Geëmailleerde knopen door de eeuwen heen door Joan Veltman september 2011 Inleiding Emailleren is al een eeuwenoude manier om voorwerpen te decoreren. Eigenlijk is email niets anders dan een glaslaag aangebracht op metaal volgens een bepaalde techniek. Er zijn in de loop der tijd diverse emailleertechnieken ontwikkeld, zoals cloisonné, champlevé, basse-taille (guilloche) en emaux peints. Het emailleren werd toegepast op allerlei decoratieve metalen voorwerpen, ook op knopen. Zover bekend dateren de allereerste exemplaren uit de 16e eeuw. De meeste geëmailleerde knopen die wij nu nog tegenkomen, dateren uit de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw.
Geschiedenis van het emailleren Het emailleren werd al toegepast in heel vroege culturen. De oudste geëmailleerde voorwerpen die bekend zijn, gaan terug tot de 13e eeuw v. Chr. in het Myceense Griekenland. Het waren sieraden bewerkt met kobaltblauw en groen email. Ook de Egyptenaren en Romeinen gebruikten de emailleertechniek. Na het verval van het West-Romeinse Rijk en de daaropvolgende volksverhuizingen verdween in deze regio de emailleertechniek nagenoeg geheel. Alleen in het OostRomeinse Rijk bleef de techniek hier en daar nog bestaan van waaruit het zelfs sterk uitbreidde in de Byzantijnse periode. Vanaf de 4e eeuw werd in het Byzantijnse Rijk de cloisonné-techniek gebruikt, veelal op goud. Een opleving op het gebied van het emailleren ontstond in west Europa aan het begin van de 11e eeuw toen Byzantijnse handwerkslieden naar Italië en Sicilië kwamen en ook verder noord waards trokken. Er ontstonden werkplaatsen in de Maasstreek en langs de Rijn in plaatsen als Keulen en Trier. In de 12e eeuw volgde de stad Limoges in Frankrijk. Toen de ambachtslieden in de Rijn- en Maasstreek het emailleren opnamen, ondervond men problemen met de cloisonné-techniek. Dat was de reden dat zij een nieuwe techniek ontwikkelden en zo ontstond de champlevé-techniek. Toen deze techniek bevredigende resultaten ging opleveren, begon men in Limoges vanaf de 12e eeuw tot het einde van de 14e eeuw deze techniek ook toe te passen. In de loop van de eeuwen werden nog meer technieken ontwikkeld. Tegen het einde van de 13e eeuw introduceerden Italiaanse goudsmeden de basse-taille techniek. De encrusted (= email en 1
ronde bosse) techniek ontstond in de 15e eeuw. Een grote vernieuwing trad in toen Léonard (Nardon) Pénicaud in Limoges in de 15e eeuw een geheel nieuwe manier van werken introduceerde door het gebruik van cloisonnédraad achterwege te laten en voort te bouwen op de opgedane ervaringen met de champlevé-techniek. Dit was het begin van de ontwikkeling van de emaux peints (zie ook Limoges). Daarnaast werd in Limoges de en grissaille techniek ontwikkeld. Terugkijkend is het werk van de Byzantijnse goudsmeden van grote invloed geweest op het werk van de Europese goudsmeden. In de renaissance (14e-17e eeuw) maakten Europese goudsmeden prachtige, veelal religieuze voorwerpen in de champlevé techniek, maar ook de basse-taille techniek en de plique-à-jour techniek werden gebruikt. Waarschijnlijk hebben de Byzantijnse ambachtslieden de techniek ook naar het Verre Oosten gebracht, gezien de vele handelscontacten met China. In China werd al heel vroeg gewerkt met email namelijk in o.a. de Ming-periode.
