Functiewijzer Domotica voor een bestaand zorgcentrum Transformatie naar kern PGzorg met zwevende zorgwoningen voor PG-zorg als satellieten Informatie voor de werkgroep die het Functioneel programma van eisen opstelt Versie 1.2
Johan van der Leeuw Postbus 8228, 3503 RE Utrecht Telefoon: 06 - 22810656, e-mail:
[email protected] Website: www.vilans.nl Utrecht, december 2013
Colofon Auteur: Johan van der Leeuw Deze functiewijzer is tot stand gekomen in co-creatie met een werkgroep van de zorgorganisatie Savant te Helmond. Voor twee locaties is tevens een business case opgesteld. De versie 1.1 van juni 2013 verschilt met de versie van 1.0 van februari 2013 op het volgende punt: in de versie 1.1 van juni 2013 is het zorgakkoord van april 2013 verwerkt. Dit betreft vooral het akkoord dat 50% van ZorgZwaartePakket 4 niet geëxtramuraliseerd wordt en binnen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten blijft. In de versie 1.2 van december 2013 zijn een aantal bijstellingen doorgevoerd.
Datum: December 2013
Over Vilans Vilans ontwikkelt en verspreidt praktisch toepasbare kennis en informatie. Hiermee kunnen aanbieders in de zorg, welzijn en wonen hun diensten goed afstemmen op de vraag van cliënten en de kwaliteit van hun aanbod verhogen en bewaken. Tegelijkertijd wil Vilans bereiken dat cliënten en hun naasten in staat zijn om hun vraag en behoefte duidelijk te maken, te kijken wat hun eigen mogelijkheden zijn en de weg te vinden naar het best passende aanbod. Kennis delen tussen consumenten en aanbieders is nodig om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Vilans heeft een integrale visie op zorg, wonen en welzijn en wil vanuit die visie alle betrokkenen partijen verbinden. Het beoogde eindresultaat hiervan is dat de kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen en mensen met een beperking of chronische ziekte verbetert en dat zij zo goed mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. © 2013 Vilans Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotografie, microfilm of op enig andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Nota bene: SYSTEEMWIJZER & BUSINESS CASE
Bij deze functiewijzer in de reeks functiewijzers domotica hoort een specifieke systeemwijzer en een business case. Wat betreft de systeemwijzer: Er zijn momenteel nog maar een beperkt aantal domoticasystemen waarmee de beschreven functies voor de PG-afdeling én voor de omliggende woningen/plaatsen gerealiseerd kunnen worden. Bovendien is een bepaald type oplossing aan strikte voorwaarden verbonden. De systeemwijzer beschrijft de voor- en nadelen van de beschikbare systemen en zet deze tegen elkaar af. De systeemwijzer is niet op een openbare website beschikbaar vanwege de bedrijfsgevoelige informatie. De systeemwijzer is wel beschikbaar via www.domoticawonenzorg.nl, het deel van de website dat voor abonnees van de Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg/Zorg op afstand toegankelijk is. De businesscase zet voor een bepaalde voorbeeldlocatie de (maatschappelijke) opbrengsten van het concept zoals beschreven in hoofdstuk 2 af tegen de kosten. Het gaat dan om zowel de kosten van de zorg als om de kosten van de technologie. Wat betreft de technologie worden de kosten van de verschillende opties uit de systeemwijzer tegenover elkaar en tegenover de opbrengsten gezet. Omdat ook dit document bedrijfsgevoelige informatie bevat in de vorm van een kostenvergelijking tussen de verschillende opties komt ook dit document beschikbaar via de website van het Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg, het deel dat alleen toegankelijk is voor abonnees.
Inhoud Nota bene: SYSTEEMWIJZER & BUSINESS CASE ..........................................3 1.Inleiding .......................................................................................5 1.1 De functiewijzer als instrument voor de domoticawerkgroep. .............6 1.2 Leeswijzer ............................................................................6 1.3 Meer informatie en vragen ........................................................7 2. Concept transformatie van bestaand zorgcentrum naar PG-kern met zwevende zorgwoningen als satellieten .................................................................8 2.1 Waarom deze transformatie?............ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.2 Het concept ................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 2.3 Servicepakketten ..................................................................... 10 2.4 Aanspraak thuisverpleging………………………………………………………………………….10 3.Overzicht functies domotica PG-afdeling ............................................. 12 3.1 Inleiding ............................................................................ 12 3.2 Aanzet en samenvattend overzicht ............................................... 12 4.PG-afdeling: De functies nader uitgewerkt ..........................................188 4.1 Groep 1. Bewakingsfuncties op mogelijke noodsituaties ’s nachts en overdag & ‘s avonds .....................................................................188 4.1.1 Functie 1a. Opsta-alarmering (uitbedmelding) ..........................188 4.1.2 Functie 1b. Verlaten kamer-melding.......................................244 4.1.3 Functie 1c Mogelijkheid tot plaatsing van zorgoproep, niet standaard ...........................................................................................255 4.1.4 Functie 1e. Verificatie van de situatie via cameratechnologie en de mogelijkheid tot video-observatie .................................................266 4.1.5 Functie 2. Permanente bewaking toiletten (dag en nacht) ............277 4.1.6 Functie 3. Cameratoezicht in de huiskamer (overdag) ................288 4.1.7 Functie 4. Bewaking van bewoner overdag, ’s avonds en ‘s nachts in zijn woon-/slaapvertrek .............................................................288 4.2 Groep 2. Preventie en detectie op dwalen bij dementie .................. 30 4.2.1. Functie 5. Bij bewoners met expliciet wegloopgedrag: gesloten houden van strategische deur(en) en melding.................................... 30 4.3. Groep 3. Functies omtrent licht .................................................. 33 4.3.1. Functie 6. Voldoende licht alleen bij (ver)nieuwbouw ................. 33 4.3.2 Functie 7. Automatische verlichting in de badkamer en toiletruimtes33 4.3.3 Functie 8. Nachtoriëntatieverlichting met melding als de bewoner niet binnen een bepaald tijdsbestek terug in bed is .................................. 33 4.3.4 Functie 9. Biologische klok stimulerende verlichting .................... 34 4.4 Groep 4. Algemeen .................................................................. 36 4.4.1 Functie 10. Mogelijkheid tot nood-/assistentieoproep door het zorgpersoneel........................................................................... 36 4.4.2 Functie 11. Doormelding naar zorgpersoneel van brandmelding....... 36 4.4.3 Functie 12. Toegangscontrole op de buitendeuren en videodeurtelefonie .................................................................... 37 4.4.4 Functie 13. Interne toegangscontrole....................................... 37 4.4.5. Functie 14. Afgesloten kast op de kamer met materiaal en medicatie voor de cliënt, alleen toegankelijk voor de zorgmedewerker met een pasje/tag ................................................................................ 38 4.4.6 Functie 15. Centrale bediening zonneschermen .......................... 38 5.Zwevende zorgwoningen als satellieten van de PG-afdeling....................... 40 5.1 Inleiding................................................................................ 40
© VILANS 13-12-2013 / Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer domotica in het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie, versie 1.2
5.2 Overzicht functies zowel voor de PG-afdeling als voor de satellietwoningen ......................................................................... 40 5.3 Functies die wijzigen voor de satellietwoningen ............................... 43 5.3.1. Functie 5 dwaaldetectie en eventueel lokalisatie ....................... 43 5.3.2. Functie 13 Interne toegangscontrole....................................... 44 5.4 Groep 5: Functie voor alleen de satellietwoningen ............................ 45 6.Bedieningsscherm.........................................................................477 7.Technische opzet in hoofdlijnen .......................................................499 Bijlage 1: Ondersteuningsaanbod bij deze functiewijzer ............................. 51
© VILANS 13-12-2013 / Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer domotica in het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie, versie 1.2
1.Inleiding Steeds vaker zetten zorgorganisaties domotica in ter ondersteuning van de zorg en de verbetering van de kwaliteit van leven in bijvoorbeeld een complex kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Het aanschaffen en implementeren van domotica is echter een complex traject en is voor veel zorgorganisaties nieuw. Deze functiewijzer ondersteunt zorgorganisaties en eventueel betrokken woningcorporaties die domotica willen implementeren. Het is een hulpmiddel bij het maken van een functioneel programma van eisen voor domotica, een essentiële stap in het begin van het traject. Dit document is onderdeel van de Toolkit zorg met ICT van Vilans, Actiz en TNO (www.kcwz.nl/toolkit_zorg_met_ict) en is terug te vinden bij stap 3 van de toolkit. Het is tevens opgenomen op de website www.domoticawonenzorg.nl. Er zijn ook functiewijzers beschikbaar voor de volgende doelgroepen en woonsituaties: • Domotica/zorg op afstand voor zelfstandig wonende ouderen • Domotica/zorg op afstand voor thuiswonende mensen met dementie: integraal opgenomen in de voorgaande functiewijzer voor zelfstandig wonende ouderen, maar ernaast nog in een aparte functiewijzer • Domotica voor dementiezorg: kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie, bestaande verpleeghuizen PG en bestaande zorgcentra bij transformatie volledig zorgcentrum naar zwaardere PG-zorg. • Domotica voor bestaande woonzorgcentra: transformatie naar kern PG met zwevende zorgwoningen voor PG-zorg als satellieten • Domotica voor (bestaande) verpleeghuizen somatiek en bestaande zorgcentra bij transformatie volledig zorgcentrum naar zwaardere somatische zorg. Tip: lees ook de pagina ‘’Opstellen van een functioneel Programma van Eisen’’ van de toolkit Zorg met ICT. De functiewijzer zoekt een balans tussen wat mogelijk nuttig en zinvol is en wat op redelijk korte termijn technisch haalbaar is. Beide zijn continu in ontwikkeling. Dit leidt voortdurend tot nieuwe technische oplossingen. De functiewijzers in de toolkit zijn dan ook een momentopname van de technische oplossingen die momenteel worden toegepast ter ondersteuning van de intra- en extramurale zorg. Houd goed in de gaten of u de laatste versies gebruikt of informeer bij Vilans. Deze functiewijzer is een product van een ontwikkelproces dat loopt vanaf 2003. Enerzijds gaat het om de ontwikkeling van domotica voor het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie. De domotica voor de PG-afdeling in een zorgcentrum is hiervan een afgeleide. Anderzijds om technologieontwikkeling door bijvoorbeeld TNO en via Europees projecten onder bijvoorbeeld de regeling Ambient Assisted Living (AAL, vanaf 2008). Als voornaamste doelstellingen voor bijvoorbeeld de inzet van domotica in het kleinschalig wonen voor mensen met dementie zijn geformuleerd: • Verbetering van de kwaliteit van leven van de bewoners • Terugdringen van het gebruik van fysieke maatregelen van vrijheidsbeperking • Ondersteuning van de zorg. Uitgebreid beschreven voorbeeldprojecten, evaluatieonderzoeken evenals een verder overzicht van de systemen die de hier beschreven domotica kunnen realiseren zijn opgenomen in de website www.domoticawonenzorg.nl (zie
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
5
verder: Kenniscirkel domotica voor wonen en zorg van Vilans).
1.1 De functiewijzer als instrument voor de domoticawerkgroep. Om een weloverwogen keuze te maken van domoticafuncties voor het functioneel programma van eisen is het belangrijk dat de werkgroep die het functioneel programma van eisen opstelt, de informatie in dit document tot zich neemt. Alleen dan kunnen zij zich een mening vormen over welke domotica wel en niet wenselijk is voor de cliënten van de organisatie. Naast de beknopte beschrijvingen in deze functiewijzer kan ook externe expertise worden ingehuurd voor het begeleiden van de discussie en leveren van advies en informatie op maat. N.B: Naast deze functiewijzer als onderlegger voor het voeren van discussies in een team van mensen vanuit verschillende achtergronden is kennis nodig van de verschillende manieren waarop de domotica functies technisch kunnen worden ingevuld. Als projectleider is het van belang dat u voorafgaand aan gesprekken met aanbieders en het aanvragen van offertes een globaal beeld heeft van de technische mogelijkheden en de voor- en nadelen hiervan. Leveranciers bieden u vaak het systeem van hun voorkeur aan. Daarmee wordt eigenlijk het proces in omgekeerde volgorde doorlopen: vanuit het systeem wordt gekeken hoe uw wensen binnen de kaders van de technologie zoveel mogelijk kunnen worden ingevuld. Het is de vraag of u dan uiteindelijk de technologie in huis haalt die ook aan alle belangrijke wensen van de werkgroep voldoet en die het beste bij de situatie van uw organisatie past. Daarom adviseren wij sterk om na (of tijdens) het vaststellen van het functioneel programma van eisen ook eerst een beeld te vormen van de gewenste basistechnologie. Hierna kunt u gerichter de leveranciers uitkiezen met wie u in gesprek gaat om een offerte aan te vragen voor het invullen van de gewenste domoticafuncties. Voor specifiek deze functiewijzer is van belang is dat bij deze functiewijzer een specifieke systeemwijzer hoort. Zie de N.B. aan het begin van dit document.
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het concept van de transformatie van een bestaand zorgcentrum naar een kern bestaande uit de huidige PG-unit/PGafdeling en hier rondom zwevende zorgwoningen voor PG-zorg. Dit concept is een antwoord op de per eind 2012 voorgenomen extramuralisatie van ook ZZP 3 en 50% van ZZP 4 (regeerakkoord Rutte 2, zorgakkoord april 2013). In hoofdstuk 3 geven we de aanzet voor een functioneel Programma van Eisen voor de PG-unit/PG-afdeling, in hoofdstuk 4 wordt deze uitgewerkt. In hoofdstuk 5 wordt de aanzet beschreven voor een functioneel Programma van Eisen voor de zwevende zorgwoningen/satellietwoningen voor PG-zorg. Hierbij wordt uitgegaan van plaatsen voor de ‘’overblijvende’’ ZZP 4 en eventueel extra plaatsen ZZP 5 buiten de huidige PG-afdeling. De functies die anders zijn of nieuw zijn in vergelijking met de functies voor de PG-unit/PG-afdeling worden beschreven. Hoofdstuk 6 beschrijft de technische opzet in hoofdlijnen. De functies voor de PG-afdeling en voor de zwevende zorgwoningen PG verschillen enigszins van elkaar door het verschil in setting. Maar het dient geboden te kunnen worden door één geïntegreerd systeem. Tot slot beschrijven we In hoofdstuk 7 het bedieningsscherm dat toegepast kan worden om het zorgpersoneel diverse voorzieningen op cliëntniveau in- en uit te laten schakelen. © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
6
1.3 Meer informatie en vragen Heeft u vragen over deze functiewijzer of heeft u interesse in een vrijblijvend gesprek over ondersteuning op maat, neem dan contact op met Vilans en informeer naar de mogelijkheden. Wij zijn u graag van dienst! In bijlage 1 is deze ondersteuning nader beschreven Johan van der Leeuw:
[email protected] Jan Thie:
[email protected] Een mogelijkheid is ook een abonnement op de Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg van Vilans. Zie www.domoticawonenzorg.nl
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
7
2. Concept transformatie van bestaand zorgcentrum naar PG-kern met zwevende zorgwoningen als satellieten Specifiek voor dit hoofdstuk herhaald: © 2013 Vilans Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotografie, microfilm of op enig andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vilans.
2.1 Inleiding De rijksoverheid gaat in haar beleid het scheiden van wonen en zorg verder doorzetten. Na het extramuraliseren per 1-1-2013 van cliënten die ZorgZwaartePakket (ZZP) 1 en ZZP 2 is nu het voornemen ook ZZP 3 te extramuraliseren. ZZP 3 per 1-1-2014 voor nieuwe cliënten. De extramuralisering van ook ZZP 4 is een onderdeel van het regeerakkoord Rutte II, waarbij dit in het zorgakkoord van april 2013 is bepaald op 50% per 1-1-2016. Dit wil zeggen dat 50% van de mensen die nu een indicatie ZZP 4 zouden krijgen, toch in aanmerking komen voor AWBZ intramuraal verblijf. Dit is een resultaat van een inzet van de brancheorganisatie voor zorgondernemers ActiZ. De argumentatie hiervoor was dat ZZP 4 voor circa 50% bestaat uit (alleenwonende) mensen met dementie in het middenstadium, die niet meer thuis zouden kunnen wonen. Deze invulling van de 50% is van belang voor de inhoudelijke invulling van het concept zoals beschreven in paragraaf 3.2. Extramuraliseren behelst dat cliënten die voorheen een verblijfsindicatie zouden krijgen een dergelijke verblijfsindicatie niet meer krijgen. Men kan alleen een aanspraak maken op de extramurale zorg. Daarnaast is het bij deze extramurale zorgfuncties het voornemen dat de verpleging naar de zorgverzekeringswet gaat en de verzorging naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en daarmee naar de gemeenten. Vanuit het perspectief van een zorgcentrum: nu (2013) valt de gehele zorg, dienstverlening en huisvesting voor bijna het gehele zorgcentrum (exclusief de aanleunwoningen) onder de intramurale AWBZ. Bij het doorvoeren van de beleidsvoornemens blijven alleen de zwaardere zorgzwaartepakketten over: ZZP 5 en hoger en 50% van ZZP 4. ZZP 5 omvat de meer intensieve dementiezorg. Er zijn volgens het Ministerie van VWS1 drie opties: 1. Het verzorgingshuis/zorgcentrum niet meer door exploiteren 2. Overgaan op cliënten met een indicatie voor de hogere zorgzwaartepakketten, mits hiervoor de ruimte is. 3. De vrijkomende appartementen gaan verhuren aan cliënten met een indicatie voor extramurale zorg. Deze keuze wordt bepaald door het aanbod van cliënten met hogere indicaties en de bereidheid van zorgkantoren voor het maken van productieafspraken voor deze cliënten. Tot slot speelt de verhuurbaarheid van de appartementen een grote rol.
