswijzen komen overeen met het gestelde in de zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan. Voor de beantwoording wordt verwezen naar ad 2.1 tot 2.5. De zienswijze is ontvankelijk en voor wat betreft punt 2.4 gegrond. 7. Natuurvereniging IJsseldelta, Groenestraat 94, 8261 VJ, Kampen (ingekomen 6 april 2010): 1. het vigerende bestemmingsplan staat alleen kampeermiddelen toe. In het projectbesluit is het mogelijk om recreatiewoningen te bouwen, waarbij bestaande illegale recreatiewoningen gerealiseerd worden. Ook voor het maken van insteekhavens biedt het ontwerpbestemmingsplan ruime mogelijkheden;
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 39 van 44
2. Er is reden om niet zonder meer uitbreiding van recreatiewoningen toe te staan maar juist nadrukkelijk rekening te houden met de waarde van dit gebied voor natuur en landschap. Er is onvoldoende afweging gemaakt tussen de diverse belangen in dit gebied, vooral gezien de ligging in het Nationaal Landschap en in de EHS. Recreatiewoningen en aanlegplaatsen zouden juist gesaneerd moeten worden voor zover deze niet in het oorspronkelijke rivierenlandschap zijn ingepast. Ad 1: Allereerst moet gesteld worden dat het hier om een projectbesluit (en niet om een bestemmingsplan) gaat dat alleen ziet op de nieuwbouw/ vervanging van recreatiewoningen, kampeermiddelen met bijbehorende bijgebouwen. Insteekhavens worden in dit projectbesluit niet geregeld. Overigens is het bij recht mogelijk om in het vigerende bestemmingsplan een insteekhaven te graven. Inderdaad is het zo dat in het geldende bestemmingsplan enkel kampeermiddelen mogelijk zijn. Echter, in maart 2005 heeft de provincie Overijssel een algemene verklaring van geen bezwaar afgegeven voor de bouw van recreatiewoningen. Veel van de bestaande recreatiewoningen zijn met deze verklaring vergund en dus legaal (en niet illegaal). Ad 2: Het projectbesluit is de voorloper van het bestemmingsplan Recreatiegebied Ganzendiep en is, in combinatie met het beeldkwaliteitsplan Recreatiegebied Ganzendiep, opgesteld om een duidelijk planologisch regime te creëren. In het projectbesluit en het beeldkwaliteitsplan wordt een kwaliteitsverbetering van het gebied nagestreefd, met als uitgangspunten clustering van bebouwing, het stimuleren van een groene aankleding van het gebied, het creëren van doorzichten en het bouwen van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen die qua materialisering en kleurstelling goed in de groene omgeving passen. In het projectbesluit wordt dit bereikt door het aanwijzen van bebouwingsvrije zones aan de vooren achterkant van de percelen, het verplichten van plaatsing van recreatiewoningen en kampeermiddelen haaks op het Ganzendiep (dus geen plaatsing overdwars), het uitsluiten van vrijstaande bijgebouwen en een verplichte afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen. Veel van deze eisen zijn een aanscherping van het geldende bestemmingsplan. Wanneer er een duidelijk planologisch regime aanwezig is, wordt handhavend opgetreden tegen illegale situaties die hiermee in strijd zijn. Zoals uit het kaartmateriaal bij de omgevingsverordening is op te maken, zijn de percelen aan het Ganzendiep niet binnen de EHS gelegen. Een klein gedeelte van het plangebied is wel aangewezen als EHS. Aangezien deze percelen in de bestaande situatie een agrarische bestemming hebben, zal de plangrens dusdanig worden aangepast, dat deze percelen buiten het plangebied komen te liggen. Deze percelen kunnen dan meegenomen worden bij het op te stellen bestemmingsplan dat o.a. ook de EHS planologisch moet regelen. Voor wat betreft de kernkwaliteit openheid en rust van het Nationaal Landschap IJsseldelta, wordt vooral gedoeld op de Mastenbroekerpolder en het Kampereiland. Voor de goede orde: de recreatiepercelen aan het Ganzendiep (met de bebouwing en beplanting) waren al aanwezig ten tijde van het vaststellen van het Nationaal Landschap. Overigens blijkt, zoals in de toelichting is beschreven, dat het behoud en de versterking van de recreatieve functie, door het mogelijk maken van kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen op het recreatiegebied Ganzendiep, past binnen het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta. Hiernaast is er een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden in en nabij het gebied. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen significante negatieve effecten zijn te verwachten.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 40 van 44