Hoe gaat het emailleren in zijn werk Het emailleren is een heel secuur en arbeidsintensief proces. De metalen ondergrond moet zorgvuldig van te voren worden schoongemaakt en door verhitting behandeld worden. Na afkoeling wordt het glaspoeder in de gewenste kleur heel precies met bijv. een scherp voorwerp aangebracht op de metalen ondergrond. Glaspoeders zijn er in de prachtigste kleuren. Er zijn opake of transparante kleuren, en door die beide te gebruiken kan men heel mooie effecten krijgen. De diepte van de pure tinten wordt bereikt door meerdere keren te verhitten. Vaak wordt ook de achterkant van een laag email (contra-email) voorzien om de spanning op het metaal te verlichten waardoor het voorwerp beter van kwaliteit is en niet kromtrekt. Het voorwerp gaat vervolgens de oven in. Om een goede hechting van het email op het metaal te verzekeren, is een oventemperatuur nodig van 650 graden Celcius of meer. Door de hitte smelt het glaspoeder tot een glaslaag (het email) op het metaal. Na afkoeling wordt de bovenkant gepolijst of gepoetst. Gebruikte metaalsoorten waren o.a. goud, zilver, messing, brons, koper, of koperachtige samenstellingen. Een term die je ook wel tegenkomt, is ‘gilding metal’. Dit is een metaallegering met hoog kopergehalte, die rond 1890-1910 veel werd gebruikt voor goedkope geëmailleerde kledingknopen en gespen. Zoals de naam al aangeeft was het meestal verguldsel.
’Cut steels’ op opgewerkte rand (Jenny Swindells)
Knopen met email decoratie De eerste geëmailleerde knopen dateren zover bekend uit de 16e eeuw in Frankrijk. Helaas zijn geëmailleerde knopen uit 16e en 17ee eeuw niet meer te vinden en uit de 18e eeuw nog maar sporadisch. Geëmailleerde knopen uit de 19e eeuw komen meer voor. Ze zijn meestal afkomstig uit Frankrijk, Engeland, Rusland en Duitsland waar handwerkslieden in die periode prachtige geëmailleerde knopen maakten. De kleuren waren opaak of transparant, soms werd één kleur toegepast of juist heel veel. Er werden uiteenlopende motieven gebruikt, zoals bloemen, een erg 2
populair onderwerp, en afbeeldingen van dieren, zoals vogels. Maar je ziet ook knopen met portretten of met geschilderde tafereeltjes of landschappen, en knopen met een geometrisch ontwerp. In de 19e eeuw werden ook geëmailleerde knopen gemaakt met randen versierd met ‘cutsteels’ of steentjes, geëmailleerde druppels om edelstenen te imiteren (‘encrusted’) en van gestampt metaal.
Emailleertechnieken en de toepassing ervan op knopen Er bestaan diverse emailleertechnieken, die ook op knopen werden toegepast. Het verschil bestaat in de meeste technieken uit de manier waarop het metaal is voorbereid. De technieken zijn: Cloissoné, Champlevé, Basse-taille (guilloche), Emaux peints, En Grisaille,, Plique-à-Jour, Paillons en Encrusted. 1) Cloisonné Cloisonné is een van de oudste emailleertechnieken. Heel fijne koper- of gouddraadjes werden gebogen tot het gewenste ontwerp en vervolgens gesoldeerd op de metalen ondergrond. Zo ontstond een opengewerkt patroon met gescheiden vakjes (cloisons) en elke vakje werd gevuld met een kleur glaspoeder. De draadjes fungeerde als een soort dijkjes om te voorkomen dat de kleuren in elkaar overvloeiden. Het emailleerproces werd herhaald net zolang het email de hoogte had van de gesoldeerde draadjes. Cloisonné knopen zijn niet gemakkelijk meer te vinden. Wel zijn er voor de toeristenhandel in een goedkopere kwaliteit cloisonné knopen gemaakt. De meeste cloisonné knopen die nu nog in omloop zijn, dateren meestal uit eind 19e eeuw en het begin van de twintigste eeuw. De kleuren van de zeer oude knopen waren meestal donker, de meer recentere knopen hebben vaak lichtere kleuren.
Japanse cloisonné knoop met afbeelding van een eend, een kraanvogel en een Aziatische ‘jungle fowl’ , waarschijnlijk rond 1900, gemaakt op zilver met een rand in kabelmotief van 14 karaats goud (Jenny Swindells).
Waarschijnlijk Chinese cloisonné-knoop met afbeelding van eenden. Het email is mat, niet glanzend, en de achterkant is voorzien van groene counter email (Ina Hascher) 3
Kijken we naar het Oosten dan waren de Japanners en Chinezen al van oudsher experts op het gebied van cloisonné. De Chinezen hebben grote hoeveelheden cloisonné voorwerpen, zoals vazen, geëxporteerd gedurende de 19e en aan het begin van de 20e eeuw. De eerste cloisonné knopen en gespen uit China bestemd voor de export zag je pas na de eerste Wereldoorlog. Ze maakten wel voor eigen gebruik knopen, zoals sets van kleine cloisonné knopen. De Japanners hebben veel cloisonné knopen geëxporteerd in deze periode, maar zij richtten zich op een bredere markt met manchetknopen, gespen, hoedpinnen, etc.