1
Presentatie Jacqueline van Ginneken, bureau Ouderenzorg van VWS voor ActiZ, december 2012
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
8
Het concept dat hieronder beschreven wordt is in eerste instantie een uitwerking van optie 2.
2.2 Het concept Het concept behelst: • De afdeling voor zwaardere PG-zorg en een eventuele afdeling voor zwaardere somatische zorg blijven de kern vormen van het zorgcentrum. • In het overige deel van het zorgcentrum wordt de overgebleven capaciteit voor ZZP 4 gerealiseerd in de vorm van zwevende zorgwoningen. De ZZP-4 en de eventueel extra ZZP 5 plaatsen kunnen verspreid door het gebouw worden gerealiseerd. • De ‘’overblijvende’’ 50% ZZP 4 zijn in grote lijnen mensen met dementie. Het verblijven van deze cliënten elders in het zorgcentrum buiten de gesloten PG-afdeling betekent dat deze cliënten in principe in hun appartement blijven en niet zoals de bewoners van de PG-afdeling overdag en in de avond in een gezamenlijke woonkamer verblijven. Hoewel dit afhankelijk is van de exacte invulling van de zorgkant van het concept. Het biedt wel de mogelijkheid een alternatief te bieden aan mensen met dementie die van oudsher meer op zich zelf zijn en minder passen in een groepssetting. • Dit is alleen mogelijk onder de voorwaarde dat de bewaking op mogelijke noodsituaties en dwalen (weglopen uit de woning) overdag, ’s avond en in de nacht zo optimaal mogelijk is. Opvolging van meldingen vindt plaats vanuit de kern van het zorgcentrum. • Andersom dient ook de bewaking met name in de nacht van de cliënten met ZZP 5 en ZZP 7 die op de PG-afdeling verblijven zo optimaal mogelijk te zijn. Met name in de nacht opdat zorgmedewerkers de gesloten PG-afdeling (/somatische afdeling) durven en willen verlaten om te reageren op een melding elders in het gebouw. • Dit is te realiseren met domotica. Het is bijvoorbeeld mogelijk gebleken mensen met gevorderde dementie en een verpleeghuisindicatie (ZZP 5) met verpleeghuiszorg aan huis aanzienlijk langer in de eigen woning te laten wonen. Het voorgestelde concept is in principe minder risicovol dan deze setting: binnen de reikwijdte van de verpleegafdeling PG (/somatische afdeling). • In relatie tot de exploitatie: afhankelijk van de situatie is het mogelijk dit te realiseren zonder de nachtzorgbezetting van de PG-afdeling uit te breiden. Bij de domoticaprojecten in het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie is gebleken dat met adequate domotica het aantal cliënten per nachtzorgmedewerker kan worden uitgebreid van 1 op 24 naar op 1 op 36 bij ZZP 5 of hoger. Dit laatste betekent bijvoorbeeld dat bij een PG-verpleegafdeling van 24 plaatsen ZZP 5 en ZZP 7 er circa 16 plaatsen ZZP 4 kunnen worden toegevoegd zonder uitbreiding van de nachtzorg bij toepassing van adequate domotica bij alle plaatsen/woningen. Dus tot maximaal circa 40 cliënten voor 1 nachtzorgmedewerker. • De domotica voor de cliënten met ZZP 4 buiten de kern heeft de vorm van overal plaatsbare en verplaatsbare domoticapakketten die ingezet kunnen worden daar waar het nodig is. Dit geeft de basis voor de zwevende zorgwoningen als satellieten rond de kern. Dit maakt het geheel flexibel. Een opmerking is wel dat het op de langere termijn niet zeker is of het binnen de AWBZ houden van 50% van de huidige ZZP 4 cliënten bestendig is. Hiervoor is de volgende paragraaf relevant.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
9
2.3
Servicepakketten
In de bijlage bij het zorgakkoord van april 2013 wordt het volgende gezegd over de toekomst van de zorgcentra2: ‘’De verschuiving naar langer thuis wonen is al enkele jaren geleden in gang gezet. In veel gevallen kunnen gemeente, thuiszorg en curatieve eerstelijnszorg bij cliënten extramurale zorg aan huis leveren. Veelal is dat de eigen woning, soms zijn woningaanpassingen nodig en soms is verhuizen naar een meer geschikte woonomgeving nodig. Ook een geclusterde woonomgeving kan passend zijn, bijvoorbeeld vanwege het gevoel van veiligheid en nabijheid van ondersteuning. Zo’n geclusterde woning kan ook in een verzorgingshuis of andere instelling gerealiseerd worden. De cliënt betaalt dan huur en servicekosten. Hij ontvangt extramurale zorg en betaalt een extramurale eigen bijdrage, net zoals andere cliënten van extramurale zorg. Voor de zorginstelling betekent dit dat in plaats van het volledige pakket aan intramurale diensten, aan deze cliënten thuiszorg op maat wordt geleverd. De cliënten kunnen een afweging maken of het wonen en de zorg in een geclusterde omgeving qua kwaliteit kan concurreren met wat zij in hun eigen huis kunnen ontvangen. .. ..Een andere voorwaarde om langer thuis te wonen is het ontstaan van nieuwe ondersteuningsarrangementen van aanbieders, daartoe gestimuleerd door gemeenten. ‘’ Uit de eerder genoemde presentatie van VWS (december 2012, zie noot 1): ‘’Vooral cliënten met een ZZP 4 hebben te maken met een beginnend tot ernstig regieverlies, waardoor intensieve begeleiding noodzakelijk is. Daarnaast hebben deze cliënten over het algemeen veel geplande en ongeplande hulp nodig als het gaat om alle dagelijkse activiteiten zoals hulp bij wassen en aankleden, het naar toilet gaan, eten en drinken, huishoudelijke verzorging et cetera. Vanwege het regieverlies zal een groot deel van deze cliënten c.q. familie er uiteindelijk zelf voor kiezen om te verhuizen naar een veilige, beschermde omgeving met alle benodigde voorzieningen binnen handbereik. Omdat deze bewoners in de toekomst alleen een indicatie krijgen voor de zorgfuncties, komen de kosten van de aanvullende dienstverlening voor rekening van de bewoner”. In de beschrijvingen van de zorgzwaartepakketten voor 2013 is voor zowel ZZP 3 als voor ZZP 4 opgenomen dat er een wakende wacht moet zijn en dat de zorg voortdurend in de nabijheid zou moeten zijn. Het ministerie van VWS stelt voor aan de toekomstige cliënten die onder de huidige ZZP 3 en ZZP 4 zouden vallen servicepakketten te bieden. Waarbij er nog vele vragen niet beantwoord zijn. Eén van de services die er toe kan en zou moeten behoren is 24 uurs opvolging bij een melding van een bewakingssysteem of zorgoproep/personenalarmering (met name bij somatische cliënten). Het concept van de zwevende zorgwoningen met overal plaatsbare en verplaatsbare domotica kan ook binnen deze (mogelijke) servicepakketten gegoten worden.
2.4
Aanspraak thuisverpleging
In het zorgakkoord van april 2013 wordt een aanspraak thuisverpleging aangekondigd vanaf 2015 als onderdeel van de zorgverzekeringswet. Deze is bedoeld om mensen die voorheen een zwaarder zorgzwaartepakket zouden 2
Bijlage bij kamerbrief Zorgakkoord langdurende zorg, april 2013, blz. 23
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
10
hebben gekregen, langer thuis te laten blijven wonen. Bij het nader definiëren van deze nieuwe aanspraak worden de elementen verpleging, verzorging en begeleiding betrokken die nu nog onder de AWBZ vallen. De aanspraak thuisverpleging in de Zvw omvat naast verpleging ook de verzorgende activiteiten als deze onlosmakelijk met de verpleging vervlochten zijn. Niet alle cliënten hebben recht op thuisverpleging. Bijvoorbeeld degenen die geen verpleging nodig hebben maar alleen persoonlijke verzorging (algemene dagelijkse levensverrichtingen, hulp bij zelfverzorging of aanleren van deze handelingen) of waarbij deze activiteiten niet vervlochten zijn met het verpleegkundige handelen. Deze cliënten kunnen in de toekomst een beroep doen op de Wmo. Er bestaat alleen aanspraak op thuisverpleging als de medische zorgbehoefte niet met behulp van de eigen omgeving is op te lossen. In overleg met het CVZ wordt de aanspraak thuisverpleging uitgewerkt in regelgeving. Over deze aanspraak is nu (augustus 2013) nog niet veel nader bekend. In ieder geval kunnen zorgwoningen al dan niet uitgerust met zwevende domoticapakketten elders op de locatie een veilige en beschermende woonomgeving bieden voor mensen die aanmerking komen voor een dergelijke aanspraak.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
11
3.Overzicht functies domotica PG-afdeling 3.1
Inleiding
Dit onderdeel van een verzorgingshuis of zorgcentrum kenmerkt zich meestal doordat hier mensen verblijven met een gevorderde dementie. De zorg voor deze doelgroep is overeenkomstig met die in een verpleeghuis: ZZP 5 en ZZP 7. Relevante kenmerken van belang voor de toe te passen technologie: • De cliënten staan in principe onder 24 uurs toezicht vanwege hun grote zorgvraag en risico’s die voortkomen uit de cognitieve beperkingen. • Meestal is een dergelijke PG-afdeling of PG-unit ‘‘gesloten’’. Dat wil zeggen dat de cliënten de afdeling niet af mogen en zich in de rest van het zorgcentrum mogen begeven. Deze cliëntengroep valt onder het werkingsgebied van de BOPZ. Het gaat hier overigens wel om een vrijheidsbeperking. • Overeenkomstig de praktijk in een verpleeghuis of kleinschalig wonen voor mensen met dementie is men overdag en in de avond meestal in een gemeenschappelijke kamer. De cliënten zijn in vergelijking met de overige bewoners van een zorgcentrum minder in hun eigen vertrek. • Overeenkomstig de praktijk in een verpleeghuis of kleinschalig wonen voor mensen met dementie is er bij deze cliëntengroep in de nacht vaak sprake van nachtelijke onrust. Deze onrust treedt vaak op vanaf het midden stadium van dementie. Als er sprake is van een valrisico kan dit nopen tot vrijheidsbeperkende maatregelen, waarvoor domotica een lichter alternatief kan bieden. De zogenoemde ‘’opsta-alarmering’’ of ‘’uitbedmelding’’ is dan ook een kenmerkende functie voor de PG-afdeling. Het betekent namelijk in veel gevallen wel dat zodra een cliënt opstaat uit bed er op gereageerd moet worden. Dit vergt op zijn beurt intensievere zorg. •
Opmerking: Een zorgcentrum kan ook een afdeling voor zwaardere somatische zorg omvatten. Zie hiervoor de aparte functiewijzer: Domotica voor (bestaande) verpleeghuizen somatiek en bestaande zorgcentra bij transformatie volledig zorgcentrum naar zwaardere somatische zorg.
3.2 Aanzet en samenvattend overzicht De handreiking voor een functioneel PvE zoals in dit hoofdstuk omschreven is afgeleid van het functioneel PvE zoals dat door Vilans en diens voorgangers is opgesteld voor het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie in een nieuwbouwsetting. Aan die handreiking voor een functioneel PvE wordt gewerkt vanaf 2003. De setting van een nieuw te bouwen kleinschalige groepswoning maakt technisch dingen mogelijk die in een bestaande situatie niet of nauwelijks te realiseren zijn. In het onderstaande overzicht zijn daarom een aantal met sterretje (*) gemarkeerde functies opgenomen die in principe alleen in een nieuwbouw of verbouwsetting te realiseren zijn. Hieronder gaat het om een opsomming van mogelijk te realiseren functies. Op basis van die opsomming kunt u een keuze maken voor de functies die u echt wil realiseren. Zinvolheid en nut van de domotica is daarbij vooralsnog het leidende criterium. En ook de kostprijs speelt een rol. Bij de indeling van de domotica kunnen we vijf groepen onderscheiden: © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
12
Groep 1: Bewakingsfuncties op mogelijke noodsituaties ’s nachts en overdag & ‘s avonds Groep 2: Preventie en detectie op dwalen Groep 3: Functies omtrent licht Groep 4: Algemeen Groep 5: Functie specifiek voor de zwevende zorgwoningen voor PG/satellietwoningen Een aantal functies is per bewoner in te stellen. Deze individuele instelbaarheid is bij voorkeur opgenomen in een bewonersprofiel dat integraal onderdeel is van een zorgleefplan en regelmatig wordt bijgehouden. Dit kan technisch gekoppeld worden aan de domotica zelf. Zie hoofdstuk 7 bedieningsscherm. Onderstaand een schematisch overzicht van de mogelijke functies. In het schema is tevens aangegeven welke functies beschouwd kunnen worden als basisfuncties (B) en welke als optionele functies (O). Die verdeling is afgeleid van discussies die zijn gevoerd met werkgroepen binnen zorgorganisaties. Het is afhankelijk van de uiteindelijke kosten, de opbrengsten en financieringsmogelijkheden3 of ook de optionele functies – deels – kunnen worden gerealiseerd. Bij gebruik van deze functiewijzer kan echter een andere overweging worden gemaakt. Groep 1 Bewakingsfuncties op mogelijke noodsituaties ’s nachts en overdag & ‘s avonds
Specifiek voor de nacht. maar ook overdag en ’s avonds te activeren 1a. Opsta-alarmering (uitbedmelding) -> B Met mogelijkheid tot melding vanaf het moment van recht op zitten in bed/op de rand van het bed zitten, maar ook met de mogelijkheid tot instelbare vertraging van de melding: pas een melding als een bewoner bijvoorbeeld na 15 minuten nog niet terug in bed is. Mogelijkheid tot prioritering van meldingen recht op zitten in bed/op de rand van het bed zitten boven andere meldingen Automatische activering: als de cliënt in bed gaat liggen wordt de opstaalarmering/uitbed melding geactiveerd zonder dat het zorgpersoneel een handeling hoeft te verrichten. Optie: automatische uitschakeling van de opsta-alarmering als iemand anders (bijv. een zorgmedewerker) de kamer betreedt. Dit is niet mogelijk als voor de subfunctie kamer inloop melding wordt gekozen, zie onder 1b Specifiek voor de nacht, maar ook overdag en ’s avonds te activeren
3
Oftewel de maatschappelijke business case: zie verder de Toolkit Zorg met ICT
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
13
1b. Verlaten kamer-melding -> B Met de mogelijkheid tot instelbare vertraging van de melding: pas een melding als bijvoorbeeld een bewoner na 15 minuten nog niet terug op de kamer is. Dit is bijvoorbeeld toepasbaar bij een toilet op de gang. Automatische activering: als de cliënt in bed gaat liggen wordt de verlaten kamer melding en/of kamer inloop melding geactiveerd zonder dat het zorgpersoneel een handeling hoeft te verrichten. Alleen mogelijk, indien geen subfunctie kamer inloop melding en als optie: automatische uitschakeling van de verlaten kamer melding als iemand anders (bijvoorbeeld zorgpersoneel) de kamer betreedt. Mogelijke subfunctie Kamer inloop melding: Melding als iemand de kamer betreedt (bijvoorbeeld een andere dwalende bewoner). Zie functiebeschrijving voor toelichting 1c. Mogelijkheid tot plaatsing (niet standaard) van zorgoproep met eveneens mogelijkheid tot spreekluisterverbinding -> B 1d. Verificatie van de situatie via cameratechnologie en de mogelijkheid tot video-observatie -> B Dit wordt in vergelijking met de functiewijzer voor het kleinschalig groepswonen hier als basisfunctie aangemerkt. Dit in verband met de satellietwoningen naast de PG-afdeling en de setting dat de enige aanwezige nachtzorgmedewerker de PG-afdeling kan verlaten voor opvolging van een melding vanuit een satellietwoning. Elders in het complex kan deze nachtzorgmedewerker een melding krijgen vanuit de PG-afdeling. Deze moet dan op afstand geverifieerd kunnen worden. 2. Afhankelijk van de situatie: Permanente bewaking toiletten (dag en nacht) -> B
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
14
3. Cameratoezicht in de huiskamer (overdag, ’s avonds en eventueel ‘s nachts) -> O 4. Bewaking van de bewoner overdag, ’s avonds en ’s nachts in zijn woon/slaapvertrek -> B In vergelijking met de functiewijzer voor het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie is deze functie zwaarder aangezet en als een basisfunctie aangeduid. Het concept met de satellietwoningen behelst of kan dit behelzen dat zorgpersoneel de PG-afdeling verlaat om te reageren op meldingen vanuit de satellietwoningen. Dit betekent een zo optimaal mogelijke technische bewaking van de ‘’achterblijvende’’ cliënten op de PGafdeling. Groep 2 Preventie en detectie op dwalen bij dementie
5. Bij bewoners met expliciet wegloopgedrag: gesloten houden van strategische deur(en) en melding -> schilbeveiliging op deuren naar buiten en/of naar andere delen van een zorggebouw -> O De meer uitgebreide variant hiervan, toe te passen afhankelijk van de situatie, wordt het leefcirkelconcept genoemd.
