Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Omzendbrief betreffende de bestrijding van zoönotische Salmonella bij gebruikspluimvee van het type vlees
Referentie Huidige versie Trefwoorden
PCCB/S2/589616 3
19/11/2013 Datum van publicatie Salmonella – bestrijdingsprogramma – braadkippen – vleeskalkoenen – gebruikspluimvee type vlees – eenden – ganzen - parelhoenders
Opgesteld door Katie Vermeersch, attaché
Datum Van toepassing vanaf
Goedgekeurd door Herman Diricks, directeur-generaal
1. Doel Deze omzendbrief geeft een beschrijving van de Salmonellabestrijding bij braadkippen en vleeskalkoenen zoals opgelegd door Europese en Belgische regelgeving. Eveneens bevat de omzendbrief een beschrijving van de Salmonella-analyses die moeten worden uitgevoerd bij ander gebruikspluimvee van het type vlees.
2. Toepassingsgebied De omzendbrief is van toepassing op bedrijven met gebruikspluimvee van het type vlees van de soorten kippen, kalkoenen, eenden, ganzen en/of parelhoenders met een capaciteit van minimaal 200 stuks van de betrokken soort en categorie. Hoofdstuk 5.1 is enkel van toepassing op bedrijven met braadkippen en vleeskalkoenen met uitzondering van de bedrijven die enkel en alleen rechtstreeks vlees leveren aan de eindconsument, hoofdstuk 5.2 is van toepassing op bedrijven met eenden, ganzen en parelhoenders met uitzondering van de bedrijven met geringe capaciteit en hoofdstuk 5.3 is van toepassing op bedrijven met braadkippen en/of vleeskalkoenen die enkel en alleen rechtstreeks vlees leveren aan de eindconsument.
3. Referenties 3.1. Wetgeving
KB van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van Salmonella bij pluimvee zoals gewijzigd; MB van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van Salmonella bij pluimvee zoals gewijzigd; KB van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee;
1
Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van Salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers; zoals gewijzigd; Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft eisen voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van Salmonella; Verordening (EU) nr. 200/2012 van de Commissie van 8 maart 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella Typhimurium bij koppels slachtkuikens, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en Raad; Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels kalkoenen, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad.
3.2. Andere
Vademecum voor het houden van en de Salmonellabestrijding bij pluimvee; Omzendbrief betreffende de algemene toelatingsvoorwaarden voor het houden van pluimvee; Salmonella Actie Plan 2013.
4. Definities en afkortingen
Agentschap: CODA: Erkend laboratorium:
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie; een laboratorium dat erkend is door het Agentschap voor het nemen van specifieke stalen of voor het uitvoeren van specifieke analyses. De lijst met erkende laboratoria is terug te vinden op de website van het Agentschap.
5. Salmonellabestrijding bij gebruikspluimvee van het type vlees 5.1. Salmonellabestrijding bij braadkippen en vleeskalkoenen Het bestrijdingsprogramma bij braadkippen en vleeskalkoenen is van toepassing voor alle bedrijven met 200 of meer braadkippen of vleeskalkoenen Een uitzondering hierop zijn de bedrijven met geringe capaciteit (< 5.000 stuks) die enkel en alleen kleine hoeveelheden vers vlees direct leveren aan de eindverbruiker (zonder tussenkomst van het slachthuis). De beschrijving hieronder geldt zowel voor braadkippen als vleeskalkoenen, tenzij