2) Champlevé Veel geëmailleerde knopen die we nu nog tegenkomen zijn in de champlevé-techniek gemaakt. Dit is de meest eenvoudige van de emailleertechnieken. Het is eigenlijk de omgekeerde techniek van cloisonné. In plaats van dat het ontwerp werd opgebouwd bovenop de metalen ondergrond, werden de metalen plaatjes bij champlevé gestampt. Dat gebeurde machinaal met een stempel of ze werden handmatig uitgestoken. Voor het handmatig uitsteken van het metaal was een dikkere ondergrond noodzakelijk. Als het stampwerk machinaal is gebeurd, is dat meestal te herkennen aan de achterkant waar het patroon van de stempel zichtbaar is, vooral bij de dunnere knopen. Door het uitsteken of stampen ontstonden er kleine verdiepingen/kuiltjes, die als afzonderlijke emailleervakjes fungeerden waar het glaspoeder in gestrooid werd. De kuiltjes werden telkens met één kleur gevuld. Door de hitte in de oven krimpt het glazuur waardoor er vaak nog een keer bijgevuld moest worden en het nog een keer de oven in ging. Dit proces werd herhaald net zolang totdat elk kuiltje de gewenste kleur had volgens het ontwerp. Champlevé werd ook wel toegepast als versiering op de rand van de knoop om een delicaat effect te krijgen.
3) Basse-Taille (ook wel guilloche) De basse-taille-techniek is eigenlijk een verfijnde vorm van champlevé. Een patroon werd geciseleerd of ingegraveerd. Vaak werd dit in de 19e eeuw gedaan door middel van zgn. ‘engine turning’, de term voor de techniek waarbij heel fijne lijnen werden ingegraveerd met een scherp instrument dat vastzit aan een machine. Er ontstond zo een symmetrisch patroon met golvende lijnen. De ontstane ruimtes van verschillende dieptes werden gevuld met meerdere lagen van transparante email waardoor er een variatie in diepte en kleurintensiteit ontstond. De knoop werd tot slot bedekt met een transparante email van één kleur.
4
Links: Ronde knoop in bassetaille techniek en rechts beschildering op basse-taille (Ina Hascher)
Basse-taille knoop in de vorm van een vlinder (behorende tot een set van 3 met bijpassende broche (Jenny Swindells) Knopen in de basse-taille-techniek konden vaak in series worden geproduceerd ondanks het vele handwerk; er zijn er veel rond 1900 gemaakt. Het waren vaak kostbare knopen die meestal in een doosje met bijpassende gesp en hoedenspelden werden geleverd. In de periode 1900-1930 (ongeveer) werd in plaats van de ‘engine-turning’ techniek ook wel een stempel gebruikt om een patroon aan te brengen. Dit patroon werd dan ingevuld met gekleurd transparante glaspoeder. Deze knopen zijn doorgaans minder briljant en helder als de knopen uitgevoerd met ‘engine-turning’. Uit Japan komt de jin jippo en gin bari techniek, het is een viarant van de Europese bassetaille techniek. Bij jin jippo werd zilver gegraveerd en ingevuld met transparant email. Bij gin bari werd zilverfolie (effen of voorzien van een patroon) aangebracht op een koperen basis en afgedekt met transparante email. De techniek werd meestal gecombineerd met de cloisonné techniek en gebruikt voor de kwalitatief betere knopen, gespen, etc. Ze waren zeer mooi, maar ook kostbaar. Sets van deze knopen werden rond 1900 uit Japan geïmporteerd voor gebruik op bijv. zijden kleding of kleding met een oosters ontwerp.
4) Emaux Peints Aan het eind van 15e eeuw werd ontdekt dat het email ook zonder de verbonden cloisonné cellen of champlevé kuiltjes op een metalen ondergrond bleef zitten en dat een tweede laag op de eerste laag aangebracht kon worden zonder dat de eerste laag eraf sprong. Emaux peints knopen werden snel populair. De stad Limoges in Frankrijk speelde in de eerste helft van de 16e eeuw een centrale rol in de ontwikkeling van enerzijds de emaux peints in briljante kleuren en anderzijds de techniek van ‘en grisaille’ (zie hieronder) in de juist rustige kleuren van zwart, grijs en wit.