Groep 3 Functies omtrent licht
6 (alleen bij vernieuwbouw) Voldoende licht overdag en ‘s avonds voor bewoners -> B 7 (alleen bij vernieuwbouw) Automatische verlichting in badkamer en toiletruimte -> B 8. (alleen bij vernieuwbouw) Nachtoriëntatieverlichting met melding als de bewoner niet binnen een bepaald tijdsbestek terug in bed is -> B Een beperkte variant is ook in een bestaande situatie mogelijk 9. Verlichting die de biologische klok stimuleert -> O Als dit wordt toegepast ligt het meer voor de hand ook voor de PG-afdeling, functie 16 toe te passen in de vorm van
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
15
slaapmonitoring: heeft de toepassing van biologische klok stimulerende verlichting bij een individuele cliënt effect op zijn slaap/waakritme? Groep 4 Algemeen
10.Mogelijkheid tot nood/assistentieoproep door het zorgpersoneel, inclusief bepaling positie binnen het zorggebouw -> B 11. Doormelding naar zorgpersoneel van brandmelding -> B 12. Toegangscontrole op de buitendeuren of videodeurtelefonie -> O 13. Interne toegangscontrole -> O Eventueel uitbreidbaar tot op kamerniveau. Met dan ook de mogelijkheid actieve sensoren in de kamer automatisch uit te laten schakelen als zorgpersoneel betreedt via een tag/pasje ter voorkoming van valse meldingen. Zie verder de functie omschrijving 14. Afgesloten kast op de kamer met materiaal en medicatie voor de cliënt, alleen toegankelijk voor de zorgmedewerker met een pasje/tag Tevens op de afdeling -> O 15. Centrale bediening zonwering -> O
Groep 5 Functie specifiek voor de satellietwoningen PG
16. Zorg op maat door meer uitgebreide leefstijl/leefpatroon monitoring of meer beperkte slaapmonitoring -> O Opmerking : leefpatroonmonitoring is alleen toepasbaar bij alleenwonenden en vooral relevant bij (mogelijke) dementie en/of de Ziekte van Parkinson Zie hoofdstuk 5 voor verdere uitwerking
De functies worden in het volgende hoofdstuk in eerste instantie abstract omschreven. In de toelichting wordt het verder uitgewerkt en concreet gemaakt, waarbij ook wordt aangegeven om welke techniek het gaat. De technische vormgeving die wordt omschreven gaat uit van het principe van ‘’proven technology’’: alleen technologie die minimaal 1 jaar in de zorgpraktijk heeft gefunctioneerd (binnen een pilot bijvoorbeeld) met een evaluatieonderzoek wordt meegenomen. Dit kan overigens ook buiten de ouderenzorg zijn, bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg. Functiegroep 5, de functie specifiek voor de satellietwoningen, wordt in hoofdstuk 5 verder omschreven.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
16
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
17
4.PG-afdeling: De functies nader uitgewerkt 4.1 Groep 1. Bewakingsfuncties op mogelijke noodsituaties ’s nachts en overdag & ‘s avonds De functies 1a tot en met 1d hebben vooral op bewaking in de nacht. Vandaar dat deze gegroepeerd zijn.
4.1.1 Functie 1a. Opsta-alarmering (uitbedmelding) Inleidend Omdat mensen met dementie in het midden en gevorderde stadium ’s nachts onrustig kunnen zijn en er een valrisico kan zijn, is opsta-alarmering een belangrijke functie in de dementiezorg. Ook omdat de opsta-alarmering (net als de verlaten kamer-melding) een lichter alternatief is voor fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen als bedhekken en onrustbanden die in de dementiezorg ’s nachts worden toegepast. Omschrijving functie Op het moment dat een bewoner opstaat uit bed wordt een melding gemaakt naar het dienstdoende zorgpersoneel. Het dient ook mogelijk te zijn dat deze melding wordt gemaakt als de bewoner recht op in bed gaat zitten/op de rand van het bed gaat zitten4. Mogelijkheid tot prioritering van dit type melding boven andere typen: opsta-alarmering/uitbedmelding met vertraging en de verlaten kamer melding & kamer inloop melding. De opsta-alarmering is ook instelbaar met een vertraging: dan wordt pas een melding verzonden als de cliënt niet binnen een ingestelde tijd is teruggekeerd in bed. Deze melding wordt verzonden naar de handset, PDA, smartphone of tablet PC van het zorgpersoneel, naar vaste schermen (‘zorgkast’, ‘kiosk’) of naar een centrale in de functie van achterwacht. In de melding wordt omschreven welke bewoner/kamer het betreft en om welk type alarm het gaat (opsta-alarmering). De activering bij het naar bed gaan geschiedt bij voorkeur automatisch: als iemand (= de bewoner) gaat liggen in bed wordt de opstaalarmering/uitbedmelding automatisch geactiveerd enige tijd (periode in seconden) nadat de persoon in bed is gaan liggen. Dit laatste om een zorgmedewerker de gelegenheid te geven de directe omgeving van het bed/de kamer te verlaten, zodat dit geen valse meldingen veroorzaakt. In ieder geval aanwezig: Deze bewaking dient individueel geactiveerd en gedeactiveerd te kunnen worden door het zorgpersoneel en/of door een centrale. Het dient tevens mogelijk te zijn dat deze functie incidenteel overdag en ’s avonds geactiveerd en gedeactiveerd kan worden door het zorgpersoneel. Optie: Als iemand de kamer binnenkomt (bijvoorbeeld zorgpersoneel) wordt de opsta-alarmering automatisch gedeactiveerd en bij het verlaten van de kamer weer automatisch geactiveerd. Toelichtend: het doel hiervan is te voorkomen dat er door zorgpersoneel per ongeluk ‘’valse’’ meldingen worden gegenereerd als men in de kamer is. Let op: deze optie is niet mogelijk als onder functie 1b gekozen wordt voor de subfunctie kamer inloop melding. Dit is juist wel een melding genereren als 4
De technologie hiervoor is beschikbaar en is bewezen technologie: minimaal 1 jaar in de zorgpraktijk toegepast met een positief evaluatieonderzoek.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
18
iemand de kamer binnenkomt, maar dan met het doel een melding te krijgen als een bewoner niet zijn eigen kamer binnen gaat, maar een kamer van een andere bewoner. De zorgmedewerkers dienen voor zowel de activering als deactivering als voor het inregelen van eventuele instellingen de beschikking te hebben over een user interface (bedieningsscherm). Zie verder hoofdstuk 6. Meldingen, het activeren/deactiveren van deze voorziening en wijzigingen in de instellingen dienen gelogd te worden. Het kunnen beschikken over een bedieningsscherm en loggen is ook van toepassing voor de andere bewakingsfuncties, zoals de verlaten kamer melding. Toelichting De huidige voorhanden en gebruikte technologie maakt pas een melding bij het opstaan uit bed of direct na het opstaan. De eis tot een melding (instelbaar) vanaf het moment van opzitten of op de rand van het bed zitten is relevant in verband met de wens tot een minder gebruik van bedhekken. De huidige voorhanden en gebruikte technologie vereist veelal ook dat een sensor geplaatst moet worden, zoals een bewegingssensor op een standaard of een bedmat op de grond. De praktijk wijst uit dat dit belastend is en er bovendien fouten mee gemaakt. Vandaar ook de bechreven automatische activering van een specifieke sensor voor opsta-alarmering of camera met beeldinterpretatie die aan de muur/het plafond is aangebracht. Een aanvullende eis is dat het bed wel verplaatsbaar moet zijn binnen het woonslaapvertrek, zonder ingewikkelde handelingen binnen het domoticasysteem. Huidige invulling opsta-alarmering: niet meer te belopen aantal meldingen Voor de opsta-alarmering wordt nu in PG-verpleeghuizen, PG-afdeling in zorgcentra en kleinschalig wonen voor mensen met dementie veelal een enkelvoudige infraroodbewegingsmelder gebruikt. Meestal op een standaard. Deze wordt dan aangesloten op een verpleegoproepsysteem en is dan ook randapparatuur van een verpleegoproepsysteem. Uit onderzoek en uit de praktijk zijn er signalen dat deze voorziening ’s nachts een groot aantal meldingen kan genereren, die deels ‘vals’/niet-zorggerelateerd zijn. Bijvoorbeeld uit het onderzoek ‘Van fixaties naar domotica?’ (EMGO+/VUmc en NIVEL, december 2010): ''Een tweede beperking is dat verzorgenden niet kunnen garanderen dat zij snel ter plekke zijn. Zij vertellen dat het aantal signalen dat ze krijgen niet altijd ‘te belopen’ is. Wanneer verschillende bewoners tegelijkertijd onrustig zijn, gaan er te veel signalen af om adequaat te kunnen reageren. Verzorgenden moeten dan kiezen welke bewoner het meest urgent hulp nodig heeft.'' De niet-zorggerelateerde meldingen lijken deels te herleiden tot het gebruik van akoestische bewaking5 met directe doormelding naar zorgpersoneel. De nietzorggerelateerde meldingen zijn echter voornamelijk te herleiden tot een niet goed functionerende opsta-alarmering in de vorm van een enkelvoudige bewegingsmelder bij het bed. Deze vorm van alarmering wordt namelijk op een relatief grote schaal gebruikt. De oorzaak lijkt de volgende te zijn, maar zeker is dat niet: een infraroodbewegingsmelder reageert op beweging van een warmtebron met de temperatuur van het menselijk lichaam. In de loop van de nacht warmt de deken op tot de lichaamstemperatuur. Als deze vervolgens deels van het bed afglijdt (ten gevolge van de nachtelijke onrust bij dementie) en in
5
Akoestische bewaking: meldingen worden gegenereerd als ingestelde geluidsdrempels worden overschreden. Deze technologie wordt ontraden voor de dementiezorg bij geen gebruik van een bemenste zorgcentrale als filter tussen bewoner en zorgmedewerkers.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
19
het detectieveld van de bewegingsmelder komt, ontstaat vervolgens de nietzorggerelateerde melding. Een opmerking is wel dat de trend is om de capaciteit van het nachtzorgpersoneel terug te brengen. Bijvoorbeeld van 1 nachtzorgmedewerker op 24 cliënten naar 1 op 36 cliënten. Hiervoor wordt dan domotica toegepast. Maar als deze niet goed genoeg is (lees: enkelvoudige bewegingsmelders dicht bij het bed) ontstaan hier de gemelde problemen. Daarnaast is er het beleid van het terugdringen van het gebruik van bedhekken. De meest gebruikte enkelvoudige bewegingsmelders dichtbij en naast het bed zijn aan de ene kant niet in staat een melding te genereren als de cliënt opzit in bed of op de rand van het bed zit. Aan de andere kant kunnen ze meestal ook niet geprogrammeerd worden met een tijdsvertraging, indien dit gewenst is: bijvoorbeeld pas een melding als de cliënt niet binnen 10 minuten terug in bed is. Met name bij cliënten die veel uit bed komen levert dit veel meldingen op die niet vals zijn, maar wel kunnen leiden tot de situatie van het niet meer te belopen aantal meldingen. Er is daarnaast nog een probleem met de enkelvoudige bewegingsmelder bij het bed: er ontstaan relatief eenvoudig niet zorggerelateerde meldingen als zorgpersoneel per ongeluk voor de melder langs loopt. Een oplossing die al in de praktijk wordt toegepast is een infraroodbewegingsmelder bij de deur die de opsta-alarmering automatisch uitschakelt bij binnenkomst van de zorgmedewerker. Ook kan de medewerker de deur openen met een kaart/tag die dan de opsta-alarmering automatisch uitschakelt (zie ook de functie interne toegangscontrole). Deze werken allebei. Maar ook als deze oplossingen toegepast worden, blijven er nietzorggerelateerde meldingen ontstaan: meldingen die wel verzonden worden, maar waarbij de cliënt niet daadwerkelijk uit bed komt. Andere kenmerken/nadelen van de opsta-alarmering via een enkelvoudige infraroodbewegingsmelder: • Het dient ge(de)activeerd te worden door het zorgpersoneel, hetgeen een extra handeling vergt. Maar dat geldt ook voor de hieronder beschreven alternatieve oplossingen. • Uit het onderzoek ‘Van fixaties naar domotica?’ (EMGO+/VUmc & NIVEL, december 2010): ''Sommige apparaten gaan snel kapot en andere (sensoren) moeten heel precies geplaatst worden om goed te functioneren. Dat geeft aanleiding tot veel valse meldingen en dientengevolge onzekerheid bij de verzorgenden. Door het gebrek aan vertrouwen in de apparatuur voelen sommige verzorgenden zich ook genoodzaakt extra rondes te lopen om te kijken of alle apparatuur goed werkt.'' Algemeen: de situatie met een niet goed functionerende opsta-alarmering wordt kritisch als er in de nachtzorg met 1 zorgmedewerker op 36 cliënten gewerkt wordt. Alternatieve oplossingen voor de opsta-alarmering Voor het probleem van het ‘’niet meer te belopen aantal meldingen’’ zijn voor het beschreven concept transformatie van een zorgcentrum twee oplossingsrichtingen6: 6
Voor (ver)nieuwbouw projecten kleinschalig groepswonen, bestaande verpleeghuizen en voor zorgcentra die in hun geheel worden bestemd voor zwaardere PG-zorg is er nog een derde oplossingsrichting voor de opstaalarmering/uitbedmelding: een camerasysteem met bewegingsdetectie in beeld. Deze is hier niet opgenomen omdat deze oplossing gevoelig is voor de exacte plaatsing van de camera’s. Binnen een intramurale setting is hier grotere controle op, maar bij een extramurale setting minder. Zie verder functiewijzer Domotica voor het kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie (nieuwbouwsetting).
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
20
• •
Oplossing 1: specifieke producten/slimme sensoren Oplossing 2: akoestische bewaking met een bemenste nachtzorgcentrale als filter tussen de cliënt en de zorgmedewerkers.
Op voorhand: als het gaat om ook de beschreven automatische activering van de opsta-alarmering/uit bed melding te realiseren in combinatie met automatische activering van de verlaten kamer melding, de kamer inloop melding (zie functie 1b) en een goed functionerende nachtoriëntatieverlichting (zie functie 8) is dit eigenlijk nu alleen te realiseren met oplossing 1 specifieke producten/slimme sensoren. Alleen deze zijn namelijk in staat tot een ‘’in bed melding’’: een signaal als iemand in bed is gaan liggen. Dit signaal is dan vervolgens te gebruiken. Wel is de beschreven volledige functionaliteit van de opsta-alarmering, de verlaten kamer melding & kamer inloop melding alleen te bereiken als deze sensoren geïntegreerd zijn in ICT-domotica systemen, waarvan er inmiddels een paar voorbeelden zijn die ook bewezen zijn in de zorgpraktijk. De specifieke sensoren voor opsta-alarmering/uitbed melding kunnen op een bestaand verpleegoproepsysteem (VOS) aangesloten worden, maar dan is een deel van de beschreven functionaliteit niet mogelijk. Lees meer over de achtergrond en ontwikkelingen van alle oplossingsrichtingen: op de website www.domoticawonenzorg.nl. Deze site is toegankelijk voor organisaties met een abonnement op de Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg van Vilans. Er heeft in 2012- februari 2013 een project van Zorgpalet Baarn-Soest, TNO en Vilans gelopen waar een aantal oplossingen in de vorm van specifieke producten/slimme sensoren naast elkaar zijn toegepast op één locatie. Dit onder de naam UAS-Kleinschalig GroepsWonen7. In de loop van 2012 – 2013 zijn er nog meer oplossingen voor (onder andere) de opsta-alarmering/uitbed melding tot ontwikkeling gekomen. Deze konden niet meer mee in het voornoemde TNO-project. Vilans volgt wel de ontwikkelingen en biedt een overzicht via de Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van ‘’proven technology’’: een bepaald type sensor wordt pas toepasbaar geacht in de zorg als het minimaal 1 jaar in de praktijk van de langdurige zorg op enige schaal is toegepast met een positieve evaluatierapportage. Hieronder een globale beschrijving van de diverse oplossingen. Er worden geen voor- en nadelen van de diverse oplossingsrichtingen benoemd omdat deze nog worden onderzocht. Deze zijn in de loop van 2013 wel te vinden op de website www.domoticawonenzorg.nl. * Alternatieve oplossing 1 voor de opsta-alarmering: specifieke producten/slimme sensoren Er zijn en worden specifieke producten ontwikkeld voor de opsta-alarmering in de vorm van slimme sensoren.