anders vermeld. De monsters voor de monitoring worden genomen bij eendagskuikens en in de laatste 3 weken voor de slacht. De monsters mogen genomen worden door de sanitair verantwoordelijke van het beslag, de bedrijfsdierenarts of een erkend laboratorium. De sanitair verantwoordelijke van het beslag blijft verantwoordelijk voor het nemen van de monsters. Het resultaat bekomen door deze bemonsteringen worden op het VKI-document vermeld. Bij eendagskuikens wordt de bemonstering uitgevoerd op de inlegvellen van de aanvoerende kratten. Deze bemonstering moet niet uitgevoerd worden indien er reeds monsters werden genomen van de 2
eendagskuikens in de broeierij. De resultaten van deze bemonsteringen moeten 5 jaar aanwezig blijven op het pluimveebedrijf. De bemonstering- en analysemethoden worden beschreven in het Vademecum voor het houden van en de Salmonellabestrijding bij pluimvee. De bemonstering in de laatste 3 weken voor de slacht wordt uitgevoerd per hok of op bedrijven met geringe capaciteit per productieronde (zie hiervoor de omzendbrief betreffende de algemene toelatingsvoorwaarden voor het houden van pluimvee). De bemonstering mag uitgevoerd worden in de laatste 6 weken voor de slacht indien: de braadkippen meer dan 81 dagen worden gehouden of onder biologische slachtkuikenproductie vallen; de kalkoenen meer dan 100 dagen worden gehouden of onder biologische productie van kalkoenen vallen. Er worden twee paar overschoenen genomen. Bij koppels met vrije uitloop worden de monsters alleen in de ruimte binnen de stal verzameld. Alle overschoenen moeten tot één monster worden samengevoegd. Voordat de overschoenen worden aangetrokken, moet het oppervlak ervan worden bevochtigd met steriel water of een oplosmiddel voor maximale terugwinning. Het gebruik van water met antimicrobiële stoffen of toegevoegde ontsmettingsmiddelen is verboden. Voor het bevochtigen van de overschoenen wordt de vloeistof in de overschoenen gegoten voordat zij worden aangetrokken. Het oplosmiddel kan ook worden aangebracht na het aantrekken van de schoenen met behulp van een verstuiver of spuitfles. Er wordt voor gezorgd dat alle afdelingen van een stal op evenredige wijze bij de bemonstering worden vertegenwoordigd. Elk paar moet circa 50 % van de ruimte van de stal bestrijken. Als de bemonstering voltooid is, worden de overschoenen voorzichtig uitgetrokken zodat het aanhangend materiaal niet loskomt. De overschoenen kunnen binnenstebuiten worden gekeerd zodat er geen materiaal van afvalt. De 2 paar overschoenen worden in één zak of een pot gedaan en van een etiket voorzien. Het nodige materiaal (zakken of potten, de etiketten en een inzendformulier voor de bemonstering) kan bekomen worden bij de bevoegde laboratoria. De bedrijfsdierenarts kan meer uitleg verschaffen over de technische aspecten van deze bemonsteringsmethode. Elk staal wordt vergezeld van een inzendformulier. Op het inzendformulier wordt volgende informatie verstrekt:
beslagnummer; beslagadres; naam van de verantwoordelijke; hoknummer volgens bedrijfsplan; datum opzet toom; geboortedatum van de toom; identificatie bedrijfsdierenarts; identificatie van de staalnemer: verantwoordelijke, bedrijfsdierenarts of erkend laboratorium; pluimveesoort: kippen of kalkoenen; categorie pluimvee: gebruikspluimvee; type pluimvee: vlees; onderzoekstijdstip: eendagskuikens of uitgangscontrole; bij eendagskuikens: identificatie van de broeierij van herkomst; aard van het materiaal: inlegvellen of overschoenen; datum van bemonstering; handtekening van de verantwoordelijke.