5
De meest rechtse knoop is gesigneerd met E.M. Paris; E.M. staat voor Eugene Marquis (Jenny Swindells)
Emaux peint met champlevé rand (foto Ina Hascher)
Een emaux peint is in principe een beschildering op een effen geëmailleerde ondergrond. Allereerst werd de ondergrond voorzien van meerdere lagen opake glaspoeder. Elke laag werd verhit en vervolgens gepoetst/gepolijst. De kleuren waren meestal wit, kobalt blauw of zwart. Daarna werd met een mengsel van glaspoeder en heldere gekleurde verf heel fijntjes met de hand kleine schilderijtjes van mensen, cupido’s, dieren, gebouwen, bloemen, vogels en miniatuur tafereeltjes opgebracht. Elke kleur werd separaat verhit. De ontwerpen werd plat op de ondergrond aangebracht of afhankelijk van de hoeveelheid glaspoeder in de verf als een verdikking. Daarna werd er een transparante laag opgebracht om de kleuren te beschermen er meer diepte en glans ontstond. De knopen met een verhoogd ontwerp zijn zeer populaire knopen onder de verzamelaars. Deze manier van emailleren werd ook gebruikt op glas en porseleinen knopen. Het glaspoeder in de verf zorgt ervoor dat het ontwerp smelt en een verhoogd effect geeft op het glas of porselein. De beschilderde knopen met florale en conventionele ontwerpen zijn nog steeds in omloop. De fijnere beschilderde knopen met tafereeltjes en figuren daarentegen komen veel minder voor en zijn dus ook kostbaarder. In plaats van met de hand beschilderen, werden ook wel afbeeldingen gemaakt op basis van ‘transfer printing’. In Engeland werd veel gebruik gemaakt van deze techniek. Daarbij werd een ontwerp op een geëmailleerde ondergrond aangebracht door middel van een afdruk. Daarna werd de afbeelding met de hand bijgewerkt en ingevuld. Op het gebied van ’transfer printing’ was de emailleerfabriek in Battersea, London, van Stephen Theodore Janssen zeer bekend. Deze fabriek produceerde kortstondig van 1750-1756 allerlei voorwerpen. Zij pasten
6
voornamelijk ‘transfer printing’ toe op allerlei kleine voorwerpen, zoals wijnlabels, snuifdozen, horlogekasten en mantelknopen.
Email knoop uit Bilston, 18e eeuw (Alison Palmer) Een andere populaire emailleerfabriek stond in Bilston, South Staffordshire, die van 17491831 produceerde. Zoals de Battersea fabriek was ook deze beroemd om de kleine geëmailleerde voorwerpen, waaronder knopen. Ze werden meestal voorzien van bloemmotieven op een witte ondergrond, met o.a. turquoise, blauw en roze en verhoogde, vergulde sierlijke krullen. Gedurende de laatste 30 jaar van de 18e eeuw zijn er grote hoeveelheden beschilderde en transfer geprinte knopen en snuisterijen in het noorden van Engeland gemaakt. De knopen zijn makkelijk te herkennen aan een dunne koperen ondergrond. Knopen zonder omlijsting, hadden een opgerolde rand en een dun draadoog aan de achterkant en ze zijn altijd aan de achterkant voorzien van een laag email. Beschilderde geëmailleerde knopen werden aan het eind van de 19e eeuw weer opnieuw populair, maar dit keer in Frankrijk. De metalen basis was meestal koper of goudkleurig metaal. Om de rand te versieren werd ook wel de champlevé-techniek gebruikt, de ‘encrusted’ techniek (zie hierboven) of ‘cut-steels’ toegepast.
Toepassing van ‘cut-steels’ op beschilderde email knoop (Jenny Swindells) De naam Limoges wordt tegenwoordig voornamelijk gebruikt als algemene aanduiding voor geëmailleerde knopen die helemaal egaal bedekt zijn (zonder kuiltjes of draadjes zoals in champlevé- of cloisonné-techniek) en die voorzien zijn van een beschildering. Aan het begin van de 20e eeuw deed de Art Nouveau periode de techniek weer herleven. Gedurende deze periode zijn er prachtige knopen van hoge kwaliteit gemaakt. Ze waren vaak van zilver met een Art Nouveau ontwerp.