7
UAS staat voor Unattended Autonomous Surveillance. Een bewakingstechnologie voor thuiswonende ouderen, in het bijzonder voor thuiswonende mensen met dementie, in ontwikkeling bij TNO vanaf 2002. Met betrokkenheid van Vilans vanaf 2004. Een grootschalige pilot in de thuissituatie bij Zorgpalet BaarnSoest in de periode 2007 – 2009. Een verdere doorontwikkeling onder het Europese project ROSETTA in de periode 2009 – 2012. Het project UASKleinschalig GroepsWonen is de aanpassing van het extramurale UAS bewakingssysteem naar de intramurale setting van met name het kleinschalig groepswonen. Vanaf 2013 op de markt: zie webdossier zorg op afstand, openbaar deel www.domoticawonenzorg.nl
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
21
In het eerder genoemde project UAS-Kleinschalig GroepsWonen van TNO (maart 2012 – februari 2013) zijn drie van deze specifieke ‘’slimme’’ sensoren naast elkaar in de zorgpraktijk getest. Slechts één van deze drie functioneerde binnen het project goed en is bruikbaar in de zorg, dat wil zeggen bestand tegen de handelingen die in de praktijk rond een bed worden verricht. Een tweede is onder voorwaarden goed bruikbaar gebleken. Daarnaast zijn er nog circa 5 sensoren in ontwikkeling die (onder andere) de functie opsta-alarmering/uit bed melding vormgeven (situatie december 2013). In samenspraak met de zorg zijn de volgende criteria geformuleerd voor beoordeling van de slimme sensoren: De criteria zijn deels geformuleerd als de meest gewenste kenmerken. •
•
•
• • •
Niveau van valse meldingen: de sensor moet een melding maken als een bewoner aanstalten maakt om op te staan of opstaat. (zie volgend criterium). De sensor moet zo weinig mogelijk tot geen meldingen geven als de bewoner geen aanstalten maakt om op te staan of niet is opgestaan. Gewenst is dat de sensor instelbaar is om een melding te geven als de cliënt rechtop zit in bed. Dit is bij bepaalde bewoners gewenst. Met daarnaast instelbaar een melding op het moment dat men uit bed komt en instelbaar met vertraging: pas een melding als de bewoner binnen een bepaald tijdsbestek nog niet terug in bed is. Gewenst is dat het bed binnen bepaalde marges vrij verplaatsbaar is binnen de kamer. Het moet niet nodig zijn dat de positie van het bed binnen de kamer zo nauwkeurig moet zijn dat door middel van tape op de vloer de positie van het bed gemarkeerd moet worden Technische levensduur Praktische bruikbaarheid Bestendigheid tegen ruwe behandeling
Er zijn per eind 2013 drie slimme sensoren die de status hebben van bewezen technologie of op de grens ervan zitten8. Twee ervan zijn optische sensoren die boven het bed/in de hoek van de kamer worden aangebracht. Het zijn in principe nachtzichtcamera’s met geavanceerde beeldinterpretatie. In de sensor zelf functioneert software voor interpretatie van de beelden. In het ene geval kan het beeld niet opgeroepen worden door het zorgpersoneel ter verificatie, in het andere geval wel maar is de persoon zelf onherkenbaar gemaakt. Deze optische sensoren zijn geavanceerder dan hetgeen onder oplossing 2 wordt beschreven: camerasysteem met bewegingsdetectie. De indruk is vooralsnog dat deze optische sensoren ook beter functioneren voor de functie opstaalarmering/uitbed melding dan deze camerasystemen met bewegingsdetectie in geprogrammeerde beeldvakken. Een derde sensor wordt onder de matras aangebracht en detecteert door middel van het monitoren van trillingen de ademhaling van degene die in bed ligt door de matras heen. Als er een melding gewenst is vanaf recht opzitten in bed, moet de sensor hoger onder de matras worden gelegd: wegvallen van detectie van de ademhaling betekent dan dat de bewoner rechtop in bed is gaan zitten. Is pas een melding nodig bij het uit bed opstaat, dan dient de sensor lager onder de matras te worden gelegd. Deze derde sensor is betrouwbaar gebleken wat betreft niveau van valse meldingen en het daadwerkelijk signaleren van opstaan uit bed (zelfs beter dan één van de optische sensoren), maar er zijn wel voorwaarden aan verbonden wat betreft de plaatsing onder het bed. Opmerking: Twee van deze drie sensoren kunnen in principe aangesloten worden op een bestaand verpleegoproepsysteem. Het is echter sterk aan te raden deze sensoren alleen toe te passen indien ingebed in een specifiek ICT8
Bewezen technologie: minimaal 1 jaar toegepast in de praktijk van de langdurende zorg met een positief evaluatie onderzoek.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
22
domoticasysteem voor dementiezorg. Alleen dan worden functies mogelijk als automatische activering als de bewoner in bed gaat liggen. Eén van de twee optische sensoren vormt het hart van een specifiek ICT-domoticasysteem voor dementiezorg en is niet losstaand verkrijgbaar9. Voor verdere informatie over deze slimme sensoren en de specifieke ICTdomotica systemen voor dementiezorg: zie www.domoticawonenzorg.nl. * Alternatieve oplossing 2 voor de opsta-alarmering: akoestische bewaking met een nachtzorgcentrale als filter tussen cliënt en zorgmedewerker In met name de gehandicaptenzorg wordt al jarenlang gewerkt met de technologie van de akoestische bewaking en bemenste nachtzorgcentrales. Gedurende de nacht worden bewoners in hun woon-/slaapvertrek bewaakt door middel van een microfoon. Op het niveau van de individuele cliënt zijn drempelwaarden instelbaar. Bijvoorbeeld het volume en de duur van het geluid. Bij het overschrijden van deze drempelwaarden wordt een melding gemaakt. Bij de technologie van de akoestische bewaking is de inzet van een professioneel bemenste nachtzorgcentrale gespecialiseerd in akoestische bewaking ten zeerste aanbevolen vanwege een vrij hoog aantal van niet-zorggerelateerde meldingen. Deze professioneel bemenste centrales – met centralisten die alléén die functie vervullen en daartoe getraind zijn- zijn te vinden bij een aantal organisaties in de gehandicaptenzorg, maar zijn niet breed ingevoerd in de gehandicaptenzorg. Een dergelijke centrale verifieert de melding van de akoestische bewaking eerst, voordat de melding wordt doorgezet naar de nachtzorg. De reden voor deze verificatie is dat de akoestische bewaking veel meldingen afgeeft. Goed getrainde centralisten vangen dit nadeel goeddeels op. Verificatie vindt plaats door het direct inluisteren via de microfoon en het terugluisteren van het geluid dat de melding heeft veroorzaakt. Een voordeel van een bemenste nachtzorgcentrale is ook dat een nachtwacht ruggespraak kan voeren met de centralist. Bij veel kleinschalig wonen complexen en ook PG-afdelingen is er namelijk 's nachts meestal maar één nachtwacht. Er zijn een paar voorbeelden bekend waarbij een nachtzorgcentrale van de gehandicaptenzorg ’s nachts een PG-afdeling of kleinschalig wonen voor PG bewaakt. Zie voor voorbeeldprojecten: www.domoticawonenzorg.nl. Voor het kunnen verifiëren van de situatie bij het gebruik van opsta-alarmering is het wel noodzaakzakelijk dat er camera’s aanwezig zijn in het woon/slaapvertrek en op de gang. Zie functie 1d. Als akoestische bewaking wordt toegepast is de volgende functieomschrijving van toepassing: Gedurende de nacht worden bewoners in hun woon-/slaapvertrek bewaakt door middel van een microfoon. Deze bewaking dient individueel geactiveerd en gedeactiveerd te kunnen worden door het zorgpersoneel en door een centrale. Op het niveau van de individuele cliënt zijn drempelwaarden instelbaar: het volume en de duur van het geluid. Bij het overschrijden van deze drempelwaardes wordt een melding gemaakt. Deze drempelwaardes zijn traploos instelbaar door zowel zorgmedewerkers als centralisten. De zorgmedewerkers en de centrale dienen voor zowel de activering als deactivering en voor deze instellingen de beschikking te hebben over een user interface. Tevens dient mogelijk te zijn het instellen van een 9
Een pilot in de tweede helft van 2013 met een toepassing van één van de twee optische sensoren op een ‘’klassiek’’ verpleegoproepsysteem is op een mislukking uitgelopen.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
23
bepaalde tijdsperiode (in de nacht) gedurende welk de bewaking actief is. Meldingen van deze bewaking worden verzonden naar een centrale. In de meldingen staat welke bewoner/kamer het betreft. De bewaking kan ’s nachts ook geactiveerd zijn in de andere ruimtes, zoals de gemeenschappelijke huiskamers en de looproute tussen woon-/slaapvertrek en de gemeenschappelijke huiskamer. Verificatie door de zorgcentrale vindt plaats door het direct inluisteren via de microfoon en het terugluisteren van het geluid dat de melding heeft veroorzaakt. Meldingen, het activeren/deactiveren van deze voorziening en wijzigingen in de instellingen dienen gelogd te worden.
4.1.2 Functie 1b. Verlaten kamer-melding & kamer inloop melding Inleidend De verlaten kamer-melding is een alternatief voor de opstaalarmering/uitbedmelding verder van het bed. Omschrijving van de functie Als een bewoner ‘s nachts zijn/haar woon-/slaapvertrek wil verlaten dan geeft deze voorziening een omschreven melding (welke kamer/melding verlaten kamer) die wordt verzonden naar de handsets (DECT of smartphone) of PDA’s of tablet PC’s van het zorgpersoneel en/of naar vaste schermen (‘zorgkast’, ‘kiosk’) of naar een centrale in de functie van achterwacht. Bij bewoners die hun woon/slaapvertrek mogen verlaten is er de keuze bij hen wel of geen melding te laten maken. Bij het wel genereren van een melding kan het zorgpersoneel afspreken hier niet op te reageren, maar bijvoorbeeld afspreken om wel te reageren op het moment dat er twee bewoners tegelijkertijd hun kamer verlaten. Toe te voegen optie, kamer inloop melding: Als bijvoorbeeld een andere bewoner ’s nachts het woon-/slaapvertrek binnenkomt dan geeft deze voorziening een omschreven melding (welke kamer/melding kamer inloop). Deze melding kamer inloop is alleen actief als er een persoon in bed ligt. Het dient mogelijk te zijn of de verlaten kamer melding actief te laten zijn of de kamer inloop melding of allebei. De activering van zowel de verlaten kamer melding als de kamer inloop melding bij het naar bed gaan geschiedt bij voorkeur automatisch: als iemand (= de bewoner) gaat liggen in bed wordt de verlaten kamer melding en/of kamer inloopmelding automatisch geactiveerd enige tijd (periode in seconden) nadat de persoon in bed is gaan liggen. Dit laatste om een zorgmedewerker de gelegenheid te geven de kamer te verlaten, zodat dit geen valse meldingen veroorzaakt. In ieder geval ook aanwezig: Deze bewaking dient individueel geactiveerd en gedeactiveerd te kunnen worden door het zorgpersoneel en/of door een centrale. Het dient tevens mogelijk te zijn dat deze functie incidenteel overdag en ’s avonds geactiveerd en gedeactiveerd kan worden door het zorgpersoneel. Toelichting Als de bewoners in de nacht gebruik moeten maken van een toilet op de gang kan de verlaten kamer melding met een vertraging van bijvoorbeeld 15 minuten (binnen 15 minuten niet terug op de kamer) een melding geven als iemand langer dan 15 minuten op het toilet blijft. De kamer inloop melding heeft als achtergrond dat het in de dementiezorg in de nacht voorkomt dat bewoners een verkeerde kamer binnengaan. Dit kan onder andere voorkomen in die situaties, waarbij het toilet zich buiten op de gang bevindt. Men loopt dan per ongeluk de verkeerde kamer binnen. © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
24
Let op: in de functieomschrijving staat expliciet omschreven dat de kamer inloop melding alleen actief is als er iemand in het bed op de kamer ligt. Dit heeft als achtergrond dat bijvoorbeeld bij een toilet op de gang de bewoner zelf wel zonder een melding te genereren zijn/haar eigen kamer kan betreden. Nadere invulling verlaten kamer-melding De verlaten kamer-melding wordt bij voorkeur als volgt vormgegeven via een combinatie van sensoren om valse meldingen zoveel als mogelijk te reduceren: 1. Een infrarood bewegingssensor aan het plafond 2. Een zogenoemde ‘’gordijn’’ infrarood bewegingssensor (sensor met een smal detectieveld) boven de deur aan de binnenzijde. Niet aan de buitenzijde, omdat dan langslopend personeel deze sensor kan activeren. Bij deze combinatie van sensoren verstuurt het systeem alleen een melding als eerst sensor 1 iets registreert en vervolgens sensor 2. Niet andersom, als bijvoorbeeld het zorgpersoneel de kamer binnen komt. Een melding dat iemand (= andere bewoner) de kamer binnenkomt wordt gegenereerd als sensor 2 iets registreert en vervolgens sensor 1. Eventueel toepasbaar: een optische sensor zoals die voor de opstaalarmering/uitbedmelding gebruikt kan worden. Voor de automatische activering bij het naar bed toe gaan en voor het kunnen functioneren van de kamer inloopmelding is een sensor vereist die kan constateren dat iemand in bed ligt. Van de oplossingen beschreven onder functie 1a opsta-alarmering/uitbed melding komt dit in principe uit op oplossing 2, de specifieke sensoren tot nu toe met name in de vorm van een optische sensor die boven het bed wordt aangebracht. De verlaten kamer-melding kan ook vormgegeven worden door toepassing van de eerder beschreven cameratechnologie met bewegingsdetectie via beeld in de verbindingsgangen. Daarbij kan één camera dan meerdere kamerdeuren dekken. De optie kamer inloop melding is dan niet mogelijk.