3
Enkel geaccrediteerde en door het Agentschap erkende laboratoria komen in aanmerking voor de analyse (lijst erkende laboratoria). De stalen worden binnen de 48 uur na staalname binnengebracht tijdens de kantooruren in één van de op de bovenvermelde lijst voorkomende laboratoria. Indien een staal positief is voor Salmonella wordt eveneens het serotype bepaald door het CODA. De kosten voor bemonstering, detectie van Salmonella en serotypering worden gedragen door de pluimveehouder. Het bestrijdingsprogramma bevat volgende maatregelen: 1) Indien een toom voor de eerste keer positief is voor zoönotische Salmonella worden volgende maatregelen opgelegd:
het is verboden de toom te behandelen met antimicrobiële middelen met het doel zoönotische Salmonella te bestrijden; de toom wordt bestemd om logistiek geslacht te worden op het einde van de productie; voor de opzet van een nieuwe toom pluimvee wordt de stal grondig gereinigd en ontsmet. De nodige sanitaire leegstand (minstens tot de stal volledig droog is) wordt gerespecteerd; na de nodige sanitaire leegstand en vóór de opzet van een nieuwe toom wordt een hygiënogram uitgevoerd door een erkend laboratorium volgens de instructies van het Agentschap; na de nodige sanitaire leegstand en vóór de opzet van een nieuwe toom wordt een swabonderzoek naar Salmonella uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts of door een erkend laboratorium; afhankelijk van het resultaat van het hygiënogram en het swabonderzoek worden de maatregelen opgelegd zoals weergegeven in onderstaande tabel. De bemonstering wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. Per plaatje wordt een score toegekend afhankelijk van het aantal kolonievormende eenheden (kve) op het plaatje. X is het gemiddelde van alle scores toegekend aan de individuele plaatjes: o 0 kve/plaatje: score 0 o 1 t/m 40 kve/plaatje: score 1 o 41 t/m 120 kve/plaatje: score 2 o 121 t/m 400 kve/plaatje : score 3 o meer dan 400 kve/plaatje : score 4 o ontelbaar: score 5
Te nemen maatregelen afhankelijk van de score: RESULTAAT HYGIENOGRAM X ≤ 1,5
RESULTAAT SWABCONTROLE Negatief voor Salmonella spp.
X ≤ 1,5
Positief voor Salmonella spp.
1,5 < X ≤ 3,0
Negatief voor Salmonella spp.
1,5 < X ≤ 3,0
Positief voor Salmonella spp.
MAATREGELEN Geen maatregelen Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning; Na volgende leegstandperiode swabcontrole Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning; Na volgende leegstandperiode hygiënogram Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning;
4
X > 3,0
Negatief of positief voor Salmonella spp.
Na volgende leegstandperiode hygiënogram en swabcontrole. Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning; Na volgende leegstandperiode: laten ontsmetten door een externe firma; hygiënogram ; swabcontrole.
bij een niet-conform resultaat van het wateronderzoek is het gebruik van het water van de waterwinning verboden totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat dit water conform is.
De technische modaliteiten voor de bemonsteringen en de analyses worden beschreven in het Vademecum voor het houden van en de bestrijding van Salmonella bij pluimvee. 2) Indien een toom voor een tweede opeenvolgende keer positief is voor hetzelfde serotype zoönotische Salmonella, worden dezelfde maatregelen opgelegd als hierboven beschreven en worden eveneens volgende maatregelen opgelegd:
de stal wordt grondig gereinigd. De ontsmetting van de stal wordt uitgevoerd door een extern bedrijf. De nodige sanitaire leegstand (minstens tot de stal volledig droog is) wordt gerespecteerd; indien gebruik gemaakt wordt van een extern bedrijf voor het laden, gebeurt het laden als laatste activiteit van de dag.
3) Indien een toom voor een derde opeenvolgende positief is, worden alle maatregelen zoals hierboven beschreven opgelegd en moet de verantwoordelijke zijn bedrijf laten begeleiden door de bedrijfsdierenarts. De begeleiding bestaat minimaal uit:
een epidemiologisch onderzoek om de contaminatiebron te identificeren; een optimalisatie van de bioveiligheid en de hygiëne.
Een protocol voor het epidemiologisch onderzoek en een checklist voor de optimalisatie van de bioveiligheid en de hygiëne is terug te vinden in het ‘Salmonella Actie Plan’. Telkens een toom positief is voor Salmonella zal u hiervan een bevestiging ontvangen van het Agentschap door middel van een brief. In de brief zullen de maatregelen nog eens opgesomd worden. Om zo weinig mogelijk invloed te hebben op het productieproces werd geopteerd om maatregelen te nemen die de opzet van een nieuwe toom niet in het gedrang brengen. Gezien de korte tijdspanne tussen het kenbaar zijn van het resultaat en de opzet van de volgende toom is het mogelijk dat de brief van het Agentschap u pas bereikt op het ogenblik dat de volgende toom reeds opgezet is. Het is aan u om bij de opzet van een volgende toom uw verantwoordelijkheid op te nemen en de hierboven vermelde maatregelen uit te voeren. Het Agentschap zal steekproefsgewijs de opvolging van de maatregelen controleren.