5) En grisaille Veel knopen met de grisaille techniek behoren tot de emaux peints. De techniek werd waarschijnlijk in de 16e eeuw voor het eerst toegepast en op knopen voor het eerst in de 18e 7
eeuw. Ze zijn zeer zeldzaam. Het is de kunst om witte email op een zwart geëmailleerde ondergrond aan te brengen waardoor een effect ontstaat van diverse gradaties grijs. De zwarte ondergrond bestaat uit meerdere lagen van zwart email, elke laag is apart verhit en na afkoeling gepolijst tot een glad oppervlak. Vervolgens werd het ontwerp aangebracht, eerst met een enkele laag wit, waardoor grijsachtig beeld ontstaat. Naarmate er meerdere lagen wit werden aangebracht werd ook het effect witter. Ook werd wel met een scherp voorwerp lijntjes uitgesneden zodat de zwarte ondergrond zichtbaar werd om zo een zwart/wit effect te krijgen. Verzamelaars noemen meestal alle wit geëmailleerde knopen op een zwarte ondergrond ‘grisaille’, maar de echte grisailles zijn zeer zeldzaam.
6) Plique-à-Jour Dit is een techniek die lijkt op cloisonné. Het verschil is dat er is geen metalen basis is en dat draden aan elkaar tot een ontwerp werden gesoldeerd. Dit filigrain patroon werd gevuld met transparant (of soms opake) glaspoeder. Na het emailleerproces werd het raamwerk met zuur verwijderd. Het resultaat lijkt op het effect van een glas-in-lood raam. Deze techniek werd met name toegepast in Rusland en door juwelenontwerpers aan het eind van de 19e eeuw in de Art Nouveau periode. Plique-á-jour knopen zijn nauwelijks te vinden. Dat komt omdat er niet veel zijn gemaakt en/of omdat ze erg breekbaar waren en er dus maar weinig zijn die het hebben overleefd. Mooie voorbeelden van Art Nouveau en Arts & Crafts plique-á-jour knopen zijn te zien in het boek ‘Buttons’ van Diana Epstein/Millicent Safro) op pag. 149.
7) Paillons (folie of bladmetaal) Vanaf de 18e eeuw werd ook wel folie of bladmetaal gebruik. De ontwerpen werden uitgesneden of uitgestampt uit goud of zilver om geëmailleerde knopen te decoreren. De metalen disk werd eerst voorzien van een laag email, soms voorzien van een ‘engine turned’ ontwerp. Dit emailleerproces werd soms twee of drie keer herhaald. Vervolgens werd het folie ontwerp erop gelegd met een lijmsubstantie en verhit. Tot slot werd een transparante laag aan gebracht om de folie te beschermen. Deze knopen werden in kleine hoeveelheden vooral in de 19e en 20e eeuw gemaakt.
Beschilderd email met champlevé rand en turquoise email ‘steentjes’, (Jim Baker, Ina Hascher)
8) Encrusted Minuscule geëmailleerde bolletjes email werden als cabochons op de metalen ondergrond aangebracht om het effect te krijgen alsof de knopen bezet waren met edelsteentjes. De meest gebruikte kleuren waren turquoiseblauw en robijnrood, maar er werden ook wel 8
andere edelstenen geïmiteerd. Meestal werd deze techniek toegepast op de rand van een geëmailleerde knoop, maar ook wel op kleine ‘picture’ Geëmailleerde knopen van eind 19e eeuw – begin 20e eeuw Met de komst van de Art Nouveau en de Arts & Crafts beweging eind 19e eeuw, kwam de emailleertechniek weer opnieuw in de belangstelling. De Art Nouveau periode deed de emaux peints techniek weer herleven. Gedurende deze periode zijn er prachtige knopen van hoge kwaliteit gemaakt. Ze waren vaak van zilver met een Art Nouveau ontwerp. Veelal met een floraal motief. Maar in deze periode zie je ook andere technieken, zoals champlevé in Art Nouveau stijl en plique-à-jour, deze knopen zeer zeldzaam. De Art Nouveau stijl was ook sterk beïnvloed door de Japanse esthetiek. Er zijn prachtige knopen bekend.
Art Nouveau knoop in basse-taille techniek (Jenny Swindells) Knopen van repoussé zilver met geëmailleerde bloemen waren rond 1900 populaire export items voor Japan. Er werd ook uitgestoken bladgoud gebruikt op geëmailleerde ondergrond. Tegen het einde van de 19e eeuw was Japan vernieuwend op het gebied van fijne cloissoné en crackle-glaze. Deze knopen werden voor de export gemaakt. Andere Japanse knopen bestaan uit een ondergrond van bewerkt folie/bladmetaal, met daarop bloemen van email, afgewerkt met een dunne laag transparante email, en rand van zilver. Tussen 1880 en 1917 zorgde de Russische edelsmid Carl Fabergé voor een opleving van de bassetaille techniek. De basse-taille knopen die Fabergé maakte waren vaak van zilver en goud in briljante email kleuren en voorzien van marcasietjes en stukjes diamant. De knopen hadden een conventioneel ontwerp en alle knopen in een set waren hetzelfde. Ze waren altijd gesigneerd. Ook zijn er basse-taille knopen bekend van en gesigneerd door Cartier.