4.1.3 Functie 1c Mogelijkheid tot plaatsing van zorgoproep, niet standaard Inleidend In de opsomming van – mogelijke – functies voor domotica voor de PG-afdeling is de functie voor een zorgoproep of verpleegoproep opgenomen als ‘’mogelijkheid tot plaatsing, niet standaard’’. Hetzelfde geldt ook voor de spreek/luisterverbinding. Beide functies behoren echter wel standaard tot een verpleegoproepsysteem zoals die toegepast worden in verzorgingshuizen en (woon)zorgcentra. De functies worden gerealiseerd door middel van de vaste wandunits die als onderdeel van een verpleegoproepsysteem standaard in elke kamer zijn aangebracht. De reden voor het beperken tot ‘’mogelijkheid tot plaatsing, niet standaard’’ is dat opname op een PG-afdeling alleen plaatsvindt bij die bewoners die zich al in het midden of het gevorderde stadium van dementie bevinden. Door cognitieve beperkingen zijn deze cliënten meestal niet meer in staat zelf een – rode – knop voor de zorgoproep te bedienen. Of zij drukken bijvoorbeeld herhaaldelijk op de knop. De stem uit de muur bij een spreekluisterverbinding is voor een dementerende vaak verwarrend. Ook het toepassen van een aanvullende halszender heeft meestal geen zin. In veel verpleeg- en verzorgingshuizen wordt de oproepunit van het verpleegoproepsysteem op de kamers ook gebruikt voor de afmelding van een oproep. Het is dan de van oudsher gebruikelijke procedure om op de kamer van de cliënt die de oproep heeft gedaan de oproep af te melden. De kamerunits van de verpleegoproepsystemen zijn daarvoor ook ontworpen. Het is echter mogelijk © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
25
deze afmelding door het zorgpersoneel via de handsets van het zorgpersoneel te laten verlopen. Omschrijving functie De bewoner kan een hulpvraag of een noodsituatie kenbaar maken door middel van het drukken op een rode knop op een wandunit in het woon-/slaapvertrek of een virtuele knop op een aanraakscherm, een halszender, een beldrukker in bed of via een trekkoord in het toilet. In de melding wordt omschreven welke bewoner/kamer het betreft en welk type alarm (zorgoproep) en wordt door het zorgpersoneel ontvangen op de handsets (DECT of Smartphone) of PDA’s of tablet PC’s van het zorgpersoneel en/of naar vaste schermen (‘zorgkast’, ‘kiosk’) of naar een centrale in de functie van achterwacht. Ter verificatie van de situatie kan het zorgpersoneel een spreekluisterverbinding tot stand brengen. De halszender kan ook buiten de eigen kamer gebruikt wordt. De melding hiervan geeft een positiebepaling binnen het zorggebouw. Via een eventueel camerasysteem met vaste camera’s in de gangen kan op afstand de situatie geverifieerd worden. Nadere invulling Een zorgoproep – of verpleegoproepsysteem behoort van oudsher tot de standaard voorzieningen van een verpleeghuis of verzorgingshuis. Voor de zorgmedewerkers kan het ook omvatten: aan- en afwezigheidsmelding op de kamer, assistentie oproep en noodoproep via de wandunit. Een meer recente vormgeving is die via een ICT-infrastructuur met als mogelijkheden: • Virtuele rode alarmknop op een scherm in de kamer van de cliënt • Halszender, ook te gebruiken buiten de eigen kamer • Een beldrukker in bed • Een trekkoord in de natte cel
4.1.4 Functie 1e. Verificatie van de situatie via cameratechnologie en de mogelijkheid tot video-observatie Omschrijving functie Verificatie van de situatie op afstand door middel van het kunnen bekijken van camerabeelden nadat een melding van bijvoorbeeld de verlaten kamermelding is ontvangen. Deze verificatie kan plaatsvinden via een vast computerscherm in bijvoorbeeld de gemeenschappelijke woonkamers of verkeersruimten (‘kiosk’, ‘zorgkast’) of via een draagbare PDA, smartphone of tablet PC en/of op een zorgcentrale elders. Het beeldscherm toont dan (oproepbaar) een beeld van het moment van de melding en het actuele beeld. Bij gebruik van een vast computerscherm is het beeld oproepbaar door een zorgmedewerker door middel van een inlogcode of door middel van een tag/pasje. Deze laatste kan dan ook gebruikt worden voor functie 11 interne toegangscontrole. Nadere invulling De verificatie van de situatie via cameratechnologie is op basis van een camerasysteem dat geïntegreerd is in het gehele domoticasysteem. Bijvoorbeeld met vaste camera’s in de gangen en de mogelijkheid tot het aanbrengen van een camera in het woon-/slaapvertrek. De integratie maakt het mogelijk dat beelden pas opgeroepen kunnen worden als bijvoorbeeld de opsta-alarmering of de verlaten kamer-melding een melding heeft gemaakt:
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
26
• •
Sensoren voor opsta-alarmering en verlaten kamer melding genereren een melding. Alleen wanneer een dergelijke melding is verzonden, wordt de camera in het woon-/slaapvertrek en/of betreffende gang geactiveerd en kunnen zorgmedewerkers de beelden oproepen.
Er is software beschikbaar waarmee de meldingen zichtbaar worden gemaakt op bijvoorbeeld tablet PC of vast scherm. Met het aanklikken van een bepaalde melding wordt het beeld weergegeven van de relevante camera. Omschrijving aanvullende functie video-observatie Bij toestemming van de cliënt (indien nog mogelijk) of de familie kan de camera ook ingezet worden voor observatie. Dat betekent dat medewerkers van het zorgteam (of een centrale op afstand) regelmatig (bijvoorbeeld ieder uur) de beelden bekijken zonder dat er een melding aan voorafgaat. Opmerking: omdat het in principe om een vrijheidsbeperking gaat, zijn aan de mogelijkheid tot video-observatie zeker beperkingen verbonden.
4.1.5 Functie 2. Permanente bewaking toiletten (dag en nacht) Of deze functie van belang is, is afhankelijk van de situatie. Omschrijving functie Een mogelijke noodsituatie in de toiletten kan worden gesignaleerd via permanente bewaking. Meldingen worden omschreven doorgegeven naar de handset, PDA, smartphone of tablet PC’s en/of vaste schermen (‘zorgkast’, ‘kiosk’) van het zorgpersoneel en/of een zorgcentrale. Nadere invulling Vanwege de doelgroep ouderen met dementie, een doelgroep die geen alarmknoppen of trekkoorden kan bedienen, is een alternatieve oplossing nodig. Bijvoorbeeld een bewegingssensor in het toilet die na een instelbare periode een melding maakt. Deze geeft bijvoorbeeld een signaal als de bewoner meer dan 15 minuten op het toilet is (de sensor constateert beweging gedurende deze ingestelde periode). Een nadeel is dat een persoon wel op het toilet kan zitten maar zich niet perse hoeft te bewegen. Dan constateert de sensor geen beweging gedurende enige tijd, waarbij de ingestelde periode van activiteitsmeting opnieuw wordt gestart. Een meer geavanceerde oplossing is een bewegingssensor met een smal detectieveld (‘’gordijnsensor’’) boven de deur aan de binnenzijde. In combinatie met een bewegingssensor in het toilet. Dit is overeenkomstig de opzet voor de verlaten kamermelding. •
•
•
het betreden van het toilet wordt gesignaleerd door het magneetcontact op de deur of de bewegingssensor met een smal detectieveld boven de deur; inactiviteitsmeting van de bewegingssensor in het toilet wordt gestart: wordt er bijvoorbeeld gedurende 10 minuten geen beweging gesignaleerd, dan verzendt het systeem een melding; zit een bewoner bijvoorbeeld langer dan bijvoorbeeld 15 minuten op het toilet, ook dan verzendt het systeem een melding. Dat gaat als volgt: het betreden van het toilet wordt gesignaleerd door het magneetcontact op de deur of de bewegingssensor bij de deur. Doet de persoon niet binnen 15 minuten de toiletdeur weer open (magneetcontact) of gaat hij/zij niet door de deur (bewegingssensor met smal detectieveld boven de deur), dan genereert het systeem een melding. Naast de inactiviteitsmeting kan ook de bewegingssensor in het toilet zelf gebruikt worden (meer dan 15 minuten beweging = melding).
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
27
Voor het voorgaande is een computerprogramma op het systeem nodig dat op de beschreven wijze met de signalen van de diverse sensoren omgaat. Opmerkingen: • Op een bepaalde locatie kleinschalig wonen voor mensen met dementie wordt één bewegingssensor op het toilet gebruikt. Daarnaast is er een bijzondere optische sensor in het plafond aangebracht die recht naar beneden ‘kijkt’ naar de vloer direct voor het toilet. Deze detecteert aanwezigheid van een persoon op de vloer voor het toilet, ook als deze niet beweegt. • Bewegingssensoren kunnen ook gebruikt worden voor de functie 7: automatische verlichting in de toiletruimte.
4.1.6 Functie 3. Cameratoezicht in de huiskamer Omschrijving functie Een zorgmedewerker (of een bemenste centrale) kan op afstand toezicht houden op bewoners die aanwezig zijn in de woonkamer door regelmatig beelden van een camera in de woonkamer te bekijken. De functie moet voor de zorgmedewerker op eenvoudige wijze aan- en uit te schakelen zijn. Toelichtend Het doel van deze functie is overdag en ‘s avonds toezicht kunnen houden op de bewoners die in de huiskamer zitten, terwijl de zorgmedewerker een bewoner in zijn woon-/slaapvertrek of in de badkamer helpt. Ook kan een zorgmedewerker de functie inzetten als hij/zij vanwege dringende redenen niet op de groep kan zijn, terwijl hij/zij op dat moment alleen op de groep staat. Het toezicht kan dan via de camera uitgevoerd worden door een collega van een naburige groep. In de nacht: aanvullend op de camera’s in de gangen en daar waar nodig in de kamers. De camera in de huiskamer is dan te gebruiken voor het regelmatig kunnen checken van de situatie als er zich een bewoner bevindt in de woonkamer. Nadere invulling Als een camerasysteem voor de functie 1d toch al aanwezig is, is deze functie relatief eenvoudig te realiseren. Als het mogelijk moet zijn dat een zorgmedewerker beelden kan bekijken van een woonkamer terwijl hij/zij elders bezig is (buiten bereik van een vast scherm), is het toepassen van een tablet PC noodzakelijk. Daarmee moet een groepswoning wel voorzien zijn van een WIFInetwerk voor draadloos internet binnen een zorggebouw. Een zorgmedewerker moet hiervoor wel in staat zijn ook beelden op te roepen van de camera in de woonkamer, zonder dat er sprake is van een melding.
4.1.7 Functie 4. Bewaking van bewoner overdag, ’s avonds en ‘s nachts in zijn woon-/slaapvertrek Omschrijving functie Als een bewoner zich overdag of ‘s avonds wil terugtrekken in zijn/haar eigen woon-/slaapvertrek, dan kan het zorgpersoneel daar een bewaking activeren en deactiveren. Ook kan dit automatisch gaan. Het systeem detecteert mogelijke noodsituaties, zoals vallen. Het systeem omschrijft meldingen en geeft deze door naar de handset, PDA, smartphone of tablet PC van het personeel of naar vaste schermen (’zorgkast’, ‘kiosk’) en/of naar een bemenste zorgcentrale. Meldingen dienen gelogd te worden.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
28
In de nacht is deze noodsituatie-detectie aanvullend op bijvoorbeeld de opstaalarmering (uitbedmelding). Toelichtend Het doel van deze functie is dat een bewoner de keuze heeft zich overdag en ’s avonds terug te trekken in zijn/haar eigen woonslaapvertrek, wat de kwaliteit van leven kan verhogen. Een punt van aandacht is dan het vereiste 24-uurs toezicht bij intramuraal verblijf. In de nacht is deze noodsituatie-detectie aanvullend op bijvoorbeeld de opstaalarmering (uitbedmelding). Deze functie is in het kader van het concept van de PG-afdeling met satellietwoningen (zie hoofdstuk 2) zwaarder aangezet en als basisfunctie gemarkeerd. Het concept behelst namelijk dat zorgpersoneel vanuit de PGafdeling naar de satellietwoningen gaat na een melding van de bewaking in die woningen. Daarmee verlaat zorgpersoneel de PG-afdeling. De ‘’achterblijvende’’ bewoners moeten zo optimaal mogelijk bewaakt worden. Dit ook vanwege het draagvlak onder het zorgpersoneel. In de nacht kan het zeker de situatie zijn dat er één nachtzorgmedewerker op de PG-afdeling werkt, die dan reageert op meldingen vanuit de satellietwoningen. Ook dan verlaat hij/zij de PG-afdeling en is de PG-afdeling dan in principe onbemenst. Vandaar dat deze algemene bewaking op mogelijke noodsituaties hier ook in de nacht als basisfunctie wordt gemarkeerd in aanvulling op de opstaalarmering/uitbedmelding respectievelijk de verlaten kamer melding. Nadere invulling Deze functie kan gerealiseerd worden door inactiviteitsmeting via een infraroodbewegingsmelder(s) in het woon-/slaapvertrek. Eén of meer bewegingsmelders eventueel in combinatie met andere sensoren worden bij activering ingesteld op het genereren van een melding als er bijvoorbeeld 15 of 30 minuten (instelbaar) geen beweging is. Deze opzet vraagt wel een handeling van het zorgpersoneel, namelijk het activeren en deactiveren van de bewaking van de cliënt via een scherm (bedieningssoftware). Uit onderzoek10 is bekend dat zorgpersoneel er door deze handelingen weinig gebruik van maakt. Er is vanaf 2013 één systeem beschikbaar (situatie medio 2013) die deze functie op automatische wijze invult: automatische bewaking als zich één persoon of meerdere personen in de kamer bevinden. Het zorgpersoneel hoeft hierbij geen handelingen te verrichten. Het betreffende systeem vult ook de functies opsta-alarmering (met een specifieke sensor), verlaten kamermelding en (eventueel) cameraverificatie in. Het is aan te brengen in een bestaande setting. Dit systeem biedt ook een oplossing voor cliënten die langdurig stil zitten in een stoel in hun vertrek, bijvoorbeeld als ze een dutje doen. Is de inactiviteitsmeting ingesteld op 15 of 30 minuten, dan komt er bij het doen van een dutje een valse melding na deze 15 of 30 minuten. Dit is op te lossen door de periode langer in te stellen, maar dan is er bijvoorbeeld het risico dat de cliënt na een val langdurig op de grond ligt. Het vanaf 2013 beschikbare systeem biedt hiervoor een oplossing.11 Het gaat hier om één van de systemen die beschikbaar zijn voor het beschreven concept voor de transformatie van een zorgcentrum. Zie verder de bij deze functiewijzer horende systeemwijzer.
10
11
Evaluatie-onderzoek, Leo Polak te Amsterdam, Osiragroep. Beschikbaar via www.domoticawonenzorg.nl. Voor nadere informatie: Zie www.domoticawonenzorg.nl onder domotica voor thuiswonende mensen met dementie en domotica in de intramurale dementiezorg.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
29
4.2 Groep 2. Preventie en detectie op dwalen bij dementie Een PG-afdeling binnen een verzorgingshuis of zorgcentrum is vaak een gesloten afdeling. Dit heeft te maken met het dwaalgedrag of meer expliciet wegloopgedrag van de cliënten met gevorderde dementie. Er is dan ook een relatie met de toepassing van de BOPZ. Het moeten verblijven op een dergelijke gesloten afdeling is dan ook een vrijheidsbeperking. De onderstaande functie en de technische uitvoering ervan heeft als doel hier enige verruiming in te kunnen bieden.
4.2.1. Functie 5. Bij bewoners met expliciet wegloopgedrag: gesloten houden van strategische deur(en) en melding Omschrijving functie De PG-afdeling zelf en de directe omgeving binnen het verzorgingshuis of zorgcentrum wordt ingedeeld in meerdere zones, waarbij voor de PG-afdeling een zone wordt gedefinieerd en een zone of zones voor de toegankelijke ruimtes in de directe nabijheid van de PG-afdeling. Dit wordt dan aangeduid als de leefcirkels. Bijvoorbeeld: • De PG-unit is leefcirkel 1 • De in principe toegankelijke ruimtes buiten de PG-unit is leefcirkel 2, waarbij de doorgangen naar buiten of naar andere delen van het zorggebouw en/of liften de begrenzing vormt. Vanuit een visie van maximale vrijheid mogen de bewoners mogen overdag en eventueel ’s avonds in de zone(s) komen buiten de eigen PG-afdeling (met uitzondering van bepaalde ruimtes), maar bij bepaalde bewoners wordt de strategische deur(en) automatisch gesloten gehouden als men de deur nadert. Er wordt een melding gemaakt naar het zorgpersoneel van de PG-afdeling als hij/zij toch de PG-afdeling verlaat. Dat wil zeggen bij de overschrijding van de begrenzing van leefcirkel 1. Er wordt ook een melding gemaakt als er één bewoner voor de deur staat die er niet door mag en één bewoner die er wel door mag. Een actie van het zorgpersoneel is dan nodig om deze situatie op te lossen. Voor bewoners die toegang hebben tot leefcirkel 2 is het niet toegestaan de centrale uitgangsdeur(en) naar buiten door te gaan. Of een deur binnen een groter zorggebouw waarbij de bewoner van de PG-afdeling in een ander deel van het gebouw terecht komt waar voor de afspraak is dat daar geen bewoners van de PG-afdeling mogen komen. Er worden actieve maatregelen genomen ten aanzien van de betreffende bewoners om overschrijding van de begrenzing van de leefcirkel 2 te voorkomen. Hetzelfde als bij de overschrijding van leefcirkel 1 voor bepaalde bewoners: automatisch op slot houden van de betreffende strategische deuren bij nadering en melding als men toch door de deur komt. Meldingen van deze dwaaldetectie gaan naar handset, PDA, smartphone of tablet PC van het zorgpersoneel en/of vaste schermen (en/of naar een bemenste centrale op afstand). In de melding wordt in de tekstmelding aangegeven welke situatie het betreft: een bewoner staat voor deur Y. Bij toepassing van bepaalde technologie12 is het mogelijk dat ook de naam van de bewoner in de tekstmelding opgenomen kan worden. In de routering van de meldingen wordt er rekening mee gehouden van waar uit 12
De bewoner moet hiertoe door het systeem geïdentificeerd kunnen worden. Dit kan met de RFID-technologie.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
30
het gebouw de melding komt: de melding wordt naar de zorgmedewerkers verzonden die zich het dichtst bij de locatie van de melding bevindt13. Tevens is de locatie van de betreffende bewoner te zien op een elektronische plattegrond op te roepen op een vast scherm of een tablet PC. Liften Als de PG-afdeling zich deels bevindt op verdiepingen die bereikbaar zijn met een lift kan de situatie zodanig zijn dat hier ook maatregelen moeten worden genomen. Bijvoorbeeld als het niet wenselijk is dat bepaalde bewoners ‘’hun’’ verdieping verlaten. Door systeem integrators is gerealiseerd dat als een cliënt met wegloopgedrag de lift inloopt de knoppen automatisch niet meer bediend kunnen worden en de lift met open deuren op de ‘’eigen’’ verdieping blijft. Tevens kan een melding worden gemaakt. Nadere invulling Voor het realiseren van deze functie moeten de betreffende bewoner(s) techniek dragen. Dit is of een chip in de schoen met een detectielus onder de vloerbedekking voor de deur. Of een polsband met een zend&ontvangstpost bij de deur. De deur zelf moet voorzien zijn van een elektronisch slot of ontsluiting om aangestuurd te kunnen worden. In het algemeen kan een polsband of schoen voorzien worden van een RFID-chip. Dan is identificatie mogelijk en kan in de melding de naam van de betreffende bewoner doorgegeven worden. Deze technologie is nodig voor het beschreven leefcirkel concept. Ook het zorgpersoneel dient voorzien te worden van tags of pasjes om doorgang te verkrijgen door de strategische deuren als zij een bewoner begeleiden die dwaaldetectie technologie draagt. De tag/pasje van het zorgpersoneel heeft dan een hogere autorisatie. Dergelijke pasjes kunnen ook verstrekt worden aan familie. Zie verder onder functiegroep 4 Algemeen, functie 13 interne toegangscontrole. In de praktijk zijn er de nodige problemen gebleken met deze functie en de toe te passen technologie, die terug te voeren zijn op de draagbaarheid. Dat heeft er bijvoorbeeld in de praktijk toe geleid dat men de technologie heeft verwijderd en weer is overgestapt op een geheel gesloten afdeling met code-slot. Met uitzondering van de chip in de schoen variant (zie verder) dienen de zenders in de polsbanden enz. voorzien te worden van een batterij. Dit geldt vooralsnog ook voor RFID-chips. Hierdoor is de te dragen technologie zo groot dat deze moeilijk of niet is in te naaien in kleding. Hieronder is een tweetal alternatieven opgesomd voor de nadere technische invulling van de dwaaldetectie. Een schematisch overzicht met de voor- en nadelen.