Het is niet opportuun om de recreatiewoningen en kampeermiddelen te saneren, omdat het hier om percelen gaat met bestaande rechten. Wel wordt met het projectbesluit (in combinatie met het beeldkwaliteitsplan) bereikt dat er bij nieuwe ontwikkelingen sprake is van een goede ruimtelijke inpassing in het gebied, zodat een kwaliteitsverbetering van het gehele gebied en de daarin aanwezige natuur- en landschapswaarden wordt bereikt. De zienswijze is ontvankelijk en ongegrond. 8. Das rechtsbijstand namens de heer H.J. van Z (ingekomen 6 april en aangevuld 15 april 2010): 1. de percelen sectie A nummer 1088 en 1089 zijn meegenomen in het projectbesluit en heeft de bestemming Recreatie gekregen. Echter, dit perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming met een dubbelbestemming Waterstaatsdoeleinden. Cliënt kan zich in de bestemming Recreatie niet vinden; 2. In het vigerende bestemmingsplan heeft ook het water de bestemming Recreatie. Cliënt heeft hier een woonboot liggen. Echter, dit gedeelte van het perceel is niet in het plangebied opgenomen. Cliënt verzoekt de bestemming voor dit water te handhaven; 3. Er zijn op het perceel diverse bijgebouwen aanwezig welke onder het overgangsrecht vallen. Verzocht wordt deze positief te bestemmen; 4. Cliënt kan zich niet vinden in de geëiste afstand van 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens. Deze bepaling is onredelijk bezwarend, omdat op deze wijze realistische bouwmogelijkheden op het perceel niet mogelijk zijn; 5. In het bestaande bestemmingsplan is het mogelijk het perceel in drie kadastrale percelen op te splitsen, waarbij op elk perceel een kampeermiddel geplaatst mag worden. Door het aanwijzen van de bebouwingsvrije zones wordt deze mogelijkheid teniet gedaan, met de bijbehorende waardedaling van het perceel. Verzocht wordt de bebouwingsvrije zones te verwijderen. Er is sprake van een pro forma zienswijze. Volgens een recente Afdelingsuitspraak van 11 maart 2009, nr 200708338 brengt het zorgvuldigheidsbeginsel met zich mee dat de indiener van de binnen de wettelijke termijn ingebrachte maar niet nader aangeduide bezwaren onverwijld in de gelegenheid wordt gesteld om deze binnen een gestelde termijn van gronden te voorzien. Gelet hierop is reclamant in de gelegenheid gesteld om de gronden voor 15 april 2010 aan te vullen. Ad 1: Deze zienswijze heeft aanleiding gegeven om de planbegrenzing nogmaals goed te bekijken, waarbij onder andere ook de begrenzing van de bestemming Recreatieve doeleinden van het bestaande bestemmingsplan 'Buitengebied' en de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is bekeken. Gebleken is dat de percelen 1088 en 1089 binnen de EHS en buiten de bestemming Recreatieve doeleinden zijn gelegen. Omdat uitbreiding van recreatie in de EHS op grond van artikel 2.7.3 van de Omgevingsverordening Overijssel niet is toegestaan, zijn deze percelen inderdaad verkeerd bestemd. De zienswijzen geven aanleiding de planbegrenzing te wijzigen. Deze percelen kunnen dan meegenomen worden bij het op te stellen bestemmingsplan dat o.a. ook de EHS planologisch moet regelen. Tot die tijd blijft de bestaande bestemming Agrarisch gebied van toepassing. Ad 2: Het projectbesluit regelt alleen de nieuwbouw van recreatiewoningen, kampeermiddelen en de bijbehorende bijgebouwen en overkappingen. Recreatiewoonschepen worden niet geregeld. Omdat dit gedeelte van het perceel uit water bestaat (en hier dus feitelijk geen
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 41 van 44
gebouwen geplaatst kunnen worden) en een recreatiewoonschip in dit water is gelegen, is dit gedeelte van het perceel niet in het projectbesluit meegenomen. Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (en de bestemming Recreatieve doeleinden) is nog steeds geldend voor dit gedeelte. Ad 3: Cliënt is eigenaar van kadastraal perceel sectie A nummer 982. Uit de inventarisatie welke is gedaan in 2008 zijn geen vrijstaande bijgebouwen op het perceel aanwezig. Niet duidelijk is dan ook welke bijgebouwen bedoeld worden. Wellicht dat de bijgebouwen worden bedoeld op het perceel A 1127, welke eigendom is van mevrouw J.W. Klunder en niet van reclamant. Naar aanleiding van deze zienswijze is telefonisch contact geweest met de gemachtigde van cliënt om duidelijk te krijgen wie door gemachtigde vertegenwoordigd wordt. Gemachtigde heeft bevestigd dat enkel de heer H.J. van Zuthem en niet mevrouw Klunder dan wel de heer J. van Zuthem door gemachtigde wordt vertegenwoordigd. Ten overvloede: op het perceel A 1127 zijn bij de inventarisatie twee vrijstaande bijgebouwen geconstateerd. Deze bijgebouwen zijn allebei niet aanwezig op de luchtfoto van 2003. In de periode tussen 2003 en nu is geen bouwvergunning verleend voor deze bijgebouwen, zodat deze niet voor positieve bestemming in aanmerking komen. Ad 4: Voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden is rekening gehouden met gebouwen die momenteel dichter op de perceelsgrens staan. Het is in artikel 3.2.3 mogelijk gemaakt om bijgebouwen en overkappingen op een kleinere afstand dan 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aan te houden, wanneer er al sprake is van bestaande legale hoofdbebouwing welke in de bestaande situatie al dichter op de perceelsgrens staat. Deze mogelijkheid bestaat niet voor uitbreiding van bestaande recreatiewoningen of kampeermiddelen (tot de maximaal toegestane 250 m3 of 60 m2), terwijl dit ruimtelijk gezien wel acceptabel is. Gelet hierop wordt een soortgelijke regeling ook opgenomen voor de uitbreiding van bestaande recreatiewoningen en kampeermiddelen. Ad 5: Op het perceel A 982 van reclamant is aan de zijde van het perceel dat aan het Ganzendiep grenst een bebouwingsvrije zone opgenomen van 10 meter. Ook in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ was al een voorschrift opgenomen dat niet binnen 10 meter van het Ganzendiep gebouwd mocht worden. De zienswijze is ontvankelijk en voor wat betreft de punten 1 en 4 gegrond.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 42 van 44
9. De heer J. van Z. (ingekomen 14 april 2010): 1. 17 jaar geleden heeft reclamant een caravan van 31 m2 neergezet. Het was bij de gemeente Ijsselmuiden gewoonte dat dit zonder vergunning en tekening kon. Hierbij is een verklaring aangeleverd van een toenmalig ambtenaar van de gemeente Ijsselmuiden. Verzocht wordt om de bestaande toestand te handhaven. Ad 1: Op 14 april 2010 heeft reclamant zelfstandig een zienswijze ingediend. De zienswijzetermijn liep van 24 februari 2010 tot en met 6 april 2010. Deze zienswijze is buiten deze termijn binnengekomen. Wel is een pro-forma bezwaarschrift ontvangen namens de heer H.J. van Z, waarop een termijn voor aanvulling van de gronden is gegund. Echter deze termijn geldt niet voor de heer J. van Z. Zie ook de opmerking bij Ad 3 van bij de zienswijzebehandeling van zienswijze nummer 7. De zienswijze is dan ook niet-ontvankelijk. Ten overvloede het volgende: Allereerst, het projectbesluit geeft enkel mogelijkheden voor de nieuwbouw van recreatiewoningen en kampeermiddelen met bijbehorende gebouwen en overkappingen. Bestaand gebruik wordt in dit projectbesluit niet geregeld. Er zijn momenteel twee, gezien het uiterlijk, als recreatiewoningen aan te merken bouwwerken op het perceel A 1127 (toentertijd A 892) aanwezig. Uit de diverse inventarisaties die gedaan zijn in de periode 1993 tot 2000 is op te maken dat de door de reclamant bedoelde caravan in 1998 op deze locatie is neergezet. In deze periode zijn veel caravans geplaatst met ontheffing op grond van de Kampeerwet en de opvolger van deze wet, de Wet op de Openluchtrecreatie en dus niet met bouwvergunning. Wellicht dat door reclamant op deze werkwijze wordt gedoeld. Op 25 januari 1996 is aan reclamant een ontheffing van de kampeerwet afgegeven voor het plaatsen van kampeermiddelen op het toenmalige perceel A 892. Echter, het gebouw voldoet niet aan de definitie van (sta)caravan zoals bedoeld in de Kampeerwet omdat het bouwwerk gezien de vorm, omvang en constructie niet geschikt is om regelmatig te worden vervoerd. Overigens wordt ook niet aan de voorwaarde uit de ontheffing voldaan dat het perceel per kampeermiddel een aan het water van het Ganzendiep grenzende breedte van ten minste 10 meter moet hebben. In dit geval heeft het perceel A 1127 een breedte van circa 15 meter aan het Ganzendiep. De bedoelde caravan is dan ook zonder bouwvergunning aanwezig.
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 43 van 44
Recreatiewoningen Ganzendiep NL.IMRO.0166.00991049-VB02 pagina 44 van 44