Zilveren geëmailleerde knoop in Arts & Crafts motief De kunstenaars uit de Arts & Crafts beweging lieten zich inspireren door de middeleeuwen. Eén van de meest bekende firma’s was Liberty & Co., die in 1875 in London werd opgericht. Liberty importeerde enerzijds Japans metaalwerk en emailleerwerk uit Oost India. Daarnaast had de firma 9
een eigen lijn van sterling zilver en emailwerk. Van Liberty zijn sets van zilveren geëmailleerde knopen bekend, vaak nog in hun originele doos, of enkele exemplaren, gemaakt tussen 1900 en 1904. De kleurencombinatie van blauw/groen (de kleuren van een pauw) is typisch voor Liberty. De firma hanteerde de naam Cymric als zilver aanduiding.
Liberty Cymric zilver, 1906 (Jim Baker)
Zilver met basse-taille email, Charles Horner, Chester 1913 (Jim Baker) Een andere firmanaam is Charles Horner, die tussen 1880-1984 sieraden en andere snuisterijen maakte voor een groter publiek. De firma heeft een hele reeks sieraden, broches, gespen, etc. op de markt gebracht, o.a. zilveren geëmailleerde (sets van) knopen. Aan het begin van de 20e eeuw liet Horner zich inspireren door de Art Nouveau beweging en die van de Arts & Crafts, en er zijn knopen bekend in bijv. de bekende blauw/groene kleuren. Ook gebruikte Horner wel de basse-taille techniek
Jaren twintig/dertig Maar ook later in de Art Deco periode werd de emailleertechniek toegepast. In deze periode werden mooie knopen gemaakt in sterke heldere kleuren en een geometrisch Art Deco ontwerp. Ze zijn zeer gezocht en nog maar moeilijk te vinden.
Email knoop op koper, begin 20e eeuw
Jaren vijftig/zestig 10
In de jaren vijftig ontstond er opnieuw veel belangstelling voor de emailleertechniek. In Nederland, maar ook in Duitsland en Scandinavië en in de Verenigde Staten waren ateliers of fabrieken die geëmailleerde sieraden op de markt brachten. In Nederland werden de doe-het-zelf boekjes om sieraden te maken erg populair en emailleren werd een van de meest populaire technieken. Tegen het eind van de jaren zestig en begin jaren zeventig verloor het emailleren haar populariteit en werd het zelfs ‘oubollig’ gevonden.
Geëmailleerde knopen uit Nederland, 1950’s-1960’s. In de jaren vijftig zijn er ook mooie moderne geëmailleerde knopen gemaakt door Motiwala Brothers in Bombay, India, speciaal voor de Amerikaanse verzamelaars met religieuze thema’s als de meest populaire onderwerpen, maar er waren ook afbeeldingen van bijv. de kroning van koningin Elizabeth II. Dit bedrijf maakte ook mooie basse-taille knopen. Bronnen: ‘About Buttons’, A Collector’s guide, Peggy Ann Osborne (1994) ‘A Collectors Guide’, Victor Houart (1977) ‘Buttons’, Diana Epstein, Millicent Safro (1991) ‘Buttons’, Nancy Fink, Maryalice Ditzler (1993) ‘Charles Horner of Halifax’, Tom. J. Lawson (2002) ‘Collect’, Kunst en Antiek Journaal, 16e jaargang, oktober 2011, nr. 7 ‘The Big Book of Buttons, The Encyclopedia of Button History, Design, and Identification’, Second Edition, Volume 1, Elizabeth Hughes & Marion Lester (2010) ‘The Collector’s Encyclopedia of Buttons’, Sally C. Luscomb (1992) ‘Het Nederlandse sieraad in de 20e eeuw’, Marjan Unger (2004) Foto’s van Ina Hascher, British Button Society, www.britishbuttonsociety.org (Jenny Swindells, Jim Baker, Alison Palmer) en privé-collectie.
11
12