1. Polsband met chip met ontvangstpost bij de strategische deur
Voordelen
Nadelen
1.Voor het zorgpersoneel is zichtbaar dat een bewoner dwaaldetectie heeft en kan deze checken of het gedragen wordt
1.Draagbaarheid: om een voldoende zendbereik te hebben is een batterij nodig, waardoor de polsband vrij groot uitvalt 2. Stigmatiserend
2. Ontvangstpost bij de strategische deur is relatief eenvoudig aan te 13
Dit is op een bepaalde locatie gerealiseerd, zie www.domoticawonenzorg.nl
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
31
brengen 2. Chip in de schoen met detectiemat (detectielussen) onder de vloer(bedekking) bij de strategische deur
1.Draagbaarheid: Deze chip heeft geen batterij nodig, mits verwerkt in de schoen of in ieder geval dichtbij de vloer. 2. Niet stigmatiserend
1. Voor het zorgpersoneel is niet zichtbaar dat een bewoner dwaaldetectie heeft en kan het zorgpersoneel niet direct checken of de technologie gedragen wordt. 2. Het is relatief lastiger een detectiemat/-lussen voor de strategische deur aan te brengen. 3. De cliënt moet de ‘’goede’’ schoenen dragen
Toelichting oplossing: chip in de schoen14 De enige dwaaldetectie die nu zonder batterij werkt is de versie met de chip in de schoen verwerkt. Deze dwaaldetectie is daardoor kleiner. Dit komt omdat deze werkt via een detectielus onder de vloerbedekking voor de strategische deur. De afstand tussen chip en detectielus is dan zeer kort. De detectielus voorziet de chip op deze korte afstand van voeding (stroom) zodat deze kan zenden. Hiermee zijn overigens ook praktijkproblemen omdat niet gegarandeerd is dat de betreffende cliënt de ‘’goede’’ schoenen draagt, als hij/zij al schoenen draagt op het moment van het wegloopgedrag. Een opmerking is dat het meer uitgebreide leefcirkelconcept tot nu toe alleen is gerealiseerd met de polsbanden met een RFID-chip + batterij. GPS voor mensen met dementie Polsbanden met RFID-chips zijn bedoeld voor gebruik binnen een gebouw. Met de technologie GPS zoals die gebruikt wordt voor autonavigatie zijn weggelopen en dwalende mensen met dementie buiten op te sporen. Op een elektronisch kaartbeeld kan de positie van de persoon met dementie weergegeven worden en de tot dan toe gevolgde route. Eén belangrijk verschil met de RFID-technologie binnen een gebouw: GPS gebruikt veel stroom, waardoor ook in de verdere toekomst batterijvoeding nodig zal zijn. De persoon met dementie moet een kastje aan de riem dragen of bijvoorbeeld een horloge waarin de technologie + batterijvoeding is verwerkt. Bovendien: GPS werkt niet binnen een gebouw, waardoor een persoon met dementie die bijvoorbeeld een overdekt winkelcentrum is ingegaan niet meer goed te lokaliseren is op een elektronisch kaartbeeld. Dit is oplosbaar door middel van het toepassen van dubbele technologie: relatief nauwkeurige positiebepaling via GPS als men zich in de buitenlucht bevindt en globale positiebepaling door lokalisatie via het GSM-netwerk als men bijvoorbeeld een winkelcentrum is binnengegaan. De producten die hiervoor op de markt zijn in Nederland zijn nog niet optimaal bruikbaar gebleken, hoewel de producten naast door mantelzorgers ook al wel 14
Voor concrete producten: zie www.domoticawonenzorg.nl onder ‘domotica voor de intramurale dementiezorg’.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
32
gebruikt worden door zorginstellingen. Per medio 2011 is door Vilans een buitenlands GPS-product getest, die wezenlijk andere kenmerken heeft dan de op de Nederlandse markt beschikbare producten. Het product is vervolgens gebruikt in een pilot (2012). Deze test en pilot zijn goed verlopen, waarbij inderdaad de bruikbaarheid beter is dan de tot nu toe beschikbare producten15. Zie verder de bij deze functiewijzer horende systeemwijzer.
4.3. Groep 3. Functies omtrent licht 4.3.1. Functie 6. Voldoende licht Alleen bij (ver)nieuwbouw Omschrijving functie Zorg voor voldoende licht overdag (bijvoorbeeld bij donker weer) en ’s avonds. Ook ter vermindering van de druk op het zorgpersoneel is het mogelijk ervoor te kiezen de verlichting automatisch aan te sturen op de volgende twee parameters: 1. Het tijdstip van de dag. 2. Het actuele daglichtniveau. Nadere invulling Optimaliseren van de verlichting volgens de aanbevelingen die staan in de brochure ‘Van voorlichting tot verlichting, licht voor ouderen en mensen met dementie’ (Vilans, juni 2007). Te bestellen in de webwinkel van www.vilans.nl De realisatie hiervan is meestal alleen mogelijk bij (ver)nieuwbouw.
4.3.2 Functie 7. Automatische verlichting in de badkamer en toiletruimtes Alleen bij vernieuwbouw Omschrijving functie Licht van voldoende sterkte (200 lux16) voor oriëntatie (door ouderen) gaat automatisch aan bij het betreden van de badkamer en/of de toiletruimtes. Het licht schakelt automatisch uit bij het verlaten van deze ruimtes. In het toilet wordt overdag een hogere lichtsterkte toegepast dan ’s nachts17. Dit om de biologische klok niet te verstoren. In de ruimtes is er ook een schakelaar om het licht handmatig aan en uit te schakelen. Opmerking Deze functie maakt in de nacht deel uit van de functie ‘Nachtoriëntatieverlichting’.
4.3.3 Functie 8. Nachtoriëntatieverlichting Meer uitgebreide versie: alleen bij (ver)nieuwbouw Omschrijving functie In de situatie dat de toiletruimte zich buiten het woon-/slaapvertrek bevindt: 15
16 17
Zie www.domoticawonenzorg.nl onder domotica voor thuiswonende mensen met dementie Vilans-brochure ‘Van voorlichting tot verlichting’: tabel 2, blz. 27. De biologische klok wordt vooral aangestuurd door licht dat op specifieke cellen in de ogen valt. Als dat in de nacht te sterk wit licht is, kan de biologische klok vrij snel in de ‘wakkerstand’ raken. Zeker voor mensen met slaapstoornissen is dit vervelend.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
33
Als een bewoner ’s nachts naar het toilet gaat, wordt de route naar het toilet automatisch uitgelicht. Daardoor wordt de bewoner naar het toilet geleid. Bewoners gaan naar het licht toe en kunnen het niet zelf aandoen. Ook de route terug, van het toilet naar de eigen kamer, is goed uitgelicht. De eigen kamerdeur wordt automatisch verlicht, terwijl de andere kamerdeuren meer in de schaduw zijn gelegen. Toelichtend Via de functie 1a opsta-alarmering/uitbedmelding en/of de functie 1b verlaten kamer melding is het volgende af te dekken: Als de bewoner niet binnen een bepaald instelbaar tijdsbestek (bijvoorbeeld 15 minuten) is teruggekeerd in bed, krijgt het dienstdoende personeel een melding op de DECT handset, PDA, smartphone of tablet PC en/of op vaste schermen (‘zorgkast’, ‘kiosk’) en/of een centrale in de rol van achterwacht. Opmerkingen • De verlichting op de looproute is bij voorkeur niet sterker dan 50 lux. Eventueel kan sterkere oranje/rode verlichting in de plint (laag bij de grond) worden toegepast.18 • Een aandachtspunt is het weer uitgaan van de verlichting als de bewoner terug is in zijn/haar bed. Als het uitgaan van de verlichting bijvoorbeeld te lang duurt, kan de bewoner gaan proberen het licht zelf uit te schakelen. Hij/zij gaat dan op zoek naar een knop en drukt dan bijvoorbeeld op de rode knop van een verpleegoproepsysteem. Dit is niet op te lossen door middel van een enkelvoudige bewegingsmelder die laag bij het bed geplaatst is. Wel kan dit opgelost worden door de specifieke producten voor de opsta-alarmering/uitbedmelding zoals die onder groep 1 beschreven zijn. Het moet namelijk zeker zijn dat de bewoner weer in zijn/haar bed ligt om te voorkomen dat het licht te vroeg uitgaat. Nadere technische invulling van de voornoemde functies Wat betreft de technologie gaat het enerzijds om de toepassing van infraroodbewegingsmelders en een daglichtmeter (input). Anderzijds gaat het om een elektrotechnisch domoticasysteem dat op basis van de signalen van de sensoren de verlichting aanstuurt. Hiervoor is vooralsnog een bekabeld netwerk nodig. Door dit laatste is realisatie meestal alleen mogelijk bij (ver)nieuwbouw. Een beperkte vormgeving van nachtoriëntatieverlichting is ook in bestaande bouw mogelijk door het toepassen van een los hulpmiddel die onder het bed wordt geplaatst: een los kastje met ingebouwde bewegingssensoren en verlichting. Zodra de bewoner uit bed stap, schakelt de ingebouwde verlichting aan en schakelt weer uit na een bepaalde tijdsperiode. Bij het weer naderen van het bed schakelt de verlichting automatisch weer aan om na een bepaalde tijdsperiode weer uit te schakelen.
4.3.4 Functie 9. Biologische klok stimulerende verlichting In het dementieproces kan vanaf het midden stadium nachtelijke onrust optreden (Ziekte van Alzheimer), en is er in het algemeen sprake van een verstoord slaapwaakritme. Dit veroorzaakt een belasting van het zorgpersoneel. De nachtelijke onrust wordt veroorzaakt door een verstoorde biologische klok. De biologische klok wordt voornamelijk aangestuurd door het licht dat op cellen in het oog valt die gevoelig zijn voor blauw licht. Bij dementie (Alzheimer) raakt deze aansturing op enig moment verstoord. In diverse onderzoeken is inmiddels 18
Oranje/rode verlichting stimuleert in tegenstelling tot wit/blauw licht niet de cellen in het oog, die de biologische klok aansturen.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
34
bewezen dat licht met een sterkte van meer dan 1000 lux (bij voorkeur blauw verrijkt licht) de biologische klok kan synchroniseren. Dat vermindert of voorkomt de nachtelijke onrust. Bovendien verbetert het de cognitie (beperkt) en is er een positief effect op de gemoedstoestand. Verdere informatie is te vinden op www.domoticawonenzorg.nl. Opmerkingen • Verlichting die de biologische klok stimuleert is sterker dan het algemene verhoogde lichtniveau, waarvan onder functie 6 sprake is. Blauw verrijkt licht wil niet zeggen dat het licht ook blauw oogt. • Deze lichttoediening zal vooral van belang zijn in de donkere tijd van het jaar. In de andere helft van het jaar zal het accent meer kunnen liggen op daglichttoetreding in het gebouw en door naar buiten, bijvoorbeeld de tuin, in te gaan. Omschrijving functie De afzonderlijke bewoners voor wie het nodig is (met het oog op (kans op) nachtelijke onrust) worden tussen 9.00 uur ’s ochtends en 18.00 uur ’s avonds circa twee uur blootgesteld aan blauw verrijkt licht via kunstmatige verlichting. Dit alleen als het op andere wijze via ‘normaal’ daglicht niet lukt. De lichtarmaturen met de (mogelijkheid tot) biologisch stimulerende verlichting kunnen net als de overige verlichting automatisch aangestuurd worden op de volgende parameters: • het tijdstip van de dag, waarbij de ‘biologische klok-stimulerende’ verlichting dus niet automatisch wordt ingeschakeld voor 9.00 uur ’s ochtends en na 18.00 uur ’s avonds; • het actuele daglichtniveau. Het zorgpersoneel kan de biologische klok-stimulerende verlichting handmatig uitschakelen. De voorwaarden waaronder het beoogde effect optreedt: • Tussen 9.00 uur en 18.00 uur minimaal 2 uur: men hoeft niet permanent onder deze verlichting. Toepassing is mogelijk verspreid over dag, bijvoorbeeld tijdens het eten en de thee/koffie. De cliënten zijn op deze momenten verzameld in de gemeenschappelijke ruimte. • Cliënten hoeven niet direct in het licht te kijken. Omdat de blauwlichtgevoelige cellen zich buiten het netvlies bevinden gaat het om licht dat bijvoorbeeld schuin van boven in de oogbol valt. Bijvoorbeeld van lampen die boven de eettafel hangen en naar beneden schijnen. • Niet in de late avonduren omdat hierdoor de biologische klok verstoord raakt. Dit kan juist een averechts effect hebben. • Blauw verrijkte verlichting van minimaal 1000 lux: ‘blauw verrijkt’ wil zeggen geen echt blauw licht, maar een specifiek soort wit licht. 1 lux is het licht van een kaarsvlam op één meter afstand. Op een zonnige zomerdag is het licht buiten meer dan 10.000 lux, dus 10 keer meer dan nodig voor een effect op de biologische klok. Daar tegenover staat dat het lichtniveau binnen in verpleeghuizen overdag 300 lux of minder is en daarmee te weinig voor een effect op de biologische klok. • De dementerende oudere moet dit licht elke dag ontvangen. Onderbreking van ook maar één dag heeft al een verstoring van de biologische klok tot gevolg. Dit is te zien aan het verschijnsel van de jetlag, waarbij ook sprake is van een eenmalige verschuiving van de situatie van dag en avond of nacht. Nadere invulling De zorginstelling plaatst lichtarmaturen (hang- en/of staande lampen) met de (mogelijkheid tot) biologisch klok stimulerende verlichting in de gemeenschappelijke huiskamers. Deze lichtarmaturen zijn op de markt verkrijgbaar. In de (onderzoeks)projecten tot nu toe worden alleen hangende © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
35
plafondarmaturen toegepast in de gemeenschappelijke huiskamer. Hiermee wordt het beoogde effect bereikt. In de praktijk gebruiken de instellingen de eet- en de thee- of koffiemomenten om de bewoners onder de verlichting te laten plaatsnemen. Door de dag heen levert dit de meer dan twee uur op die nodig is voor het effect van de verlichting. Toepassing van de verlichting geeft wel een extra werkbelasting voor het zorgpersoneel overdag. In de website www.domoticawonenzorg.nl (Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg van Vilans) is nadere achtergrond informatie en een overzicht van de gespecialiseerde adviseurs & leveranciers opgenomen. Onder functie 15 is de functie opgenomen van leefstijl- of leefpatroonmonitoring met als meer beperkter invulling slaapmonitoring. Zie hoofdstuk 5 functies voor de satellietwoningen. Slaapmonitoring kan eventueel ook toegepast worden op de PG-afdeling. Het kan dan dienen als feedback instrument voor de biologische klok stimulerende verlichting: is er op het niveau van de individuele cliënt inderdaad sprake van een effect op het slaap-/waakritme?
4.4 Groep 4. Algemeen 4.4.1 Functie 10. Mogelijkheid tot nood-/assistentieoproep door het zorgpersoneel Omschrijving functie Een zorgmedewerker kan op zijn/haar handset, PDA, smartphone en/of tablet PC een melding laten verzenden een melding laten verzenden naar de collega’s als directe assistentie benodigd is. Deze melding dient gepaard te gaan met een weergave van de positie binnen het zorggebouw: bij voorkeur welke groepswoning. Het dient bij voorkeur mogelijk te zijn dit ook via een tablet PC te kunnen laten verlopen. Nadere invulling Deze nood-/assistentieoproep door zorgmedewerkers is een standaard functie van zorgoproepsystemen in combinatie met interne communicatiesystemen.