Voor de preventieve maatregelen in de bestrijding van Salmonella vormen de structurele en werkingsmaatregelen opgenomen in de algemene toelatingsvoorwaarden voor het houden van pluimvee een belangrijke basis. De voorwaarden zijn terug te vinden in de omzendbrief betreffende de algemene toelatingsvoorwaarden voor het houden van pluimvee.
5
5.2. Salmonellabestrijding bij de overige soorten gebruikspluimvee Bij eenden, ganzen en parelhoenders wordt een controle uitgevoerd op de aanwezigheid van Salmonella in de laatste 3 weken voor het slachten op dezelfde wijze als voor braadkippen en vleeskalkoenen. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken worden meegedeeld aan de volgende schakel in de voedselketen. Indien de volgende schakel een slachthuis is, worden ze meegedeeld op het VKI-document. De ontvanger van de resultaten houdt ze 5 jaar bij. Bij positieve resultaten geldt de volgende maatregel: het is verboden het pluimvee te behandelen met antimicrobiële middelen met het doel zoönotische Salmonella te bestrijden;
5.3. Salmonellabestrijding op bedrijven met rechtstreekse verkoop van vlees Gebruikspluimveebedrijven met braadkippen en/of vleeskalkoenen die enkel en alleen rechtstreeks vlees verkopen aan de eindconsument, moeten niet voldoen aan hoofdstuk 5.1. Om toch de veiligheid inzake Salmonella van de producten te garanderen moeten 2 maal per jaar, bij alle op dat ogenblik aanwezige tomen of productieronden (zie omzendbrief betreffende de algemene toelatingsvoorwaarden voor het houden van pluimvee) met dieren van minimaal 3 weken oud, onderzoeken uitgevoerd worden op de aanwezigheid van Salmonella. De onderzoeken worden uitgevoerd op toomniveau (1 analyse per aanwezige toom) of indien van toepassing, op het niveau van de productieronden (1 analyse per aanwezige productieronde). De verantwoordelijke kan eveneens een beroep doen op de bedrijfsdierenarts of op een erkend laboratorium voor de uitvoering van de bemonstering. De resultaten van alle onderzoeken worden meegedeeld aan de volgende schakel van de voedselketen. De ontvanger van de resultaten houdt deze 5 jaar bij. Indien Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium wordt teruggevonden in een toom of een productieronde, moeten volgende maatregelen worden toegepast: voordat nieuw pluimvee mag worden opgezet in de betrokken hokken, moet aan volgende voorwaarden worden voldaan: o de hokken werden volledig geledigd; o de hokken werden volledig gereinigd en ontsmet; o de hokken zijn volledig opgedroogd; o na het opdrogen werd door de bedrijfsdierenarts een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van zoönotische Salmonella; o indien het hierboven vermelde onderzoek positief is voor Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium, werd door de bedrijfsdierenarts of een erkend laboratorium een bacteriologisch onderzoek uitgevoerd op het water van de waterwinning. Bij nietconform resultaat wordt het water van de waterwinning niet meer gebruikt totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat dit water conform is; de toom of productieronde volgend op de positieve toom of productieronde, wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van Salmonella binnen de 3 weken voor het slachten van de eerste dieren uit de toom of productieronde. De methoden voor bemonstering en analyses worden beschreven in het Vademecum voor het houden van en de bestrijding van Salmonella bij pluimvee.
6
6. Bijlagen Niet van toepassing.
7. Overzicht van de revisies Versie 2
3
Overzicht van de revisies van de omzendbrief Van toepassing vanaf Reden en omvang van de revisie 10/01/2011 De opsomming van de erkende labo’s werd vervangen door een link naar een tabel van DG Labo met erkende laboratoria. De lay-out werd aangepast aan de nieuwe stijl. Publicatie Verwijderen van de referenties naar de gezondheidskwalificatie; Toevoegen van de monitoring van Salmonella bij eenden, ganzen en parelhoenders; Toevoegen van de monitoring en maatregelen op bedrijven met vleeskalkoenen en braadkippen die rechtstreeks vlees leveren aan de eindconsument; Enkele kleine aanpassingen door de publicatie van VO (EU) nrs. 200/2012 en 1190/2012.
7