4.4.2 Functie 11. Doormelding naar zorgpersoneel van brandmelding Omschrijving functie Een brandmeldsysteem met een directe doormelding naar de brandweercentrale is verplicht voor settings als het kleinschalig groepswonen. Daarbij moet het een brandmeldcentrale zijn die hiervoor gecertificeerd is19. Vanwege deze verplichting is het brandmeldsysteem hier niet als aparte functie opgenomen, evenals hiermee samenhangende functies van bijvoorbeeld gesloten deuren die bij brandmelding automatisch ontsloten worden. Het gaat hier om de functie dat bij melding van een brandmeldinstallatie de melding ook omschreven wordt verzonden naar de DECT handset, PDA, smartphone of tablet PC en/of naar de vaste schermen van het zorgpersoneel en/of naar de zorgcentrale die eventueel als achterwacht fungeert voor de zorgmeldingen.
19
Zie: http://www.infopuntbrandveiligheid.nl/pagina/bouwproces/ontwerpfase/bra ndveiligheidsregels-voor-wonen-met-zorg/
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
36
4.4.3 Functie 12. Toegangscontrole op de buitendeuren en videodeurtelefonie Inleiding Deze functie is vooral van toepassing als de locatie geen bemenste receptie heeft. Is dit wel het geval, dan kan de onderstaande functie toegepast worden gedurende de tijd dat de receptie niet bemenst is, bijvoorbeeld in de nacht. Omschrijving functie Bij de centrale ingang is een bellentableau aangebracht met een aanbel mogelijkheid per groepswoning. Als een bezoeker aanbelt bij de centrale ingang komt deze oproep met een omschrijving binnen op de DECT-handset, PDA, smartphone en/of tablet PC en/of vast scherm van het zorgpersoneel van de betreffende groepswoning. In de nachtsituatie wordt deze oproep gerouteerd naar het dienstdoende nachtzorgpersoneel. Het zorgpersoneel is vervolgens in staat videocontact en een spreek/luisterverbinding te leggen met degene die heeft aangebeld bij de centrale ingang van de locatie. Tot slot kan het personeel de voordeur op afstand openen. Wat ook kan als er bijvoorbeeld iemand ’s nachts bij de centrale ingang van de woonvorm/locatie aanbelt: dan wordt een contact gelegd met een bemenste centrale. Vervolgens kan een medewerker van de centrale de voordeur op afstand openen na verificatie via een spreekluisterverbinding. Hierbij is een belangrijke voorwaarde dat de bel niet gehoord wordt in het complex zelf. Nadere invulling Deze functie bestaat uit een aparte unit (aanraakscherm) in de gemeenschappelijke woonkamers al dan niet in de vorm van een tablet PC en voorzieningen bij de centrale deur(en). Wordt een camerasysteem toegepast, dan kan de instelling voor deze functie werken met vaste schermen in bijvoorbeeld de woonkamers (‘kiosken’) of tablet PC’s. Deze functie wordt dan toegevoegd. Een dergelijke unit/tablet PC kan ook nog andere functies hebben, bijvoorbeeld besturing van de zonwering in de gemeenschappelijke woonkamer (zie functie 15) en het regelen van de verwarming (thermostaatfunctie). De zorginstelling kan er ook voor kiezen om de melding van het aanbellen bij de centrale voordeur op een DECT handset, PDA of smartphone te laten binnenkomen en vervolgens de deur dan via de handset enz te ontsluiten. Dit als hij/zij bijvoorbeeld via een raam snel zicht heeft op wie er bij de deur staat.
4.4.4 Functie 13. Interne toegangscontrole Omschrijving functie Zorgmedewerkers worden via een elektronische sleutel (tag of pasje) geautoriseerd om ruimtes en/of delen van het zorggebouw te betreden, waartoe de bewoners geen toegang hebben. Dit is eventueel uit te breiden naar de woon/slaapvertrekken. Dit laatste heeft dan ten doel te voorkomen dat bepaalde bewoners bij andere bewoners de kamer binnen lopen. Als de optie wordt toegepast om ook de woon/slaapvertrekken toegankelijk te laten zijn met een elektronische sleutel: automatische deactivering van eventuele actieve sensoren voor opsta-alarmering, verlaten kamer melding enz. ter voorkoming van valse meldingen door het in het detectieveld lopen van de zorgverlener. Tenzij de sensortechnologie die toegepast wordt zelf deze situatie
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
37
kan ondervangen20. Activering van de sensoren via pasje/tag bij het weer verlaten van de kamer. Eventueel kan ook familie een sleutel bij de receptie krijgen, zodat zij toegang krijgen tot de PG-afdeling en het woon-/slaapvertrek van hun familielid. Als het leefcirkelconcept wordt toegepast dienen dezelfde tags/pasjes om doorgang te krijgen door de strategische deuren die voorzien zijn van dwaalbeveiliging. Bijvoorbeeld als de zorgmedewerker een bewoner begeleidt die technologie voor dwaaldetectie draagt. Nadere invulling Voor deze functie wordt een elektronisch sleutelsysteem toegepast, waarvan er diverse vormen zijn. Kern is dat de ‘sleutel’ of het slot op elk moment zo geprogrammeerd kan worden dat met sleutel X wel of geen toegang wordt verleend. Het wel toegang verlenen wordt ‘autorisatie’ genoemd. Een sleutel wordt ook wel een ‘tag’ genoemd. Bij dit systeem kan ook gekozen worden voor pasjes. Met een dergelijk systeem is ook te registreren met welke tag wanneer welke deur is geopend.
4.4.5. Functie 14. Afgesloten kast op de kamer en op de afdeling met materiaal en medicatie voor de cliënt, alleen toegankelijk voor de zorgmedewerker met een pasje/tag Inleidend Dit is een functie die ten doel heeft om het lopen door het zorgpersoneel te reduceren. Het gaat erom dat in die kast alles wordt opgeborgen wat de betreffende cliënt aan materiaal en medicatie gebruikt. Omschrijving functie In bijvoorbeeld de badkamer is een kast aangebracht die alleen door geautoriseerd zorgpersoneel met een pasje/tag is te openen. Hierin is voor de betreffende cliënt alles opgeborgen wat de betreffende cliënt aan materiaal en medicatie gebruikt. Een dergelijk kast is ook aanwezig op de groepswoning/afdeling voor het opbergen van medicatie. Vormgeving De betreffende kast is voorzien van RFID-technologie (die bijvoorbeeld ook voor de dwaaldetectie wordt gebruikt en voor de interne toegangscontrole). Door een pasje/tag bij een bijvoorbeeld een bepaald symbool te houden opent de kast.
4.4.6 Functie 15. Centrale bediening zonneschermen Omschrijving functie Het zorgpersoneel kan op een centrale plek in de gemeenschappelijke woonkamer de zonneschermen bedienen. Nadere invulling Via bijvoorbeeld de hiervoor aangegeven aparte unit in de gemeenschappelijke woonkamer (aanraakscherm/tablet PC ) kunnen de zonneschermen bediend worden.
20
In de bij deze functiewijzer horende systeemwijzer is één systeem opgenomen waarbij de omschreven oplossing niet nodig is.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
38
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
39
5.Zwevende zorgwoningen als satellieten van de PG-afdeling 5.1 Inleiding In hoofdstuk 2 is het concept van de transformatie van een bestaand zorgcentrum beschreven, met als centraal element het creëren van extra capaciteit rond de overgebleven PG-afdeling na de extramuralisatie van ZZP 1 tot en met 4. Zoals eerder aangegeven: hetzelfde concept van capaciteitsuitbreiding is ook toepasbaar bij complexen kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie met bovenliggende zelfstandige appartementen. In dit hoofdstuk eerst een overzicht van de functies die zowel voor de PGafdeling als voor de satellietwoningen toepasbaar zijn. Vervolgens een overzicht van functies die wijzigen voor de satellietwoningen en een nieuwe functie voor de satellietwoningen. Met dit laatste wordt bedoeld een functie die alleen toegepast wordt voor de bewoners van de satellietwoningen, indien hiervoor gekozen wordt
5.2 Overzicht functies zowel voor de PG-afdeling als voor de satellietwoningen Schematisch het volgende overzicht, waarbij B staat voor basis en O voor optioneel. Groep 1 Bewakingsfuncties op mogelijke noodsituaties ’s nachts en overdag
1a. Opsta-alarmering (uitbedmelding) -> B Met mogelijkheid tot melding vanaf het moment van recht op zitten in bed/op de rand van het bed zitten, maar ook met de mogelijkheid tot instelbare vertraging van de melding: pas een melding als bijvoorbeeld na 15 minuten nog niet terug in bed. Automatische activering: als de cliënt in bed gaat liggen wordt de opstaalarmering/uitbed melding geactiveerd zonder dat het zorgpersoneel een handeling hoeft te verrichten. Optie: automatische uitschakeling van de opsta-alarmering als iemand anders (bijv. een zorgmedewerker) de woning betreedt.
1b. Verlaten kamer-melding -> B Functie blijft hetzelfde, maar de naam
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
40
wordt gewijzigd in ‘’verlaten woning melding’’ De subfunctie kamer inloop melding is in de situatie van de satellietwoningen in principe niet nodig. Met de mogelijkheid tot instelbare vertraging van de melding: pas een melding als bijvoorbeeld na 15 minuten nog niet terug in het appartement. Automatische activering: als de cliënt in bed gaat liggen wordt de verlaten woning melding en/of kamer inloop melding geactiveerd zonder dat het zorgpersoneel een handeling hoeft te verrichten. Optie: automatische uitschakeling van de verlaten woning melding als iemand anders (bijvoorbeeld zorgpersoneel) de woning betreedt. 1c. Mogelijkheid tot plaatsing (niet standaard) van zorgoproep met eveneens mogelijkheid tot spreekluisterverbinding -> B 1d. Verificatie van de situatie via cameratechnologie en de mogelijkheid tot video-observatie -> B Dit is een basisfunctie omdat de betreffende bewoners letterlijk op meer afstand van de zorg wonen in vergelijking met de bewoners van de PG-afdeling. Verificatie op afstand na een melding wordt dan meer noodzakelijk. Wordt voor de satellietwoningen nu ook gebruikt voor functie 3.
3.Bewaking van bewoner overdag, ’s avonds en ’s nachts in zijn appartement -> B + verificatie van de situatie via cameratechnologie -> zie functie 1d Deze functie is dezelfde als voor de PG-afdeling, maar is voor zowel de PGafdeling als de satellietwoningen zwaar © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
41
aangezet. Zie toelichting hieronder.
Groep 2 Preventie en detectie op dwalen bij dementie
5.Dwaaldetectie en lokalisatie -> B Bij bewoners met expliciet wegloopgedrag, gehuisvest in de satellietwoningen: de satellietwoningen zijn gelokaliseerd binnen de begrenzing van leefcirkel 2. Bij overschrijding van de begrenzing van leefcirkel 2 wordt de deur automatisch gesloten gehouden. Melding bij toch door deur heen gaan. Lokalisatie binnen het gebouw. Of: toepassing technologie voor het opsporen van mensen met dementie in de buitenruimte (GPS-lokalisatie + bij voorkeur aanvullende lokalisatie technologie). Zie paragraaf 5.3
Groep 4 Algemeen
10.Mogelijkheid tot nood/assistentieoproep door het zorgpersoneel, inclusief bepaling positie binnen het zorggebouw -> B 11. Doormelding naar zorgpersoneel van brandmelding -> B 13. (Interne) toegangscontrole -> B In vergelijking met de PG-afdeling wijzigt deze functie van optioneel naar basis en wordt de functieomschrijving anders. Samengevat: het zorgpersoneel moet snel toegang kunnen krijgen tot de cliënt in zijn/haar satellietwoning zonder eerst ergens een sleutel te moeten halen. Zie paragraaf 5.3
Toelichtend: De functie 4 Bewaking van de bewoner overdag, ’s avonds en ’s nachts in zijn/haar appartement is essentieel voor het concept omdat het bij ZZP 5 en ook de huidige ZZP 4 gaat om cliënten waarbij een ‘’wakende wacht’’ en ‘’zorg voortdurend in de nabijheid’’ een verplichting is. Voor de bewoners van de satellietwoningen is de zorg wel in de directe nabijheid, maar niet zo nabij als voor de bewoners van de PG-afdeling. © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
42
Vanuit een andere invalshoek: als het gaat om cliënten met ZZP 5 in de satellietwoningen kan de zorg verleend worden onder het Volledig Pakket Thuis (VPT) als regeling onder de AWBZ. Dit is volgens de regeling alleen mogelijk als de zorgorganisatie de cliëntveiligheid kan borgen. De beschreven bewaking op mogelijke noodsituaties (zie de beschrijving en technische vormgeving in hoofdstuk 3) heeft hierin een spilrol. In het verlengde hiervan geldt dat ook voor functie 1d Verificatie van de situatie via cameratechnologie.
5.3 Functies die wijzigen voor de satellietwoningen 5.3.1. Functie 5 dwaaldetectie en eventueel lokalisatie Voor de cliënten met een wegloopgedrag woonachtig in de satellietwoningen is het volgende van toepassing: • In de eerste plaats is er functie 1b verlaten woning melding. Er wordt een melding gemaakt zodra de bewoner zijn/haar woning verlaat. Vervolgens zijn er de volgende twee opties: 1. Toepassing van het leefcirkelconcept: als de betreffende bewoner bijvoorbeeld een uitgangsdeur van het complex nadert (strategische deur) wordt de deur automatisch op slot gehouden. Bij toch door de deur gaan wordt een melding gegenereerd. Dit is toepasbaar als voor de PG-afdeling is besloten dat een deel van de betreffende bewoners de PG-afdeling mag verlaten en elders in het gebouw mag en kan komen. Vanuit de visie: maximale vrijheid tenzij. De buitenste begrenzing (leefcirkel 2) is voor deze bewoners bijvoorbeeld de buitenschil van het complex. In deze situatie wonen ook de bewoners van de satellietwoningen binnen de begrenzing van de leefcirkel 2. Indien nodig kan bij hen dan dezelfde maatregel worden toegepast als voor de bewoners van de PG-afdeling die de PG-afdeling af mogen: het dragen van een RFID chip met een zend/ontvangstpost bij de betreffende deuren. Zie verder paragraaf 4.2.1, de nadere invulling van het leefcirkelconcept voor de PG-afdeling 2. Of: Als een zorgorganisatie besluit het hiervoor omschreven leefcirkelconcept niet toe te passen is het mogelijk dat na de verlaten woning melding de betreffende bewoner buiten te lokaliseren is. De technologie die hiervoor toegepast wordt is lokalisatie technologie op basis van GPS en bij voorkeur aanvullend een andere lokalisatie technologie. Voor beide opties dient technologie door de cliënt gedragen te worden. Voor optie 2 is die in het algemeen groter/zwaarder dan voor optie 1. Toelichtend op optie 2: GPS voor mensen met dementie Polsbanden met RFID-chips zijn bedoeld voor gebruik binnen een gebouw. Hiermee wordt het leefcirkelconcept vorm gegeven. Met de technologie GPS zoals die gebruikt wordt voor autonavigatie zijn weggelopen en dwalende mensen met dementie buiten op te sporen. Op een elektronisch kaartbeeld kan de positie van de persoon met dementie weergegeven worden en de tot dan toe gevolgde route. Eén belangrijk verschil met de RFID-technologie binnen een gebouw: GPS gebruikt veel stroom, waardoor ook in de verdere toekomst batterijvoeding nodig zal zijn. De persoon met dementie moet een kastje aan de riem dragen of bijvoorbeeld een horloge waarin de technologie + batterijvoeding is verwerkt. Bovendien: GPS werkt niet binnen een gebouw, waardoor een persoon met © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
43
dementie die bijvoorbeeld een overdekt winkelcentrum is ingegaan niet meer goed te lokaliseren is op een elektronisch kaartbeeld. Dit is oplosbaar door middel van het toepassen van dubbele technologie: relatief nauwkeurige positiebepaling via GPS als men zich in de buitenlucht bevindt en globale positiebepaling door lokalisatie via het GSM-netwerk. De producten die hiervoor op de markt zijn in Nederland zijn nog niet optimaal bruikbaar gebleken, hoewel de producten naast door mantelzorgers ook al wel gebruikt worden door zorginstellingen. Per medio 2011 is door Vilans een buitenlands GPS-product getest, die wezenlijk andere kenmerken heeft dan de op de Nederlandse markt beschikbare producten. Het product is vervolgens gebruikt in een pilot (2012). Deze test en pilot zijn goed verlopen, waarbij inderdaad de bruikbaarheid beter is dan de tot nu toe beschikbare producten21. Zie verder www.domoticawonenzorg, de rubriek intramurale dementiezorg.
5.3.2. Functie 13 Interne toegangscontrole Omschrijving functie Voor de PG-afdeling is de functie als volgt omschreven: Zorgmedewerkers worden via een elektronische sleutel (tag of pasje) geautoriseerd om ruimtes en/of delen van het zorggebouw te betreden, waartoe de bewoners geen toegang hebben. Dit is eventueel uit te breiden naar de woon-/slaapvertrekken van de PG-afdeling: de cliëntkamers zijn alleen te betreden door de zorgmedewerker als deze zijn/haar elektronische sleutel (pasje/tag) gebruikt. Zie verder paragraaf 3.4.4. Voor de satellietwoningen: als een dergelijk toegangscontrole systeem wordt gebruikt voor de PG-afdeling dient deze indien mogelijk toegepast te worden voor de satellietwoningen. Zodat de zorgmedewerkers met dezelfde elektronische sleutel die zij op de PG-afdeling gebruiken ook meteen toegang kunnen krijgen tot de satellietwoningen (geautoriseerd zijn voor). Met als gekoppelde functie: Automatische deactivering van eventuele actieve sensoren voor opstaalarmering, verlaten woning melding enz. ter voorkoming van valse meldingen door het in het detectieveld lopen van de zorgverlener. Tenzij de sensortechnologie die toegepast wordt zelf deze situatie kan ondervangen22. Activering van de sensoren via pasje/tag bij het weer verlaten van de woning. Mocht dit niet mogelijk zijn of de keuze niet zijn, dan wordt de functieomschrijving: Een voorziening op of bij de woningvoordeur zodat hulpverlening snel de woning binnen kan komen. Deze voorziening is bedoeld voor zowel acute ongeplande zorg (reageren op een alarmmelding) als geplande zorg. Met als technische vormgeving: Er zijn inmiddels meer dan 10 verschillende oplossingen. Variërend van sleutelkluisjes in diverse soorten, elektronische sloten en sleutels en het op afstand kunnen openen van de deur door de zorgcentrale. Het gaat dan om oplossingen die worden gebruikt voor de zogenoemde sleutelproblematiek die speelt bij de professionele alarmopvolging bij de extramurale zorg/thuiszorg.
21
22
Zie www.domoticawonenzorg.nl onder domotica voor thuiswonende mensen met dementie Bij één van de systemen opgenomen in de systeemwijzer ondervangt het systeem zelf het ontstaan van valse meldingen door in- en vooral weer uitlopend zorgpersoneel.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
44
5.4 Groep 5: Functie voor alleen de satellietwoningen Het gaat hierbij om de volgende functie: Groep 5 Functie specifiek voor de satellietwoningen PG
16. Zorg op maat door meer uitgebreide leefstijl/leefpatroon monitoring of meer beperkte slaapmonitoring -> O Opmerking: leefpatroonmonitoring is alleen toepasbaar bij alleenwonenden en vooral relevant bij (mogelijke) dementie en/of de Ziekte van Parkinson
Deze functie heeft de volgende omschrijving: Omschrijving functie 16 Zorg op maat door leefstijl-/ leefpatroonmonitoring of slaapmonitoring Zorgprofessionals, bijvoorbeeld Eerst Verantwoordelijk Verpleegkundigen (en casemanagers dementie), worden in staat gesteld het dagelijks levenspatroon te volgen. Dit dagelijkse levenspatroon wordt gemeten door sensoren in de woning, en vastgelegd in een slim computerprogramma. De aangewezen hulpverlener kan periodiek (bijvoorbeeld eens per week) inloggen op deze computer. Daarbij krijgt hij een overzicht van: • Het dagelijkse levenspatroon van de afgelopen week, afgezet tegen de periode daarvoor (bijvoorbeeld de week of maand daarvoor). Hierbij gedacht worden aan veranderingen in het slaap-waak ritme of het gebruik van voeding en medicijnen. • Een speciale aanduiding (en bij voorkeur ook een signaal naar de zorgverlener) als er sprake is van een trendbreuk ten opzichte van het normale levenspatroon. Hierdoor kunnen vroegtijdig veranderingen in het dementieproces worden gesignaleerd en kan de zorg voor de cliënt vroegtijdig worden aangepast. Een meer beperkte variant is alleen monitoring op het slaap/waakritme van een bewoner Overwegingen bij toepassing Deze functie is alleen toepasbaar bij mensen met dementie en/of de Ziekte van Parkinson die alleen wonen. Slaapmonitoring is echter wel toepasbaar bij een meerpersoonshuishouden. Er zijn een beperkt aantal zorgorganisaties die deze functie en bijbehorende technologie nu structureel toepassen. In de meeste gevallen als vervolg op pilots met bijbehorend evaluatieonderzoek. Uit deze evaluatieonderzoeken komen de volgende resultaten naar voren: • Verbetering van de kwaliteit van zorg, waarbij dit vooral voortvloeit uit het beter op de hoogte zijn van de actuele situatie. De zorg loopt niet meer achter de feiten aan. • Minder fysieke huisbezoeken door bijvoorbeeld de Eerst Verantwoordelijke Verpleegkundigen. • Minder subjectieve stress bij de mantelzorgers Uit opgestelde maatschappelijke businesscases komen positieve businesscases naar voren. Voor voorbeeldprojecten, evaluatieonderzoeken en maatschappelijke business cases op het onderwerp leefstijl/leefpatroonmonitoring of slaapmonitoring: zie www.domoticawonenzorg.nl
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
45
De overweging om deze functie alleen toe te passen bij de satellietwoningen: de bewoners van de PG-afdeling worden in tegenstelling tot de bewoners van de satellietwoningen meer gezien door de zorgverlening, met name door de verpleegkundigen. Via deze weg worden de kenmerkende langzame veranderingen bij dementie in principe eerder opgepikt. Daarnaast speelt het gegeven dat deze technologie uitgaat van het volgen van het dagelijks leefpatroon binnen een woning. Bewoners van een PG-afdeling verblijven in het algemeen een groot deel van hun dag in de gezamenlijke woonkamer. Dit onderbreekt de monitoring waardoor het volgen van het dagelijks leefpatroon sterk bemoeilijkt wordt. Zoals aangegeven is een beperkter alternatief alleen slaapmonitoring. Dit is eventueel wel toepasbaar op ook de PG-afdeling. Bij toepassing van de biologische klok stimulerende verlichting (functie 9) op de PG-afdeling kan deze slaapmonitoring tegelijkertijd functioneren als feedback-instrument: is er een effect van de biologische klok stimulerende verlichting bij een individuele cliënt? Technische vormgeving Voor deze functie is altijd een ICT infrastructuur in de woning nodig in combinatie met intelligente software. Het ICT-platform in de woning is via internet verbonden met een server. Tevens is een sensorennetwerk nodig bestaande uit bewegingsmelders en bijvoorbeeld magneetcontacten op de koelkast en keukenkastjes. Bij alleen slaapmonitoring beperkt het tot één specifieke sensor boven het bed of te dragen technologie.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
46
6.Bedieningsscherm Een domoticasysteem kan ook worden uitgerust met een bedieningsscherm. Dit is software waarmee het zorgpersoneel de instellingen van de diverse functies op cliëntniveau kan aanpassen. Let op: het onderstaande voorbeeldscherm van het voorbeeldproject De Beukenhof van Inovum te Loosdrecht is direct te herleiden tot een bepaald domoticasysteem van een bepaalde systeem integrator. Het is slechts bedoeld als voorbeeld.
Het bovenstaande scherm noemen we ook wel ‘profielscherm bewoner’. Hierin kan een zorgmedewerker per bewoner een persoonlijk profiel instellen, afhankelijk van zijn/haar zorgbehoefte. Bij het voorbeeldproject De Beukenhof van Inovum geldt voor het gebruik van dit scherm de volgende procedure: • Alleen de contactverzorgende van de groepswoning is bevoegd en bekwaam om profielen van de individuele cliënt in te stellen en indien nodig te wijzigen. • Wijzigen kan alleen wanneer de contactverzorgende een aantal dagen heeft geobserveerd. Wijzigingen meldt hij/zij altijd aan de eerste contactpersoon van de cliënt. • De contactverzorgende stelt het individuele bewonersprofiel in. Dit doet hij/zij in overleg met teamgenoten en de eerste contactpersoon van de cliënt. Het invullen van het profiel gaat volgens een 7-stappenplan. • Een bijgesteld profiel zoals opgeslagen in het domoticasysteem onder 'profielscherm bewoner' dient in de procedure te worden overgenomen in een formulier en in het cliëntdossier opgeborgen. Het formulier is een kopie
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
47
•
van het invoerscherm 'profiel bewoner' met daarboven in te vullen gegevens van de woning, naam cliënt, kamernummer, naam contactverzorgende en datum. Dit formulier dient ook voorzien te worden van een handtekening. In het cliëntdossier hoort altijd het meest recente profiel te zitten. Als de contactverzorgende niet aanwezig is, kan een andere contactverzorgende of een teamhoofd het profiel instellen of wijzigen.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
48
7.Technische opzet in hoofdlijnen Onderstaand schema geeft in hoofdlijnen de technische opzet voor een zorggebouw dat bestaat uit de PG-afdeling en ernaast satellietwoningen: PG-afdeling Satellietwoningen PG ZZP4/ZZP 5 ICT-platform ICT-platform
Satellietwoning met eigen ICTplatform
Server
DECT-handset PDA, smartphone of tablet PC
ICT-platform
Satellietwoning met eigen ICTplatform
Externe server
Toelichting: • Woningen in het kleinschalig groepswonen/PG-verpleegafdeling en de (woon)zorgwoningen hebben eenzelfde bekabelde technische infrastructuur. Dat is een systeem met verspreid in de groepswoningen en in de (woon)zorgappartementen een ICT-platform dat via een CAT 5-6 (-plus) bekabeling is verbonden met een centrale server. De modernste verpleegoproepsystemen hebben inmiddels een dergelijke basisopzet. Op het ICT-platform kan – indien gewenst - een unit voor verpleegoproep/zorgoproep worden aangesloten. Eventueel kan ook een spreek/luisterverbinding worden aangesloten, net als diverse draadloze sensoren en camera’s als onderdeel van een camerasysteem. • Er zijn systemen waarbij dit ICT-platform zich op kamerniveau bevindt. Het aantal ICT-platforms komt dan overeen met het aantal kamers. Er is ook een systeem dat werkt met één ICT-platform op 6 kamers met vandaar af draadloze verbindingen naar de sensoren. Dit systeem is daarmee grotendeels draadloos en goed aan te brengen in een bestaande situatie, eventueel ook naast een bestaand verpleegoproepsysteem voor een overgangsfase. Een ander systeem zoals opgenomen in de systeemwijzer werkt met het concept van 1 op 4: 1 ICT-platform op 4 kamers. • Voor de satellietwoningen wordt overal plaatsbare en verplaatsbare domotica/zorg op afstand toegepast, afhankelijk van de zorgvraag. Dit gebeurt in de vorm van softwarepakketten met randapparatuur die kunnen worden geplaatst op de ICT-infrastructuur. In tegenstelling tot de PG-afdeling maakt een ICT-platform integraal onderdeel uit van de verplaatsbare domoticapakketten. Die wordt dan in principe één op één toegepast. © VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
49
•
•
•
•
Voor de satellietwoningen zijn er twee opties: Of: de bekabelde infrastructuur (CAT 6 plus) wordt of is al doorgetrokken naar alle woningen die mogelijk kunnen fungeren als satellietwoningen. Hierop wordt dan het ICT-platform aangesloten. Of: het ICT-platform wordt aangesloten op het (openbare) internet en legt op deze wijze verbindingen met de server(s) van het systeem. Al dan niet ingebed in een Virtual Private Network (VPN). De communicatie vanuit het systeem (routering meldingen) naar het zorgpersoneel vindt plaats via DECT-handsets, PDA’s, smartphones of tablet PC’s en/of vaste schermen (‘kiosk’, ‘zorgkast’). Deze keuze wordt vooral bepaald door de vraag of het wenselijk is dat zorgpersoneel overal in het gebouw camerabeelden kan bekijken. Als dit wenselijk is valt de keuze op een PDA, smartphone of tablet PC, waarmee de trend de tablet PC is. Bij de keuze voor het gebruiken van DECT-handsets komt er een DECTcommunicatie/telefonienetwerk binnen het complex. Bij de keuze voor het gebruik van PDA’s of tablet PC komt er een –versterkt - wifi/wireless LAN-netwerk voor draadloos internet binnen het gebouw. Telefonie gaat dan via Voice over IP. In de (woon)zorgwoningen zijn er ook ICT-platforms. In het bovenstaande schema zijn die ook aangesloten op het interne bekabelde ICT-netwerk. Een alternatief is deze aan te sluiten op het openbare internet, al dan niet ingebed in een Virtual Private Network (VPN). Dit is in ieder geval de vorm voor solitaire woningen in de wijk. Het zorgpersoneel kan dan voor de communicatie en de ontvangst van meldingen in het gebouwdeel met de satellietwoningen een smartphone met een abonnement op draadloos internet gebruiken. Naast de ontvangst van meldingen in de vorm van tekstberichten (SMS) kan deze smartphone ook gebruikt worden om beelden van camera’s in een woning te bekijken. Bijvoorbeeld om een melding te verifiëren. De smartphone functioneert dan binnen de PG-afdeling op een wifi/WLAN netwerk. Met name voor de satellietwoningen scheelt dit in de investeringskosten in vergelijking met een DECT-telefonienetwerk of een wifi/WLAN-netwerk. Tenzij een dergelijk netwerk er al ligt en voorlopig nog niet is afgeschreven. Er is ook een externe server die via het openbare internet in verbinding staat met de ICT-infrastructuur in het zorgcentrum. Deze heeft een tweeledige functie: 1. In de eerste plaats is dit de reserve-server (redundant server) voor het geval de server op de locatie zelf niet meer functioneert. 2. Daarnaast kan op deze externe server de software functioneren voor de functie zorg op maat via leefstijlmonitoring (zie functie 15). De functionaliteit hiervan is minder precair op het aspect van veiligheid. Vandaar de keuze de software op een externe server te laten functioneren.
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
50
Bijlage 1: Ondersteuningsaanbod bij deze functiewijzer Vilans heeft veel ervaring met het ondersteunen van interne werkgroepen bij het opstellen van een functioneel programma van eisen voor domotica voor bijvoorbeeld bepaalde locaties of voor het gehele aanbod van een zorgorganisatie. In de toolkit ‘’Zorg met ICT’’ van ActiZ, TNO en Vilans is het realisatieproces beschreven. Het opstellen van een functioneel Programma van Eisen is hierin onderdeel van stap 3. Hiervoor zijn de functiewijzers van Vilans te gebruiken zoals die zijn opgesteld voor doelgroepen en settings. De ondersteuning door Vilans behelst het volgende: • Een functiewijzer (of meerdere functiewijzers, afhankelijk van de vraag) wordt als uitgangspunt genomen voor een discussie met de werkgroep. Voor bijvoorbeeld een te transformeren zorgcentrum zijn vier bijeenkomsten benodigd. Van bijeenkomst naar bijeenkomst wordt de functiewijzer aangepast tot een functioneel Programma van Eisen als de nadere invulling voor de locatie(s). Binnen de werkgroep is het doel consensus te bereiken over de functies die men wil realiseren en op hoofdlijnen de technische invulling hiervan, voor zover dit relevant is. Het finale document kan daarna voorgelegd worden aan de Raad van Bestuur. De volgende stap is dat het document functioneel Programma van Eisen gebruikt kan worden als onderlegger voor het aanvragen van offertes bij systeem integratoren en/of producenten/leveranciers van domotica. Zie verder de toolkit Zorg met ICT. • Vilans geeft gedurende de discussies in de werkgroep inhoudelijke toelichtingen vanuit de zorgpraktijk die het ‘’papieren verhaal’’ van de functiewijzer tot leven brengt. Op deze wijze wordt de kloof tussen zorgpraktijk en de technische (on)mogelijkheden overbrugd. • Vervolgstappen waarbij Vilans ondersteuning kan bieden zijn: de keuze van een systeem integrator of producent/leverancier en het opstellen voor de specifieke locatie(s) van een business case. Voor een dergelijk traject wordt een overeenkomst aangegaan tussen de opdrachtgevende zorgorganisatie en Vilans als opdrachtnemer. Via het abonnement op de Kenniscirkel Domotica voor Wonen en Zorg is daarnaast of in plaats van een opdracht kennis op te halen uit bijvoorbeeld het voor abonnees toegankelijke deel van deze website en bijvoorbeeld de bijeenkomsten op interessante locaties die de Kenniscirkel regelmatig organiseert. Zie www.domoticawonenzorg.nl
© VILANS 13-12-2013 /
Toolkit Zorg met ICT– onderdeel: functiewijzer bestaand zorgcentrum, transformatie naar kern PG en zwevende zorgwoningen voor PG als satelliet.
51